6.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/91


BESLUIT nr. 1/2006 VAN HET GEMENGD VETERINAIR COMITÉ INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE DE HANDEL IN LANDBOUWPRODUCTEN

van 1 december 2006

tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 10 van bijlage 11 bij de overeenkomst

(2007/61/EG)

HET COMITÉ,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (hierna „de landbouwovereenkomst” genoemd), en met name op artikel 19, lid 3, van bijlage 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De landbouwovereenkomst is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 19, lid 1, van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst wordt een Gemengd Veterinair Comité opgericht, dat elke kwestie die betrekking heeft op genoemde bijlage en op de uitvoering daarvan onderzoekt en bovendien alle taken in verband met deze bijlage op zich neemt. Overeenkomstig lid 3 van dat artikel kan het Gemengd Veterinair Comité besluiten de aanhangsels van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst te wijzigen, met name met de bedoeling die aan te passen en bij te werken.

(3)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst zijn voor de eerste keer gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Veterinair Comité ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 25 november 2003 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (1).

(4)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5 en 11 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst zijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2004 van het Gemengd Veterinair Comité ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten van 9 december 2004 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 11 van bijlage 11 bij de overeenkomst (2).

(5)

Aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst is gewijzigd bij Besluit nr. 1/2005 van het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten opgerichte Gemengd Veterinair Comité van 21 december 2005 tot wijziging van aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de Overeenkomst (3).

(6)

De Zwitserse Bondsstaat heeft zich ertoe verbonden om de bepalingen van Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (4), van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (5) en van Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 (6) in zijn nationale wetgeving op te nemen.

(7)

De Zwitserse Bondsstaat heeft zich ertoe verbonden om de bepalingen van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (7) in zijn nationale wetgeving op te nemen.

(8)

De Zwitserse Bondsstaat heeft zich ertoe verbonden om de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (8), van Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (9) en van Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (10) in zijn nationale wetgeving op te nemen.

(9)

Aanhangsel 1 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst moet worden gewijzigd om rekening te houden met de communautaire en Zwitserse wetgeving inzake zoönoses en met de bijzondere bepalingen betreffende het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat.

(10)

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 5 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst moet worden aangepast aan de wijzigingen in de communautaire en Zwitserse wetgeving zoals die op 1 juli 2006 van kracht was.

(11)

De in de Zwitserse wetgeving vastgestelde sanitaire maatregelen worden wat voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten betreft, voor commerciële doeleinden als gelijkwaardig erkend. Aanhangsel 6 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst moet derhalve worden gewijzigd.

(12)

De bepalingen van de aanhangsels 5 en 10 van bijlage 11 bij de landbouwovereenkomst worden uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw bezien,

BESLUIT:

Artikel 1

De aanhangsels 1, 2, 3, 4, 6 en 10 van bijlage 11 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten worden vervangen door de respectieve teksten in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Aanhangsel 5, hoofdstuk 3, punt V, onder A, van bijlage 11 van de landbouwovereenkomst wordt vervangen door:

„A.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om voor de controles op levende dieren afkomstig uit andere landen dan die waarop deze bijlage betrekking heeft, ten minste de in hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde vergoedingen voor officiële controles te innen, met de in bijlage V bij die verordening vermelde minima.”

Artikel 3

Dit besluit, opgesteld in twee exemplaren, wordt door de medevoorzitters of andere personen die gemachtigd zijn namens de partijen op te treden, ondertekend.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop de laatste handtekening wordt gezet.

Ondertekend te Bern, 1 december 2006.

Namens van de Zwitserse Bondsstaat

Hans WYSS

Hoofd van de delegatie

Ondertekend te Brussel, 1 december 2006.

Namens van de Europese Gemeenschap

Paul VAN GELDORP

Hoofd van de delegatie


(1)  PB L 23 van 28.1.2004, blz. 27.

(2)  PB L 17 van 20.1.2005, blz. 1.

(3)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 93.

(4)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.

(5)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(6)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12.

(7)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(8)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(9)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.

(10)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60.


BIJLAGE

Aanhangsel 1

BESTRIJDINGSMAATREGELEN/MELDING VAN ZIEKTEN

I.   Mond- en klauwzeer

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

1.

Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1), gewijzigd bij Beschikking 2005/615/EG van de Commissie van 16 augustus 2005 tot wijziging van bijlage XI bij Richtlijn 2003/85/EG van de Raad met betrekking tot nationale laboratoria in bepaalde lidstaten

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën) en 99-103 (specifieke maatregelen inzake de bestrijding van mond- en klauwzeer)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium, registratie, controle en beschikbaarstelling van vaccin tegen mond- en klauwzeer)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De Commissie en het Federaal Veterinair Bureau stellen elkaar in kennis van elk voornemen om een noodvaccinatie uit te voeren. In bijzonder dringende gevallen wordt pas achteraf gemeld welk besluit is genomen en hoe het is uitgevoerd. In elk geval vindt zo spoedig mogelijk overleg plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

3.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor de identificatie van het mond- en klauwzeervirus is het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage XVI bij Richtlijn 2003/85/EG.

II.   Klassieke varkenspest

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5), laatstelijk gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond — Bijlage II: Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte — 6. Landbouw — B. Veterinaire en fytosanitaire wetgeving — I. Veterinaire wetgeving (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 381)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën) en 116-121 (constatering van varkenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van de varkenspest)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

4.

Verordening van 23 juni 2004 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten, laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2005 (RS 916.441.22)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De Commissie en het Federaal Veterinair Bureau stellen elkaar in kennis van elk voornemen om een noodvaccinatie uit te voeren. In het Gemengd Veterinair Comité vindt zo spoedig mogelijk overleg plaats.

2.

Zo nodig stelt het Federaal Veterinair Bureau overeenkomstig artikel 117, lid 5, van de Verordening inzake epizoötieën technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van het merken en de behandeling van vlees dat afkomstig is uit de beschermings- en toezichtsgebieden.

3.

Overeenkomstig artikel 121 van de Verordening inzake epizoötieën verbindt Zwitserland zich ertoe om een programma uit te voeren voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens, als omschreven in de artikelen 15 en 16 van Richtlijn 2001/89/EG. In het Gemengd Veterinair Comité vindt zo spoedig mogelijk overleg plaats.

4.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

5.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van Richtlijn 2001/89/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

6.

Zo nodig stelt het Federaal Veterinair Bureau overeenkomstig artikel 89, lid 2, van de Verordening inzake epizoötieën de technische uitvoeringsbepalingen vast ten aanzien van de serologische tests van de varkens in de beschermings- en toezichtsgebieden overeenkomstig hoofdstuk IV van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG (PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71).

7.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor klassieke varkenspest is het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover, Bünteweg 17, D-30559 Hannover, Duitsland. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage IV bij Richtlijn 2001/89/EG.

III.   Afrikaanse varkenspest

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27), laatstelijk gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond — Bijlage II: Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte — 6. Landbouw — B. Veterinaire en fytosanitaire wetgeving — I. Veterinaire wetgeving (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 381)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën) en 116-121 (constatering van varkenspest bij het slachten, specifieke maatregelen inzake de bestrijding van de varkenspest)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

4.

Verordening van 23 juni 2004 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten, laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2005 (RS 916.441.22)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het communautair referentielaboratorium voor Afrikaanse varkenspest is het Centro de Investigación en Sanidad Animal, 28130 Valdeolmos, Madrid, Spanje. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage V bij Richtlijn 2002/60/EG.

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

3.

In toepassing van artikel 89, lid 2, van de Verordening inzake epizoötieën stelt het Federaal Veterinair Bureau zo nodig overeenkomstig de bepalingen van Beschikking 2003/422/EG (PB L 143 van 11.6.2003, blz. 35) technische uitvoeringsbepalingen vast betreffende de diagnosemethoden voor Afrikaanse varkenspest.

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 20 van Richtlijn 2002/60/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

IV.   Paardenpest

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest (PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën) en 112-115 (specifieke maatregelen inzake de bestrijding van paardenpest)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Indien zich in Zwitserland een uitzonderlijk ernstige epizoötie voordoet, komt het Gemengd Veterinair Comité bijeen om de situatie te onderzoeken. De bevoegde Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om, met inachtneming van de uitkomsten van dit onderzoek, de nodige maatregelen te nemen.

2.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor paardenpest is het Laboratorio de Sanidad y Producción Animal, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, 28110 Algete, Madrid, Spanje. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage III bij Richtlijn 92/35/EEG.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 92/35/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

4.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

V.   Aviaire influenza

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

1.

Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

2.

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 122-125 (specifieke maatregelen betreffende aviaire influenza).

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor aviaire influenza is het Central Veterinary Laboratory, New Haw, Weybridge, Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage V bij Richtlijn 92/40/EEG en bijlage VII, punt 2, bij Richtlijn 2005/94/EG.

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 18 van Richtlijn 92/40/EEG, artikel 60 van Richtlijn 2005/94/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VI.   Ziekte van newcastle

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 40-47 (verwijdering en valorisatie van afval), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën) en 122-125 (specifieke maatregelen met betrekking tot de ziekte van Newcastle)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

4.

Instructie (technische richtlijn) van het Federaal Veterinair Bureau van 20 juni 1989 betreffende de bestrijding van paramyxovirose bij duiven (Bull. Off. vét. féd. 90(13), blz. 113 (vaccinatie enz.))

5.

Verordening van 23 juni 2004 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten, laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2005 (RS 916.441.22)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor de ziekte van Newcastle is het Central Veterinary Laboratory, New Haw, Weybridge, Surrey, KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage V bij Richtlijn 92/66/EEG.

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van Richtlijn 92/66/EEG.

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Richtlijn 92/66/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

VII.   Ziekten bij vissen en weekdieren

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

1.

Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (PB L 175 van 19.7.1993, blz. 23), laatstelijk gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond — Bijlage II: Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte — 6. Landbouw — B. Veterinaire en fytosanitaire wetgeving — I. Veterinaire wetgeving (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 381)

2.

Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (PB L 332 van 30.12.1995, blz. 33), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 06/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a en 10 (maatregel ter bestrijding van epizoötieën) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking).

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 3 en 4 (de bedoelde epizoötieën), 61 (verplichtingen van de pachters van visrechten en van de met het toezicht op de visserij belaste instellingen), 62-76 (algemene bestrijdingsmaatregelen) en 275-290 (specifieke maatregelen met betrekking tot visziekten, diagnoselaboratorium)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

In Zwitserland is het kweken van zalm momenteel niet toegestaan en komt ook geen zalm voor. Overeenkomstig de Verordening inzake epizoötieën wordt infectieuze zalmanemie door Zwitserland geclassificeerd als een ziekte die moet worden uitgeroeid.

2.

Momenteel worden in Zwitserland geen platte oesters gekweekt. Het Federaal Veterinair Bureau verbindt zich ertoe om, indien zich Bonamia ostreae of Marteilia refringens voordoet, de in de communautaire wetgeving vastgestelde noodmaatregelen te treffen op grond van artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

3.

In de in artikel 7 van Richtlijn 93/53/EEG bedoelde gevallen vindt de kennisgeving plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

4.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor visziekten is het Statens Veterinære Serumlaboratorium, Landbrugsministeriet, Hangøvej 2, 8200 Århus, Denemarken. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage C bij Richtlijn 93/53/EEG.

5.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

6.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 93/53/EEG, artikel 8 van Richtlijn 95/70/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

7.

In de in artikel 5 van Richtlijn 95/70/EEG bedoelde gevallen vindt de kennisgeving plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

8.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor ziekten bij weekdieren is het Laboratoire IFREMER, BP 133, 17390 La Tremblade, France. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage B bij Richtlijn 95/70/EEG.

VIII.   Overdraagbare spongiforme encefalopathieën

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 688/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 tot wijziging van de bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën en gespecificeerd risicomateriaal van runderen in Zweden (PB L 120 van 5.5.2006, blz. 10)

1.

Verordening van 27 mei 1981 inzake dierenbescherming, laatstelijk gewijzigd op 12 april 2006 (RS 455.1), en met name artikel 64f (bedwelmingsmethoden)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

3.

Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen, laatstelijk gewijzigd op 16 december 2005 (RS 817.0), en met name de artikelen 24 (inspectie en bemonstering) en 40 (controle van levensmiddelen)

4.

Verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108), en met name de artikelen 4 en 7 (delen van het karkas die niet mogen worden gebruikt)

5.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 6 (definities en afkortingen), 36 (vergunning), 61 (meldingsplicht), 130 (bewaking van het Zwitserse veebestand), 175-181 (overdraagbare spongiforme encefalopathieën), 297 (uitvoering in het land), 301 (taken van de kantondierenarts), 303 (opleiding en nascholing van officiële dierenartsen) en 312 (diagnoselaboratoria)

6.

Verordening van 10 juni 1999 inzake het Diervoederboek, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.307.1), en met name artikel 28 (vervoer van landbouwhuisdieren), bijlage 1, deel 9 (producten van landdieren), deel 10 (vissen en andere zeedieren, alsmede producten en bijproducten daarvan), en bijlage 4 (lijst van verboden stoffen)

7.

Verordening van 23 juni 2004 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten, laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2005 (RS 916.441.22)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het communautair referentielaboratorium voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën is het Veterinary Laboratories Agency, Woodham Lane New Haw, Addlestone, Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De taken en bevoegdheden van het laboratorium zijn vastgesteld in hoofdstuk B van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

2.

Overeenkomstig artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan voor de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van TSE's.

3.

Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 999/2001 worden dieren die van besmetting met een overdraagbare spongiforme encefalopathie worden verdacht, in de lidstaten van de Gemeenschap hetzij aan een officiële verplaatsingsbeperking onderworpen in afwachting van het resultaat van een klinisch en epidemiologisch onderzoek door de bevoegde autoriteit, hetzij gedood om onder officieel toezicht in een laboratorium te worden onderzocht.

Overeenkomstig de artikelen 179b en 180a van de Verordening inzake epizoötieënmogen mogen dieren die van besmetting met een overdraagbare spongiforme encefalopathie worden verdacht, in Zwitserland niet worden geslacht. De verdachte dieren moeten worden gedood zonder dat daarbij bloedverlies optreedt en worden verbrand; de hersenen moeten in het Zwitserse referentielaboratorium op TSE's worden getest.

Overeenkomstig artikel 10 van de Verordening inzake epizoötieën worden runderen in Zwitserland met behulp van een systeem voor permanente identificatie geïdentificeerd, zodat het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden getraceerd en kan worden vastgesteld dat de dieren niet afstammen van van BSE verdachte of met BSE besmette moederdieren.

Overeenkomstig artikel 179c van de Verordening inzake epizoötieën worden met BSE besmette dieren en de nakomelingen van met BSE besmette koeien die in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose zijn geboren, in Zwitserland gedood. Sinds 1 juli 1999 wordt ook per cohorte geruimd (van 14 december 1996 tot en met 30 juni 1999 werd het hele beslag geruimd).

4.

Overeenkomstig artikel 180b van de Verordening inzake epizoötieën worden met scrapie besmette dieren, de moederdieren, de nakomelingen van besmette moederdieren en alle andere schapen en geiten van het beslag in Zwitserland gedood, met uitzondering van:

schapen met ten minste één ARR-allel en geen VRQ-allel; en

dieren jonger dan twee maanden die uitsluitend voor de slacht bestemd zijn. Overeenkomstig de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten worden de kop en de organen van de buikholte van deze dieren verwijderd.

Bij zeldzame rassen kan uitzonderlijk worden afgezien van het doden van het hele beslag. In dat geval wordt het beslag gedurende twee jaar onder officieel veterinair toezicht geplaatst en worden de dieren in het beslag tweemaal per jaar klinisch onderzocht. Indien er tijdens deze periode dieren worden afgestaan om gedood te worden, worden de koppen, met inbegrip van de tonsillen, in het referentielaboratorium op TSE's onderzocht.

Deze maatregelen worden opnieuw bezien afhankelijk van de resultaten van het veterinaire toezicht op de dieren. Met name wordt de toezichtsperiode verlengd wanneer een nieuw ziektegeval in het beslag wordt vastgesteld.

Indien BSE bij een schaap of geit wordt bevestigd, verbindt Zwitserland zich ertoe om de maatregelen van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 toe te passen.

5.

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 verbieden de lidstaten van de Gemeenschap het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten in diervoeders voor landbouwdieren die voor de productie van levensmiddelen worden gehouden, vetgemest of gefokt. De lidstaten van de Gemeenschap passen een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van herkauwers toe.

Overeenkomstig artikel 18 van de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten geldt in Zwitserland sinds 1 januari 2001 een totaalverbod op het gebruik van dierlijke eiwitten in de voeding van landbouwhuisdieren.

6.

In toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig hoofdstuk A van bijlage III bij die verordening voeren de lidstaten van de Gemeenschap een jaarlijks programma voor toezicht op BSE uit. Dit programma omvat een snelle BSE-test op alle runderen ouder dan 24 maanden die een noodslachting hebben ondergaan, op het bedrijf zijn gestorven of bij de antemortemkeuring ziek zijn bevonden, en op alle dieren ouder dan dertig maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht.

De door Zwitserland gebruikte snelle BSE-tests zijn vermeld in hoofdstuk C van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

Overeenkomstig artikel 179 van de Verordening inzake epizoötieën wordt in Zwitserland verplicht een snelle BSE-test uitgevoerd op alle runderen ouder dan dertig maanden die een noodslachting hebben ondergaan, op het bedrijf zijn gestorven of bij de antemortemkeuring ziek zijn bevonden, en op een steekproef van de runderen ouder dan dertig maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht. Verder voeren de veehouders een vrijwillig toezichtprogramma uit bij runderen ouder dan 20 maanden die voor menselijke consumptie worden geslacht.

7.

In toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en overeenkomstig hoofdstuk A van bijlage III bij deze verordening voeren de lidstaten van de Gemeenschap een jaarlijks programma voor toezicht op scrapie uit.

Overeenkomstig artikel 177 van de Verordening inzake epizoötieën heeft Zwitserland een programma voor toezicht op TSE's bij schapen en geiten ouder dan twaalf maanden opgezet. Noodgeslachte dieren, dieren op het bedrijf zijn gestorven en dieren die bij de antemortemkeuring ziek zijn bevonden, alsook dieren die voor menselijke consumptie zijn geslacht, zijn in de periode van juni 2004 tot juli 2005 onderzocht. Aangezien alle stalen BSE-negatief zijn gebleken, wordt verder steekproefsgewijs toezicht gehouden op klinisch verdachte dieren, noodgeslachte dieren en dieren die op het bedrijf zijn gestorven.

De erkenning van de gelijkwaardigheid van de wetgevingen inzake toezicht op TSE's bij schapen en geiten zal in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bezien.

8.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 6, hoofdstuk B van bijlage III en bijlage IV, punt 3.III, bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

9.

Het Gemengd Veterinair Comité is verantwoordelijk voor de uitvoering van de controles ter plaatse op grond van met name artikel 21 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

C.   AANVULLENDE INFORMATIE

1.

Sinds 1 januari 2003 verleent Zwitserland krachtens de Verordening van 20 november 2002 inzake de toekenning van bijdragen in de kosten van de verwijdering van dierlijke afvallen in 2003 (RS 916.406) financiële stimulansen aan landbouwbedrijven waar runderen worden geboren en slachthuizen waar runderen worden geslacht, wanneer zij de in de wetgeving voorgeschreven procedures voor het melden van de verplaatsingen van dieren naleven.

2.

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 999/2001 en punt 1 van bijlage XI bij die verordening wordt gespecificeerd risicomateriaal (SRM) door de lidstaten van de Gemeenschap verwijderd en vernietigd.

Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat de schedel, exclusief de onderkaak maar inclusief de hersenen en de ogen, en het ruggenmerg van runderen ouder dan twaalf maanden, de wervelkolom, exclusief de staartwervels, de doornuitsteeksels en dwarsuitsteeksels van de hals-, borst- en lendenwervels, de crista sacralis mediana en de alae sacrales, maar inclusief de achterwortelganglia en het ruggenmerg van runderen ouder dan 24 maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van runderen ongeacht de leeftijd.

Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat de schedel, inclusief de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van schapen en geiten ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van schapen en geiten ongeacht de leeftijd.

Overeenkomstig artikel 179d van de Verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de Verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij runderen wordt verwijderd, omvat met name de wervelkolom van dieren ouder dan dertig maanden, en de tonsillen, de ingewanden vanaf de twaalfvingerige darm tot en met het rectum, en het mesenterium van dieren ongeacht de leeftijd.

Overeenkomstig artikel 180c van de Verordening inzake epizoötieën en artikel 4 van de Verordening inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong wordt SRM in Zwitserland uit de voeder- en voedselketen verwijderd. Het SRM dat bij schapen en geiten wordt verwijderd, omvat met name de (niet uit de schedelholte verwijderde) hersenen, het ruggenmerg met de dura mater en de tonsillen van dieren ouder dan twaalf maanden of waarbij een van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, en de milt en de ileum van dieren ongeacht de leeftijd.

3.

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad stelt de gezondheidsvoorschriften vast die in de lidstaten van de Gemeenschap gelden voor niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.

In Zwitserland worden dierlijke bijproducten van categorie 1, met inbegrip van gespecificeerd risicomateriaal en op het landbouwbedrijf gestorven dieren, overeenkomstig artikel 13 van de Verordening inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten verbrand.

IX.   Bluetongue

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregel tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën), 126-127 (gemeenschappelijke bepalingen inzake zeer besmettelijke epizoötieën).

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het gemeenschappelijke referentielaboratorium voor bluetongue is het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Ash Road, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage II, hoofdstuk B, bij Richtlijn 2000/75/EG.

2.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan, dat op de website van het Federaal Veterinair Bureau gepubliceerd is.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 17 van Richtlijn 2000/75/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

X.   Zoönoses

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1)

2.

Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401)

3.

Federale wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen, laatstelijk gewijzigd op 16 december 2005 (RS 817.0)

4.

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RS 817.02)

5.

Verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake hygiëne (RS 817.024.1)

6.

Federale wet van 18 december 1970 inzake de bestrijding van besmettelijke ziekten bij de mens (wet inzake epidemieën), laatstelijk gewijzigd op 21 maart 2003 (RS 818.101)

7.

Verordening van 13 januari 1999 inzake de melding van besmettelijke ziekten bij de mens (verordening inzake melding), laatstelijk gewijzigd op 15 december 2003 (RS 818.141.1)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De communautaire referentielaboratoria zijn:

communautair referentielaboratorium voor analyses en tests met betrekking tot zoönoses (salmonella):

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

NL-3720 BA Bilthoven

Nederland

communautair referentielaboratorium voor de bestrijding van mariene biotoxines:

Agencia Española de Seguridad Alimentaria (AESA)

E-36200 Vigo

Spanje

communautair referentielaboratorium voor de bestrijding van bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren:

The laboratory of the Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS)

Weymouth

Dorset DT4 8UB

Verenigd Koninkrijk

communautair referentielaboratorium voor Listeria monocytogenes:

AFSSA — Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires

(LERQAP)

F-94700 Maisons-Alfort

Frankrijk

communautair referentielaboratorium voor coagulasepositieve stafylokokken, waaronder staphylococcus aureus:

AFSSA — Laboratoire d'études et de recherches sur la qualité des aliments et sur les procédés agroalimentaires

(LERQAP)

F-94700 Maisons-Alfort

Frankrijk

communautair referentielaboratorium voor Escherichia coli, waaronder verotoxineproducerende E. coli (VTEC):

Istituto Superiore di Sanità (ISS)

I-00161 Roma

Italië

communautair referentielaboratorium voor Campylobacter:

Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA)

S-751 89 Uppsala

Zweden

communautair referentielaboratorium voor parasieten (met name Trichinella, Echinococcus en Anisakis):

Istituto Superiore di Sanità (ISS)

I-00161 Roma

Italië

communautair referentielaboratorium voor antimicrobiële resistentie:

Danmarks Fødevareforskning (DFVF)

DK-1790 København V

Denemarken.

2.

Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzingen voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van deze laboratoria zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 882/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

3.

Zwitserland zendt de Commissie jaarlijks vóór eind mei een verslag over de tendensen en bronnen van zoönoses, zoönoseverwekkers en antimicrobiële resistentie, dat alle gegevens bevat die in het voorafgaande jaar uit hoofde van de artikelen 4, 7 en 8 van Richtlijn 2003/99/EG zijn verzameld. Dit verslag bevat ook de informatie als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2160/2003. De Commissie zendt dit verslag aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, die een samenvattend verslag publiceert over de tendensen en bronnen van zoönoses, zoönoseverwekkers en antimicrobiële resistentie in de Gemeenschap.

XI.   Andere ziekten

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 1, 1a, 9a (maatregelen tegen zeer besmettelijke epizoötieën, doelstellingen van de bestrijding) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2 (zeer besmettelijke epizoötieën), 49 (het omgaan met voor het dier pathogene micro-organismen), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 77-98 (gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot zeer besmettelijke epizoötieën), 103-105 (specifieke maatregelen met betrekking tot de bestrijding van vesiculaire varkensziekte)

3.

Verordening van 14 juni 1999 inzake de organisatie van het federale ministerie van Economische Zaken, laatstelijk gewijzigd op 10 maart 2006 (RS 172.216.1), en met name artikel 8 (referentielaboratorium)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

In de in artikel 6 van Richtlijn 92/119/EEG bedoelde gevallen vindt de kennisgeving plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

Het gemeenschappelijk referentielaboratorium voor vesiculaire varkensziekte is het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Ash Road, Pirbright, Woking Surrey, GU24 0NF, Verenigd Koninkrijk. Zwitserland draagt zijn deel van de kosten voor de uit deze aanwijzing voortvloeiende werkzaamheden. De bevoegdheden en taken van het laboratorium zijn vastgesteld in bijlage III bij Richtlijn 92/119/EEG.

3.

Overeenkomstig artikel 97 van de Verordening inzake epizoötieën beschikt Zwitserland over een noodplan. Het Federaal Veterinair Bureau heeft de technische bepalingen ter uitvoering van dit noodplan vastgesteld (nr. 95/65).

4.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 22 van Richtlijn 92/119/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

XII.   Melding van ziekten

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/216/EG van de Commissie van 1 maart 2004 tot wijziging van Richtlijn 82/894/EEG van de Raad inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap teneinde bepaalde paardenziekten en bepaalde bijenziekten in de lijst van aangifteplichtige ziekten op te nemen (PB L 67 van 5.3.2004, blz. 27)

1.

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 juni 2004 (RS 916.40), en met name de artikelen 11 (melding van ziekten) en 57 (technische uitvoeringsbepalingen, internationale samenwerking)

2.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 2-5 (bedoelde ziekten), 59-65 en 291 (meldingsplicht, kennisgeving), 292-299 (toezicht, uitvoering, administratieve steun)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

In samenwerking met het Federaal Veterinair Bureau neemt de Commissie Zwitserland op in de bij Richtlijn 82/894/EEG vastgestelde regeling voor de melding van dierziekten.

Aanhangsel 2

DIERGEZONDHEID: HANDELSVERKEER EN IN DE HANDEL BRENGEN

I.   Runderen en varkens

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB  121 van 29.7.1964, blz. 1977/64), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (markten, tentoonstellingen), 34-37 (handel), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 116-121 (Afrikaanse varkenspest), 135-141 (ziekte van Aujeszky), 150-157 (runderbrucellose), 158-165 (tuberculose), 166-169 (enzoötische boviene leukose), 170-174 (IBR/IPV), 175-195 (spongiforme encefalopathieën), 186-189 (ziekten van de geslachtsorganen bij runderen), 207-211 (varkensbrucellose), 297 (erkenning van markten, verzamelcentra, ontsmettingscentra)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Krachtens artikel 297, eerste alinea, van de Verordening inzake epizoötieën is het Federaal Veterinair Bureau belast met de erkenning van de verzamelcentra als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 64/432/EEG. Met het oog op de toepassing van deze bijlage en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 11, 12 en 13 van Richtlijn 64/432/EEG stelt Zwitserland een lijst op van de erkende verzamelcentra en de vervoerders en handelaren.

2.

De informatie bedoeld in artikel 11, lid 3, van Richtlijn 64/432/EEG wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

3.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage A, deel II, punt 7, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot runderbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel brucellosevrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

a)

wanneer een rund ervan verdacht wordt met runderbrucellose te zijn besmet, wordt dat onmiddellijk gemeld bij de bevoegde autoriteiten en worden bij het dier de officiële tests voor de opsporing van brucellose verricht, met name ten minste twee serologische tests met complementbindingsreactie alsook een microbiologisch onderzoek van monsters die zijn genomen ingeval een abortus is geconstateerd;

b)

zolang het dier van besmetting wordt verdacht, d.i. totdat de onder a) genoemde tests een negatief resultaat hebben opgeleverd, wordt de erkenning als officieel brucellosevrij beslag geschorst voor het beslag waarvan het van besmetting verdachte dier deel uitmaakt.

Nadere gegevens over de positieve beslagen en een epidemiologisch verslag worden aan het Gemengd Veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in bijlage A, deel II, punt 7, eerste alinea, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal Veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.

4.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage A, deel I, punt 4, van Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot rundertuberculose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel tuberculosevrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

a)

er wordt een identificatiesysteem ingevoerd waarmee van ieder rund kan worden nagegaan uit welk beslag het oorspronkelijk afkomstig is;

b)

bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;

c)

ieder vermoeden van tuberculose bij een levend, dood of geslacht dier wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;

d)

bij ieder verdacht dier verrichten de bevoegde autoriteiten de nodige onderzoeken om het vermoeden te bevestigen of te weerleggen, en gaan zij na uit welk beslag het dier oorspronkelijk afkomstig is en van welke andere beslagen het deel heeft uitgemaakt. Wanneer bij het slachten of bij de keuring na het slachten letsels worden ontdekt die op tuberculose wijzen, laten de bevoegde autoriteiten deze letsels in een laboratorium onderzoeken;

e)

van alle beslagen waarvan de verdachte runderen deel hebben uitgemaakt, wordt de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag geschorst totdat uit klinisch onderzoek, laboratoriumtests of tuberculinetests is gebleken dat er geen rundertuberculose aanwezig was;

f)

wanneer het vermoeden van tuberculose door tuberculinetests, klinisch onderzoek of laboratoriumtests wordt bevestigd, wordt voor de betrokken beslagen de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag ingetrokken;

g)

de erkenning als officieel tuberculosevrij beslag blijft ingetrokken totdat alle als besmet beschouwde dieren uit het beslag zijn verwijderd, het bedrijf en het materieel zijn ontsmet en alle overblijvende runderen die ten minste zes weken oud zijn, negatief hebben gereageerd op ten minste twee officiële, overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG uitgevoerde intradermale tuberculinetests, waarvan de eerste moet zijn verricht ten minste zes maanden nadat het besmette dier uit het beslag is verwijderd, en de tweede ten minste zes maanden daarna.

Nadere gegevens over de besmette beslagen en een epidemiologisch verslag worden aan het Gemengd Veterinair Comité toegezonden. Indien Zwitserland niet meer aan een van de in bijlage A, deel I, punt 4, eerste alinea, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden voldoet, stelt het Federaal Veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.

5.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in bijlage D, hoofdstuk I, onder F, bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden met betrekking tot enzoötische boviene leukose (EBL). Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van de erkenning als officieel EBL-vrij rundveebeslag, de volgende voorwaarden te doen naleven:

a)

het Zwitserse bestand wordt regelmatig steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met EBL is besmet;

b)

bij ieder rund dat wordt geslacht, wordt een keuring na het slachten verricht door een officiële dierenarts;

c)

ieder vermoeden van EBL op grond van een klinisch onderzoek, een keuring na het slachten of een vleeskeuring wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld;

d)

wanneer besmetting met EBL wordt vermoed of bevestigd, wordt voor het betrokken beslag de erkenning als officieel EBL-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

e)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat de besmette dieren en eventueel de kalveren daarvan zijn verwijderd, twee serologische tests die met een tussenpoos van ten minste 90 dagen zijn verricht, een negatief resultaat hebben opgeleverd.

Indien bij 0,2 % van de beslagen EBL is geconstateerd, stelt het Federaal Veterinair Bureau de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de in dit punt vastgestelde bepalingen te herzien.

6.

In het kader van de toepassing van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van infectieuze boviene rhinotracheïtis (IBR). Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voorwaarden te doen naleven:

a)

het Zwitserse bestand wordt regelmatig steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met infectieuze boviene rhinotracheïtis is besmet;

b)

bij fokstieren van meer dan 24 maanden wordt jaarlijks een serologisch onderzoek verricht;

c)

ieder vermoeden van IBR wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van IBR, met name virologische of serologische tests, verricht;

d)

wanneer besmetting met IBR wordt vermoed of bevestigd, wordt van het betrokken beslag de erkenning als officieel IBR-vrij beslag geschorst totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

e)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien een serologisch onderzoek, uitgevoerd ten vroegste dertig dagen nadat de besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, een negatief resultaat heeft opgeleverd.

Wegens de erkenning van de status van Zwitserland zijn de bepalingen van Beschikking 2004/558/EG (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20) van overeenkomstige toepassing.

Het Federaal Veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

7.

In het kader van deze bijlage wordt Zwitserland erkend als officieel vrij van de ziekte van Aujeszky. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de volgende voorwaarden te doen naleven:

a)

het Zwitserse bestand wordt regelmatig steekproefsgewijs gecontroleerd. De bemonstering moet volstaan om met een betrouwbaarheid van 99 % te bevestigen dat minder dan 0,2 % van alle beslagen met de ziekte van Aujeszky is besmet;

b)

ieder vermoeden van de ziekte van Aujeszky wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld en bij ieder verdacht dier worden de officiële tests voor de opsporing van de ziekte van Aujeszky, met name virologische of serologische tests, verricht;

c)

wanneer besmetting met de ziekte van Aujeszky wordt vermoed of geconstateerd, wordt van alle betrokken beslagen de erkenning als officieel vrij van de ziekte van Aujeszky geschorst, totdat de inbeslagneming wordt ingetrokken;

d)

de inbeslagneming wordt ingetrokken indien, nadat alle besmette dieren uit het beslag zijn verwijderd, twee serologische tests bij alle fokdieren en bij een representatief aantal mestdieren, uitgevoerd met een tussenpoos van ten minste 21 dagen, een negatief resultaat hebben opgeleverd.

Wegens de erkenning van de status van Zwitserland zijn de bepalingen van Beschikking 2001/618/EG (PB L 215 van 9.8.2001, blz. 48), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/768/EG (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 27), van overeenkomstige toepassing.

Het Federaal Veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

8.

De eventuele vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van overdraagbare gastro-enteritis (TGE) en abortus blauw (PRRS) bij het varken wordt zo snel mogelijk besproken in het Gemengd Veterinair Comité. De Commissie houdt het Federaal Veterinair Bureau op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.

9.

In Zwitserland wordt het Instituut voor veterinaire bacteriologie van de Universiteit van Bern belast met de officiële controle van de tuberculines als bedoeld in bijlage B, punt 4, bij Richtlijn 64/432/EEG.

10.

In Zwitserland wordt het Instituut voor veterinaire bacteriologie van de Universiteit van Bern belast met de officiële controle van de antigenen (brucellose) als bedoeld in bijlage C, punt A.4, bij Richtlijn 64/432/EEG.

11.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland moeten runderen en varkens steeds vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde modellen. De volgende aanpassingen moeten daarbij worden aangebracht:

Model 1:

in afdeling C worden de certificeringen als volgt aangepast:

in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:

„–

ziekte: infectieuze boviene rhinotracheïtis;

conform Beschikking 2004/558/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;”.

Model 2:

in afdeling C worden de certificeringen als volgt aangepast:

in punt 4, inzake de aanvullende garanties, worden de streepjes als volgt aangevuld:

„–

ziekte: ziekte van Aujeszky;

conform Beschikking 2001/618/EG van de Commissie, die van overeenkomstige toepassing is;”.

12.

Voor de toepassing van deze bijlage gaan runderen die worden verhandeld tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland vergezeld van aanvullende gezondheidscertificaten die de volgende gezondheidsverklaringen bevatten:

„–

De runderen:

worden geïdentificeerd met behulp van een permanent identificatiesysteem waardoor het moederdier en het beslag van oorsprong kunnen worden opgespoord en op grond waarvan kan worden vastgesteld dat zij geen directe afstammelingen zijn van koeien die lijden aan of vermoedelijk lijden aan boviene spongiforme encefalopathie en die zijn geboren in de twee jaar voorafgaand aan de diagnose;

zijn niet afkomstig van een veestapel die wegens een vermoeden van boviene spongiforme encefalopathie wordt onderzocht;

zijn geboren na 1 juni 2001.”.

II.   Schapen en geiten

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/932/EG van de Commissie van 21 december 2005 tot wijziging van bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG van de Raad wat betreft de bijwerking van de modelgezondheidscertificaten voor schapen en geiten (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 1)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 27-31 (markten, tentoonstellingen), 34-37 (handel), 73 en 74 (reiniging en ontsmetting), 142-149 (rabiës), 158-165 (tuberculose), 166-169 (scrapie), 190-195 (schapen- en geitenbrucellose), 196-199 (agalactia infectiosa), 200-203 (capriene artritis/encefalitis), 233-235 (brucellose bij de ram) en 297 (erkenning van markten, verzamelcentra, ontsmettingscentra)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De kennisgeving als bedoeld in artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 91/68/EEG, vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 11 van Richtlijn 91/68/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

3.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland officieel vrij is van schapen- en geitenbrucellose. Zwitserland verbindt zich ertoe om, voor de handhaving van deze erkenning, de in bijlage A, hoofdstuk I, punt II.2, bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde maatregelen te doen uitvoeren.

Wanneer schapen- of geitenbrucellose uitbreekt of weer oplaait, stelt Zwitserland het Gemengd Veterinair Comité daarvan in kennis, zodat de nodige maatregelen kunnen worden getroffen naar gelang van de ontwikkeling van de situatie.

4.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan schapen en geiten vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG vastgestelde modellen.

III.   Paardachtigen

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 112-115 (paardenpest), 204-206 (dourine, paardenencefalomyelitis, infectieuze anemie, kwade droes), 240-244 (besmettelijke baarmoederontsteking bij paarden)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De kennisgeving als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 90/426/EEG vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

De kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 90/426/EEG vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 10 van Richtlijn 90/426/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

4.

De bepalingen van de bijlagen B en C bij Richtlijn 90/426/EEG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.

IV.   Pluimvee en broedeieren

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 25 (vervoer), 122-125 (vogelpest en ziekte van Newcastle), 255-261 (Salmonella enteritidis) en 262-265 (infectieuze laryngotracheïtis)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Zwitserland legt aan het Gemengd Veterinair Comité een plan voor waarin de met het oog op de erkenning van zijn inrichtingen voorgenomen maatregelen zijn aangegeven, als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 90/539/EEG.

2.

Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 90/539/EEG wordt het Instituut voor veterinaire bacteriologie van de Universiteit van Bern aangewezen als nationaal referentielaboratorium voor Zwitserland.

3.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste streepje, van Richtlijn 90/539/EEG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

4.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij verzending van broedeieren naar de Gemeenschap de bij Verordening (EEG) nr. 1868/77 van de Commissie vastgestelde regels voor het merken van eieren na te leven. Voor Zwitserland worden de kenletters „CH” gebruikt.

5.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 9, onder a), van Richtlijn 90/539/EEG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

6.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 10, onder a), van Richtlijn 90/539/EEG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

7.

De voorwaarde inzake het verblijf als bedoeld in artikel 11, lid 2, eerste streepje, van Richtlijn 90/539/EEG is van overeenkomstige toepassing voor Zwitserland.

8.

In het kader van deze bijlage wordt erkend dat Zwitserland voldoet aan de in artikel 12, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG vastgestelde voorwaarden ten aanzien van de ziekte van Newcastle en derhalve de status bezit van gebied waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt. Het Federaal Veterinair Bureau brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele wijzigingen in de omstandigheden op grond waarvan deze status werd erkend. Het Gemengd Veterinair Comité bespreekt dan de situatie teneinde de bepalingen van dit punt te herzien.

9.

De verwijzingen naar de naam van de lidstaat als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 90/539/EEG zijn voor Zwitserland van overeenkomstige toepassing.

10.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan pluimvee en broedeieren steeds vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage IV bij Richtlijn 90/539/EEG vastgestelde modellen.

11.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om bij uitvoer van Zwitserland naar Finland of Zweden ten aanzien van salmonella de in de communautaire wetgeving vastgestelde garanties te verstrekken.

V.   Aquicultuurdieren en -producten

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 275-290 (ziekten van vissen en zoetwaterkreeften) en 297 (erkenning van inrichtingen, zones en laboratoria)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De in artikel 4 van Richtlijn 91/67/EEG bedoelde informatie wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de eventuele toepassing van de artikelen 5, 6 en 10 van Richtlijn 91/67/EEG voor Zwitserland.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de eventuele toepassing van de artikelen 12 en 13 van Richtlijn 91/67/EEG voor Zwitserland.

4.

De Zwitserse autoriteiten verbinden zich ertoe om de in artikel 15 van Richtlijn 91/67/EEG bedoelde bemonsteringsschema's en diagnosemethoden overeenkomstig de communautaire voorschriften toe te passen.

5.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 17 van Richtlijn 91/67/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

6.

a)

Bij het in de handel brengen van levende vis, eieren en gameten afkomstig uit een erkend gebied wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage E, hoofdstuk 1, bij Richtlijn 91/67/EEG.

b)

Bij het in de handel brengen van levende vis, eieren en gameten afkomstig van een erkend bedrijf wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage E, hoofdstuk 2, bij Richtlijn 91/67/EEG.

c)

Bij het in de handel brengen van weekdieren afkomstig uit een erkend kustgebied wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage E, hoofdstuk 3, bij Richtlijn 91/67/EEG.

d)

Bij het in de handel brengen van weekdieren afkomstig van een erkend bedrijf wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage E, hoofdstuk 4, bij Richtlijn 91/67/EEG.

e)

Bij het in de handel brengen van levende gekweekte vis en week- of schaaldieren, en van eieren of gameten daarvan, die niet behoren tot de soorten die, naar gelang van het geval, vatbaar zijn voor IHN, VHS, Bonamia ostreae of Marteilia refringens, wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage I bij Beschikking 2003/390/EG van de Commissie.

f)

Bij het in de handel brengen van levende in het wild levende vis en week- of schaaldieren, en van eieren of gameten daarvan, wordt een vervoerdocument gebruikt volgens het model in bijlage I bij Beschikking 2003/390/EG van de Commissie.

VI.   Runderembryo's

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie van 2 februari 2006 tot wijziging van bijlage C bij Richtlijn 89/556/EEG van de Raad wat betreft het model van diergezondheidscertificaat voor de intracommunautaire handel in embryo's van als huisdier gehouden runderen (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 56-58 (embryo-overplanting)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 15 van Richtlijn 89/556/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

2.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan runderembryo's vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage C bij Richtlijn 89/556/EEG vastgestelde model.

VII.   Rundersperma

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/16/EG van de Commissie van 5 januari 2006 tot wijziging van bijlage B bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad en van bijlage II bij Beschikking 2004/639/EG, wat de voorwaarden voor de invoer van rundersperma betreft (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 21)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 51-55 (kunstmatige inseminatie).

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

Voor de toepassing van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG wordt geconstateerd dat in Zwitserland alle centra uitsluitend dieren bevatten die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatietest of de Elisa-test.

2.

De informatie bedoeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 88/407/EEG wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

3.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 88/407/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

4.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaat rundersperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens een van de in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde modellen.

VIII.   Varkenssperma

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 51-55 (kunstmatige inseminatie).

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

De informatie bedoeld in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 90/429/EEG wordt verstrekt in het Gemengd Veterinair Comité.

2.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 16 van Richtlijn 90/429/EEG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

3.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaat varkenssperma vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage D bij Richtlijn 90/429/EEG vastgestelde model.

IX.   Andere soorten

A.   WETGEVING

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320)

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2006 van de Commissie van 12 april 2006 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van landen en gebieden betreft (PB L 104 van 13.4.2006, blz. 8)

1.

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401), en met name de artikelen 51-55 (kunstmatige inseminatie) en 56-58 (embryo-overplanting)

2.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

B.   BIJZONDERE UITVOERINGSBEPALINGEN

1.

In het kader van deze bijlage betreft dit punt het handelsverkeer van levende dieren die niet vallen onder de bepalingen van de punten I tot en met V, alsmede dat van sperma, eicellen en embryo's die niet vallen onder de bepalingen van de punten VI tot en met VIII.

2.

De Europese Gemeenschap en Zwitserland verbinden zich ertoe om het handelsverkeer van levende dieren, sperma, eicellen en embryo's bedoeld in punt 1 niet te verbieden of te beperken op andere veterinairrechtelijke gronden dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage, met name eventuele vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 20.

3.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan hoefdieren van andere soorten dan bedoeld in de punten I, II, en III vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in deel 1 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model, aangevuld met het attest als vermeld in artikel 6, onder A, punt 1 e), van Richtlijn 92/65/EG.

4.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan haasachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het model in deel 1 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG, eventueel aangevuld met het in artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde attest.

Dit attest kan door de Zwitserse autoriteiten zodanig worden aangepast dat daarin artikel 9 van Richtlijn 92/65/EEG in extenso wordt opgenomen.

5.

De in artikel 9, lid 2, vierde alinea, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

6.

a)

Voor het verzenden van honden en katten uit de Europese Gemeenschap naar Zwitserland geldt artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG.

b)

Voor het verzenden van honden en katten uit Zwitserland naar andere lidstaten van de Europese Gemeenschap dan het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Zweden geldt artikel 10, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG.

c)

Voor het verzenden van honden en katten uit Zwitserland naar het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Malta en Zweden geldt artikel 10, lid 3, van Richtlijn 92/65/EEG.

d)

Het identificatiesysteem als bedoeld in Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2006 van de Commissie van 12 april 2006 (PB L 104 van 13.4.2006, blz. 8), is van toepassing. Het te gebruiken paspoort is beschreven in Beschikking 2003/803/EG van de Commissie (PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1). Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 998/2003 en Beschikking 2005/91/EG van de Commissie (PB L 31 van 4.2.2005, blz. 61) wordt de geldigheid van de vaccinatie en de eventuele hervaccinatie tegen rabiës erkend volgens de aanbevelingen van het laboratorium van productie.

7.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Beschikking 95/388/EG, laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/43/EG van de Commissie van 30 december 2004 (PB L 20 van 22.1.2005, blz. 34).

8.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaat sperma van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Beschikking 95/307/EG.

9.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan eicellen en embryo's van paardachtigen vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Beschikking 95/294/EG.

10.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan eicellen en embryo's van varkens vergezeld van een gezondheidscertificaat overeenkomstig Beschikking 95/483/EG.

11.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan bijenvolken (bijenkasten of koninginnen met werkbijen) vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage E, deel 2, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.

12.

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaan dieren, sperma, embryo's en eicellen afkomstig uit instellingen, instituten of centra die overeenkomstig bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG zijn erkend, vergezeld van een gezondheidscertificaat volgens het in bijlage E, deel 3, bij Richtlijn 92/65/EEG vastgestelde model.

13.

De in artikel 24, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG bedoelde kennisgeving vindt plaats in het Gemengd Veterinair Comité.

Aanhangsel 3

INVOER VAN LEVENDE DIEREN EN SPERMA, EICELLEN EN EMBRYO'S DAARVAN UIT DERDE LANDEN

I.   Europese Gemeenschap — wetgeving

A.   Hoefdieren, met uitzondering van paardachtigen

Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320)

B.   Paardachtigen

Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320).

C.   Pluimvee en broedeieren

Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

D.   Aquicultuurdieren

Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

E.   Embryo's van runderen

Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/60/EG van de Commissie van 2 februari 2006 tot wijziging van bijlage C bij Richtlijn 89/556/EEG van de Raad wat betreft het model van diergezondheidscertificaat voor de intracommunautaire handel in embryo’s van als huisdier gehouden runderen (PB L 31 van 3.2.2006, blz. 24).

F.   Sperma van runderen

Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/16/EG van de Commissie van 5 januari 2006 tot wijziging van bijlage B bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad en van bijlage II bij Beschikking 2004/639/EG, wat de voorwaarden voor de invoer van rundersperma betreft (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 21).

G.   Sperma van varkens

Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

H.   Andere levende dieren

1.

Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 320).

2.

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2006 van de Commissie van 12 april 2006 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van landen en gebieden betreft (PB L 104 van 13.4.2006, blz. 8).

II.   Zwitserland — wetgeving

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt de dierentuin van Zürich aangewezen als erkend centrum volgens de bepalingen van bijlage C bij Richtlijn 92/65/EEG.

III.   Uitvoeringsmaatregelen

Het Federaal Veterinair Bureau past dezelfde bepalingen toe als zijn vermeld in punt I van dit aanhangsel. Het Federaal Veterinair Bureau kan evenwel strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. Er vindt overleg plaats in het Gemengd Veterinair Comité teneinde adequate oplossingen te zoeken.

Aanhangsel 4

ZOÖTECHNIEK, INVOER UIT DERDE LANDEN INBEGREPEN

I.   Europese Gemeenschap — wetgeving

A.   Runderen

Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 206 van 12.8.1977, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

B.   Varkens

Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

C.   Schapen en geiten

Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30).

D.   Paardachtigen

a)

Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55).

b)

Richtlijn 90/428/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake het handelsverkeer in voor wedstrijden bestemde paardachtigen en houdende vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan deze wedstrijden (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 60).

E.   Raszuivere dieren

Richtlijn 91/174/EEG van de Raad van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de Richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PB L 85 van 5.4.1991, blz. 37).

F.   Invoer uit derde landen

Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66).

II.   Zwitserland — wetgeving

Verordening inzake veeteelt van 7 december 1998, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.310)

III.   Uitvoeringsmaatregelen

Onverminderd de in de aanhangsels 5 en 6 vastgestelde voorschriften inzake zoötechnische controles verbinden de Zwitserse autoriteiten zich ertoe om erop toe te zien dat voor de invoer dezelfde voorschriften als in Richtlijn 94/28/EG van de Raad worden toegepast.

Eventuele problemen in het handelsverkeer worden op verzoek van een van de partijen aan het Gemengd Veterinair Comité voorgelegd.

Aanhangsel 6

DIERLIJKE PRODUCTEN

HOOFDSTUK I

SECTOREN WAARVOOR BEIDE PARTIJEN DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DE WETGEVINGEN ERKENNEN

„Voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten”

De definities van Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Uitvoer van de Europese Gemeenschap naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Gemeenschap

 

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

 

EG-normen

Zwitserse normen

Diergezondheid:

1.

Vers vlees, met inbegrip van gehakt vlees, vleesbereidingen, vleesproducten, niet-verwerkt vet en gesmolten vet

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001 (1)

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401) (1)

Ja (1)

2.

Vlees van gekweekt wild, vleesbereidingen en vleesproducten

Niet hierboven genoemde gekweekte landzoogdieren

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

Gekweekte loopvogels

Haasachtigen

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Ja

3.

Vlees van vrij wild, vleesbereidingen en vleesproducten

Wilde hoefdieren

Haasachtigen

Andere landzoogdieren

Vrij vederwild

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

4.

Vers vlees van pluimvee, vleesbereidingen, vleesproducten, vet en gesmolten vet

Pluimvee

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

5.

Magen, blazen en darmen

Runderen

Schapen en geiten

Varkens

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001 (1)

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401) (1)

Ja (1)

6.

Beenderen en producten op basis van beenderen

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Andere gekweekte of wilde landzoogdieren

Pluimvee, loopvogels en vrij vederwild

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001 (1)

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401) (1)

Ja (1)

7.

Verwerkte dierlijke eiwitten, bloed en bloedproducten

Gedomesticeerde hoefdieren

Gedomesticeerde eenhoevigen

Andere gekweekte of wilde landzoogdieren

Pluimvee, loopvogels en vrij vederwild

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001 (1)

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401) (1)

Ja (1)

8.

Gelatine en collageen

 

Richtlijn 2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001 (1)

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401) (1)

Ja (1)

9.

Melk en zuivelproducten

 

Richtlijn 64/432/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

10.

Eieren en eiproducten

 

Richtlijn 90/539/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

11.

Visserijproducten, tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren en mariene buikpotigen

 

Richtlijn 91/67/EEG

Richtlijn 93/53/EEG

Richtlijn 95/70/EG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

12.

Honing

 

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja

13.

Slakken en kikkerbilletjes

 

Richtlijn 92/118/EEG

Richtlijn 2002/99/EG

Wet van 1 juli 1966 inzake epizoötieën (RS 916.40)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën (RS 916.401)

Ja


Uitvoer van de Europese Gemeenschap naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Gemeenschap

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

EG-normen

Zwitserse normen

Volksgezondheid

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 688/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 tot wijziging van de bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën en gespecificeerd risicomateriaal van runderen in Zweden (PB L 120 van 5.5.2006, blz. 10)

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55)

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206)

Verordening (EG) nr. 882/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27)

Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60)

Federale wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (levensmiddelenwet), laatstelijk gewijzigd op 16 december 2005 (RS 817.0)

Verordening van 27 mei 1981 inzake dierenbescherming, laatstelijk gewijzigd op 12 april 2006 (RS 455.1)

Verordening van 1 maart 1995 inzake de opleiding van de met de controle op de hygiëne van vlees belaste organen, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 817.191.54)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401)

Verordening van 23 november 2005 inzake de primaire productie (RS 916.020)

Verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (RS 817.190)

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RS 817.02)

Verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21)

Verordening van de DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne in de primaire productie (RS 916.020.1)

Verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake de hygiëne (RS 817.024.1)

Verordening van de DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (RS 817.190.1)

Verordening van de DFI van 23 november 2005 inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108)

Ja, met bijzondere voorwaarden

Bijzondere voorwaarden

(1)

Op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland wordt gehandeld, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap wordt gehandeld. Zo nodig gaan deze producten vergezeld van de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap of in deze bijlage vastgestelde gezondheidscertificaten, die via het TRACES-systeem beschikbaar zijn.

(2)

Zwitserland stelt de lijst van zijn erkende bedrijven op overeenkomstig de bepalingen van artikel 31 (registratie/erkenning van bedrijven) van Verordening (EG) nr. 882/2004.

(3)

Voor zijn invoer past Zwitserland dezelfde bepalingen toe als de ter zake geldende bepalingen op communautair niveau.

(4)

De bevoegde autoriteiten van Zwitserland maken geen gebruik van de afwijking van het Trichinellaonderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2075/2005. Indien van deze afwijking gebruik wordt gemaakt, verbinden de bevoegde autoriteiten van Zwitserland zich ertoe om de Commissie schriftelijk in kennis te stellen van de gebieden waar het risico op Trichinella bij varkens officieel als verwaarloosbaar wordt erkend. Na deze kennisgeving hebben de lidstaten van de Gemeenschap drie maanden de tijd om hun opmerkingen schriftelijk aan de Commissie mee te delen. Indien de Commissie en de andere lidstaten geen bezwaar maken, wordt het gebied erkend als gebied met een verwaarloosbaar Trichinellarisico en hoeven gedomesticeerde varkens uit dat gebied bij de slacht niet op Trichinella te worden onderzocht. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2075/2005 van overeenkomstige toepassing.

(5)

Voor de onderzoeken op de aanwezigheid van Trichinella worden in Zwitserland de in bijlage I, hoofdstukken I en II, bij Verordening (EG) nr. 2075/2005 beschreven detectiemethoden gebruikt. Er wordt echter geen gebruik gemaakt van het in bijlage I, hoofdstuk III, bij Verordening (EG) nr. 2075/2005 beschreven trichinoscopisch onderzoek.

(6)

Voor karkassen en vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens in slachthuizen met een geringe capaciteit mogen de Zwitserse autoriteiten afwijken van het onderzoek op de aanwezigheid van Trichinella.

Deze bepaling is van toepassing tot en met 31 december 2009.

Overeenkomstig artikel 8, lid 3 bis, van de Verordening van de DFE inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (RS 817.190.1) en artikel 9, lid 7, van de Verordening van de DFI inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108) worden deze karkassen en dit vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens, alsook daarmee gemaakte vleesbereidingen, vleesproducten en verwerkte vleesproducten, voorzien van een gezondheidsmerk overeenkomstig bijlage 9, punt 2, van de Verordening van de DFE inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (RS 817.190.1). Overeenkomstig de artikelen 9a en 14a van de Verordening van de DFI inzake levensmiddelen van dierlijke oorsprong (RS 817.022.108) mogen deze producten niet in het handelsverkeer met de lidstaten van de Gemeenschap worden gebracht.

(7)

Op karkassen en vlees van gedomesticeerde mest- en slachtvarkens waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland wordt gehandeld die afkomstig zijn van:

door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap als Trichinella-vrij erkende bedrijven;

gebieden waar het risico op Trichinella bij gedomesticeerde varkens officieel als verwaarloosbaar wordt erkend;

en die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2075/2005 niet op de aanwezigheid van Trichinella zijn onderzocht, zijn dezelfde voorwaarden van toepassing als op dergelijke karkassen en dergelijk vlees waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap wordt gehandeld.

(8)

Overeenkomstig artikel 2 van de Verordening inzake hygiëne (RS 817.024.1) mogen de Zwitserse autoriteiten in bepaalde gevallen de artikelen 8, 10 en 14 van de Verordening inzake hygiëne (RS 817.024.1) aanpassen:

a)

aan de behoeften van bedrijven in berggebieden als vermeld in de bijlage bij de Federale wet van 21 maart 1997 op investeringssteun in berggebieden.

De Zwitserse bevoegde autoriteiten verbinden zich ertoe om de Commissie schriftelijk van deze aanpassingen in kennis te stellen. Deze kennisgeving omvat:

een gedetailleerde beschrijving van de bepalingen die volgens de Zwitserse bevoegde autoriteiten moeten worden aangepast en van de aard van de desbetreffende aanpassing;

een beschrijving van de desbetreffende levensmiddelen en bedrijven;

uitleg over de redenen voor de aanpassing (zo nodig met een samenvatting van de verrichte risicoanalyse en met vermelding van eventuele maatregelen die moeten worden genomen opdat de doelstellingen van de Verordening inzake hygiëne (RS 817.024.1) door de aanpassing niet in het gedrang komen);

eventuele andere nuttige informatie.

Na ontvangst van deze kennisgeving hebben de Commissie en de lidstaten drie maanden de tijd om hun opmerkingen schriftelijk mee te delen. Zo nodig komt het Gemengd Veterinair Comité bijeen.

b)

voor de vervaardiging van levensmiddelen met traditionele kenmerken.

De Zwitserse bevoegde autoriteiten verbinden zich ertoe om de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de verlening van deze individuele of algemene afwijkingen schriftelijk van deze aanpassingen in kennis te stellen. Elke kennisgeving omvat:

een korte beschrijving van de bepalingen die zijn aangepast;

een beschrijving van de desbetreffende levensmiddelen en bedrijven; en

eventuele andere nuttige informatie.

(9)

De Commissie stelt Zwitserland in kennis van de afwijkingen en aanpassingen die de lidstaten van de Gemeenschap toepassen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 10 van Verordening (EG) nr. 852/2003, artikel 13 van Verordening (EG) nr. 854/2003 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2074/2005.

(10)

In afwachting van de onderlinge aanpassing van de communautaire en Zwitserse wetgeving inzake gespecificeerd risicomateriaal heeft Zwitserland zich er bij interne technische richtlijn toe verbonden noch karkassen van runderen ouder dan 24 maanden die wervelbeen bevatten, noch daarvan afkomstige producten in het handelsverkeer met de lidstaten van de Gemeenschap te brengen.

„Niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten”

Uitvoer van de Europese Gemeenschap naar Zwitserland en uitvoer van Zwitserland naar de Europese Gemeenschap

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

EG-normen

Zwitserse normen

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie van 7 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor biogas- en composteerinstallaties en de eisen voor mest (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25)

Verordening van 23 november 2005 inzake het slachten van dieren en de vleescontrole (RS 817.190)

Verordening van de DFE van 23 november 2005 inzake de hygiëne bij het slachten van dieren (RS 817.190.1)

Verordening van 27 juni 1995 inzake epizoötieën, laatstelijk gewijzigd op 23 november 2005 (RS 916.401)

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten

Verordening van 23 juni 2004 inzake de verwijdering van dierlijke bijproducten, laatstelijk gewijzigd op 22 juni 2005 (RS 916.441.22)

Ja

Bijzondere voorwaarden

Voor zijn invoer past Zwitserland dezelfde bepalingen toe als in de bijlagen VII, VIII, X (certificaten) en XI (landen), overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1774/2002.

De handel in materiaal van categorie 1 en 2 is verboden, behalve voor bepaalde vormen van technisch gebruik als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1774/2002 (overgangsmaatregelen vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 878/2004 van de Commissie).

In het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland gaat materiaal van categorie 3 vergezeld van handelsdocumenten en gezondheidscertificaten volgens hoofdstuk III van bijlage II, overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1774/2002.

Overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1774/2002 stelt Zwitserland een lijst op van desbetreffende bedrijven.

HOOFDSTUK II

Andere sectoren die niet onder hoofdstuk I vallen

I.   Uitvoer van de Gemeenschap naar Zwitserland

De uitvoer vindt plaats volgens de voorwaarden die gelden voor het intracommunautaire handelsverkeer. De zendingen gaan evenwel altijd vergezeld van een door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat waarin is vermeld dat aan deze voorwaarden is voldaan.

Zo nodig worden de modellen van de certificaten in het Gemengd Veterinair Comité besproken.

II.   Uitvoer van Zwitserland naar de Gemeenschap

De uitvoer vindt plaats volgens de relevante voorwaarden van de communautaire wetgeving. De modellen van de certificaten worden besproken in het Gemengd Veterinair Comité.

Zolang deze modellen niet zijn vastgesteld, zijn de momenteel vereiste certificaten van toepassing.

HOOFDSTUK III

Overheveling van een sector van hoofdstuk II naar hoofdstuk I

Zodra Zwitserland wetgeving heeft goedgekeurd die het gelijkwaardig acht aan de communautaire wetgeving wordt de kwestie voorgelegd aan het Gemengd Veterinair Comité. Hoofdstuk I van dit aanhangsel wordt na bestudering van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek zo spoedig mogelijk aangevuld.

Aanhangsel 10

GRENSCONTROLES EN RETRIBUTIES

HOOFDSTUK I

A.   Grenscontroles met betrekking tot sectoren waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen

Soort grenscontrole

Percentage

1.

Controle van de documenten

100 %

2.

Fysieke controle

1 %

B.   Grenscontroles met betrekking tot de andere dan onder A genoemde sectoren

Soort grenscontrole

Percentage

1.

Controle van de documenten

100 %

2.

Fysieke controle

1 à 10 %

C.   Specifieke maatregelen

Er wordt nota genomen van bijlage 3 bij Aanbeveling nr. 1/94 van de Gemengde Commissie EEG-Zwitserland betreffende de vergemakkelijking van bepaalde veterinaire controles en formaliteiten met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong en levende dieren. Deze kwestie zal zo spoedig mogelijk opnieuw worden bezien in het Gemengd Veterinair Comité.

D.   Retributies

1.

Voor de sectoren waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen, gelden de volgende retributies:

1,5 euro per ton, met een minimum van 30 euro en een maximum van 350 euro per zending.

2.

Voor de andere dan in punt 1 genoemde sectoren gelden de volgende retributies:

3,5 euro per ton, met een minimum van 30 euro en een maximum van 350 euro per zending.

E.   Voorschriften voor dierlijke producten die over het grondgebied van de Europese Unie of Zwitserland worden vervoerd

1.

Voor dierlijke producten van oorsprong uit Zwitserland die over het grondgebied van de Europese Unie worden vervoerd, gelden naar gelang van het geval de controlevoorschriften van punt A of B hierboven. Artikel 11, punt 2, onder c), d) en e), van Richtlijn 97/78/EG is niet van toepassing op producten waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen die bestemd zijn voor uitvoer buiten het grondgebied van de Europese Unie, voor zover de overeenkomstig punt A hierboven uitgevoerde controles een gunstig resultaat hebben opgeleverd.

2.

Voor dierlijke producten van oorsprong uit de Europese Unie die over het grondgebied van Zwitserland worden vervoerd, gelden naar gelang van het geval de controlevoorschriften van punt A of B hierboven.

F.   Traces-systeem

1.   Wetgeving

Europese Gemeenschap

Zwitserland

Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/515/EG van de Commissie van 14 juli 2005 tot wijziging van Beschikking 2004/292/EG betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 29)

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

2.   Bijzondere uitvoeringsbepalingen

In samenwerking met het Federaal Veterinair Bureau neemt de Commissie Zwitserland op in het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie ingestelde Traces-systeem.

De bepalingen van artikel 3 van Beschikking 2004/292/EG betreffende de registratie van de gemeenschappelijke veterinaire documenten van binnenkomst in het Traces-systeem zijn niet van toepassing op producten waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen, met uitzondering van producten die volgens de procedures van artikel 8, artikel 12, lid 4, en artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG zijn toegestaan en producten die bij een grenscontrole zijn geweigerd.

Wat betreft de sectoren waarvoor beide partijen de gelijkwaardigheid van de wetgevingen erkennen, zijn op dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Zwitserland wordt gehandeld, dezelfde voorwaarden van toepassing als op dierlijke producten waarin tussen de lidstaten van de Gemeenschap wordt gehandeld. Zo nodig gaan deze producten vergezeld van de voor het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Gemeenschap of in deze bijlage vastgestelde gezondheidscertificaten, die via het Traces-systeem beschikbaar zijn.

Zo nodig worden in het Gemengd Veterinair Comité overgangsmaatregelen vastgesteld.

HOOFDSTUK II

CONTROLES OP INVOER UIT DERDE LANDEN

1.   Wetgeving

Controles op invoer uit derde landen worden verricht overeenkomstig de volgende bepalingen:

Europese Gemeenschap

Zwitserland

1.

Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11)

2.

Verordening (EG) nr. 745/2004 van de Commissie van 16 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de invoer van producten van dierlijke oorsprong voor persoonlijke consumptie (PB L 122 van 26.4.2004, blz. 1)

3.

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206)

4.

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1)

5.

Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1)

6.

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11)

1.

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten (RS 916.443.11)

2.

Wet van 9 oktober 1992 inzake levensmiddelen, laatstelijk gewijzigd op 18 juni 2004 (RS 817.0)

3.

Verordening van 23 november 2005 inzake levensmiddelen en gebruiksvoorwerpen (RS 817.02)

4.

Verordening van 23 november 2005 inzake de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving (RS 817.025.21)

2.   Uitvoeringsbepalingen

Voor de toepassing van artikel 6 van Richtlijn 97/78/EG zijn de grensinspectieposten de volgende: Basel-Mulhouse luchthaven, Ferney-Voltaire/Genève luchthaven en Zürich luchthaven. Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor latere wijzigingen.

Het Gemengd Veterinair Comité is bevoegd voor de controles ter plaatse op grond van met name artikel 23 van Richtlijn 97/78/EG en artikel 57 van de Wet inzake epizoötieën.

De bijzondere situatie van de grensinspectieposten van Basel-Mulhouse luchthaven en Ferney-Voltaire/Genève luchthaven wordt uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit aanhangsel in het Gemengd Veterinair Comité onderzocht.

Met het oog op de toepassing van Richtlijn 97/78/EG neemt de Commissie, in samenwerking met het Federaal Veterinair Bureau, Zwitserland op in het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie ingestelde Traces-systeem.

In het kader van de in Richtlijn 97/78/EG genoemde activiteiten verbinden de Zwitserse autoriteiten zich ertoe om de in hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde vergoedingen of heffingen voor officiële controles op goederen te innen, met de in bijlage V bij die verordening vermelde minima.

HOOFDSTUK III

VOORWAARDEN VOOR DE INVOER VAN DIERLIJKE PRODUCTEN UIT DERDE LANDEN

1.   Europese Gemeenschap — Wetgeving

A.   VOLKSGEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN

1.

Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 882/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1)

2.

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 688/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 tot wijziging van de bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën en gespecificeerd risicomateriaal van runderen in Zweden (PB L 120 van 5.5.2006, blz. 10)

3.

Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1)

4.

Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33)

5.

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83)

6.

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83)

B.   VETERINAIRRECHTELIJKE VOORSCHRIFTEN

1.

Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

2.

Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (PB L 175 van 19.7.1993, blz. 23), laatstelijk gewijzigd bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond — Bijlage II: Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte — 6. Landbouw — B. Veterinaire en fytosanitaire wetgeving — I. Veterinaire wetgeving (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 381)

3.

Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33)

4.

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 688/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 tot wijziging van de bijlagen III en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het toezicht op overdraagbare spongiforme encefalopathieën en gespecificeerd risicomateriaal van runderen in Zweden (PB L 120 van 5.5.2006, blz. 10)

5.

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie van 7 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerkingsnormen voor biogas- en composteerinstallaties en de eisen voor mest (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25)

6.

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11)

2.   Zwitserland — Wetgeving

Verordening van 20 april 1988 inzake de invoer, doorvoer en uitvoer van dieren en dierlijke producten

3.   Uitvoeringsbepalingen

Het Federaal Veterinair Bureau past dezelfde bepalingen toe als zijn vermeld in hoofdstuk 3, punt 1, van dit aanhangsel. Het Federaal Veterinair Bureau kan evenwel strengere maatregelen nemen en aanvullende garanties eisen. Er vindt overleg plaats in het Gemengd Veterinair Comité teneinde adequate oplossingen te zoeken.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

De bepalingen van dit aanhangsel worden uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding ervan in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw bezien.


(1)  De erkenning van de gelijkwaardigheid van de wetgevingen inzake toezicht op TSE's bij schapen en geiten zal in het Gemengd Veterinair Comité opnieuw worden bezien.