22003A0722(01)

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten - Proces-verbaal van overeenkomst

Publicatieblad Nr. L 183 van 22/07/2003 blz. 0012 - 0017


Overeenkomst

tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten

DE EUROPESE GEMEENSCHAP

enerzijds, en

DE REGERING VAN JAPAN

anderzijds,

(hierna "de partijen" te noemen),

ERKENNENDE dat de economieën in de wereld, ook die van de Europese Gemeenschap en Japan, in toenemende mate met elkaar verbonden raken,

ERVAN OVERTUIGD dat een correcte en doeltreffende handhaving van het mededingingsrecht van de Europese Gemeenschap en Japan voor de goede werking van hun respectieve markten en voor hun onderling handelsverkeer van belang is,

ERVAN OVERTUIGD dat een correcte en doeltreffende handhaving van het mededingingsrecht van de Europese Gemeenschap en Japan zou worden bevorderd door onderlinge samenwerking en, in voorkomend geval, door onderlinge coördinatie bij de toepassing van dit recht,

ZICH ERVAN BEWUST dat er tussen de partijen af en toe geschillen kunnen rijzen over de toepassing van het mededingingsrecht van respectievelijk de Europese Gemeenschap en Japan,

VASTBESLOTEN bij de toepassing van het mededingingsrecht van respectievelijk de Europese Gemeenschap en Japan (hierna "het mededingingsrecht van elke partij" te noemen) zorgvuldig om te gaan met de gewichtige belangen van elke partij; en

GELET OP de aanbeveling van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling betreffende de samenwerking tussen de lidstaten inzake concurrentieverstorende praktijken die het internationale handelsverkeer beïnvloeden, zoals herzien op 27 en 28 juli 1995, alsmede de aanbeveling van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling betreffende doeltreffende maatregelen tegen "hard core"-kartels, aangenomen op 25 maart 1998,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1. Deze overeenkomst heeft tot doel bij te dragen tot een doeltreffende handhaving van het mededingingsrecht van elke partij, door het bevorderen van de samenwerking en de coördinatie tussen de mededingingsautoriteiten van de partijen, en geschillen tussen de partijen in verband met de toepassing van het mededingingsrecht van elke partij zoveel mogelijk te voorkomen.

2. Voor de uitvoering van deze overeenkomst

a) wordt onder "concurrentieverstorende activiteiten" verstaan: elke gedraging of verrichting die overeenkomstig het mededingingsrecht van de Europese Gemeenschap of van Japan tot sancties of andere herstelmaatregelen aanleiding kan geven;

b) wordt onder "bevoegde autoriteit van een lidstaat" verstaan: voor elke lidstaat die in artikel 299, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is genoemd, één autoriteit die bevoegd is voor de toepassing van het mededingingsrecht. Na de ondertekening van deze overeenkomst brengt de Commissie van de Europese Gemeenschappen de lijst van die autoriteiten ter kennis van de Japanse regering. Telkens wanneer dat nodig is, bezorgt de Commissie aan de Japanse regering een bijgewerkte lijst. Gegevens die overeenkomstig artikel 9, lid 6, van deze overeenkomst zijn verstrekt, worden aan een bevoegde autoriteit van een lidstaat niet medegedeeld, zolang deze niet is opgenomen in de door de Commissie aan de Japanse regering bezorgde lijst;

c) wordt onder "mededingingsautoriteit" en "mededingingsautoriteiten" verstaan:

i) wat de Europese Gemeenschap betreft, de Commissie van de Europese Gemeenschappen, in zoverre zij krachtens het mededingingsrecht van de Europese Gemeenschap bevoegd is; en

ii) wat Japan betreft, de Commissie voor eerlijke handelspraktijken;

d) wordt onder "mededingingsrecht" verstaan:

i) wat de Europese Gemeenschap betreft, de artikelen 81, 82 en 85 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, en de bepalingen tot uitvoering daarvan overeenkomstig genoemd Verdrag, alsmede alle wijzigingen; en

ii) wat Japan betreft, de Wet inzake het verbod op particuliere monopolies en de handhaving van de eerlijke handelspraktijken (Wet nr. 54 van 1947) (hierna "de antimonopoliewet" te noemen) en de desbetreffende uitvoeringsbepalingen, alsmede alle wijzigingen;

e) wordt onder "handhavend optreden" verstaan: elke toepassing van het mededingingsrecht bij wege van een onderzoek of procedure, gevoerd door de mededingingsautoriteit van een partij. Onderzoeken, studies of enquêtes die ten doel hebben de algemene economische situatie of de algemene voorwaarden in bepaalde bedrijfstakken te bestuderen, vallen hierbuiten. Dergelijke onderzoeken, studies of enquêtes mogen niet op zodanige wijze opgezet zijn dat er tegelijk een onderzoek wordt ingesteld naar een vermeende inbreuk op het mededingingsrecht;

f) wordt onder "het grondgebied van een partij", "het grondgebied van de partij" en "het grondgebied van de andere partij" verstaan: naar gelang van het geval, het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is of het grondgebied van Japan;

g) wordt onder "de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een partij", "de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partij" en "de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de andere partij" verstaan: naar gelang van het geval, de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Europese Gemeenschap of de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Japan.

Artikel 2

1. De mededingingsautoriteit van elke partij stelt de mededingingsautoriteit van de andere partij in kennis van elk handhavend optreden dat volgens de kennisgevende mededingingsautoriteit de gewichtige belangen van de andere partij kan raken.

2. Als handhavend optreden dat de gewichtige belangen van de andere partij kan raken, wordt onder meer beschouwd elk handhavend optreden dat:

a) van belang is voor een handhavend optreden van de andere partij;

b) gericht is tegen een onderdaan of onderdanen van de andere partij (in het geval van de Europese Gemeenschap een onderdaan of onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap), of tegen een onderneming of ondernemingen die overeenkomstig de op het grondgebied van de andere partij toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen is (zijn) opgericht;

c) betrekking heeft op concurrentieverstorende activiteiten, met uitsluiting van fusies of overnames, die voor een significant deel op het grondgebied van de andere partij plaatsvinden;

d) betrekking heeft op een fusie of overname, indien

i) ten minste één bij de verrichting betrokken onderneming, of

ii) een onderneming die zeggenschap over ten minste één bij de verrichting betrokken onderneming heeft,

een overeenkomstig de op het grondgebied van de andere partij toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen opgerichte of georganiseerde onderneming is;

e) betrekking heeft op gedragingen die door de kennisgevende mededingingsautoriteit beschouwd worden als door de andere partij verlangd, aangemoedigd of goedgekeurd; of

f) gepaard gaat met de oplegging, of met een verzoek om oplegging, van sancties of andere herstelmaatregelen door een mededingingsautoriteit, ten gevolge waarvan bepaalde gedragingen op het grondgebied van de andere partij vereist of verboden zouden zijn.

3. Wanneer kennisgeving overeenkomstig lid 1 vereist is met betrekking tot fusies of overnames, dient die kennisgeving uiterlijk te geschieden:

a) in het geval van de Europese Gemeenschap,

i) op het tijdstip waarop overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EEG) nr. 4064/89 het besluit tot inleiding van een procedure met betrekking tot de concentratie wordt genomen; en

ii) op het tijdstip waarop een mededeling van punten van bezwaar wordt uitgebracht;

b) in het geval van Japan,

i) op het tijdstip waarop overeenkomstig de antimonopoliewet een verzoek om overlegging van bescheiden, verslagen of andere gegevens betreffende de voorgenomen transactie wordt gedaan; en

ii) op het tijdstip waarop een aanbeveling of het besluit tot het houden van een hoorzitting wordt uitgevaardigd.

4. Wanneer kennisgeving overeenkomstig lid 1 vereist is met betrekking tot andere aangelegenheden dan fusies of overnames, dient die kennisgeving zo lang vóór elk van de hierna vermelde gebeurtenissen plaats te vinden als uit praktisch oogpunt haalbaar is:

a) in het geval van de Europese Gemeenschap,

i) het uitbrengen van een mededeling van punten van bezwaar; en

ii) het geven van een beschikking of het treffen van een schikking;

b) in het geval van Japan,

i) het instellen van een strafvervolging;

ii) de indiening van een klacht, met verzoek om dringende behandeling;

iii) de uitvaardiging van een aanbeveling of van het besluit tot het houden van een hoorzitting; en

iv) de afgifte van een bevel tot betaling van een toeslag, wanneer vooraf geen aanbeveling ten aanzien van de betalingsplichtige is uitgevaardigd.

5. Een kennisgeving moet voldoende gedetailleerd zijn om de geadresseerde partij in staat te stellen voorshands te beoordelen wat de gevolgen van het handhavend optreden voor haar eigen gewichtige belangen zijn.

Artikel 3

1. De mededingingsautoriteit van elke partij verleent die van de andere partij bijstand bij haar handhavend optreden, voorzover zulks met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de bijstandverlenende partij en met de gewichtige belangen van deze partij verenigbaar is, een en ander binnen redelijke grenzen wat de beschikbare middelen betreft.

2. De mededingingsautoriteit van elke partij dient, voorzover zulks met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze partij en met haar gewichtige belangen verenigbaar is:

a) de mededingingsautoriteit van de andere partij in kennis te stellen van haar handhavend optreden ten aanzien van concurrentieverstorende activiteiten waarvan de kennisgevende mededingingsautoriteit vermoedt dat zij tevens de mededinging op het grondgebied van de andere partij zouden kunnen schaden;

b) aan de mededingingsautoriteit van de andere partij alle significante informatie over concurrentieverstorende activiteiten te verstrekken waarover zij beschikt of die haar ter kennis wordt gebracht, en die naar het oordeel van de informatieverstrekkende mededingingsautoriteit van belang kan zijn voor een handhavend optreden van de mededingingsautoriteit van de andere partij, of die aanleiding kan geven tot een dergelijk optreden; en

c) aan de mededingingsautoriteit van de andere partij, op dier verzoek en in overeenstemming met het bepaalde in deze overeenkomst, informatie te verstrekken waarover zij beschikt en die van belang is voor een handhavend optreden van de mededingingsautoriteit van de andere partij.

Artikel 4

1. Wanneer de mededingingsautoriteiten van beide partijen handhavend optreden met betrekking tot onderling verband houdende aangelegenheden, gaan zij na of het wenselijk is hun optreden te coördineren.

2. Bij de beoordeling of in een bepaald geval coördinatie van handhavend optreden wenselijk is, nemen de mededingingsautoriteiten van de partijen onder meer in aanmerking:

a) hoe een dergelijke coördinatie hun kansen beïnvloedt om de met hun handhavend optreden beoogde doelstellingen te bereiken;

b) in hoeverre de mededingingsautoriteiten van de partijen in staat zijn de voor het handhavend optreden noodzakelijke informatie te verkrijgen;

c) in hoeverre de mededingingsautoriteit van een van beide partijen in verband met de betrokken concurrentieverstorende activiteiten doeltreffende herstelmaatregelen kan nemen;

d) of een meer efficiënt gebruik van middelen kan worden gemaakt;

e) of de kosten, te dragen door de personen ten aanzien van wie handhavend wordt opgetreden, kunnen worden verminderd; en

f) hoe gecoördineerde herstelmaatregelen mogelijk voordeel kunnen opleveren voor de partijen en de personen die het voorwerp vormen van het handhavend optreden.

3. Bij elk gecoördineerd handhavend optreden streeft de mededingingsautoriteit van elke partij ernaar bij haar handhavend optreden oog te hebben voor de doelstellingen van het handhavend optreden van de mededingingsautoriteit van de andere partij.

4. Wanneer de mededingingsautoriteiten van beide partijen handhavend optreden met betrekking tot onderling verband houdende aangelegenheden, overweegt de mededingingsautoriteit van elke partij, op verzoek van de mededingingsautoriteit van de andere partij en mits dit in overeenstemming is met de gewichtige belangen van de aangezochte partij, om bij personen die in verband met dit handhavend optreden vertrouwelijke informatie hebben verstrekt, na te vragen of zij ermee instemmen dat deze informatie wordt doorgegeven aan de mededingingsautoriteit van de andere partij.

5. Mits op correcte wijze kennisgeving wordt gedaan aan de mededingingsautoriteit van de andere partij, kan de mededingingsautoriteit van elke partij te allen tijde de coördinatie van het handhavend optreden beperken of beëindigen en haar handhavend optreden op onafhankelijke wijze voortzetten.

Artikel 5

1. Indien de mededingingsautoriteit van een partij van oordeel is dat haar gewichtige belangen worden geschaad door concurrentieverstorende activiteiten die op het grondgebied van de andere partij plaatsvinden, kan die mededingingsautoriteit, gelet op het belang van het vermijden van jurisdictieconflicten en gelet op het feit dat de mededingingsautoriteit van de andere partij mogelijk in staat is om doeltreffender handhavend op te treden tegen dergelijke concurrentieverstorende activiteiten, verzoeken dat de mededingingsautoriteit van de andere partij op passende wijze handhavend optreedt.

2. De verzoekende mededingingsautoriteit geeft zo nauwkeurig mogelijk aan om welke concurrentieverstorende activiteiten het gaat en op welke wijze deze de gewichtige belangen van de partij van de verzoekende mededingingsautoriteit raken, en verklaart zich bereid om, voorzover dit binnen haar mogelijkheden ligt, alle nadere informatie te verstrekken en elke andere vorm van medewerking te verlenen.

3. De aangezochte mededingingsautoriteit weegt zorgvuldig af of zij met betrekking tot de in het verzoek beschreven concurrentieverstorende activiteiten tot handhavend optreden overgaat, respectievelijk reeds bestaande handhavingsmaatregelen uitbreidt. De aangezochte mededingingsautoriteit deelt haar beslissing zo spoedig als uit praktisch oogpunt haalbaar is, aan de verzoekende mededingingsautoriteit mee. Wanneer tot handhavend optreden wordt overgegaan, houdt de aangezochte mededingingsautoriteit de verzoekende mededingingsautoriteit op de hoogte van het resultaat van dit optreden en, voorzover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen.

4. Dit artikel beperkt op generlei wijze de vrijheid van de mededingingsautoriteit van de aangezochte partij om overeenkomstig haar mededingingsrecht en haar handhavingsbeleid te beslissen of zij met betrekking tot de in het verzoek beschreven concurrentieverstorende activiteiten al dan niet handhavend optreedt, en belet evenmin de mededingingsautoriteit van de verzoekende partij om haar verzoek in te trekken.

Artikel 6

1. De mededingingsautoriteit van elke partij neemt in alle stadia van haar handhavend optreden de gewichtige belangen van de andere partij nauwgezet in acht, onder meer met betrekking tot de beslissing om over te gaan tot handhavend optreden, de omvang van dat handhavend optreden en de aard van de in elke zaak te treffen sancties of herstelmaatregelen.

2. Wanneer een van beide partijen de andere partij ter kennis brengt dat bepaalde handhavingsmaatregelen van laatstgenoemde partij invloed kunnen hebben op gewichtige belangen van eerstgenoemde partij, tracht laatstgenoemde partij tijdig kennis te geven van significante ontwikkelingen in het desbetreffende handhavend optreden.

3. Wanneer een van beide partijen van oordeel is dat een handhavend optreden van de ene partij de gewichtige belangen van de andere partij kan schaden, dienen de partijen rekening te houden met de volgende factoren, naast eventuele andere factoren die onder de gegeven omstandigheden van belang kunnen zijn bij het streven naar een verzoening van tegenstrijdige belangen:

a) de mate waarin gedragingen of transacties op het grondgebied van de ene partij dan wel op het grondgebied van de andere partij voor de betrokken concurrentieverstorende activiteiten van betekenis zijn;

b) de mate waarin de concurrentieverstorende activiteiten gevolgen voor de gewichtige belangen van de ene dan wel de andere partij kunnen hebben;

c) het al dan niet voorhanden zijn van aanwijzingen dat bij degenen die bij de concurrentieverstorende activiteiten betrokken zijn, het opzet aanwezig is om consumenten, producenten of concurrenten op het grondgebied van de handhavend optredende partij te beïnvloeden;

d) de mate waarin de concurrentieverstorende activiteiten de mededinging op de markt van de Europese Gemeenschap, respectievelijk van Japan wezenlijk beperken;

e) de mate waarin het handhavend optreden van een partij strijdig, dan wel verenigbaar is met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de andere partij, of met het beleid of de gewichtige belangen van de andere partij;

f) of door beide partijen tegenstrijdige verplichtingen aan particulieren - natuurlijke personen of rechtspersonen - worden opgelegd;

g) de plaats waar de relevante activa zich bevinden of waar de partijen bij de transactie gevestigd zijn;

h) de mate waarin door middel van het handhavend optreden van de partij doeltreffende sancties of andere herstelmaatregelen kunnen worden getroffen tegen de concurrentieverstorende activiteiten; en

i) de mate waarin het handhavend optreden van de andere partij ten aanzien van dezelfde personen - natuurlijke dan wel rechtspersonen - zou worden beïnvloed.

Artikel 7

1. De partijen kunnen, indien nodig, langs diplomatieke weg overleg plegen over elke aangelegenheid die met deze overeenkomst verband houdt.

2. Een verzoek om overleg op grond van dit artikel wordt langs diplomatieke weg gedaan.

Artikel 8

1. De mededingingsautoriteiten van de partijen plegen op verzoek van de mededingingsautoriteit van een van de partijen met elkaar overleg over alle aangelegenheden die bij de toepassing van deze overeenkomst aan de orde komen.

2. De mededingingsautoriteiten van de partijen komen minstens eenmaal per jaar bijeen om:

a) informatie uit te wisselen over de inspanningen die zij op het gebied van de handhaving leveren en over hun prioriteiten in verband met het mededingingsrecht van elke partij;

b) informatie uit te wisselen over economische sectoren die van gemeenschappelijk belang zijn;

c) voorgenomen wijzigingen in hun beleid te bespreken; en

d) andere aangelegenheden van wederzijds belang in verband met de toepassing van het mededingingsrecht van elke partij te bespreken.

Artikel 9

1. Onverminderd de overige bepalingen van deze overeenkomst is geen der partijen gehouden de andere partij in kennis te stellen van informatie, wanneer zulks krachtens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partij die de informatie in haar bezit heeft, verboden is of met haar gewichtige belangen onverenigbaar zou zijn.

2. a) Informatie die niet voor eenieder toegankelijk is, welke op grond van deze overeenkomst door de ene partij aan de andere partij ter kennis wordt gebracht, mag door de ontvangende partij uitsluitend gebruikt worden voor het in artikel 1, lid 1, beschreven doel;

b) Wanneer een partij op grond van deze overeenkomst informatie in vertrouwen doorgeeft, dient de ontvangende partij, in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, deze vertrouwelijkheid te eerbiedigen.

3. Een partij kan verlangen dat informatie die op grond van deze overeenkomst wordt medegedeeld, onderworpen blijft aan de voorwaarden die zij kan stellen. De ontvangende partij mag de desbetreffende informatie zonder de voorafgaande instemming van de andere partij niet gebruiken op een wijze die strijdig is met die voorwaarden.

4. Elke partij kan de informatie die zij aan de andere partij mededeelt beperken, indien de andere partij niet de door haar verlangde garantie kan geven met betrekking tot de in acht te nemen vertrouwelijkheid, de gestelde voorwaarden of de beperking van de doeleinden waarvoor de informatie zal worden gebruikt.

5. Dit artikel vormt geen belemmering voor het gebruik of de bekendmaking van informatie die niet voor eenieder toegankelijk is, door de ontvangende partij, mits:

a) de partij die de informatie heeft verstrekt, vooraf haar instemming heeft betuigd met dat gebruik of die bekendmaking; of

b) uit de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partij die de informatie ontvangt, de verplichting voortvloeit om deze te gebruiken of bekend te maken. In een dergelijk geval behoort de ontvangende partij

i) zonder de voorafgaande instemming van de partij die de informatie verstrekt, geen enkele handeling te verrichten die een wettelijke verplichting kan doen ontstaan om de op grond van deze overeenkomst in vertrouwen verstrekte informatie kenbaar te maken aan een derde of aan andere autoriteiten;

ii) indien mogelijk vooraf aan de partij die de informatie verstrekt, kennis te geven van elk eventueel gebruik of elke eventuele bekendmaking en, desgevraagd, overleg te plegen met de andere partij en terdege rekening te houden met haar gewichtige belangen; en

iii) tenzij anders overeengekomen is met de partij die de informatie verstrekt, van alle middelen die op grond van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen beschikbaar zijn, gebruik te maken om de vertrouwelijkheid van de informatie te beschermen tegen verzoeken van derden of andere autoriteiten om bekendmaking van de betrokken informatie.

6. De mededingingsautoriteit van de Europese Gemeenschap:

a) doet, na de Japanse mededingingsautoriteit hiervan op de hoogte te hebben gebracht, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten waarvan de gewichtige belangen geraakt worden, mededeling van de kennisgevingen die haar door de Japanse mededingingsautoriteit zijn toegezonden;

b) stelt, na overleg met de Japanse mededingingsautoriteit, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten in kennis van elke eventuele samenwerking en coördinatie inzake handhavend optreden; en

c) ziet erop toe dat informatie die niet voor eenieder toegankelijk is en die overeenkomstig de punten a) en b) aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of lidstaten wordt medegedeeld, niet wordt gebruikt voor enig ander doel dan het in artikel 1, lid 1, genoemde doel en dat dergelijke informatie niet wordt bekendgemaakt.

Artikel 10

1. Deze overeenkomst wordt door de partijen ten uitvoer gelegd met inachtneming van de respectieve wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de Europese Gemeenschap en Japan gelden, en binnen de grenzen van de middelen waarover hun respectieve mededingingsautoriteiten beschikken.

2. Tussen de mededingingsautoriteiten van de partijen kunnen nadere afspraken over de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden gemaakt.

3. Deze overeenkomst verhindert de partijen op generlei wijze om elkaar bijstand te vragen of te verlenen op grond van andere bilaterale of multilaterale overeenkomsten of akkoorden tussen de partijen.

4. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan het beleid of de juridische positie van een van de partijen met betrekking tot jurisdictiegeschillen.

5. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voor een van de partijen voortvloeien uit andere internationale overeenkomsten of uit de wetgeving van de Europese Gemeenschap of Japan.

Artikel 11

Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, kunnen mededelingen als bedoeld in deze overeenkomst rechtstreeks plaatsvinden tussen de mededingingsautoriteiten van de partijen. Kennisgevingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b), en artikel 2, en verzoeken als bedoeld in artikel 5, lid 1, dienen evenwel schriftelijk te worden bevestigd langs diplomatieke weg. Deze bevestiging dient zo spoedig als uit praktisch oogpunt haalbaar is na de betrokken mededeling tussen de mededingingsautoriteiten van de partijen te geschieden.

Artikel 12

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag volgende op de datum van haar ondertekening.

2. Deze overeenkomst is van kracht tot en met de zestigste dag volgende op de dag waarop een der partijen aan de andere partij schriftelijk langs diplomatieke weg kennisgeving doet dat zij de overeenkomst wenst te beëindigen.

3. De partijen beoordelen uiterlijk vijf jaar na haar inwerkingtreding de werking van deze overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, naar behoren hiertoe gemachtigd, hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

GEDAAN te Brussel, in tweevoud, de tiende juli tweeduizenddrie, in de Deense, Duitse, Engelse, Finse, Franse, Griekse, Italiaanse, Nederlandse, Portugese, Spaanse, Zweedse en Japanse taal. In geval van verschillen tussen taalversies hebben de Engelse en de Japanse tekst voorrang boven de tekst in de andere talen.

VOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAP:

>PIC FILE= "L_2003183NL.001601.TIF">

VOOR DE REGERING VAN JAPAN:

>PIC FILE= "L_2003183NL.001602.TIF">

GOEDGEKEURDE NOTULEN

De ondergetekenden wensen akte te doen nemen van het volgende akkoord dat zij tijdens de onderhandelingen over de heden ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten (hierna "de overeenkomst" te noemen) hebben bereikt:

Beide partijen bevestigen dat zij het erover eens zijn dat:

1. de regering van Japan uit hoofde van de overeenkomst niet is gehouden tot mededeling aan de Europese Gemeenschap van "zakengeheimen van ondernemingen" die onder toepassing van artikel 39 van de Wet inzake het verbod op particuliere monopolies en de handhaving van de eerlijke handelspraktijken (Wet nr. 54 van 1947) vallen, met uitzondering van die welke met de instemming van de betrokken ondernemingen worden meegedeeld op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 4, van de overeenkomst; en

2. de Europese Gemeenschap uit hoofde van de overeenkomst niet is gehouden tot mededeling aan de regering van Japan van vertrouwelijke informatie die onder de toepassing van artikel 20 van Verordening nr. 17/62 valt, met uitzondering van informatie die wordt meegedeeld op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 4, van de overeenkomst.

Brussel, 10 juli 2003.

VOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAP:

>PIC FILE= "L_2003183NL.001702.TIF">

VOOR DE REGERING VAN JAPAN:

>PIC FILE= "L_2003183NL.001703.TIF">