21991A1231(01)

Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Færöer, anderzijds - Protocol Nr. 1 betreffende de bijzondere bepalingen welke op de invoer van bepaalde soorten vis en visserijprodukten van toepassing zijn - Protocol Nr. 2 betreffende de produkten die aan een bijzondere regeling zijn onderworpen die rekening houdt met verschillen in de kosten van de in deze produkten verwerkte landbouwprodukten - Protocol Nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking - Protocol Nr. 4 betreffende landbouwprodukten waarop bijzondere invoerbepalingen van toepassing zijn - Verklaringen - Briefwisseling

Publicatieblad Nr. L 371 van 31/12/1991 blz. 0002 - 0120


OVEREENKOMST tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer, anderzijds

DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE REGERING VAN DENEMARKEN EN DE LANDSREGERING VAN DE FAERÖER,

anderzijds,

HERINNERENDE de status van de Faeröer als een autonoom, doch integrerend deel van één der Lid-Staten van de Gemeenschap;

HERINNERENDE de resolutie van de Raad van 4 februari 1974 betreffende de problemen van de Faeröer;

OVERWEGENDE dat de visserij van vitaal belang is voor de Faeröer, aangezien deze sector de voornaamste economische activiteit van de Faeröer vertegenwoordigt en vis en visserijprodukten de belangrijkste exportprodukten zijn;

OVERWEGENDE dat de betrekkingen op visserijgebied, geconcretiseerd in de Visserijovereenkomst tussen de partijen - die bevestigen dat de handelsaspecten van de onderhavige Overeenkomst geen afbreuk mogen doen aan de werking van de Visserijovereenkomst - van grote betekenis zijn en dat, dientengevolge, de omvang van de vangstcapaciteit van beide partijen, als vastgesteld in deze Overeenkomst, op een bevredigend niveau dient te worden gehandhaafd;

WENSENDE de economische betrekkingen tussen de Gemeenschap en de Faeröer te versterken en uit te breiden met inachtneming van billijke mededingingsvoorwaarden en de harmonische ontwikkeling van het handelsverkeer tussen de partijen te bevorderen ten einde zodoende bij te dragen aan de totstandkoming van Europa;

VASTBERADEN te dien einde geleidelijk de belemmeringen voor vrijwel het gehele handelsverkeer tussen de partijen op te heffen, overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel betreffende de oprichting van vrijhandelszones;

ZICH BEREID VERKLARENDE, met inachtneming van alle ter zake dienende elementen en, in het bijzonder, met de ontwikkelingen in de Gemeenschap, te zoeken naar mogelijkheden om hun betrekkingen te intensiveren en te verdiepen op gebieden die van belang zijn voor de economieën van beide partijen en deze samenwerking uit te breiden tot gebieden welke niet onder deze Overeenkomst vallen;

HEBBEN BESLOTEN, ter verwezenlijking van deze doelstellingen en overwegende dat geen der bepalingen van deze Overeenkomst zodanig kan worden uitgelegd dat de overeenkomstsluitende partijen daardoor worden ontheven van de krachtens andere internationale overeenkomsten op hen rustende verplichtingen,

DEZE OVEREENKOMST TE SLUITEN:

Artikel 1

Deze overeenkomst heeft ten doel:

a) de harmonische ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Faeröer te bevorderen door het handelsverkeer tussen de partijen uit te breiden en zodoende in de Gemeenschap en de Faeröer de economische bedrijvigheid te stimuleren, de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden te verbeteren, de produktiviteit te verhogen en de financiële stabiliteit in de hand te werken;

b) in het handelsverkeer tussen de partijen bij de Overeenkomst billijke mededingingsvoorwaarden tot stand te brengen;

c) aldus, door opheffing van de belemmeringen voor het handelsverkeer, bij te dragen tot de harmonische ontwikkeling en de expansie van de wereldhandel.

Artikel 2

Deze Overeenkomst is van toepassing op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en de Faeröer:

i) die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerde systeem vallen, met uitzondering van de produkten die zijn genoemd in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en van de produkten die zijn opgenomen in bijlage I;

ii) die zijn genoemd in de Protocollen nrs. 1, 2 en 4, met inachtneming van de daarin vastgestelde bijzondere regels.

Artikel 3

1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer worden geen nieuwe douanerechten ingesteld.

2. De Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 zal de douanerechten op de invoer uit de Faeröer met ingang van 1 januari 1992 afschaffen.

3. Het Koninkrijk Spanje zal zijn douanerechten ten aanzien van de Faeröer verlagen overeenkomstig artikel 31, lid 1 en lid 3, van de Akte van Toetreding.

4. De Portugese Republiek zal haar douanerechten ten aanzien van de Faeröer verlagen overeenkomstig artikel 190, lid 1 en lid 3, van de Akte van Toetreding. Artikel 4

De Faeröer zullen de douanerechten op de invoer uit de Gemeenschap met ingang van 1 januari 1992 afschaffen overeenkomstig het bepaalde in bijlage II.

Artikel 5

1. De bepalingen die betrekking hebben op de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de invoerrechten van fiscale aard.

De Faeröer kunnen een invoerrecht van fiscale aard of het fiscale element van een invoerrecht vervangen door een binnenlandse belasting.

2. De Faeröer kunnen de invoerrechten van fiscale aard die op 1 mei 1991 van toepassing zijn, als bedoeld in bijlage II, deel A, tijdelijk handhaven.

3. De Faeröer kunnen tijdelijk nieuwe invoerrechten van fiscale aard instellen en bestaande invoerrechten van fiscale aard verhogen, mits dergelijke rechten of verhogingen van rechten voldoen aan de voorwaarden van artikel 19. De Faeröer stellen de Gemeenschap in kennis van dergelijke wijzigingen.

4. De Faeröer verbinden zich ertoe alle invoerrechten van fiscale aard bij de herziening van de wetgeving bedoeld in bijlage II uiterlijk op 1 januari 1993 af te schaffen.

Artikel 6

In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer worden geen nieuwe heffingen van gelijke werking als douanerechten ingesteld.

De heffingen van gelijke werking als douanerechten bij invoer die in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer van toepassing zijn, worden bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst afgeschaft.

Artikel 7

In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer worden geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld.

Douanerechten bij uitvoer en de heffingen van gelijke werking worden uiterlijk op 1 januari 1992 afgeschaft.

Artikel 8

In Protocol nr. 1 zijn de tariefbepalingen en regelingen neergelegd die van toepassing zijn op bepaalde soorten vis en visserijprodukten die in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht of die in de Faeröer worden ingevoerd.

Artikel 9

In Protocol nr. 2 zijn de tariefbepalingen en regelingen neergelegd die op bepaalde door de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen van toepassing zijn.

Artikel 10

1. Indien als gevolg van de tenuitvoerlegging van haar landbouwbeleid specifieke regels worden ingesteld of indien de bestaande regels worden gewijzigd, kan de betrokken partij de uit de onderhavige Overeenkomst voortvloeiende regelingen aanpassen ten aanzien van de produkten waarop deze regelingen of wijzigingen van toepassing zijn.

2. In dergelijke gevallen houdt de betrokken partij bij de Overeenkomst naar behoren rekening met de belangen van de andere overeenkomstsluitende partijen. De partijen bij de Overeenkomst kunnen daartoe overleg plegen in het in artikel 30 bedoelde comité.

Artikel 11

In Protocol nr. 3 zijn de regels betreffende de oorsprong vastgesteld.

Artikel 12

Een overeenkomstsluitende partij die overweegt het werkelijke niveau van haar douanerechten of heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn ten aanzien van derde landen welke in aanmerking komen voor de meestbegunstigingsclausule te verlagen of de toepassing van deze rechten en heffingen te schorsen, stelt het gemengd comité zo mogelijk ten minste 30 dagen vóór de inwerkingtreding van deze verlaging of schorsing daarvan in kennis. Zij neemt nota van alle opmerkingen van de andere partij met betrekking tot de distorsies welke daarvan het gevolg kunnen zijn.

Artikel 13

1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen noch maatregelen van gelijke werking ingesteld.

2. De overeenkomstsluitende partijen gaan uiterlijk op 1 januari 1992 over tot de afschaffing van de kwantitatieve invoerbeperkingen en van alle maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen.

Artikel 14

1. De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de regelingen voor aardolieprodukten van de posten 2710, 2711, ex 2712 (met uitzondering van ozokeriet, montaanwas en turfwas) en 2713 van de gecombineerde nomenclatuur te wijzigen wanneer voor de aardolieprodukten een gemeenschappelijke definitie inzake de oorsprong wordt aangenomen of wanneer voor de betrokken produkten besluiten worden genomen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek of een gemeenschappelijk energiebeleid wordt ingesteld.

In dat geval houdt de Gemeenschap naar behoren rekening met de belangen van de Faeröer; zij informeert te dien einde het gemengd comité dat bijeenkomt onder de voorwaarden van artikel 32.

2. De Faeröer behouden zich het recht voor soortgelijke maatregelen te nemen indien zij met vergelijkbare situaties worden geconfronteerd.

3. Behoudens het bepaalde in de leden 1 en 2 doet de Overeenkomst geen afbreuk aan de niet-tarifaire voorschriften die op de invoer van aardolieprodukten van toepassing zijn.

Artikel 15

1. De partijen bij de Overeenkomst verklaren zich bereid, voor zover hun landbouwbeleid daartoe ruimte laat, de harmonische ontwikkeling van het handelsverkeer in landbouwprodukten waarop de Overeenkomst niet van toepassing is, te bevorderen.

2. De partijen bij de Overeenkomst passen hun voorschriften op veterinair, sanitair en fytosanitair gebied op niet discriminerende wijze toe en voeren geen nieuwe maatregelen in die het handelsverkeer kunnen belemmeren.

3. De partijen bij de Overeenkomst onderzoeken onder de voorwaarden van artikel 33 alle moeilijkheden die zich in hun onderlinge handelsverkeer in landbouwprodukten kunnen voordoen en trachten daarvoor oplossingen te vinden.

Artikel 16

De Regering van de Faeröer neemt de noodzakelijke controlemaatregelen om de correcte toepassing van de door de Gemeenschap vastgestelde of vast te stellen referentieprijs bedoeld in artikel 2 van Protocol nr. 1, te garanderen.

De partijen bij de Overeenkomst zien erop toe dat de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking die is opgenomen in Protocol nr. 3, correct wordt toegepast.

Artikel 17

In Protocol nr. 4 zijn de bijzondere bepalingen neergelegd die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwprodukten, andere dan die bedoeld in Protocol nr. 1.

Artikel 18

De overeenkomstsluitende partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden elkaar de behandeling van meest begunstigde natie te verlenen overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT).

Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de instelling van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor het grensverkeer, behalve voor zover deze de in de onderhavige Overeenkomst neergelegde handelsregelingen wijzigen, in het bijzonder wat de bepalingen inzake de regels van oorsprong betreft.

Artikel 19

De partijen bij de Overeenkomst onthouden zich van de toepassing van alle maatregelen of praktijken van intern fiscale aard die, hetzij direct hetzij indirect, discriminatie tussen produkten van de ene overeenkomstsluitende partij en soortgelijke produkten uit het gebied van de andere overeenkomstsluitende partij ten gevolge hebben.

De bedragen aan binnenlandse belastingen die worden teruggegeven voor produkten die naar het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende partijen worden uitgevoerd, mogen de direct of indirect op deze produkten geheven belastingen niet overschrijden.

Artikel 20

Betalingen in verband met het goederenverkeer en de overmaking van de desbetreffende bedragen naar de Lid-Staat van de Gemeenschap waar de schuldeiser is gevestigd of naar de Faeröer zijn aan geen enkele beperking onderworpen.

Artikel 21

Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de toepassing van invoer-, uitvoer- of doorvoerverboden of -beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, noch voor regelingen met betrekking tot goud en zilver.

Deze verboden of beperkingen mogen geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verholen beperking van de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen vormen.

Artikel 22

Geen enkele bepaling van de Overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partijen maatregelen te treffen:

a) die zij nodig acht ter voorkoming van de openbaarmaking van informatie die strijdig is met haar essentiële veiligheidsbelangen;

b) in verband met de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel dan wel met activiteiten op het gebied van onderzoek, ontwikkeling of produktie die onontbeerlijk zijn voor defensie, mits deze maatregelen de mededingingsvoorwaarden voor produkten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd, niet nadelig beïnvloeden;

c) die zij van essentieel belang acht voor haar veiligheid in oorlogstijd of bij ernstige internationale spanningen.

Artikel 23

1. De partijen bij deze Overeenkomst zullen geen maatregelen treffen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

2. Zij treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die noodzakelijk zijn om de naleving van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te waarborgen.

Indien een partij bij deze Overeenkomst van mening is dat de andere partij een uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 28.

Artikel 24

1. Zijn onverenigbaar met de goede werking van de Overeenkomst voor zover zij gevolgen hebben voor het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer:

i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat, wat de produktie en het verkeer van goederen betreft, de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

ii) het misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het gehele grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen of in een substantieel deel daarvan;

iii) alle steunmaatregelen van de overheid die door de begunstiging van bepaalde ondernemingen of produktieactiviteiten de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen. 2. Indien een partij bij de Overeenkomst van mening is dat een bepaalde handelwijze onverenigbaar is met dit artikel, kan zij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en de procedure bedoeld in artikel 28. Artikel 25

Wanneer de toename van de invoer van een bepaald produkt ernstige schade berokkent of dreigt te berokkenen aan enige produktieactiviteit op het grondgebied van een der overeenkomstsluitende partijen en indien deze toename te wijten is aan:

i) de gehele of gedeeltelijke verlaging in de invoerende partij, krachtens deze Overeenkomst, van de douanerechten en heffingen van gelijke werking welke op het betrokken produkt van toepassing zijn, en

ii) het feit dat de rechten en heffingen van gelijke werking die door de uitvoerende partij worden geheven bij de invoer van grondstoffen of halffabrikaten die voor de vervaardiging van het betrokken produkt worden gebruikt, aanzienlijk lager zijn dan de overeenkomstige rechten en heffingen die door de invoerende partij worden geheven, kan de betrokken partij bij de Overeenkomst passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 28.

Artikel 26

Indien een der partijen bij de Overeenkomst vaststelt dat in haar handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt, kan zij, krachtens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, en overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 28, passende maatregelen nemen tegen deze dumping.

Artikel 27

Indien zich ernstige moeilijkheden voordoen in enige sector van de economie of indien problemen ontstaan die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een bepaald gebied ten gevolge kunnen hebben, kan de betrokken partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures bedoeld in artikel 28.

Artikel 28

1. Indien een partij bij de Overeenkomst de invoer van produkten die de in de artikelen 25 en 27 bedoelde moeilijkheden zou kunnen opleveren, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel inlichtingen omtrent de ontwikkeling van de handelsstromen te verschaffen, stelt zij de andere partij hiervan in kennis.

2. In de gevallen bedoeld in de artikelen 23 tot en met 27 verstrekt de betrokken partij bij de Overeenkomst, alvorens zij de in deze artikelen vermelde maatregelen neemt, dan wel zo spoedig mogelijk in de gevallen bedoeld in lid 3, onder d), het gemengd comité alle nodige gegevens voor een diepgaand onderzoek van de situatie, ten einde een voor de partijen bij de Overeenkomst aanvaardbare oplossing te zoeken.

Bij voorrang dienen maatregelen te worden getroffen die de werking van de Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.

De vrijwaringsmaatregelen worden onverwijld ter kennis gebracht van het gemengd comité, dat hierover periodiek overleg pleegt, inzonderheid met het oog op de opheffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden zulks rechtvaardigen.

3. Voor de tenuitvoerlegging van lid 2 zijn de onderstaande bepalingen van toepassing:

a) Problemen in verband met de toepassing van artikel 24 kunnen door elke partij bij de Overeenkomst aan het gemengd comité worden voorgelegd indien de betrokken partij van mening is dat een bepaalde handelwijze onverenigbaar is met de goede werking van deze Overeenkomst in de zin van artikel 24, lid 1.

De partijen bij de Overeenkomst verschaffen het gemengd comité alle dienstige informatie en verlenen dit comité de noodzakelijke bijstand voor het onderzoek van de zaak en, indien nodig, voor de opheffing van de aangevochten handelwijze.

Indien de betrokken partij bij de Overeenkomst binnen de in het gemengd comité vastgestelde termijn geen einde heeft gemaakt aan de aangevochten handelwijze of indien dit comité geen overeenstemming bereikt binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag waarop het van de zaak in kennis is gesteld, kan de betrokken partij de vrijwaringsmaatregelen nemen die zij noodzakelijk acht om de door de bedoelde handelwijze ontstane ernstige moeilijkheden te verhelpen en kan zij met name tot de intrekking van tariefconcessies overgaan.

b) Moeilijkheden welke voortvloeien uit de in artikel 25 bedoelde situatie worden voor onderzoek aan het gemengd comité voorgelegd dat elk dienstig besluit kan nemen om daaraan een einde te maken.

Indien het gemengd comité of de overeenkomstsluitende partij van uitvoer binnen 30 dagen na de kennisgeving geen besluit heeft genomen waardoor een einde aan de moeilijkheden wordt gemaakt, is de invoerende partij gerechtigd een compenserende heffing op het ingevoerde produkt in te stellen.

Bij de vaststelling van deze compenserende heffing wordt rekening gehouden met de mate waarin de voor de verwerkte grondstoffen of halffabrikaten geconstateerde tariefverschillen van invloed zijn op de waarde van de betrokken goederen.

c) Problemen in verband met artikel 26 worden in het gemengd comité aan de orde gesteld alvorens de betrokken partij bij de Overeenkomst passende maatregelen neemt.

d) in uitzonderlijke omstandigheden, die onmiddellijk ingrijpen vereisen dat een onderzoek uitsluit, kan de betrokken partij bij de Overeenkomst, in de situatie bedoeld in de artikelen 25, 26 en 27, alsmede wanneer het gaat om steunmaatregelen bij uitvoer die rechtstreeks en onmiddellijk van invloed zijn op het handelsverkeer, onverwijld de beschermende maatregelen nemen die strikt noodzakelijk zijn om de situatie te verhelpen.

Artikel 29

Wanneer een of meer Lid-Staten van de Gemeenschap of de Faeröer moeilijkheden ondervinden in verband met hun betalingsbalans of er ernstig gevaar is dat dergelijke moeilijkheden zich zullen voordoen, kan de betrokken partij bij de Overeenkomst de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen nemen. Zij geeft ervan onverwijld kennis aan de andere partij.

Artikel 30

1. Er wordt een gemengd comité ingesteld dat belast is met het beheer van de Overeenkomst en dat toeziet op de juiste uitvoering ervan. Het comité doet hiertoe aanbevelingen en neemt besluiten in de gevallen bedoeld in de Overeenkomst. Aan deze besluiten wordt door de partijen bij de Overeenkomst volgens hun eigen voorschriften uitvoering gegeven.

2. Met het oog op de juiste toepassing van de Overeenkomst wisselen de partijen bij de Overeenkomst informatie uit en plegen zij op verzoek van een hunner overleg in het gemengd comité.

3. Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 31

1. Het gemengd comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen.

2. Het gemengd comité spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming.

Artikel 32

1. Het voorzitterschap van het gemengd comité wordt bij toerbeurt door de partijen bij de Overeenkomst waargenomen overeenkomstig de regels die te dezen in het reglement van orde van het comité zijn vastgesteld.

2. De voorzitter roept het gemengd comité ten minste driemaal per jaar bijeen voor een gedachtenwisseling over de algemene werking van de Overeenkomst.

Bovendien komt het gemengd comité op verzoek van één van de partijen bij de Overeenkomst bijeen in alle gevallen waarin bijzondere omstandigheden zulks vereisen, onder de in het reglement van orde vast te stellen voorwaarden.

3. Wanneer de nomenclaturen van de douanetarieven van de partijen bij de Overeenkomst wijzigingen ondergaan die gevolgen hebben voor de produkten waarop deze Overeenkomst van toepassing is, kan het gemengd comité de tariefnomenclatuur van deze produkten dienovereenkomstig aanpassen.

4. Het gemengd comité kan besluiten tot de oprichting van om het even welke werkgroep die het in de vervulling van zijn taak kan bijstaan.

Artikel 33

1. Wanneer een partij bij de Overeenkomst van mening is dat het in het belang van de economieën van beide partijen is de bij de Overeenkomst tot stand gebrachte betrekkingen uit te breiden tot gebieden die niet onder de Overeenkomst vallen, legt zij de andere partij een daartoe strekkend met redenen omkleed verzoek voor.

De partijen bij de Overeenkomst kunnen het gemengd comité opdracht geven dit verzoek aan een onderzoek te onderwerpen en, indien nodig, aanbevelingen te doen, meer bepaald met het oog op het openen van onderhandelingen.

2. De uit de in lid 1 bedoelde onderhandelingen voortvloeiende overeenkomsten worden door de partijen bij de Overeenkomst volgens hun eigen procedures bekrachtigd en goedgekeurd.

Artikel 34

De Gemeenschap verbindt zich ertoe op verzoek van de Faeröer te overwegen om:

- de toegangsmogelijkheden voor bepaalde produkten te verbeteren;

- haar tariefconcessies voor visserijprodukten van de Faeröer uit te breiden tot nieuwe vissoorten die worden gevangen door vissersvaartuigen van de Faeröer die hun thuishaven in het noordelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan hebben en aldaar bedrijvig zijn, of deze uit te breiden tot aanverwante visserijprodukten die momenteel niet door de visserijindustrie van de Faeröer worden vervaardigd. Deze nieuwe vissoorten of visserijprodukten zouden vrij van rechten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, onder voorbehoud van de kwantitatieve beperkingen die noodzakelijk kunnen zijn indien de nieuwe vissoorten of visserijprodukten in de Gemeenschap als gevoelige produkten worden aangemerkt.

Artikel 35

De bijlagen en protocollen bij de Overeenkomst maken daarvan integrerend deel uit.

Artikel 36

Elke partij bij de Overeenkomst kan de Overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. De Overeenkomst treedt buiten werking twaalf maanden na de datum van deze kennisgeving. Artikel 37

De Overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Faeröer.

Artikel 38

Deze Overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Faeröese taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Deze Overeenkomst wordt door de partijen bij de Overeenkomst goedgekeurd volgens hun eigen procedures.

Zij treedt in werking op 1 januari 1992, mits de partijen bij de Overeenkomst elkaar vóór die datum kennis hebben gegeven van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures. Na die datum treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op deze kennisgeving.

De op 1 januari 1992 geldende bepalingen worden toegepast bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, indien deze na die datum plaatsheeft.

Hecho en Bruselas, el dos de diciembre de mil novecientos noventa y uno.

Udfærdiget i Bruxelles, den anden december nitten hundrede og enoghalvfems.

Geschehen zu Brüssel am zweiten Dezember neunzehnhunderteinundneunzig.

¸ãéíå óôéò ÂñõîÝëëåò, óôéò äýï Äåêåìâñßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá Ýíá.

Done at Brussels on the second day of December in the year one thousand nine hundred and ninety-one.

Fait à Bruxelles, le deux décembre mil neuf cent quatre-vingt-onze.

Fatto a Bruxelles, addì due dicembre millenovecentonovantuno.

Gedaan te Brussel, de tweede december negentienhonderdeenennegentig.

Feito em Bruxelas, em dois de Dezembro de mil novecentos e noventa e um.

Gjørt í Bruxelles, hin annan dagin i december 1991.

Por el Consejo de las Comunidades Europeas

For Rådet for De Europæiske Fællesskaber

Für den Rat der Europäischen Gemeinschaften

Ãéá ôï Óõìâïýëéï ôùí Åõñùðáúêþí ÊïéíïôÞôùí

For the Council of the European Communities

Pour le Conseil des Communautés européennes

Per il Consiglio delle Comunità europee

Voor de Raad van de Europese Gemeenschappen

Pelo Conselho das Comunidades Europeias

Fyri Raoio fyri Europeisku Felagsskapirnar

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Por el Gobierno de Dinamarca y el Gobierno local de las Islas Feroe

For Danmarks regering og Færøernes landsstyre

Für die Regierung von Dänemark und die Landesregierung der Färöer

Ãéá ôçí êõâÝñíçóç ôçò Äáíßáò êáé ôçí ôïðéêÞ êõâÝñíçóç ôùí Öåñüùí ÍÞóùí

For the Government of Denmark and the Home Government of the Faroe Islands

Pour le gouvernement du Danemark et le gouvernement local des îles Féroé

Per il governo della Danimarca e il governo locale delle isole Faerøer

Voor de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer

Pelo Governo da Dinamarca e o Governo regional das ilhas Faroé

Fyri ríkisstjórn Danmarkar og Føroya Landsst´yri

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

BIJLAGE I

Lijst van produkten bedoeld in artikel 2, onder i), van de Overeenkomst

>

RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Opheffing door de Faeröer van de tarieven en rechten die op goederen van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn

A. Wetgeving van de Faeröer, per 1 mei 1991, betreffende de fiscale invoerrechten en de binnenlandse produktieheffingen:

1. Wet nr. 53 van 11 februari 1950, gewijzigd:

Fiscale invoerrechten en produktieheffingen op bepaalde produkten.

2. Wet nr. 9 van 27 april 1961, gewijzigd:

Een algemeen fiscaal invoerrecht van 27 % met bepaalde uitzonderingen, in hoofdzaak voor grondstoffen en goederen die door de visserijindustrie worden gebruikt.

3. Wet nr. 32 van 19 mei 1979, gewijzigd:

Een algemeen fiscaal invoerrecht van 6 % met bepaalde uitzonderingen, die echter minder talrijk zijn dan de in punt 2 bedoelde uitzonderingen.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen ontvangt uiterlijk op de datum waarop de overeenkomst wordt ondertekend een volledige verzameling van de vorengenoemde wetgeving zoals deze op 1 mei 1991 van toepassing was.

B. De Faeröer verbinden zich ertoe hun wetgeving op het gebied van de douane en de rechten als volgt te wijzigen:

1. Per 1 januari 1992:

a) tenuitvoerlegging van een nieuwe douanewetgeving die een op het geharmoniseerde systeem gebaseerd douanetarief bevat en die rekening houdt met de uit de GATT voortvloeiende verplichtingen van Denemarken;

b) vrijstelling van rechten voor goederen van oorsprong uit de Gemeenschap, met de in de protocollen nr. 2 en nr. 4 bedoelde uitzonderingen.

2. Per 1 januari 1993:

Afschaffing van het bestaande van fiscale invoerrechten en produktieheffingen en vervanging van dit systeem door een nieuw stelsel van indirecte belastingen waaraan de volgende elementen ten grondslag liggen:

a) een belasting over de toegevoegde waarde (BTW) waaraan dezelfde beginselen ten grondslag liggen als die welke de Gemeenschap aan haar Lid-Staten aanbeveelt, met inbegrip van het principe van de non-discriminatoire behandeling van ingevoerde goederen, en

b) een systeem van accijnzen die op dezelfde voet worden toegepast ten aanzien van binnenlandse en ingevoerde goederen.

PROTOCOL Nr. 1

betreffende de bijzondere bepalingen welke op de invoer van bepaalde soorten vis en visserijprodukten van toepassing zijn

Artikel 1

Voor de in de bijlage bij dit Protocol bedoelde produkten van oorsprong uit de Faeröer:

1. worden in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Faeröer geen nieuwe douanerechten ingesteld;

2. zijn de douanerechten en de andere voorwaarden die bij de invoer in de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 van produkten van oorsprong en herkomst uit de Faeröer van toepassing zijn, die welke zijn vermeld in de bijlage bij dit Protocol;

3. zal het Koninkrijk Spanje zijn douanerechten ten aanzien van de Faeröer verlagen overeenkomstig het bepaalde in artikel 173, leden 1 en 2, van de Akte van Toetreding;

4. zal de Portugese Republiek haar douanerechten ten aanzien van de Faeröer verlagen overeenkomstig het bepaalde in artikel 360, lid 1, onder b), en lid 2, van de Akte van Toetreding.

Artikel 2

Het in de bijlage vermelde preferentiële tarief is uitsluitend van toepassing indien de prijs af grens die door de Lid-Staten is vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 3796/81 (PB nr. L 379 van 31. 12. 1981), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3468/88 (PB nr. L 305 van 10. 11. 1988), op zijn minst gelijk is aan de referentieprijs die door de Gemeenschap voor de betreffende produkten of categorieën van produkten is vastgesteld of dient te worden vastgesteld.

Artikel 3

Met het oog op de afschaffing van de douanerechten werden in de bijlage voor bepaalde produkten van oorsprong uit de Faeröer referentieplafonds vastgesteld.

Indien de invoer van deze produkten de referentieplafonds overschrijdt, kan de Gemeenschap opnieuw de volledige douanerechten instellen.

Artikel 4

De Faeröer schaffen de tarieven en rechten op de invoer van vis en visserijprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap af op de datum die is vermeld in artikel 5 en in bijlage II van deze Overeenkomst.

BIJLAGE

Produkten van oorsprong en herkomst uit de Faeröer zijn bij invoer in de Gemeenschap aan de hierna volgende douanerechten en andere voorwaarden onderworpen

TABEL I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

TABEL II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 2

betreffende de produkten die aan een bijzondere regeling zijn onderworpen die rekening houdt met verschillen in de kosten van de in deze produkten verwerkte landbouwprodukten

Artikel 1

Opdat rekening kan worden gehouden met verschillen in de kosten van de landbouwprodukten die zijn verwerkt in de goederen welke in de als bijlage aan dit Protocol gehechte tabel zijn vermeld, vormt de Overeenkomst geen beletsel voor:

i) de heffing, bij invoer, van een variabel element of een vast bedrag, of de toepassing van interne prijscompenserende maatregelen;

ii) de toepassing van maatregelen bij uitvoer.

Artikel 2

1. De Gemeenschap, in haar samenstelling per 31 december 1985, past met ingang van 1 januari 1992 op de invoer van oorsprong uit de Faeröer de invoerrechten toe die in de als bijlage aan dit Protocol gehechte tabel zijn vermeld.

2. Het Koninkrijk Spanje zal voor produkten van oorsprong uit de Faeröer het verschil tussen de basisrechten die op 1 januari 1985 van toepassing waren en de op 1 januari 1992 geldende rechten, die in de als bijlage aan dit Protocol gehechte tabel zijn vermeld, geleidelijk opheffen overeenkomstig artikel 31, lid 1 en lid 2, van de Akte van Toetreding.

3. De Portugese Republiek zal voor produkten van oorsprong uit de Faeröer het verschil tussen de basisrechten die op 1 januari 1985 van toepassing waren en de op 1 januari 1992 geldende rechten, die in de als bijlage aan dit Protocol gehechte tabel zijn vermeld, geleidelijk opheffen overeenkomstig artikel 190, lid 1 en lid 3, van de Akte van Toetreding.

Artikel 3

De Faeröer zullen alle rechten en heffingen op de invoer van verwerkte landbouwprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap afschaffen op de datum die is vermeld in artikel 5 van en in bijlage II bij deze Overeenkomst met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in Protocol nr. 4, tabel II.

Indien de Faeröer dergelijke maatregelen voor verwerkte landbouwprodukten als bedoeld in artikel 1 van dit Protocol instellen, dan wordt de Gemeenschap hiervan naar behoren in kennis gesteld.

TABEL

EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 3

betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking

TITEL I

DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUKTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 1

Criteria inzake de oorsprong

1. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de hierna volgende produkten beschouwd als:

1. produkten van oorsprong uit de Faeröer:

a) geheel en al op de Faeröer verkregen produkten;

b) op de Faeröer verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, met dien verstaande dat:

i) de genoemde produkten toereikende bewerkingen of verwerkingen in de zin van artikel 3 van dit Protocol hebben ondergaan, of dat

ii) deze produkten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol;

2. produkten van oorsprong uit de Gemeenschap:

a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten;

b) in de Gemeenschap verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, met dien verstaande dat:

i) de genoemde produkten toereikende bewerkingen of verwerkingen in de zin van artikel 3 van dit Protocol hebben ondergaan, of dat

ii) deze produkten van oorsprong zijn uit de Faeröer in de zin van dit Protocol.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, punt 1, letter b), onder ii), behouden produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol die in ongewijzigde staat van de Faeröer naar de Gemeenschap worden uitgevoerd of die op de Faeröer geen andere bewerkingen of verwerkingen hebben ondergaan dan die bedoeld in artikel 3, lid 3, hun oorsprong.

In afwijking van het bepaalde in lid 1, punt 2, letter b), onder ii), behouden produkten van oorsprong uit de Faeröer in de zin van dit Protocol die van de Gemeenschap naar de Faeröer worden uitgevoerd of die in de Gemeenschap geen andere bewerkingen of verwerkingen hebben ondergaan dan die bedoeld in artikel 3, lid 3, hun oorsprong.

Artikel 2

Geheel en al verkregen produkten

1. In de zin van artikel 1, lid 1, punt 1, onder a), en punt 2, onder a), worden de hierna volgende goederen en produkten beschouwd als geheel en al verkregen in de Gemeenschap of op de Faeröer:

a) uit hun bodem of zeebodem gewonnen minerale produkten;

b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d) produkten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;

e) produkten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) produkten van de zeevisserij en andere door hun schepen uit de zee gewonnen produkten;

g) produkten die aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd van uitsluitend de onder f) bedoelde produkten;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts kunnen dienen voor het terugwinnen van grondstoffen;

i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j) goederen die aldaar van geen andere dan de onder a) tot en met i) bedoelde produkten zijn vervaardigd.

2. De uitdrukking "hun schepen" in lid 1, onder f), heeft slechts betrekking op schepen:

- die op de Faeröer of in een Lid-Staat van de Gemeenschap zijn geregistreerd of ingeschreven;

- die de vlag van de Faeröer of van een Lid-Staat van de Gemeenschap voeren;

- die voor ten minste 50 % het eigendom zijn van onderdanen van de Lid-Staten van de Gemeenschap, ingezetenen of niet-ingezetenen van de Faeröer, of van een vennootschap waarvan het hoofdkantoor in een van die Staten of op de Faeröer is gevestigd, waarvan de bestuurder of bestuurders, de voorzitter van de raad van bestuur of van de raad van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van de Lid-Staten van de Gemeenschap, ingezetenen of niet-ingezetenen van de Faeröer en waarvan bovendien, voor zover het personenvennootschappen of besloten vennootschappen betreft, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze Staten, de Faeröer of aan publiekrechtelijke lichamen of onderdanen van deze Staten of de Faeröer;

- waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van de Lid-Staten van de Gemeenschap, ingezetenen of niet-ingezetenen van de Faeröer;

- waarvan ten minste 75 % van de bemanning onderdanen zijn van de Lid-Staten van de Gemeenschap, ingezeten of niet-ingezetenen van de Faeröer.

3. Met "Faeröer" en "Gemeenschap" worden eveneens de territoriale wateren van de Faeröer en van de Lid-Staten van de Gemeenschap bedoeld.

Zeeschepen, met inbegrip van fabrieksschepen, aan boord waarvan de eigen vangst wordt verwerkt of bewerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van de Gemeenschap of van de Faeröer, mits zij aan de in lid 2 genoemde voorwaarden voldoen.

Artikel 3

Toereikende bewerking of verwerking

1. Voor de toepassing van artikel 1 worden niet van oorsprong zijnde materialen geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan alle niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging werden gebruikt, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 2 en 3.

Met "hoofdstukken" en "posten" worden in dit Protocol bedoeld de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur van het "geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen" (hierna "geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd).

Met "indeling" wordt de indeling van een produkt of materiaal onder een bepaalde post bedoeld.

2. Wanneer een produkt in de kolommen 1 en 2 van de in bijlage II opgenomen lijst is vermeld, moet aan de in kolom 3 voor dit produkt gestelde voorwaarden zijn voldaan, in plaats van aan de regel bedoeld in lid 1.

Voor de produkten van de hoofdstukken 84 tot en met 91 kan de exporteur, als alternatief voor de in kolom 3 genoemde voorwaarden, opteren voor de toepassing van de voorwaarden die zijn vermeld in kolom 4:

a) Wanneer in de lijst van bijlage II een percentageregel wordt toegepast om te bepalen of een in de Gemeenschap of op de Faeröer verkregen produkt al dan niet van oorsprong is, moet de door de be- of verwerkingen toegevoegde waarde overeenstemmen met de prijs af fabriek van het verkregen produkt, verminderd met de waarde van de materialen uit derde landen die in de Gemeenschap of op de Faeröer werden ingevoerd.

b) Met "waarde" in de lijst van bijlage II wordt bedoeld de douanewaarde op het tijdstip van invoer van de niet van oorsprong zijnde materialen die werden gebruikt of, indien deze waarde niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor deze materialen in het betrokken gebied is betaald.

Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is deze bepaling van overeenkomstige toepassing.

c) Onder "prijs af fabriek" in de lijst van bijlage II wordt verstaan de prijs die is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde is begrepen van al het gebruikte materiaal, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die zijn of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd.

d) Onder "douanewaarde" dient te worden verstaan de waarde die wordt vastgesteld krachtens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, die op 12 april 1978 te Genève werd ondertekend.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de volgende bewerkingen of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om het betrokken produkt het karakter van produkt van oorsprong te verlenen, ongeacht of er al dan niet verandering van tariefpost plaatsvindt:

a) behandelingen om de bewaring in ongewijzigde staat van goederen tijdens het vervoer en de opslag te verzekeren (luchten, uitleggen, drogen, koelen, leggen in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, verwijdering van beschadigde gedeelten en soortgelijke handelingen);

b) eenvoudige handelingen bestaande in stofvrij maken, zeven, uitzoeken, rangschikken, sorteren (met inbegrip van het samenvoegen van goederensets), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderingen in de verpakking en verdeling en samenvoeging van colli;

ii) eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, in omhulsels, in blikken, bevestigen op plankjes enz. en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

d) het aanbrengen op de produkten zelf of op hun verpakkingen van merken, etiketten of andere soortgelijke onderscheidingstekens;

e) het eenvoudig mengen van produkten van dezelfde soort die een of meer bestanddelen bevatten welke niet voldoen aan de in het Protocol vastgestelde voorwaarden om als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit de Faeröer te kunnen worden aangemerkt;

f) het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot één compleet artikel;

g) een combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met f) genoemde handelingen;

h) het slachten van dieren.

Artikel 4

Neutrale elementen

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit de Gemeenschap of uit de Faeröer, behoeft niet te worden nagegaan of de bij het produktieproces gebruikte elektrische energie, brandstoffen, installaties en uitrusting, machines en gereedschappen, alsmede de bij de vervaardiging gebruikte materialen of produkten die niet in de uiteindelijke samenstelling van het produkt voorkomen of geacht zijn voor te komen, al dan niet van oorsprong zijn uit derde landen.

Artikel 5

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines of voertuigen worden geleverd, die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en waarvan de prijs is begrepen in de prijs daarvan of niet afzonderlijk in rekening wordt gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het betrokken materieel of de betrokken machines of voertuigen.

Artikel 6

Assortimenten

Assortimenten in de zin van algemene bepaling 3 van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle artikelen waaruit zij zijn samengesteld, van oorsprong zijn. Een assortiment bestaande uit artikelen van oorsprong en artikelen welke niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de artikelen welke niet van oorsprong zijn, niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het assortiment bedraagt.

Artikel 7

Rechtstreeks vervoer

1. De preferentiële regeling waarin de Overeenkomst voorziet, geldt uitsluitend voor produkten en materialen die tussen het grondgebied van de Gemeenschap en dat van de Faeröer worden vervoerd zonder gebruikmaking van enig ander grondgebied. Het vervoer van goederen die één enkele zending vormen, kan echter plaatsvinden met gebruikmaking van andere grondgebieden dan de bovengenoemde, eventueel met overlading of tijdelijke opslag op die grondgebieden, mits de goederen onder toezicht blijven van de douaneautoriteiten van het land van doorvoer of opslag en aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opniew laden, of andere behandelingen die ten doel hebben hen in goede staat te bewaren.

2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging aan de bevoegde douaneautoriteiten van de volgende documenten:

a) hetzij een in het land of gebied van uitvoer afgegeven doorvoercognossement onder geleide waarvan het vervoer over het grondgebied van het doorvoerland heeft plaatsgevonden;

b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat dat de volgende gegevens bevat:

- een nauwkeurige omschrijving van de goederen,

- de data van lossen of opnieuw laden van de goederen, eventueel met vermelding van de specificaties van de gebruikte schepen,

- een verklaring betreffende de omstandigheden waaronder het verblijf van de goederen heeft plaatsgevonden;

c) hetzij, bij gebreke van bovenstaande documenten, elk stuk dat tot bewijs kan dienen.

Artikel 8

Territorialiteitsbeginsel

De in deze titel vastgestelde voorwaarden voor het verkrijgen van het karakter van produkt van oorsprong moeten zonder onderbreking zijn vervuld in de Gemeenschap of op de Faeröer.

Indien uit de Gemeenschap of de Faeröer naar een ander land uitgevoerde goederen van oorsprong aldaar terugkeren, moeten zij worden beschouwd als zijnde niet van oorsprong, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

- de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als die welke werden uitgevoerd, en

- de goederen geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om hen tijdens hun verblijf in dat land in goede staat te bewaren.

TITEL II

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 9

Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Het karakter van produkt van oorsprong van de produkten in de zin van dit Protocol wordt aangetoond door middel van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III bij dit Protocol is opgenomen.

Artikel 10

Normale procedure voor de afgifte van certificaten

1. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder zijn verantwoordelijkheid, van zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger. Een dergelijk verzoek wordt gedaan door middel van een formulier waarvan het model in bijlage III bij dit Protocol is opgenomen en dat dient te worden ingevuld overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol.

Aanvragen voor certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 dienen door de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer gedurende ten minste twee jaar te worden bewaard.

2. De exporteur of zijn vertegenwoordiger dient zijn aanvraag vergezeld te doen gaan van alle ter zake dienende bewijsstukken waaruit blijkt dat de uit te voeren produkten in aanmerking komen voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Hij dient zich ertoe te verbinden op daartoe strekkend verzoek van de bevoegde autoriteiten al het aanvullende bewijsmateriaal ter beschikking te stellen dat deze nodig kunnen hebben om de juiste oorsprong van de voor de preferentiële behandeling in aanmerking komende produkten vast te stellen en, bovendien, de genoemde autoriteiten inzage te verlenen in zijn boekhouding voor een controle van de wijze waarop de vorengenoemde produkten zijn verkregen.

De exporteurs dienen de in dit lid bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste twee jaar te bewaren.

3. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 mag uitsluitend worden afgegeven wanneer het als bewijsstuk voor de toepassing van de Overeenkomst kan dienen.

4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de Faeröer afgegeven indien de uit te voeren goederen als produkten van oorsprong uit de Faeröer in de zin van artikel 1, lid 1, punt 1, van dit Protocol zijn aan te merken. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap afgegeven indien de uit te voeren goederen als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 1, lid 1, punt 2, van dit Protocol zijn aan te merken.

5. De douaneautoriteiten van de Lid-Staten van de Gemeenschap of de Faeröer kunnen overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven indien de uit te voeren goederen als produkten van oorsprong uit de Faeröer of de Gemeenschap in de zin van artikel 1, lid 2, van dit Protocol kunnen worden aangemerkt en op voorwaarde dat de goederen waarop de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 van toepassing zijn, zich in de Gemeenschap of op de Faeröer bevinden.

In de vorengenoemde gevallen worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven op overlegging van het vooraf afgegeven of opgestelde bewijs van oorsprong. Dit bewijs van oorsprong dient door de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer gedurende ten minste twee jaar te worden bewaard.

6. Aangezien het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 geldt als bewijsstuk voor de toepassing van de in de Overeenkomst vastgestelde preferentiële tariefregelingen en contingenten, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de oorsprong van de goederen te verifiëren en de andere verklaringen op het certificaat te controleren.

7. Ten einde na te gaan of aan de in de leden 4 en 5 gestelde voorwaarden is voldaan, kunnen de douaneautoriteiten alle bewijsstukken eisen en iedere controle uitoefenen die zij dienstig achten.

8. De douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer moeten erop toezien dat de in lid 1 bedoelde formulieren op de juiste wijze zijn ingevuld. In het bijzonder dienen zij na te gaan of het voor de omschrijving van de produkten bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen uitgesloten zijn. Daartoe mag bij de omschrijving van de goederen geen ruimte tussen de regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, dient onder de laatste regel een horizontale streep te worden getrokken en dient het niet ingevulde gedeelte te worden geradeerd.

9. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer dient in het voor de douaneautoriteiten bestemde gedeelte van het certificaat te worden vermeld.

10. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer afgegeven bij de uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft. Het wordt de exporteur ter hand gesteld zodra de werkelijke uitvoer heeft plaatsgevonden of verzekerd is.

Artikel 11

Afgifte achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

1. In uitzonderlijke gevallen kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 eveneens worden afgegeven na de uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft, indien het ten gevolge van vergissingen, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer werd afgegeven.

2. Voor de toepassing van lid 1 dient de exporteur in de aanvraag:

- de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de produkten waarop het certificaat betrekking heeft;

- onder opgave van redenen te verklaren dat bij de uitvoer van de betrokken produkten geen certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 werd afgegeven.

3. Voordat zij overgaan tot de afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dienen de douaneautoriteiten na te gaan of de in de aanvraag van de exporteur verstrekte gegevens overeenstemmen met die welke in het overeenkomstige dossier voorkomen.

De achteraf afgegeven certificaten dienen van een van de hierna volgende vermeldingen te zijn voorzien:

"NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "ACHTERAF AFGEGEVEN", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFØLGENDE", "ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI", "GIVIN EFTIRFYLGJANDI".

4. De in lid 3 bedoelde vermelding dient in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 te worden aangebracht.

Artikel 12

Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

1. In het geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, om een duplicaat verzoeken dat wordt opgesteld aan de hand van de uitvoerdocumenten welke deze autoriteiten in hun bezit hebben.

2. Op het aldus afgegeven duplicaat dient een van de hierna volgende vermeldingen te worden aangebracht:

"DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "TVITAK".

3. De in lid 2 bedoelde vermelding dient in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 te worden aangebracht.

4. Op het duplicaat dient de datum van afgifte van het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 te worden vermeld. Het wordt op die datum van kracht.

Artikel 13

Vereenvoudigde procedure voor de afgifte van certificaten

1. In afwijking van de artikelen 10, 11 en 12 van dit Protocol kan voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 een vereenvoudigde procedure worden toegepast overeenkomstig de hierna volgende bepalingen.

2. De douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer kunnen aan elke exporteur, hierna te noemen "toegelaten exporteur", die veelvuldig uitvoertransacties verricht waarvoor certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 kunnen worden afgegeven en die, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten, alle noodzakelijk geachte waarborgen biedt voor de controle van de oorsprong van de goederen, vergunning verlenen om op het tijdstip van uitvoer noch de goederen noch de aanvraag voor een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 met betrekking tot deze goederen bij het douanekantoor van de Staat of het gebied van uitvoer aan te bieden ter verkrijging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 onder de voorwaarden bedoeld in artikel 10 van dit Protocol.

3. In de in lid 2 bedoelde vergunning wordt, naar keuze van de bevoegde autoriteiten, bepaald dat vak 11 "Visum van de douane" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1:

a) hetzij van tevoren moet worden voorzien van het dienststempel van het bevoegde douanekantoor van de Staat of het gebied van uitvoer en van de handtekening, die in facsimile mag zijn aangebracht, van een ambtenaar van dat kantoor, of

b) hetzij door de toegelaten exporteur moet worden voorzien van een speciale stempelafdruk die is goedgekeurd door de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer en die overeenkomt met het model dat in bijlage V bij dit Protocol is opgenomen. Deze stempelafdruk mag van tevoren op de formulieren worden gedrukt.

4. In de in lid 3, onder a), bedoelde gevallen dient in vak 7 "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 een van de volgende vermeldingen te worden aangebracht:

"VEREINFACHTES VERFAHREN", "PROCÉDURE SIMPLIFIÉE", "PROCEDURA SEMPLIFICATA", "VEREENVOUDIGDE PROCEDURE", "SIMPLIFIED PROCEDURE", "FORENKLET PROCEDURE", "ÁÐËÏÕÓÔÅÕÌÅÍÇ ÄÉÁÄÉÊÁÓÉÁ", "PROCEDIMIENTO SIMPLIFICADO", "PROCEDIMENTO SIMPLIFICADO", "EINFØLD MANNAGONGD".

5. Vak 11 "Visum van de douane" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dient, indien nodig, door de toegelaten exporteurs te worden aangevuld.

6. De toegelaten exporteur vermeldt in voorkomend geval in vak 13 "Verzoek om controle" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 de naam en het adres van de autoriteit die bevoegd is het certificaat te controleren.

7. Wanneer de vereenvoudigde procedure toepassing vindt, kunnen de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer het gebruik voorschrijven van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 waarop ter identificering een bepaald kenteken is aangebracht.

8. In de in lid 2 bedoelde vergunning geven de bevoegde autoriteiten met name aan:

a) op welke wijze de aanvragen voor de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 dienen te worden gedaan;

b) onder welke voorwaarden deze aanvragen gedurende ten minste twee jaar dienen te worden bewaard;

c) welke autoriteiten in de in lid 3, onder b), genoemde gevallen bevoegd zijn voor de controle achteraf als bedoeld in artikel 25 van dit Protocol.

9. De douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer kunnen bepaalde categorieën goederen uitsluiten van de in lid 2 bedoelde faciliteiten.

10. De douaneautoriteiten weigeren de in lid 2 bedoelde vergunning aan exporteurs die niet alle garanties bieden welke zij noodzakelijk achten. De bevoegde autoriteiten kunnen de vergunning op elk ogenblik intrekken. Zij doen dit wanneer de toegelaten exporteur niet meer aan de voorwaarden voldoet of niet meer de vorengenoemde garanties biedt.

11. De toegelaten exporteur kan ertoe worden verplicht de bevoegde autoriteiten, op de wijze welke zij vaststellen, kennis te geven van door hem voorgenomen zendingen, ten einde deze autoriteiten in staat te stellen voor het vertrek van de goederen de noodzakelijk geachte controles te verrichten.

12. De douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer kunnen de toegelaten exporteurs aan alle controles onderwerpen welke zij noodzakelijk achten. De toegelaten exporteurs kunnen zich niet tegen deze controles verzetten.

13. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van de door de Gemeenschap en de Lid-Staten uitgevaardigde regels betreffende de douaneformaliteiten en het gebruik van douanedocumenten.

Artikel 14

Vervanging van certificaten

Vervanging van een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 door een of meer andere certificaten is steeds mogelijk, mits zulks geschiedt bij het douanekantoor waar de goederen zich bevinden.

Artikel 15

Geldigheid van de certificaten

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 dient binnen vier maanden na de datum waarop het door de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer werd afgegeven, te worden overgelegd op het douanekantoor van de Staat of het gebied van invoer waar de goederen worden binnengebracht.

2. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde indieningstermijn bij de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer worden overgelegd, kunnen niettemin voor de toepassing van de preferentiële regeling worden aanvaard wanneer de niet-naleving van de vorengenoemde termijn aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden te wijten is.

3. In andere gevallen van te late overlegging kunnen de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer de certificaten aanvaarden wanneer de produkten vóór het verstrijken van de genoemde termijn bij hen werden aangebracht.

Artikel 16

Tentoonstellingen

1. Goederen die uit de Gemeenschap of de Faeröer naar een tentoonstelling in een ander land dan een Lid-Staat van de Gemeenschap of de Faeröer worden verzonden en die na de tentoonstelling worden verkocht ten einde vervolgens op de Faeröer of in de Gemeenschap te worden ingevoerd, komen bij invoer voor de bepalingen van de Overeenkomst in aanmerking, mits zij voldoen aan de in dit Protocol gestelde voorwaarden welke goederen dienen te vervullen om als van oorsprong uit de Gemeenschap of de Faeröer te kunnen worden aangemerkt en voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd dat:

a) een exporteur deze goederen uit de Gemeenschap of de Faeröer naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze aldaar heeft tentoongesteld;

b) deze exporteur de goederen aan een persoon in de Gemeenschap of op de Faeröer heeft verkocht of overgedragen;

c) de goederen tijdens de tentoonstelling of onmiddellijk daarna naar de Gemeenschap of de Faeröer zijn verzonden in de staat waarin zij naar de tentoonstelling werden verzonden;

d) de goederen, vanaf het ogenblik waarop zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden dan demonstratie op die tentoonstelling zijn gebruikt.

2. Er moet onder de normale voorwaarden aan de douaneautoriteiten een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden overgelegd waarop de benaming en het adres van de tentoonstelling vermeld staan. Zo nodig kan een aanvullend bewijsstuk worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder deze zijn tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, jaarbeurzen of soortgelijke openbare manifestaties met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter waarbij de goederen onder douanetoezicht blijven, met uitzondering van de voor particuliere doeleinden in winkels of handelslokalen georganiseerde manifestaties die de verkoop van buitenlandse goederen ten doel hebben.

Artikel 17

Overlegging van certificaten

In de Staat of het gebied van invoer worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aan de douaneautoriteiten overgelegd volgens de voorschriften welke in die Staat of dat gebied van toepassing zijn. Deze autoriteiten hebben het recht daarvan een vertaling te eisen. Zij kunnen bovendien eisen dat de invoeraangifte wordt aangevuld met een verklaring van de importeur dat de goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst.

Artikel 18

Invoer in deelzendingen

Wanneer op verzoek de aangever een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerde systeem vallend gedemonteerd of niet gedemonteerd artikel onder de door de bevoegde instanties vastgestelde voorwaarden in deelzendingen wordt ingevoerd, wordt dit artikel, onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 3, van dit Protocol, geacht één enkel artikel te vormen en kan bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 voor het volledige artikel worden overgelegd.

Artikel 19

Bewaring van de certificaten

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer bewaard overeenkomstig de voorschriften welke in deze Staat of dit gebied van toepassing zijn.

Artikel 20

Formulier EUR.2

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 wordt het bewijs van de oorsprong in de zin van dit Protocol voor zendingen die uitsluitend produkten van oorsprong bevatten en waarvan de waarde niet meer dan 4 800 ecu per zending bedraagt, geleverd door overlegging van een formulier EUR.2, waarvan het model in bijlage IV bij dit Protocol is opgenomen.

2. Het formulier EUR.2 wordt overeenkomstig de bepalingen van dit Protocol ingevuld en ondertekend door de exporteur of, onder zijn verantwoordelijkheid, door zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger.

3. Voor elke zending dient een formulier EUR.2 te worden ingevuld.

4. De exporteur die een formulier EUR.2 heeft aangevraagd, legt op verzoek van de douaneautoriteiten van het land of gebied van uitvoer alle voor het gebruik van dit formulier vereiste bewijsstukken voor.

Artikel 21

Discrepanties

De vaststelling van kleine discrepanties tussen de op het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op het formulier EUR.2 vermelde gegevens en die welke voorkomen in de documenten die met het oog op het vervullen van de invoerformaliteiten voor de betreffende goederen aan het douanekantoor zijn overgelegd, leidt op zich niet tot ongeldigheid van het document indien naar behoren wordt vastgesteld dat dit op de aangebrachte goederen betrekking heeft.

Artikel 22

Ontheffing van de verplichting tot overlegging van een bewijs van oorsprong

1. Goederen die zich in aan particulieren gerichte kleine zendingen of in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden, worden als produkten van oorsprong aangemerkt, zonder dat een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet worden overgelegd of een formulier EUR.2 moet worden ingevuld, voor zover het invoer betreft waaraan ieder handelskarakter vreemd is en op voorwaarde dat bij de aangifte wordt verklaard dat de betrokken goederen voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van deze bepalingen en er geen twijfel bestaat omtrent de juistheid van deze verklaring.

2. Invoer die een incidenteel karakter draagt en uitsluitend betrekking heeft op goederen bestemd om door de reiziger of de geadresseerde zelf of door zijn gezin te worden gebruikt, wordt aangemerkt als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, indien uit de aard en de hoeveelheid van de goederen duidelijk blijkt dat daarmee geen commerciële oogmerken worden nagestreefd.

Bovendien mag de totale waarde van de betrokken goederen voor kleine zendingen niet meer dan 340 ecu en voor de persoonlijke bagage van reizigers niet meer dan 960 ecu bedragen.

Artikel 23

In ecu uitgedrukte bedragen

1. De tegenwaarde in de nationale valuta van de Staat of het gebied van uitvoer van de in ecu uitgedrukte bedragen wordt door de Staat of het gebied van uitvoer vastgesteld en aan de andere partijen bij de Overeenkomst medegedeeld. Wanneer deze bedragen de door de Staat of het gebied van invoer vastgestelde bedragen overschrijden, worden zij door de laatstgenoemde Staat of het laatstgenoemde gebied aanvaard indien de goederen in de valuta van de Staat of het gebied van uitvoer zijn gefactureerd.

Indien de goederen in de valuta van een andere Lid-Staat van de Gemeenschap zijn gefactureerd, aanvaardt de Staat of het gebied van invoer het door het betreffende land medegedeelde bedrag.

2. Tot en met 30 april 1993 is de in enige nationale valuta te gebruiken ecu het equivalent in deze nationale valuta van de ecu op 3 oktober 1990. Voor elke daaropvolgende periode van twee jaar is de ecu het equivalent in deze nationale valuta van de ecu op de eerste werkdag in oktober van het jaar dat de betreffende periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaat.

TITEL III

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 24

Toezending van stempelafdrukken

De douaneautoriteiten van de Lid-Staten en de Faeröer doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, afdrukken toekomen van de dienststempels die in hun douanekantoor voor de afgifte van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden gebruikt.

Artikel 25

Controle van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en formulieren EUR.2

1. De controle achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en formulieren EUR.2 geschiedt steekproefsgewijze of wanneer de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer gegronde twijfels hebben omtrent de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens betreffende de werkelijke oorsprong van de goederen.

2. Met het oog op de juiste toepassing van dit Protocol verlenen de Lid-Staten van de Gemeenschap en de Faeröer elkaar, via hun respectieve douanediensten, bijstand bij de controle van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 en de juistheid van de gegevens met betrekking tot de werkelijke oorsprong van de betreffende produkten.

3. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 of een fotokopie daarvan terug aan de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer, onder vermelding, in voorkomend geval, van de formele of materiële redenen die een onderzoek rechtvaardigen.

De ter zake dienende handelsbescheiden of kopieën daarvan worden aan het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 gehecht en de douaneautoriteiten verstrekken alle verkregen inlichtingen die doen vermoeden dat de op dit certificaat of formulier vermelde gegevens onjuist zijn.

Indien de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer besluiten, hangende het onderzoek, de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst op te schorten, bieden zij de importeur, onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen, de vrijgave van de goederen aan.

4. De resultaten van de controle worden ten spoedigste ter kennis gebracht van de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of het betwiste certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 betrekking heeft op de produkten in kwestie en of deze wel degelijk in aanmerking komen voor de toepassing van de preferentiële regeling.

5. Geschillen die niet tussen de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van invoer en de douaneautoriteiten van de Staat of het gebied van uitvoer kunnen worden geregeld of waarbij zich een probleem in verband met de interpretatie van dit Protocol voordoet, worden aan het douanecomité voorgelegd.

6. Ten behoeve van de controle achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 dienen de douaneautoriteiten van het land van uitvoer de uitvoerdocumenten, dan wel kopieën daarvan of certificaten die in de plaats daarvan worden gebruikt, gedurende ten minste twee jaar te bewaren.

Artikel 26

Sancties

Tegen een ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel voor bepaalde produkten de toepassing van een preferentiële regeling te verkrijgen, worden sancties getroffen.

Artikel 27

Vrije zones

De Lid-Staten en de Faeröer nemen alle noodzakelijke maatregelen om te verzekeren dat produkten die onder geleide van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gevestigde vrije zone verblijven, niet door andere goederen worden vervangen en geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om hen in goede staat te bewaren.

TITEL IV

CANARISCHE EILANDEN, CEUTA EN MELILLA

Artikel 28

Toepassing van het Protocol

1. De term "Gemeenschap" in dit Protocol is niet van toepassing op de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla. De uitdrukking "produkten van oorsprong uit de Gemeenschap" is niet van toepassing op de produkten van oorsprong uit deze gebieden.

2. Dit Protocol is, behoudens de bijzondere bepalingen bedoeld in artikel 29, van overeenkomstige toepassing op produkten van oorsprong uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla.

Artikel 29

Bijzondere voorwaarden

1. De hierna volgende bepalingen treden in de plaats van artikel 1 en de verwijzingen naar dat artikel zijn van overeenkomstige toepassing op dit artikel.

2. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, worden de hierna volgende produkten beschouwd als:

1. produkten van oorsprong uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla:

a) geheel en al op de Canarische eilanden, in Ceuta en Melilla verkregen produkten;

b) op de Canarische eilanden, in Ceuta en Melilla verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) genoemde produkten zijn gebruikt, op voorwaarde dat:

i) de genoemde produkten een toereikende bewerking of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 3 van dit Protocol, of dat

ii) deze produkten van oorsprong zijn uit de Faeröer of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, met dien verstande dat zij meer ingrijpende bewerkingen of verwerkingen hebben ondergaan dan de ontoereikende bewerkingen of verwerkingen bedoeld in artikel 3, lid 3;

2. produkten van oorsprong uit de Faeröer:

a) geheel en al op de Faeröer verkregen produkten,

b) op de Faeröer verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, op voorwaarde dat:

i) de genoemde produkten toereikende bewerkingen of verwerkingen in de zin van artikel 3 van dit Protocol hebben ondergaan, of dat

ii) deze produkten van oorsprong zijn uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, met dien verstande dat zij meer ingrijpende bewerkingen of verwerkingen hebben ondergaan dan de ontoereikende bewerkingen of verwerkingen bedoeld in artikel 3, lid 3.

3. De Canarische eilanden, Ceuta en Melilla worden als één enkel gebied aangemerkt.

4. De exporteur of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger vermeldt in vak 2 van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 de woorden "Faeröer" en "Canarische eilanden; Ceuta en Melilla". Wanneer het produkten van oorsprong uit de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla betreft, worden deze vermeldingen eveneens in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aangebracht.

5. De Spaanse douaneautoriteiten zijn verantwoordelijk voor de toepassing van dit Protocol op de Canarische eilanden en in Ceuta en Melilla.

6. Artikel 30 is niet van toepassing op het handelsverkeer tussen de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla, enerzijds, en de Faeröer, anderzijds.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

Teruggave en vrijstelling van douanerechten

1. Onverminderd de bepalingen van artikel 1 van Protocol nr. 2 en artikel 1 van Protocol nr. 4, komen produkten van de soort waarop de Overeenkomst van toepassing is en die worden gebruikt bij de vervaardiging van produkten waarvoor een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een formulier EUR.2 is afgegeven of ingevuld, in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van de douanerechten in welke vorm dan ook, wanneer het produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of de Faeröer betreft.

2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder "douanerechten" eveneens de heffingen van gelijke werking als douanerechten verstaan.

Artikel 31

Aardolieprodukten

De in bijlage VI genoemde produkten zijn tijdelijk van de toepassing van dit Protocol uitgesloten. De regelingen betreffende de administratieve samenwerking en artikel 30 zijn evenwel van overeenkomstige toepassing op deze produkten.

Artikel 32

Wijzigingen in het Protocol

Het gemengd comité kan besluiten bepaalde clausules van dit Protocol te wijzigen.

Artikel 33

Bijlagen

De bijlagen bij dit Protocol maken daarvan integrerend deel uit.

Artikel 34

Tenuitvoerlegging van het Protocol

De Gemeenschap en de Faeröer nemen ieder van hun kant de noodzakelijke maatregelen voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol.

LIJST VAN BIJLAGEN

Bladzijde

BIJLAGE I: Aantekeningen 51

BIJLAGE II: Lijst van be- of verwerkingen welke niet van oorsprong zijnde materialen dienen te ondergaan om het vervaardigde produkt het karakter van produkt van oorsprong te geven 56

BIJLAGE III: Formulieren voor de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 106

BIJLAGE IV: Formulieren EUR.2 111

BIJLAGE V: Model van de stempelafdruk bedoeld in artikel 13, lid 3, onder b) 115

BIJLAGE VI: Lijst van produkten bedoeld in artikel 31, die tijdelijk van de werkingssfeer van dit Protocol zijn uitgesloten 116

BIJLAGE I

AANTEKENINGEN

Voorwoord

Deze aantekeningen zijn, in voorkomend geval, van toepassing op alle fabrikaten bij de vervaardiging waarvan niet van oorsprong zijnde materialen werden gebruikt, zelfs indien zij niet aan de specifieke voorwaarden als bedoeld in de lijst van bijlage II, doch aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde regel inzake verandering van tariefpost zijn onderworpen.

Aantekening 1

1.1. De eerste twee kolommen van de lijst bevatten een omschrijving van het verkregen produkt. In de eerste kolom is het in het geharmoniseerde systeem gebruikte postnummer of hoofdstuknummer en in de tweede kolom de in dit systeem gebruikte omschrijving van de onder die post of dat hoofdstuk ingedeelde goederen opgenomen. Voor iedere omschrijving in de eerste twee kolommen is in kolom 3 of kolom 4 een regel opgenomen. Wanneer het postnummer in de eerste kolom wordt voorafgegaan door "ex" betekent dit dat de regel in kolom 3 of kolom 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk als omschreven in kolom 2.

1.2. Wanneer verscheidene postnummers in kolom 1 zijn gegroepeerd of een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het produkt in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is weergegeven, dan is de desbetreffende regel in kolom 3 of kolom 4 van toepassing op alle produkten die in het geharmoniseerde systeem onder de posten van het betreffende hoofdstuk of onder een van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

1.3. Wanneer in de lijst verschillende regels van toepassing zijn op verschillende produkten binnen één post, dan is onder ieder streepje de omschrijving vermeld van dat gedeelte van de post waarop de in kolom 3 of kolom 4 vermelde regel van toepassing is.

1.4. Voor de produkten van de hoofdstukken 84 tot en met 91 waarvoor in kolom 4 geen oorsprongsregel is opgenomen, dient de in kolom 3 vermelde regel te worden toegepast.

Aantekening 2

2.1. De term "vervaardiging" is van toepassing op elke soort be- of verwerking, met inbegrip van "assemblage" of specifieke bewerkingen. Zie evenwel ook aantekening 3.5.

2.2. De term "materiaal" is van toepassing op elk ingrediënt, elke grondstof, elke component, elk deel enz. dat bij de vervaardiging van het produkt is gebruikt.

2.3. De term "produkt" verwijst naar het vervaardigde produkt, zelfs indien dit bestemd is om later bij een andere vervaardiging te worden gebruikt.

2.4. Met "goederen" worden zowel materialen als produkten bedoeld.

Aantekening 3

3.1. Wanneer een post of een deel van een post niet in de lijst voorkomt dan geldt de regel "verandering van tariefpost" als bedoeld in artikel 3, lid 1. Indien voor enige omschrijving in de lijst de voorwaarde "verandering van tariefpost" geldt, dan is deze voorwaarde vermeld in de regel van kolom 3.

3.2. Aan de be- of verwerking die volgens een regel in kolom 3 of kolom 4 vereist is, dienen alleen de niet van oorsprong zijnde materialen te worden onderworpen. De in een regel in kolom 3 of kolom 4 vervatte beperkingen gelden eveneens uitsluitend voor de niet van oorsprong zijnde materialen die worden gebruikt.

3.3. Wanneer een regel bepaalt dat materialen van om het even welke post mogen worden gebruikt, dan mogen ook onder dezelfde post als het produkt ingedeelde materialen worden gebruikt, voor zover de regel niet in specifieke beperkingen voorziet. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke andere materialen van post . . . . daaronder begrepen" betekent evenwel dat onder dezelfde post als het produkt ingedeelde materialen alleen gebruikt mogen worden als zij een andere omschrijving hebben dan die van het produkt vermeld in kolom 2 van de lijst.

3.4. Indien een produkt dat vervaardigd is van materialen welke niet van oorsprong zijn en dat tijdens het fabricageprocédé het karakter van produkt van oorsprong heeft verkregen krachtens de regel inzake verandering van tariefpost of krachtens de regel die op dit produkt van toepassing is, als materiaal bij de vervaardiging van een ander produkt wordt gebruikt, geldt de regel die van toepassing is op dat andere produkt waarin het is verwerkt niet voor dit produkt.

Voorbeeld

Een motor van post 8407 waarvoor de regel bepaalt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die mogen worden gebruikt, niet meer dan 40 % van de prijs af fabriek mag bedragen, is vervaardigd van "smeedijzer van gelegeerd staal" van post 7224.

Wanneer dit smeedijzer in het betrokken land werd vervaardigd van ingots die niet van oorsprong zijn, dan heeft het smeedijzer reeds de oorsprong verworven krachtens de regel die in de lijst ten aanzien van post ex 7224 is vermeld. Voor het vaststellen van de waarde van de machine wordt het als materiaal van oorsprong aangemerkt, ongeacht of het al dan niet in dezelfde fabriek werd vervaardigd. Met de waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt derhalve bij het vaststellen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, geen rekening gehouden.

3.5. Zelfs indien aan de regel inzake verandering van tariefpost of aan de andere in de lijst vervatte regels is voldaan, verkrijgt het eindprodukt niet het karakter van produkt van oorsprong indien de uitgevoerde bewerking in haar geheel genomen ontoereikend is in de zin van artikel 3, lid 3.

3.6. De determinerende eenheid voor de toepassing van de regels betreffende de oorsprong is het produkt dat voor het vaststellen van de tariefindeling overeenkomstig het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Wanneer het "stellen of assortimenten" betreft die overeenkomstig algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, wordt de determinerende eenheid vastgesteld voor elk artikel van het stel of assortiment; deze regel geldt eveneens voor de stellen en assortimenten van de posten 8306, 8206 en 9605.

Hieruit vloeit voort dat:

- wanneer een uit een groep of verzameling van artikelen samengesteld produkt overeenkomstig het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel als de determinerende eenheid wordt aangemerkt;

- wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke produkten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk produkt afzonderlijk moet worden beschouwd voor de toepassing van de regels betreffende de oorsprong.

Wanneer, krachtens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, de verpakking te zamen met het produkt wordt ingedeeld, wordt deze voor het bepalen van de oorsprong geacht één geheel te vormen met het produkt.

Aantekening 4

4.1. De regel in de lijst geeft de minimaal vereiste be- of verwerking aan en het uitvoeren van meer be- of verwerkingen verleent derhalve eveneens het karakter van produkt van oorsprong. Het uitvoeren van minder be- of verwerkingen verleent daarentegen niet de oorsprong. Indien een regel bestaat dat in een bepaald stadium van het produktieproces niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt, is het gebruik van dergelijke materialen in een vroeger stadium van het produktieproces toegestaan, doch niet in een later stadium.

4.2. Wanneer een regel in de lijst bepaald dat een produkt van meer dan één materiaal mag zijn vervaardigd, betekent dit dat, hetzij een enkel hetzij verscheidene materialen kunnen worden gebruikt. Het betekent niet dat alle materialen dienen te worden gebruikt.

Voorbeeld

De regel voor weefsels bepaalt dat natuurlijke vezels en, onder meer, chemische produkten mogen worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide materialen moeten worden gebruikt. Men kan, hetzij het ene of het andere, hetzij beide gebruiken.

Indien evenwel voor een materiaal een bepaalde beperking geldt en voor andere materialen in dezelfde regel andere beperkingen gelden, dan gelden de beperkingen uitsluitend voor de werkelijk gebruikte materialen.

Voorbeeld

De regel voor naaimachines bepaalt dat zowel het draadspanmechanisme als het zigzagmechanisme van oorsprong moet zijn. Deze twee beperkingen gelden uitsluitend indien de genoemde mechanismen daadwerkelijk in de naaimachine zijn ingebouwd.

4.3. Wanneer een regel in de lijst voorschrijft dat een produkt van een bepaald materiaal dient te zijn vervaardigd, dan vormt deze voorwaarde uiteraard geen beletsel voor het gebruik van andere materialen die wegens hun intrinsieke karakter niet aan de regel kunnen voldoen.

Voorbeeld

De regel voor post 1904 die het gebruik van granen en daarvan afgeleide produkten uitdrukkelijk uitsluit, vormt geen beletsel voor het gebruik van minerale zouten en van chemische of andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd.

Voorbeeld

Bij de vervaardiging van artikelen van gebonden textielvlies waarbij uitsluitend het gebruik van niet van oorsprong zijnde garens is toegestaan, is het niet mogelijk met stof van gebonden textielvlies te beginnen - ofschoon gebonden textielvlies normaliter niet van garen kan worden vervaardigd. In dergelijke gevallen zou het beginmateriaal zich normaliter in het stadium voorafgaand aan het garen moeten bevinden, met andere woorden in het stadium van de vezels.

Zie eveneens aantekening 7.3 betreffende textielprodukten.

4.4. Wanneer in een regel van de lijst twee of meer percentages zijn vermeld voor de maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle niet van oorsprong zijnde materialen mag nooit meer bedragen dan het hoogste van de opgegeven percentages. Bovendien mogen de percentages die specifiek van toepassing zijn op bepaalde materialen, niet worden overschreden.

Aantekening 5

5.1. De term "natuurlijke vezels" verwijst naar andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, en is beperkt tot de stadia voorafgaand aan het spinnen. Tenzij anders bepaald omvat de term "natuurlijke vezels" eveneens de vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt maar niet gesponnen.

5.2. De term "natuurlijke vezels" is van toepassing op paardehaar (crin) van post 0503, ruwe zijde van post 5002, afval van zijde van post 5003, wol en fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201, 5202 en 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

5.3. Met "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor de vervaardiging van papier" worden de materialen bedoeld die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 worden ingedeeld en die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

5.4. Met "synthetische en kunstmatige stapelvezels" worden bedoeld de kabels van synthetische of kunstmatige filamenten, stapelvezels of afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 6

6.1. Voor de produkten die zijn ingedeeld onder die posten in de lijst waarbij een verwijzing naar deze inleidende aantekening is opgenomen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op de diverse bij de vervaardiging van deze produkten gebruikte basistextielmaterialen die, te zamen genomen, 10 % of minder van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie eveneens de punten 6.3 en 6.4).

6.2. Deze tolerantie geldt evenwel uitsluitend voor de gemengde produkten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Onder basistextielmaterialen worden verstaan:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardehaar (crin),

- katoen,

- materialen voor de vervaardiging van papier, en papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

- kokosvezels, abaca, rame en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels.

Voorbeeld

Garens van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, zijn gemengde garens. Derhalve mag gebruik worden gemaakt van niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die van chemische materialen of edelcellulose dienen te worden vervaardigd, ten belope van 10 gewichtspercenten van de garens.

Voorbeeld

Weefsels van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en garens van synthetische stapelvezels van post 5509, zijn gemengde weefsels. Derhalve mogen synthetische garens welke niet aan de regels van oorsprong voldoen (deze garens dienen van chemische materialen of edelcellulose te worden vervaardigd) of garens van wol die niet aan de regels van oorsprong voldoen (vervaardigd van natuurlijke vezels, niet gekaard noch gekamd of op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen) dan wel een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt ten belope van 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Voorbeeld

Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsel van katoen van post 5210, worden slechts als een gemengd produkt beschouwd wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd produkt is dat vervaardigd is van garens die onder verschillende posten worden ingedeeld of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld

Wanneer deze getufte textielstoffen werden vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van synthetische weefsel van post 5407 dan is het duidelijk dat de gebruikte garens tot twee verschillende basistextielmaterialen behoren en dat de getufte textielstoffen bijgevolg een gemengd produkt zijn.

Voorbeeld

Een "tufted" tapijt vervaardigd van kunstmatige garens en katoengarens en met een grondlaag van jute is een gemengd produkt omdat drie basistextielmaterialen worden gebruikt. Derhalve mogen om het even welke niet van oorsprong zijnde materialen worden gebruikt die zich in een later stadium van vervaardiging bevinden dan de regel toestaat, op voorwaarde dat het totale gecombineerde gewicht ervan niet meer bedraagt dan 10 gewichtspercenten van de textielmaterialen van het tapijt. Aldus kunnen de grondlaag van jute en/of de garens van katoen in dat stadium van de vervaardiging geïmporteerd worden, mits de voorwaarden ter zake van het gewicht worden gerespecteerd.

6.3. Voor weefsels welke "garens gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld" bevatten, bedraagt de tolerantie voor dit garen 20 %.

6.4. Voor weefsels welke strippen bevatten, bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen van kunststof, bedraagt de tolerantie ten aanzien van de strip 30 %.

Aantekening 7

7.1. Bij de vervaardiging van de textielprodukten die in de lijst zijn voorzien van een voetnoot die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en binnenwerk, worden gebruikt die niet aan de regel betreffende het geconfectioneerde produkt in kolom 3 van de lijst voldoen, op voorwaarde dat zij onder een andere tariefpost vallen dan het produkt en hun waarde niet meer dan 8 % van de prijs af fabriek van het produkt bedraagt.

7.2. Alle gebruikte garnituren, toebehoren of andere materialen die van andere stoffen dan textiel zijn vervaardigd, doch die ook textiel bevatten, behoeven niet aan de in kolom 3 genoemde voorwaarden te voldoen, niettegenstaande het feit dat zij buiten het toepassingsgebied van aantekening 4.3 vallen.

7.3. Overeenkomstig het bepaalde in 4.3 mogen alle niet van oorsprong zijnde garnituren en toebehoren van andere stoffen dan textiel of elk ander produkt dat geen textiel bevat, vrij worden gebruikt wanneer zij niet van de in kolom 3 genoemde materialen kunnen worden vervaardigd.

Voorbeeld

Wanneer een regel in de lijst voorschrijft dat voor een bepaald textielprodukt, zoals een blouse, garen moet worden gebruikt, dan vormt dit geen beletsel voor het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, omdat deze niet van textielmaterialen kunnen worden vervaardigd.

7.4. Wanneer een percentageregel van toepassing is, dient de waarde van garnituren en toebehoren te worden meegeteld bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

BIJLAGE II

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN WELKE NIET VAN OORSPRONG ZIJNDE MATERIALEN DIENEN TE ONDERGAAN OM HET VERVAARDIGDE PRODUKT HET KARAKTER VAN PRODUKT VAN OORSPRONG TE GEVEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

FORMULIEREN VOOR DE CERTIFICATEN INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden opgemaakt op het formulier waarvan het model in deze bijlage voorkomt. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld. De certificaten worden in een van deze talen opgemaakt overeenkomstig het nationale recht van de Staat of het gebied van uitvoer. Indien een certificaat met de hand wordt ingevuld, dient zulks met inkt en in blokletters te geschieden.

2. Het formaat van de certificaten is 210 × 297 mm, waarbij voor de lengte een maximumtolerantie van 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier moet wit en houtvrij zijn, zodanig gelijmd zijn dat het goed te beschrijven is en ten minste 60 g per m² wegen. Het papier moet voorzien zijn van een groenkleurige geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3. De Lid-Staten en de Faeröer kunnen het drukken van de certificaten zelf uitvoeren dan wel overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In het laatste geval dient op ieder certificaat naar deze vergunning te worden verwezen. Op elk certificaat moeten naam en adres van de drukker worden vermeld of een teken waardoor deze kan worden geïdentificeerd. Voorts moeten alle certificaten, ter identificatie, van een al dan niet gedrukt serienummer worden voorzien.

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

AANTEKENINGEN

1. In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste vermelding en, in voorkomend geval, door toevoeging van de juiste vermelding. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die het certificaat heeft opgesteld en te worden geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied van afgifte.

2. Tussen de in het certificaat vermelde artikelen mag geen tussenruimte gelaten worden en deze artikelen dienen doorlopend genummerd te worden. Onmiddellijk onder het laatste artikel dient een horizontale lijn getrokken te worden. Onbeschreven gedeelten dienen te worden doorgehaald, zodat elke latere toevoeging onmogelijk wordt.

3.De goederen worden met hun gebruikelijke handelsbenaming aangeduid onder opgave van de bijzonderheden, nodig voor de vaststelling van hun identiteit.

AANVRAAG TOT AFGIFTE VAN EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VERKLARING VAN DE EXPORTEUR

Ondergetekende, exporteur van de op de voorzijde omschreven goederen,

VERKLAART dat deze goederen aan de voor het verkrijgen van het hierbij gevoegde certificaat gestelde voorwaarden voldoen;

GEEFT de onderstaande toelichting inzake de omstandigheden waardoor deze goederen aan deze voorwaarden voldoen:

LEGTde volgende bewijsstukken OVER (1):

VERPLICHT ZICH ERTOE om op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle verdere bewijsstukken over te leggen die deze voor de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat nodig achten, en toe te staan dat deze autoriteiten in voorkomend geval zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van bovenbedoelde goederen heeft plaatsgevonden;

VERZOEKT voor deze goederen om de afgifte van het hierbij gevoegde certificaat.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

FORMULIEREN EUR.2

1. Formulieren EUR.2 worden gesteld op het formulier waarvan het model in deze bijlage voorkomt. Dit formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld. De formulieren worden in een van deze talen opgesteld overeenkomstig het nationale recht van de Staat of het gebied van uitvoer. Indien een formulier met de hand wordt ingevuld, dient zulks met inkt en in blokletters te geschieden.

2. Het formaat van de formulieren is 210 × 297 mm, waarbij voor de lengte een maximumtolerantie van 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier moet wit en houtvrij zijn, zodanig gelijmd zijn dat het goed te beschrijven is en ten minste 64 g per m² wegen.

3. De Lid-Staten van de Gemeenschap en de Faeröer kunnen het drukken van de formulieren zelf uitvoeren, dan wel overlaten aan drukkerijen die zij daartoe vergunning hebben verleend. In het laatste geval dient op ieder formulier naar deze vergunning te worden verwezen. Op elk formulier moeten naam en adres van de drukker worden vermeld of een teken waardoor deze kan worden geïdentificeerd. Voorts moeten alle formulieren, ter identificatie, van een al dan niet gedrukt serienummer worden voorzien.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Aanwijzingen voor het opmaken van het formulier EUR. 2

1. Voor het opmaken van een formulier EUR. 2 komen alleen in aanmerking de goederen die in het land van uitvoer voldoen aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld in de bepalingen die voor het in vak 1 van het formulier vermelde handelsverkeer gelden. Deze bepalingen moeten zorgvuldig worden bestudeerd alvorens het formulier in te vullen.

2.De exporteur hecht het formulier aan het verzendformulier wanneer het een postcollo betreft of sluit het formulier in het collo in wanneer het een brievenpostzending betreft. Bovendien brengt hij op het groene etiket C 1 of op de douaneverklaring C 2/CP 3 de vermelding ,,EUR. 2'' aan, gevolgd door het serienummer van het formulier.

3.Deze aanwijzingen ontslaan de exporteur niet van het vervullen van alle overige formaliteiten volgens de douane- of postvoorschriften.

4.Het gebruik van dit formulier houdt voor de exporteur de verplichting in aan de bevoegde autoriteiten alle bewijsstukken over te leggen die deze nodig achten en toe te staan dat deze autoriteiten zijn boekhouding aan een onderzoek onderwerpen en de omstandigheden nagaan waaronder de vervaardiging van de in vak 11 omschreven goederen heeft plaatsgevonden.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

Model van de stempelafdruk bedoeld in artikel 13, lid 3, onder b)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(2) Teken of wapen van de Staat of het gebied van uitvoer.

(3) Aanduidingen ter identificatie van de toegelaten exporteur.

BIJLAGE VI

LIJST VAN PRODUKTEN BEDOELD IN ARTIKEL 31, DIE TIJDELIJK VAN DE WERKINGSSFEER VAN DIT PROTOCOL ZIJN UITGESLOTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 4

betreffende landbouwprodukten waarop bijzondere invoerbepalingen van toepassing zijn

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 17 van de Overeenkomst verleent de Europese Economische Gemeenschap de volgende tariefcontingenten voor produkten van oorsprong en herkomst uit de Faeröer: >RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 2

Overeenkomstig artikel 5 en bijlage II van de Overeenkomst verlenen de Faeröer vrijstelling van rechten en heffingen voor goederen van oorsprong uit de Gemeenschap vallende onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerde systeem, met uitzondering van de volgende produkten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Verklaring van de Europese Economische Gemeenschap betreffende artikel 23, lid 1, van de Overeenkomst

De Europese Economische Gemeenschap verklaart dat zij zich, met het oog op de autonome uitvoering die door de partijen bij de Overeenkomst aan artikel 23, lid 1, van de Overeenkomst dient te worden gegeven, voor het beoordelen van de met dit artikel strijdige handelwijzen zal baseren op de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de voorschriften bedoeld in de artikelen 85, 86, 90 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.

Verklaring van de Europese Economische Gemeenschap betreffende de regionale toepassing van sommige bepalingen van de Overeenkomst

De Europese Economische Gemeenschap verklaart dat de toepassing van de maatregelen die zij kan nemen krachtens artikel 23, 24, 25 of 26 van de Overeenkomst, volgens de procedure en de bepalingen van artikel 27, dan wel krachtens artikel 28, op grond van haar eigen voorschriften kan worden beperkt tot één van haar gebieden.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de herziening van de handelsovereenkomst, ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de handelsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en de EVA

Indien de Gemeenschap - bij de sluiting van nieuwe overeenkomsten of regelingen tussen de Gemeenschap en de Lid-Staten van de EVA in het kader van de totstandbrenging van een Europese economische ruimte - de EVA-landen concessies toestaat die verder reiken dan die welke zij de Faeröer verleent op gebieden waarop deze Overeenkomst van toepassing is, dan zal zij, op daartoe strekkend verzoek van de Faeröer, welwillend en geval per geval nagaan in hoeverre en op welke grondslag overeenkomstige concessies kunnen worden aangeboden aan de Faeröer.

Indien tussen de Faeröer en de Lid-Staten van de EVA overeenkomsten of regelingen worden gesloten waarbij de Faeröer de EVA-landen concessies verlenen die verder reiken dan die welke zij aan de Gemeenschap verlenen op gebieden waarop deze Overeenkomst van toepassing is, dan zullen de Faeröer, op daartoe strekkend verzoek van de Gemeenschap, welwillend en voor elk geval afzonderlijk nagaan in hoeverre en op welke grondslag overeenkomstige concessies kunnen worden aangeboden aan de Gemeenschap.

Briefwisseling betreffende wederzijdse bijstand

Brief van het Hoofd van de delegatie van Denemarken en de Faeröer

Mijnheer,

Ik heb de eer u mede te delen dat de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer bereid zijn met de Europese Economische Gemeenschap een overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken te sluiten zodra een dergelijke overeenkomst met een of meer Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie is ondertekend. Tevens bevestig ik dat de tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer te sluiten overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken gebaseerd zal zijn op de overeenkomst of overeenkomsten die tussen de Europese Economische Gemeenschap en een of meer Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie worden gesloten.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Hoofd van de delegatie

van Denemarken en de Faeröer

Brief van het Hoofd van de delegatie van de Europese Economische Gemeenschap

Mijnheer,

In uw brief van heden deelt u mij het volgende mede:

"Ik heb de eer u mede te delen dat de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer bereid zijn met de Europese Economische Gemeenschap een overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken te sluiten zodra een dergelijke overeenkomst met een of meer Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie is ondertekend. Tevens bevestig ik dat de tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer te sluiten overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken gebaseerd zal zijn op de overeenkomst of overeenkomsten die tussen de Europese Economische Gemeenschap en een of meer Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie worden gesloten.".

Ik heb de eer u de ontvangst van uw brief te bevestigen.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Hoofd van de delegatie van de

Europese Economische Gemeenschap

(1) Bij voorbeeld: invoerdocumenten, certificaten inzake goederenverkeer, verklaringen van de fabrikant enz., ter zake van de be- of verwerkte produkten of de in ongewijzigde staat wederuitgevoerde goederen.

(2) Aangeven landen, groepen van landen of betrokken gebieden.

(3) Verwijzen naar de eventueel reeds door de bevoegde administratie of dienst ingestelde controle.

(4) Onder ,,land van oorsprong'' wordt verstaan het land, de groep landen of het gebied waaruit de produkten geacht worden van oorsprong te zijn.

(5) Onder ,,land'' wordt verstaan een land, een groep landen of een gebied.

(6*) De controle a posteriori van de formulieren EUR. 2 wordt bij wijze van steekproef verricht, of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer gegronde twijfel koesteren over de echtheid van het formulier en de juistheid van de inlichtingen aangaande de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen.

(7) Zie bladzijde 2 van dit Publikatieblad.