21977A0503(01)

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Libanese Republiek - Protocol Nr. 1 betreffende de technische en financiële samenwerking - Protocol Nr. 2 betreffendedefinitie van het begrip "produkten van oorsprong" en betreffende de methoden van administratieve samenwerking - Slotakte - Gemeenschappelijke verklaring Eenzijdige verklaringen - Briefwisseling

Publicatieblad Nr. L 267 van 27/09/1978 blz. 0002 - 0088
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 7 blz. 0004
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 7 blz. 0004
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 11 Deel 12 blz. 0004
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0107
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 11 Deel 10 blz. 0107


SAMENWERKINGSOVEREENKOMST tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Libanese Republiek

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN IERLAND,

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

en

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

enerzijds, en

DE PRESIDENT VAN DE LIBANESE REPUBLIEK,

anderzijds,

PREAMBULE

WENSENDE uitdrukking te geven aan hun wederzijdse wil om hun vriendschappelijke betrekkingen in stand te houden en te verstevigen, met eerbiediging van de beginselen van het Handvest der Verenigde Naties,

VASTBESLOTEN een ruime samenwerking in te stellen die bijdraagt tot de economische en sociale ontwikkeling van Libanon en de versteviging van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Libanon in de hand werkt.

BESLOTEN HEBBENDE de economische en commerciële samenwerking tussen de Gemeenschap en Libanon, met inachtneming van hun onderscheiden ontwikkelingsniveaus, te bevorderen en daarvoor een vaste basis te garanderen overeenkomstig hun internationale verplichtingen.

VASTBESLOTEN een nieuw model van betrekkingen tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden tot stand te brengen, dat verenigbaar is met het in de internationale gemeenschap bestaande verlangen naar een meer rechtvaardige en meer evenwichtige economische orde.

HEBBEN BESLOTEN de volgende Overeenkomst aan te gaan en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN:

Joseph VAN DER MEULEN,

Buitengewoon en Gevolgmachtigd Ambassadeur,

Permanent Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN:

K.B. ANDERSEN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND:

Klaus von DOHNANYI,

Onderminister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK:

Luc de la BARRE de NANTEUIL,

Ambassadeur van Frankrijk,

Permanent Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

DE PRESIDENT VAN IERLAND:

Garret FITZGERALD,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK:

Arnaldo FORLANI,

Minister van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG:

Gaston THORN,

Minister-President en Minister van Buitenlandse Zaken van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN:

Max van der STOEL,

Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND:

David OWEN,

Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken;

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN:

David OWEN,

Fungerend Voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen,

Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken;

Claude CHEYSSON,

Lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

DE PRESIDENT VAN DE LIBANESE REPUBLIEK:

Fouad BOUTROS,

Minister van Buitenlandse Zaken;

Artikel 1

Deze Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Libanon heeft ten doel een algemene samenwerking tussen de Partijen bij de Overeenkomst te bevorderen, ten einde bij te dragen tot de economische en sociale ontwikkeling van Libanon en de versteviging van hun betrekkingen in de hand te werken. Te dien einde worden er bepalingen en maatregelen vastgesteld en ten uitvoer gelegd op het gebied van de economische, technische en financiële samenwerking, alsmede op het gebied van het handelsverkeer.

TITEL I ECONOMISCHE, TECHNISCHE EN FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 2

Tussen de Gemeenschap en Libanon wordt een samenwerking tot stand gebracht ten einde bij te dragen tot de ontwikkeling van Libanon als aanvulling op hetgeen door dit land op dit gebied wordt gedaan en om de bestaande economische banden op zo breed mogelijke basis in het wederzijdse belang van de Partijen te versterken.

Artikel 3

Voor de verwezenlijking van de in artikel 2 bedoelde samenwerking worden met name in aanmerking genomen: - de doelstellingen en prioriteiten van de ontwikkelingsplannen en programma's van Libanon;

- het belang van de verwezenlijking van geïntegreerde acties door een gecoördineerde toepassing van verschillende maatregelen;

- het belang van bevordering van de regionale samenwerking tussen Libanon en andere staten.

Artikel 4

1. De samenwerking tussen de Gemeenschap en Libanon heeft inzonderheid ten doel de bevordering van: - deelneming door de Gemeenschap aan maatregelen die Libanon op het gebied van de ontwikkeling van de produktie en de economische infrastructuur treft met het oog op diversificatie van de structuur van haar economie. Deze deelneming zal vooral moeten worden afgestemd op de industrialisering van Libanon en de modernisering van de landbouwsector van dit land;

- de commercialisatie en de verkooppromotie van door Libanon uitgevoerde produkten;

- een industriële samenwerking gericht op de ontwikkeling van de industriële produktie van Libanon, met name door passende maatregelen: - ter bevordering van deelneming door de Gemeenschap aan de verwezenlijking van de programma's voor industriële ontwikkeling van Libanon,

- ter bevordering van het organiseren van contacten en ontmoetingen tussen voor het industriebeleid verantwoordelijke personen, promotors en bedrijven uit Libanon en de Gemeenschap om de totstandbrenging van nieuwe betrekkingen op industrieel gebied volgens de doelstellingen van deze Overeenkomst te bevorderen,

- ter vergemakkelijking van het verkrijgen, op gunstige voorwaarden, van octrooien en ander industrieel eigendom door middel van financiering overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 1 en/of andere passende regelingen met ondernemingen en instellingen binnen de Gemeenschap,

- om de opheffing van andere belemmeringen dan op het gebied van tarieven of contingenten die de toegang tot de verschillende markten kunnen verhinderen, mogelijk te maken;

- samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en milieubescherming;

- deelname van het bedrijfsleven van de Gemeenschap aan de programma's inzake onderzoek, produktie en verwerking van de natuurlijke hulpbronnen van Libanon en aan alle activiteiten tot exploitatie van deze hulpbronnen ter plaatse, alsmede de goede uitvoering van de daartoe tussen de respectieve bedrijven gesloten samenwerkings- en investeringscontracten;

- samenwerking in de visserijsector;

- de stimulering van particuliere investeringen die voor de partijen van wederzijds belang zijn;

- wederzijdse voorlichting over de economische en financiële situatie en de ontwikkeling daarvan, voor zover zulks voor de goede werking van deze Overeenkomst noodzakelijk is.

2. De Partijen bij de Overeenkomst kunnen nog andere samenwerkingsgebieden bepalen.

Artikel 5

1. Met het oog op de verwezenlijking van de in deze Overeenkomst gestelde doeleinden bepaalt de Samenwerkingsraad op gezette tijden de algemene koers van de samenwerking.

2. De Samenwerkingsraad heeft tot taak naar middelen en methoden te zoeken om de tenuitvoerlegging van de samenwerking op de in artikel 4 omschreven gebieden mogelijk te maken. Hij is bevoegd daartoe besluiten te nemen.

Artikel 6

De Gemeenschap neemt deel aan de financiering van maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van Libanon, onder de voorwaarden vermeld in protocol nr. 1 betreffende de technische en financiële samenwerking, rekening houdend met de mogelijkheden van een driehoekssamenwerking.

Artikel 7

De Partijen bij de Overeenkomst vergemakkelijken de juiste uitvoering van de samenwerkings- en investeringscontracten die van wederzijds belang zijn en passen in het kader van deze Overeenkomst.

TITEL II HANDELSVERKEER

Artikel 8

Op handelsgebied heeft deze Overeenkomst ten doel het handelsverkeer tussen de Partijen bij de Overeenkomst te bevorderen, met inachtneming van hun onderscheiden ontwikkelingsniveaus en van de noodzaak een beter evenwicht in hun handelsverkeer te waarborgen, ten einde het groeitempo van de Libanese handel te versnellen en de toegankelijkheid van de markt van de Gemeenschap voor de Libanese produkten te verbeteren.

A. Industrieprodukten

Artikel 9

Behoudens de bijzondere bepalingen van de artikelen 12, 13 en 15 worden voor produkten van oorsprong uit Libanon, niet genoemd in de lijst van bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en niet opgenomen in bijlage A, bij invoer in de Gemeenschap de douanerechten of heffingen van gelijke werking op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst opgeheven.

Artikel 10

1. Wanneer de douanerechten een beschermend en een fiscaal element bevatten, is artikel 9 op het beschermend element van toepassing.

2. Het Verenigd Koninkrijk vervangt de fiscale douanerechten en het fiscaal element van deze rechten door een binnenlandse belasting overeenkomstig artikel 38 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen van 22 Januari 1972.

Artikel 11

De kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking bij invoer in de Gemeenschap voor produkten, niet genoemd in de lijst van bijlage 11 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, van oorsprong uit Libanon, worden op de datum van de inwerkingtreding van de Overeenkomst opgeheven.

Artikel 12

De maatregelen bedoeld in artikel 1 van Protocol nr. 7 van de in artikel 10 bedoelde Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen, met betrekking tot de invoer van motorvoertuigen en de motorvoertuigenassemblageindustrie in Ierland, zijn van toepassing op Libanon.

Artikel 13

1. De invoer van de hierna genoemde produkten is aan jaarlijkse maxima onderworpen, bij overschrijding waarvan de ten opzichte van derde landen werkelijk toegepaste douanerechten volgens het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 opnieuw kunnen worden ingesteld. Naast elk produkt zijn de voor het jaar van inwerkingtreding van deze Overeenkomst vastgestelde maxima aangegeven. >PIC FILE= "T0010026">

2. Vanaf het daarop volgende jaar worden de in lid 1 vermelde maxima jaarlijks met 5 % verhoogd.

3. Voor de produkten van post 28.40 B II (fosfaten, polyfosfaten daaronder begrepen, andere dan ammoniumfosfaten) ; 42.02 (reisartikelen (reiskoffers, valiezen, hoededozen, reiszakken, rugzakken, enz.), boodschappentassen, dameshandtassen, tekenportefeuilles, aktentassen, geldbeurzen en portemonnaies, toiletdozen en toiletzakjes, gereedschapstassen en gereedschapszakken, tabakszakken, foedralen, etuis, kistjes, dozen en koffers (voor wapens, muziekinstrumenten, kijkers, juwelen, flacons, boorden, schoenen, borstels, enz.) en dergelijke bergingsmiddelen van leder, van kunstleder, van vulcanfiber, van kunstmatige plastische stoffen in vellen, van karton of van textiel) ; 55.05 (garens van katoen, niet gereed voor de verkoop in het klein) ; en van hoofdstuk 76 (aluminium) van het gemeenschappelijk douanetarief, behoudt de Gemeenschap zich de mogelijkheid voor maxima in te stellen.

4. Zodra een voor de invoer van een in lid 1 genoemd produkt vastgesteld maximum is bereikt, kunnen de douanerechten die ten opzichte van derde landen werkelijk worden toegepast, bij de invoer van het betrokken produkt tot het einde van het kalenderjaar opnieuw worden ingesteld.

5. Wanneer de invoer in de Gemeenschap van een aan maxima onderworpen produkt 75 % van de vastgestelde hoeveelheid bereikt, stelt de Gemeenschap de Samenwerkingsraad daarvan in kennis.

6. De in dit artikel vastgestelde maxima worden uiterlijk op 31 december 1979 afgeschaft.

Artikel 14

1. De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de regeling die van toepassing is op de aardolieprodukten welke vallen onder de tariefposten 27.10, 27.11 A en B I, 27.12, 27.13 B en 27.14 van het gemeenschappelijk douanetarief te wijzigen: - wanneer voor aardolieprodukten een gemeenschappelijke definitie inzake de oorsprong wordt aangenomen;

- wanneer er in het kader van een gemeenschappelijke handelspolitiek beslissingen worden genomen;

- of wanneer een gemeenschappelijk energiebeleid wordt ingesteld.

2. In dat geval verleent de Gemeenschap bij invoer van die produkten voordelen van gelijke strekking als die vermeld in deze Overeenkomst.

Voor de toepassing van dit lid wordt op verzoek van de andere Partij overleg gepleegd in de Samenwerkingsraad.

3. Behoudens het bepaalde in lid 1 doet deze Overeenkomst geen afbreuk aan de niet-tarifaire voorschriften die bij invoer van aardolieprodukten worden toegepast.

Artikel 15

Voor de in bijlage B vermelde goederen, verkregen bij de verwerking van landbouwprodukten, zijn de in artikel 9 bedoelde verlagingen van toepassing op het vaste element van de heffing die op deze produkten bij invoer in de Gemeenschap wordt toegepast.

B. Landbouwprodukten

Artikel 16

1. Voor de hierna genoemde produkten van oorsprong uit Libanon worden de douanerechten bij invoer in de Gemeenschap verlaagd in de verhoudingen die voor elk van deze produkten zijn aangegeven. >PIC FILE= "T0010027">

>PIC FILE= "T0010028">

>PIC FILE= "T0010029">

2. Lid 1 is van toepassing op verse citroenen van post onderverdeling 08.02 ex C van het gemeenschappelijk douanetarief, op voorwaarde dat de prijzen van de uit Libanon ingevoerde citroenen op de interne markt van de Gemeenschap, na inklaring en na aftrek van invoerheffingen andere dan douanerechten, tenminste gelijk zijn aan de referentieprijs, vermeerderd met de invloed op die referentieprijs van de douanerechten die werkelijk ten opzichte van derde landen worden toegepast en met een forfaitair bedrag van 1,20 rekeneenheden per 100 kilogram.

3. Invoerheffingen andere dan de douanerechten als bedoeld in lid 2 zijn de heffingen voor de berekening van de invoerprijzen als vermeld in Verordening (EEG) nr. 1035/72 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit.

Voor de aftrek van invoerheffingen andere dan de douanerechten als bedoeld in lid 2, behoudt de Gemeenschap zich evenwel de mogelijkheid voor, het af te trekken bedrag naar gelang van de oorsprong te berekenen, ten einde de bezwaren welke eventueel uit de invloed van deze heffingen op de invoerprijzen voortvloeien te voorkomen.

De artikelen 23 tot en met 28 van Verordening (EEG) nr. 1035/72 blijven van toepassing.

4. Tot 1 januari 1978 en in afwijking van lid 1 wordt aan Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk machtiging verleend, bij invoer van verse sinaasappelen van postonderverdeling 08.02 ex A van het gemeenschappelijk douanetarief en van mandarijnen, tangerines en satsuma's daaronder begrepen, clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers, van postonderverdeling 08.02 ex B van het gemeenschappelijk douanetarief, rechten toe te passen die niet lager mogen zijn dan die vermeld in bijlage C.

Artikel 17

Onderstaande produkten, van oorsprong uit Libanon, worden bij invoer in de Gemeenschap onderworpen aan de hiernavermelde douanerechten: >PIC FILE= "T0010030">

Artikel 18

1. Op voorwaarde dat Libanon een bijzondere uitvoerheffing toepast op olijfolie, andere dan die welke aan een raffinageproces onderworpen is geweest, van onderverdeling 15.07 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, en dat deze bijzondere heffing in de invoerprijs wordt doorberekend, treft de Gemeenschap de nodige maatregelen opdat: a) de heffing die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing is op deze geheel en al in Libanon verkregen en rechtstreeks van dat land naar de Gemeenschap vervoerde olie, gelijk is aan de heffing berekend overeenkomstig artikel 13 van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, die ten tijde van de invoer van toepassing is, verminderd met 0,5 rekeneenheid per 100 kilogram;

b) het bedrag van de heffing dat het resultaat is van de sub a) genoemde berekening verminderd wordt met een bedrag dat gelijk is aan de gestorte bijzondere heffing, met een maximum van 4 rekeneenheden per 100 kilogram.

2. Indien Libanon de in lid 1 bedoelde heffing niet toepast, treft de Gemeenschap de nodige maatregelen opdat de heffing welke van toepassing is bij invoer in de Gemeenschap van olijfolie, andere dan die welke aan een raffinageproces onderworpen is geweest, van onderverdeling 15.07 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, gelijk is aan de heffing berekend overeenkomstig artikel 13 van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, die ten tijde van de invoer van toepassing is, verminderd met 0,5 rekeneenheid per 100 kilogram.

3. Elke Partij bij de Overeenkomst neemt de nodige maatregelen om de toepassing van lid 1 te yerzekeren en verstrekt, indien zich moeilijkheden voordoen en op verzoek van de andere Partij, de voor de goede werking van de regeling vereiste inlichtingen.

4. Op verzoek van een van de Partijen bij de Overeenkomst wordt er in de Samenwerkingsraad overleg gepleegd over de werking van de in dit artikel genoemde regeling.

Artikel 19

1. De in artikel 16 genoemde verlagingspercentages zijn van toepassing op de douanerechten die ten opzichte van derde landen werkelijk worden toegepast.

2. De rechten voortvloeiende uit de door Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk toegepaste verlagingen mogen echter in geen geval lager zijn dan die welke deze landen ten opzichte van de Gemeenschap in haar oorspronkelijke samenstelling toepassen.

3. In afwijking van lid 1 kunnen Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, indien de toepassing van dit lid 1 zou kunnen leiden tot tariefverschuivingen die tijdelijk afwijken van de stelregel van de aanpassing aan het uiteindelijke recht, hun rechten handhaven totdat de hoogte daarvan bij een latere onderlinge aanpassing bereikt is, of, in voorkomend geval, het recht toepassen dat voortvloeit uit een latere aanpassing zodra een tariefverschuiving dit niveau bereikt of overschrijdt.

4. De verlaagde rechten berekend overeenkomstig artikel 16 worden toegepast onder afronding op de eerste decimaal.

Onder voorbehoud van de door de Gemeenschap te geven toepassing aan artikel 39, lid 5, van de in artikel 10 bedoelde Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen, worden, met betrekking tot de specifieke rechten of het specifieke gedeelte van de gemengde rechten van Ierland en van het Verenigd Koninkrijk, de verlaagde rechten evenwel toegepast onder afronding op de vierde decimaal.

Artikel 20

1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van haar landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regeling wordt gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van haar landbouwbeleid, kan de Gemeenschap voor de betrokken produkten de in deze Overeenkomst vervatte regeling wijzigen.

De Gemeenschap houdt in deze gevallen op passende wijze rekening met de belangen van Libanon.

2. Ingeval de Gemeenschap op grond van lid 1 de in deze Overeenkomst vervatte regeling voor produkten die onder bijlage II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap vallen, wijzigt, verleent zij voor de invoer van produkten van oorsprong uit Libanon een voordeel dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze Overeenkomst voorziet.

3. Met het oog op de toepassing van dit artikel kan overleg worden gepleegd in de Samenwerkingsraad.

C. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 21

1. Voor de in deze Overeenkomst bedoelde produkten van oorsprong uit Libanon kan bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling gelden dan die welke de Lid-Staten elkaar toekennen.

2. Bij de toepassing van lid 1 wordt geen rekening gehouden met de douanerechten en heffingen van gelijke werking voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 32, 36 en 59 van de in artikel 10 bedoelde Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing der Verdragen.

Artikel 22

1. Behoudens de bijzondere bepalingen voor het grensverkeer, kent Libanon op het gebied van het handelsverkeer aan de Gemeenschap een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de regeling voor de meest begunstigde natie.

2. Lid 1 is niet van toepassing in geval van instandhouding of totstandbrenging van douane-unies of vrijhandelszones.

3. Voorts kan Libanon afwijken van lid 1 in geval van maatregelen met het oog op een regionale economische integratie of ten gunste van ontwikkelingslanden. Deze maatregelen worden ter kennis van de Gemeenschap gebracht.

Artikel 23

1. De Partijen bij de Overeenkomst stellen elkaar bij de ondertekening van deze Overeenkomst in kennis van de bepalingen betreffende de handelsregeling die zij toepassen.

2. Libanon mag in zijn handelsregeling ten opzichte van de Gemeenschap nieuwe douanerechten en heffingen van gelijke werking of nieuwe kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking invoeren, en de douanerechten en heffingen of de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die worden toegepast op produkten van oorsprong uit of bestemd voor de Gemeenschap verhogen of verzwaren, wanneer deze maatregelen voor zijn industrialisatie en ontwikkeling nodig zijn. Deze maatregelen worden ter kennis van de Gemeenschap gebracht.

Voor de toepassing van deze maatregelen vindt op verzoek van de andere Partij bij de Overeenkomst overleg plaats in de Samenwerkingsraad.

Artikel 24

Wanneer Libanon voor een bepaald produkt overeenkomstig zijn eigen wetgeving kwantitatieve beperkingen in de vorm van contingenten of de toekenning van deviezen toepast, behandelt het de Gemeenschap als een eenheid.

Artikel 25

Bij het in artikel 44 van deze Overeenkomst bedoelde onderzoek trachten de Partijen bij de Overeenkomst mogelijkheden te vinden om vorderingen te maken bij de opheffing van de handelsbelemmeringen, zulks met inachtneming van de eisen van de ontwikkeling van Libanon.

Artikel 26

Voor de toepassing van deze titel worden de oorsprongregels bepaald in Protocol nr. 2.

Artikel 27

In geval van wijzigingen in de nomenclatuur van de douanetarieven van de Partijen bij de Overeenkomst voor de in deze Overeenkomst bedoelde produkten, kan de Samenwerkingsraad de tariefnomenclatuur van deze produkten aan deze wijzigingen aanpassen.

Artikel 28

De Partijen bij de Overeenkomst onthouden zich van iedere maatregel of gedraging van intern fiscale aard die al dan niet rechtstreeks leidt tot discriminatie tussen de produkten van één Partij bij de Overeenkomst en de gelijksoortige produkten van oorsprong uit de andere Partij bij de Overeenkomst.

Voor de produkten die naar het grondgebied van een van de Partijen bij de Overeenkomst worden uitgevoerd, mag geen hogere teruggave van binnenlandse belastingen plaatsvinden dan de direct of indirect daarop geheven belastingen.

Artikel 29

Betalingen die betrekking hebben op handelstransacties welke met inachtneming van de bepalingen van de voorschriften voor de buitenlandse handel en het deviezenverkeer plaatsvinden, alsmede de overmaking van de desbetreffende bedragen naar de Lid-Staat van de Gemeenschap waar de schuldeiser is gevestigd dan wel naar Libanon, zijn aan geen enkele beperking onderworpen.

Artikel 30

Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, van de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de Partijen bij de Overeenkomst vormen.

Artikel 31

1. Indien een der Partijen bij de Overeenkomst vaststelt dat in haar betrekkingen met de andere Partij dumping wordt toegepast, kan zij, volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel, passende maatregelen daartegen nemen, overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 33.

2. In geval van maatregelen gericht tegen premies en subsidies, verbinden de Partijen bij de Overeenkomst zich ertoe artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel na te leven.

Artikel 32

In geval van ernstige verstoringen in een sector van het bedrijfsleven of van moeilijkheden die tot uiting dreigen te komen in een ernstige verslechtering van de economische situatie in een gebied, kan de betrokken Partij bij de Overeenkomst de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 33.

Artikel 33

1. Indien een Partij bij de Overeenkomst de invoer van produkten die de in artikel 32 bedoelde moeilijkheden kan veroorzaken, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel inlichtingen omtrent de ontwikkeling van de handelsstromen te verstrekken, stelt zij de andere Partij bij de Overeenkomst hiervan in kennis.

2. In de gevallen bedoeld in de artikelen 31 en 32 verstrekt de betrokken Partij bij de Overeenkomst, alvorens de daarin vermelde maatregelen te nemen of zo spoedig mogelijk in de gevallen als bedoeld in lid 3, sub b), aan de Samenwerkingsraad alle nodige gegevens voor een diepgaand onderzoek van de situatie, ten einde een voor de Partijen bij de Overeenkomst aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de opgetreden moeilijkheden te verhelpen.

De vrijwaringsmaatregelen worden onverwijld ter kennis gebracht van de Samenwerkingsraad, die hierover periodiek overleg pleegt, vooral met het oog op de opheffing ervan zodra de omstandigheden dit toelaten.

3. Voor de tenuitvoerlegging van lid 2 zijn de onderstaande bepalingen van toepassing: a) wat betreft de artikelen 31 en 32 vindt overleg plaats in de Samenwerkingsraad alvorens de betrokken Partij de passende maatregelen neemt;

b) indien uitzonderlijke omstandigheden die een onmiddellijk ingrijpen vereisen een voorafgaand onderzoek uitsluiten, kan de betrokken Partij bij de Overeenkomst in de situaties bedoeld in de artikelen 31 en 32 onverwijld de strikt noodzakelijke beschermende maatregelen nemen om de situatie te verhelpen.

Artikel 34

Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer Lid-Staten van de Gemeenschap of van Libanon moeilijkheden voordoen of hiervoor ernstig gevaar bestaat, kan de betrokken Partij bij de Overeenkomst de nodige vrijwaringsmaatregelen treffen. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Zij worden onverwijld ter kennis van de andere Partij bij de Overeenkomst gebracht. Over deze maatregelen wordt periodiek overleg gepleegd in de Samenwerkingsraad, vooral met het oog op de opheffing ervan zodra de omstandigheden dit toelaten.

TITEL III ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 35

1. Er wordt een Samenwerkingsraad ingesteld, die voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst en in de in deze Overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid heeft.

Zijn besluiten zijn verbindend voor de Partijen bij de Overeenkomst, die gehouden zijn de nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering ervan.

2. De Samenwerkingsraad kan voorts alle resoluties, aanbevelingen of adviezen uitbrengen die hij wenselijk acht voor de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doeleinden en de goede werking van deze Overeenkomst.

3. De Samenwerkingsraad stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 36

1. De Samenwerkingsraad bestaat uit afgevaardigden van de Gemeenschap en haar Lid-Staten enerzijds, en uit afgevaardigden van Libanon anderzijds.

2. De Samenwerkingsraad spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap enerzijds, en Libanon anderzijds.

Artikel 37

1. Het voorzitterschap van de Samenwerkingsraad wordt bij toerbeurt uitgeoefend door elk van de Partijen bij de Overeenkomst op de in het reglement van orde vast te stellen wijze.

2. De Samenwerkingsraad komt eenmaal per jaar op initiatief van zijn Voorzitter bijeen.

Hij komt bovendien bijeen zo vaak een bijzondere omstandigheid zulks vereist, op verzoek van een der Partijen bij de Overeenkomst, en onder de in zijn reglement van orde bepaalde voorwaarden.

Artikel 38

1. De Samenwerkingsraad kan besluiten comités op te richten die hem in de vervulling van zijn taken kunnen bijstaan.

2. De Samenwerkingsraad bepaalt in zijn reglement van orde de samenstelling, de taak en de werking van deze comités.

Artikel 39

De Samenwerkingsraad neemt alle dienstige maatregelen om de benodigde samenwerking en contacten tussen het Europese Parlement en de afgevaardigden van de Volksvertegenwoordiging van Libanon te vergemakkelijken.

Artikel 40

Elke Partij bij de Overeenkomst verstrekt, op verzoek van de andere Partij, alle nodige gegevens betreffende de door haar te sluiten overeenkomsten waarin tarief- of handelsbepalingen voorkomen en over de wijzigingen die zij in haar douanetarief of haar regeling betreffende het buitenlandse handelsverkeer aanbrengt.

Indien deze wijzigingen of deze overeenkomsten rechtstreekse en bijzondere gevolgen hebben voor de werking van deze Overeenkomst, wordt op verzoek van de andere Partij passend overleg gepleegd in de Samenwerkingsraad, ten einde met de belangen van de Partijen bij de Overeenkomst rekening te houden.

Artikel 41

1. De Partijen bij de Overeenkomst nemen alle algemene en bijzondere maatregelen om te verzekeren dat de verplichtingen van deze Overeenkomst worden nagekomen. Zij zien erop toe dat de in deze overeenkomst genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt.

2. Indien een Partij bij de Overeenkomst van mening is dat de andere Partij een verplichting van de Overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen verstrekt zij de Samenwerkingsraad alle nodige gegevens voor een diepgaand onderzoek van de situatie ten einde een voor de Partijen bij de Overeenkomst aanvaardbare oplossing te zoeken.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onverwijld ter kennis gebracht van de Samenwerkingsraad, waarin, op verzoek van de andere Partij, overleg over de maatregelen plaatsvindt.

Artikel 42

Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst belet een Partij bij de Overeenkomst maatregelen te treffen: a) die zij nodig acht ter voorkoming van de verspreiding van de inlichtingen die tegen de essentiële belangen op het gebied van haar veiligheid indruist;

b) die betrekking hebben op de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of op het onderzoek, de ontwikkeling of de produktie die onontbeerlijk zijn voor defensieve doeleinden, mits deze maatregelen de mededingingsvoorwaarden met betrekking tot produkten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd, niet nadelig beïnvloeden;

c) die zij van essentieel belang acht voor haar veiligheid in oorlogstijd of bij ernstige internationale spanningen.

Artikel 43

Op de gebieden die onder deze Overeenkomst vallen: - mag de regeling die door Libanon ten opzichte van de Gemeenschap wordt toegepast, niet tot enigerlei discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen of hun vennootschappen leiden;

- mag de regeling die door de Gemeenschap ten opzichte van Libanon wordt toegepast, niet tot enigerlei discriminatie tussen de onderdanen of vennootschappen van Libanon leiden.

Artikel 44

De Partijen bij de Overeenkomst onderzoeken, voor de eerste maal vanaf begin 1979 en vervolgens vanaf begin 1984, volgens de voor de onderhandelingen over de Overeenkomst zelf aangehouden procedure, de resultaten van deze Overeenkomst alsmede de eventuele verbeteringen die daarin van beide kanten vanaf 1 januari 1980 en vanaf 1 januari 1985 op grond van de tijdens de werking van de Overeenkomst opgedane ervaring en de in de Overeenkomst bepaalde doelstellingen kunnen worden aangebracht.

Artikel 45

De Protocollen nr. 1 en nr. 2 en de bijlagen A, B en C maken een integrerend deel van deze Overeenkomst uit. De verklaringen en briefwisselingen zijn opgenomen in de Slotakte, die een integrerend deel van deze Overeenkomst uitmaakt.

Artikel 46

Elke Partij bij de Overeenkomst kan deze Overeenkomst door kennisgeving aan de andere Partij opzeggen. De Overeenkomst houdt twaalf maanden na de datum van die kennisgeving op van kracht te zijn.

Artikel 47

Deze Overeenkomst is van toepassing op de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap onder de daarin vermelde voorwaarden geldt enerzijds, en op het grondgebied van de Libanese Republiek anderzijds.

Artikel 48

Deze Overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 49

Deze Overeenkomst wordt door de Partijen bij de Overeenkomst goedgekeurd volgens hun eigen procedures.

Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde procedures.

Til bekræftelse heraf har undertegnede befuldmægtigede underskrevet denne aftale.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Abkommen gesetzt.

In witness whereof, the undersigned Plenipotentiaries have affixed their signatures below this Agreement.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent accord.

In fede di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente accordo.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gesteld. >PIC FILE= "T0010031">

Udfærdiget i Bruxelles, den tredje maj nitten hundrede og syvoghalvfjerds.

Geschehen zu Brüssel am dritten Mai neunzehnhundertsiebenundsiebzig.

Done at Brussels on the third day of May in the year one thousand nine hundred and seventy-seven.

Fait à Bruxelles, le trois mai mil neuf cent soixante-dix-sept.

Fatto a Bruxelles, addì tre maggio millenovecentosettantasette.

Gedaan te Brussel, de derde mei negentienhonderdzevenenzeventig. >PIC FILE= "T0010032">

>PIC FILE= "T0010033">

>PIC FILE= "T0010034">

For Rådet for De europæiske Fællesskaber,

Für den Rat der Europäischen Gemeinschaften,

For the Council of the European Communities,

Pour le Conseil des Communautés européennes,

Per il Consiglio delle Comunità europee,

Voor de Raad van de Europese Gemeenschappen, >PIC FILE= "T0010035">

BIJLAGE A betreffende de in artikel 9 bedoelde produkten die uitgesloten worden van de regeling bij de Overeenkomst

>PIC FILE= "T0010036">

BIJLAGE B betreffende de in artikel 15 bedoelde produkten

>PIC FILE= "T0010037"> >PIC FILE= "T0010038">

BIJLAGE C Nog resterende minimumrechten die toegepast kunnen worden krachtens artikel 16, lid 4

I. DENEMARKEN

>PIC FILE= "T0010039"> II. IERLAND

>PIC FILE= "T0010040"> III. VERENIGD KONINKRIJK

>PIC FILE= "T0010041">