12002E083

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice) - Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap - Titel VI: Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen - Hoofdstuk 1: Regels betreffende de mededinging - Erste afdeling: Regels voor de ondernemingen - Artikel 83 - Artikel 87 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 87 - Verdrag EEG

Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0065 - 0066
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0209 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0029 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)

Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap

Titel VI: Gemeenschappelijke regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen

Hoofdstuk 1: Regels betreffende de mededinging

Erste afdeling: Regels voor de ondernemingen

Artikel 83

Artikel 87 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)

Artikel 87 - Verdrag EEG

Artikel 83

1. De verordeningen of richtlijnen dienstig voor de toepassing van de beginselen neergelegd in de artikelen 81 en 82 worden door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, vastgesteld.

2. De in lid 1 bedoelde voorschriften hebben met name ten doel:

a) nakoming van de in artikel 81, lid 1, en in artikel 82 bedoelde verbodsbepalingen te verzekeren door de instelling van geldboeten en dwangsommen;

b) de wijze van toepassing van artikel 81, lid 3, vast te stellen met inachtneming van de noodzaak, enerzijds een doeltreffend toezicht te verzekeren, anderzijds de administratieve controle zoveel mogelijk te vereenvoudigen;

c) in voorkomende gevallen, de werkingssfeer van de bepalingen van de artikelen 81 en 82 voor de verschillende bedrijfstakken nader vast te stellen;

d) de taak van de Commissie onderscheidenlijk van het Hof van Justitie bij de toepassing van de in dit lid bedoelde bepalingen vast te stellen;

e) de verhouding vast te stellen tussen de nationale wetgevingen enerzijds en de bepalingen van deze afdeling, alsmede de uitvoeringsbepalingen van dit artikel anderzijds.