11997E137

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) - Derde deel: Het beleid van de Gemeenschap - Titel XI: Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd - Hoofdstuk 1: Sociale bepalingen - Artikel 137 - Artikel 118 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 118 - Verdrag EEG

Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0239 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0045 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)

Artikel 137

1. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 136 wordt het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Gemeenschap ondersteund en aangevuld:

- de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;

- de arbeidsvoorwaarden;

- de informatie en de raadpleging van de werknemers;

- de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 150;

- de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft.

2. Te dien einde kan de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

De Raad neemt een besluit volgens de procedure van artikel 251, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

De Raad kan volgens dezelfde procedure maatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen door middel van initiatieven ter verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen teneinde de sociale uitsluiting te bestrijden.

3. Op de volgende gebieden neemt de Raad evenwel, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, een besluit met eenparigheid van stemmen:

- de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers;

- de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

- de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 6;

- de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven;

- de financiële bijdragen ter bevordering van de werkgelegenheid en het scheppen van arbeidsplaatsen, onverminderd de bepalingen betreffende het Europees Sociaal Fonds.

4. Een lidstaat kan de sociale partners, indien zij gezamenlijk daarom verzoeken, belasten met de tenuitvoerlegging van de krachtens de leden 2 en 3 vastgestelde richtlijnen.

In dat geval verzekert de lidstaat zich ervan dat de sociale partners, uiterlijk op de datum waarop een richtlijn overeenkomstig artikel 249 moet zijn omgezet, de nodige maatregelen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de betrokken lidstaat moet zelf alle maatregelen treffen om de in de betrokken richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

5. De uit hoofde van dit artikel vastgestelde bepalingen beletten niet dat een lidstaat maatregelen met een hogere graad van bescherming handhaaft of invoert welke met dit Verdrag verenigbaar zijn.

6. Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting.