02023R2053 — NL — 08.04.2024 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2023/2053 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2023

tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627

(PB L 238 van 27.9.2023, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2024/897 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 13 maart 2024

  L 897

1

19.3.2024




▼B

VERORDENING (EU) 2023/2053 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2023

tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627



HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden algemene regels vastgesteld voor de uniforme en doeltreffende uitvoering door de Unie van het meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, zoals vastgesteld door de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (“Iccat”).

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op:

a) 

vissersvaartuigen van de Unie, en recreatievisserijvaartuigen van de Unie, die:

i) 

blauwvintonijn vangen in het verdragsgebied, en

ii) 

in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijn, ook buiten het verdragsgebied, overladen of aan boord hebben;

b) 

kwekerijen van de Unie;

c) 

vissersvaartuigen van derde landen, en recreatievisserijvaartuigen van derde landen, die actief zijn in wateren van de Unie en blauwvintonijn vangen in het verdragsgebied;

d) 

vaartuigen van derde landen die in havens van lidstaten worden geïnspecteerd en die in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijn of visserijproducten van in wateren van de Unie gevangen blauwvintonijn die niet eerder in havens zijn aangeland of overgeladen, aan boord hebben.

Artikel 3

Doelstelling

De doelstelling van deze verordening bestaat erin het meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn, zoals vastgesteld door de Iccat, dat bedoeld is om de biomassa van blauwvintonijn boven een niveau te houden dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren, uit te voeren.

Artikel 4

Verband met andere rechtshandelingen van de Unie

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is deze verordening van toepassing onverminderd andere rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot de visserijsector, met name:

1) 

Verordening (EG) nr. 1224/2009;

2) 

Verordening (EG) nr. 1005/2008;

3) 

Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

4) 

Verordening (EU) 2017/2107;

5) 

Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

▼M1

Artikel 5

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

“Iccat”: Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen;

2) 

“SCRS” (Standing Committee on Research and Statistics): Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de Iccat;

3) 

“het verdrag”: het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen;

4) 

“verdragsgebied”: het in artikel I van het verdrag afgebakende geografische gebied;

5) 

“CPC” (Contracting Party to the Convention): verdragsluitende partij bij het verdrag alsook een samenwerkende niet-verdragsluitende partij, entiteit of visserijentiteit;

6) 

“exploitant”: natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijf exploiteert of bezit waarvan de activiteiten betrekking hebben op een stadium van de productie-, verwerkings-, afzet-, distributie- en detailhandelsketen voor visserij- en aquacultuurproducten;

7) 

“kwekerijlidstaat” of “voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat”: de lidstaat onder de jurisdictie waarvan de kwekerij zich bevindt;

8) 

“vlaggenlidstaat”: de lidstaat waarvan het vissersvaartuig de vlag voert;

9) 

“tonnaralidstaat” of “voor de tonnara verantwoordelijke lidstaat”: de lidstaat onder de jurisdictie waarvan de tonnara zich bevindt;

10) 

“vissersvaartuig”: een motorvaartuig dat wordt ingezet voor de commerciële exploitatie van blauwvintonijnbestanden, inclusief vangstvaartuigen, verwerkingsvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, sleepvaartuigen, vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen, transportvaartuigen die zijn uitgerust voor het vervoer van tonijnproducten, en hulpvaartuigen, met uitzondering van containerschepen;

11) 

“vangstvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt voor de commerciële vangst van blauwvintonijn;

12) 

“sleepvaartuig”: elk vaartuig dat wordt gebruikt voor het slepen van kooien met levende tonijn;

13) 

“verwerkingsvaartuig”: een vaartuig aan boord waarvan visserijproducten een of meer van de volgende behandelingen ondergaan alvorens te worden verpakt: fileren of in moten verdelen, invriezen en/of verwerken;

14) 

“ondersteuningsvaartuig”: elk vissersvaartuig, met uitzondering van vangstvaartuigen, verwerkingsvaartuigen, sleepvaartuigen, vaartuigen die betrokken zijn bij overlading, transportvaartuigen die zijn uitgerust voor het vervoer van tonijnproducten of hulpvaartuigen, dat gemachtigd is om in de blauwvintonijnvisserij ondersteunende taken uit te voeren;

15) 

“hulpvaartuig”: een vaartuig dat wordt gebruikt om (niet-verwerkte) dode blauwvintonijn van een transport-/kweekkooi, een ringzegenvaartuig of een tonnara naar een aangewezen haven of naar een verwerkingsvaartuig te vervoeren;

16) 

“kleinschalig kustvaartuig”: een vangstvaartuig met ten minste drie van de volgende vijf kenmerken:

a) 

de lengte over alles is minder dan 12 meter;

b) 

het vaartuig vist uitsluitend in de wateren die onder de jurisdictie van de vlaggenlidstaat vallen;

c) 

de duur van de visreizen is minder dan 24 uur;

d) 

het maximale aantal bemanningsleden is vastgelegd op vier personen;

e) 

het vaartuig vist met technieken die selectief zijn en een verminderd milieueffect hebben;

17) 

“groot pelagisch beugvisserijvaartuig”: een pelagisch beugvisserijvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter;

18) 

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

19) 

“ringzegen”: ringnet waarvan de bodem aan de onderkant wordt samengetrokken door een sluitlijn die door een reeks ringen langs de onderpees loopt, waardoor het net kan worden samengetrokken en gesloten;

20) 

“gezamenlijke visactie”: elke actie van twee of meer ringzegenvaartuigen waarbij de vangst van één ringzegenvaartuig volgens een vooraf overeengekomen verdeelsleutel aan een of meer ringzegenvaartuigen wordt toegewezen;

21) 

“vistuiggroep”: een groep vissersvaartuigen die hetzelfde vistuig gebruiken en waaraan een groepsquotum is toegewezen;

22) 

“visserijinspanning”: het product van de capaciteit en de activiteit van een vissersvaartuig om de intensiteit van de visserijactiviteiten te meten; die meting varieert van vistuig tot vistuig: voor de beugvisserij wordt het aantal haken of haken-uren gemeten; voor ringzegenvaartuigen wordt gemeten in bootdagen (vistijd plus zoektijd);

23) 

“actief vissen”: de gerichte visserij op blauwvintonijn door een vangstvaartuig gedurende een bepaald visseizoen;

24) 

“BCD” (bluefin tuna catch document): vangstdocument voor blauwvintonijn;

25) 

“eBCD” (electronic bluefin tuna catch document): elektronisch vangstdocument voor blauwvintonijn;

26) 

“overlading”: het overbrengen van alle aan boord van een vissersvaartuig aanwezige visserijproducten of een gedeelte daarvan naar een ander vissersvaartuig; het overbrengen van dode blauwvintonijn van de ringzegen, de tonnara of het sleepvaartuig naar een hulpvaartuig wordt echter niet als een overlading beschouwd;

27) 

“levende blauwvintonijn”: blauwvintonijn die gedurende een bepaalde periode levend in een tonnara wordt gehouden, of die levend wordt overgeheveld naar een kweekvoorziening, wordt gekooid, gekweekt en uiteindelijk wordt geoogst of wordt vrijgelaten;

28) 

“oogsten”: het doden van blauwvintonijn in kwekerijen of tonnara’s;

29) 

“tonnara”: vast vistuig dat aan de bodem is verankerd en doorgaans een net heeft dat de blauwvintonijn naar vangkamers of een reeks vangkamers leidt waar hij wordt vastgehouden alvorens te worden geoogst of gekweekt;

30) 

“kooien”: het verplaatsen van levende blauwvintonijn naar kwekerijen en het voeren ervan, met als doel de blauwvintonijn te mesten en de totale biomassa ervan te verhogen;

31) 

“controlekooiing”: een herhaling van de kooiverrichting op verzoek van de controleautoriteiten, met als doel het aantal of het gemiddelde gewicht van de gekooide vis te verifiëren;

32) 

“kweken” of “mesten”: het kooien van blauwvintonijn in kwekerijen en het voeren ervan, met als doel de blauwvintonijn te mesten en de totale biomassa ervan te verhogen;

33) 

“kwekerij”: een marien gebied op een of meer plaatsen die alle duidelijk zijn afgebakend door geografische coördinaten met een duidelijk bepaalde lengte- en breedtegraad voor elk punt van de veelhoek, dat wordt gebruikt voor het mesten of kweken van blauwvintonijn die is gevangen met tonnara’s of ringzegenvaartuigen;

34) 

“inputcapaciteit voor het kweken”: de maximale hoeveelheid wilde blauwvintonijn (in ton) die een kwekerij tijdens een visseizoen mag kooien;

35) 

“overheveling”: elke overheveling van:

a) 

levende blauwvintonijn uit het net van het vangstvaartuig naar de transportkooi;

b) 

levende blauwvintonijn van de tonnara naar de transportkooi, onafhankelijk van de aanwezigheid van een sleepvaartuig;

c) 

levende blauwvintonijn uit de transportkooi naar een andere transportkooi;

d) 

een kooi met levende blauwvintonijn van een sleepvaartuig naar een ander sleepvaartuig;

e) 

levende blauwvintonijn tussen verschillende kooien op dezelfde kwekerij (overheveling binnen kwekerijen);

f) 

levende blauwvintonijn uit een kweekkooi naar een transportkooi;

36) 

“controleoverheveling”: de herhaling van elke overheveling die op verzoek van de controleautoriteiten wordt verricht;

37) 

“overheveling tussen kwekerijen”: het verplaatsen van blauwvintonijn van de ene naar de andere kwekerij, die in twee stappen verloopt: het overhevelen van de overhevelende kweekkooi naar een transportkooi en het overhevelen van de transportkooi naar de ontvangende kooi van de kwekerij;

38) 

“eerste overheveling”: het overhevelen van levende blauwvintonijn uit een ringzegen of een tonnara naar een transportkooi;

39) 

“verdere overheveling”: elke overheveling die na de eerste overheveling en vóór het kooien op de kwekerij van bestemming wordt uitgevoerd, zoals het splitsen of samenvoegen van de inhoud van twee transportkooien, met uitzondering van vrijwillige of controleoverhevelingen;

40) 

“vrijwillige overheveling”: de herhaling van elke overheveling die vrijwillig door de overhevelende exploitant wordt uitgevoerd;

41) 

“controlecamera”: stereoscopische camera of conventionele videocamera ten behoeve van de controles uit hoofde van deze verordening;

42) 

“stereoscopische camera”: een camera met twee of meer lenzen, met een aparte beeldsensor of een apart filmframe voor elke lens, zodat driedimensionale beelden kunnen worden vastgelegd om de lengte van de vis te meten;

43) 

“overhevelende exploitant”: de kapitein, of de vertegenwoordiger van de kapitein, van het vangst- of sleepvaartuig, of de exploitant, of de vertegenwoordiger van de exploitant, van de kwekerij of tonnara waaruit, behalve in het geval van vrijwillige en controleoverhevelingen, wordt overgeheveld;

44) 

“lidstaat van de overhevelende exploitant”: de lidstaat met jurisdictie over de overhevelende exploitant.

▼B

HOOFDSTUK II

Beheersmaatregelen

Artikel 6

Voorwaarden voor visserijbeheersmaatregelen

1.  
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserijinspanning van zijn vangstvaartuigen en tonnara’s in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee waarover die lidstaat beschikt. De door de lidstaten genomen maatregelen omvatten de vaststelling van individuele quota voor hun vangstvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 meter die zijn opgenomen in de in artikel 26 bedoelde lijst van gemachtigde vaartuigen.
2.  
Elke lidstaat schrijft voor dat een onder zijn vlag varend vangstvaartuig zich onmiddellijk naar een door hen aangewezen haven begeeft wanneer het individuele quotum van het vaartuig wordt geacht te zijn opgebruikt, overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
3.  
Charteractiviteiten zijn niet toegestaan in de blauwvintonijnvisserij.

Artikel 7

Overdracht van niet-geoogste levende blauwvintonijn

▼M1

1.  
De overdracht binnen een kwekerij van niet-geoogste levende blauwvintonijn uit de vangst van voorgaande jaren kan alleen worden toegestaan indien een versterkt controlesysteem wordt ontwikkeld en door de lidstaat aan de Commissie wordt gemeld. Dat systeem maakt een integrerend deel uit van het in artikel 14 bedoelde jaarlijkse monitorings-, controle- en inspectieplan van de lidstaat, en omvat ten minste de op grond van de artikelen 56 quater, 56 quinquies en 61 vastgelegde maatregelen.

▼B

2.  

Indien een overdracht overeenkomstig lid 1 is toegestaan, zijn de volgende punten van toepassing:

a) 

uiterlijk op 25 mei van elk jaar vullen de voor kwekerijen verantwoordelijke lidstaten een jaarlijkse overdrachtaangifte, die de hiernavolgende gegevens bevat, in en dienen ze die jaarlijks in bij de Commissie:

i) 

hoeveelheden (in kg) en aantal stuks die moeten worden overgedragen,

ii) 

vangstjaar,

iii) 

gemiddeld gewicht,

iv) 

vlaggenlidstaat of CPC,

v) 

de referentie van het BCD betreffende de overgedragen vangsten,

vi) 

de naam en het Iccat-nummer van de kwekerij,

vii) 

kooinummer, en

viii) 

gegevens over de geoogste hoeveelheden (in kg), indien de oogst voltooid is;

b) 

de op grond van lid 1 overgedragen hoeveelheden worden op de kwekerij per vangstjaar in aparte kooien of in aparte reeksen kooien geplaatst.

3.  
Vóór het begin van een visseizoen zorgen de voor kwekerijen verantwoordelijke lidstaten voor een grondige beoordeling van alle levende blauwvintonijn die wordt overgedragen na bulkoogsten in onder hun jurisdictie vallende kwekerijen. Daartoe wordt alle overgedragen levende blauwvintonijn van het vangstjaar waarin bulkoogst in kwekerijen heeft plaatsgevonden, naar andere kooien overgeheveld met gebruikmaking van stereoscopische camerasystemen of alternatieve methoden, mits die hetzelfde niveau van precisie en nauwkeurigheid waarborgen, overeenkomstig artikel 51. Te allen tijde moet volledig gedocumenteerde traceerbaarheid gewaarborgd zijn. De overdracht van blauwvintonijn van jaren waarin geen bulkoogst heeft plaatsgevonden, wordt jaarlijks gecontroleerd door toepassing van dezelfde procedure op passende monsters op basis van een risicobeoordeling.
4.  
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere regels voor de ontwikkeling van een versterkt controlesysteem voor de overdracht van levende blauwvintonijn. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 68 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 8

Overdracht van ongebruikte quota

1.  
Automatische overdracht van ongebruikte quota is niet toegestaan.
2.  
Een lidstaat kan erom verzoeken maximaal 5 % van zijn jaarlijkse quota naar het volgende jaar over te dragen. De betrokken lidstaat neemt dat verzoek op in zijn jaarlijkse visserijplan en jaarlijkse beheersplan voor de vangstcapaciteit dat moet worden opgenomen in het Unievisserijplan en Uniebeheersplan voor de vangstcapaciteit, dat door de Iccat moet worden goedgekeurd.

▼B

Artikel 9

Overdrachten van quota

▼M1

1.  
Quota worden slechts tussen de Unie en andere CPC’s overgedragen na voorafgaande machtiging door de betrokken lidstaten en/of CPC’s. De Commissie deelt aan het Iccat-secretariaat mee om hoeveel quota het gaat voordat de quota worden overgedragen.

▼B

2.  
De overdracht van quota binnen vistuiggroepen, van bijvangstquota en van individuele vangstquota van lidstaten is toegestaan, op voorwaarde dat de betrokken lidstaten de Commissie op voorhand in kennis stellen van dergelijke overdrachten, zodat de Commissie het Iccat-secretariaat op de hoogte kan brengen voordat de overdracht ingaat.

Artikel 10

Quotaverlagingen in geval van overbevissing

Indien de lidstaten de hun toegewezen quota overschrijden en de situatie niet kan worden verholpen door het uitwisselen van quota op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, zijn de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van toepassing.

Artikel 11

Jaarlijkse visserijplannen

1.  

Elke lidstaat die een quotum voor blauwvintonijn heeft, stelt een jaarlijks visserijplan op. Dat plan bevat ten minste de volgende informatie voor de vangstvaartuigen en tonnara’s:

a) 

de aan elke vistuiggroep toegewezen quota, met inbegrip van de quota voor bijvangsten;

b) 

in voorkomend geval, de voor de toewijzing en het beheer van de quota gebruikte methode;

c) 

de maatregelen om de naleving van individuele quota te waarborgen;

d) 

open visseizoenen voor elke vistuigcategorie;

e) 

informatie over aangewezen havens;

f) 

de regels inzake bijvangsten, en

g) 

het aantal vangstvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 meter, met uitzondering van bodemtrawlers en ringzegenvaartuigen die gemachtigd zijn om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee op blauwvintonijn te vissen.

2.  
De lidstaten met kleinschalige kustvaartuigen die gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen, wijzen aan die vaartuigen een specifiek sectoraal quotum toe en nemen een dergelijke toewijzing op in hun visserijplannen. Zij nemen in hun monitorings-, controle- en inspectieplannen ook aanvullende maatregelen op om de benutting van het quotum door die vloot nauwlettend te monitoren. De lidstaten kunnen een ander aantal vaartuigen machtigen om hun vangstmogelijkheden volledig te benutten, met behulp van de in lid 1 bedoelde parameters.
3.  
Portugal en Spanje kunnen sectorale quota toewijzen aan met de hengel vissende vaartuigen in de wateren van de Unie rond de eilandengroepen van de Azoren, Madeira en de Canarische Eilanden. Die sectorale quota worden opgenomen in hun jaarlijkse visserijplannen, en in hun jaarlijkse monitoring-, controle- en inspectieplannen worden duidelijk aanvullende maatregelen vastgesteld om de benutting van die quota te monitoren.
4.  
Indien de lidstaten overeenkomstig lid 2 of lid 3 sectorale quota toewijzen, is het minimumquotumvereiste van vijf ton, zoals vastgesteld in de op de toewijzing van de vangstmogelijkheden toepasselijke rechtshandeling van de Unie, niet van toepassing.
5.  
Elke wijziging van het jaarlijkse visserijplan wordt door de betrokken lidstaat ten minste drie werkdagen vóór het begin van de visserijactiviteit waarop de wijziging betrekking heeft bij de Commissie ingediend. De Commissie zendt de wijziging ten minste één werkdag vóór het begin van de visserijactiviteit waarop de wijziging betrekking heeft door aan het Iccat-secretariaat.

Artikel 12

Toewijzing van vangstmogelijkheden

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 maken de lidstaten bij de toewijzing van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden gebruik van transparante en objectieve criteria van onder meer ecologische, sociale en economische aard, en streven zij naar een eerlijke verdeling van de nationale quota over de diverse vlootsegmenten, met bijzondere aandacht voor de traditionele en de ambachtelijke visserijen, en naar het zorgen voor stimulansen voor vissersvaartuigen van de Unie die zijn uitgerust met selectief vistuig of die gebruikmaken van minder milieubelastende visserijtechnieken.

Artikel 13

Jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteit

Elke lidstaat die een quotum voor blauwvintonijn heeft, stelt een jaarlijks beheersplan voor de vangstcapaciteit op. In dat plan passen de lidstaten het aantal vangstvaartuigen en tonnara’s aan op een wijze die waarborgt dat de vangstcapaciteit in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden die zijn toegewezen aan vangstvaartuigen en tonnara’s voor de desbetreffende quotumperiode. De lidstaten passen de visserijcapaciteit aan met behulp van de parameters die zijn vastgelegd in de op de toewijzing van de vangstmogelijkheden toepasselijke rechtshandeling van de Unie. De aanpassing van de vangstcapaciteit van de Unie voor ringzegenvaartuigen wordt beperkt tot een maximale variatie van 20 % ten opzichte van de basisvangstcapaciteit in 2018.

▼M1

Artikel 14

Jaarlijks monitorings-, controle- en inspectieplan

Elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn stelt een jaarlijks monitorings-, controle- en inspectieplan op om de naleving van deze verordening te waarborgen. Elke lidstaat dient zijn respectieve plan in bij de Commissie. Elke lidstaat stelt zijn plan op in overeenstemming met:

a) 

de doelstellingen, prioriteiten en procedures alsook de ijkpunten voor inspectieactiviteiten zoals die zijn opgenomen in het uit hoofde van artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde speciale controle- en inspectieprogramma voor blauwvintonijn;

b) 

het nationale controleactieprogramma voor blauwvintonijn dat is vastgelegd op grond van artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 tot en met 31 december 2025 en, na die datum, overeenkomstig het nationale controleprogramma dat is vastgelegd op grond van artikel 93 bis van die verordening.

▼B

Artikel 15

Jaarlijkse beheersplannen voor de kweek

1.  
Elke lidstaat die een quotum voor blauwvintonijn heeft, stelt een jaarlijks beheersplan voor de kweek op.
2.  
In het jaarlijkse beheersplan voor de kweek waarborgt elke lidstaat dat de totale capaciteit voor het binnenbrengen en de totale kweekcapaciteit in verhouding staan tot de geraamde hoeveelheid blauwvintonijn die beschikbaar is voor de kweek.

▼M1

3.  
De lidstaten beperken hun capaciteit voor het kweken van tonijn tot de totale kweekcapaciteit zoals geregistreerd in het Iccat-register van kwekerijen die zijn gemachtigd voor het kweken van blauwvintonijn (“Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn”) of toegestaan en bij de Iccat aangemeld in 2018.

▼B

4.  
In de kwekerijen van een lidstaat wordt niet meer in het wild gevangen blauwvintonijn binnengebracht dan het niveau van de binnengebrachte hoeveelheden die door de kwekerijen van die lidstaat in 2005, 2006, 2007 en 2008 bij de Iccat zijn geregistreerd in het “register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn”.
5.  
Indien een lidstaat de maximale hoeveelheid binnengebrachte in het wild gevangen tonijn in een of meer van zijn tonijnkwekerijen moet verhogen, staat die verhoging in verhouding tot de aan die lidstaat toegewezen vangstmogelijkheden, en tot alle invoer van levende blauwvintonijn uit een andere lidstaat of verdragsluitende partij.

▼M1

6.  
De lidstaten rapporteren statistieken over de jaarlijks gekooide (binnengebrachte in het wild gevangen vis), geoogste en geëxporteerde hoeveelheden aan de Commissie, die de gegevens zal doorzenden naar het Iccat-secretariaat, totdat het Iccat-secretariaat een functie voor gegevensextractie in het eBCD-systeem heeft ontwikkeld en die functie beschikbaar is.
7.  
Waar passend dienen de lidstaten uiterlijk op 15 mei van elk jaar bij de Commissie herziene beheersplannen voor de kweek in die uiterlijk op 1 juni van elk jaar worden doorgezonden naar het Iccat-secretariaat.

▼B

Artikel 16

Toezending van de jaarlijkse plannen

1.  

Elke lidstaat met een quotum voor blauwvintonijn dient elk jaar uiterlijk op 31 januari de volgende plannen bij de Commissie in:

a) 

het overeenkomstig artikel 11 vastgestelde jaarlijkse visserijplan voor de vangstvaartuigen en tonnara’s waarmee op blauwvintonijn wordt gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee;

b) 

het overeenkomstig artikel 13 opgestelde jaarlijkse beheersplan voor de vangstcapaciteit;

▼M1

c) 

het overeenkomstig artikel 14 opgestelde jaarlijkse monitorings-, controle- en inspectieplan, en

▼B

d) 

het overeenkomstig artikel 15 opgestelde jaarlijkse beheersplan voor de kweek.

2.  
De Commissie bundelt de in lid 1 bedoelde plannen en gebruikt ze voor het opstellen van een jaarlijks plan van de Unie. De Commissie zendt het jaarlijks plan van de Unie elk jaar uiterlijk op 15 februari toe aan het Iccat-secretariaat ter bespreking en goedkeuring door de Iccat.
3.  
In het geval dat een lidstaat een in lid 1 bedoeld plan niet binnen de in dat lid vastgelegde termijn bij de Commissie indient, kan de Commissie besluiten het plan van de Unie aan het Iccat-secretariaat toe te zenden zonder de plannen van de betrokken lidstaat. Op verzoek van de betrokken lidstaat streeft de Commissie ernaar rekening te houden met één van de in lid 1 bedoelde plannen dat is ingediend na de in dat lid vastgelegde termijn, maar vóór de termijn die is vastgelegd in lid 2. Indien een door een lidstaat ingediend plan niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de jaarlijkse visserij-, capaciteits-, inspectie- en kweekplannen of een ernstige fout bevat die ertoe kan leiden dat het jaarlijks plan van de Unie niet wordt goedgekeurd door de Iccat-commissie, kan de Commissie besluiten het jaarlijks plan van de Unie aan het Iccat-secretariaat toe te zenden zonder de plannen van de betrokken lidstaat. De Commissie brengt de betrokken lidstaat zo spoedig mogelijk op de hoogte en streeft ernaar eventuele door die lidstaat ingediende herziene plannen op te nemen in het jaarlijks plan van de Unie of in wijzigingen van het jaarlijks plan van de Unie, mits die herziene plannen voldoen aan de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de jaarlijkse visserij-, capaciteits-, inspectie- en kweekplannen.

HOOFDSTUK III

Technische maatregelen

Artikel 17

Visseizoenen

1.  
Ringzegenvaartuigen mogen van 26 mei tot en met 1 juli van elk jaar op blauwvintonijn vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee.
2.  
In afwijking van lid 1 van dit artikel mogen Cyprus en Griekenland in hun in artikel 11 bedoelde jaarlijkse visserijplannen bepalen dat ringzegenvaartuigen die onder hun vlag varen, van 15 mei tot en met 1 juli van elk jaar op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Middellandse Zee (FAO-visgebieden 37.3.1 en 37.3.2) mogen vissen.
3.  
In afwijking van lid 1 van dit artikel mag Kroatië in zijn in artikel 11 bedoelde jaarlijkse visserijplan bepalen dat ringzegenvaartuigen die onder zijn vlag varen, van 26 mei tot en met 15 juli van elk jaar voor kweekdoeleinden op blauwvintonijn in de Adriatische Zee (FAO-visgebied 37.2.1) mogen vissen.

▼M1

4.  
Indien de weersomstandigheden niet toelaten dat er wordt gevist, kunnen de lidstaten in afwijking van de leden 1, 2 en 3 besluiten dat de in die leden bedoelde visseizoenen worden verlengd met een gelijkwaardig aantal verloren dagen, tot maximaal tien dagen.
5.  
Voor grote pelagische beugvisserijvaartuigen is de visserij op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee toegestaan van 1 januari tot en met 31 mei van elk jaar, met uitzondering van het gebied ten westen van 10° WL en ten noorden van 42° NB.

▼B

6.  
De lidstaten nemen in hun jaarlijkse visserijplannen visseizoenen op voor hun vloten, met uitzondering van ringzegenvaartuigen en grote pelagische beugvisserijvaartuigen.

Artikel 18

Aanlandingsverplichting

Dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, met inbegrip van de toepasselijke afwijkingen daarvan.

Artikel 19

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

1.  
Het is verboden om blauwvintonijn, met inbegrip van als bijvangst of in de recreatievisserij gevangen blauwvintonijn, met een gewicht van minder dan 30 kg of met een vorklengte van minder dan 115 cm te vangen, aan boord houden, over te laden, over te hevelen, aan te landen, te vervoeren, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden.
2.  

In afwijking van lid 1 geldt voor blauwvintonijn een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 8 kg of 75 cm vorklengte wanneer het gaat om:

a) 

blauwvintonijn die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan door met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen is gevangen;

b) 

blauwvintonijn die in de Middellandse Zee in het kader van de kleinschalige kustvisserij op verse vis is gevangen door met de hengel, de beug of de handlijn vissende vaartuigen, en

c) 

blauwvintonijn die in de Adriatische Zee wordt gevangen voor kweekdoeleinden door vaartuigen die onder de vlag van Kroatië varen.

3.  
Specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de in lid 2 bedoelde afwijking, zijn vastgelegd in bijlage I.
4.  
De lidstaten geven een vismachtiging af aan vaartuigen die vissen onder de in de punten 2 en 3 van bijlage I bedoelde afwijkingen. De betrokken vaartuigen worden vermeld in de in artikel 26 bedoelde lijst van vangstvaartuigen.
5.  
Vis kleiner dan de in dit artikel vastgelegde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten die dood wordt teruggegooid, wordt in mindering gebracht op het quotum van de betrokken lidstaat.

Artikel 20

Incidentele vangsten onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

1.  
In afwijking van artikel 19, lid 1, zijn incidentele vangsten van maximaal 5 % blauwvintonijn in aantal met een gewicht tussen 8 en 30 kg of met een vorklengte tussen 75 en 115 cm toegestaan voor alle vangstvaartuigen en tonnara’s die actief op blauwvintonijn vissen.
2.  
Het in lid 1 genoemde percentage van 5 % wordt berekend op basis van de totale vangsten van blauwvintonijn die op enig moment na elke visserijactiviteit aan boord van een vaartuig of in de tonnara worden gehouden.
3.  
Incidentele vangsten worden in mindering gebracht op het quotum van de voor de vangstvaartuigen of de tonnara verantwoordelijke lidstaat.
4.  
Voor incidentele vangsten van blauwvintonijn onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gelden de artikelen 31, 33, 34 en 35.

Artikel 21

Bijvangsten

1.  
Elke lidstaat voorziet in de mogelijkheid van bijvangst van blauwvintonijn binnen zijn quotum en deelt dat aan de Commissie mee bij de indiening van zijn visserijplan.
2.  
Het niveau van de toegestane bijvangsten, dat niet meer bedraagt dan 20 % van de totale vangsten die aan het einde van elke visreis aan boord aanwezig zijn, en de methode die wordt gebruikt voor de berekening van die bijvangsten in verhouding tot de totale vangst aan boord, wordt duidelijk gedefinieerd in het in artikel 11 bedoelde jaarlijkse visserijplan. Het percentage bijvangsten mag worden berekend op basis van het gewicht of het aantal exemplaren. De berekening op basis van het aantal exemplaren is alleen van toepassing op tonijn en tonijnachtigen die onder het beheer van de Iccat vallen. De omvang van de toegestane bijvangsten voor kleinschalige kustvaartuigen mag op jaarbasis worden berekend.
3.  
Alle bijvangsten van dode blauwvintonijn die aan boord worden gehouden of worden teruggegooid, worden in mindering gebracht op het quotum van de vlaggenlidstaat, en geregistreerd en gerapporteerd aan de Commissie, overeenkomstig de artikelen 31 en 32.
4.  
Voor de lidstaten die geen blauwvintonijnquotum hebben, worden de betrokken bijvangsten in mindering gebracht op het specifieke quotum van de Unie voor bijvangst van blauwvintonijn dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 43, lid 3, VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
5.  
Indien het aan een lidstaat toegewezen quotum volledig is opgebruikt, wordt geen vangst van blauwvintonijn door vaartuigen die onder zijn vlag varen, toegestaan en neemt die lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de als bijvangst gevangen blauwvintonijn wordt vrijgelaten. Als het specifieke quotum van de Unie voor bijvangst van blauwvintonijn als vastgesteld overeenkomstig artikel 43, lid 3, VWEU en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is opgebruikt, is de vangst van blauwvintonijn niet toegestaan door vaartuigen die onder de vlag varen van lidstaten zonder quotum voor blauwvintonijn, en nemen die lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de als bijvangst gevangen blauwvintonijn wordt vrijgelaten. In die gevallen worden de verwerking en het in de handel brengen van dode blauwvintonijn verboden en worden alle vangsten geregistreerd. De lidstaten verstrekken op jaarbasis informatie over dergelijke hoeveelheden bijvangsten van dode blauwvintonijn aan de Commissie, die die gegevens doorzendt aan het Iccat-secretariaat.
6.  
Vaartuigen die niet actief op blauwvintonijn vissen, houden aan boord gehouden hoeveelheden blauwvintonijn duidelijk gescheiden van andere soorten, zodat de controleautoriteiten de naleving van dit artikel kunnen monitoren. Dergelijke bijvangsten kunnen op de markt worden gebracht voor zover zij vergezeld gaan van het eBCD.

▼M1

Artikel 21 bis

Verbod om blauwvintonijn aan boord van ondersteuningsvaartuigen te houden

Ondersteuningsvaartuigen mogen geen blauwvintonijn aan boord houden.

▼B

Artikel 22

Gebruik van luchttuigen

Het is verboden luchttuigen, inclusief vliegtuigen, helikopters of onbemande luchtvaartuigen, te gebruiken om naar blauwvintonijn te zoeken.

HOOFDSTUK IV

Recreatievisserij

Artikel 23

Specifieke quota voor de recreatievisserij

▼M1

1.  
De lidstaten kunnen waar passend een specifiek quotum toewijzen aan de recreatievisserij. Eventuele dode blauwvintonijn wordt in aanmerking genomen bij een dergelijke toewijzing, inclusief in het kader van de vispraktijk van vangen en terugzetten. De lidstaten stellen de Commissie bij de indiening van hun visserijplannen in kennis van het aan de recreatievisserij toegewezen quotum.

▼B

2.  
Vangsten van dode blauwvintonijn worden gerapporteerd en in mindering gebracht op het quotum van de lidstaat.

Artikel 24

Specifieke voorwaarden voor de recreatievisserij

▼M1

1.  

De lidstaten met een quotum voor blauwvintonijn dat is toegewezen aan recreatievisserij, reglementeren die visserij door vismachtigingen af te geven aan vaartuigen voor de recreatievisserij. Op verzoek van de Iccat stellen de lidstaten aan de Commissie de lijst beschikbaar van de recreatievaartuigen waaraan een vismachtiging voor blauwvintonijn is verleend. De Commissie zendt die lijst elektronisch door aan de Iccat. Die lijst bevat voor elk vaartuig de volgende informatie:

a) 

naam van het vaartuig;

b) 

registernummer;

c) 

Iccat-registratienummer (indien van toepassing);

d) 

vorige naam (indien van toepassing);

e) 

namen en adressen van de eigenaars en de exploitanten.

▼B

2.  
Het is in de recreatievisserij verboden om meer dan één blauwvintonijn per vaartuig per dag te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen.
3.  
Het op de markt brengen van in het kader van de recreatievisserij gevangen blauwvintonijn is verboden.

▼M1

4.  
Elke lidstaat registreert de vangstgegevens van de recreatievisserij, met inbegrip van het gewicht van elke blauwvintonijn, en meldt de gegevens van het voorgaande jaar elk jaar uiterlijk op 30 juni aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat.

▼B

5.  
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om blauwvintonijnen, en met name jonge tonijnen, die levend zijn gevangen in het kader van de recreatievisserij, zo veel mogelijk vrij te laten. Alle aangelande blauwvintonijn bevindt zich in gehele staat of is ontdaan van kieuwen en/of ingewanden.

Artikel 25

Vangen, merken en terugzetten

1.  
In afwijking van artikel 23, lid 1, mogen lidstaten die “vangen en terugzetten” door uitsluitend vaartuigen voor de sportvisserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan toestaan, een beperkt aantal van die vaartuigen toestaan gericht te vissen op blauwvintonijn voor de doeleinden van “vangen, merken en terugzetten”, zonder dat daarvoor aan die vaartuigen een specifiek quotum hoeft te worden toegewezen. Die vaartuigen opereren in het kader van een wetenschappelijk project van een onderzoeksinstituut dat deel uitmaakt van een wetenschappelijk onderzoeksprogramma. De resultaten van het project worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
2.  
Vaartuigen die wetenschappelijk onderzoek verrichten in het kader van het Iccat-onderzoeksprogramma voor blauwvintonijn worden niet geacht de in lid 1 bedoelde activiteiten in het kader van “vangen, merken en terugzetten” te verrichten.
3.  

Lidstaten die activiteiten in het kader van “vangen, merken en terugzetten” toestaan:

a) 

dienen een beschrijving van die activiteiten en van de daarop toepasselijke maatregelen in als een integrerend deel van hun in de artikelen 12 en 15 bedoelde visserij- en inspectieplannen;

b) 

monitoren nauwlettend de activiteiten van de betrokken vaartuigen om te waarborgen dat zij deze verordening naleven;

c) 

waarborgen dat de verrichtingen voor het merken en terugzetten worden verricht door daartoe opgeleid personeel, teneinde een hoog overlevingspercentage van de exemplaren te garanderen, en

d) 

dienen uiterlijk op 30 juni bij de Commissie een jaarlijks verslag over de verrichte wetenschappelijk activiteiten in; de Commissie zendt het verslag zestig dagen vóór de SCRS-vergadering van het volgende jaar door aan het Iccat-secretariaat.

4.  
Elke blauwvintonijn die sterft tijdens activiteiten in het kader van “vangen, merken en terugzetten” wordt gerapporteerd en op het quotum van de vlaggenlidstaat in mindering gebracht.

HOOFDSTUK V

Controlemaatregelen

Afdeling 1

Lijsten en registers van vaartuigen en tonnara’s

Artikel 26

Lijsten en registers van vaartuigen

▼M1

1.  

De lidstaten dienen jaarlijks één maand voor het begin van de vismachtigingsperiode bij de Commissie de volgende vaartuigenlijsten in:

a) 

een lijst van alle vangstvaartuigen die actief op blauwvintonijn vissen, en

b) 

een lijst van alle andere vaartuigen dan vangstvaartuigen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met blauwvintonijn.

Elke vaartuigenlijst moet de volgende gegevens bevatten:

a) 

de naam en het registernummer van het vaartuig;

b) 

specificatie van het type vaartuig, waarbij ten minste onderscheid wordt gemaakt tussen vangstvaartuigen, sleepvaartuigen, hulpvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen en verwerkingsvaartuigen;

c) 

lengte en brutoregistertonnage (BRT) of, indien mogelijk, brutotonnage (BT);

d) 

IMO-nummer (indien van toepassing);

e) 

gebruikt vistuig (indien van toepassing);

f) 

vorige vlag (indien van toepassing);

g) 

vorige naam (indien van toepassing);

h) 

eventuele vorige gegevens inzake schrapping uit andere registers;

i) 

internationale radioroepnaam (indien van toepassing);

j) 

namen en adressen van de eigenaars en de exploitanten, en

k) 

periode waarin het voor kweekdoeleinden toegestaan is op blauwvintonijn te bevissen, te exploiteren en te vervoeren.

De Commissie zendt die informatie 15 dagen vóór het begin van de visserijactiviteit door aan het Iccat-secretariaat, zodat de in die lijsten opgenomen vaartuigen in het Iccat-register van gemachtigde vaartuigen kunnen worden opgenomen en, indien van toepassing, in het Iccat-register van vaartuigen met een lengte over alles van 20 meter of meer die gemachtigd zijn om in het verdragsgebied te opereren.

▼B

2.  
Een vissersvaartuig mag tijdens een kalenderjaar in beide in lid 1 bedoelde lijsten worden opgenomen, op voorwaarde dat het niet in beide lijsten tegelijk is opgenomen.
3.  
De in lid 1, punten a) en b), bedoelde informatie over vaartuigen bevat de naam van het vaartuig en het nummer in het vlootregister van de Unie (CFR) zoals vastgelegd in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie ( 3 ).
4.  
De Commissie aanvaardt geen retroactieve indiening van de in lid 1 bedoelde lijsten.

▼M1

5.  

Latere wijzigingen die in de loop van een kalenderjaar worden aangebracht in de in lid 1 bedoelde lijsten en de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie, worden slechts aanvaard indien een aangemeld vissersvaartuig om legitieme operationele redenen of vanwege overmacht niet aan de visserij kan deelnemen. De betrokken lidstaat brengt in dat geval de Commissie onverwijld op de hoogte, met opgave van:

a) 

alle bijzonderheden over het vissersvaartuig dat of de vissersvaartuigen die dat vaartuig zal of zullen vervangen, en

b) 

een volledig overzicht van de reden voor de vervanging, alsook alle relevante ondersteunende bewijsstukken of referenties.

▼B

6.  
Overeenkomstig artikel 7, lid 6, van Verordening (EU) 2017/2403 wijzigt de Commissie in de loop van het jaar indien nodig de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie over vangstvaartuigen door geactualiseerde gegevens te verstrekken aan het Iccat-secretariaat.

Artikel 27

Vismachtigingen voor vaartuigen

1.  
De lidstaten geven vismachtigingen af aan vaartuigen die zijn opgenomen in een van de in artikel 26, leden 1 en 5, bedoelde lijsten. Vismachtigingen bevatten ten minste de in bijlage VII vastgelegde informatie en worden afgegeven in het in die bijlage vastgelegde formaat. De lidstaten zien erop toe dat de in de vismachtiging opgenomen gegevens correct zijn en in overeenstemming zijn met deze verordening.
2.  
Onverminderd artikel 21, lid 6, worden vissersvaartuigen van de Unie die niet in de in artikel 26, lid 1, bedoelde Iccat-registers zijn opgenomen, geacht niet te zijn gemachtigd om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee blauwvintonijn te bevissen, aan boord te houden, over te laden, te vervoeren, over te hevelen, te verwerken of aan te landen.
3.  
Wanneer het aan de vaartuigen toegewezen individuele quotum is opgebruikt, trekt de vlaggenlidstaat de aan een vaartuig afgegeven vismachtiging voor blauwvintonijn in en kan hij het vaartuig verzoeken zich onmiddellijk naar een door hem aangewezen haven te begeven.

Artikel 28

Lijsten en registers van voor de blauwvintonijnvisserij gemachtigde tonnara’s

▼M1

1.  
Als onderdeel van zijn visserijplan dient elke lidstaat bij de Commissie elektronisch een lijst in van de tonnara’s met een machtiging om op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. Die lijst bevat de naam en het registernummer van de tonnara’s en de geografische coördinaten van de veelhoek van de tonnara. De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat, zodat die tonnara’s kunnen worden opgenomen in het Iccat-register van de tonnara’s met een machtiging om op blauwvintonijn te vissen.

▼B

2.  
De lidstaten geven vismachtigingen af voor tonnara’s die zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst. Vismachtigingen bevatten ten minste de in bijlage VII bedoelde informatie en maken gebruik van in het in die bijlage vastgelegde formaat. De lidstaten zien erop toe dat de in de vismachtiging opgenomen gegevens correct zijn en in overeenstemming met deze verordening.
3.  
Tonnara’s van de Unie die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van tonnara’s die gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen, worden niet geacht te zijn gemachtigd om op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. Het is verboden door die tonnara’s gevangen blauwvintonijn aan boord te hebben, over te hevelen, te kooien of aan te landen.
4.  
De vlaggenlidstaat trekt de aan tonnara’s afgegeven vismachtiging voor blauwvintonijn in op het moment dat het aan die tonnara’s toegewezen quotum wordt geacht te zijn opgebruikt.

▼M1

5.  
De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijst tonnara’s met een machtiging om op blauwvintonijn te vissen. De Commissie zendt dergelijke wijzigingen onverwijld door naar het Iccat-secretariaat.

Artikel 28 bis

Lijsten en register van kwekerijen

1.  

Als onderdeel van zijn visserijplan dient elke lidstaat bij de Commissie elektronisch een lijst in van de kwekerijen met een machtiging om blauwvintonijn te exploiteren in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. Die lijst bevat de volgende informatie:

a) 

de naam van de kwekerij;

b) 

registernummer;

c) 

namen en adressen van de eigenaars en de exploitanten;

d) 

de aan elke kwekerij toegewezen input- en totale capaciteit voor het kweken;

e) 

de geografische coördinaten van gebieden waarin kweekactiviteiten mogen worden verricht, en

f) 

de status van de kwekerij (actief of inactief).

De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat, zodat die kwekerijen kunnen worden opgenomen in het Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn.

2.  
Kwekerijen die niet zijn opgenomen in het Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn, worden niet geacht te zijn gemachtigd om blauwvintonijn te exploiteren in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee.
3.  
Kweekactiviteiten, waaronder het mesten of oogsten, zijn niet toegestaan buiten de voor kweekactiviteiten goedgekeurde geografische coördinaten.
4.  
De lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van elke toevoeging aan, schrapping uit of wijziging van hun lijst van kwekerijen. De Commissie zendt dergelijke wijzigingen onverwijld door aan het Iccat-secretariaat.
5.  
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat blauwvintonijn wordt ondergebracht bij een kwekerij die niet voorkomt in het Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn en dat die kwekerijen blauwvintonijn aannemen van vaartuigen die niet in het Iccat-register van vaartuigen zijn opgenomen. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om verrichtingen bij kwekerijen die niet voorkomen in het Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn te verbieden.

▼B

Artikel 29

Informatie over visserijactiviteiten

1.  

Elke lidstaat dient bij de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 juli gedetailleerde informatie in over de blauwvintonijnvangsten in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee in het voorgaande jaar. De Commissie zendt die informatie elk jaar uiterlijk op 31 juli door aan het Iccat-secretariaat. Die informatie omvat:

a) 

de naam en het Iccat-nummer van elk vangstvaartuig;

b) 

de geldigheidsduur van de machtiging(en) voor elk vangstvaartuig;

c) 

de totale vangsten van elk vangstvaartuig, inclusief nulvangsten, gedurende de hele geldigheidsduur van de machtiging(en);

d) 

het totale aantal dagen dat elk vangstvaartuig in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee gedurende de hele geldigheidsduur van de machtiging(en) heeft gevist, en

e) 

de totale vangst buiten de machtigingsperiode (bijvangst).

2.  

De lidstaten dienen de volgende informatie in bij de Commissie voor onder hun vlag varende vissersvaartuigen die niet waren gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, maar die blauwvintonijn als bijvangst hebben gevangen:

a) 

de naam en het Iccat-nummer of, indien het vaartuig niet bij de Iccat is geregistreerd, het nationale registratienummer van het vaartuig, en

b) 

de totale blauwvintonijnvangsten.

3.  
De lidstaten delen de Commissie alle informatie mee over niet onder de leden 1 en 2 vallende vaartuigen die zeker of vermoedelijk op blauwvintonijn hebben gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat zodra die informatie beschikbaar is.

Artikel 30

Gezamenlijke visacties

1.  
Een gezamenlijke visactie voor blauwvintonijn wordt alleen toegestaan indien de deelnemende vaartuigen zijn gemachtigd door de vlaggenlidstaat/vlaggenlidstaten. Om te worden gemachtigd, wordt elk ringzegenvaartuig verplicht te zijn uitgerust om op blauwvintonijn te vissen, een individueel quotum te hebben en de in artikel 32 vastgelegde rapportageverplichtingen na te leven.
2.  
Het aan een gezamenlijke visactie toegewezen quotum is gelijk aan het totaal van de aan de deelnemende ringzegenvaartuigen toegewezen quota.
3.  
Ringzegenvaartuigen van de Unie verrichten geen gezamenlijke visacties met ringzegenvaartuigen van andere CPC’s.
4.  

Het aanvraagformulier voor de machtiging om aan een gezamenlijke visactie deel te nemen is opgenomen in bijlage IV. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om van zijn aan een gezamenlijke visactie deelnemende ringzegenvaartuigen de volgende informatie te verkrijgen:

a) 

de aangevraagde machtigingsperiode van de gezamenlijke visactie;

b) 

de identiteit van de betrokken exploitanten;

c) 

de quota van de individuele vaartuigen;

d) 

de sleutel voor de verdeling van de betrokken vangsten tussen de vissersvaartuigen, en

e) 

informatie over de kwekerijen van bestemming.

5.  
Ten minste tien dagen vóór het begin van de gezamenlijke visactie dient elke lidstaat de in lid 4 bedoelde informatie in bij de Commissie in het in bijlage IV vastgelegde formaat. De Commissie zendt die informatie ten minste vijf dagen vóór het begin van de visactie door aan het Iccat-secretariaat en aan de vlaggenlidstaat van de andere vissersvaartuigen die aan de gezamenlijke visactie deelnemen.
6.  
In geval van overmacht zijn de in lid 5 vastgelegde termijnen niet van toepassing op de informatie over de kwekerijen van bestemming. In zulke gevallen dienen de lidstaten zo snel mogelijk een actualisering van die informatie in bij de Commissie, samen met een beschrijving van de gebeurtenissen waardoor sprake is van overmacht. De Commissie zendt die informatie door aan het Iccat-secretariaat.

Afdeling 2

Vangstregistratie

Artikel 31

Registratievoorschriften

1.  
Kapiteins van vangstvaartuigen van de Unie houden een visserijlogboek van hun activiteiten bij overeenkomstig de artikelen 14, 15, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en van afdeling A van bijlage II bij deze verordening.
2.  
Kapiteins van sleepvaartuigen, hulpvaartuigen en verwerkingsvaartuigen van de Unie registreren hun activiteiten overeenkomstig de vereisten van de afdelingen B, C en D van bijlage II.

Artikel 32

Vangstrapporten door kapiteins en exploitanten van tonnara’s

1.  
Kapiteins van actief vissende vangstvaartuigen van de Unie verzenden hun dagelijkse vangstaangiften aan hun vlaggenlidstaat gedurende de gehele periode waarin zij gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen. Die aangiften zijn niet verplicht voor vaartuigen in de haven, behalve als zij betrokken zijn bij een gezamenlijke visactie. De gegevens in de aangiften worden overgenomen uit de logboeken en omvatten de datum, het tijdstip, de locatie (lengte- en breedtegraad) en het gewicht en het aantal exemplaren van de in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijnen, inclusief vrijlatingen en teruggooi van dode vis. De kapiteins verzenden de aangiften volgens het model in bijlage III of in een door de lidstaat voorgeschreven formaat.
2.  
Kapiteins van ringzegenvaartuigen stellen voor elke visserijactiviteit de in lid 1 bedoelde dagelijkse vangstaangiften op, ook in geval van nulvangsten. De aangiften met betrekking tot de voorgaande dag worden uiterlijk om 9.00 uur GMT door de kapitein van het vaartuig of de gemachtigde vertegenwoordigers van de kapitein aan zijn vlaggenlidstaat verzonden.
3.  
Exploitanten van tonnara’s die actief op blauwvintonijn vissen of hun gemachtigde vertegenwoordigers stellen dagelijkse aangiften op en verzenden die binnen elke 48 uur aan hun vlaggenlidstaat gedurende de gehele periode waarin zij gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen. Die aangiften bevatten het Iccat-registratienummer van de tonnara, de datum en het tijdstip van de vangst, het gewicht en het aantal exemplaren van de gevangen blauwvintonijnen, met inbegrip van nulvangsten, vrijlatingen en teruggooi van dode vis. Zij verzenden die informatie in het in bijlage III vastgelegde formaat.
4.  
Kapiteins van andere vangstvaartuigen dan ringzegenvaartuigen zenden aan hun vlaggenlidstaat uiterlijk op dinsdag 12.00 uur GMT de in lid 1 bedoelde aangiften voor de voorgaande, op zondag eindigende week toe.

Afdeling 3

Aanlandingen en overladingen

Artikel 33

Aangewezen haven

1.  
Elke lidstaat waaraan een quotum voor blauwvintonijn is toegewezen, wijst havens aan waar verrichtingen voor het aanlanden of overladen van blauwvintonijn zijn toegestaan. De informatie over aangewezen havens wordt opgenomen in het in artikel 11 bedoelde jaarlijkse visserijplan. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van de informatie over aangewezen havens. De Commissie deelt die informatie onverwijld mee aan het Iccat-secretariaat.
2.  

De havenlidstaat mag een haven slechts als aangewezen haven aanmerken indien hij waarborgt dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

vaststaande tijdstippen van aanlanding en van overlading;

b) 

vaststaande plaatsen van aanlanding en van overlading, en

c) 

vaste inspectie- en bewakingsprocedures die waarborgen dat tijdens alle tijdstippen van aanlanding en overlading en op alle plaatsen van aanlanding en overlading inspecties worden verricht overeenkomstig artikel 35.

3.  
In het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee gevangen blauwvintonijn mag door vangstvaartuigen, alsook door verwerkingsvaartuigen en hulpvaartuigen, uitsluitend worden aangeland en overgeladen in door CPC’s en lidstaten aangewezen havens. Dode blauwvintonijn die is geoogst uit een tonnara of kooi mag bij wijze van uitzondering door een hulpvaartuig naar een verwerkingsvaartuig worden vervoerd, voor zover dat vervoer gebeurt in aanwezigheid van de controleautoriteit.

▼M1

4.  
Dit artikel geldt onverminderd het internationale recht op toegang tot de haven voor vissersvaartuigen die in nood verkeren of in geval van overmacht.

▼B

Artikel 34

Voorafgaande kennisgeving van aanlandingen

1.  
Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 geldt voor kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie met een lengte over alles van minstens 12 meter die voorkomen op de in artikel 26 bedoelde lijst van vaartuigen. De voorafgaande kennisgeving uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat (en van de vlaggenlidstaat) of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken.

▼M1

2.  

Vóór het binnenvaren van de haven stellen de kapiteins, of hun vertegenwoordigers, van vissersvaartuigen van de Unie, met inbegrip van verwerkingsvaartuigen en hulpvaartuigen, die zijn opgenomen in de in artikel 26 bedoelde lijst van vaartuigen, ten minste vier uur vóór de verwachte tijd van aankomst in de haven de bevoegde autoriteit van hun vlaggenlidstaat of de CPC waarvan zij de havens of aanlandingsvoorzieningen wensen te gebruiken, in kennis van ten minste de volgende gegevens:

a) 

de verwachte datum en tijd van aankomst;

b) 

de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn;

c) 

informatie betreffende het geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan.

▼B

3.  
Indien de lidstaten krachtens het toepasselijke Unierecht gemachtigd zijn een kortere kennisgevingsperiode toe te passen dan de periode van vier uur vóór de verwachte tijd van aankomst, kan de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn worden gemeld op het toepasselijke tijdstip van kennisgeving vóór aankomst. Als de visgronden zich op minder dan vier uur van de haven bevinden, kan de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn te allen tijde worden gewijzigd vóór aankomst.
4.  
De autoriteiten van de havenlidstaat houden een register bij van alle tijdens het lopende jaar gedane voorafgaande kennisgevingen.

▼M1

5.  
Alle aanlandingen in de Unie worden gecontroleerd door de bevoegde controleautoriteiten van de havenlidstaat en een percentage daarvan wordt geïnspecteerd op basis van een risicobeoordelingssysteem waarbij quota, omvang van de vloot en visserijinspanning in aanmerking worden genomen. Alle details van een dergelijk door elke lidstaat ingevoerd controlesysteem worden opgenomen in het in artikel 14 bedoelde jaarlijkse monitorings-, controle- en inspectieplan.

▼B

6.  
Kapiteins van vangstvaartuigen van de Unie dienen, ongeacht de lengte over alles van het vaartuig, binnen 48 uur nadat de aanlanding is voltooid, een aangifte van aanlanding in bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat of CPC waar de aanlanding plaatsvindt en bij zijn vlaggenlidstaat. De kapitein van het vangstvaartuig van de Unie is verantwoordelijk voor, en certificeert, de volledigheid en juistheid van de aangifte. De aangifte van aanlanding vermeldt ten minste de aangelande hoeveelheden blauwvintonijn en het gebied waar die zijn gevangen. Alle aangelande vangsten worden gewogen. De havenlidstaat zendt 48 uur nadat de aanlanding is voltooid een aanlandingsrapport toe aan de vlaggenlidstaat of CPC.

Artikel 35

Overladingen

1.  
Het is vissersvaartuigen van de Unie en vaartuigen van derde landen in wateren van de Unie onder alle omstandigheden verboden om blauwvintonijn op zee over te laden.
2.  
Onverminderd artikel 52, leden 2 en 3, artikel 54 en artikel 57 van Verordening (EU) 2017/2107 mogen vissersvaartuigen blauwvintonijnvangsten enkel overladen in aangewezen havens als bedoeld in artikel 33 van deze verordening.
3.  
De kapitein van het ontvangende vissersvaartuig, of de vertegenwoordiger van de kapitein, verstrekt de betrokken autoriteiten van de havenstaat ten minste 72 uur vóór de verwachte tijd van aankomst in de haven de informatie in het in bijlage V vastgelegde model voor de aangifte van overlading. Voor elke overlading is voorafgaande machtiging van de vlaggenlidstaat of vlaggen-CPC van het betrokken overladende vissersvaartuig vereist. Voorts stelt de kapitein van het overladende vaartuig, ten tijde van de overlading, zijn vlaggenlidstaat of vlaggen-CPC in kennis van de uit hoofde van bijlage V vereiste datums.
4.  
De havenlidstaat inspecteert het ontvangende vaartuig bij aankomst en controleert de hoeveelheden en de documentatie in verband met de overladingsverrichting.

▼M1

5.  
De kapiteins, of hun vertegenwoordigers, van vissersvaartuigen van de Unie die betrokken zijn bij overladingsverrichtingen vullen de Iccat-overladingsaangifte in en zenden die uiterlijk vijf werkdagen na de datum van de overlading in de haven toe aan de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat. De kapiteins, of hun vertegenwoordigers, van de overladende vissersvaartuigen vullen de Iccat-overladingsaangifte in overeenkomstig het in bijlage V vastgelegde formaat. De Iccat-overladingsaangifte wordt gekoppeld aan het eBCD om kruiscontroles van de daarin opgenomen gegevens te vergemakkelijken.

▼B

6.  
De havenlidstaat zendt binnen vijf dagen na de voltooiing van de overlading een rapport van de overlading toe aan de autoriteit van de vlaggenlidstaat of vlaggen-CPC van het overladende vissersvaartuig.
7.  
Alle overladingen worden geïnspecteerd door de bevoegde autoriteiten van de aangewezen havenlidstaten.

Afdeling 4

Rapportageverplichtingen

▼M1

Artikel 36

Vangstaangiften door de lidstaten

Elke lidstaat dient om de twee weken vangstaangiften in bij de Commissie. Die aangiften bevatten de krachtens artikel 32 vereiste gegevens met betrekking tot tonnara’s en vangstvaartuigen. De gegevens worden verstrekt per vistuigtype. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het Iccat-secretariaat.

▼B

Artikel 37

Informatie over het opgebruiken van het quotum

1.  
Elke lidstaat leeft artikel 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 na en deelt daarnaast aan de Commissie mee wanneer het quotum dat is toegewezen aan een vistuiggroep wordt geacht voor 80 % te zijn opgebruikt.
2.  
Elke lidstaat leeft artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 na en deelt daarnaast aan de Commissie mee wanneer het quotum dat is toegewezen aan een vistuiggroep, of aan een gezamenlijke visactie, of aan een ringzegenvaartuig, wordt geacht te zijn opgebruikt. Die informatie gaat vergezeld van officiële stukken waaruit blijkt dat de lidstaat een visserijstop heeft afgekondigd of een oproep tot terugkeer naar de haven heeft gedaan voor de vloot, de vistuiggroep, de gezamenlijke visactie of de vaartuigen met een individueel quotum, en waarin duidelijk de datum en het tijdstip van de sluiting worden vermeld.
3.  
De Commissie stelt het Iccat-secretariaat in kennis van de datums waarop het quotum van de Unie voor blauwvintonijn is opgebruikt.

Afdeling 5

Waarnemersprogramma’s

Artikel 38

Nationaal waarnemersprogramma

1.  

Elke lidstaat zorgt ervoor dat met de inzet van nationale waarnemers, aan wie een officieel identificatiedocument wordt verstrekt, op visvaartuigen en bij tonnara’s die actief zijn in de blauwvintonijnvisserij ten minste de volgende dekkingsgraad wordt bereikt:

a) 

20 % van zijn actieve pelagische trawlers (met een lengte van meer dan 15 meter);

b) 

20 % van zijn actieve beugvisserijvaartuigen (met een lengte van meer dan 15 meter);

c) 

20 % van zijn actieve met de hengel vissende vaartuigen (met een lengte van meer dan 15 meter);

d) 

100 % van de sleepvaartuigen;

e) 

100 % van de oogstverrichtingen van tonnara’s.

Lidstaten met minder dan vijf vangstvaartuigen van de in de eerste alinea, punten a), b) en c), vermelde categorieën die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen, zorgen ervoor dat ten minste 20 % van de tijd gedurende welke de vaartuigen actief zijn in de blauwvintonijnvisserij door de inzet van nationale waarnemers wordt gedekt.

▼M1

2.  
In afwijking van lid 1 zijn voor het vrijlaten van tonijn uit kwekerijen alleen regionale Iccat-waarnemers als bedoeld in artikel 39 aanwezig op de sleepvaartuigen.
3.  
De verplichtingen, verantwoordelijkheden en taken van de nationale waarnemers worden omschreven in bijlage VIII.

▼B

4.  
In het kader van het waarnemersprogramma van elke lidstaat verzamelde gegevens en informatie worden aan de Commissie verstrekt. De Commissie zendt die gegevens en informatie door aan het SCRS of aan het Iccat-secretariaat, naargelang van het geval.

▼M1

5.  

Voor de toepassing van dit artikel zorgen de lidstaten voor:

a) 

een representatieve dekking in tijd en ruimte, teneinde de Commissie te voorzien van adequate en nuttige gegevens en informatie over de vangst, de visserijinspanning en andere wetenschappelijke en beheersaspecten, met inachtneming van de kenmerken van de betrokken vloot en visserij;

b) 

degelijke protocollen voor gegevensverzameling;

c) 

een degelijke opleiding en erkenning van waarnemers alvorens zij worden ingezet;

d) 

de verstrekking aan de waarnemers, voordat zij worden ingezet, van een lijst van contactpersonen bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat bij wie de waarnemingen moeten worden gemeld;

e) 

voor zover doenbaar, een minimale verstoring van de werkzaamheden van de vaartuigen en tonnara’s die in het verdragsgebied actief zijn.

f) 

de verlening door kapiteins van vissersvaartuigen of exploitanten van tonnara’s van toestemming aan de waarnemers om gebruik te maken van de elektronische-communicatieapparatuur aan boord van het vissersvaartuig of op de tonnara.

▼B

Artikel 39

Regionaal waarnemersprogramma van de Iccat

1.  
De lidstaten zorgen voor de doeltreffende uitvoering van het regionale waarnemersprogramma van de Iccat zoals vastgelegd in dit artikel en in bijlage VIII.
2.  

De lidstaten zorgen ervoor dat er een regionale Iccat-waarnemer aanwezig is:

a) 

op alle ringzegenvaartuigen die gemachtigd zijn om op blauwvintonijn te vissen;

b) 

bij alle overhevelingen van blauwvintonijn uit ringzegenvaartuigen;

c) 

bij alle overhevelingen van blauwvintonijn uit tonnara’s naar transportkooien;

▼M1

d) 

bij alle overhevelingen uit een kweekkooi naar transportkooien, die vervolgens naar een andere kwekerij worden gesleept;

▼B

e) 

bij alle verrichtingen voor het kooien van blauwvintonijn in kwekerijen;

f) 

bij alle verrichtingen voor het oogsten van blauwvintonijn in kwekerijen, en

g) 

tijdens de vrijlating van blauwvintonijn uit kweekkooien in zee.

▼M1

2 bis.  
In afwijking van lid 1 kan de betrokken lidstaat kwekerijen toestemming verlenen om ten hoogste 1 000  kg per dag te oogsten, met een maximum van 50 ton per kwekerij per jaar, om de markt voor verse blauwvintonijn te bevoorraden, mits een gemachtigde nationale inspecteur van de kwekerijlidstaat bij alle dergelijke oogstverrichtingen ter plaatse is en de volledige verrichting controleert. Daarnaast valideert die gemachtigde nationale inspecteur de geoogste hoeveelheden in het eBCD-systeem. In dergelijke gevallen is de handtekening van de regionale Iccat-waarnemer in de rubriek “oogstinformatie” van het eBCD niet vereist.

▼B

3.  
Ringzegenvaartuigen waarop geen regionale Iccat-waarnemer aanwezig is, worden niet gemachtigd om op blauwvintonijn te vissen.

▼M1

4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat aan elke kwekerij voor de gehele periode van de kooi- en oogstverrichtingen één regionale Iccat-waarnemer wordt toegewezen. In geval van overmacht, en nadat de kwekerijlidstaat de als overmacht aangemerkte omstandigheden heeft bevestigd, of indien naburige kwekerijen, zoals gemachtigd en gecontroleerd door dezelfde kwekerijlidstaat, gezamenlijk als één eenheid optreden, mag een regionale Iccat-waarnemer door meer dan één kwekerij worden gedeeld om de continuïteit van de kweekverrichtingen te waarborgen, mits de taken van de regionale Iccat-waarnemer gegarandeerd naar behoren worden uitgevoerd en na bevestiging door de kwekerijlidstaat.
4 bis.  
In afwijking van lid 4 kan er, in het geval van overheveling tussen twee verschillende kwekerijen die onder de jurisdictie van dezelfde lidstaat vallen, één regionale Iccat-waarnemer worden toegewezen voor het hele proces, met inbegrip van het overhevelen van vis naar een sleepkooi voor transportdoeleinden, het slepen van de vis van de overhevelende kwekerij naar de kwekerij van bestemming en het kooien van vis op de kwekerij van bestemming. In dat geval wordt er een regionale Iccat-waarnemer gestationeerd door de overhevelende kwekerij en delen de overhevelende kwekerij en de kwekerij van bestemming de kosten, tenzij anders bepaald door de exploitanten van die kwekerijen.

▼B

5.  

De taken van de regionale Iccat-waarnemers behelzen met name het volgende:

a) 

observeren en monitoren van de visserij- en kweekverrichtingen in overeenstemming met de desbetreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat, waaronder door toegang tot beelden van stereoscopische camera’s op het ogenblik van het kooien zodat de lengte kan worden gemeten en het overeenkomstige gewicht kan worden geraamd;

b) 

ondertekenen van de Iccat-overhevelingsaangiften en BCD’s wanneer de daarin vervatte informatie overeenstemt met hun eigen waarnemingen. Als dat niet het geval is, vermeldt de regionale Iccat-waarnemer op de Iccat-overhevelingsaangiften en de BCD’s zijn of haar aanwezigheid en de redenen voor het gebrek aan overeenstemming, met specifieke opgave van de regel(s) of procedure(s) die niet in acht is (zijn) genomen;

c) 

verrichten van wetenschappelijke werkzaamheden, met inbegrip van het nemen van monsters, op basis van de richtsnoeren van het SCRS.

▼M1

6.  
Regionale Iccat-waarnemers worden tijdens de uitvoering van hun taken niet gehinderd, geïntimideerd of op enigerlei wijze onrechtmatig beïnvloed door kapiteins, bemanningsleden en exploitanten van kwekerijen, tonnara’s en vaartuigen.
7.  
De verplichtingen, verantwoordelijkheden en taken van de regionale Iccat-waarnemers worden omschreven in bijlage VIII.

▼B

Afdeling 6

Overhevelingsverrichtingen

Artikel 40

Overhevelingstoestemming

▼M1

1.  

Vóór de aanvang van een overhevelingsverrichting, met inbegrip van een vrijwillige overheveling, stuurt de overhevelende exploitant de vlaggen-, kwekerij- of tonnaralidstaat een voorafgaande kennisgeving van overheveling met:

a) 

het aantal en het geraamde gewicht van de over te hevelen blauwvintonijnen;

b) 

de naam en het Iccat-nummer van het vangstvaartuig, de sleepvaartuigen, de kwekerij of de tonnara;

c) 

de datum en plaats van de vangst;

d) 

de datum en het verwachte tijdstip van overheveling;

e) 

de geschatte positie (lengte- en breedtegraad) waar de overheveling zal plaatsvinden en de nummers van de overhevelende en de ontvangende kooi(en);

f) 

de naam en het Iccat-nummer van de kwekerij van bestemming;

g) 

de naam en het Iccat-nummer van de overhevelende kwekerij, in het geval van een overheveling uit de kweekkooi naar een transportkooi;

h) 

de kooinummers van de twee kweekkooien en alle daarbij betrokken transportkooien, in het geval van overhevelingen binnen kwekerijen.

▼M1 —————

▼M1

3.  
Aan alle kooien die worden gebruikt bij overhevelingsverrichtingen en het daarmee gepaard gaande vervoer van levende blauwvintonijn wordt een uniek identificatienummer als bedoeld in artikel 45 quater toegekend.

▼B

4.  
Aan de kapitein van het vissersvaartuig, of, naargelang van het geval, aan de exploitant van de tonnara of kwekerij, wordt door de lidstaat waaraan op grond van lid 1 een kennisgeving van overheveling werd toegezonden, voor elke overhevelingsverrichting een toestemmingsnummer toegekend en meegedeeld. Het machtigingsnummer omvat de drielettercode van de lidstaat, vier cijfers voor het jaar en drie letters die aangeven of toestemming is verleend (AUT) of geweigerd (NEG), gevolgd door een volgnummer.

▼M1

5.  
binnen 48 uur nadat de voorafgaande kennisgeving van overheveling is ingediend, verleent of weigert de in lid 1 bedoelde lidstaat de toestemming voor de overheveling. De overheveling mag niet aanvangen zonder het nummer van de voorafgaande machtiging, dat aangeeft dat toestemming (AUT) is verleend.

▼B

6.  
De overhevelingstoestemming laat de bevestiging van de kooiverrichting onverlet.

▼M1

7.  
Voor vrijwillige en controleoverhevelingen hoeft geen nieuwe overhevelingstoestemming te worden verleend.

▼B

Artikel 41

▼M1

Weigering van de overhevelingstoestemming, en daaropvolgende vrijlating van blauwvintonijn

▼B

1.  

De lidstaat waaraan op grond van artikel 40, lid 1, een voorafgaande kennisgeving van overheveling werd toegezonden, weigert de overheveling wanneer hij na ontvangst van de voorafgaande overhevelingskennisgeving van oordeel is dat:

a) 

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend quotum beschikte;

▼M1

b) 

het aantal en het gewicht van de blauwvintonijnen niet naar behoren zijn gemeld door het vangstvaartuig of de tonnara, of het kooien van de betrokken blauwvintonijnen niet was toegestaan;

c) 

het vangstvaartuig dat of de tonnara die volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet beschikt over een geldige, overeenkomstig artikel 27 of 28 afgegeven vismachtiging voor blauwvintonijn;

d) 

het sleepvaartuig dat volgens de aangifte de overheveling zou ontvangen, niet in het in artikel 26 bedoelde Iccat-register van andere vissersvaartuigen is geregistreerd, of niet is uitgerust met een volledig functionerend VMS of gelijkwaardig traceersysteem, of

e) 

de kwekerij van bestemming niet als actief is aangemeld in het Iccat-register van kweekvoorzieningen voor blauwvintonijn.

▼B

2.  
Indien de lidstaat waaraan op grond van artikel 40, lid 1, een kennisgeving van overheveling werd toegezonden, de overheveling weigert, vaardigt hij onmiddellijk een vrijlatingsbevel uit aan, naargelang van het geval, de kapitein van het vangst- of sleepvaartuig of de exploitant van de tonnara of kwekerij, om hen ervan in kennis te stellen dat de overheveling niet wordt toegestaan en hen op te dragen de vis vrij te laten in zee overeenkomstig bijlage XII.

▼M1

3.  
In het geval van een technische storing van zijn VMS tijdens het vervoer naar de kwekerij wordt het sleepvaartuig vervangen door een ander sleepvaartuig met een volledig functionerend VMS, of wordt een nieuw, operationeel VMS geïnstalleerd of gebruikt, en wel zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 72 uur na die technische storing. Die termijn van 72 uur mag uitzonderlijk worden verlengd in geval van overmacht of gerechtvaardigde operationele beperkingen. De technische storing wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Commissie, die het Iccat-secretariaat op de hoogte brengt. Vanaf het moment waarop de technische storing is vastgesteld totdat die is verholpen, deelt de kapitein of de vertegenwoordiger van de kapitein door middel van passende telecommunicatiemiddelen om het uur aan de controleautoriteiten van de vlaggenlidstaat de geactualiseerde geografische coördinaten van het vissersvaartuig mee.

▼B

Artikel 42

Iccat-overhevelingsaangifte (ICCAT transfer declaration — ITD)

▼M1

1.  

Na afloop van de overhevelingsverrichting vult de overhevelende exploitant de Iccat-overhevelingsaangifte (“ITD”) in overeenkomstig het in bijlage VI vastgelegde formaat en zendt de overhevelende exploitant die door naar:

a) 

de bevoegde autoriteiten van de vlaggen- of tonnaralidstaat;

b) 

de regionale Iccat-waarnemer indien diens aanwezigheid verplicht is, en

c) 

indien van toepassing, de kapitein van het sleepvaartuig of de exploitant van de kwekerij van bestemming.

▼B

2.  
De Iccat-overhevelingsaangifteformulieren worden genummerd door de autoriteiten van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het vissersvaartuig, de kwekerij of de tonnara waaruit wordt overgeheveld. Het nummer van het Iccat-overhevelingsaangifteformulier bevat de drielettercode van de lidstaat, gevolgd door vier cijfers voor het jaar en een uit drie cijfers bestaand volgnummer, gevolgd door de drie letters “ITD” (LS-20**/xxx/ITD).

▼M1

3.  
Het origineel van de Iccat-overhevelingsaangifte vergezelt de overheveling naar de kwekerij van bestemming waar de blauwvintonijnen worden gekooid.

Bij de eerste overheveling maakt de overhevelende exploitant een kopie van het origineel van de Iccat-overhevelingsaangifte wanneer een vangst van de ringzegen of de tonnara naar meer dan één transportkooi wordt overgeheveld.

In het geval van een verdere overheveling actualiseert de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig de Iccat-overhevelingsaangifte door rubriek 3 (“Verdere overhevelingen”) in te vullen en de geactualiseerde Iccat-overhevelingsaangifte door te zenden aan het ontvangende sleepvaartuig.

Een kopie van de Iccat-overhevelingsaangifte wordt bewaard aan boord van het overhevelende vangst- of sleepvaartuig, of door de exploitant van de overhevelende tonnara of kwekerij, en kan te allen tijde gedurende het visseizoen worden ingezien voor controledoeleinden.

▼B

4.  
Kapiteins van vaartuigen die overhevelingsverrichtingen uitvoeren, rapporteren hun activiteiten overeenkomstig bijlage II.

▼M1

5.  
Informatie over waargenomen dode vis tijdens een overheveling of tijdens het vervoer van vis naar de kwekerij van bestemming, wordt geregistreerd overeenkomstig bijlage XIII.

▼B

Artikel 43

Monitoring met behulp van een videocamera

▼M1

1.  

De overhevelende exploitant zorgt ervoor dat de overheveling wordt gemonitord met behulp van een videocamera in het water om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te verifiëren, behalve bij overhevelingen van kooien tussen twee sleepvaartuigen, waarbij geen levende blauwvintonijnen van de ene naar de andere kooi worden verplaatst. De video-opname wordt gemaakt overeenkomstig de in bijlage X vastgelegde minimumnormen voor video-opnameprocedures.

Elke bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant neemt de nodige maatregelen zodat kopieën van de betrokken video-opnamen onverwijld door de overhevelende exploitant worden verstrekt:

a) 

voor de eerste overheveling en elke eventuele vrijwillige overheveling: aan de regionale Iccat-waarnemer, aan de kapitein van het ontvangende sleepvaartuig en, aan het einde van de visreis, aan de bevoegde autoriteit van de vlaggen- of tonnaralidstaat van de overhevelende exploitant;

b) 

voor verdere overhevelingen: aan de nationale waarnemer aan boord van het overhevelende sleepvaartuig, aan de kapitein van het ontvangende sleepvaartuig en, aan het einde van de sleepreis, aan de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat van het overhevelende sleepvaartuig;

c) 

voor overhevelingen tussen twee verschillende kwekerijen: aan de regionale Iccat-waarnemer, aan de kapitein van het ontvangende sleepvaartuig en aan de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat van de overhevelende exploitant, en

d) 

indien een nationale of Iccat-inspecteur aanwezig is tijdens de overhevelingsverrichting: aan die inspecteur.

1 bis.  
De betrokken video-opname vergezelt de vis naar de kwekerij van bestemming. Een kopie wordt bewaard bij de tonnara’s, op de kwekerijen of aan boord van de overhevelende vaartuigen, en kan te allen tijde gedurende het visseizoen worden ingezien voor controledoeleinden.

▼B

2.  
Wanneer het SCRS de Commissie verzoekt kopieën van de video-opnamen te verstrekken, verstrekken de lidstaten die kopieën aan de Commissie, die ze doorzendt aan het SCRS.

▼M1

3.  
De overhevelende exploitant en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten bewaren de video-opnamen van overhevelingen gedurende ten minste drie jaar, en zo lang als noodzakelijk voor controle- en handhavingsdoeleinden.

Artikel 43 bis

Vrijwillige en controleoverhevelingen

1.  
Indien de in artikel 43 bedoelde video-opnamen niet voldoen aan de in bijlage X vastgelegde minimumnormen voor video-opnameprocedures en met name indien de kwaliteit of helderheid ervan ontoereikend is om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te bepalen, kan de overhevelende exploitant vrijwillige overhevelingen uitvoeren.
2.  
Indien geen vrijwillige overheveling is uitgevoerd, of indien het op basis van de vrijwillige overheveling nog steeds niet mogelijk is het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te bepalen, gelast de bevoegde autoriteit van de vlaggen-, tonnara- of kwekerijlidstaat van de overhevelende exploitant een controleoverheveling, die wordt herhaald totdat de kwaliteit van de video-opnamen toelaat om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te bepalen.
3.  
Bij vrijwillige en controleoverhevelingen wordt overgeheveld naar een lege kooi. Het aan de hand van de geldige vrijwillige of controleoverheveling bepaalde aantal overgehevelde blauwvintonijnen wordt ingevuld in het logboek, de Iccat-overhevelingsaangifte en de desbetreffende rubrieken van het eBCD.
4.  
De transportkooi wordt pas losgekoppeld van het ringzegenvaartuig, de tonnara of de kweekkooi wanneer de regionale Iccat-waarnemer aan boord van het ringzegenvaartuig, op de kwekerij of bij de tonnara zijn relevante taken heeft uitgevoerd.
5.  
Indien de kwaliteit van de video-opnamen van de vrijwillige overhevelingen nog steeds ontoereikend is om het aantal overgehevelde exemplaren te bepalen, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant toestaan de transportkooien los te koppelen van het ringzegenvaartuig, de tonnara of de kwekerij. In dat geval worden de deuren van de transportkooien in kwestie op last van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant verzegeld overeenkomstig de in bijlage XV bis vastgelegde procedure en moeten er controleoverhevelingen worden uitgevoerd op een nader te bepalen tijdstip en plaats, in aanwezigheid van de bevoegde autoriteit van de betrokken vlaggen-, tonnara- of kwekerijlidstaat.
6.  
Indien de bevoegde autoriteiten van de vlaggen-, tonnara- of kwekerijlidstaat niet bij de controleoverheveling aanwezig kunnen zijn, wordt deze uitgevoerd in aanwezigheid van een regionale Iccat-waarnemer. In dat geval is de exploitant van de kwekerij die eigenaar is van de overgehevelde blauwvintonijnen ervoor verantwoordelijk dat de regionale Iccat-waarnemer wordt ingezet om de controleoverheveling te verifiëren.

▼M1

Artikel 44

Onderzoek door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant

1.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overhevelende exploitant onderzoeken alle gevallen waarin:

a) 

er een verschil is van meer dan 10 % tussen het aantal blauwvintonijnen dat de overhevelende exploitant in de Iccat-overhevelingsaangifte heeft aangegeven en het aantal blauwvintonijnen dat de regionale Iccat-waarnemer of de nationale waarnemer, naargelang het geval, heeft vastgesteld;

b) 

de regionale Iccat-waarnemer de Iccat-overhevelingsaangifte niet heeft ondertekend.

De in punt a), genoemde foutenmarge van 10 % wordt uitgedrukt als een percentage van de cijfers van de overhevelende exploitant.

Bij het inleiden van een onderzoek stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat of de vlaggen-CPC van de betrokken sleepvaartuigen in kennis van het onderzoek, en zorgt zij ervoor dat, totdat het onderzoek wordt afgerond, overheveling uit of naar de transportkooi in kwestie niet is toegestaan.

In voorkomend geval omvat het onderzoek de analyse van alle relevante video-opnamen. Behalve in gevallen van overmacht wordt een dergelijk onderzoek afgerond vóór het tijdstip van het kooien in de kwekerij en in elk geval binnen 96 uur nadat het onderzoek is ingeleid. Zolang de resultaten van dat onderzoek niet bekend zijn, is kooien niet toegestaan en wordt de desbetreffende rubriek van het eBCD niet gevalideerd.

2.  
Voor alle overhevelingsverrichtingen waarvoor een video-opname vereist is, vormt een verschil van meer dan 10 % tussen het aantal overgehevelde blauwvintonijnen dat de overhevelende exploitant in de Iccat-overhevelingsaangifte heeft aangegeven en het aantal dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat of de CPC van de overhevelende exploitant vaststelt een mogelijke niet-naleving door het betrokken vissersvaartuig of de betrokken tonnara of kwekerij.

▼B

Artikel 45

Uitvoeringshandelingen

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met operationele procedures voor de toepassing van deze afdeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 68 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 45 bis

Wijzigingen in Iccat-overhevelingsaangiften en eBCD’s na inspecties op zee of onderzoeken

Indien na afloop van een inspectie op zee of een onderzoek wordt vastgesteld dat het aantal overgehevelde blauwvintonijnen met meer dan 10 % verschilt van het aantal dat is aangegeven in de Iccat-overhevelingsaangifte en het eBCD, wordt het eBCD gewijzigd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overhevelende exploitant zodat het aantal overeenstemt met de bevindingen van de inspectie of het onderzoek.

▼B

Afdeling 7

Kooiverrichtingen

▼M1

Artikel 45 ter

Algemene bepalingen

1.  
Elke kwekerijlidstaat benoemt één bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de coördinatie van het verzamelen en verifiëren van informatie over de kooiverrichtingen onder zijn jurisdictie, voor de controle van onder zijn jurisdictie op kwekerijen verrichte activiteiten, en voor de rapportage aan en de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de vlaggen- en tonnaralidstaten en -CPC’s van de vaartuigen of tonnara’s die de gekooide tonijn hebben gevangen.
2.  
Alle activiteiten in verband met het bevissen en kweken van blauwvintonijn worden gecontroleerd volgens het op grond van artikel 14 ingediende monitorings-, controle- en inspectieplan.
3.  
De lidstaten die betrokken zijn bij kooiactiviteiten wisselen informatie uit en werken samen om ervoor te zorgen dat het aantal en het gewicht van voor het kooien bestemde blauwvintonijnen juist zijn en overeenstemmen met de door de kapitein van het ringzegenvaartuig of de exploitant van de tonnara gemelde vangsthoeveelheden en zijn aangegeven in de desbetreffende rubrieken van het eBCD.
4.  
De kwekerijlidstaten zien erop toe dat exploitanten van kwekerijen te allen tijde een nauwkeurig schematisch overzicht van hun kwekerijen bijhouden, met de in artikel 45 quater bedoelde unieke identificatienummers van alle kooien en de individuele plaats daarvan op de kwekerij. Dat overzicht moet te allen tijde kunnen worden ingezien voor controledoeleinden door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat en door de regionale Iccat-waarnemer die op de kwekerij is ingezet. Wijzigingen in het schematische overzicht moeten vooraf worden gemeld aan de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat. Het schematische overzicht wordt bijgewerkt telkens wanneer het nummer of de verdeling van de kweekkooien wordt gewijzigd.
5.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat bewaart alle informatie, documentatie en materiaal in verband met de kooiverrichtingen op onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen gedurende ten minste drie jaar, en bewaart de informatie zo lang als noodzakelijk voor handhavingsdoeleinden. Deze verplichting is van overeenkomstige toepassing op exploitanten van kwekerijen wat betreft kooiverrichtingen op hun kwekerij.

Artikel 45 quater

Uniek identificatienummer

1.  
Vóór aanvang van het visseizoen voor blauwvintonijn wijst de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een uniek en identificatienummer (“kooinummer”) toe aan elke kooi van de onder haar jurisdictie vallende kwekerijen, met inbegrip van de kooien die worden gebruikt om de vis naar de kwekerij te vervoeren.
2.  
De kooinummers worden toegekend aan de hand van een uniek nummeringsysteem dat bestaat uit ten minste de drielettercode van de kwekerijlidstaat gevolgd door drie cijfers. De kooinummers zijn permanent en kunnen niet de ene naar de andere kooi worden overgedragen.
3.  
De kooinummers worden door middel van een stempel of met verf aangebracht aan weerskanten van de ring op de kooi en boven de waterlijn, in een kleur die duidelijk afsteekt tegen de achtergrond waarop ze door middel van een stempel of met verf zijn aangebracht, en zijn te allen tijde zichtbaar en leesbaar voor controledoeleinden. De letters en nummers zijn ten minste 20 cm hoog met een lijndikte van ten minste 4 cm.
4.  
In afwijking van lid 3 zijn andere manieren om het kooinummer op de kooi aan te brengen toegestaan, mits zij dezelfde mate van zichtbaarheid, leesbaarheid en duurzaamheid garanderen.

Artikel 45 quinquies

Kooitoestemming

1.  
Voor elke kooiverrichting geldt de in de leden 2 tot en met 4 vastgelegde procedure.
2.  

De exploitant van de kwekerij vraagt de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat om toestemming om te kooien. De kooitoestemming bevat de volgende informatie:

a) 

het aantal en het gewicht van de te kooien blauwvintonijnen als bedoeld in de Iccat-overhevelingsaangifte;

b) 

de relevante Iccat-overhevelingsaangifte;

c) 

het aantal eBCD’s in kwestie, als bevestigd en gevalideerd door de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat of -CPC;

d) 

alle meldingen van vissen die sterven tijdens het transport, naar behoren geregistreerd overeenkomstig bijlage XIII.

3.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat brengt de informatie in lid 2 ter kennis van de relevante bevoegde autoriteiten van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaten of -CPC’s, en verzoekt om bevestiging dat toestemming kan worden verleend voor de kooiverrichting.
4.  
Binnen drie werkdagen delen de bevoegde autoriteiten van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaten, de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat of -CPC mee of de toestemming voor de betrokken kooiverrichting is verleend of geweigerd. In het geval van weigering vermeldt de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat de redenen voor de weigering. Een weigering gaat vergezeld van een bevel tot daaropvolgende vrijlating.
5.  
De kwekerijlidstaat verleent de kooitoestemming onmiddellijk na ontvangst van de bevestiging door de bevoegde autoriteit van de betrokken vangstvlaggen- of tonnaralidstaat of -CPC. Bij gebreke aan een dergelijke bevestiging verleent de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat geen toestemming om te kooien.
6.  
Er wordt geen toestemming voor kooiverrichtingen verleend indien de vis waarvoor kooitoestemming moet worden verleend niet wordt vergezeld door de volledige reeks informatie als vereist uit hoofde van lid 2.
7.  
Zolang de resultaten van het door de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat of -CPC uitgevoerde onderzoek als bedoeld in artikel 44 niet bekend zijn, wordt geen toestemming verleend voor de kooiverrichting en worden de desbetreffende rubrieken “vangstinformatie” en “handelsinformatie voor verhandeling van levende vis” van het eBCD niet gevalideerd.
8.  
Indien de kooitoestemming niet binnen één maand na het verzoek om toestemming van de exploitant van de kwekerij is verleend door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat of -CPC, gelast de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat de vrijlating van alle vis in de betrokken transportkooi, overeenkomstig bijlage XII. De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat stelt de bevoegde autoriteit van de betrokken vangstvlaggen- of tonnaralidstaat of -CPC alsook het Iccat-secretariaat onverwijld in kennis van de vrijlating.

▼M1

Artikel 46

Weigering van een kooitoestemming

1.  

De bevoegde autoriteit van de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat verleent geen kooitoestemming indien zij van oordeel is dat:

a) 

het vangstvaartuig dat of de tonnara die de vis heeft gevangen niet over een toereikend quotum voor de te kooien blauwvintonijn beschikte;

b) 

de hoeveelheid te kooien vis niet naar behoren door het vangstvaartuig of de tonnara is gemeld, of

c) 

het vangstvaartuig dat, of de tonnara die, volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet beschikt over een geldige, overeenkomstig artikel 27 of 28 afgegeven, vismachtiging voor blauwvintonijn.

2.  

Indien de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat de kooitoestemming weigert:

a) 

stelt hij de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat of -CPC daarvan in kennis, en

b) 

verzoekt hij de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat of -CPC over te gaan tot de inbeslagname van de vangsten en de vrijlating van de vis in zee.

Artikel 46 bis

Kooien

1.  
Bij aankomst van het sleepvaartuig in de nabijheid van de kwekerij ziet de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat erop toe dat dat sleepvaartuig op een afstand van ten minste één zeemijl blijft van alle voorzieningen van de kwekerij totdat de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat fysiek ter plaatse is. De positie en activiteit van dat sleepvaartuig worden te allen tijde gemonitord.
2.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat verleent geen toestemming om te beginnen met de kooiverrichting zonder de aanwezigheid van die autoriteit en de regionale Iccat-waarnemer of voordat de relevante rubrieken inzake vangstinformatie en handelsinformatie voor verhandeling van levende vis van het eBCD zijn ingevuld en gevalideerd door de bevoegde autoriteiten van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaten of -CPC’s.
3.  
Het is verboden transportkooien in de kwekerij als kweekkooien te verankeren zonder dat er vis wordt verplaatst om opnamen met stereoscopische camera’s mogelijk te maken.
4.  
Na overheveling van de blauwvintonijnen uit de sleepkooi naar de kweekkooi ziet de controleautoriteit van de kwekerijlidstaat erop toe dat de kweekkooien met de blauwvintonijnen te allen tijde verzegeld zijn. De verzegeling mag alleen worden opgeheven in de aanwezigheid van de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat en na diens toestemming. De controleautoriteit van de kwekerijlidstaat stelt protocollen vast voor het verzegelen van kweekkooien en zorgt ervoor dat gebruikgemaakt wordt van officiële zegels en dat die zegels zodanig worden aangebracht dat wordt voorkomen dat de deuren worden geopend zonder dat de zegels worden verbroken.
5.  
De kwekerijlidstaten zien erop toe dat de vangsten van blauwvintonijn in aparte kooien of reeksen kooien worden geplaatst en per vlaggenlidstaat of -CPC van oorsprong en vangstjaar worden gescheiden. Als de blauwvintonijn echter is gevangen in het kader van een gezamenlijke visserijactiviteit, worden de vangsten in aparte kooien of reeksen kooien geplaatst en per gezamenlijke visserijactiviteit en per vangstjaar gescheiden.
6.  
De vis wordt vóór 22 augustus van elk jaar gekooid, tenzij de bevoegde autoriteiten van de kwekerijlidstaat naar behoren gemotiveerde redenen, met inbegrip van overmacht, opgeven, die samen met het kooirapport worden ingediend. De vis wordt in geen geval gekooid na 7 september van elk jaar. Bovengenoemde termijnen gelden niet voor overhevelingen tussen kwekerijen.

Artikel 47

Documentatie voor de vangst van blauwvintonijn

Kwekerijlidstaten mogen geen toestemming geven voor het kooien van blauwvintonijn die niet vergezeld gaat van de door de Iccat voorgeschreven documenten in het kader van het vangstdocumentatieprogramma van Verordening (EU) 2023/2833 ( 4 ). De documentatie is nauwkeurig en volledig, en wordt gevalideerd door de voor de vangstvaartuigen verantwoordelijke vlaggenlidstaat of -CPC of de voor de tonnara’s verantwoordelijke lidstaat of CPC.

▼M1 —————

▼M1

Artikel 49

Opnamen van de kooiverrichtingen met controlecamera’s en kooiverklaringen

1.  
Kwekerijlidstaten zorgen ervoor dat alle kooiverrichtingen door hun controleautoriteiten worden gemonitord met behulp van conventionele en stereoscopische camera’s. Voor elke kooiverrichting worden video-opnamen gemaakt overeenkomstig de in bijlage X vastgelegde minimumnormen voor video-opnameprocedures.
2.  
Indien de kwaliteit van de video-opnamen van de controlecamera aan de hand waarvan het aantal en/of het gewicht van de gekooide blauwvintonijnen wordt bepaald, niet voldoet aan de in bijlage X vastgelegde minimumnormen voor video-opnameprocedures, gelast de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een controlekooiing totdat het mogelijk is het aantal en/of het gewicht van de blauwvintonijnen vast te stellen. Voor de herhaling van de kooiverrichting hoeft geen nieuwe kooitoestemming te worden verleend.
3.  
In het geval van een controlekooiing ziet de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat erop toe dat de overhevelende kweekkooi wordt verzegeld en dat de kooi niet kan worden gemanipuleerd voorafgaand aan de nieuwe kooiverrichting. De bij de controlekooiing gebruikte ontvangende kweekkooien zijn leeg.
4.  
Bij de voltooiing van de kooiverrichting ziet de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat erop toe dat de regionale Iccat-waarnemer onmiddellijke toegang heeft tot alle video-opnames van de controlecamera en daar indien nodig een kopie van mag maken om de analyse op een later tijdstip of elders af te ronden.
5.  
Kwekerijlidstaten zien erop toe dat de exploitant van de kwekerij voor elke kooiverrichting binnen één week nadat de kooiverrichting heeft plaatsgevonden een Iccat-kooiverklaring indient, met gebruikmaking van het model in bijlage XIV.

Artikel 50

Instelling en uitvoering van onderzoeken

1.  
Indien er voor één vangstverrichting een verschil is van meer dan 10 % tussen het aantal blauwvintonijnen dat volgens de mededeling van de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat overeenkomstig artikel 51, lid 3, wordt gekooid, en het in de Iccat-overhevelingsaangifte of het eBCD als gevangen en/of overgeheveld gemelde aantal, stelt de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat een onderzoek in om het juiste vangstgewicht te bepalen dat in mindering moet worden gebracht op het nationale quotum voor blauwvintonijn.
2.  
Ter ondersteuning van het in lid 1 bedoelde onderzoek verzoekt de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat om alle aanvullende informatie en de resultaten van de relevante analyse van de video-opnamen die is uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten van de vlaggen- en kwekerijlidstaat die betrokken waren bij het vervoer en de kooiverrichting in kwestie.
3.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de vlaggenlidstaten waarvan de vaartuigen betrokken waren bij het vervoer van de vis, werken actief samen, onder meer door de uitwisseling van alle informatie en documentatie waarover zij beschikken.
4.  
De bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat rondt het onderzoek binnen één maand na de mededeling van de kooiresultaten door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat af.
5.  
Indien er tussen het aantal blauwvintonijnen die als gevangen door het vaartuig of de tonnara zijn gerapporteerd, en de hoeveelheid die door de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat als resultaat van het onderzoek is vastgesteld, een verschil van 10 % of meer is, dan is er sprake van een mogelijk geval van niet-naleving door het betrokken vaartuig of de betrokken tonnara.
6.  
De in de leden 1 en 5 bedoelde foutmarge van 10 % wordt uitgedrukt als een percentage van de door de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger of de exploitant van de tonnara of zijn vertegenwoordiger gemelde cijfers, en is van toepassing op het niveau van de individuele kooiverrichting.
7.  
De vangstvlaggen- of tonnaralidstaat bepaalt het gewicht van de blauwvintonijn dat in mindering moet worden gebracht op zijn nationale quotum voor blauwvintonijn, rekening houdende met de gekooide hoeveelheden, berekend overeenkomstig bijlage XI om ervoor te zorgen dat het gewicht bij het kooien wordt berekend op basis van de lengte-gewichtverhouding voor wilde vis en de gemelde sterfte, overeenkomstig bijlage XIII.
8.  
Indien uit het in lid 1 van dit artikel bedoelde onderzoek blijkt dat er exemplaren van blauwvintonijn verloren zijn gegaan zoals gedefinieerd in bijlage XIII, wordt het gewicht van de verloren vis afgetrokken van het quotum van de lidstaat overeenkomstig bijlage XIII, door het gemiddelde individuele gewicht bij het kooien dat door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat werd meegedeeld, toe te passen op het aantal blauwvintonijnen bij de vangst dat door de bevoegde autoriteit van de vlaggen- of tonnaralidstaat is bepaald op basis van haar analyse, in het kader van het onderzoek, van de video-opnamen van de eerste overheveling.
9.  
Niettegenstaande lid 8 kan de bevoegde autoriteit van de vlaggen- of tonnaralidstaat na raadpleging van de bij het vervoer van de vis naar de kwekerij van bestemming betrokken vlaggenlidstaat besluiten de vis waarvan in het onderzoek is vastgesteld dat deze verloren is gegaan niet aftrekken van het quotum van de lidstaat, indien de verliezen door de exploitant naar behoren zijn gedocumenteerd als “overmacht” (d.w.z., met foto’s van de beschadigde kooi, meteorologische rapporten), de relevante informatie onmiddellijk na het gebeurde is meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de exploitant en de verliezen voor zover bekend niet tot sterfte hebben geleid.

Artikel 51

Maatregelen en programma’s ter bepaling van het aantal en het gewicht van de blauwvintonijnen die worden gekooid

1.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat bepaalt het aantal en het gewicht van de blauwvintonijnen die worden gekooid door de door de exploitant van de kwekerij verstrekte video-opnamen van elke kooiverrichting te analyseren. De bevoegde autoriteiten van de kwekerijlidstaat voeren die analyse uit aan de hand van de in bijlage XI vastgelegde procedures.
2.  
Indien het verschil tussen het door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat bepaalde aantal of gewicht en de overeenkomstige in de Iccat-kooiverklaring gemelde cijfers meer dan 10 % bedraagt, stelt de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een onderzoek in om de redenen voor het verschil te achterhalen en past zij, indien nodig, het aantal en/of het gewicht van de gekooide blauwvintonijnen dienovereenkomstig aan. De foutmarge van 10 % wordt uitgedrukt als een percentage van de door de exploitant van de kwekerij gemelde cijfers.
3.  
Na de voltooiing van een kooiverrichting of, in het geval van een gezamenlijke visserijactiviteit of tonnara’s van een en dezelfde lidstaat, van de laatste kooiverrichting in verband met die gezamenlijke visserijactiviteit of die tonnara’s, deelt de kwekerijlidstaat de resultaten van het in bijlage XI bedoelde stereoscopische programma mee aan de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat of -CPC overeenkomstig bijlage XI, afdeling B, punt 2.
4.  
De kwekerijlidstaat deelt de resultaten van het in lid 3 bedoelde stereoscopische programma ook mee aan de entiteit die namens de Iccat het regionale Iccat-waarnemersprogramma uitvoert.
5.  
Het in lid 3 bedoelde stereoscopische programma wordt uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage XI vastgelegde procedures. Alternatieve methoden mogen enkel worden gebruikt indien zij door de Iccat tijdens zijn jaarlijkse vergadering zijn goedgekeurd.
6.  
Elke kwekerijlidstaat dient de procedures en resultaten in verband met het stereoscopische programma of de in lid 5 bedoelde alternatieve methoden uiterlijk op 30 september van elk jaar bij de Commissie in, zodat deze uiterlijk op 31 oktober van elk jaar kunnen worden doorgezonden naar het SCRS.
7.  
Alle blauwvintonijnen die sterven tijdens een kooiverrichting worden gerapporteerd door de exploitant van de kwekerij, overeenkomstig bijlage XIII.
8.  

De vangstvlaggen- of tonnaralidstaat vaardigt een vrijlatingsbevel uit, overeenkomstig de in bijlage XII vastgelegde voorwaarden, voor de gekooide hoeveelheden die de volgens de aangiften gevangen en overgehevelde hoeveelheden overschrijden, indien:

a) 

het in artikel 50, lid 1, bedoelde onderzoek niet binnen tien werkdagen na de mededeling van de resultaten van het stereoscopische programma is voltooid, voor een enkele kooiverrichting, of voor alle kooiverrichtingen van een gezamenlijke visactie, of

b) 

uit het in artikel 50, lid 1, bedoelde onderzoek blijkt dat het aantal en/of gemiddelde gewicht van de blauwvintonijn hoger is dan het als gevangen en overgeheveld aangegeven aantal of gewicht.

De vrijlating van de boventallige hoeveelheden blauwvintonijn wordt verricht in aanwezigheid van de controleautoriteiten.

9.  
De resultaten van het stereoscopische programma worden gebruikt om te beslissen of er vrijlatingen nodig zijn en de kooiverklaringen en de desbetreffende rubrieken van het BCD worden dienovereenkomstig ingevuld. Wanneer er een vrijlatingsbevel is uitgevaardigd, verzoekt de exploitant van de kwekerij om de aanwezigheid van een nationale controleautoriteit en een regionale Iccat-waarnemer om de vrijlating te monitoren.

Artikel 52

Met kooiverrichtingen verband houdende vrijlatingen

1.  
Welke vis wordt vrijgelaten, wordt bepaald overeenkomstig bijlage XI, afdeling B, punt 3.
2.  
Indien het gewicht van de blauwvintonijn die wordt gekooid, groter is dan het gewicht dat als gevangen en/of overgeheveld is aangegeven, vaardigt de bevoegde autoriteit van de vangstvlaggen- of tonnaralidstaat een vrijlatingsbevel uit en deelt zij dit onverwijld mee aan de bevoegde autoriteit van de betrokken kwekerijlidstaat. Het vrijlatingsbevel wordt uitgevaardigd overeenkomstig bijlage XI, afdeling B, punt 3, rekening houdend met een mogelijke compensatie bij de gezamenlijke visactie of tonnara, overeenkomstig bijlage XI, afdeling B, punt 5.
3.  
De vrijlatingsverrichting wordt uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage XII vastgelegde protocol.

▼M1 —————

▼B

Artikel 56

Uitvoeringshandelingen

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met procedures voor de toepassing van de in deze afdeling vastgestelde bepalingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 68 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Afdeling 7 bis

Oogstverrichtingen

Artikel 56 bis

Oogsten

1.  
Verwerkingsvaartuigen die voornemens zijn activiteiten te verrichten op kwekerijen of bij tonnara’s zenden ten minste 48 uur voor de aankomst van het vaartuig in het gebied van de kwekerij of de tonnara een voorafgaande kennisgeving aan de kwekerij- en/of tonnaralidstaat. De voorafgaande kennisgeving omvat op zijn minst de datum en het geschatte tijdstip van aankomst en vermeldt of het verwerkingsvaartuig blauwvintonijn aan boord heeft, en indien dat het geval is, bijzonderheden over de lading, waaronder de hoeveelheden verwerkt gewicht en levend gewicht alsmede gegevens over de oorsprong van de blauwvintonijn aan boord (kwekerij of tonnara en lidstaat of CPC).
2.  

Voor alle oogstverrichtingen op kwekerijen of bij tonnara’s moet een machtiging worden afgegeven door de kwekerij- of tonnaralidstaat. Daartoe dient de exploitant van de kwekerij of tonnara die voornemens is blauwvintonijn te oogsten bij zijn lidstaat een verzoek in, met op zijn minst de volgende informatie:

— 
de datum waarop of de periode waarin wordt geoogst;
— 
de geraamde hoeveelheid te oogsten blauwvintonijnen, in aantal en in kilogram;
— 
het eBCD-nummer van de te oogsten blauwvintonijnen;
— 
bijzonderheden over bij de activiteiten betrokken hulpvaartuigen, en
— 
de bestemming van de geoogste blauwvintonijn (verwerkingsvaartuig, uitvoer, lokale markt enz.).
3.  
Er wordt pas een machtiging voor oogstverrichtingen afgegeven wanneer de resultaten van het quotumgebruik overeenkomstig artikel 50, leden 7 tot en met 9, zijn bepaald, en de daarmee verband houdende vrijlatingen zijn uitgevoerd, met uitzondering van blauwvintonijnen die dreigen te sterven.
4.  
Er worden geen oogstverrichtingen uitgevoerd zonder de aanwezigheid van een nationale waarnemer in het geval van tonnara’s of een regionale Iccat-waarnemer in het geval van oogstverrichtingen in kwekerijen. Voor vis die wordt geleverd aan verwerkingsvaartuigen kan de nationale waarnemer of regionale Iccat-waarnemer zijn of haar taken in dit verband uitvoeren vanaf de verwerkingsvaartuigen.
5.  
De bevoegde autoriteiten van de kwekerij- of tonnaralidstaten verifiëren de resultaten van alle oogstverrichtingen op de kwekerijen en bij de tonnara’s onder hun jurisdictie en voeren kruiscontroles uit aan de hand van alle relevante informatie waarover zij beschikken. De bevoegde controleautoriteiten van de kwekerij- of tonnaralidstaten inspecteren alle oogstverrichtingen voor blauwvintonijn die bestemd is voor verwerkingsvaartuigen en een percentage van de overige oogstverrichtingen op basis van een risicoanalyse.
6.  
Wanneer de bestemming van de blauwvintonijn een verwerkingsvaartuig is, vult de kapitein van het verwerkingsvaartuig of de vertegenwoordiger van de kapitein een verwerkingsaangifte in. Wanneer de geoogste blauwvintonijn direct in de haven moet worden aangeland, vult de exploitant van de kwekerij of tonnara een oogstverklaring in. De verwerkingsaangifte en de oogstverklaring worden gevalideerd door de nationale waarnemer of de regionale Iccat-waarnemer die bij de oogstverrichting aanwezig is.
7.  
De verwerkingsaangifte en de oogstverklaring worden binnen 48 uur na de oogstverrichting via e-mail aan de bevoegde autoriteiten van de kwekerijlidstaat doorgezonden met gebruikmaking van het in bijlage XV ter vastgelegde model.

Afdeling 7 ter

Controleactiviteiten op de kwekerijen na het kooien

Artikel 56 ter

Overhevelingen binnen kwekerijen

1.  
Er vinden geen overhevelingen binnen kwekerijen plaats zonder de machtiging en de aanwezigheid van de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat. Elke overheveling wordt geregistreerd met behulp van controlecamera’s om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te bevestigen. De video-opnamen moeten voldoen aan de in bijlage X vastgelegde minimumnormen voor video-opnameprocedures. De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat monitort en controleert die overhevelingen en zorgt ervoor dat elke overheveling binnen kwekerijen in het eBCD-systeem wordt geregistreerd.
2.  
Niettegenstaande de definitie van “kooien” in artikel 5, punt 30, wordt het verplaatsen van blauwvintonijnen tussen twee verschillende locaties van dezelfde kwekerij (overheveling binnen kwekerijen) met behulp van een transportkooi niet als kooien beschouwd in de zin van afdeling 7.
3.  
Tijdens overhevelingen binnen kwekerijen kan de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat toestemming geven om vis met dezelfde vlag van oorsprong en van dezelfde gezamenlijke visserijactiviteit te groeperen, mits de traceerbaarheid en de toepasselijkheid van de groeisnelheden van het SCRS gewaarborgd zijn.
4.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat en de exploitant van de kwekerij bewaren de video-opnamen van overhevelingen binnen onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen gedurende ten minste drie jaar, en bewaren de informatie zo lang als noodzakelijk voor handhavingsdoeleinden.

Artikel 56 quater

Overdracht

1.  
Vóór aanvang van het volgende visseizoen voor ringzegenvaartuigen en tonnara’s voert de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een grondige beoordeling uit van de levende blauwvintonijn die is overgedragen op de onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen. Daartoe wordt de levende blauwvintonijn in kwestie overgeheveld naar lege kooien en gemonitord met behulp van controlecamera’s om het aantal en het gewicht van de overgehevelde blauwvintonijnen te bepalen.
2.  
In afwijking van lid 1 wordt de overdracht van blauwvintonijn uit jaren waarin en uit kooien waarvoor geen oogst plaatsvond jaarlijks gecontroleerd door toepassing van de in artikel 56 sexies vastgelegde procedure voor aselecte controles.
3.  
De overgedragen levende blauwvintonijn wordt op de kwekerij in aparte kooien of reeksen kooien geplaatst en op basis van de gezamenlijke visserijactiviteit of dezelfde tonnaralidstaat of -CPC van oorsprong en vangstjaar gescheiden.
4.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat ziet erop toe dat de video-opnamen van de controlecamera van de overhevelingen voor de beoordeling van overdrachten voldoen aan de relevante minimumnormen voor video-opnameprocedures zoals vastgelegd in bijlage X, en dat het aantal en het gewicht van de overgedragen blauwvintonijnen zijn vastgesteld overeenkomstig bijlage XI, afdeling A.
5.  
Totdat het SCRS een algoritme ontwikkelt om lengte om te zetten in gewicht voor gemeste of gekweekte vis of beide, wordt het gewicht van de overgedragen blauwvintonijnen bepaald aan de hand van de meest actuele tabellen met groeisnelheden van het SCRS.
6.  
Als het aantal blauwvintonijnen in de beoordeling van overdrachten verschilt van het verwachte aantal na de oogst, wordt door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een nader onderzoek ingesteld en wordt dit verschil geregistreerd in het eBCD-systeem. Indien er sprake is van een overschot gelast de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat de vrijlating van het overeenkomstige aantal blauwvintonijnen. De vrijlatingsverrichting wordt uitgevoerd overeenkomstig bijlage XII. Compensatie voor verschillen tussen kooien op dezelfde kwekerij is niet toegestaan. Er kan door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een foutmarge van ten hoogste 5 % worden toegestaan tussen het aantal blauwvintonijnen volgens de beoordeling van overdrachten en het verwachte aantal in de kooi.
7.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat bewaart de video-opnamen en alle relevante documentatie van beoordelingen van overdrachten binnen onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen gedurende ten minste drie jaar, en bewaart die informatie zo lang als noodzakelijk voor handhavingsdoeleinden.

Artikel 56 quinquies

Jaarlijkse overdrachtaangifte

1.  

De bevoegde autoriteiten van de kwekerijlidstaten vullen een jaarlijkse overdrachtaangifte in, die bij het herziene beheersplan voor de kweek wordt gevoegd, en zenden deze binnen tien dagen na afloop van de beoordeling van overdrachten toe aan de Commissie. Dergelijke aangifte omvat ten minste de volgende informatie:

a) 

vlaggenlidstaat;

b) 

naam en Iccat-nummer van de kwekerij;

c) 

vangstjaar;

d) 

referentie van het eBCD voor de overgedragen vangsten;

e) 

kooinummers;

f) 

hoeveelheden (in kg) en aantal blauwvintonijnen dat moet worden overgedragen;

g) 

gemiddeld gewicht,

h) 

informatie over elk van de beoordelingen van overdrachten: datum en kooinummers, en

i) 

informatie over eerdere overhevelingen binnen kwekerijen, indien van toepassing.

De Commissie zendt de jaarlijkse overdrachtaangifte uiterlijk 15 dagen na afloop van de beoordeling van overdrachten door aan het Iccat-secretariaat.

2.  
Indien van toepassing wordt het stereoscopische-systeemrapport bij de jaarlijkse overdrachtaangifte gevoegd.

Artikel 56 sexies

Aselecte controles

1.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat voert aselecte controles uit op onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen. De minimale aselecte controles als bedoeld in lid 2 worden uitgevoerd op kwekerijen in de periode tussen de voltooiing van de kooiverrichtingen en de eerste kooiverrichting in het daaropvolgende jaar. Die controles omvatten de verplichte overheveling van alle blauwvintonijnen uit kweekkooien naar andere kweekkooien teneinde het aantal blauwvintonijnen te kunnen tellen met behulp van controlevideo-opnamen.
2.  
Elke kwekerijlidstaat bepaalt hoeveel aselecte controles er minimaal moeten worden uitgevoerd op elke onder zijn jurisdictie vallende kwekerij. Het aantal aselecte controles bestrijkt ten minste 10 % (zo nodig naar boven afgerond) van het aantal kooien op elke kwekerij na voltooiing van de kooiverrichtingen, waarbij ten minste één controle per kwekerij wordt uitgevoerd. De te controleren kooien worden geselecteerd op basis van de risicoanalyse. De planning van de uit te voeren aselecte controles is opgenomen in het in artikel 14 bedoelde monitorings-, controle- en inspectieplan van de lidstaat.
3.  
Hoewel dat niet verplicht is, kan de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat de betrokken kwekerijen ten hoogste twee kalenderdagen voorafgaand aan een aselecte controle in kennis stellen. In dat geval wordt pas bij aankomst op de betrokken kwekerij door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat aan de exploitant van de kwekerij meegedeeld welke kooien er geselecteerd zijn voor de controle.
4.  
De exploitanten van kwekerijen nemen alle passende maatregelen om de aselecte controle te faciliteren en zien er, indien er sprake is van voorafgaande kennisgeving, op toe dat alle middelen aanwezig zijn zodat de aselecte controles te allen tijde en in elke kooi op de kwekerij kunnen worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat.
5.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat streeft ernaar de periode tussen de opdracht voor de aselecte controles en de datum van de daadwerkelijke uitvoering van de controles zo kort mogelijk te houden. De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat ziet erop toe dat alle nodige maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de exploitant van de kwekerij de betrokken kooien kan manipuleren voordat de aselecte controle plaatsvindt.
6.  
Na de aselecte controle worden eventuele verschillen tussen het aantal blauwvintonijnen als bepaald tijdens de aselecte controles en het verwachte in de kooi aanwezige aantal nader onderzocht en geregistreerd in het eBCD-systeem. Indien er sprake is van een overschot, gelast de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat de vrijlating van het overeenkomstige aantal blauwvintonijnen. De vrijlatingsverrichting wordt uitgevoerd overeenkomstig bijlage XII. Compensatie voor onderlinge verschillen tussen kooien op dezelfde kwekerij is niet toegestaan. Er kan door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat een foutmarge van 5 % worden toegestaan tussen het aantal blauwvintonijnen volgens controleoverheveling en het verwachte aantal exemplaren in de kooi.
7.  
De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat bewaart alle video-opnamen van aselecte controles binnen onder zijn jurisdictie vallende kwekerijen gedurende ten minste drie jaar en bewaart die informatie zo lang als noodzakelijk voor handhavingsdoeleinden.
8.  
De resultaten van de aselecte controles worden door de Commissie meegedeeld aan het Iccat-secretariaat vóór aanvang van het nieuwe visseizoen voor ringzegenvaartuigen dat van toepassing is op elke lidstaat overeenkomstig artikel 17, waarna ze worden doorgezonden naar het nalevingscomité van de Iccat.

Artikel 56 septies

Overhevelingen tussen kwekerijen

1.  
De overheveling van levende blauwvintonijnen tussen twee verschillende kwekerijen vindt niet plaats zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van de kwekerijlidstaten in kwestie.
2.  
De overheveling uit de overhevelende kweekkooi naar de transportkooi voldoet aan de vereisten van afdeling 6, met inbegrip van een video-opname ter bevestiging van het aantal overgehevelde blauwvintonijnen, het invullen van een Iccat-overhevelingsaangifte en de verificatie van de verrichting door een regionale Iccat-waarnemer.
3.  
Niettegenstaande lid 2 is het in gevallen waarin een kweekkooi als geheel naar de kwekerij van bestemming moet worden verplaatst niet noodzakelijk om video-opnamen van de verrichting te maken en wordt de kooi verzegeld naar de kwekerij van bestemming vervoerd.
4.  
Op het kooien van de blauwvintonijn op de kwekerij van bestemming zijn de in artikel 46 bis, artikel 49 en artikel 51, leden 1, 2 en 7, vastgestelde vereisten voor kooiverrichtingen van toepassing, met inbegrip van een video-opname ter bevestiging van het aantal en het gewicht van de gekooide blauwvintonijnen en de verificatie van de verrichting door een regionale Iccat-waarnemer. Het gewicht van de gekooide blauwvintonijnen uit een andere kwekerij, wordt pas bepaald wanneer het SCRS een algoritme heeft ontwikkeld om lengte om te zetten in gewicht voor gemeste of gekweekte vis, of beide.

▼B

Afdeling 8

Monitoring en bewaking

Artikel 57

Volgsysteem voor vaartuigen (VMS, vessel monitoring system)

▼M1

1.  
In afwijking van artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voeren de vlaggenlidstaten een VMS in voor al hun vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter of meer en voor al hun sleepvaartuigen, ongeacht hun lengte, overeenkomstig bijlage XV bij deze verordening. Al dergelijke vaartuigen geven ten minste om de twee uur berichten door, met uitzondering van sleepvaartuigen en ringzegenvaartuigen, die ten minste om het uur berichten doorgeven.
2.  
De vaartuigen die overeenkomstig lid 1 over een VMS moeten beschikken, beginnen ten minste vijf dagen vóór hun machtigingsperiode hun VMS-gegevens door te zenden aan het Iccat-secretariaat en blijven die ten minste vijf dagen na hun machtigingsperiode doorzenden, tenzij vooraf een verzoek aan de Commissie wordt gericht om het vaartuig te schrappen uit het Iccat-register van vaartuigen.

▼B

3.  
Voor controledoeleinden waarborgt de kapitein of de vertegenwoordiger van de kapitein dat de doorgifte van VMS-gegevens van vangstvaartuigen die zijn gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen, niet wordt onderbroken wanneer de vaartuigen in de haven zijn, tenzij er een systeem voor melding van het binnenvaren of verlaten van de haven is.
4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat hun visserijcontrolecentra de VMS-boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen, in realtime en in “https data feed”-formaat doorzenden aan de Commissie en aan een door haar aangewezen instantie. De Commissie zendt die boodschappen door aan het Iccat-secretariaat.
5.  

De lidstaten zorgen ervoor dat:

▼M1

a) 

de VMS-berichten van vissersvaartuigen die hun vlag voeren, overeenkomstig lid 1 aan de Commissie worden doorgezonden;

▼B

b) 

bij een technisch mankement van het VMS, alternatieve boodschappen van onder hun vlag varende vissersvaartuigen die worden ontvangen op grond van artikel 25, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, binnen 24 uur na ontvangst ervan door hun visserijcontrolecentra worden doorgezonden aan de Commissie;

▼M1

b bis) 

in geval van een technisch mankement van het VMS wordt het betrokken sleepvaartuig vervangen door een ander sleepvaartuig met een volledig functionerend VMS. Als er geen ander sleepvaartuig beschikbaar is, wordt er een nieuw werkend VMS geïnstalleerd aan boord of gebruikt indien dit reeds is geïnstalleerd, en wel zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 72 uur, behalve in het geval van overmacht, hetgeen wordt meegedeeld aan het Iccat-secretariaat. In de tussentijd delen de kapitein of de vertegenwoordiger van de kapitein, te beginnen vanaf het ogenblik dat het mankement werd opgemerkt en/of meegedeeld, door middel van passende telecommunicatiemiddelen om het uur aan de controleautoriteiten van de vlaggenlidstaat de geactualiseerde geografische coördinaten van het sleepvaartuig mee;

▼B

c) 

de aan de Commissie doorgezonden boodschappen een volgnummer (met een unieke identificatiecode) krijgen om overlappingen te voorkomen;

d) 

de aan de Commissie doorgezonden boodschappen in overeenstemming zijn met artikel 24, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

6.  
De lidstaten zorgen ervoor dat alle aan hun inspectievaartuigen ter beschikking gestelde gegevens vertrouwelijk worden behandeld en enkel worden gebruikt voor inspectie op zee.

Afdeling 9

Inspectie en handhaving

Artikel 58

Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie

1.  
Gezamenlijke internationale inspectieactiviteiten worden verricht overeenkomstig de Iccat-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie (de “Iccat-regeling”) voor internationale controle buiten de wateren onder nationale jurisdictie, zoals vastgesteld in bijlage IX bij deze verordening.
2.  
De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen zijn gemachtigd om actief op blauwvintonijn te vissen wijzen inspecteurs aan en verrichten inspecties op zee uit hoofde van de Iccat-regeling.
3.  
Indien in een bepaalde periode meer dan 15 onder de vlag van een lidstaat varende vissersvaartuigen bij de blauwvintonijnvisserij in het verdragsgebied zijn betrokken, zet de betreffende lidstaat, op basis van een risicobeoordeling, een inspectievaartuig in voor het verrichten van inspectie en controle op zee in het verdragsgebied gedurende de gehele periode waarin die vaartuigen daar aanwezig zijn. Aan die verplichting wordt geacht te zijn voldaan indien de lidstaten meewerken aan het inzetten van een inspectievaartuig of indien een inspectievaartuig van de Unie wordt ingezet in het verdragsgebied.
4.  
De Commissie of een door haar aangewezen instantie kan inspecteurs van de Unie voor de Iccat-regeling inzetten.
5.  
Voor de toepassing van lid 3 zorgt de Commissie of een door haar aangewezen instantie voor de coördinatie van de bewakings- en inspectiewerkzaamheden voor de Unie. De Commissie kan, in overleg met de betrokken lidstaten, gezamenlijke inspectieprogramma’s opstellen waarmee de Unie haar verplichtingen in het kader van de Iccat-regeling kan nakomen. De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen bij de blauwvintonijnvisserij betrokken zijn, nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die programma’s te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsook de perioden en geografische gebieden waarin die middelen moeten worden ingezet.
6.  
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 april van elk jaar in kennis van de namen van de inspecteurs en de inspectievaartuigen die zij in de loop van het jaar voor de Iccat-regeling willen inzetten. Op basis van die gegevens stelt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, elk jaar een planning op voor de deelname van de Unie aan de regeling, die zij aan het Iccat-secretariaat en aan de lidstaten toezendt.

Artikel 59

▼M1

Inspecties in geval van vermoede inbreuken

▼B

De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat onder zijn gezag een fysieke inspectie van een onder zijn vlag varend vissersvaartuig in zijn havens wordt verricht of, wanneer het vissersvaartuig zich niet in een van zijn havens bevindt, door een andere door hem aangewezen inspecteur wordt verricht, indien het vissersvaartuig:

a) 

de in de artikelen 31 en 32 vastgestelde registratie- en rapportageverplichtingen niet is nagekomen, of

b) 

deze verordening heeft geschonden of een ernstige inbreuk als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 heeft begaan.

Artikel 60

Kruiscontroles

1.  
Elke lidstaat verifieert de informatie en de tijdige indiening van inspectieverslagen, waarnemingsverslagen en VMS-gegevens en, waar passend, eBCD’s, logboeken van zijn vissersvaartuigen, overhevelings- en overladingsdocumenten en vangstdocumenten, overeenkomstig artikel 109 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
2.  
Telkens wanneer wordt aangeland, overgeladen of gekooid, verricht elke lidstaat kruiscontroles tussen de per soort in het logboek van het vissersvaartuig geregistreerde hoeveelheden of de per soort in de overladingsaangifte geregistreerde hoeveelheden en de hoeveelheden die zijn geregistreerd in de aanlandingsaangifte of de kooiverklaring, en elk ander relevant document zoals facturen of verkoopdocumenten.

Afdeling 10

Handhaving

▼M1

Artikel 61

Handhaving

Onverminderd de artikelen 89, 90 en 91 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en met name de verplichting van de lidstaten om passende handhavingsmaatregelen te nemen ten aanzien van een vissersvaartuig, neemt de kwekerijlidstaat passende handhavingsmaatregelen ten aanzien van een kwekerij, wanneer overeenkomstig het toepasselijke nationale recht is geconstateerd dat die kwekerij de artikelen 45 ter tot en met 52 van deze verordening niet naleeft. Afhankelijk van de ernst van de inbreuk en overeenkomstig het toepasselijke nationale recht kunnen die maatregelen de schorsing van de machtiging of de schrapping van de kwekerij van de nationale lijst met kwekerijen en/of het opleggen van boeten omvatten.

▼B

HOOFDSTUK VI

Op de markt brengen

Artikel 62

Maatregelen inzake het op de markt brengen

1.  
Onverminderd de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009, (EG) nr. 1005/2008 en (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) zijn het verhandelen, aanlanden, invoeren, uitvoeren, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, wederuitvoeren en overladen van blauwvintonijn zonder accurate, volledige en gevalideerde documentatie zoals vereist uit hoofde van deze verordening of uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie tot uitvoering van de Iccat-regels inzake het documentatieprogramma voor de vangst van blauwvintonijn, in de Unie verboden.
2.  

Het verhandelen, invoeren, aanlanden, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, verwerken, uitvoeren, wederuitvoeren en overladen van blauwvintonijn zijn in de Unie verboden indien:

a) 

de blauwvintonijn is gevangen door vissersvaartuigen of tonnara’s waarvan de vlaggenstaat niet beschikt over een quotum of vangstbeperking voor blauwvintonijn, uit hoofde van de voorwaarden van de beheers- en instandhoudingsmaatregelen van de Iccat, of

b) 

de blauwvintonijn is gevangen door een vangstvaartuig of tonnara waarvan het individuele quotum op het tijdstip van de vangst was opgebruikt of waarvan de staat op het tijdstip van de vangst niet meer over vangstmogelijkheden beschikte.

3.  
Onverminderd de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009, (EG) nr. 1005/2008 en (EU) nr. 1379/2013 zijn het verhandelen, het invoeren, het aanlanden, het verwerken en het uitvoeren van blauwvintonijn door mestbedrijven of kwekerijen die niet voldoen aan de in lid 1 bedoelde verordeningen, in de Unie verboden.

HOOFDSTUK VII

Slotbepalingen

Artikel 63

Evaluatie

Op verzoek van de Commissie dienen de lidstaten onverwijld een gedetailleerd verslag over hun uitvoering van deze verordening in bij de Commissie. Op basis van de van de lidstaten ontvangen informatie dient de Commissie uiterlijk op de door de Iccat vastgestelde datum een gedetailleerd verslag over de uitvoering van Iccat-aanbeveling 19-04 in bij het Iccat-secretariaat.

Artikel 64

Financiering

Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) geldt deze verordening als een meerjarig plan in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 65

Vertrouwelijkheid

In het kader van deze verordening verzamelde en uitgewisselde gegevens worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid op grond van de artikelen 112 en 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 66

Procedure voor wijzigingen

1.  

De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 67 inzake wijzigingen van deze verordening teneinde haar aan te passen aan door de Iccat vastgestelde maatregelen die bindend zijn voor de Unie en haar lidstaten op het gebied van:

▼M1

a) 

de jaarlijkse overdracht krachtens artikel 8 voor blauwvintonijn;

b) 

termijnen voor het rapporteren van informatie zoals vastgesteld in artikel 15, lid 7, artikel 16, lid 1, artikel 24, lid 4, artikel 26, lid 1, artikel 29, lid 1, artikel 32, leden 2 en 3, artikel 35, leden 5 en 6, artikel 36, artikel 41, lid 3, artikel 44, lid 2, artikel 50, lid 4, artikel 57, lid 5, punt b), en artikel 58, lid 6;

c) 

perioden voor visseizoenen zoals vastgesteld in artikel 17, leden 1 tot en met 4;

▼B

d) 

de in artikel 19, leden 1 en 2, en in artikel 20, lid 1, vastgestelde minimuminstandhoudingsreferentiegrootten;

e) 

de in artikel 13, artikel 15, leden 3 en 4, artikel 20, lid 1, artikel 21, lid 2, artikel 38, lid 1, artikel 44, lid 2, artikel 50 en artikel 51, lid 8, vastgestelde percentages en referentieparameters;

f) 

de bij de Commissie in te dienen informatie als bedoeld in de artikelen 11, lid 1, artikel 24, lid 1, artikel 25, lid 3, artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 4, artikel 34, lid 2, artikel 40, lid 1, en artikel 55;

g) 

taken voor nationale waarnemers en regionale Iccat-waarnemers als bepaald in respectievelijk artikel 38, lid 2, en artikel 39, lid 5;

h) 

de in artikel 41, lid 1, vastgestelde redenen voor het weigeren van de overhevelingstoestemming;

i) 

de in artikel 46, lid 4, vastgestelde redenen om vangsten in beslag te nemen en de vrijlating van de vis te bevelen;

j) 

het aantal vaartuigen bepaald in artikel 58, lid 3;

▼M1

k) 

bijlagen I tot en met XV ter;

▼M1

l) 

de inhoud van de overdrachtaangifte als vastgelegd in artikel 7, lid 2, punt a), en de bepalingen voor het kooien als vastgelegd in artikel 7, lid 2, punt b);

m) 

de afwijkingen in artikel 17, lid 2, voor de aanwijzing van visserijgebieden, vissersvaartuigen en vistuig, en in artikel 17, lid 3, voor de visserij op blauwvintonijn voor kweekdoeleinden;

n) 

de voorwaarden voor de toewijzing van regionale Iccat-waarnemers aan kwekerijen uit hoofde van artikel 39, lid 4.

▼B

2.  
Wijzigingen die overeenkomstig lid 1 worden vastgesteld, hebben bij uitsluiting betrekking op de omzetting van wijzigingen van en/of op aanvullingen op de desbetreffende Iccat-aanbevelingen die bindend zijn voor de Unie.

Artikel 67

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 66 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 17 oktober 2023. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 66 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een op grond van artikel 66 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 68

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde Comité voor de visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 69

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1936/2001

Verordening (EG) nr. 1936/2001 wordt als volgt gewijzigd:

a) 

artikel 3, punten g) tot en met j), artikel 4 bis, 4 artikel ter, artikel 4 quater en bijlage I bis worden geschrapt;

b) 

in bijlage I wordt het streepje “Blauwvintonijn: Thunnus thynnus” geschrapt;

c) 

in bijlage II wordt de rij “Thunnus thynnus: Rode tonijn” geschrapt.

Artikel 70

Wijziging van Verordening (EU) 2017/2107

In Verordening (EU) 2017/2107 wordt artikel 43 geschrapt.

Artikel 71

Wijziging van Verordening (EU) 2019/833

In Verordening (EU) 2019/833 wordt artikel 53 geschrapt.

Artikel 72

Intrekking

1.  
Verordening (EG) 2016/1627 wordt ingetrokken.
2.  
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XVI bij deze verordening.

Artikel 73

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

SPECIFIEKE VOORWAARDEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE VANGSTVAARTUIGEN UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 19

1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de volgende capaciteitsbeperkingen in acht worden genomen:

a) 

Het aantal van zijn met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn te vissen bedraagt niet meer dan het aantal vaartuigen dat in 2006 deelnam aan de gerichte visserij op blauwvintonijn.

b) 

Het aantal vaartuigen van zijn ambachtelijke vloot die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn in de Middellandse Zee te vissen bedraagt niet meer dan het aantal vaartuigen dat in 2008 deelnam aan de visserij op blauwvintonijn.

c) 

Het aantal van zijn vangstvaartuigen die gemachtigd zijn om actief op blauwvintonijn in de Adriatische Zee te vissen bedraagt niet meer dan het aantal vaartuigen dat in 2008 deelnam aan de visserij op blauwvintonijn.

Elke lidstaat wijst individuele quota toe aan de betrokken vaartuigen.

2. Elke lidstaat mag:

— 
niet meer dan 7 % van zijn quotum voor blauwvintonijn toewijzen aan zijn met de hengel of met de sleeplijn vissende vaartuigen. In het geval van Frankrijk mag een maximum van 100 ton blauwvintonijn van niet minder dan 6,4 kg of 70 cm vorklengte worden gevangen door onder de vlag van Frankrijk varende vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 17 meter die in de Golf van Biskaje opereren;
— 
niet meer dan 2 % van zijn quotum voor blauwvintonijn toewijzen aan zijn ambachtelijke kustvisserij op verse vis in de Middellandse Zee;
— 
niet meer dan 90 % van zijn quotum voor blauwvintonijn toewijzen voor kweekdoeleinden aan zijn vangstvaartuigen in de Adriatische Zee.

3. Voor maximaal 7 % van het gewicht van de door onder zijn vlag varende vaartuigen in de Adriatische Zee voor kweekdoeleinden gevangen exemplaren blauwvintonijn mag Kroatië een minimumgewicht van 6,4 kg of 66 cm vorklengte toepassen.

4. Lidstaten waarvan de met de hengel, de beug, de handlijn of de sleeplijn vissende vaartuigen zijn gemachtigd om op blauwvintonijn te vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee stellen de volgende voorschriften inzake het staartmerk vast:

— 
op elke blauwvintonijn wordt onmiddellijk na het lossen een staartmerk aangebracht;
— 
elk staartmerk heeft een uniek identificatienummer en wordt opgenomen in BCD’s en leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op de buitenkant van elke verpakking die tonijn bevat.




BIJLAGE II

LOGBOEKVOORSCHRIFTEN

A.   VANGSTVAARTUIGEN

Minimumspecificaties voor visserijlogboeken:

1. 

De bladzijden van het logboek zijn genummerd.

2. 

Het logboek wordt elke dag ingevuld (middernacht) en in elk geval vóór aankomst in de haven.

3. 

In geval van inspecties op zee wordt het logboek aangevuld.

4. 

Eén kopie van de bladzijden blijft aan het logboek gehecht.

5. 

Logboeken worden aan boord bewaard en bestrijken één jaar.

Minimumstandaardinformatie in visserijlogboeken:

1. 

Naam en adres van de kapitein.

2. 

Datums en havens van vertrek, datums en havens van aankomst.

3. 

Naam van het vaartuig, registratienummer, Iccat-nummer, internationale radioroepnaam en IMO-nummer (indien beschikbaar).

4. 

Vistuig:

a) 

soort naar FAO-code;

b) 

afmetingen (bv. lengte, maaswijdte, aantal haken).

5. 

Activiteiten op zee met (ten minste) één lijn per dag van de reis:

a) 

activiteit (bv. vissen, stomen);

b) 

positie: exacte dagelijkse posities (in graden en minuten), voor elke visserijactiviteit of op het middaguur op dagen waarop niet is gevist;

c) 

vangstgegevens, waaronder:

— 
FAO-code;
— 
levend gewicht (RWT) in kg per dag;
— 
aantal stuks per dag.

Voor ringzegenvaartuigen worden die gegevens per visserijactiviteit geregistreerd, ook in geval van nulvangsten.

6. 

Handtekening van de kapitein.

7. 

Manier van wegen: schatten, wegen aan boord.

8. 

In het logboek wordt de hoeveelheid in equivalent levend gewicht genoteerd en worden de in de evaluatie gebruikte omrekeningsfactoren vermeld.

Minimuminformatie in visserijlogboeken in geval van aanlanding of overlading:

1. 

Datums en haven van aanlanding of overlading.

2. 

Producten:

a) 

soorten en aanbiedingsvorm naar FAO-code;

b) 

aantal vissen of dozen en hoeveelheid in kg.

3. 

Handtekening van de kapitein of de vaartuiggemachtigde.

4. 

In geval van overlading: naam, vlag en Iccat-nummer van het ontvangende vaartuig.

Minimuminformatie in visserijlogboeken in geval van overheveling naar kooien:

1. 

Datum, tijd en positie (breedtegraad/lengtegraad) van de overheveling.

2. 

Producten:

a) 

identificatie van de soorten naar FAO-code;

b) 

aantal en hoeveelheid in kg van de naar kooien overgehevelde vissen.

3. 

Naam, vlag en Iccat-nummer van het sleepvaartuig.

4. 

Naam en Iccat-nummer van de kwekerij van bestemming.

5. 

In het geval van een gezamenlijke visactie noteren de kapiteins, in aanvulling op de in de punten 1 tot en met 4 vermelde informatie, het volgende in het logboek:

a) 

met betrekking tot het vangstvaartuig dat de vis naar kooien overhevelt:

— 
de hoeveelheid aan boord genomen vangsten,
— 
de hoeveelheid van de op het individuele quotum in mindering gebrachte vangsten,
— 
de namen van de andere bij de gezamenlijke visactie betrokken vaartuigen;
b) 

met betrekking tot de andere vangstvaartuigen in dezelfde gezamenlijke visactie die niet bij de overheveling van de vis betrokken zijn:

— 
de namen, internationale radioroepnamen en Iccat-nummers van die vaartuigen,
— 
de vermelding dat geen vangsten aan boord zijn genomen of naar kooien zijn overgeheveld,
— 
de hoeveelheid van de op hun individuele quota in mindering gebrachte vangsten,
— 
de naam en het Iccat-nummer van het punt a) bedoelde vangstvaartuig.

B.   SLEEPVAARTUIGEN

1. De kapitein van een sleepvaartuig noteert in het dagelijkse logboek het volgende: de datum, tijd en positie van de overheveling, de overgehevelde hoeveelheden (aantal vissen en hoeveelheid in kg), het nummer van de kooi, evenals de naam, de vlag en het Iccat-nummer van het vangstvaartuig, de naam en het Iccat-nummer van het andere betrokken vaartuig of de andere betrokken vaartuigen, de naam en het Iccat-nummer van de kwekerij van bestemming, en het nummer van de Iccat-overhevelingsaangifte.

2. Verdere overhevelingen naar hulpvaartuigen of andere sleepvaartuigen worden gemeld, met dezelfde informatie als in punt 1, evenals de naam, de vlag en het Iccat-nummer van de hulpvaartuigen of sleepvaartuigen en het nummer van de Iccat-overhevelingsaangifte.

3. Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overhevelingen. Het dagelijkse logboek wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

C.   HULPVAARTUIGEN

1. De kapitein van een hulpvaartuig noteert de activiteiten dagelijks in het logboek, inclusief de datum, tijd en posities, de hoeveelheden aan boord genomen blauwvintonijn, en de naam van het vissersvaartuig, de kwekerij of de tonnara waarmee de kapitein van het hulpvaartuig werkt.

2. Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde activiteiten. Het dagelijkse logboek wordt aan boord gehouden en is te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.

D.   VERWERKINGSVAARTUIGEN

1. De kapitein van een verwerkingsvaartuig noteert in het dagelijkse logboek het volgende: de datum, tijd en positie van de activiteiten, de overgeladen hoeveelheden en het aantal en gewicht van de blauwvintonijn die het vaartuig heeft ontvangen van kwekerijen, tonnara’s of vangstvaartuigen, indien van toepassing. De kapitein noteert tevens de namen en Iccat-nummers van die kwekerijen, tonnara’s of vangstvaartuigen.

2. De kapitein van een verwerkingsvaartuig houdt een dagelijks logboek over de visverwerking bij, waarin het levend gewicht en het aantal vissen dat is overgeheveld of overgeladen, de gebruikte omrekeningsfactor, en de gewichten en hoeveelheden per aanbiedingsvorm van de producten worden gespecificeerd.

3. De kapitein van een verwerkingsvaartuig houdt een opslagschema bij met de locatie en de hoeveelheden van elke soort en de aanbiedingsvorm.

4. Het dagelijkse logboek bevat de gegevens van alle gedurende het visseizoen uitgevoerde overladingen. Het dagelijkse logboek, het logboek over de visverwerking, het opslagschema en de originelen van de Iccat-overladingsaangiften worden aan boord gehouden en zijn te allen tijde beschikbaar voor controledoeleinden.




BIJLAGE III

VANGSTAANGIFTEFORMULIER



Vangstaangifteformulier

Vlag

Iccat-nummer

Naam vaartuig

Startdatum aangifte

Einddatum aangifte

Duur aangifteperiode (dagen)

Datum van de vangst

Plaats van de vangst

Vangst

Toegewezen gewicht bij een gezamenlijke visactie (kg)

Breedtegraad

Lengtegraad

Gewicht (kg)

Aantal stuks

Gemiddeld gewicht (kg)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




BIJLAGE IV

AANVRAAGFORMULIER VOOR DE MACHTIGING OM DEEL TE NEMEN AAN EEN GEZAMENLIJKE VISACTIE



Gezamenlijke visactie

Vlaggenstaat

Naam vaartuig

Iccat-nummer

Duur van de actie

Identiteit van de exploitanten

Individueel quotum van het vaartuig

Sleutel voor verdeling per vaartuig

Kweek- en mestbedrijf van bestemming

CPC

Iccat-nummer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Datum …

Validering door de vlaggenstaat:




BIJLAGE VI

ICCAT-OVERHEVELINGSAANGIFTE

image




BIJLAGE V

ICCAT-OVERLADINGSAANGIFTE

image




BIJLAGE VII

MINIMUMINFORMATIE VOOR VISSERIJMACHTIGINGEN  ( 7 )

A.   IDENTIFICATIE

1. Iccat-registratienummer

2. Naam van het vissersvaartuig

3. Extern registratienummer (letters en cijfers)

B.   VISSERIJVOORWAARDEN

1. Datum van afgifte

2. Geldigheidsperiode

3. Voorwaarden voor vismachtiging, met inbegrip van, waar passend, soort, gebied, vistuig en andere toepasselijke voorwaarden die voortvloeien uit deze verordening en/of nationale wetgeving.



 

 

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Van …/…/…

tot en met …/…/…

Gebieden

 

 

 

 

 

 

 

Soort

 

 

 

 

 

 

 

Vistuig

 

 

 

 

 

 

 

Overige voorwaarden

 

 

 

 

 

 

 

▼M1




BIJLAGE VIII

Waarnemersprogramma’s

I.   Nationaal waarnemersprogramma

1. De nationale waarnemers hebben als algemene taak toe te zien op de naleving van deze verordening door vissersvaartuigen en tonnara’s.

2. Bij inzet aan boord van een vangstvaartuig registreren de nationale waarnemers de visserijactiviteit en rapporteren daarover, met name het volgende:

a) 

een eigen raming van het aantal en het gewicht van de gevangen blauwvintonijnen (inclusief bijvangst);

b) 

de aard van de vangst, zoals: aan boord gehouden, dood teruggegooid of levend teruggezet;

c) 

vangstgebied (lengte- en breedtegraad);

d) 

omvang van de visserij-inspanning (bv. aantal trekken, aantal haken), zoals gedefinieerd in de Iccat-handleiding voor verschillende vistuigtypen;

e) 

datum van de vangst;

f) 

controle of de in het logboek opgenomen gegevens overeenstemmen met de eigen vangstraming.

3. Nationale waarnemers, bij inzet op een sleepvaartuig:

a) 

zorgen er in geval van verdere overheveling waarbij vis van de ene naar de andere transportkooi wordt overgebracht voor dat zij:

i) 

de video-opnamen van de verdere overheveling onverwijld analyseren teneinde het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te ramen;

ii) 

hun waarnemingen onmiddellijk delen met de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat van de overhevelende sleepvaartuigen, met inbegrip van hun raming van het aantal blauwvintonijnen, afgezet tegen het door de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig op de Iccat-overhevelingsaangiften gemelde aantal blauwvintonijnen, en

iii) 

de resultaten van hun analyse opnemen in hun waarnemersverslag aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat van de overhevelende sleepvaartuigen;

b) 

leggen het aantal waargenomen dode blauwvintonijnen vast en vermelden dit in hun waarnemersverslag;

c) 

observeren en registreren vaartuigen waarvan vermoed wordt dat zij op een manier vissen die indruist tegen de Iccat-instandhoudingsmaatregelen, en

d) 

delen hun waarnemersverslagen aan het einde van de sleepreis onverwijld met de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat van de overhevelende sleepvaartuigen.

4. Nationale waarnemers, bij inzet op een tonnara:

a) 

verifiëren de door de bevoegde autoriteiten van de tonnaralidstaat afgegeven oogstmachtiging;

b) 

valideren de informatie in de verwerkingsaangifte en/of oogstverklaringen van de kapitein van het verwerkingsvaartuig, van de vertegenwoordiger van de kapitein of van de exploitant van de tonnara.

5. De nationale waarnemer verricht ook wetenschappelijk werk, zoals het vergaren van alle door de Commissie verlangde gegevens, op basis van aanbevelingen van het SCRS.

II.   Regionaal Iccat-waarnemersprogramma

1. Elke lidstaat verplicht de exploitanten van kwekerijen en tonnara’s en de kapiteins, of hun vertegenwoordigers, van ringzegenvaartuigen, die onder de jurisdictie van die lidstaat vallen om een regionale Iccat-waarnemer als vastgesteld in artikel 39 in te zetten.

2. De regionale Iccat-waarnemers worden vóór 1 april of zo spoedig mogelijk elk jaar benoemd en worden ingezet in kwekerijen, op tonnara’s en aan boord van ringzegenvaartuigen die de vlag voeren van lidstaten die het regionale Iccat-waarnemersprogramma uitvoeren. Voor elke waarnemer wordt een kaart voor regionale Iccat-waarnemers afgegeven.

3. De twee betrokken partijen ondertekenen een contract met daarin de wederzijdse rechten en plichten van de regionale Iccat-waarnemer en de kapitein van het vissersvaartuig of de exploitant van de kwekerij of tonnara.

4. Er wordt een handboek voor het Iccat-waarnemersprogramma opgesteld.

A.   Kwalificaties van regionale Icca-waarnemers

Voor de uitvoering van hun taken beschikken de regionale Iccat-waarnemers over de volgende kwalificaties:

a) 

voldoende ervaring met het identificeren van soorten en vistuig;

b) 

voldoende kennis van de instandhoudings- en beheersmaatregelen en van de opleidingsrichtsnoeren van de Iccat;

c) 

in staat zijn tot accurate waarneming en registratie;

d) 

in staat zijn om video-opnamen te analyseren;

e) 

voor zover mogelijk, voldoende kennis van de taal van de vlaggen-, kwekerij- of tonnaralidstaat of -CPC waar zij hun taken uitvoeren.

B.   De plichten van regionale Iccat-waarnemers

1. Regionale Iccat-waarnemers:

a) 

hebben de technische opleiding gevolgd die vereist is volgens de door de Iccat opgestelde richtsnoeren;

b) 

zijn onderdaan van een van de lidstaten of CPC’s en, voor zover mogelijk, geen onderdaan van de vlaggenlidstaat of -CPC van het geïnspecteerde ringzegenvaartuig, van de lidstaat of CPC, of van de geïnspecteerde kwekerij of tonnara;

c) 

zijn in staat de in deel II, afdeling C, vermelde taken uit te voeren;

d) 

zijn opgenomen in de door het Iccat-secretariaat bijgehouden lijst van regionale Iccat-waarnemers;

e) 

hebben geen lopende financiële belangen in, noch voordeel bij de blauwvintonijnvisserij.

2. De regionale Iccat-waarnemers behandelen alle informatie over de visserijactiviteiten en de overhevelingsverrichtingen van de ringzegenvaartuigen, kwekerijen en tonnara’s op vertrouwelijke wijze, en zij gaan die verbintenis schriftelijk aan als voorwaarde voor hun aanstelling als regionaal Iccat-waarnemer.

3. De regionale Iccat-waarnemers voldoen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van de vlaggenlidstaat of -CPC of de kwekerijlidstaat of -CPC met jurisdictie over het vaartuig of de kwekerij of tonnara waaraan de regionale Iccat-waarnemers zijn toegewezen.

4. De regionale Iccat-waarnemers eerbiedigen de hiërarchische verhoudingen en algemene gedragsregels die gelden voor alle personeel van vaartuigen, kwekerijen en tonnara’s, tenzij die regels de uitoefening van de taken van de regionale Iccat-waarnemers in het kader van dit programma in de weg staan en tenzij ze in strijd zijn met de in deze bijlage bepaalde verplichtingen van het personeel van vaartuigen, kwekerijen en tonnara’s.

C.   Taken van de regionale Iccat-waarnemers

1. De taken van de regionale Iccat-waarnemers behelzen met name het volgende:

a) 

als algemene taak:

i) 

de naleving van de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat bij het vissen en kweken van blauwvintonijn observeren en controleren;

ii) 

op verzoek van de Commissie wetenschappelijk werk op basis van aanbevelingen van het SCRS verrichten, zoals het nemen van monsters en het verzamelen van taak II-gegeven;

iii) 

vissersvaartuigen observeren en registreren waarvan vermoed wordt dat zij vissen in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat, en de naam en het Iccat-nummer van die vaartuigen nagaan en registreren;

iv) 

eventuele, andere, door de Commissie bepaalde taken uitvoeren;

b) 

met betrekking tot de vangstactiviteiten van ringzegenvaartuigen of tonnara’s:

i) 

de uitgevoerde visserijactiviteiten observeren en rapporteren;

ii) 

vangsten observeren en ramen en de in het logboek vermelde gegevens verifiëren;

c) 

wat de eerste overhevelingen van een ringzegenvaartuig of tonnara naar transportkooien betreft:

i) 

de uitgevoerde overhevelingsactiviteiten registreren en rapporteren;

ii) 

de positie van vaartuigen tijdens overhevelingsverrichtingen, verifiëren;

iii) 

alle video-opnamen in verband met de betrokken overheveling bekijken en analyseren, indien van toepassing;

iv) 

een raming maken van het aantal overgehevelde blauwvintonijnen en het resultaat invoeren in de Iccat-overhevelingsaangifte;

v) 

dagelijks verslag uitbrengen over de overhevelingsactiviteiten van ringzegenvaartuigen;

vi) 

de resultaten van de uitgevoerde analyse registreren en rapporteren;

vii) 

de vermeldingen in de voorafgaande kennisgeving van overheveling als bedoeld in artikel 40, in de Iccat-overhevelingsaangifte als bedoeld in artikel 42, en in het eBCD, verifiëren;

viii) 

verifiëren of de in artikel 42 bedoelde Iccat-overhevelingsaangifte wordt toegezonden aan de kapitein van het sleepvaartuig of aan de exploitant van de kwekerij of tonnara;

ix) 

met betrekking tot controleoverhevelingen, het identificatienummer van de verzegelingen verifiëren en ervoor zorgen dat de verzegelingen zodanig zijn aangebracht dat de deuren niet kunnen worden geopend zonder de zegels te verbreken;

d) 

wat kooiverrichtingen betreft, de bij het kooien gemaakte video-opnamen bekijken om het aantal gekooide blauwvintonijnen te bepalen, en wel dusdanig tijdig dat de exploitant van de kwekerij de desbetreffende kooiverklaring kan invullen;

e) 

wat de verificatie van gegevens betreft:

i) 

de gegevens in de Iccat-overhevelingsaangifte, de kooiverklaring en het eBCD verifiëren en certificeren, onder meer aan de hand van video-opnamen;

ii) 

dagelijks verslag uitbrengen over de overhevelingsactiviteiten van de ringzegenvaartuigen, kwekerijen en tonnara’s;

iii) 

indien de betrokken verrichting in overeenstemming is met de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de Iccat en de informatie in die documenten in overeenstemming is met de waarnemingen van de regionale Iccat-waarnemer: de Iccat-overhevelingsaangiften, de kooiverklaringen en het eBCD ondertekenen, met duidelijke vermelding van de naam en het Iccat-nummer; of, bij onenigheid, zijn/haar aanwezigheid op de desbetreffende Iccat-overhevelingsaangifte en de kooiverklaringen of het betrokken eBCD, of beide, vermelden, met opgaaf van de reden voor de onenigheid en met specifieke vermelding van de regels of procedures die volgens de regionale Iccat-waarnemer niet zijn nageleefd;

f) 

met betrekking tot vrijlatingen:

i) 

wat vrijlatingen vóór het kooien betreft: de vrijlating vanuit het ringzegenvaartuig of de transportkooi observeren en daarover rapporteren, overeenkomstig het vrijlatingsprotocol in bijlage XII;

ii) 

wat vrijlatingen na het kooien betreft: de voorafgaande scheiding van vis en de daaropvolgende vrijlating observeren en daarover rapporteren, overeenkomstig het vrijlatingsprotocol in bijlage XII, onder meer door na te gaan of de kwaliteit van de video-opname van de voorafgaande scheiding voldoet aan de minimumnormen voor video-opnameprocedures van bijlage X en door te bepalen hoeveel blauwvintonijnen er zijn vrijgelaten;

iii) 

in beide gevallen het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat of CPC uitgevaardigde vrijlatingsbevel verifiëren en de informatie in de vrijlatingsaangifte van de overhevelende exploitant of de exploitant van de kwekerij valideren;

g) 

wat betreft de oogstverrichtingen op kwekerijen:

i) 

de door de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat of -CPC afgegeven oogstmachtiging verifiëren;

ii) 

de informatie in de verwerkingsaangifte en de oogstverklaring van de kapitein van het verwerkingsvaartuig, van diens vertegenwoordiger of van de exploitant van de kwekerij valideren;

h) 

wat de rapportering betreft:

i) 

de aanwezigheid van alle soorten merken, met inbegrip van natuurlijke merken, registreren en verifiëren, en elke aanwijzing van recente merkverwijderingen melden; alle met elektronische merken gemerkte blauwvintonijnen volledig biologisch bemonsteren (otoliden, ruggengraat en genetisch monster) volgens de richtsnoeren van het SCRS;

ii) 

algemene verslagen opstellen met een overzicht van de overeenkomstig afdeling C vergaarde informatie, en de kapitein van het vissersvaartuig en de exploitant van de kwekerij de gelegenheid bieden relevante informatie aan die verslagen toe te voegen;

iii) 

de in punt h), ii), bedoelde algemene verslagen indienen bij de entiteit die het regionale Iccat-waarnemersprogramma uitvoert, met het oog op toezending aan het Iccat-secretariaat binnen 20 dagen na afloop van de waarnemingsperiode;

iv) 

indien hij/zij mogelijke schending van een Iccat-aanbeveling constateert: de schending onverwijld ter kennis brengen van de entiteit die het regionale Iccat-waarnemersprogramma uitvoert, die die informatie onverwijld doorzendt aan de bevoegde autoriteit van de betrokken vlaggen-, tonnara- of kwekerijlidstaat en aan het Iccat-secretariaat; daartoe zet de entiteit die het regionale Iccat-waarnemersprogramma uitvoert een systeem op waarmee die informatie veilig kan worden gedeeld;

v) 

zoveel mogelijk bewijsmateriaal (d.w.z. foto’s, video-opnamen) van mogelijke gevallen van niet-naleving vergaren en het bij het regionale Iccat-waarnemersverslag voegen.

D.   Verplichtingen van de vlaggen-, kwekerij- en tonnaralidstaten

1. De vlaggen-, kwekerij- en tonnaralidstaten zorgen er met name voor dat de regionale Iccat-waarnemer:

a) 

toegang heeft tot het personeel op het ringzegenvaartuig, de kwekerij en de tonnara en tot het vistuig, de kooien, de apparatuur en tot de opnamen van de controlecamera;

b) 

op verzoek en ter uitvoering van de taken uit hoofde van het regionale Iccat-waarnemersprogramma, toegang heeft tot de volgende apparatuur, indien aanwezig op de vaartuigen waaraan hij/zij is toegewezen:

i) 

satellietnavigatieapparatuur;

ii) 

radarschermen, wanneer die worden gebruikt;

iii) 

elektronische-communicatieapparatuur;

c) 

logies, maaltijden en adequate sanitaire voorzieningen van dezelfde kwaliteit als de officieren krijgt;

d) 

voldoende ruimte op de brug of in het stuurhuis krijgt om zijn/haar administratieve werkzaamheden uit te voeren, evenals voldoende ruimte op het dek voor het uitoefenen van zijn/haar waarnemerstaken.

2. De vlaggen-, kwekerij- en tonnaralidstaten waarborgen dat kapiteins, bemanningsleden en eigenaren van vaartuigen, kwekerijen en tonnara’s de regionale Iccat-waarnemers bij het uitoefenen van hun taken niet hinderen, intimideren, in de weg staan, beïnvloeden, en hen niet omkopen of proberen om te kopen.

3. De vlaggen-, kwekerij- of tonnaralidstaten ontvangen kopieën van alle ruwe gegevens, samenvattingen en verslagen met betrekking tot de visreis, op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke vereisten inzake de vertrouwelijkheid van gegevens. De verslagen van de regionale Iccat-waarnemers worden ingediend bij het nalevingscomité en het SCRS.

4. De bevoegde autoriteiten van de vlaggen-, kwekerij- of tonnaralidstaat waar de regionale Iccat-waarnemer zijn/haar diensten verleent, kunnen vragen om vervanging van de waarnemer indien zij over bewijzen beschikken dat die waarnemer de verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, of de taken uit hoofde van deze verordening niet naar behoren uitvoert. Dergelijke gevallen worden aan panel 2 gemeld.

E.   Vergoedingen en organisatie

1. De uitvoeringskosten van het regionale Iccat-waarnemersprogramma worden gefinancierd door de kwekerij- en tonnara-exploitanten en de ringzegenvaartuigeigenaren. De vergoeding wordt berekend op basis van de totale kosten van het programma en overgemaakt naar een rekening van het Iccat-secretariaat specifiek voor de uitvoering van het regionale Iccat-waarnemersprogramma.

2. Aan vaartuigen, kwekerijen en tonnara’s waarvoor de in deze bijlage voorgeschreven vergoedingen niet zijn betaald, wordt geen regionale Iccat-waarnemer toegewezen.

▼B




BIJLAGE IX

ICCAT-REGELING INZAKE GEZAMENLIJKE INTERNATIONALE INSPECTIE

Tijdens haar vierde gewone zitting (Madrid, november 1975) en haar jaarvergadering van 2008 in Marrakesh is de Iccat het volgende overeengekomen.

Op grond van lid 3 van artikel IX van het Iccat-verdrag beveelt de Iccat aan de volgende regelingen vast te stellen inzake internationale controle buiten de wateren onder nationale jurisdictie met het oog op de toepassing van het verdrag en de maatregelen in het kader daarvan:

I.   ERNSTIGE INBREUKEN

1. Voor de toepassing van deze procedures gelden de volgende inbreuken op de door de Iccat aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen als ernstige inbreuken:

a) 

het vissen zonder licentie, vergunning of machtiging van de vlaggen-CPC;

b) 

het niet overeenkomstig de rapportagevoorschriften van de Iccat op voldoende wijze bijhouden van vangst- en vangstgerelateerde gegevens of het apert verkeerd rapporteren van dergelijke vangst- en/of vangstgerelateerde gegevens;

c) 

het vissen in een gesloten gebied;

d) 

het vissen tijdens een gesloten seizoen;

e) 

het opzettelijk vangen of aan boord houden van soorten in strijd met door de Iccat aangenomen geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen;

f) 

het significant overschrijden van op grond van de Iccat-regels geldende vangstbeperkingen of quota;

g) 

het gebruiken van verboden vistuig;

h) 

het vervalsen of verbergen van de kentekens, de identiteit of het inschrijvingsnummer van een vissersvaartuig;

i) 

het achterhouden, vervalsen of laten verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is voor het onderzoek naar een inbreuk;

j) 

het begaan van meerdere inbreuken die, samen, een ernstige schending van de geldende Iccat-maatregelen vormen;

k) 

het belagen, weerstaan, intimideren, seksueel intimideren, beïnvloeden, hinderen of belemmeren van een erkende inspecteur of waarnemer;

l) 

het knoeien met of onklaar maken van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS-systeem);

m) 

andere eventueel door de Iccat omschreven inbreuken zodra die zijn opgenomen in een herziene versie van deze procedures en die verspreid is;

n) 

het vissen met behulp van verkenningsvliegtuigen;

o) 

het verstoren van de werking van het volgsysteem per satelliet en/of het exploiteren van een vaartuig zonder VMS;

p) 

het overhevelen van vis zonder Iccat-overhevelingsaangifte;

q) 

overlading op zee.

2. Indien de erkende inspecteur bij een inspectie aan boord van een vissersvaartuig een activiteit of toestand opmerkt die een in punt 1 gedefinieerde ernstige inbreuk kan vormen, stellen de autoriteiten van de vlaggenstaat van de inspectievaartuigen de vlaggenstaat van het vissersvaartuig daarvan onmiddellijk in kennis, zowel rechtstreeks als via het Iccat- secretariaat. In dergelijke situaties stelt de inspecteur tevens elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis.

3. De Iccat-inspecteur registreert de verrichte inspecties en alle eventueel geconstateerde inbreuken in het logboek van het vissersvaartuig.

4. De vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat als gevolg van een in punt 2 bedoelde inspectie het betrokken vissersvaartuig elke visserijactiviteit stopzet. De vlaggenlidstaat verzoekt het vissersvaartuig zich binnen 72 uur naar een door hem aangewezen haven te begeven, waar een onderzoek wordt ingesteld.

5. Indien het vaartuig niet wordt verzocht zich naar een haven te begeven, motiveert de vlaggenlidstaat dat tijdig tegenover de Commissie, die de informatie doorzendt aan het Iccat-secretariaat, dat die motivering op verzoek ter beschikking stelt van de overige verdragsluitende partijen.

II.   UITVOERING VAN INSPECTIES

6. De inspecties worden uitgevoerd door inspecteurs die door de verdragsluitende partijen zijn aangewezen. De namen van de daartoe bevoegde overheidsinstanties en elke daartoe door hun respectieve overheden aangewezen inspecteurs worden aan de Iccat gemeld.

7. Vaartuigen die overeenkomstig deze bijlage internationale inspecties aan boord uitvoeren, varen onder een speciale vlag of wimpel die door de Iccat is goedgekeurd en door het Iccat- secretariaat is verstrekt. De namen van de vaartuigen die hiervoor worden gebruikt, worden vóór aanvang van de inspectieactiviteiten zo spoedig als praktisch haalbaar aan het Iccat- secretariaat gemeld. Het Iccat-secretariaat stelt informatie betreffende de aangewezen inspectievaartuigen beschikbaar aan alle CPC’s, onder meer door die informatie op zijn met een wachtwoord beveiligde website te publiceren.

8. Elke inspecteur is in het bezit van een passend, door de autoriteiten van de vlaggenstaat verstrekt identiteitsbewijs volgens het model in punt 21 van deze bijlage.

9. Onverminderd de op grond van punt 16 overeengekomen regelingen houdt een vaartuig dat onder de vlag vaart van een CPC en dat in het verdragsgebied buiten de onder nationale jurisdictie vallende wateren op tonijn of tonijnachtigen vist, halt wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek is gegeven door een vaartuig dat onder de in punt 7 beschreven Iccat-wimpel vaart en dat een inspecteur aan boord heeft, tenzij het vaartuig op dat ogenblik visserijactiviteiten uitoefent, in welk geval het onmiddellijk halt houdt zodra die activiteiten zijn beëindigd. De kapitein van het vaartuig staat het inspectieteam, zoals gespecificeerd in punt 10, toe aan boord van het vaartuig te komen, en zorgt voor een loodsladder. De kapitein stemt in met het onderzoeken door het inspectieteam van apparatuur, vangst, vistuig en relevante documenten die de inspecteur noodzakelijk acht om de naleving te verifiëren van de geldende Iccat-aanbevelingen ten aanzien van de vlaggenstaat van het vaartuig dat wordt geïnspecteerd. Voorts mogen inspecteurs alle uitleg vragen die zij nodig achten.

10. De grootte van het inspectieteam wordt, rekening houdend met de relevante omstandigheden, bepaald door de commandant van het inspectievaartuig. Het inspectieteam is zo klein mogelijk om de in deze bijlage bepaalde taken veilig en beveiligd te kunnen uitvoeren.

11. Bij het aan boord komen leggen de inspecteurs het in punt 8 beschreven identiteitsbewijs over. De inspecteurs houden zich aan de algemeen geaccepteerde internationale regelgeving, procedures en praktijken met betrekking tot de veiligheid van het geïnspecteerde vaartuig en zijn bemanning, verstoren de visserijactiviteiten of het stuwen van producten zo min mogelijk en vermijden, voor zover praktisch mogelijk, handelingen die een negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van de vangst aan boord.

Bij dat onderzoek gaat elke inspecteur uitsluitend na of de geldende Iccat-aanbevelingen ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig worden nageleefd. Hierbij kan een inspecteur de kapitein van het vissersvaartuig verzoeken om alle nodige medewerking. De inspecteur stelt een inspectieverslag op in een door de Iccat goedgekeurde vorm. De inspecteur ondertekent het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vaartuig, die het recht heeft om opmerkingen die de kapitein van het vaartuig nuttig acht toe te voegen of te laten toevoegen, en ondertekent die opmerkingen.

12. Een kopie van het verslag wordt verstrekt aan de kapitein van het vaartuig en aan de overheid van het inspectieteam, die op haar beurt een kopie bezorgt aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Iccat. Indien een schending van de Iccat-aanbevelingen wordt geconstateerd, stelt de inspecteur zo mogelijk ook elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig waarvan bekend is dat het zich in de buurt bevindt, daarvan in kennis.

13. Verzet tegen een inspecteur of niet-uitvoering van de instructies van een inspecteur wordt door de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig op gelijke wijze behandeld als dergelijk gedrag ten opzichte van een nationale inspecteur.

14. Inspecteurs voeren hun taken in het kader van deze regelingen uit overeenkomstig de regels in deze verordening, doch blijven onder het operationele toezicht van hun nationale autoriteiten staan en zijn aan hen verantwoording verschuldigd.

15. De verdragsluitende partijen geven aan inspectieverslagen, waarnemingsinformatiebladen overeenkomstig Iccat-aanbeveling 94-09 en verklaringen op grond van documentinspecties door inspecteurs van andere verdragsluitende partijen in het kader van deze regelingen, dezelfde waarde en hetzelfde gevolg als zij overeenkomstig hun nationale wetgeving doen ten aanzien van de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen. Dit punt verplicht de verdragsluitende partijen er niet toe aan een verslag dat is opgesteld door een inspecteur van een andere verdragsluitende partij, grotere bewijskracht toe te kennen dan het in het eigen land van de inspecteur zou hebben. De verdragsluitende partijen werken samen teneinde gerechtelijke of andere procedures die voortvloeien uit een in het kader van deze regelingen door een inspecteur ingediend rapport, te vergemakkelijken.

16.

 
a) 

De verdragsluitende partijen stellen de Iccat uiterlijk op 15 februari van elk jaar in kennis van hun voorlopige plannen voor de uitvoering van inspectieactiviteiten uit hoofde van de bij deze verordening ten uitvoer gelegde aanbeveling in dat kalenderjaar en de Iccat kan aan de verdragsluitende partijen suggesties doen voor de coördinatie van nationale activiteiten op dat gebied, ook ten aanzien van het aantal inspecteurs en het aantal vaartuigen met inspecteurs aan boord.

b) 

De in Iccat-aanbeveling 19-04 vastgestelde regelingen en de plannen voor deelname zijn van toepassing tussen de verdragsluitende partijen, tenzij zij onderling anderszins zijn overeengekomen, in welk geval de Iccat van die overeenkomst in kennis wordt gesteld. De uitvoering van de regeling tussen twee verdragsluitende partijen wordt echter geschorst indien één van hen de Iccat hiervan, in afwachting van de sluiting van een dergelijke overeenkomst, in kennis heeft gesteld.

17.

 
a) 

Het vistuig wordt geïnspecteerd overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is in het sub-gebied waarin de inspectie plaatsvindt. De inspecteur vermeldt het sub-gebied waarvoor de inspectie heeft plaatsgevonden en beschrijft eventuele inbreuken die in het inspectieverslag zijn geconstateerd.

b) 

De inspecteur heeft het recht om alle vistuig dat wordt gebruikt of dat zich aan boord bevindt, te inspecteren.

18. De inspecteur brengt een door de Iccat goedgekeurd identificatiemerk aan op elk geïnspecteerd vistuig dat in strijd met de geldende aanbevelingen van de Iccat-Commissie ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig lijkt te zijn en vermeldt dat in het inspectieverslag.

19. De inspecteur mag het vistuig, de apparatuur, de documentatie en elk ander element dat de inspecteur noodzakelijk acht, zodanig fotograferen dat kenmerken die volgens hem of haar niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving, zichtbaar zijn. In dat geval worden de gefotografeerde elementen vermeld in het verslag en worden kopieën van de foto’s aan de kopie van het verslag aan de vlaggenstaat gehecht.

20. De inspecteur inspecteert waar nodig de gehele vangst aan boord om vast te stellen of die in overeenstemming is met de Iccat-aanbevelingen.

21. Het model voor de identiteitskaart van inspecteurs is als volgt:

image




BIJLAGE X

MINIMUMNORMEN VOOR VIDEO-OPNAMEPROCEDURES

Overhevelingsverrichtingen

1. Het elektronische opslagmedium met de originele video-opname wordt na afloop van de overhevelingsverrichting zo snel mogelijk verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer, die het onmiddellijk parafeert om latere manipulatie te voorkomen.

2. De originele opname wordt gedurende de gehele machtigingsperiode bewaard aan boord van het vangstvaartuig of door de exploitant van de kwekerij of de tonnara.

3. Er worden twee identieke kopieën van de video-opname gemaakt. Eén kopie wordt aan de regionale Iccat-waarnemer aan boord van het ringzegenvaartuig verstrekt en één kopie wordt aan de nationale waarnemer aan boord van het sleepvaartuig bezorgd. Laatstgenoemde kopie wordt bij de Iccat-overhevelingsaangifte en de daarbij behorende vangsten gevoegd. Die procedure is slechts van toepassing voor nationale waarnemers in het geval van overheveling tussen sleepvaartuigen.

4. De Iccat-overhevelingstoestemming wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, of op beide momenten.

5. Bij elke video-opname worden het tijdstip en de datum van de opname permanent getoond.

6. Voordat de overheveling aanvangt, toont de video-opname het openen en sluiten van het net of de deur, en of de ontvangende kooien en overhevelende kooien al blauwvintonijn bevatten.

7. De video-opname is doorlopend, zonder onderbrekingen of uitgeknipte beelden, en beslaat de volledige overhevelingsverrichting.

8. De video-opname is van voldoende kwaliteit om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen.

9. Indien de video-opname van onvoldoende kwaliteit is om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen, wordt een controleoverheveling uitgevoerd. De exploitant kan de vlaggenautoriteiten van het vaartuig of de tonnara verzoeken een controleoverheveling uit te voeren. Als de exploitant niet om een dergelijke controleoverheveling verzoekt of het resultaat van die vrijwillige overheveling niet bevredigend is, verzoeken de controleautoriteiten om zoveel controleoverhevelingen als nodig totdat een video-opname van voldoende kwaliteit beschikbaar is. Bij dergelijke controleoverhevelingen wordt alle blauwvintonijn in de ontvangende kooi naar een andere, lege kooi overgeheveld. Als de vis afkomstig is uit een tonnara, mag de blauwvintonijn die reeds is overgeheveld van de tonnara naar de ontvangende kooi, worden teruggestuurd naar de tonnara; in dat geval wordt de controleoverheveling onder toezicht van de regionale Iccat-waarnemer geannuleerd.

Kooiverrichtingen

1. Het elektronische opslagmedium met de originele video-opname wordt na afloop van de kooiverrichting zo snel mogelijk verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer, die het onmiddellijk parafeert om latere manipulatie te voorkomen.

2. De originele video-opname wordt gedurende de gehele machtigingsperiode door, waar dat van toepassing is, de kwekerij bewaard.

3. Er worden twee identieke kopieën van de video-opname gemaakt. Eén kopie wordt verstrekt aan de regionale Iccat-waarnemer die in de kwekerij is ingezet.

4. Het nummer van de Iccat-kooivergunning wordt getoond aan het begin of het einde van elke video-opname, of op beide momenten.

5. Bij elke video-opname worden het tijdstip en de datum van de opname permanent getoond.

6. Voordat het kooien aanvangt, toont de video-opname het openen en sluiten van het net of de deur, en of de ontvangende kooien en overhevelende kooien al blauwvintonijn bevatten.

7. De video-opname is doorlopend, zonder onderbrekingen of uitgeknipte beelden, en beslaat de volledige kooiverrichting.

8. De video-opname is van voldoende kwaliteit om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen.

9. Indien de video-opname van onvoldoende kwaliteit is om het aantal overgehevelde blauwvintonijnen te kunnen ramen, verzoeken de controleautoriteiten om een nieuwe kooiverrichting. Bij een dergelijke nieuwe kooiverrichting wordt alle blauwvintonijn in de ontvangende kooi van de kwekerij naar een andere, lege kooi van de kwekerij overgeheveld.




BIJLAGE XI

NORMEN EN PROCEDURES VOOR HET GEBRUIK VAN STEREOSCOPISCHE CAMERASYSTEMEN IN DE CONTEXT VAN KOOIVERRICHTINGEN

A.   Gebruik van stereoscopische camerasystemen

Het gebruik van stereoscopische camerasystemen in de context van kooiverrichtingen, zoals vereist overeenkomstig artikel 51, vindt plaats overeenkomstig de volgende punten:

1. 

De bemonsteringsintensiteit van levende vis bedraagt ten minste 20 % van de hoeveelheid vis die wordt gekooid. Indien dat technisch mogelijk is, geschiedt de bemonstering van de levende vis sequentieel, door een op vijf exemplaren te meten; die monsters worden genomen door de vis te meten op een afstand tussen 2 en 8 meter van de camera.

2. 

De doorgangssluis die de overhevelende kooi met de ontvangende kooi verbindt, is maximaal 10 meter breed en maximaal 10 meter hoog.

3. 

Indien de lengtemetingen van de vis een multimodale verdeling te zien geven (twee of meer groepen van verschillende grootte), dient het mogelijk te zijn voor dezelfde kooiverrichting meer dan één omrekeningsalgoritme te gebruiken; het/de meest actuele algoritme(n) dat/die door het SCRS is/zijn vastgesteld, wordt/worden gebruikt om vorklengten om te rekenen naar totaalgewicht, overeenkomstig de groottecategorie van de vis die tijdens de kooiverrichting wordt gemeten.

4. 

De validering van de stereoscopische lengtemetingen geschiedt voorafgaand aan elke kooiverrichting met gebruikmaking van een schaalstok op een afstand tussen 2 en 8 meter.

5. 

Indiende resultaten van het stereoscopische programma worden meegedeeld, wordt de foutenmarge die inherent is aan de technische specificaties van het stereoscopische camerasysteem vermeld; de marge mag ten hoogste +/- 5 % bedragen.

6. 

Het verslag over de resultaten van het stereoscopische programma omvat bijzonderheden over alle bovengenoemde technische specificaties, met inbegrip van de bemonsteringsintensiteit, de bemonsteringsmethode, de afstand tot de camera, de afmetingen van de doorgangssluis en de algoritmen (lengte-gewichtverhouding). Het SCRS beziet die specificaties opnieuw en doet indien nodig aanbevelingen tot wijziging ervan.

7. 

In gevallen waarin de kwaliteit van het beeldmateriaal van de stereoscopische camera onvoldoende is om het gewicht van de blauwvintonijn die wordt gekooid, te ramen, geven de autoriteiten van de voor het vangstvaartuig, de tonnara of de kwekerij verantwoordelijke lidstaten opdracht tot een nieuwe kooiverrichting.

B.   Presentatie en gebruik van de resultaten van de programma’s

1. Besluiten betreffende verschillen tussen de vangstaangifte en de resultaten van het stereoscopische-systeemprogramma worden ten aanzien van de gezamenlijke visactie of de totale tonnaravangsten genomen voor gezamenlijke visacties en tonnaravangsten bestemd voor een kweekvoorziening waarbij één CPC en/of lidstaat betrokken is. Het besluit betreffende verschillen tussen de vangstaangifte en de resultaten van het stereoscopische-systeemprogramma wordt genomen ten aanzien van de kooiverrichtingen voor gezamenlijke visacties waarbij meer dan één CPC en/of lidstaat betrokken is, tenzij door de autoriteiten van alle vlaggen-CPC’s/vlaggenlidstaten van de bij de gezamenlijke visactie betrokken vangstvaartuigen anders overeengekomen is.

2. Binnen 15 dagen na de kooidatum verstrekt de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat een verslag aan de voor het vangstvaartuig of de tonnara verantwoordelijke lidstaat of CPC en aan de Commissie, dat de volgende documenten omvat:

a) 

een technisch verslag van het stereoscopische systeem met:

— 
algemene informatie: soort, plaats, kooi, datum, algoritme;
— 
statistische informatie over de groottesortering: gemiddeld gewicht en gemiddelde lengte, minimumgewicht en -lengte, maximumgewicht en -lengte, aantal bemonsterde exemplaren, gewichtsverdeling, grootteverdeling.
b) 

gedetailleerde resultaten van het programma, met de grootte en het gewicht van elk bemonsterd exemplaar;

c) 

een kooirapport met:

— 
algemene informatie over de verrichting: nummer van de kooiverrichting, naam van de kwekerij, kooinummer, BCD-nummer, ITD-nummer (Iccat Transfer Document), naam en vlag van het vangstvaartuig of de tonnara, naam en vlag van het sleepvaartuig, datum van de verrichting met het stereoscopische systeem en bestandsnaam van het filmmateriaal;
— 
het algoritme voor de omrekening van lengte in gewicht;
— 
de vergelijking tussen de in het BCD opgegeven hoeveelheden en de met het stereoscopische systeem geconstateerde hoeveelheden, uitgedrukt in aantal exemplaren, gemiddeld gewicht en totaalgewicht (formule voor de berekening van het verschil: (Stereoscopisch systeem — BCD)/Stereoscopisch systeem * 100);
— 
de foutenmarge van het systeem;
— 
voor kooirapporten met betrekking tot gezamenlijke visacties/tonnara’s bevat het laatste kooirapport ook een samenvatting van alle informatie in voorgaande kooirapporten.

3. Bij ontvangst van het kooirapport treffen de autoriteiten van de lidstaat van het vangstvaartuig of de tonnara alle nodige maatregelen in de volgende situaties:

a) 

het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt binnen de schaal van de met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

— 
er wordt geen bevel tot vrijlating gegeven;
— 
in het BCD wordt zowel het aantal (aan de hand van het aantal exemplaren dat is geconstateerd met controlecamera’s of alternatieve technieken) als het gemiddelde gewicht gewijzigd, terwijl het totale gewicht niet wordt gewijzigd;
b) 

het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt onder het laagste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

— 
er wordt bevel tot vrijlating gegeven met gebruikmaking van het laagste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden;
— 
de vis wordt vrijgelaten volgens de procedure van artikel 41, lid 2, en bijlage XII;
— 
in het BCD wordt na de vrijlating zowel het aantal (aan de hand van het aantal exemplaren dat is geconstateerd met controlecamera’s, verminderd met het aantal vrijgelaten exemplaren) als het gemiddelde gewicht gewijzigd, terwijl het totale gewicht niet wordt gewijzigd;
c) 

het totale door het vangstvaartuig of de tonnara in het BCD opgegeven gewicht ligt boven het hoogste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden:

— 
er wordt geen bevel tot vrijlating gegeven;
— 
in het BCD wordt het volgende gewijzigd: totaalgewicht (aan de hand van het hoogste cijfer van de schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden), aantal exemplaren (aan de hand van de resultaten van de controlecamera’s) en, dienovereenkomstig, gemiddeld gewicht.

4. Voor elke relevante wijziging van het BCD stroken de in rubriek 2 (aantal en gewicht) ingevoerde waarden met die in rubriek 6 en mogen de waarden in de rubrieken 3, 4 en 6 niet hoger zijn dan die in rubriek 2.

5. In het geval van compensatie van in individuele kooirapporten geconstateerde verschillen tussen alle kooiverrichtingen van een gezamenlijke visactie/tonnara, ongeacht of er een vrijlatingsverrichting vereist is, worden alle relevante BCD’s gewijzigd op basis van de laagste schaal van met het stereoscopische systeem geregistreerde meetwaarden. De BCD’s die de hoeveelheden vrijgelaten blauwvintonijn betreffen, worden ook gewijzigd om rekening te houden met het aantal/gewicht van de vrijgelaten vis. De BCD’s betreffende blauwvintonijn die niet is vrijgelaten maar waarvoor de resultaten van de stereoscopische systemen of alternatieve technieken verschillen van de als gevangen en overgeheveld gerapporteerde blauwvintonijn, worden ook gewijzigd om rekening te houden met die verschillen.

De BCD’s betreffende de vangsten waarvoor de vrijlatingsverrichting heeft plaatsgevonden, worden ook gewijzigd om rekening te houden met het aantal/gewicht van de vrijgelaten vis.




BIJLAGE XII

VRIJLATINGSPROTOCOL

1. De vrijlating van blauwvintonijn uit kweekkooien in zee wordt opgenomen met een videocamera en geobserveerd door een regionale Iccat-waarnemer, die een verslag opstelt en dat samen met de video-opnamen bij het Iccat-secretariaat indient.

2. Indien een vrijlatingsbevel is gegeven, verzoekt de exploitant van de kwekerij erom dat een regionale Iccat-waarnemer wordt ingezet.

3. De vrijlating van de blauwvintonijn uit transportkooien of tonnara’s in zee wordt geobserveerd door een nationale waarnemer van de voor het sleepvaartuig of tonnara verantwoordelijke lidstaat, die een verslag opstelt en indient bij de controleautoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat.

4. Voordat een vrijlatingsverrichting plaatsvindt, kunnen de controleautoriteiten van de lidstaat opdracht geven tot een controle-overheveling met gebruikmaking van standaard- en/of stereoscopische camera’s om het aantal en het gewicht van de vrij te laten vis te ramen.

5. De autoriteiten van de lidstaat kunnen alle extra maatregelen nemen die zij nodig achten om te waarborgen dat de vrijlatingsverrichtingen plaatsvinden op het moment dat en de plaats die het meest geschikt is om de kans te verhogen dat de vis terugkeert naar het bestand. De exploitant is verantwoordelijk voor de overleving van de vis totdat de vrijlatingsverrichting heeft plaatsgevonden. Die vrijlatingsverrichtingen vinden plaats binnen drie weken na afloop van de kooiverrichtingen.

6. Na afloop van de oogstverrichtingen wordt vis die overblijft in een kwekerij en niet onder het BCD valt, vrijgelaten volgens de in artikel 41, lid 2, en deze bijlage vastgelegde procedures.

▼M1




BIJLAGE XIII

Behandeling van dode of verloren vis

A.   Register van dode of verloren blauwvintonijn

1. Het aantal blauwvintonijnen dat sterft tijdens verrichtingen die onder deze verordening vallen, wordt voor overhevelingsverrichtingen en het bijbehorende vervoer gerapporteerd door de overhevelende exploitant, en door de exploitant van de kwekerij voor kooiverrichtingen en kweekactiviteiten, en wordt in mindering gebracht op het desbetreffende quotum van de betrokken lidstaat.

2. Voor de toepassing van deze bijlage betekent “verloren vis” het aantal ontbrekende blauwvintonijnen dat na vaststelling van eventuele verschillen tijdens het in artikel 50 van deze verordening bedoelde onderzoek, niet gerechtvaardigd is als sterfte.

B.   Behandeling van vis die sterft tijdens de vangst en eerste overheveling

1. De blauwvintonijnen die tijdens de vangst en de eerste overheveling uit een ringzegenvaartuig of een tonnara sterven, worden geregistreerd in het logboek van het ringzegenvaartuig of in de dagelijkse vangstaangifte van de tonnara en gerapporteerd op de Iccat-overhevelingsaangiften en onder rubriek 4 (Overhevelingsinformatie) van het eBCD.

2. Het eBCD wordt verstrekt aan de kapitein van het sleepvaartuig, met de rubrieken 2 (Vangstinformatie), 3 (Handelsinformatie), 4 (Overhevelingsinformatie) en de subrubrieken daarvan over “dode vis”, reeds ingevuld.

3. In rubriek 2 (Vangstinformatie) van het eBCD wordt het volledige aantal gevangen blauwvintonijnen weergegeven. De volledige in rubriek 3 (Handelsinformatie) en rubriek 4 (Overhevelingsinformatie) van het eBCD vermelde aantallen (met inbegrip van die in de subrubrieken betreffende “dode vis”), zijn gelijk aan de in rubriek 2 (Vangstinformatie) vermelde aantallen, na aftrek van alle geconstateerde sterftegevallen tussen de vangst en het einde van de overheveling.

4. Het eBCD gaat vergezeld van de Iccat-overhevelingsaangifte overeenkomstig deze verordening.

5. Een kopie van het eBCD met ingevulde rubriek 8 (Handelsinformatie) wordt overhandigd en toegezonden aan de kapitein van het hulpvaartuig dat de dode blauwvintonijn naar de kust vervoert (of aan boord van het vangstvaartuig of de tonnara gehouden in geval van rechtstreekse aanlanding aan de kust). Er wordt een kopie van de Iccat-overhevelingsaangifte bij die dode vissen en die kopie van het eBCD gevoegd.

6. De hoeveelheden dode vis worden geregistreerd in het eBCD van het vangstvaartuig dat de vangst heeft verricht of, in geval van gezamenlijke visacties, in het eBCD van ofwel de deelnemende vangstvaartuigen ofwel een onder een andere vlag varend vaartuig dat aan de gezamenlijke visactie deelneemt.

C.   Behandeling van vis die sterft of verloren gaat bij verdere overhevelingen en vervoer

1. Kapiteins van sleepvaartuigen melden aan de hand van het model in afdeling F het volledige aantal tijdens het vervoer gestorven blauwvintonijnen. Telkens wanneer er dode of verloren vis wordt geconstateerd, vult de kapitein van het sleepvaartuig een afzonderlijke regel in.

2. In geval van verdere overhevelingen verstrekt de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig het origineel van het verslag aan de kapitein van het ontvangende sleepvaartuig, en bewaart de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig voor de duur van de campagne een kopie aan boord.

3. De kapitein van het sleepvaartuig verstrekt bij aankomst van een transportkooi op de kwekerij van bestemming de volledige reeks meldingen van dode vis aan de bevoegde autoriteit van de voor de kwekerij verantwoordelijke lidstaat of CPC, met gebruikmaking van het model in afdeling F.

4. Met het oog op het door de vlaggen- of tonnaralidstaat te bepalen quotumgebruik wordt het gewicht van de tijdens het vervoer gestorven of verloren gegane vis als volgt beoordeeld:

a) 

voor dode vissen:

i) 

in geval van aanlanding: het effectieve gewicht bij aanlanding;

ii) 

ingeval dode vis wordt teruggegooid: het aantal teruggegooide blauwvintonijnen maal het gemiddelde gewicht van de blauwvintonijnen zoals vastgesteld tijdens het kooien;

b) 

voor vis die op het moment van het in artikel 50 bedoelde onderzoek als verloren wordt aangemerkt: het gemiddelde gewicht de blauwvintonijnen zoals vastgesteld tijdens het kooien maal het aantal als verloren beschouwde blauwvintonijnen, zoals vastgesteld door de bevoegde autoriteit van de vlaggen- of tonnaralidstaat op basis van haar analyse van de video-opnamen van de eerste overheveling in het kader van dat onderzoek.

D.   Behandeling van vis die sterft tijdens het kooien

De exploitant van de kwekerij vermeldt in de kooiverklaring de tijdens het kooien gestorven vis. De bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat ziet erop toe dat het aantal en het gewicht van de tijdens het kooien gestorven blauwvintonijnen worden gerapporteerd in de desbetreffende subrubriek van rubriek 6 (Kwekerij-informatie) van het eBCD.

E.   Behandeling van vis die sterft of verloren gaat bij de kweekactiviteiten

Dode of verloren vis in kwekerijen of uit kwekerijen verdwenen vis, met inbegrip van naar verluidt gestolen of ontsnapte vis, wordt door de exploitant van de kwekerij onmiddellijk na ontdekking van de dode of verloren vis gemeld aan de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat. Het verslag van de kwekerij-exploitant gaat vergezeld van de nodige bewijsstukken (bv. een juridische klacht over de gestolen vis, schademelding in geval van beschadiging van de kooi). Na ontvangst van het verslag brengt de bevoegde autoriteit van de kwekerijlidstaat de nodige wijzigingen aan of annuleert deze het desbetreffende eBCD (na de noodzakelijke handelingen in het eBCD-systeem).

F.   Rapportagemodel



Melding van vis die sterft bij verdere overheveling en versleping

Sleepvaartuig

Naam

 

Iccat-nummer en vlag

 

ITD-nr. en kooinr.

 

Naam van de kapitein

 

Vangstvaartuig(en)/tonnara

Naam van het/de vaartuig(en)/de tonnara’s

 

Iccat-nummer en nr. gezamenlijke visactie

 

eBCD-nummer(s)

 

Vorig sleepvaartuig (indien van toepassing)

Naam

 

Iccat-nummer en vlag

 

ITD-nr. en kooinr.

 

Totaal aantal gerapporteerde blauwvintonijnen dood (*1)

 

Kwekerij van bestemming

CPC/Naam/Iccat-nr.

 

Datum

Aantal dode blauwvintonijnen

Handtekening van de kapitein

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

 

 

(*1)   

In geval van verdere overhevelingen verstrekt de kapitein van het overhevelende sleepvaartuig het origineel van het sterfterapport aan de kapitein van het ontvangende sleepvaartuig.

▼B




BIJLAGE XIV

ICCAT-KOOIVERKLARING  ( 8 )



Naam van het vaartuig

Vlag

Registratienummer Identificeerbaar kooinummer

Datum van de vangst

Plaats van de vangst Lengtegraad Breedtegraad

eBCD-nummer

Datum van het eBCD

Kooidatum

Gekooide hoeveelheid (t)

Aantal voor mesting gekooide vissen

Groottesamenstelling

Kweekvoorziening (*1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(*1)   

Voorziening gemachtigd voor het mesten van in het verdragsgebied gevangen blauwvintonijn.




BIJLAGE XV

MINIMUMNORMEN VOOR DE INVOERING VAN EEN VMS IN HET ICCAT-VERDRAGSGEBIED  ( 9 )

1. Niettegenstaande strengere vereisten die van toepassing zijn in specifieke Iccat-visserijen voert elke vlaggenlidstaat een VMS in voor zijn vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter die gemachtigd zijn om in wateren buiten de jurisdictie van de vlaggenlidstaat te vissen en:

a) 

verplicht hij zijn vissersvaartuigen te zijn uitgerust met een autonoom, manipulatieaantonend systeem dat continu, automatisch, en onafhankelijk van enige interventie door het vaartuig, boodschappen doorzendt aan het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat (VCC) om de positie, koers en snelheid van een vissersvaartuig door de vlaggenlidstaat van dat vaartuig te volgen;

b) 

zorgt hij ervoor dat de satellietvolgapparatuur die aan boord van het vissersvaartuig is geïnstalleerd de volgende gegevens continu verzamelt en doorzendt aan het VCC van de vlaggenlidstaat:

— 
de identificatiegegevens van het vaartuig;
— 
de geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad) met een foutenmarge van minder dan 500 meter, met een betrouwbaarheidsinterval van 99 %, en
— 
de datum en het tijdstip;
c) 

zorgt hij ervoor dat het VCC van de vlaggenlidstaat een automatische kennisgeving ontvangt als de communicatie tussen het VCC en de satellietvolgapparatuur onderbroken is;

d) 

zorgt hij ervoor, in samenwerking met de kuststaat, dat de positieberichten die door de onder zijn vlag varende vaartuigen worden doorgegeven wanneer zij opereren in wateren onder de jurisdictie van die kuststaat ook automatisch en in realtime worden doorgezonden aan het VCC van de kuststaat die de activiteit heeft gemachtigd. Bij de uitvoering van deze bepaling wordt passende aandacht besteed aan het minimaliseren van de operationele kosten, technische moeilijkheden en administratieve lasten die met de doorzending van die berichten gepaard gaan, en

e) 

zorgt hij ervoor dat om de verzending en ontvangst van positieberichten, zoals beschreven in punt d), te faciliteren, het VCC van de vlaggenlidstaat of van de vlaggen-CPC en het VCC van de kuststaat hun contactinformatie uitwisselen en zij elkaar onverwijld in kennis stellen van wijzigingen van die contactinformatie. Het VCC van de kuststaat stelt het VCC van de vlaggenlidstaat of van de vlaggen-CPC in kennis van elke onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten. De verzending van positieberichten tussen het VCC van de vlaggenlidstaat of van de vlaggen-CPC, en dat van de kuststaat gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.

2. Elke lidstaat neemt passende maatregelen om te waarborgen dat de VMS-berichten worden verzonden en ontvangen, zoals vastgesteld in punt 1, en gebruikt die informatie om de positie van de onder zijn vlag varende vaartuigen continu te volgen.

3. Elke lidstaat ziet erop toe dat de kapiteins van de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen ervoor zorgen dat de satellietvolgapparatuur permanent en continu operationeel is en dat de in punt 1, b), bedoelde informatie ten minste om het uur voor ringzegenvaartuigen en ten minste om de twee uur voor alle andere vaartuigen wordt verzameld en verzonden. Daarnaast vereisen de lidstaten dat hun vaartuigexploitanten erop toezien dat:

a) 

op geen enkele wijze met de satellietvolgapparatuur wordt geknoeid;

b) 

de VMS-gegevens op geen enkele wijze worden gewijzigd;

c) 

de antenne van de satellietvolgapparatuur op geen enkele wijze wordt gestoord;

d) 

de satellietvolgapparatuur in het vissersvaartuig is ingebouwd en de stroomtoevoer op geen enkele wijze opzettelijk wordt onderbroken, en

e) 

de satellietvolgapparatuur niet uit het vaartuig wordt verwijderd, behalve om te worden gerepareerd of vervangen.

4. Wanneer de aan boord van een vissersvaartuig geïnstalleerde satellietvolgapparatuur met een technische storing kampt of anderszins niet functioneert, wordt de apparatuur binnen één maand gerepareerd of vervangen, tenzij het vaartuig, in voorkomend geval, van de lijst van gemachtigde grote vissersvaartuigen is geschrapt of, voor vaartuigen die niet in de Iccat-lijst van gemachtigde vaartuigen hoeven te zijn opgenomen, de machtiging om in gebieden buiten de jurisdictie van de vlaggen-CPC te vissen niet meer geldig is. Het wordt het vaartuig niet toegestaan met defecte satellietvolgapparatuur een visreis te ondernemen. Wanneer apparatuur tijdens een visreis ophoudt met functioneren of met een technische storing kampt, vindt de reparatie of vervanging plaats zodra het vaartuig een haven binnenvaart; het vissersvaartuig mag geen visreis ondernemen voordat de satellietvolgapparatuur is gerepareerd of vervangen.

5. Elke lidstaat of CPC zorgt ervoor dat een vissersvaartuig met defecte satellietvolgapparatuur ten minste dagelijks via andere communicatiemiddelen (radio, webgebaseerde rapportage, e-mail, telefax of telex) aan het VCC berichten met de in punt 1, b), bedoelde informatie toezendt.

6. Lidstaten of CPC’s mogen een vaartuig enkel toestaan zijn satellietvolgapparatuur uit te schakelen indien het vaartuig gedurende langere tijd niet zal vissen (bijvoorbeeld wegens reparatie in een droogdok), en het de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat of vlaggen-CPC daarvan op voorhand in kennis stelt. De satellietvolgapparatuur moet worden gereactiveerd en verzendt ten minste één bericht en verzamelt daarvoor de gegevens, voordat het vissersvaartuig de haven verlaat.

▼M1




BIJLAGE XV bis

Procedure voor het verzegelen van transportkooien

1. Voordat waarnemers op een ringzegenvaartuig, een tonnara of een sleepvaartuig worden ingezet, verstrekken de entiteit die het regionale waarnemersprogramma van de Iccat uitvoeren en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat ten minste 25 Iccat-zegels aan elke regionale Iccat-waarnemer en elke nationale waarnemer die onder hun respectieve verantwoordelijkheid vallen en houden een register bij van de verstrekte en gebruikte zegels.

2. De overhevelende exploitant is verantwoordelijk voor het verzegelen van de kooien. Hiertoe worden ten minste drie zegels zodanig op elke kooideur aangebracht dat de deuren niet kunnen worden geopend zonder de zegels te verbreken.

3. De overhevelende exploitant maakt een video-opname van de verzegeling en zorgt ervoor dat de zegels correct kunnen worden geïdentificeerd en dat kan worden nagegaan of ze correct zijn aangebracht. De video-opname voldoet aan de minimumnormen voor video-opnameprocedures van bijlage X. De betrokken video-opname vergezelt de vis naar de kwekerij van bestemming. Een kopie van de opname wordt bewaard aan boord van de overhevelende vaartuigen of bij de tonnara’s, en is te allen tijde gedurende het visseizoen toegankelijk voor controledoeleinden. Een kopie van de videobeelden wordt ter beschikking gesteld aan de regionale Iccat-waarnemer aan boord van het ringzegenvaartuig of bij de tonnara, of aan de nationale waarnemer op het ontvangende sleepvaartuig, zodat deze kan worden doorgezonden naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat of CPC, of de regionale Iccat-waarnemer die bij de daaropvolgende controleoverheveling aanwezig is.

4. De video-opnamen van de daaropvolgende controleoverheveling omvatten het verzegelen, waarbij zodanig te werk wordt gegaan dat de zegels kunnen worden geïdentificeerd en kan worden geverifieerd dat er niet met de zegels is geknoeid.




BIJLAGE XV ter

Model voor de verwerkingsaangifte en de oogstverklaring



Verwerking/Oogst (omcirkel wat van toepassing is)

Oogstdatum (dd.mm.jjjj)://

Kwekerij/Tonnara (omcirkel wat van toepassing is)

Kooinummer(s):

Aantal geoogste exemplaren:

Levend gewicht in kg van de geoogste blauwvintonijn:

Verwerkt gewicht in kg van de geoogste blauwvintonijn:

eBCD-nummer(s) van de geoogste blauwvintonijn:

Bijzonderheden over bij de activiteiten betrokken hulpvaartuigen:

Naam:

Vlag:

Iccat-registratienr.:

Bestemming van de geoogste tonijn (uitvoer, lokale markt, andere) (omcirkelen)

Indien andere, gelieve te specificeren:

Validering door de nationale waarnemer of de regionale Iccat-waarnemer, naargelang het geval:

Naam van de waarnemer:

Iccat-nr.:

Handtekening:

▼B




BIJLAGE XVI

CONCORDANTIETABEL TUSSEN VERORDENING (EU) 2016/1627 EN DEZE VERORDENING



Verordening (EU) 2016/1627

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 1

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 11

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

Artikel 13

Artikel 9

Artikel 14

Artikel 10

Artikel 16

Artikel 11

Artikel 17 en bijlage I

Artikel 12

Artikel 17 en bijlage I

Artikel 13

Artikel 18

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 20

Artikel 16

Artikel 21

Artikel 17

Artikel 25

Artikel 18

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 26

Artikel 21

Artikel 4

Artikel 22

Artikel 27

Artikel 23

Artikel 28

Artikel 24

Artikel 30

Artikel 25

Artikel 31

Artikel 26

Artikel 32

Artikel 27

Artikel 36

Artikel 28

Artikel 37

Artikel 29

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 33

Artikel 31

Artikel 34

Artikel 32

Artikel 35

Artikel 33

Artikel 40

Artikel 34

Artikel 41

Artikel 35

Artikel 43

Artikel 36

Artikel 44

Artikel 37

Artikel 51

Artikel 38

Artikel 42

Artikel 39

Artikel 45

Artikel 40

Artikel 46

Artikel 41

Artikel 46

Artikel 42

Artikel 47

Artikel 43

Artikel 48

Artikel 44

Artikel 49

Artikel 45

Artikel 50

Artikel 46

Artikel 51

Artikel 47

Artikel 55

Artikel 48

Artikel 56

Artikel 49

Artikel 57

Artikel 50

Artikel 38

Artikel 51

Artikel 39

Artikel 52

Artikel 58

Artikel 53

Artikel 15

Artikel 54

Artikel 59

Artikel 55

Artikel 60

Artikel 56

Artikel 62

Artikel 57

Artikel 63

Artikel 58

Artikel 64

Artikel 59

Artikel 68

Artikel 60

Artikel 70

Artikel 61

Artikel 71

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage V

Bijlage IV

Bijlage VI

Bijlage V

Bijlage III

Bijlage VI

Bijlage IV

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage VIII

Bijlage IX

Bijlage IX

Bijlage X

Bijlage X

Bijlage XI

Bijlage XI

Bijlage XII

Bijlage XII

Bijlage XIII



( 1 ) Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

( 2 ) Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

( 3 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).

( 4 ) Verordening (EU) 2023/2833 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 640/2010 (PB L, 2023/2833, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2833/oj).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

( 6 ) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

( 7 ) Opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

( 8 ) Dit is de in Iccat-aanbeveling 06-07 vastgestelde kooiverklaring.

( 9 ) Deze zijn opgenomen in Iccat-aanbeveling 18-10 inzake minimumnormen voor volgsystemen voor vaartuigen in het Iccat-verdragsgebied.