02019XC0329(02) — NL — 17.04.2020 — 006.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

TOELICHTINGEN OP DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR VAN DE EUROPESE UNIE

gepubliceerd op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 1 )

(PB C 119 van 29.3.2019, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 157/04

  C 157

12

8.5.2019

►M2

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 179/02

  C 179

2

24.5.2019

►M3

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 179/03

  C 179

2

24.5.2019

►M4

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 179/04

  C 179

3

24.5.2019

►M5

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 179/05

  C 179

4

24.5.2019

►M6

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 192/09

  C 192

25

7.6.2019

►M7

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 219/04

  C 219

4

1.7.2019

►M8

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 248/03

  C 248

3

24.7.2019

►M9

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 307/04

  C 307

4

11.9.2019

►M10

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 341/04

  C 341

4

9.10.2019

►M11

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 350/02

  C 350

2

16.10.2019

►M12

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 370/04

  C 370

7

31.10.2019

►M13

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2019/C 387/04

  C 387

11

15.11.2019

►M14

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2020/C 48/06

  C 48

6

12.2.2020

►M15

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2020/C 48/07

  C 48

8

12.2.2020

►M16

Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie  2020/C 124/04

  C 124

4

17.4.2020


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB C 232, 10.7.2019, blz.  28 (2019)2019/C)

►C2

Rectificatie, PB C 296, 3.9.2019, blz.  10 (2019)2019/C)




▼B

TOELICHTINGEN OP DE GECOMBINEERDE NOMENCLATUUR VAN DE EUROPESE UNIE

2019/C 119/01

gepubliceerd op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 2 )

INHOUD

Voorwoord

A.

Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur

C.

Algemene bepalingen die zowel op de nomenclatuur als op het douanerecht betrekking hebben

Afdeling I

Levende dieren en producten van het dierenrijk

1

Levende dieren

2

Vlees en eetbare slachtafvallen

3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

4

Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhonig; eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

5

Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

Afdeling II

Producten van het plantenrijk

6

Levende planten en producten van de bloementeelt

7

Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden

8

Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen

9

Koffie, thee, maté en specerijen

10

Granen

11

Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten

12

Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder

13

Gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten

14

Stoffen voor het vlechten en andere producten van plantaardige oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

Afdeling III

Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong

15

Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; bewerkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong

Afdeling IV

Producten van de voedselindustrie; dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten

16

Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

17

Suiker en suikerwerk

18

Cacao en bereidingen daarvan

19

Bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak

20

Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen

21

Diverse producten voor menselijke consumptie

22

Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn

23

Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren

24

Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten

Afdeling V

Minerale producten

25

Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement

26

Ertsen, slakken en assen

27

Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was

Afdeling VI

Producten van de chemische en van de aanverwante industrieën

28

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen

29

Organische chemische producten

30

Farmaceutische producten

31

Meststoffen

32

Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt

33

Etherische oliën en harsaroma's; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten

34

Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta's, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips

35

Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen

36

Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen

37

Producten voor fotografie en cinematografie

38

Diverse producten van de chemische industrie

Afdeling VII

Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan

39

Kunststof en werken daarvan

40

Rubber en werken daarvan

Afdeling VIII

Huiden, vellen, leder en pelterijen, lederwaren en bontwerk; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen

41

Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder

42

Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen

43

Pelterijen en bontwerk; namaakbont

Afdeling IX

Hout, houtskool en houtwaren; kurk en kurkwaren; vlechtwerk en mandenmakerswerk

44

Hout, houtskool en houtwaren

45

Kurk en kurkwaren

46

Vlechtwerk en mandenmakerswerk

Afdeling X

Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval); papier en karton, alsmede artikelen daarvan

47

Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval)

48

Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren

49

Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen

Afdeling XI

Textielstoffen en textielwaren

50

Zijde

51

Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin)

52

Katoen

53

Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan

54

Synthetische of kunstmatige filamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm, van synthetische of van kunstmatige textielstoffen

55

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

56

Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan

57

Tapijten

58

Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk

59

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen; technische artikelen van textielstoffen

60

Brei- en haakwerk aan het stuk

61

Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk

62

Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk

63

Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden

Afdeling XII

Schoeisel, hoofddeksels, paraplu's, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan; geprepareerde veren en artikelen van veren; kunstbloemen; werken van mensenhaar

64

Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen; delen daarvan

65

Hoofddeksels en delen daarvan

66

Paraplu's, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan

67

Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons; kunstbloemen; werken van mensenhaar

Afdeling XIII

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen; keramische producten; glas en glaswerk

68

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen

69

Keramische producten

70

Glas en glaswerk

Afdeling XIV

Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten

71

Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten

Afdeling XV

Onedele metalen en werken daarvan

72

Gietijzer, ijzer en staal

73

Werken van gietijzer, van ijzer en van staal

74

Koper en werken van koper

75

Nikkel en werken van nikkel

76

Aluminium en werken van aluminium

78

Lood en werken van lood

81

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen

82

Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal

83

Allerlei werken van onedele metalen

Afdeling XVI

Machines, toestellen en elektrotechnisch materieel, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen

84

Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan

85

Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen

Afdeling XVII

Vervoermaterieel

86

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer

87

Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan

88

Luchtvaart en ruimtevaart

89

Scheepvaart

Afdeling XVIII

Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; uurwerken; muziekinstrumenten; delen en toebehoren van deze instrumenten, apparaten en toestellen

90

Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen, voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; delen en toebehoren van deze instrumenten, apparaten en toestellen

91

Uurwerken

92

Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten

Afdeling XIX

Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan

93

Wapens en munitie; delen en toebehoren daarvan

Afdeling XX

Diverse goederen en producten

94

Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken

95

Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan

96

Diverse werken

VOORWOORD

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 3 ) werd een nomenclatuur ingesteld die bekend is als de „gecombineerde nomenclatuur” of afgekort de „GN”, gebaseerd op het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen ( 4 ), bekend als het „geharmoniseerde systeem” of afgekort het „GS”.

Het GS werd aangevuld door zijn eigen toelichtingen (GS-toelichtingen). Deze toelichtingen worden in het Engels en het Frans uitgegeven en bijgehouden door de:

WERELDDOUANEORGANISATIE

Internationale Douaneraad (IDR),

Marktstraat 30,

B-1210 Brussel.

Uit hoofde van de artikel 9, lid 1, onder a), eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 stelt de Commissie na bestudering door de afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur van het Comité douanewetboek toelichtingen bij de gecombineerde nomenclatuur (GNtoelichtingen) vast. Hoewel de GN-toelichtingen kunnen refereren aan de GS-toelichtingen nemen zij niet de plaats van laatstgenoemde toelichtingen in, doch moeten zij als complementair worden aangemerkt en in samenhang met deze toelichtingen worden gebruikt.

Deze versie van de GN-toelichtingen omvat die welke zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, tot en met 4 januari 2019 ( 5 ), en vervangt deze indien nodig. De GN-toelichtingen die na die datum in het Publicatieblad, serie C, worden gepubliceerd, blijven van kracht en zullen bij de herziening van de GN-toelichtingen hierin worden opgenomen.

Bovendien zijn de GN-codes voor de posten en onderverdelingen waarnaar wordt verwezen een weergave van die codes van de gecombineerde nomenclatuur voor 2019 die in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1602 van de Commissie ( 6 ) zijn vermeld.

Verder is informatie over „Richtsnoeren voor de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein” in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, bekendgemaakt ( 7 ).



A.  Algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur

Algemene regel 5 b)

Verpakkingsmiddelen die normaal worden gebruikt bij het in de handel brengen van dranken, jam, mosterd, specerijen, enz., worden ingedeeld met de goederen die zij bevatten, ook indien zij klaarblijkelijk geschikt zijn voor herhaald gebruik.



C.  Algemene bepalingen die zowel op de nomenclatuur als op het douanerecht betrekking hebben

Algemene bepaling 3

Onder „werkdagen” in de zin van artikel 48, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 (1) van de Commissie worden verstaan alle andere dagen dan zaterdagen, zondagen en de dagen die vrije dagen zijn voor de Europese Centrale Bank.

(1)   Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

AFDELING I

LEVENDE DIEREN EN PRODUCTEN VAN HET DIERENRIJK

HOOFDSTUK 1

LEVENDE DIEREN



0101

Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels

0101 29 10 en 0101 29 90

paarden

Wilde paarden, zoals het Przewalski-paard of de tarpan (Mongolië), worden ingedeeld onder deze onderverdelingen. Daarentegen vallen zebra's (Equus zebra, Equus grevyi, Equus burchelli, Equus quagga, enz.), ofschoon zij tot de familie der paardachtigen behoren, onder onderverdeling 0106 19 00 .

Kruisingen tussen paardemerrie en zebra vallen onder onderverdeling 0106 19 00 .

0101 30 00

ezels

Tot deze onderverdeling behoren zowel de huisdieren als alle andere ezels. Van de andere ezels kunnen worden genoemd, bijvoorbeeld de koelan of dziggetal uit Mongolië, de kiang uit Tibet, de onager alsmede de paardezel of halfezel (Equus hemionus).

Kruisingen tussen ezel en zebra vallen onder onderverdeling 0106 19 00 .

0101 90 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren de dieren omschreven in de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0101 .

0102

Levende runderen

0102 21 10 t/m 0102 29 99

runderen

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld de dieren omschreven in de eerste alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 0102 .

Yaks bezitten 14 paar ribben, terwijl alle overige runderen (met uitzondering van de Europese en de Amerikaanse bizon) er slechts 13 paar hebben.

0102 31 00 t/m 0102 39 90

buffels

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld de dieren omschreven in de eerste alinea, punt 2, van de GS-toelichting op post 0102 .

De Europese bizon (Bison bonasus) en de American bizon (Bison bison) bezitten 14 paar ribben, terwijl alle overige runderen (met uitzondering van yaks) er slechts 13 paar hebben.

0102 39 10

huisdieren

Deze onderverdeling omvat alle runderen van het geslacht Bubalus, die tot de huisdieren behoren, ongeacht het doel waarvoor zij zijn bestemd (gebruiksvee, veeteelt, vetweiderij, fokkerij, slacht, enz.), met uitzondering evenwel van fokdieren van zuiver ras (onderverdeling 0102 31 00 ).

0102 39 90

andere

Deze onderverdeling omvat runderen van de geslachten Syncerus en Bison, met uitzondering evenwel van fokdieren van zuiver ras (onderverdeling 0102 31 00 ).

0102 90 20 t/m 0102 90 99

andere

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld de dieren omschreven in de eerste alinea, punt 3, van de GS-toelichting op post 0102 .

0102 90 91

huisdieren

Deze onderverdeling omvat alle runderen die niet in bovenstaande lijst zijn opgenomen en die tot de huisdieren behoren, ongeacht het doel waarvoor zij zijn bestemd (gebruiksvee, veeteelt, vetweiderij, fokkerij, slacht, enz.), met uitzondering evenwel van fokdieren van zuiver ras (onderverdeling 0102 90 20 ).

0103

Levende varkens

0103 91 90

andere

Van de levende varkens die geen huisdieren zijn, kunnen worden genoemd:

1.  het wilde zwijn of ever (Sus scrofa);

2.  het Afrikaanse wilde varken of wratzwijn (Phacochoerus aethiopicus), het rivierzwijn of penseel(oor-)zwijn (Potamochoerus porcus) en het Afrikaanse zwarte bosvarken of woudzwijn (Hylochoerus);

3.  het hertzwijn of babiroesa (Babyrousa babyrussa);

4.  de pekari's (Dicotyles tajacu).

0103 92 90

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 0103 91 90 .

0104

Levende schapen en geiten

0104 10 10 t/m 0104 10 80

schapen

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld de tot de huisdieren behorende schapen (Ovis aries), de verschillende moeflonvariëteiten, zoals de Europese moeflon (Ovis musimon), het Canadese dikhoornschaap (Ovis canadensis), de Aziatische moeflon, het steppeschaap of urial (Ovis orientalis), het argalischaap uit Pamir (Ovis ammon), alsmede het manenschaap (Ammotragus lervia), ofschoon dit dichter bij de geiten staat.

0104 20 10 en 0104 20 90

geiten

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld de tot de huisdieren behorende geiten, de steenbok (Capra ibex) en de bezoargeit (Capra aegagrus of Capra hircus).

Daarentegen behoren niet tot deze onderverdelingen, doch tot onderverdeling 0106 19 00 : het muskusdier (Moschus moschiferus), de dorcas-gazelle (Hyemoschus) en het Aziatische dwerghert of kantjil (Tragulus). Hetzelfde geldt voor de zogenaamde geitantilopen, zoals de gems of klipgeit (Rupricapra) en de Himalaya-tahr (Hemitragus).

0105

Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders)

Als pluimvee worden alleen aangemerkt de in de omschrijving van deze post genoemde levende huisdieren, kapoenen daaronder begrepen, alsmede hun jongen, ongeacht of zij voor de leg, om het vlees, om de veren dan wel voor enig ander doel worden gefokt (bijvoorbeeld om te dienen als siervogels in volières, parken of vijvers).

Wilde vogels (bijvoorbeeld wilde kalkoenen — Meleagris gallopavo), ofschoon zij kunnen worden gefokt en geslacht op soortgelijke wijze als bij pluimvee gebruikelijk is, worden ingedeeld onder onderverdeling 0106 39 80 .

Tamme duiven worden ingedeeld onder onderverdeling 0106 39 10 .

0106

Andere levende dieren

0106 13 00

kamelen en andere kameelachtigen (Camelidae)

Deze onderverdeling omvat de kameel, de dromedaris en andere kameelachtigen (de lama, de alpaca, de guanaco, de vigogne).

0106 14 10

tamme konijnen

Deze onderverdeling omvat slechts tamme konijnen. Zij worden gefokt voor het vlees, het haar of de vacht (bijvoorbeeld het angorakonijn) of voor enig ander doel.

0106 14 90

andere

Deze onderverdeling omvat het wilde konijn (Oryctolagus cuniculus) en de haas.

0106 19 00

andere

Deze onderverdeling omvat alle levende zoogdieren met uitzondering van paarden, ezels, muildieren en muilezels (post 0101 ), runderen (post 0102 ), varkens (post 0103 ), schapen en geiten (post 0104 ), primaten (onderverdeling 0106 11 00 ), walvissen, dolfijnen, bruinvissen, lamantijnen en doejongs, zeehonden, zeeleeuwen en walrussen (onderverdeling 0106 12 00 ) en konijnen en hazen (onderverdelingen 0106 14 10 en 0106 14 90 ).

Van de tot deze onderverdeling behorende zoogdieren kunnen worden genoemd:

1.  het hert, het damhert, de ree, de gems of klipgeit (Rupicapra rupicapra), de Europese eland — ook wel Amerikaanse of Canadese eland genoemd — (Alces alces), de geitantilope (de goral (Naemorhedus), de Himalaya-tahr of Hemitragus, enz.) en de gewone antilope;

2.  de leeuw, de tijger, de beer, de neushoorn (rinoceros), het nijlpaard, de olifant, de giraffe, de okapi, de kangoeroe, de zebra's, enz.;

3.  de eekhoorn, de vos, de nerts, de marmot, de bever, de muskus- of bisamrat, de nutria of moerasbever, het Guinees biggetje;

4.  het rendier;

5.  honden en katten.

0106 20 00

reptielen (slangen en zeeschildpadden daaronder begrepen)

Deze onderverdeling omvat alle reptielen zoals slangen, hagedissen, krokodillen en schildpadden (landschildpadden, zee- en zoetwaterschildpadden).

0106 39 10

duiven

Deze onderverdeling omvat alle vogels die tot de familie der Columbidae behoren, zowel de wilde als de tamme duiven, ongeacht de bestemming van deze laatste (slachtduiven, sierduiven, postduiven).

Van de wilde duiven kunnen worden genoemd: de houtduif of woudduif (Columba palumbus), de holduif of hole(n)duif (Columba oenas), de rotsduif (Columba livia), de glansvlekduif (le pigeon bronzé d'Australie), de tortelduif (Streptopelia turtur) en de lachduif (Streptopelia risoria).

Bepaalde soorten die dichter bij de hoenderachtigen staan, zoals de manenduif of de kraagduif (Caloenas nicobarica), de vruchtduif, de kroonduif, het witbuikzandhoen (Pterocles alchata) en het steppehoen (Syrrhaptes paradoxus) zijn daarentegen van deze onderverdeling uitgezonderd en worden ingedeeld onder onderverdeling 0106 39 80 .

0106 39 80

andere

Deze onderverdeling omvat alle levende vogels met uitzondering van pluimvee (post 0105 ), van roofvogels (onderverdeling 0106 31 00 ), van psittaciformes (papegaaiachtigen) (onderverdeling 0106 32 00 ), struisvogels en emoes (onderverdeling 0106 33 00 ) en van wilde en tamme duiven (onderverdeling 0106 39 10 ).

Van de tot deze onderverdeling behorende vogels kunnen worden genoemd:

1.  de wilde of grauwe gans (Anser anser), de rotgans (Branta bernicla), de bergeend (Tadorna tadorna), de gewone wilde eend of blokeend (Anas platyrhynchos), de krakeend (Anas strepera), de smient (Anas penelope), de pijlstaarteend (Anas acuta), de slobeend (Anas clypeata), de zomertaling (Anas querquedula), de wintertaling (Anas crecca), de rouw- of raafeend (Anas nigra), de eidereend (Somateria mollissima);

2.  zwanen en pauwen;

3.  patrijzen, fazanten, kwartels, houtsnippen, watersnippen, korhoenders, hazelhoenders, auerhanen, wilde enten, wilde ganzen, ortolanen (tuingorzen), lijsters, merels, leeuweriken;

4.  vinken, mezen, kanaries, kolibri's, enz.

0106 49 00

andere

Deze onderverdeling omvat zijderupsen, vlinders, schildvleugeligen (Coleoptera) en andere insecten.

0106 90 00

andere

Deze onderverdeling omvat:

1.  alle overige soorten levende dieren met uitzondering van vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren (hoofdstuk 3) en van culturen van micro-organismen (post 3002 );

2.  kikkers.

HOOFDSTUK 2

VLEES EN EETBARE SLACHTAFVALLEN

Algemene opmerkingen

1. 

Vlees en slachtafvallen die geschikt zijn voor menselijke consumptie blijven ook onder dit hoofdstuk ingedeeld, indien zij bestemd zijn voor de vervaardiging van diervoeders.

2. 

Voor de draagwijdte van de termen „vlees” en „slachtafvallen” in de zin van dit hoofdstuk wordt verwezen naar de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op dit hoofdstuk.

3. 

Met betrekking tot de staat waarin vlees en slachtafvallen van dit hoofdstuk kunnen voorkomen (vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt) wordt eveneens verwezen naar de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op dit hoofdstuk. Er wordt bovendien op gewezen dat diepvriesvlees wordt gelijkgesteld met bevroren vlees. Hetzelfde geldt voor geheel of gedeeltelijk ontdooid vlees. Verder omvat de term „bevroren” niet alleen vlees dat in verse staat bevroren is, maar ook vlees dat eerst licht is gedroogd en vervolgens bevroren, mits de werkelijke verduurzaming voornamelijk het gevolg is van het bevriezen.

4. 

Zie voor het onderscheid tussen vlees en slachtafvallen, bedoeld bij dit hoofdstuk, en de producten bedoeld bij hoofdstuk 16 eveneens de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op dit hoofdstuk. Rauw vlees en rauwe slachtafvallen, gehakt doch niet verder bereid, die, alleen om het hanteren en het vervoer ervan te vergemakkelijken, in een folie van kunststof zijn verpakt (ook indien in worstvorm), blijven evenwel onder dit hoofdstuk ingedeeld.

5. 

Voor het maken van onderscheid tussen delen zonder been en delen met been worden kraakbeen en pezen niet als been aangemerkt.

6. 

Vlees en slachtafvallen waaraan conserveermiddelen, stabilisatoren of antioxidanten zijn toegevoegd om het bederf van deze producten te voorkomen, blijven onder dit hoofdstuk ingedeeld.



Aanvullende aantekening (GN) 1 A d) en aanvullende aantekening (GN) 1 A e)

Voor de toepassing van de aanvullende aantekeningen (GN) 1, letter A, onder d), en (GN) 1, letter A, onder e), op dit hoofdstuk (die moeten worden gelezen in samenhang met aanvullende aantekening (GN) 1, letter C, op dit hoofdstuk), worden bij het bepalen of de voorwaarden met betrekking tot het minimum- en het maximumaantal ribben zijn vervuld, alleen de hele ribben of delen van ribben geteld die direct aan de wervelkolom vastzitten.

Volgens deze toelichting laat de onderstaande schets een rundervoorvoet of rundervoorspan zien die/dat strookt met aanvullende aantekeningen (GN) 1, letter A, onder d) en (GN) 1, letter A, onder e), gelezen in samenhang met aanvullende aantekening (GN) 1, letter C, op dit hoofdstuk.

 

VOORVOET OF -SPAN ACHTERVOET OF -SPAN image

Aanvullende aantekening (GN) 2 C

Voor de toepassing van de aanvullende aantekening (GN) 2, letter C, op dit hoofdstuk wordt, voor wat betreft de twee verschillende technieken van versnijden en voor de begrippen „doorregen halsspek”, „kinnebakspek” en „kinnebakspek en doorregen halsspek tezamen”, verwezen naar de onderstaande afbeeldingen:

 

image

 

image

Aanvullende aantekening (GN) 6 a)

Voor de toepassing van deze aanvullende aantekening (GN) wordt zout niet aangemerkt als een kruid.

Zie ook aanvullende aantekening (GN) 7 op dit hoofdstuk.



0201

Vlees van runderen, vers of gekoeld

Onder deze post valt slechts vers of gekoeld vlees van de dieren bedoeld bij post 0102 .

Voor de toepassing van de definities van de voorvoeten en achtervoeten gelden als:

a)  hals: het halsgedeelte met spieren en de zeven halve halswervels;

b)  schouder: het gedeelte van elk der voorste ledematen dat schouderblad, opperarmbeen, spaakbeen en ellepijp alsmede de spieren om deze beenderen omvat;

c)  lendestuk (harst): de dikke en de dunne lendenen, de laatste al dan niet de slip van de lendenen bevattende.

0201 10 00

hele en halve dieren

De begrippen „het hele dier” en „het halve dier” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder a) en b), op dit hoofdstuk. Het is toegestaan de doornuitsteeksels van de eerste acht of negen rugwervels beurtelings bij het linker en het rechter halve dier te laten.

0201 20 20

„compensated quarters”

Het begrip „compensated quarters” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder c), op dit hoofdstuk.

0201 20 30

voorvoeten en voorspannen

De begrippen „voorvoet” en „voorspan” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder d) en e), op dit hoofdstuk. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld het voorste deel van het halve dier dat wel alle daartoe behorende beenderen, doch minder dan vier ribben omvat of waaraan de hals of de schouder ontbreekt, of het voorste deel waarvan een been, bijvoorbeeld de atlaswervel, verwijderd is, niet onder deze onderverdeling valt, maar onder de onderverdeling 0201 20 90 .

0201 20 50

achtervoeten en achterspannen

De begrippen „achtervoet” en „achterspan”, zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder f) en g), op dit hoofdstuk. Zoals uit deze aanvullende aantekening volgt, valt bijvoorbeeld het achterste deel van het halve dier dat wel alle daartoe behorende beenderen, doch minder dan drie ribben omvat of waaraan de stomp of het lendestuk (harst) ontbreekt, niet onder deze onderverdeling, maar onder de onderverdeling 0201 20 90 . Niettemin blijven achtervoeten zonder nieren, niervet en/of zonder de vang of vanglap als achtervoeten ingedeeld.

0201 20 90

andere

Deze onderverdeling omvat met name de schouder, de stomp en de dunne lende of lendepunt, niet uitgebeend. Hiertoe behoren eveneens de voorste en achterste delen van het halve dier (niet uitgebeend) die niet beantwoorden aan de definitie van de zogenaamde „compensated quarters” noch aan die van voor- of achtervoeten.

0201 30 00

zonder been

Deze onderverdeling omvat alle stukken vlees van runderen, vers of gekoeld, die volledig uitgebeend zijn, bijvoorbeeld filet en de vang of vanglap zonder been.

0202

Vlees van runderen, bevroren

Onder deze post valt slechts bevroren vlees van de dieren bedoeld bij post 0102 .

0202 10 00

hele en halve dieren

De begrippen „het hele dier” en „het halve dier” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder a) en b), op dit hoofdstuk.

0202 20 10

„compensated quarters”

Het begrip „compensated quarters” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder c), op dit hoofdstuk.

0202 20 30

voorvoeten en voorspannen

De begrippen „voorvoet” en „voorspan” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder d) en e), op dit hoofdstuk.

0202 20 50

achtervoeten en achterspannen

De begrippen „achtervoet” en „achterspan” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder f) en g), op dit hoofdstuk.

0202 20 90

andere

De toelichting op onderverdeling 0201 20 90 is van overeenkomstige toepassing.

0202 30 50

als „crops”, „chucks and blades” en „briskets” aangeduide delen

De begrippen „crops”, „chucks and blades” en „briskets” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 1, letter A, onder h), op dit hoofdstuk.

0202 30 90

ander

Deze onderverdeling omvat alle bevroren stukken vlees van runderen, die volledig zijn uitgebeend, met uitzondering van vriesblokken bedoeld in onderverdeling 0202 30 10 en de delen bedoeld in onderverdeling 0202 30 50 .

0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren

Onder deze post valt slechts het vlees van de dieren bedoeld bij post 0103 .

Vlees van varkens, door de bevoegde Australische autoriteiten gecertificeerd als vlees van in Australië in het wild levende varkens, wordt aangemerkt als ander vlees dan vlees van huisdieren.

0203 11 10 t/m 0203 19 90

vers of gekoeld

Onder deze onderverdelingen valt slechts vers of gekoeld vlees van de dieren bedoeld bij post 0103 .

0203 11 10

huisdieren

Het begrip „het hele of het halve dier” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder a), op dit hoofdstuk.

0203 12 11

hammen en delen daarvan

Het begrip „ham” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder b), op dit hoofdstuk.

Deze onderverdeling omvat eveneens schenkels (hamschijven) met been, van de achterpoot.

0203 12 19

schouders en delen daarvan

Het begrip „schouder” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder d), op dit hoofdstuk.

Deze onderverdeling omvat eveneens schouderribbetjes, ook wel borstkrabbetjes of „platte ribbetjes” genoemd, en schenkels (hamschijven) met been, van de voorpoot.

0203 19 11

voorstukken en delen daarvan

Het begrip „voorstuk” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder c), op dit hoofdstuk.

Schouderribbetjes, ook wel borstkrabbetjes of „platte ribbetjes” genoemd, zijn van deze onderverdeling uitgezonderd (onderverdeling 0203 12 19 ).

0203 19 13

karbonadestrengen en delen daarvan

Het begrip „karbonadestreng” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder e), op dit hoofdstuk.

Deze onderverdeling omvat eveneens rugribbetjes („loinribs”).

0203 19 15

buiken (buikspek) en delen daarvan

De begrippen „buik” en „delen” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder f), en letter B, eerste alinea, op dit hoofdstuk.

Delen van buiken worden hier slechts ingedeeld indien zij het zwoerd en het spek bevatten.

Buikribbetjes („spare ribs”) zonder het zwoerd en het spek zijn van deze onderverdeling uitgezonderd (onderverdeling 0203 19 59 ).

0203 19 59

ander

Buikribbetjes („spare ribs”) zonder het zwoerd en het spek behoren tot deze onderverdeling.

0203 19 90

ander

Onder deze onderverdeling valt slechts het vlees van andere varkens dan huisdieren, met name het vlees van wilde zwijnen, met uitzondering van hele en halve dieren, hammen, schouders en delen daarvan.

0203 21 10 t/m 0203 29 90

bevroren

De toelichtingen op de onderverdelingen 0203 11 10 t/m 0203 19 90 , zowel de gemeenschappelijke als de afzonderlijke, zijn op deze onderverdelingen van overeenkomstige toepassing.

0204

Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

Onder deze post valt slechts vers, gekoeld of bevroren vlees van de dieren bedoeld bij post 0104 , dus zowel van huisdieren als van wilde dieren, doch vooral het vlees van schapen (huisdieren en moeflons) en steenbokken.

0204 10 00

hele en halve lammeren, vers of gekoeld

De begrippen „heel dier” en „half dier” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, onder a) en b), op dit hoofdstuk.

Zie voor de omschrijving van lamsvlees de aanvullende GS-toelichting op de onderverdelingen 0204 10 en 0204 30 .

0204 21 00

hele en halve dieren

De begrippen „heel dier” en „half dier” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, onder a) en b), op dit hoofdstuk.

0204 22 10

voorstukken en halve voorstukken

De begrippen „voorstuk” en „half voorstuk” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, onder c) en d), op dit hoofdstuk.

0204 22 30

nierstukken en/of zadels en halve nierstukken en/of zadels

De begrippen „nierstuk en zadel”, „zadel”, „nierstuk”, „half nierstuk en zadel”, „half zadel” en „half nierstuk” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, onder e) en f), op dit hoofdstuk.

0204 22 50

achterstellen en halve achterstellen

De begrippen „achterstel” en „half achterstel” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, onder g) en h), op dit hoofdstuk.

0204 30 00

hele en halve lammeren, bevroren

De toelichting op onderverdeling 0204 10 00 is van overeenkomstige toepassing.

0204 41 00 t/m 0204 43 90

ander vlees van schapen, bevroren

De toelichtingen op de onderverdelingen 0204 21 00 , 0204 22 10 , 0204 22 30 en 0204 22 50 zijn van overeenkomstige toepassing op de onderverdelingen 0204 41 00 , 0204 42 10 , 0204 42 30 en 0204 42 50 .

0204 50 11 t/m 0204 50 79

vlees van geiten

De begrippen „het hele dier” en „het halve dier” (onderverdelingen 0204 50 11 en 0204 50 51 ), „voorstuk” en „half voorstuk” (onderverdelingen 0204 50 13 en 0204 50 53 ), „nierstuk en zadel”, „zadel”, „nierstuk”, „half nierstuk en half zadel”, „half zadel” en „half nierstuk” (onderverdelingen 0204 50 15 en 0204 50 55 ), „achterstel” en „half achterstel” (onderverdelingen 0204 50 19 en 0204 50 59 ) zijn omschreven in de aanvullende aantekening (GN) 3, letter A, respectievelijk a) en b), c) en d), e) en f), g) en h), op dit hoofdstuk.

0206

Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren

Deze post omvat de slachtafvallen van de dieren bedoeld bij de posten 0101 t/m 0104 . Slachtafvallen bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten vallen slechts onder de betrokken onderverdelingen voorzover is voldaan aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld door de bevoegde autoriteiten.

Zie eveneens de GS-toelichting op post 0206 .

0206 10 10 t/m 0206 10 98

van runderen, vers of gekoeld

Deze onderverdelingen omvatten slechts verse of gekoelde slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0102 .

0206 10 95

longhaasjes en omlopen

Longhaasjes en omlopen zijn de gespierde delen van het middenrif.

0206 21 00 t/m 0206 29 99

van runderen, bevroren

Deze onderverdelingen omvatten bevroren slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0102 .

0206 30 00

van varkens, vers of gekoeld

Deze onderverdeling omvat slechts verse of gekoelde slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0103 .

De eerste alinea van de toelichting op onderverdeling 0206 49 00 is van overeenkomstige toepassing.

Deze onderverdeling omvat ook de poten en staarten, levers, nieren, harten, tongen, longen, het eetbare zwoerd, de hersenen en het darmscheil.

0206 41 00 en 0206 49 00

van varkens, bevroren

Deze onderverdelingen omvatten slechts bevroren slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0103 .

0206 49 00

andere

Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld koppen of halve koppen, met of zonder de hersenen, de wang of de tong, alsmede delen daarvan (aanvullende aantekening (GN) 2, letter C, op dit hoofdstuk). De delen van koppen zijn omschreven in de derde alinea van genoemde aanvullende aantekening.

Deze onderverdeling omvat ook de poten en staarten, nieren, harten, tongen, longen, het eetbare zwoerd, de hersenen en het darmscheil.

Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld slachtafvallen van wilde zwijnen

0206 80 91

van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels

Deze onderverdeling omvat slechts verse of gekoelde slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0101 .

0206 80 99

van schapen en van geiten

Deze onderverdeling omvat slechts verse of gekoelde slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0104 .

0206 90 91

van paarden, van ezels, van muildieren en van muilezels

Deze onderverdeling omvat slechts bevroren slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0101 .

0206 90 99

van schapen en van geiten

Deze onderverdeling omvat slechts bevroren slachtafvallen van de dieren bedoeld bij post 0104 .

0207

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee (bedoeld bij post 0105 ), vers, gekoeld of bevroren

0207 11 10

geplukt, ontdarmd, met kop en met poten (zogenaamde kippen 83 %)

Deze onderverdeling omvat voornamelijk hanen, kippen en kuikens, geplukt, met kop en met poten, ontdaan van de darmen, doch waaruit de overige ingewanden (onder meer de longen, de lever, de spiermaag, het hart, de eierstokken) niet verwijderd zijn.

0207 11 30

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde kippen 70 %)

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder braadkuikens; dit zijn geplukte kuikens, zonder kop en zonder poten, doch met hals, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn, maar waarin het hart, de lever en de spiermaag teruggelegd zijn.

0207 11 90

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde kippen 65 %), of in andere staat aangeboden

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder braadkuikens; dit zijn geplukte kuikens, zonder kop en zonder poten, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn. Deze onderverdeling omvat voorts hanen, kippen en kuikens, die worden aangeboden in een staat die niet overeenkomt met een van de aanbiedingsvormen genoemd in de onderverdelingen 0207 11 10 en 0207 11 30 , bijvoorbeeld kippen die niet zijn geplukt en worden aangeboden met kop, poten en darmen.

0207 12 10 en 0207 12 90

niet in stukken gesneden, bevroren

De toelichtingen op de onderverdelingen 0207 11 30 en 0207 11 90 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 13 10

zonder been

Deze onderverdeling omvat het vlees van hanen, kippen en kuikens, waaruit de beenderen zijn verwijderd, ongeacht van welk deel van het lichaam dit vlees afkomstig is.

0207 13 20

helften en kwarten

Het begrip „helften” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en b), op dit hoofdstuk.

Het begrip „kwarten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en c), op dit hoofdstuk. Deze onderverdeling omvat de achterste kwarten, bestaande uit de onderdij (scheenbeen en kuitbeen), de dij (bovendij), het achterste deel van de rug en het zadel of de stuit, alsmede de voorste kwarten, die in hoofdzaak bestaan uit de helft van de borst met de daarbijbehorende vleugel.

0207 13 30

hele vleugels, ook indien zonder spits

Het begrip „hele vleugels, ook indien zonder spits” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en d), op dit hoofdstuk.

0207 13 40

ruggen; halzen; ruggen met halzen; staarten; vleugelspitsen

Zie aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en b), op dit hoofdstuk.

Onder deze onderverdeling vallen onder andere ruggen met halzen, bestaande uit een stuk van de hals, de rug en eventueel de staart (het zadel of de stuit); ruggen; halzen; staarten (zadels of stuiten); vleugelspitsen.

0207 13 50

borsten en delen daarvan

Het begrip „borsten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en e), op dit hoofdstuk.

0207 13 60

dijen en delen daarvan

Het begrip „dijen” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en f), op dit hoofdstuk.

De snede om de dij te scheiden van de rug moet worden aangebracht tussen de twee lijnen die aangeven tot waar de gewrichten komen, overeenkomstig de onderstaande tekening:

 

image

0207 13 91

levers

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 13 99

andere

Deze onderverdeling omvat de eetbare slachtafvallen, met name harten, kammen en lellen, met uitzondering van levers.

Onder deze onderverdeling vallen eveneens de loopbenen van hanen, kippen en kuikens.

0207 14 10 t/m 0207 14 99

delen en slachtafvallen, bevroren

De toelichtingen op de onderverdelingen 0207 13 10 t/m 0207 13 99 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 24 10

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde kalkoenen 80 %)

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder geplukte kalkoenen, zonder kop en zonder poten, doch met hals, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn, maar waarin het hart, de lever en de spiermaag teruggelegd zijn.

0207 24 90

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde kalkoenen 73 %), of in andere staat aangeboden

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder geplukte kalkoenen, klaar om gebraden te worden, zonder kop, zonder hals en zonder poten, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn. Deze onderverdeling omvat voorts kalkoenen die worden aangeboden in een staat die niet overeenkomt met een van de aanbiedingsvormen die specifiek zijn vermeld in de onderverdelingen 0207 24 10 en 0207 24 90 .

0207 25 10 en 0207 25 90

niet in stukken gesneden, bevroren

De toelichtingen op de onderverdelingen 0207 24 10 en 0207 24 90 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 26 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 26 20

helften en kwarten

De toelichting op onderverdeling 0207 13 20 is van overeenkomstige toepassing.

0207 26 30

hele vleugels, ook indien zonder spits

Het begrip „hele vleugels, ook indien zonder spits” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en d), op dit hoofdstuk.

0207 26 40

ruggen; halzen; ruggen met halzen; staarten; vleugelspitsen

De toelichting op onderverdeling 0207 13 40 is van overeenkomstige toepassing.

0207 26 50

borsten en delen daarvan

Het begrip „borsten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en e), op dit hoofdstuk.

0207 26 60

onderdijen en delen daarvan

Het begrip „onderdijen” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en g), op dit hoofdstuk.

De snede om de onderdij (in de handel vaak „drumstick” genoemd) te scheiden van de bovendij wordt aangebracht tussen de twee lijnen die aangeven tot waar de gewrichten komen, overeenkomstig de onderstaande tekening:

 

image

0207 26 70

andere

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder de delen als omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en h), op dit hoofdstuk.

De snede om de bovendij (in de handel vaak „thigh” genoemd) of de hele dij (in de handel vaak „whole leg” genoemd) te scheiden van de rug, moet worden aangebracht tussen de twee lijnen die aangeven tot waar de gewrichten komen, overeenkomstig de tekening in de toelichting bij onderverdeling 0207 13 60 .

De snede om de bovendij te scheiden van de onderdij moet worden aangebracht tussen de twee lijnen die aangeven tot waar de gewrichten komen, overeenkomstig de tekening in de toelichting bij onderverdeling 0207 26 60 .

0207 26 91

levers

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 26 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0207 27 10 t/m 0207 27 99

delen en slachtafvallen, bevroren

De toelichting op de onderverdelingen 0207 26 10 t/m 0207 26 99 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 41 30

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde eenden 70 %)

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder geplukte eenden zonder kop en zonder poten, doch met hals, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn, maar waarin het hart, de lever en de spiermaag teruggelegd zijn.

0207 41 80

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde eenden 63 %), of in andere staat aangeboden

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder geplukte eenden, klaar om gebraden te worden, zonder kop, zonder hals en zonder poten, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn. Deze onderverdeling omvat voorts eenden die worden aangeboden in een staat die niet overeenkomt met een van de aanbiedingsvormen die specifiek zijn vermeld in de onderverdelingen 0207 41 20 , 0207 41 30 en 0207 41 80 .

0207 42 30

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde eenden 70 %)

De toelichting op onderverdeling 0207 41 30 is van overeenkomstige toepassing.

0207 42 80

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde eenden 63 %), of in andere staat aangeboden

De toelichting op onderverdeling 0207 41 80 is van overeenkomstige toepassing.

0207 43 00

vette levers (foies gras), vers of gekoeld

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 44 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 44 21

helften en kwarten

De toelichting op onderverdeling 0207 13 20 is van overeenkomstige toepassing.

0207 44 31

hele vleugels, ook indien zonder spits

Het begrip „hele vleugels, ook indien zonder spits” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en d), op dit hoofdstuk.

0207 44 41

ruggen; halzen; ruggen met halzen; staarten; vleugelspitsen

De toelichting op onderverdeling 0207 13 40 is van overeenkomstige toepassing.

0207 44 51

borsten en delen daarvan

Het begrip „borsten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en e), op dit hoofdstuk.

0207 44 61

dijen en delen daarvan

Het begrip „dijen” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en f), op dit hoofdstuk.

0207 44 71

zogenaamde eendenpaletots

Het begrip „zogenaamde eendenpaletots” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder ij), op dit hoofdstuk.

0207 44 91

levers, andere dan vette levers (foies gras)

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 44 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0207 45 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 45 21 t/m 0207 45 81

met been

De toelichtingen op de onderverdelingen 0207 13 20 t/m 0207 13 60 en 0207 44 71 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 45 93 en 0207 45 95

levers

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 45 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0207 51 90

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, ook indien met hart en met spiermaag (zogenaamde ganzen 75 %), of in andere staat aangeboden

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder geplukte ganzen zonder kop en zonder poten, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn, maar waarin het hart en de spiermaag teruggelegd zijn, evenals geplukte ganzen, klaar om gebraden te worden, zonder kop en zonder poten, waaruit alle ingewanden verwijderd zijn. Deze onderverdeling omvat voorts ganzen die worden aangeboden in een staat die niet overeenkomt met een van de aanbiedingsvormen die specifiek zijn vermeld in de onderverdelingen 0207 51 10 en 0207 51 90 , bijvoorbeeld geslachte ganzen, uitgelekt, geplukt, waaruit de ingewanden niet zijn verwijderd, zonder kop en zonder poten.

0207 52 90

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, ook indien met hart en met spiermaag (zogenaamde ganzen 75 %), of in andere staat aangeboden

De toelichting op onderverdeling 0207 51 90 is van overeenkomstige toepassing.

0207 53 00

vette levers (foies gras), vers of gekoeld

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 54 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 54 21

helften en kwarten

De toelichting op onderverdeling 0207 13 20 is van overeenkomstige toepassing.

0207 54 31

hele vleugels, ook indien zonder spits

Het begrip „hele vleugels, ook indien zonder spits” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en d), op dit hoofdstuk.

0207 54 41

ruggen; halzen; ruggen met halzen; staarten; vleugelspitsen

De toelichting op onderverdeling 0207 13 40 is van overeenkomstige toepassing.

0207 54 51

borsten en delen daarvan

Het begrip „borsten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en e), op dit hoofdstuk.

0207 54 61

dijen en delen daarvan

Het begrip „dijen” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en f), op dit hoofdstuk.

0207 54 71

zogenaamde ganzenpaletots

Het begrip „zogenaamde ganzenpaletots” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder ij), op dit hoofdstuk.

0207 54 91

levers, andere dan vette levers (foies gras)

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 54 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0207 55 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 55 21 t/m 0207 55 81

met been

De toelichtingen op de onderverdelingen 0207 13 20 t/m 0207 13 60 en 0207 44 71 zijn van overeenkomstige toepassing.

0207 55 93 en 0207 55 95

levers

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 0207 .

0207 55 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0207 60 10

zonder been

De toelichting op onderverdeling 0207 13 10 is van overeenkomstige toepassing.

0207 60 21

helften en kwarten

De toelichting op onderverdeling 0207 13 20 is van overeenkomstige toepassing.

0207 60 31

hele vleugels, ook indien zonder spits

Het begrip „hele vleugels, ook indien zonder spits” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en d), op dit hoofdstuk.

0207 60 41

ruggen; halzen; ruggen met halzen; staarten; vleugelspitsen

De toelichting op onderverdeling 0207 13 40 is van overeenkomstige toepassing.

0207 60 51

borsten en delen daarvan

Het begrip „borsten” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en e), op dit hoofdstuk.

0207 60 61

dijen en delen daarvan

Het begrip „dijen” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4, onder a) en f), op dit hoofdstuk.

0207 60 99

andere

De toelichting op onderverdeling 0207 13 99 is van overeenkomstige toepassing.

0208

Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren

Deze post omvat uitsluitend vlees en eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren, van de diersoorten bedoeld bij post 0106 .

0208 10 10

van tamme konijnen

Deze onderverdeling omvat vlees en eetbare slachtafvallen van de dieren bedoeld bij onderverdeling 0106 14 10 .

0208 90 10

van tamme duiven

Deze onderverdeling omvat vlees en eetbare slachtafvallen van tamme duiven (slachtduiven, sierduiven, postduiven). Vlees en eetbare slachtafvallen van duiven die in de toelichting op onderverdeling 0106 39 10 staan genoemd als „wilde duiven”, zijn dus van deze onderverdeling uitgezonderd en moeten onder onderverdeling 0208 90 30 worden ingedeeld.

0208 90 30

van wild (met uitzondering van konijnen of van hazen)

Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.  van het lopend wild: herten, damherten, reeën, gemzen of klipgeiten (Rupicapra rupicapra), elanden, geitantilopen, antilopen, gazellen, beren en kangoeroes;

2.  van het vederwild: wilde duiven, wilde ganzen, wilde eenden, patrijzen, fazanten, (hout)snippen, watersnippen, korhoenders, ortolanen en struisvogels.

Vlees en eetbare slachtafvallen van dieren waarop gewoonlijk wordt gejaagd (fazanten, struisvogels, damherten, enz.), blijven ingedeeld als vlees en eetbare slachtafvallen van wild, ook indien deze dieren in gevangenschap zijn opgefokt.

Vlees en eetbare slachtafvallen van rendieren zijn van deze onderverdeling uitgesloten (onderverdeling 0208 90 60 ). Vlees en eetbare slachtafvallen van bepaalde soorten rendieren (bijvoorbeeld van kariboes) blijven echter hier ingedeeld, voorzover wordt aangetoond dat het vlees of eetbare slachtafvallen betreft van in het wild levende dieren waarop is gejaagd.

Deze onderverdeling omvat geen vlees en eetbare slachtafvallen van wilde konijnen (Oryctolagus cuniculus) of van hazen. Deze vallen onder onderverdeling 0208 10 90 .

0208 90 60

van rendieren

Zie de derde alinea van de toelichting op onderverdeling 0208 90 30 .

0209

Spek (ander dan doorregen spek), alsmede varkensvet en vet van gevogelte, niet gesmolten noch anderszins geëxtraheerd, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0209 10 11 en 0209 10 19

spek

Het begrip „spek” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter D, op dit hoofdstuk.

0209 10 90

varkensvet

Zie de tweede alinea van de GS-toelichting op post 0209 .

0209 90 00

ander

Zie de derde alinea van de GS-toelichting op post 0209 .

0210

Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie

Deze post omvat, met uitzondering van spek en van vet bedoeld bij post 0209 , vlees en slachtafvallen, gezouten of gepekeld, gedroogd of gerookt, van alle bij de posten 0101 t/m 0106 bedoelde dieren.

Voor de interpretatie van de begrippen „gedroogd of gerookt” en „gezouten of gepekeld” wordt verwezen naar de aanvullende aantekeningen (GN) 2, letter E, en 7 op dit hoofdstuk.

0210 11 11 t/m 0210 11 90

hammen, en schouders, alsmede delen daarvan, met been

Zie voor de definitie van het begrip „met been” de aanvullende GS-toelichting op hoofdstuk 2.

0210 11 11 t/m 0210 11 39

van varkens (huisdieren)

De begrippen „ham” en „schouder” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder b) en d), op dit hoofdstuk.

0210 11 11 en 0210 11 19

gezouten of gepekeld

Deze onderverdelingen hebben alleen betrekking op hammen en schouders, alsmede delen daarvan, met been, van varkens (huisdieren), die diepgaand zijn gezouten of gepekeld. Dit vlees kan echter licht gedroogd of licht gerookt zijn, maar niet zover dat het als „gedroogd of gerookt” in de zin van onderverdeling 0210 11 31 of 0210 11 39 (aanvullende aantekening (GN) 2, letter E, op dit hoofdstuk) is aan te merken.

0210 11 31 en 0210 11 39

gedroogd of gerookt

Deze onderverdelingen omvatten hammen en schouders, alsmede delen daarvan, met been, van varkens (huisdieren), die zijn verduurzaamd door drogen of roken, ook indien aan deze wijzen van verduurzamen een behandeling als zouten of pekelen is voorafgegaan. Dit is bijvoorbeeld het geval bij hammen die gezouten zijn voordat zij worden onderworpen aan een gedeeltelijke dehydratie, hetzij door drogen in de open lucht (Parma- of Bayonne-hammen), hetzij door roken (bijvoorbeeld Ardeense hammen).

Indien dergelijk vlees gedeeltelijk is gedehydreerd, maar in feite is verduurzaamd door bevriezen of diepvriezen, behoort het daarentegen tot onderverdeling 0203 22 11 of 0203 22 19 .

0210 12 11 en 0210 12 19

van varkens (huisdieren)

De begrippen „buik” en „delen” zijn omschreven in aanvullende aantekeningen (GN) 2, de letters A, onder f), en B, op dit hoofdstuk.

0210 12 11

gezouten of gepekeld

De toelichting op de onderverdelingen 0210 11 11 en 0210 11 19 is van overeenkomstige toepassing.

0210 12 19

gedroogd of gerookt

De toelichting op de onderverdelingen 0210 11 31 en 0210 11 39 is van overeenkomstige toepassing.

0210 19 10

halve baconvarkens en „spencers”

De begrippen „half baconvarken” en „spencer” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder g) en h), op dit hoofdstuk.

0210 19 20

„3/4 sides” en „middles”

De begrippen „3/4 side” en „middle” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder ij) en k), op dit hoofdstuk.

0210 19 30

voorstukken en delen daarvan

Het begrip „voorstuk” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder c), op dit hoofdstuk.

0210 19 40

karbonadestrengen en delen daarvan

Het begrip „karbonadestreng” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder e), op dit hoofdstuk.

0210 19 60

voorstukken en delen daarvan

Het begrip „voorstuk” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2, letter A, onder c), op dit hoofdstuk.

0210 20 10 en 0210 20 90

vlees van runderen

Deze onderverdelingen omvatten uitsluitend vlees van de dieren bedoeld bij post 0102 , gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt. Slachtafvallen van runderen behoren tot onderverdeling 0210 99 51 of 0210 99 59 .

0210 99 10

van paarden, gezouten, gepekeld of gedroogd

Deze onderverdeling omvat uitsluitend vlees van de dieren bedoeld bij de onderverdelingen 0101 21 00 t/m 0101 29 90 , gezouten, gepekeld of gedroogd. Gerookt paardevlees behoort tot onderverdeling 0210 99 39 . Slachtafvallen van paarden behoren tot onderverdeling 0210 99 85 .

0210 99 21 en 0210 99 29

van schapen en van geiten

Deze onderverdelingen omvatten vlees van de dieren bedoeld bij post 0104 , gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt. Slachtafvallen van deze dieren behoren tot onderverdeling 0210 99 85 .

0210 99 31

van rendieren

Zie de derde alinea van de toelichting op onderverdeling 0208 90 30 .

0210 99 49

andere

Deze onderverdeling omvat in het bijzonder koppen of halve koppen van varkens (huisdieren), met of zonder hersenen, wangen of tong, alsmede delen daarvan (zie aanvullende aantekening (GN) 2, letter C, op dit hoofdstuk). De delen van koppen zijn omschreven in de derde alinea van genoemde aanvullende aantekening.

Zie voor het begrip „slachtafvallen” de GS-toelichting op post 0206 .

0210 99 90

meel en poeder, van vlees of van slachtafvallen

Hieronder vallen eveneens pellets van dit meel en dit poeder.

HOOFDSTUK 3

VIS, SCHAALDIEREN, WEEKDIEREN EN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN

Algemene opmerkingen

1. 

Diepbevroren vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren worden ingedeeld als bevroren vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren.

2. 

Het enkel blancheren, bestaande uit een lichte warmtebehandeling waarbij de producten van dit hoofdstuk niet werkelijk worden gekookt, heeft geen invloed op de indeling van die producten. Vaak vindt het plaats vóór het bevriezen, bijvoorbeeld bij tonijn en bij het vlees van schaal- en weekdieren.

3. 

Van dit hoofdstuk zijn uitgezonderd:

a) 

zwemblazen, onbewerkt, gedroogd of gezouten, ongeschikt voor menselijke consumptie (post 0511 );

b) 

„halfconserven”, zijnde licht gezouten, gedroogde of gerookte vis, in plantaardige olie ter voorlopige bewaring (post 1604 );

c) 

vis, enkel ingemaakt in olie of azijn, ook indien niet op een andere wijze bereid (post 1604 );

d) 

weekdieren die een warmtebehandeling hebben ondergaan die voldoende was om de coagulatie van hun proteïnen te bewerkstelligen (post 1605 ).



0301

Levende vis

0301 11 00 en 0301 19 00

siervis

Zie de aanvullende GS-toelichting op de onderverdelingen 0301 11 en 0301 19 .

0301 11 00

zoetwatervis

Tot de vissen die onder deze onderverdeling vallen, behoren onder andere:

1.  de lantaarndrager (Hemigrammus ocellifer);

2.  de goudvis (Carassius auratus);

3.  de mollies en de zwarte variëteit ervan (Mollienisia latipinna en velifera), de zwaarddragers en de rode en albinovariëteiten ervan (Xiphophorus helleri), rode, gele, zwarte en witte plaatjes (Platypoecilus maculatus) en kruisingen van zwaarddragers en plaatjes (Xiphophorus en Okattoiecukys), namelijk de zwarte zwaarddrager en de Berlijner zwaarddrager;

4.  de Siamese kempvis (Betta splendens), de paradijsvissen (Macropodus opercularis of viridi-auratus), de goerami's (Trichogaster trichopterus) en de dwerggoerami's (Colisa lalia en fasciata);

5.  de maanvissen (Pterophyllum scalare en eimckei).

0301 19 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren met name:

1.  de koraalvissen;

2.  de lipvissen;

3.  de papegaaivissen (Scares, Pseudoscares, Scarichthys).

0302

Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304

0302 11 10 t/m 0302 11 80

forel ( Salmo trutta , Oncorhynchus mykiss , Oncorhynchus clarki , Oncorhynchus aguabonita , Oncorhynchus gilae , Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster )

Tot deze onderverdeling behoren:

1.  de zeeforel (Salmo trutta forma trutta);

2.  de rivierforel of beekforel (Salmo trutta forma fario);

3.  de meerforel (Salmo trutta forma lacustris);

4.  de regenboogforel, ook „Amerikaanse forel” genoemd (Oncorhynchus mykiss);

5.  de cutthroatforel (Oncorhynchus clarki);

6.  de goudforel (Oncorhynchus aguabonita);

7.  de forel van de soort Oncorhynchus gilae;

8.  de forel van de soort Oncorhynchus apache;

9.  de forel van de soort Oncorhynchus chrysogaster.

0302 13 00

Pacifische zalm ( Oncorhynchus nerka , Oncorhynchus gorbuscha , Oncorhynchus keta , Oncorhynchus tschawytscha , Oncorhynchus kisutch , Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus )

Deze onderverdeling omvatten:

1.  rode zalm of sockeye zalm (Oncorhynchus nerka);

2.  roze zalm of humpbackzalm (Oncorhynchus gorbuscha);

3.  ketazalm of hondzalm of chumzalm (Oncorhynchus keta);

4.  koningszalm of „Quinnat” (Oncorhynchus tschawytscha);

5.  zilverzalm of „coho zalm” (Oncorhynchus kisutch);

6.  Japanse zalm of „masou zalm” (Oncorhynchus masou);

7.  zalm van de soort Oncorhynchus rhodurus.

0302 19 00

andere

Van de andere tot de zoetwatervissen behorende zalmachtigen die hier worden ingedeeld, kunnen worden genoemd:

1.  de kleine marene (Coregonus albula) en de grote marene (Coregonus lavaretus, Coregonus clupeaformis, Coregonus fera);

2.  houting (Coregonus oxyrhynchus);

3.  ridderforel (Salvelinus alpinus), Amerikaanse beekforel (Salvelinus fontinalis), Amerikaanse meerforel of namaycush of christivomer (Salvelinus namaycush of Christivomer namaycush).

0302 21 10 t/m 0302 29 80

platvis ( Pleuronectidae , Bothidae , Cynoglossidae , Soleidae , Scophthalmidae en Citharidae ), met uitzondering van eetbaar slachtafval van vis bedoeld bij de onderverdelingen 0302 91 tot en met 0302 99

Het gaat om lateraal afgeplatte vissen (niet dorso-ventraal zoals roggen), die op hun zij liggen en beide ogen aan de bovenkant hebben.

0302 29 80

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de griet (Scophthalmus rhombus), de schar (Pleuronectes limanda of Limanda limanda), de tongschar (Pleuronectes microcephalus of Microstomus kitt), en de bot (Platichthys flesus of Flesus flesus).

0302 31 10 en 0302 31 90

witte tonijn ( Thunnus alalunga )

Witte tonijn is herkenbaar aan de grote borstvinnen die verder dan de aars reiken, de donkerblauwe rug en de blauwgrijze flanken en buik.

0302 32 10 en 0302 32 90

geelvintonijn ( Thunnus albacares )

De geelvintonijn of albacore is gemakkelijk te herkennen aan de aarsvin en de tweede rugvin die de vorm van een sikkel hebben.

0302 33 10 en 0302 33 90

boniet

Kenmerkend voor de boniet (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis) is de aanwezigheid van vier tot zeven donkere lengtestrepen over de buik. De donkerblauwe rug wordt geaccentueerd door een scherp afgetekende groene zone boven de borstvin die naar het midden van het lichaam vervaagt. De flanken en de buik zijn zilverkleurig, de vinnen kort.

Onder deze onderverdelingen valt niet de bonito of boniter (Sarda sarda) met schuingestreepte rug, die vers of gekoeld behoort tot onderverdeling 0302 89 90 .

0302 41 00

haring ( Clupea harengus , Clupea pallasii )

Onder „haring”, bedoeld bij deze onderverdeling, worden uitsluitend verstaan de haringachtigen van de soorten Clupea harengus (Atlantische haring) en Clupea pallasii (Pacific-haring). De zogenaamde „Indische haring” (Chirocentrus dorab) behoort derhalve tot onderverdeling 0302 89 90 wanneer hij vers of gekoeld wordt aangeboden.

0302 43 10

sardines van de soort Sardina pilchardus

Tot deze onderverdeling behoren mede volwassen sardines van groot formaat (tot 25 cm), bekend onder de benaming „pelser” of „pilchard”.

0302 43 90

sprot ( Sprattus sprattus )

Onder „sprot”, bedoeld bij deze onderverdeling, worden uitsluitend verstaan de haringachtigen van de soort Sprattus sprattus. Deze vissen, die nauw verwant zijn met haring maar die veel kleiner van formaat zijn, worden vaak ten onrechte „Noorse sardientjes” genoemd.

0302 51 10 en 0302 51 90

kabeljauw ( Gadus morhua , Gadus ogac , Gadus macrocephalus )

De kabeljauw is een vis die een lengte van 1,5 m kan bereiken. De buik is licht van kleur en heeft een witte zijlijn. Kabeljauw heeft drie rugvinnen, een korte buikvin en een baard.

0302 53 00

koolvis ( Pollachius virens )

Koolvis is ook bekend onder de namen „zwarte koolvis”, „zeezalm” en „zwarte pollak”.

0302 74 00

paling of aal ( Anguilla spp.)

Onder „paling of aal”, bedoeld bij deze onderverdeling, wordt uitsluitend verstaan de eigenlijke paling of aal (Anguilla spp.) zoals de Europese paling (Anguilla anguilla) in zijn twee vormen (de aal met stompe kop of „grofaal” en de aal met puntige kop of „snebaal”), alsmede de Amerikaanse paling (Anguilla rostrata), de Japanse paling (Anguilla japonica) en de Australische paling (Anguilla australis).

Van deze onderverdeling zijn derhalve uitgezonderd de vissen die ten onrechte „paling” of „aal” worden genoemd, zoals de kongeraal of zeepaling (Conger conger), de murene of moeraal (Muraena helena), en de smelt of zandspiering (Ammodytes spp.) die vaak met de benaming „zandaal” wordt aangeduid. Laatstgenoemde drie soorten zeevis behoren tot onderverdeling 0302 89 90 .

0302 81 15

doornhaai ( Squalus acanthias ) en hondshaai ( Scyliorhinus spp.)

Doornhaaien zijn ronde, gestroomlijnde haaien met laterale kieuwspleten boven de borstvinnen. De beide rugvinnen hebben aan de voorzijde een stekel. De rug is grijs en de buik wit. Zij kunnen een lengte van 1 m bereiken.

0302 81 80

andere

Tot deze onderverdeling behoren met name de ruwe haai of steenhaai (Galeorhinus galeus of Galeus canis).

0302 89 10

zoetwatervis

Van de tot deze onderverdeling behorende zoetwatervissen kunnen worden genoemd:

1.  zeelt (Tinca tinca);

2.  barbeel (Barbus spp.);

3.  baars: gewone baars of rivierbaars (Perca fluviatilis), forellenbaars (Micropterus spp.), zonnebaars (Lepomis gibbosus) en pos of post (Gymnocephalus cernuus of Acerina cernua);

4.  brasem (Abramis brama) en blei of bliek (Blicca bjoerkna);

5.  snoek (Esox spp.) en beensnoek of kaaimansnoek (Lepisosteus spp.);

6.  alver (Alburnus alburnus), grondel (Gobio gobio en Gobio uranoscopus), grondeling of rivierdonderpad (Cottus gobio) en puitaal of kwabaal (Lota lota);

7.  rivierlamprei of rivierprik en kleine lamprei of negenoog (Lampetra fluviatilis en Lampetra planeri);

8.  witvis van de geslachten Leuciscus, de Rutilus en de Idus: blankvoorn, windvoorn, goudwinde, kopvoorn of meun of hesseling, serpeling of gruis of schieter, enz.;

9.  vlagzalm (Thymallus spp.);

10.  snoekbaars (Stizostedion lucioperca).

0302 89 90

andere

Van de tot deze onderverdeling behorende zeevissen kunnen worden genoemd:

1.  de steenbolk (Trisopterus luscus en Trisopterus esmarki);

2.  schriftbaars (Serranus spp.) en zeeoogje of evertsbaars (Epinephelus spp.);

3.  mul, zeebarbeel en koning van de poon (Mullus barbatus) (Mullus surmuletus);

4.  poon of knorhaan (Trigla spp., Eutrigla spp., Aspitrigla spp., Lepidotrigla spp. en Trigloporus spp.);

5.  de eigenlijke schorpioenvissen (Scorpaena spp.);

6.  zeelamprei of zeeprik of grote negenoog (Petromyzon marinus);

7.  geep (Belone belone) en pieterman (Trachinus spp.);

8.  spieringen (Osmerus spp.);

9.  lodde (Mallotus villosus);

10.  vis van de soort Kathetostoma giganteum.

0302 91 00

levers, hom en kuit

Levers, hom en kuit van vis, vers of gekoeld, die naar hun aard of in de staat waarin zij worden aangeboden, geschikt zijn voor menselijke consumptie, blijven ook onder deze onderverdeling ingedeeld indien zij bestemd zijn voor industrieel gebruik.

0303

Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304

De toelichtingen op de onderverdelingen van post 0302 zijn van overeenkomstige toepassing op de onderverdelingen van deze post.

0304

Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

0304 31 00 t/m 0304 49 90

verse of gekoelde filets

Zie de eerste alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 0304 .

Tot deze onderverdelingen behoren ook filets die in stukken zijn gesneden, voorzover kan worden onderkend dat de stukken van filets afkomstig zijn. De soorten die daarvoor het meest worden gebruikt zijn forel, zalm, kabeljauw, schelvis, koolvis, roodbaars, wijting, heek, zeebrasem, tong, schol, tarbot, leng, tonijn, makreel, haring en ansjovis.

0304 49 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer filets van haring.

0304 61 00 t/m 0304 89 90

bevroren filets

Zie de toelichting op de onderverdelingen 0304 31 00 t/m 0304 49 90 .

Deze onderverdelingen omvatten eveneens diepgevroren blokken filets of filets in stukken (gewoonlijk van kabeljauw), ook indien daarin een kleine hoeveelheid (niet meer dan 20 gewichtspercenten) vlees van dezelfde vissoort voorkomt, die dient om de lege ruimten in de blokken op te vullen. De blokken zijn bestemd om in kleinere stukken (porties, vissticks, enz.) te worden gesneden, die vervolgens verpakt worden voor de verkoop in het klein.

0304 93 10

surimi

Surimi, een tussenproduct dat wordt verhandeld in bevroren toestand, is een reuk- en smaakloze witachtige pasta die is verkregen uit fijngemaakt, gewassen en gezeefd visvlees. Door het herhaaldelijk wassen is het grootste deel van het vet en van de in water oplosbare eiwitten verwijderd. Voor het invriezen worden kleine hoeveelheden additieven toegevoegd (bijvoorbeeld suiker, zout, D-glucitol (sorbitol) en di- of trifosfaten) ter verbetering van de vastheid en ter stabilisering van het product in bevroren toestand.

Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd bereidingen op basis van surimi (onderverdeling 1604 20 05 ).

0304 94 10

surimi

Zie de toelichting op onderverdeling 0304 93 10 .

0304 95 10

surimi

Zie de toelichting op onderverdeling 0304 93 10 .

0304 99 10

surimi

Zie de toelichting op onderverdeling 0304 93 10 .

0305

Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

0305 10 00

meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

Meel en poeder van vis worden meestal voor menselijke consumptie geschikt gemaakt door de olie eraan te onttrekken en door desodorisatie. Zij worden in de handel vaak ten onrechte „geconcentreerd viseiwit” genoemd.

Tot deze onderverdeling behoort eveneens zogenaamd instantvispoeder, verkregen door verse vis te bevriezen, in stukjes te snijden en vervolgens zeer fijn te hakken en te drogen.

▼M10

0305 20 00

vislevers, hom en kuit, gedroogd, gerookt, gezouten of gepekeld

Tot deze onderverdeling behoort onder meer gezouten kuit die bestemd is voor de vervaardiging van kaviaar of kaviaarsurrogaten.

Deze kuit is niet geschikt voor onmiddellijke consumptie als kaviaar of kaviaarsurrogaten. Hoewel zij bestemd kan zijn voor menselijke consumptie, is zij in de staat waarin zij wordt aangeboden zonder verdere bewerking niet geschikt voor consumptie als kaviaar of kaviaarsurrogaten. Tot een dergelijke bewerking behoort bijvoorbeeld extra reiniging om aanklevend bindweefsel te verwijderen of afspoelen om het zoutgehalte te verminderen teneinde het product geschikt te maken voor menselijke consumptie.

Van deze onderverdeling is uitgezonderd kuit geschikt voor onmiddellijke consumptie als kaviaar of kaviaarsurrogaten (post 1604).

▼B

0305 31 00 t/m 0305 39 90

visfilets, gedroogd, gezouten of gepekeld, doch niet gerookt

De toelichting op de onderverdelingen 0304 31 00 t/m 0304 49 90 is van overeenkomstige toepassing. Gerookte visfilets behoren tot de onderverdelingen 0305 41 00 t/m 0305 49 80 .

0305 41 00 t/m 0305 49 80

gerookte vis, filets daaronder begrepen, andere dan eetbaar slachtafval van vis

Zie de vierde alinea van de GS-toelichting op post 0305 .

0305 63 00

ansjovis ( Engraulis spp.)

De tot deze onderverdeling behorende gepekelde ansjovis heeft geen verdere bewerking ondergaan. Hij wordt aangeboden in vaatjes of potten, vaak zelfs in luchtdicht gesloten blikken, die na het dichtmaken geen warmtebehandeling meer hebben ondergaan.

0306

Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

Schaaldieren die zijn ontdaan van de schaal en zijn gekookt (bijvoorbeeld gekookte gepelde garnalenstaarten, meestal bevroren), worden ingedeeld onder post 1605 .

Delen van krabben die gedeeltelijk zijn ontdaan van de schaal (bijvoorbeeld scharen) en zijn gestoomd of in water gekookt en die zonder verder van de schaal te worden ontdaan voor dadelijke consumptie geschikt zijn, worden eveneens ingedeeld onder post 1605 .

0306 11 10 en 0306 11 90

langoesten ( Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.)

In tegenstelling tot zeekreeften zijn langoesten roodachtig van kleur en bezitten slechts kleine scharen, maar wel uiterst lange voelsprieten. Hun schaal is bezaaid met knobbeltjes en stekels.

0306 11 10

staarten van langoesten

Tot deze onderverdeling behoren „queues” of staarten van langoesten, in de schaal, in tweeën gesneden, alsmede gepelde staarten.

0306 11 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren langoesten in de schaal, in gehele staat of overlangs doorgesneden, alsmede het vlees van langoesten.

0306 12 10 en 0306 12 90

zeekreeften ( Homarus spp.)

Zeekreeften zijn schaaldieren met grote scharen. Wanneer zij niet gekookt zijn, zijn ze donkerblauw van kleur met witte of gelige marmeringen. Zij worden pas rood tijdens het koken.

Zeekreeften worden in nagenoeg dezelfde vormen in de handel gebracht als langoesten.

0306 14 10 t/m 0306 14 90

krabben

Met de term „krabben” wordt een grote verscheidenheid van schaaldieren met scharen, van zeer uiteenlopende afmetingen bedoeld, die van langoesten, zeekreeften, garnalen, langoustines en rivierkreeften te onderscheiden zijn door de afwezigheid van de gelede, vlezige staart die kenmerkend is voor de laatstgenoemde soorten.

0306 14 90

andere

Naast de Europese zeekrabben, zoals de zwemkrab (Portunus puber) en de spinkrab of zeespin (Maia squinado), omvatten deze onderverdelingen een groot aantal andere soorten (met name Cancer spp., Carcinus spp., Portunus spp., Neptunus spp., Charybdis spp., Scylla spp., Erimacrus spp., Limulus spp., Maia spp., Menippi spp.), alsmede een zoetwaterkrab, „Chinese wolhandkrab” genaamd (Eriocheir sinensis).

0306 15 00

langoustines ( Nephrops norvegicus )

Langoustines of Noorse kreeften zijn kleine schaaldieren die herkenbaar zijn aan hun lange slanke prismatische scharen.

0306 16 91 t/m 0306 17 99

koudwatergarnalen ( Pandalus spp., Crangon crangon ); andere garnalen

Tot deze onderverdelingen behoren met name:

1.  steurkrab of steurgarnaal, ook roze garnaal genoemd (hoewel sommige variëteiten eerst bij het koken werkelijk roze of rood worden), van de familie „Pandalidae”;

2.  gewone garnaal van het geslacht Crangon;

3.  garnalen van de families „Palaemonidae” en „Penaeidae”. Bij deze garnalen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke steurkrab of steurgarnaal (Palaemon serratus) en de koninklijke garnaal (Penaeus caramote of Penaeus kerathurus).

0306 19 10

rivierkreeften

De belangrijkste soorten rivierkreeft, een zoetwaterschaaldier, behoren tot de geslachten Astacus, Cambarus, Orconectes en Pacifastacus.

Tot deze onderverdeling behoren ook „queues” of staarten van rivierkreeften.

0306 31 00

langoesten ( Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.)

Zie de toelichtingen op de onderverdelingen 0306 11 10 en 0306 11 90 .

0306 32 10 t/m 0306 32 99

zeekreeften ( Homarus spp.)

Zie de toelichting op de onderverdelingen 0306 12 10 en 0306 12 90 .

0306 33 10 en 0306 33 90

krabben

Zie de toelichtingen op de onderverdelingen 0306 14 10 t/m 0306 14 90 .

0306 33 90

andere

Naast de Europese zeekrabben, zoals de zwemkrab (Portunus puber) en de spinkrab of zeespin (Maia squinado), omvat deze onderverdeling een groot aantal andere soorten (met name Paralithodes camchaticus, Callinectes sapidus, Chionoecetes spp., Cancer spp., Carcinus spp., Portunus spp., Neptunus spp., Charybdis spp., Scylla spp., Erimacrus spp., Limulus spp., Maia spp., Menippi spp.), alsmede een zoetwaterkrab, „Chinese wolhandkrab” genaamd (Eriocheir sinensis).

0306 34 00

langoustines ( Nephrops norvegicus )

Zie de toelichting op onderverdeling 0306 15 00 .

0306 35 10 t/m 0306 36 90

koudwatergarnalen ( Pandalus spp., Crangon crangon ); andere garnalen

Zie de toelichting op de onderverdelingen 0306 16 91 t/m 0306 17 99 .

0306 39 10

rivierkreeften

Zie de toelichting op onderverdeling 0306 19 10 .

0306 91 00

langoesten ( Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.)

De toelichtingen op de onderverdelingen 0306 11 10 en 0306 11 90 zijn van overeenkomstige toepassing.

0306 92 10 en 0306 92 90

zeekreeften ( Homarus spp.)

De toelichtingen op de onderverdelingen 0306 12 10 en 0306 12 90 zijn van overeenkomstige toepassing.

0306 93 10 en 0306 93 90

krabben

De toelichtingen op de onderverdelingen 0306 14 10 t/m 0306 14 90 zijn van overeenkomstige toepassing.

0306 93 90

andere

De toelichting op onderverdeling 0306 33 90 is van overeenkomstige toepassing.

0306 94 00

langoustines ( Nephrops norvegicus )

De toelichting op onderverdeling 0306 15 00 is van overeenkomstige toepassing.

0306 95 11 t/m 0306 95 90

garnalen

De toelichtingen op de onderverdelingen 0306 16 91 t/m 0306 17 99 zijn van overeenkomstige toepassing.

0306 99 10

rivierkreeften

Zie de toelichting op onderverdeling 0306 19 10 .

0307

Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van weekdieren, geschikt voor menselijke consumptie

0307 11 10 t/m 0307 19 00

oesters

Deze onderverdelingen hebben uitsluitend betrekking op tweeschalige weekdieren van de geslachten Ostrea, Crassostrea (ook Gryphaea genoemd) en Pycnodonta.

Gewoonlijk wordt onderscheid gemaakt tussen de platte oesters (Ostrea spp.) en de oesters met onregelmatige schelpen, zoals de Portugese oester (Crassostrea angulata) en de Noord-Amerikaanse oester (Crassostrea virginica).

0307 11 10

levende platte oesters ( Ostrea spp.), wegende, in de schelp, niet meer dan 40 g per stuk

Tot deze onderverdeling behoren uitsluitend de jonge oesters van het geslacht Ostrea die niet meer dan 40 g per stuk wegen (inclusief de schelp). De in Europa geoogste zaaloesters (platte oesters) zijn gewoonlijk van de soort Ostrea edulis. Er bestaan ook andere soorten, bijvoorbeeld de Ostrea lurida van de Noord-Amerikaanse westkust en de Ostrea chilensis van Chili.

0307 11 90 t/m 0307 19 00

andere

Onder deze onderverdelingen worden ingedeeld de oesters van het geslacht Ostrea, die meer dan 40 g per stuk wegen, alsmede alle jonge of volwassen oesters van het geslacht Crassostrea (voorheen Gryphaea) en van het geslacht Pycnodonta.

Tot het geslacht Crassostrea behoren met name de Portugese oester (Crassostrea angulata), de Japanse oester (Crassostrea gigas) en de Noord-Amerikaanse oester (Crassostrea virginica).

0307 42 90

andere

Tot deze onderverdeling behoort inktvissen van de soort Sepia pharaonis, reuzenpijlinktvis (Dosidicus gigas) en Japanse vliegende pijlinktvis (Todarodes pacificus).

0307 43 99

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 0307 42 90 .

0307 49 80

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 0307 42 90 .

0307 71 00 t/m 0307 79 00

tweekleppigen, kokkels en arkschelpen (de families „Arcidae”, „Arcticidae”, „Cardiidae”, „Donacidae”, „Hiatellidae”, „Mactridae”, „Mesodesmatidae”, „Myidae”, „Semelidae”, „Solecurtidae”, „Solenidae”, „Tridacnidae” en „Veneridae”)

Tot deze onderverdelingen behoren onder meer:

1.  platte slijkgaper of slijkmossel (Scrobicularia plana), grote strandschelp (Mactra spp.) en hartschelp of kokhaan of kokkel (Cardium spp.);

2.  messchelpen (Solen spp.), met name mesheft en messchede (Solen marginatus, Solen siliqua en Solen ensis), alsmede venusschelpen (Venus mercenaria en Venus verrucosa).

0307 91 00 t/m 0307 99 00

andere, daaronder begrepen meel, poeder en pellets, geschikt voor menselijke consumptie

Tot deze onderverdelingen behoren onder meer:

1.  zeeslakken, zoals de wulk of kinkhoren (Buccinum undatum);

2.  alikruik (Littorina en Lunatia spp.).

HOOFDSTUK 4

MELK EN ZUIVELPRODUCTEN; VOGELEIEREN; NATUURHONIG; EETBARE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN

Algemene opmerkingen

Uit melkcaseïne verkregen caseïnaten worden ondermeer als emulgator (natriumcaseïnaat) of eiwitbron (calciumcaseïnaat) gebruikt. Producten die meer dan 3 gewichtspercenten caseïnaten, berekend op de droge stof, bevatten, worden van de posten 0401 t/m 0404 uitgezonderd, aangezien deze caseïnaten van nature niet in deze hoeveelheden in melk voorkomen (zie met name post 1901 ).



0401

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Voorzover zij geen andere dan de in de tweede alinea van de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op hoofdstuk 4 van bedoelde bewerkingen hebben ondergaan, behoren onder meer de volgende producten tot deze post:

1.  niet-behandelde volle melk en geheel of gedeeltelijk afgeroomde melk;

2.  gepasteuriseerde melk. Dit is melk waarvan de houdbaarheid is verbeterd door gedeeltelijke vernietiging van de bacteriën door thermische behandeling;

3.  gesteriliseerde melk, ultrahogetemperatuurmelk (UHT-melk) daaronder begrepen, die langer houdbaar is en die vrijwel geheel bacterievrij is gemaakt door een verder voortgezette thermische behandeling;

4.  gehomogeniseerde melk, waarin de vetbolletjes van de natuurlijke emulsie door een mechanische behandeling onder zeer hoge druk, gepaard gaande met een thermische behandeling, zijn gereduceerd tot bolletjes met een veel geringere diameter zodat roomvorming ten dele wordt voorkomen;

5.  gepeptoniseerde melk. Dit is melk die lichter verteerbaar is gemaakt door toevoeging van pepsine, waardoor de eiwitten worden afgebroken;

6.  room. Dit is de vetrijke laag die zich langs natuurlijke weg aan het oppervlak van melk vormt door de langzame samenklontering van de vetbolletjes van de emulsie. De room wordt met de hand afgeschept (scheproom) of verkregen door centrifugeren in ontromers of separatoren (centrifugeroom). Hij bevat, naast de overige bestanddelen van de melk, een vrij grote hoeveelheid vetstoffen (gewoonlijk meer dan 10 gewichtspercenten). Door bepaalde moderne centrifugeerprocessen kan room met een vetgehalte van meer dan 50 gewichtspercenten worden verkregen.

Voor de toepassing van deze post wordt room als „niet ingedikt” aangemerkt indien hij, ongeacht het vetgehalte, uitsluitend is verkregen:

a)  door het afromen aan het oppervlak van de melk, of

b)  door het centrifugeren.

Room die is ingedikt, bijvoorbeeld door indampen door een thermische behandeling, behoort daarentegen tot post 0402 .

0402

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Deze post omvat melkpoeder waaraan achteraf weer gedesinfecteerd centrifugaat is toegevoegd, op voorwaarde dat de verhouding van natuurlijke melkbestanddelen niet wordt verstoord (anders post 0404 ).

Producten die meer dan 3 gewichtspercenten sojalecithine (emulgator), berekend op de droge stof, bevatten, zijn van deze post uitgezonderd.

Zie ook de GS-toelichting op post 0404 , uitzondering d).

0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

Dikvloeibare producten die gewoonlijk met een lepel worden gegeten, worden niet aangemerkt als producten „in poeder, in korrels of in andere vaste vorm”.

Het begrip „karnemelk” bedoeld bij deze post omvat zowel zoete karnemelk (dat wil zeggen niet-aangezuurde) als via aanzuring verkregen karnemelk.

0403 10 11 t/m 0403 10 99

yoghurt

Tot deze onderverdelingen behoren slechts de producten die zijn verkregen door melkzuurfermentatie van uitsluitend Streptococcus thermophilus en Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus.

Tot deze onderverdelingen behoren niet de producten die na gisting een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor de yoghurtbacteriën echter volledig inactief zijn (onderverdeling 0403 90 ).

0403 90 11 t/m 0403 90 99

andere

Zie de toelichting bij de onderverdelingen 0403 10 11 t/m 0403 10 99 .

Onder deze onderverdelingen vallen niet de producten van de soort „cagliata” zoals omschreven in de toelichting op de onderverdelingen 0406 10 30 t/m 0406 10 80 , derde alinea.

0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

Zie de eerste alinea van de toelichting op post 0402 .

0404 90 21 t/m 0404 90 89

andere

De toelichting op post 0402 is van overeenkomstige toepassing.

Onder deze onderverdelingen vallen met name melkproteïneconcentraten, die in het algemeen worden gewonnen uit afgeroomde melk, door een gedeeltelijke verwijdering van de lactose en de minerale zouten, en die een proteïnegehalte hebben, berekend op de droge stof, van 85 gewichtspercenten of minder. Het proteïnegehalte wordt berekend door het stikstofgehalte te vermenigvuldigen met de factor 6,38.

Melkproteïneconcentraten met een proteïnegehalte van meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, vallen onder post 3504 (zie de aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 35).

0405

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's

0405 10 11 t/m 0405 10 90

boter

Het begrip „boter” is omschreven in aantekening 2, onder a), en in aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk.

Zie eveneens letter A van de GS-toelichting op post 0405 .

Boter is een emulsie van water in melkvet, waarin het water de disperse of discontinue fase en de vetstof de dispergerende of continue fase vormt.

Room (posten 0401 en 0402 ) — waarvan het vetgehalte in sommige gevallen dat van boter kan evenaren — is daarentegen een emulsie van vetbolletjes in water, waarin het water de dispergerende fase en de vetstof de disperse fase vormt.

Uit dit verschil in structuur volgt, dat bij room, door eenvoudige toevoeging van een bepaalde hoeveelheid water, de melk nagenoeg in haar oorspronkelijke toestand kan worden teruggebracht, terwijl dit bij boter niet mogelijk is.

0405 20 10 t/m 0405 20 90

zuivelpasta's

Het begrip „zuivelpasta's” is omschreven in aantekening 2, onder a), op dit hoofstuk.

Zie eveneens letter B van de GS-toelichting op post 0405 .

0405 90 10 en 0405 90 90

andere

Zie aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk en letter C van de GS-toelichting op post 0405 .

0406

Kaas en wrongel

Producten waarvan het melkvet geheel of gedeeltelijk is vervangen door andere vetstoffen (bijvoorbeeld plantaardige vetstoffen), worden niet aangemerkt als kaas van post 0406 (in het algemeen post 2106 ).

0406 10 30 t/m 0406 10 80

verse (niet gerijpte) kaas, weikaas daaronder begrepen, en wrongel

Zie voor weikaas de tweede alinea van de GS-toelichting op post 0406 .

Wrongel of kwark wordt verkregen uit gestremde melk waarvan de wei grotendeels is afgescheiden (bijvoorbeeld door uitlekken of uitpersen). Wrongel (anders dan in poedervorm) waaraan suiker en vruchten zijn toegevoegd, behoudt het karakter van wrongel in de zin van deze onderverdelingen voorzover het totale gehalte aan suiker en vruchten niet meer dan 30 gewichtspercenten bedraagt.

Onder deze onderverdelingen vallen de producten van de soort „cagliata”, dat wil zeggen producten verkregen door volle melk, gedeeltelijk afgeroomde melk of geheel afgeroomde melk, waaruit het merendeel van de wei is weggehaald, met stremsel, andere enzymen of met een zuurbehandeling te doen stremmen. Deze producten worden aangeboden in de vorm van een nog niet kneedbare stremselbrij, soepel, gemakkelijk in korrels te scheiden, met een intense kenmerkende geur en met een gehalte aan natriumchloride (keukenzout) van niet meer dan 0,3 gewichtspercenten. Het zijn tussenproducten die een verdere bewerking behoeven, voornamelijk voor de vervaardiging van kaas.

0406 20 00

kaas van alle soorten, geraspt of in poeder

Deze onderverdeling omvat:

1.  geraspte kaas, gewoonlijk gebruikt als smaakstof of voor andere doeleinden in de levensmiddelenindustrie. Hij wordt meestal verkregen uit harde kaas, (bijvoorbeeld Grana, Parmigiano Reggiano, Emmentaler, Reggianito, Sbrinz, Asiago, Pecorino, enz.). Aan deze kaas kan het water gedeeltelijk onttrokken zijn teneinde een zo lang mogelijke houdbaarheid te verzekeren.

Kaas die na het raspen geheel of gedeeltelijk klonterig is geworden, valt eveneens onder deze onderverdelingen;

2.  kaas in poedervorm, gewoonlijk gebruikt in de voedselindustrie. Hij wordt verkregen uit kaas van alle soorten, die ofwel vloeibaar gemaakt en verstoven is, ofwel tot pasta verwerkt en vervolgens gedroogd en vermalen is.

0406 30 10 t/m 0406 30 90

smeltkaas, niet geraspt noch in poeder

Zie de eerste alinea, punt 3, van de GS-toelichting op post 0406 .

0406 40 10 t/m 0406 40 90

blauw-groen geaderde kaas en andere kaas die aders bevat die zijn verkregen door gebruik te maken van Penicillium roqueforti

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 0406 40 .

Deze kaas wordt gekenmerkt door een onregelmatige pigmentering van het kaasdeeg als gevolg van inwendige schimmelvorming.

0406 40 90

andere

Deze onderverdeling omvat eveneens kaas met een duidelijk zichtbare, onregelmatige, wit-grijsachtige pigmentering van het kaasdeeg, verkregen door het gebruik van kleurloze schimmels Penicillium roqueforti.

0407

Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt

Deze post omvat eveneens bedorven eieren in de schaal, alsmede eieren die licht zijn bebroed.

Het verduurzamen kan geschieden door de schaal van de eieren te behandelen met vetstoffen, was of paraffine, door inleggen in kalkwater of waterglas (een oplossing van natrium- of kaliumsilicaat) of op een andere wijze.

Wordt aangemerkt als „pluimvee” de vogels bedoeld bij post 0105 .

0407 11 00 t/m 0407 19 90

Broedeieren

Deze onderverdelingen omvatten uitsluitend eieren van pluimvee die beantwoorden aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en bepalingen.

0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0408 11 80

ander

Onder deze onderverdeling valt eigeel dat geschikt is voor menselijke consumptie, alsook eigeel dat daarvoor niet geschikt is, andere dan vallende onder onderverdeling 0408 11 20 .

Hieronder valt eveneens gedroogd eigeel dat is verduurzaamd door toevoeging van kleine hoeveelheden chemicaliën en bestemd is voor het vervaardigen van gebak, deegwaren en soortgelijke producten.

0408 19 81 en 0408 19 89

ander

De eerste zin van de toelichting op onderverdeling 0408 11 80 is van overeenkomstige toepassing.

0408 91 80

andere

De toelichting op onderverdeling 0408 11 80 is van overeenkomstige toepassing.

0408 99 80

andere

De toelichting op onderverdeling 0408 11 80 is van overeenkomstige toepassing.

Deze onderverdeling heeft niet alleen betrekking op verse eieren uit de schaal, maar ook op alle soortgelijke eieren die zijn verduurzaamd, bijvoorbeeld door toevoeging van zout of chemische conserveermiddelen (vloeibaar heel ei) of door bevriezing (bevroren heel ei). Hiertoe behoren ook gestoomde of in watergekookte eieren alsmede gevormde eieren (zogenaamde langeieren of eiworsten, die bijvoorbeeld rond zijn en worden verkregen uit het eiwit en het eigeel van verscheidene eieren).

►M6  Deze onderverdeling omvat gepasteuriseerde vloeibare vogeleieren die dezelfde organoleptische eigenschappen hebben als verse vogeleieren, ook indien zij kleine hoeveelheden toegevoegd water en chemische conserveringsmiddelen (bijvoorbeeld citroenzuur (E 330)) bevatten. ◄

HOOFDSTUK 5

ANDERE PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN



0505

Vogelhuiden en andere delen van vogels, met veren of dons bezet, veren en delen van veren (ook indien bijgesneden) en dons, ruw, gereinigd, ontsmet of op andere wijze behandeld ter voorkoming van bederf, doch niet verder bewerkt; poeder en afval, van veren of van delen van veren

0505 10 10 en 0505 10 90

veren van de soorten die als opvulmateriaal worden gebruikt; dons

De in deze onderverdelingen bedoelde producten zijn omschreven in de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 0505 10 .

0505 10 10

ruw

Tot deze onderverdeling behoren de veren van de als opvulmateriaal gebruikte soorten en het dons zoals zij worden verkregen bij het plukken, ongeacht of zulks al dan niet in vochtige toestand is geschied. Hieronder vallen eveneens de veren en het dons die na het plukken stofvrij gemaakt of gedesinfecteerd zijn, dan wel uitsluitend ter voorkoming van bederf een behandeling hebben ondergaan.

Voorts behoren tot deze onderverdeling teruggewonnen veren in een staat waarin zij als zodanig niet als opvulmateriaal gebruikt kunnen worden. De tot deze onderverdeling behorende producten worden veelal in balen samengeperst.

0505 10 90

andere

Onder deze onderverdeling vallen bijvoorbeeld de veren van de als opvulmateriaal gebruikte soorten en het dons die een grondiger reiniging hebben ondergaan dan die bedoeld bij de toelichting op onderverdeling 0505 10 10 , bijvoorbeeld wassen met water of stoom en drogen met hete lucht.

0505 90 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.  vogelhuiden en andere delen van vogels (koppen, vleugels, halzen, enz.) met veren of met dons bezet, die bijvoorbeeld worden gebruikt voor het vervaardigen van garnituren voor hoofddeksels;

2.  vogelhuiden ontdaan van de dekveren en in het bijzonder die delen van ganzehuiden die „zwanehuid” worden genoemd en voornamelijk gebruikt worden voor het vervaardigen van poederdonsjes;

3.  de grote vleugel- en staartveren en andere delen van het gevederte, die in verband met hun grootte en de stijfheid van de schacht niet geschikt zijn als opvulmateriaal;

4.  sierveren, in hoofdzaak bestemd om na bewerking te dienen voor de vervaardiging van versieringsmotieven voor hoofddeksels, van kunstbloemen, enz. Dit zijn bijvoorbeeld de veren van struisvogels, zilverreigers, blauwe reigers, fazanten, maraboe's, ibissen, pauwen, paradijsvogels, flamingo's, gaaien, kolibries, eksters, gieren, meeuwen en ooievaars;

5.  veren, meestal de langere, gebruikt voor de vervaardiging van plumeaus en veren stoffers;

6.  sommige delen van veren zoals de spoelen en de schachten, ook indien gespleten (voor de vervaardiging van tandenstokers, hengelbenodigdheden, enz.), de baarden, al dan niet bijgesneden, gestript van de schacht, ook indien zij van onderen bijeengehouden worden door een vlies dat van de schacht afkomstig is (getrokken veren). Indien zij echter, ondanks de bewerkingen die zij hebben ondergaan, in wezen opvulmateriaal zijn gebleven, vallen zij onder onderverdeling 0505 10 10 of 0505 10 90 .

Tot deze onderverdeling behoren eveneens de producten, die „gerissene Hahnenhälse” worden genoemd. Dit zijn schachten die, met uitzondering van het niet afstripbare pluimpje aan de top, ontdaan zijn van de baard;

7.  poeder (of meel) en afval van veren of van delen van veren.

0506

Beenderen en hoornpitten, ruw, ontvet of eenvoudig voorbehandeld (doch niet in vorm gesneden), met zuur behandeld of ontdaan van gelatine; poeder en afval van deze stoffen

0506 10 00

osseïne en met zuur behandelde beenderen

Zie de tweede alinea, punt 3, van de GS-toelichting op post 0506 .

0506 90 00

andere

Zie de tweede alinea, de punten 1, 2, 4 en 5, van de GS-toelichting op post 0506 .

0510 00 00

Grijze amber, bevergeil, civet en muskus; Spaanse vlieg; gal, ook indien gedroogd; klieren en andere stoffen van dierlijke oorsprong, die worden gebruikt voor het bereiden van farmaceutische producten, vers, gekoeld, bevroren of anderszins voorlopig geconserveerd

Naast de in de GS-toelichting op post 0510 genoemde producten omvat deze post placentaweefsels in gekoelde of bevroren staat, ook in steriele recipiënten.

0511

Producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie

0511 91 10

visafvallen

Zie punt 6, de nummers 1 t/m 4, van de GS-toelichting op post 0511 .

0511 91 90

andere

Deze onderverdeling omvat:

1.  niet-eetbare kuit en hom (zie in dit verband punt 5, de alinea's 1 en 2, van de GS-toelichting op post 0511 );

2.  afvallen van schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bijvoorbeeld garnalenschalen, ook indien in poedervorm;

3.  dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3, niet eetbaar of ongeschikt geacht voor menselijke consumptie, bijvoorbeeld daphnia's, ook watervlooien genoemd, en andere ostracoden of phyllopoden, gedroogd, om als voer voor aquariumvissen te dienen.

0511 99 31 en 0511 99 39

Echte sponsen

Zie punt 14, van de GS-toelichting op post 0511 .

0511 99 31

ruw

Deze onderverdeling omvat, behalve de sponsen die worden aangeboden in de staat waarin ze zijn opgevist, echte sponsen die door middel van slaan of kneden en wassen in zeewater zijn ontdaan van hun omhulsel, slijmerige weke delen en van een gedeelte van hun onzuiverheden (kalk, zand, enz.).

Deze onderverdeling omvat eveneens echte sponsen die, in het bijzonder door snijden, zijn ontdaan van onbruikbare delen (bijvoorbeeld rotte delen) en, in het algemeen, alle sponsen die nog geen enkele chemische behandeling hebben ondergaan.

0511 99 39

andere

Onder deze onderverdeling vallen sponsen die een verdere bewerking hebben ondergaan, met het doel ze geheel van kalkinsluitsels te ontdoen, ze te ontkleuren (behandeling met broom of natriumthiosulfaat), te ontvetten (in een bad met ammoniakoplossing), te bleken (oxaalzuurbad van 2 %) of ze voor gebruik geschikt te maken door andere chemische behandelingen.

0511 99 85

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten genoemd in de punten 2, 3, 4, 7, 8 en 13 van de GS-toelichting op post 0511 , alsmede dode dieren van de soorten bedoeld in hoofdstuk 1, niet eetbaar of niet geschikt geacht voor menselijke consumptie.

Dierlijk bloedplasma valt niet onder deze onderverdeling (bijvoorbeeld post 3002 ).

AFDELING II

PRODUCTEN VAN HET PLANTENRIJK

HOOFDSTUK 6

LEVENDE PLANTEN EN PRODUCTEN VAN DE BLOEMENTEELT



0601

Bollen, knollen en wortelstokken, ook indien in blad of in bloei; cichoreiplanten en -wortels, andere dan die bedoeld bij post 1212

0601 20 30

orchideeën, hyacinten, narcissen en tulpen

Tot deze onderverdeling behoren eveneens epifytische orchideeën (bijvoorbeeld van het geslacht Cattleya of Dendrobium).

0602

Andere levende planten (wortels daaronder begrepen), stekken en enten; champignonbroed

0602 10 10 en 0602 10 90

stekken zonder wortels en enten

Tot deze onderverdelingen behoren:

1.  levende plantendelen zonder wortels, die van de moederplant werden gescheiden om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stekken);

2.  de levende delen van planten voorzien van knoppen (ogen) en bestemd voor het enten van planten (enten).

0602 40 00

rozen, ook indien geënt

Tot deze onderverdelingen behoren niet enkel gecultiveerde rozen, maar ook wilde rozen.

0602 90 10

champignonbroed

Onder champignonbroed (thallus of mycelium) wordt verstaan een min of meer samenhangende massa ragfijne celdraden (hyphen), die — vaak ondergronds — leven en gedijen op compost van dierlijke of plantaardige stoffen, of zich in de dradenmassa zelf ontwikkelen en waaruit champignons ontstaan.

Champignonbroed in handelskwaliteit wordt geleverd in de vorm van kleine platen (plakken) bestaande uit half vergane stukjes stro waarop zich een laag reproductieve celdraden (hyphen) heeft ontwikkeld.

Onder deze onderverdeling valt eveneens het product dat bestaat uit nog niet volledig ontwikkeld champignonbroed, in microscopisch kleine deeltjes op een voedingsbodem van graankorrels, in een compost van gesteriliseerde paardenmest (een mengsel van stro en paardenvijgen).

0602 90 41

woudbomen en woudheesters (zogenaamd bosplantsoen)

Deze onderverdeling omvat jonge planten uit zaden van naald- en loofbomen en heesters, die in de regel dienen voor bebossing. Zij worden meestal zonder aardkluit geleverd.

0602 90 45

bewortelde stekken en jonge planten

Deze onderverdeling omvat jonge planten, elders genoemd noch elders onder begrepen, die, alvorens te worden uitgeplant, in een boomkwekerij moeten worden opgekweekt. Het betreft een- of tweejarige zaailingen, bewortelde stekken, afleggers en planten die in de regel niet ouder zijn dan twee tot drie jaar.

0602 90 48

andere

Deze onderverdeling omvat bomen en struiken van Europese of exotische oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen, die in de regel niet voor bebossing dienen. Zij worden meestal met aardkluit geleverd.

0602 90 50

andere planten voor de open grond

Deze onderverdeling omvat meerjarige winterharde planten, waarvan de bovengrondse niet-verhoute delen in de herfst afsterven en in het voorjaar opnieuw uitlopen.

Deze onderverdeling omvat ook tuinvarens en moeras- en waterplanten (andere dan bedoeld bij post 0601 of bij onderverdeling 0602 90 99 ).

Deze onderverdeling omvat ook grasrollen en -zoden voor het aanleggen van grasperken.

0603

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd

0603 11 00 t/m 0603 19 70

vers

Deze onderverdelingen omvatten ook bloemen, bloesems en bloemknoppen waarvan de natuurlijke kleur is gewijzigd of verlevendigd, bijvoorbeeld door absorptie van kleurstofoplossingen voor of na het afsnijden, dan wel door eenvoudige onderdompeling, voorzover deze producten vers worden aangeboden.

0603 19 70

andere

Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld zonnebloemen en reseda's. Stengels en bladeren van deze planten (zonder bloemen) vallen onder onderverdeling 1404 90 00 .

Deze onderverdeling omvat ook wilgentakken met knoppen of bloesem (wilgenkatjes). Wilgentakken zonder knoppen of bloesem vallen daarentegen onder onderverdeling 1401 90 00 .

0604

Loof, bladeren, twijgen, takken en andere delen van planten, zonder bloemen, bloesems of bloemknoppen, alsmede grassen, mossen en korstmossen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, gedroogd, gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze geprepareerd

0604 20 11

rendiermos

Rendiermos is een plant van de familie der Cladoniaceae (Cladonia rangiferina, Cladonia silvatica en Cladonia alpestris).

0604 20 90

andere

Verse aren van graangewassen vallen onder hoofdstuk 10 of, wanneer het om suikermais (Zea mays var. saccharata) gaat, onder hoofdstuk 7.

0604 90 11

rendiermos

Zie de toelichting op onderverdeling 0604 20 11 .

0604 90 91

enkel gedroogd

Onder deze onderverdeling vallen niet de gedroogde takken en twijgen die ineen zijn gedraaid of spiraalvormig ineen zijn gevlochten, ongeacht of zij voorafgaande aan het drogen ineen waren gedraaid of spiraalvormig ineen waren gevlochten (onderverdeling 0604 90 99 ).

Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd de enkel gedroogde aren, kolven en pluimen van suikermais (Zea mays var. saccharata) (hoofdstuk 7) of van graangewassen (hoofdstuk 10).

0604 90 99

andere

Tot deze onderverdeling behoren gedroogde aren van graangewassen (bijvoorbeeld maiskolven) die zijn gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze behandeld om voor versiering te worden gebruikt. Deze onderverdeling omvat ook gedroogde takken en twijgen die ineen zijn gedraaid of die spiraalvormig ineen zijn gevlochten.

HOOFDSTUK 7

GROENTEN, PLANTEN, WORTELS EN KNOLLEN, VOOR VOEDINGSDOELEINDEN

Algemene opmerkingen

1. 

Blancheren is in dit hoofdstuk niet toegestaan, met uitzondering van:

— 
bevroren groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, van post 0710 ,
— 
gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten), van post 0713 .
2. 

Scheuten (groentescheuten en andere scheuten) zijn gekiemde zaden die bestemd zijn voor menselijke consumptie en rauw of gekookt worden gegeten. Voor het ontkiemen worden de zaden vochtig gemaakt (dit verhoogt het watergehalte in de zaden en beëindigt de rusttoestand ervan) tot een nieuwe plant begint te groeien en bladeren ontwikkelt.

Over het algemeen kunnen scheuten die gereed zijn voor menselijke consumptie op drie manieren worden aangeboden:

a) 

als een ontkiemende plant met kiemblaadjes (cotyledonen, de eerste bladeren in een embryonaal stadium), met resten van de zaden en wortels;

b) 

als een plant bestaande uit een ontkiemende graankorrel, bijv. gekiemde gerst, zogenoemde groenmout (zie eveneens de toelichtingen bij de onderverdelingen 1107 10 11 t/m 1107 10 99 ), die rauw in salades of, na verdere verwerking, voor de productie van voornamelijk bier of whisky kan worden gebruikt;

c) 

als een „babyplant”, uitsluitend bestaande uit kiemblaadjes, zonder resten van de zaden en wortels en zonder „volwassen bladeren” (echte bladeren, gevormd na het embryonale stadium). Dit soort scheuten wordt doorgaans in kleine doosjes met kweekmedium aangeboden.

Bij het indelen van de scheuten gelden de volgende beginselen:

— 
scheuten van de in hoofdstuk 7 genoemde groenten moeten onder hun respectieve posten als verse groenten onder hoofdstuk 7 worden ingedeeld, omdat verse groenten onder dit hoofdstuk vallen, ongeacht of ze bestemd zijn te worden gebruikt als voedingsmiddel, om te zaaien of te planten, met uitzondering van plantgoed van groenten dat geschikt is om opnieuw te planten in de zin van post 0602 (zie de tiende alinea van de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op hoofdstuk 7),
— 
bonen die worden gebruikt voor de productie van kiemgroenten worden ingedeeld onder post 0713 als gedroogde zaden van peulgroenten (zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 0713 31 ). De scheuten die uit deze bonen ontkiemen, evenals de scheuten van andere gedroogde peulgroenten, worden echter als verse peulgroenten ingedeeld onder post 0708 ,
— 
hoewel sommige planten in de vorm van slechts zaden in aanmerking komen voor een indeling onder andere hoofdstukken van de gecombineerde nomenclatuur, zoals de hoofdstukken 9 en 12, zijn zij, eenmaal ontkiemd, als groente geschikt voor consumptie en dienen zij daarom dienovereenkomstig te worden ingedeeld onder hoofdstuk 7, omdat de planten niet meer de objectieve kenmerken van de hoofdstukken 9 en 12 bezitten. Zie de eerste alinea, punt 14, van de GS-toelichting op post 0709 , met betrekking tot bamboescheuten en sojaboonscheuten,
— 
scheuten van granen van hoofdstuk 10 (post 1001 , 1002 , 1003 , 1004 , 1006 of 1008 ), bijvoorbeeld gekiemde gerst, moeten worden ingedeeld in onderverdeling 1107 10 (gekiemde gerst is uitgezonderd van hoofdstuk 10, zie de uitzondering a) van de GS-toelichting op post 1003 ), wat de meest specifieke post is voor ontkiemde granen omdat de post niet beperkt is tot ontkiemde en gedroogde granen (mout). „Groenmout” wordt ingedeeld onder de onderverdelingen 1107 10 11 t/m 1107 10 99 (zie de eerste alinea van de toelichting op onderverdelingen 1107 10 11 t/m 1107 10 99 ) en wordt gekenmerkt als graan dat aan het ontkiemen is, maar nog niet is gedroogd,
— 
scheuten van de variëteit Zea mays var. saccharata (suikermais) moeten bij toepassing van aantekening 2 op hoofdstuk 7 en aantekening 2 op hoofdstuk 10, worden ingedeeld onder post 0709 (onderverdeling 0709 99 60 ).

▼M14

Niet-limitatieve lijst van scheuten en hun GN-codes:



GN-code

Omschrijving (Latijnse naam)

0703 10 19

uienscheuten (Allium cepa)

0703 20 00

knoflookscheuten (Allium sativum)

0703 90 00

preischeuten (Allium porrum)

0704 90 90

broccolischeuten (Brassica oleracea var. italica)

0706 90 90

bietenscheuten (Beta vulgaris ssp. vulgaris)

0706 90 90

radijsscheuten (Raphanus sativus)

0708 10 00

erwtenscheuten (Pisum sativum)

0708 20 00

adukiboonscheuten (Phaseolus angularis)

0708 20 00

mungboonscheuten (Vigna radiata)

0708 20 00

rijstboonscheuten (Phaseolus pubescens)

0708 90 00

kikkererwtscheuten (Cicer arietinum)

0708 90 00

hauwklaverscheuten (Lotus maritimus)

0708 90 00

linzescheuten (Lens culinaris)

0708 90 00

duivenerwtscheuten (Cajanus cajan)

0709 99 10

rucolascheuten (Eruca vesicaria ssp. sativa)

0709 99 50

venkelscheuten (Foeniculum vulgare var. azoricum)

0709 99 60

suikermaisscheuten (Zea mays var. saccharata)

0709 99 90

alfalfascheuten (Medicago sativa)

0709 99 90

basilicumscheuten (Ocimum spp.)

0709 99 90

zwartemosterdscheuten (Brassica nigra, syn.: Sinapis nigra L., Sisymbrium nigrum (L.) Prantl.)

0709 99 90

dropplantscheuten (Agastache foeniculum)

0709 99 90

bernagiescheuten (Borago officinalis)

0709 99 90

Chinese-mahoniescheuten (Toona sinensis)

0709 99 90

kortarige-zeekraalscheuten (Salicornia europaea)

0709 99 90

korianderscheuten (Coriandrum sativum)

0709 99 90

tuinkersscheuten (Lepidium sativum)

0709 99 90

fenegriekscheuten (Trigonella foenum-graecum)

0709 99 90

scheuten van groene shiso of paarse shiso (Perilla frutescens)

0709 99 90

zonnebloemscheuten (Helianthus annuus)

0709 99 90

wittemosterdscheuten (Sinapis alba)

1107 10 19

groenmout van tarwe (Triticum aestivum)

1107 10 99

groenmout van gerst (Hordeum vulgare)

1107 10 99

groenmout van gierst (Panicum miliaceum)

1107 10 99

groenmout van haver (Avena sativa)

1107 10 99

groenmout van rijst (Oryza sativa)

1107 10 99

groenmout van rogge (Secale cereale)

▼B



0701

Aardappelen, vers of gekoeld

0701 90 50

nieuwe aardappelen (primeurs), van 1 januari tot en met 30 juni

Nieuwe aardappelen (primeurs) onderscheiden zich door hun lichte kleur (meestal wit of bleekrood) en hun dunne of nauwelijks gevormde schil die maar los aan de knol zit en door schrapen gemakkelijk kan worden verwijderd. Bovendien vertonen zij geen sporen van kieming.

0703

Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

0703 10 11 t/m 0703 10 90

uien en sjalotten

Deze onderverdelingen omvatten alle als groente gegeten variëteiten uien (Allium cepa) en sjalotten (Allium ascalonicum).

0703 10 11

plantuitjes

Deze onderverdeling omvat eenjarige uit zaad gewonnen uien voor het uitplanten. Hun diameter is gewoonlijk 1 tot 2 cm.

0703 20 00

knoflook

Deze onderverdeling omvat alle als groente gegeten variëteiten knoflook (Allium sativum).

Onder deze onderverdeling valt ook knoflook bestaande uit één bol zonder aparte tenen, met een diameter van ongeveer 25 tot 50 mm en in de handel omschreven als „solo garlic”, „pearl garlic”, „single clove garlic” of „monobulb garlic” (of andere vergelijkbare handelsbenamingen). Onder deze onderverdeling valt niet de zogenaamde „reuzenknoflook” of „olifantenknoflook” (Allium ampeloprasum, die onder onderverdeling 0703 90 00 valt), die bestaat uit een bol met een diameter van ongeveer 60 mm of meer (dat wil zeggen aanzienlijk groter en zwaarder dan een knoflookbol met verschillende tenen). Ook wat hun genenpool betreft, verschillen de soorten Allium sativum en Allium ampeloprasum van elkaar.

0703 90 00

prei en andere eetbare looksoorten

Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld gewone prei (Allium porrum), bieslook (Allium fistulosum) en klein bieslook (Allium schoenoprasum).

0704

Rodekool, wittekool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht „ Brassica ”, vers of gekoeld

0704 10 00

bloemkool

Zie de eerste alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 0704 .

0704 90 10

wittekool en rodekool

Deze onderverdeling omvat wittekool (Brassica oleracea L. var. capitata L. f. alba D. C.), alsmede spitskool (Brassica oleracea L. var. capitata L. f. var. alba D. C. subvar. conica en subvar. piramidalis) en rodekool (Brassica oleracea L. var. capitata L. f. rubra (L.) Thell).

0704 90 90

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer savooiekool (Brassica oleracea var. bullata D. C. en var. sabauda L.), Chinese kool of pe-tsai (bijvoorbeeld Brassica sinensis en Brassica pekinensis), koolrabi (Brassica oleracea var. gongylodes), alsmede broccoli (Brassica oleracea L. convar. botrytis (L.) Alef var. italica Plenck).

Onder deze onderverdeling vallen daarentegen niet:

a)  eetbare wortelen van het geslacht „Brassica” (de rapen bedoeld bij post 0706 en de koolrapen of rutabagas (Brassica napus var. napobrassica) bedoeld bij post 1214 );

b)  voederkolen, zoals witte en rode mergkool (Brassica oleracea var. medullosa) en de koolsoort Brassica oleracea var. viridis, die onder post 1214 vallen.

0706

Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld

0706 10 00

wortelen en rapen

Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op de als groente gegeten rapen en wortelen (rode of bleekrode). Onder onderverdeling 1214 90 10 vallen daarentegen voederwortelen met meestal wit of lichtgeel vlees, voederrapen (Brassica campestris var. rapa), alsmede koolrapen of rutabagas (Brassica napus var. napobrassica).

0706 90 90

andere

Van de andere eetbare wortelen en knollen die onder deze onderverdeling vallen, kunnen worden genoemd:

1.  kroten (Beta vulgaris var. conditiva);

2.  haverwortels (Tragopogon porrifolius) en schorseneren (Scorzonera hispanica);

3.  radijzen van alle soorten: witte, bleekrode, enz. (Raphanus sativus var. sativus), ramanas (Raphanus sativus var. niger);

4.  knolpeterselie (Petroselinum crispum var. tuberosum) en knolkervel (Chaerophyllum bulbosum);

5.  pastinaken (Pastinaca sativa);

6.  Japanse andoorns (Stachys affinis of Stachys sieboldii), die bestaan uit langwerpige wortelstokken, geelachtig-wit van kleur, in de regel ter grootte van een pink en met een reeks insnoeringen.

Eetbare wortels en knollen met een hoog zetmeel- of inulinegehalte, zoals aardperen, zoete aardappelen of bataten, taro's en yams (broodwortels), vallen echter onder post 0714 .

0707 00

Komkommers en augurken, vers of gekoeld

0707 00 90

augurken

Deze onderverdeling omvat augurken, zijnde een variëteit kleine komkommers (85 of meer stuks per kg).

0708

Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

0708 10 00

erwten ( Pisum sativum ), peultjes daaronder begrepen

Deze onderverdeling heeft betrekking op alle erwten, peultjes daaronder begrepen, van de soort Pisum sativum, dus ook op voedererwten (Pisum sativum var. arvense).

Hieronder vallen daarentegen geen zogenaamde ogenbonen of „cow-peas” (black-eyebonen daaronder begrepen), die in werkelijkheid bonen zijn van het geslacht Vigna en behoren tot onderverdeling 0708 20 00 , en kekers (een soort grauwe erwt) van het geslacht Cicer, die onder onderverdeling 0708 90 00 vallen.

0708 90 00

andere peulgroenten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten bedoeld in de eerste alinea, de punten 3 t/m 6, van de GS-toelichting op post 0708 .

0709

Andere groenten, vers of gekoeld

0709 20 00

asperges

Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op de wortelspruiten van de asperge (Asparagus officinalis).

0709 40 00

selderij, andere dan knolselderij

Hieronder vallen selderij van de variëteiten „Apium graveolens L. var. dulce (Mill.) Pers.” (bleekselderij) en „Apium graveolens var. secalinum Alef.” (snij- of bladselderij).

0709 59 10

cantharellen

Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op cantharellen (ook hanenkammen of dooier-zwammen genoemd), in het algemeen met eigele kleur, van de soorten „Cantharellus cibarius Fries” en „Cantharellus friesii Quélet”. Soortgelijke eetbare soorten, zoals de valse dooierzwam (Clitocybe aurantiaca) en de hoorn des overvloeds (Craterellus cornucopioides), die soms in vleeswaren wordt verwerkt ter vervanging van truffels, vallen onder onderverdeling 0709 59 90 .

0709 59 30

eekhoorntjesbrood

Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op boleten, behorende tot het geslacht „Boletus”, en met name het gewone eekhoorntjesbrood (Boletus edulis).

0709 60 10 t/m 0709 60 99

vruchten van de geslachten „ Capsicum ” en „ Pimenta

Zie de eerste alinea, punt 5, van de GS-toelichting op post 0709 .

0709 92 10 en 0709 92 90

olijven

Deze onderverdelingen omvatten mede de olijven die een behandeling voor het winnen van olie hebben ondergaan, maar waarvan het gehalte aan vetstoffen nog meer dan 8 gewichtspercenten bedraagt.

0709 99 10

sla, andere dan „ Lactuca sativa ” en andere dan cichoreigroenten ( Cichorium spp.)

Deze onderverdeling omvat alle soorten sla, met uitzondering van kropsla („Lactuca sativa”) en cichoreigroenten (Cichorium spp.). Genoemd kunnen worden:

1.  veldsla;

2.  paardebloemsla of molsla (Taraxacum officinale).

0709 99 20

snijbiet en kardoen

Deze onderverdeling omvat enerzijds snijbiet (Beta vulgaris subvar. cicla) en anderzijds kardoen (Cynara cardunculus).

0709 99 40

kappers

Kappers zijn de bloemknoppen van de kapperstruik (Capparis spinosa).

0709 99 90

andere

Van de onder deze onderverdeling vallende groenten kunnen worden genoemd:

1.  okra of comboux (Hibiscus esculentus);

2.  rabarber;

3.  zuring (Rumex acetosa);

4.  klaverzuring (Oxalis crenata);

5.  suikerwortel (Sium sisarum);

6.  de diverse soorten kers: tuinkers (Lepidium sativum), waterkers (Nasturtium officinale), Amerikaanse winterkers (Barbarea verna), Oost-Indische kers (Tropaeolum majus), enz.;

7.  postelein (Portulaca oleracea);

8.  peterselie en kervel, andere dan knolpeterselie en knolkervel die onder onderverdeling 0706 90 90 vallen;

9.  dragon (Artemisia dracunculus) en bonenkruid (Satureja hortensis en Satureja montana);

10.  marjolein (Origanum majorana);

11.  verse bollen van de familie der lelieachtigen, behorende tot de soort „Muscari comosum” (gebruikelijke benamingen „kuif- of pluimhyacint”, „wilde uien”, „lampasciolo”, „lilas de terre”, „feather hyacinth”).

Er wordt voorts op gewezen dat:

a)  wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline onder post 0714 vallen;

b)  een aantal planten van dit hoofdstuk is uitgezonderd, hoewel zij voor voedingsdoeleinden worden gebruikt; dit geldt onder meer voor de volgende soorten:

1.  tijm (Thymus vulgaris) (wilde tijm of kruiptijm daaronder begrepen) die onder de onderverdelingen 0910 99 31 t/m 0910 99 39 vallen;

2.  laurierbladeren die onder onderverdeling 0910 99 50 vallen;

3.  wilde marjolein (Origanum vulgare), salie (Salvia officinalis), bazielkruid of basilicum (Ocimum basilicum), munt van alle soorten, ijzerhard of verbena (Verbena spp.), wijnruit (Ruta graveolens), hysop (Hyssopus officinalis) en bernagie of borage (Borago officinalis), die onder post 1211 vallen.

0710

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

De uitdrukking „bevroren” zoals gedefinieerd in de toelichtingen op het geharmoniseerd systeem op dit hoofdstuk, derde alinea, moet ook worden gezien in het licht van de criteria als uiteengezet in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak 120/75. Overeenkomstig de interpretatie van het Hof van deze criteria in zijn arrest in zaak C-423/09 moet het bevriezingsproces leiden tot aanzienlijke en onomkeerbare veranderingen, met als gevolg dat het product niet langer in zijn natuurlijke staat is.

Bijgevolg zijn producten „bevroren” wanneer de producten die aan het bevriezingsproces worden onderworpen, als gevolg daarvan bepaalde onomkeerbare veranderingen ondergaan, met name in de celstructuur, met het gevolg dat deze producten niet langer in hun natuurlijke staat zijn, ook nadat zij zijn begonnen te ontdooien of ontdooid zijn.

0711

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

0711 20 10 en 0711 20 90

olijven

Deze onderverdelingen hebben betrekking op voorlopig verduurzaamde (over het algemeen gepekelde) olijven die nog niet van de bittere bestanddelen ontdaan zijn. Voor de consumptie geschikt gemaakte olijven — ook indien enkel door langdurig onderdompelen in water waaraan zout is toegevoegd — zijn van deze onderverdelingen uitgezonderd en dienen onder onderverdeling 2005 70 00 te worden ingedeeld.

0711 40 00

komkommers en augurken

Onder deze onderverdeling vallen komkommers en augurken die slechts verpakt zijn in grote vaten waarin zich pekel bevindt, eventueel nog met toevoeging van azijn of azijnzuur, ter voorlopige verduurzaming tijdens het vervoer en de opslag, waardoor zij als zodanig niet geschikt zijn voor consumptie. Deze producten hebben doorgaans een zoutgehalte van ten minste 10 gewichtspercenten.

Vóór de consumptie ondergaan deze producten over het algemeen de volgende behandelingen, waardoor zij tot hoofdstuk 20 gaan behoren:

— gedeeltelijke ontzouting, gevolgd door toebereiding met kruiden (meestal bestaande uit toevoeging van een gearomatiseerde vloeistof op basis van azijn);

— pasteurisatie ter aanvulling van de stabiliserende werking van het zout en de azijn nadat de producten in kleine bergingsmiddelen zijn verpakt (blikken, potten, glazen, enz.).

Komkommers en augurken, ook indien op pekel, die een volledige melkzuurgisting hebben ondergaan, worden evenwel ingedeeld onder hoofdstuk 20. Komkommers en augurken die een volledige melkzuurgisting hebben ondergaan, worden gekenmerkt door het feit dat de dwarsdoorsnede van het vruchtvlees glazig is (d.w.z. enigszins transparant).

0711 51 00

paddestoelen van het geslacht „ Agaricus

De paddestoelen van deze onderverdeling mogen voorlopig zijn verduurzaamd in een sterke zoutoplossing waaraan azijn of azijnzuur is toegevoegd.

0711 90 70

kappers

De onder deze onderverdeling vallende kappers zijn meestal in vaten verpakt, met toevoeging van pekel.

0712

Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

Van deze post zijn uitgezonderd producten die in gedroogde vorm niet als groenten worden gegeten, maar hoofdzakelijk worden gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden (post 1211 ).

0712 90 30

tomaten

Zie voor de indeling van tomatenpoeder de toelichting op de onderverdelingen 2002 90 11 t/m 2002 90 99 .

0712 90 90

andere

Van deze onderverdeling zijn onder meer uitgezonderd gedroogde bladeren en wortels van paardebloemen (Taraxacum officinale), gedroogde veldzuring (Rumex acetosa) en gedroogde Oost-Indische kers (Tropaeolum majus) die voor medische doeleinden worden gebruikt (onderverdeling 1211 90 86 ).

0713

Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten)

De producten bedoeld bij deze post die voor zaaidoeleinden zijn bestemd, zijn geselecteerde producten die in het algemeen worden gekenmerkt door hun opmaak (bijvoorbeeld zakken met etiketten die de bestemming aangeven), alsmede door hun hogere prijs.

0713 10 10 en 0713 10 90

erwten ( Pisum sativum )

De toelichting op onderverdeling 0708 10 00 is van overeenkomstige toepassing.

0713 20 00

kekers

Deze onderverdeling omvat kekers (een soort grauwe erwt) van het geslacht „Cicer” (voornamelijk Cicer arietinum) die zijn bestemd voor zaaidoeleinden, voor menselijke consumptie of voor de voeding van dieren.

0713 31 00

bonen van de soort „ Vigna mungo  (L.) Hepper” of „ Vigna radiata  (L.) Wilczek”

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 0713 31 .

0713 32 00

bonen van de soort „ Phaseolus angularis ” of „ Vigna angularis ” (adzukibonen)

Deze bonen worden altijd gedroogd in de handel gebracht. Zolang de adzukiplant nog niet tot wasdom is gekomen, zijn de bonen groen en bevatten ze veel water. Wanneer de plant tot wasdom is gekomen, wordt de boon rood en droog.

0713 35 00

koeienerwten ( Vigna unguiculata )

Deze onderverdeling omvat hauwklaver (voorheen Dolichos sinensis ssp. sesquipedalis), te beschouwen als bonen van het geslacht Vigna. De namen „Dolichos unguiculata” respectievelijk „Dolichos sinensis” zijn synoniemen die niet langer in gebruik zijn voor bonen van het geslacht Vigna. Daarom wordt hauwklaver nu correct „Vigna unguiculata (L.) Walp. ssp. sesquipedalis” genoemd.

0713 40 00

linzen

Deze onderverdeling heeft alleen betrekking op linzen van de geslachten Ervum en Lens, bijvoorbeeld de diverse variëteiten van de gewone linze (Ervum lens of Lens esculenta) en de erve of linzenwikke (Ervum ervilia).

0713 90 00

andere

Deze onderverdeling omvat, met uitzondering van de hauwklaver van onderverdeling 0713 35 00 en de struikerwt of duivenerwt (Cajanus cajan) van onderverdeling 0713 60 00 , dolichos van het geslacht dolichos zoals de komak (Dolichos lablab), de zwaardboon (Canavalia ensiformis), de fluweelboon (Mucuna utilis) en de zaden van de guar (Cyamopsis tetragonoloba).

Zaad van wikken (onderverdeling 1209 29 45 ), andere dan die van de soort Vicia faba en zaad van lupinen (Lupinus), zijn van deze onderverdeling uitgezonderd en worden onder onderverdeling 1209 29 50 ingedeeld.

0714

Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

De term „pellets” is omschreven in aantekening 1 op afdeling II.

0714 10 00

maniokwortel

Deze onderverdeling omvat:

1.  knolwortels van maniok (cassave), waarvan twee hoofdvariëteiten bestaan (Manihot utilissima en Manihot aipi); deze wortels zijn gegroepeerd als de spaken van een wiel; bij de oogst varieert hun gewicht tussen 500 g en 3 kg of meer;

2.  pellets die zijn vervaardigd uit fragmenten van de knollen bedoeld onder punt 1 of uit meel of gries van deze knollen (zie de tweede alinea van de GS-toelichting op post 0714 ).

0714 20 10 en 0714 20 90

bataten (zoete aardappelen)

Dit zijn naargelang van de variëteit de witte, gele of rode wortelknollen van een kruidachtige plant met lange, kruipende stengels (Ipomea batatas).

0714 90 20

arrowroot (pijlwortel), salepwortel en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel

Deze onderverdeling omvat:

1.  wortels van de arrowroot (pijlwortel) die naargelang van hun oorsprong tot diverse plantensoorten behoren: uit Brazilië (Maranta arundinacea), uit India (Maranta indica), uit Tahiti (Tacca pinatifida) en uit de Antillen of uit Queensland (Canna edulis);

2.  salepwortels van diverse variëteiten planten van het geslacht „Orchis”;

3.  dode dahliaknollen en andere dergelijke dode knollen van bloemen;

4.  knollen van chufa (Cyperus esculentus), ook bekend als „tijgernoot (knolcyperus)”.

0714 90 90

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer de diverse variëteiten aardperen (bijvoorbeeld Helianthus tuberosus, Helianthus strumosus en Helianthus decapetalus) en merg van de sagopalm, een zetmeelhoudend product verkregen uit de stam van diverse palmsoorten (Metroxylon, Rumphii, Raphia ruffia, Arenga, enz.).

HOOFDSTUK 8

FRUIT; SCHILLEN VAN CITRUSVRUCHTEN EN VAN MELOENEN

Algemene opmerkingen

1. 

Dit hoofdstuk omvat eveneens voor distillatie bestemde vruchtenpulp, ook indien in natuurlijke gisting.

2. 

Pasteurisatie is in dit hoofdstuk niet toegestaan, behalve bij:

— 
gedroogde vruchten van dit hoofdstuk;
— 
voorlopig verduurzaamde vruchten van post 0812 ;
— 
bevroren vruchten van post 0811 .

Gesteriliseerde vruchten worden niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (in het algemeen post 2008 ).



0801

Kokosnoten, paranoten en cashewnoten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal

0801 21 00 en 0801 22 00

paranoten

Dit zijn noten met een harde schaal die in vorm en grootte lijken op een partje van een mandarijn. Ze bevatten grote driehoekige zaden in een bruinachtig, grauw, vezelig omhulsel.

0802

Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld

0802 21 00 en 0802 22 00

hazelnoten ( Corylus spp.)

Deze onderverdelingen omvatten hazelnoten (vruchten van de Corylus avellana), hazelnoten van de Levant (vruchten van de Corylus colurna) en lambertsnoten (vruchten van de Corylus maxima).

0802 41 00 en 0802 42 00

kastanjes ( Castanea spp.)

Deze onderverdeling omvat alleen eetbare kastanjes van het geslacht Castanea. Deze onderverdeling omvat dus niet waternoten (vruchten van de Trapa natans), die tot onderverdeling 0802 90 85 behoren, en wilde kastanjes (Aesculus hippocastanum), bedoeld bij post 2308 .

0802 51 00 en 0802 52 00

pimpernoten (pistaches)

Pimpernoten of pistaches zijn de vruchten van de pistacheboom of groene-amandelboom (Pistacia vera), die voornamelijk wordt gekweekt op Sicilië, in Griekenland en in de Levant.

De pistache is zo groot als een kleine olijf en bestaat uit een tere, dunne dop, gewoonlijk vochtig, roodachtig, zeer ruw en licht aromatisch, een witte houtachtige schaal bestaande uit twee kleppen en een hoekige pit die is bedekt met een roodachtige zaadhuid, van binnen bleekgroen is en een aangename smaak heeft.

0802 90 50

pingels of pignolen ( Pinus spp.)

Deze onderverdeling omvat pingels of pignolen (zaadjes van een pijnboom van het geslacht Pinus, zoals Pinus pinea, Pinus cembra en Pinus koraiensis), al dan niet in de pijnappel.

0803

Bananen, „plantains” daaronder begrepen, vers of gedroogd

0803 10 10

vers

„Plantains” (bakbananen) worden tot 50 cm lang en zijn groter en hoekiger dan de bananen van onderverdeling 0803 90 10 . Het zetmeel in „plantains” verschilt hierin dat het, in tegenstelling tot het zetmeel in andere bananen, tijdens de rijping niet versuikert. „Plantains” hebben geen opvallend aroma. Zij zijn ongeschikt om rauw te worden gegeten. Ze worden meestal groen geoogst en gekookt of gebakken.

0804

Dadels, vijgen, ananassen, advocaten (avocado's), guaves, manga's en manggistans, vers of gedroogd

0804 40 00

advocaten (avocado's)

Advocaten (avocado's) zijn de vruchten van de advocaatboom (Persea americana Mill.); het zijn steenvruchten, vaak van grote omvang, al naargelang van de variëteit in de vorm van een bol, een peer of een fles met lange hals, waarin zich een vaak grote pit bevindt. De schil is donkergroen of min of meer violet, purper of geel getint. Het stevige vruchtvlees is bij een rijpe vrucht groenachtig wit onder de schil en witachtig in de buurt van de pit.

0804 50 00

guaves, manga's en manggistans

Guaves zijn de vruchten van de guaveboom (Psidium guayava L.); het zijn bessen met vruchtvlees van uiteenlopende kleur (witachtig, roze, roomkleurig, rood- of groenachtig) met daarin talrijke pitten.

Manga's of mango's zijn de vruchten van de mangoboom (Mangifera indica); het zijn steenvruchten met een pit waarvan draden uitgaan. Er bestaan diverse variëteiten manga's, die meer of minder zwaar (van 150 g tot 1 kg) en meer of minder zoet en aromatisch zijn (sommige hebben zelfs enigszins de smaak van terpentijnolie).

Manggistans zijn vruchten van een boom uit de familie der guttiferae (Garcinia mangostana). Het zijn, bij rijpheid, violette bessen met een dikke vruchtwand waarin zich enkele zaden bevinden omgeven door een vlezige, witte, zoete zaadrok met een bijzonder delicaat aroma.

0805

Citrusvruchten, vers of gedroogd

0805 10 22 t/m 0805 10 28

andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers

Deze onderverdelingen hebben uitsluitend betrekking op sinaasappelen van de soort Citrus sinensis.

0805 10 22

navelsinaasappelen

Navelsinaasappelen worden gekenmerkt door de groei van een tweede vrucht uit de groeitop, die een klein beetje uitpuilt en op een menselijke navel lijkt. Het zijn zoete, grote, pitloze sinaasappelen met een volle en sappige smaak.

Tot deze onderverdeling behoren variëteiten zoals "Navel", "Navels sanguinas", "Lane late", "Navelate", "Navelina", "Thomson" en "Washington".

0805 10 24

blonde sinaasappelen

Blonde sinaasappelen worden ook wel "gewone sinaasappelen" genoemd en zij worden veelvuldig gebruikt in de vruchtensapindustrie.

Tot deze onderverdeling behoren variëteiten zoals "Salustiana", "Valencia", "Valencia late", "Delta seedless", "Midknight" en "Shamouti".

0805 10 28

andere

Tot deze onderverdeling behoren bloedsinaasappelen ("sanguine") of gepigmenteerde sinaasappelen.

Het vruchtvlees en het sap (en soms ook de schil) van bloedsinaasappelen hebben een pigmentatie die te wijten is aan de aanwezigheid van anthocyanen.

Tot de bloedsinaasappelen behoren "Maltaise", "Moro", "Sanguinelli' / 'Sanguinello", "Tarocco", "Blood ovals", "Sanguinas redondas", "Doubles fines", "Washington sanguines" of "veredelde Doubles fines" of "grote sanguines" en "Portuguese".

0805 10 80

andere

Van de onder deze onderverdeling vallende sinaasappelen kunnen worden genoemd de bittere oranjeappelen (pomeransen). Dit zijn vruchten van de soort Citrus aurantium. Zij worden voornamelijk gebruikt voor de vervaardiging van jam.

0805 21 10

satsumas

Satsuma's (Citrus reticulata Blanco var. unshiu (Swing)) zijn een vroeg ras van mandarijnen. De vrucht is groot, geel-oranje van kleur, sappig, niet zuur en zonder pitten.

0805 21 90

andere

Deze onderverdeling heeft betrekking op:

1.  mandarijnen (Citrus nobilis Lour. of Citrus reticulata Blanco). Zij kunnen worden onderscheiden van gewone sinaasappelen door hun kleinere, afgeplatte vorm, door het makkelijker pellen, door een duidelijkere deling in partjes en door hun zoetere, meer aromatische smaak;

2.  tangerines (Citrus reticulata Blanco var. tangerina).

0805 22 00

Clementines

Deze onderverdeling heeft betrekking op monreales.

0805 29 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.  tangelo's, kruising tussen tangerine en pomelo (grapefruit);

2.  ortanica's, kruising tussen sinaasappel en tangerine;

3.  malaquina's, kruising tussen sinaasappel en mandarijn;

4.  tangors;

5.  wilkings, een kruising tussen een variëteit (cultivar) mandarijn Willows Leaf en Tempel (King mandarijn) (zelf een kruising van mandarijnen en bittere sinaasappelen). Ze lijken op mandarijnen, maar zijn groter en hebben aan één zijde een toegespitste vorm.

0805 40 00

pompelmoezen, grapefruits en pomelo's

Deze onderverdeling omvat vruchten van de soort Citrus grandis en pomelo's of grapefruits (Citrus paradisi). Het zijn vruchten met een lichtgele schil, in de regel groter dan een sinaasappel, rond of lichtelijk afgeplat, met geel of lichtroze vruchtvlees en met een zure smaak.

0805 50 90

lemmetjes ( Citrus aurantifolia , Citrus latifolia )

Deze onderverdeling omvat alle variëteiten van de soorten Citrus aurantifolia en Citrus latifolia.

Lemmetjes zijn kleine vruchten, min of meer bolvormig of ovaal, met een zeer dunne, vastgegroeide gele schil. Het sappige vruchtvlees is groen en zeer zuur.

0805 90 00

andere

De voornaamste citrusvruchten van deze onderverdeling zijn:

1.  cederappelen of sukadecitroenen (Citrus medica), een soort omvangrijke citroenen met een zeer dikke, bobbelige schil en zeer geurig, zuur vruchtvlees, waarvan de schil gekonfijt vaak wordt gebruikt voor gebak en suikergoed;

2.  kumquats (Fortunella japonica, Fortunella hindsii en Fortunella margarita), zeer kleine vruchten ter grootte van een grote olijf, rond of langwerpig, aan boven- en onderzijde niet afgeplat, met een dunne schil, zeer weinig vruchtvlees en een enigszins zure smaak. Deze vruchten zijn vooral in trek wegens hun zoete schil, die rauw of als compote wordt gegeten; soms worden kumquats ook gebruikt in suikerwerk;

3.  chinotto's (Citrus aurantium var. myrtifolia);

4.  bergamotten (Citrus aurantium var. bergamia), een soort peervormige sinaasappelen met bleekgele kleur en enigszins zure smaak, die voornamelijk worden gebruikt voor de vervaardiging van een etherische olie.

5.  oroblanco of sweetie (Citrus grandis Osbeck × Citrus paradisi Macf.), een kruising tussen een niet-zure pomelo en een witte grapefruit, met een dikke felgroene of goudkleurige schil; deze vrucht is iets groter dan een grapefruit maar heeft minder zaden en is zoeter van smaak.

0806

Druiven, rozijnen en krenten

0806 10 10

voor tafelgebruik

Tafeldruiven verschillen in de regel van wijndruiven door hun uiterlijk en de wijze van verpakking. Terwijl druiven voor tafelgebruik meestal worden verzonden in kistjes, op plateaus of in gesloten mandjes, worden wijndruiven vervoerd in grote open manden of kisten, of in fusten waarin de druiven vaak zijn samengeperst of geplet.

0806 20 10

krenten

Krenten zijn het gedroogde product dat wordt verkregen uit druiven van de wijnstokrassen (cultivars) Korinthiaki N. (Black Corinth) (Vitis vinifera L.). Het zijn kleine, gedroogde bessen zonder steeltjes, bijna zonder pitten, donkerpaars, bijna zwart en zeer zoet.

0806 20 30

sultana's

Sultana's zijn het gedroogde product dat wordt verkregen uit druiven van de wijnstokrassen (cultivars) Soultanina B. (of Thompson Seedless) (Vitis vinifera L.). Het zijn middelgrote bessen, zonder pitten, goudkleurig, bijna bruin en zoet..

0806 20 90

andere rozijnen

Deze onderverdeling omvat alle andere gedroogde druiven dan krenten en sultana's.

Gedroogde moscateldruiven zijn het gedroogde product dat wordt verkregen uit druiven van de wijnstokrassen (cultivars) Moschato Alexandreias B. (of Muscatel, of Malaga) (Vitis vinifera L.). Zij bevatten pitten.

0807

Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers

0807 11 00

watermeloenen

Watermeloenen zijn vruchten van de soort Citrullus vulgaris Schrad. Ze kunnen wel 20 kg worden. Het vruchtvlees is niet erg zoet, zeer waterig en meestal helderrood met zwarte zaden.

0807 19 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren vruchten van de soort Cucumis melo. Van de verschillende variëteiten kunnen in het bijzonder worden genoemd: netmeloenen (var. reticulatus Naud.) en suikermeloenen (var. saccharus Naud.), beide met een netvormige schil, kanteloepen (var. cantalupensis Naud.) met diepe overlangse groeven, honigmeloenen (var. inodorus Naud.) en meloenen met gladde schil. De vrucht is gewoonlijk groot, rond of ovaal, glad of oneffen. Het vruchtvlees is stevig en sappig, oranjegeel of wit en zoet. In het binnenste gedeelte van de vrucht, dat meer vezelig is en waarin zich holten bevinden, bevindt zich een groot aantal ovale, platte, glanzende, geelachtige witte zaden.

0807 20 00

papaja's

Papaja's (Carica papaya) zijn lange of bolvormige vruchten, enigszins gerimpeld of glad, bij rijpheid geelachtig groen tot oranje en met een gewicht dat kan variëren van een paar honderd gram tot een paar kilo. Het vruchtvlees, dat de consistentie van dat van de meloen heeft, is oranjegeel, enigszins zoet en geurig en omgeeft een holte met talrijke zwarte ronde zaden die zijn omgeven door slijm.

0808

Appelen, peren en kweeperen, vers

0808 10 10

persappelen, los verladen, van 16 september tot en met 15 december

Deze onderverdeling omvat appelen die naar hun uiterlijk en hoedanigheid (niet gesorteerd naar grootte of kwaliteit en doorgaans kleiner dan het tafelfruit, zure of weinig aangename smaak, geringe waarde, enz.) alleen kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van al dan niet gegiste dranken. Zij moeten los verladen, in niet gescheiden lagen, in de vervoermiddelen (bijvoorbeeld spoorwagons, containers, vrachtwagens of schuiten) worden aangeboden.

0808 30 10

persperen, los verladen, van 1 augustus tot en met 31 december

De toelichting op onderverdeling 0808 10 10 is van overeenkomstige toepassing.

0809

Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers

0809 21 00 en 0809 29 00

kersen

Deze onderverdelingen omvatten kersen van alle variëteiten, wilde kersen daaronder begrepen, en met name de gewone kersen (vruchten van de Prunus cerasus), de morellen (vruchten van de Prunus cerasus var. austera), de krieken (vruchten van de Prunus avium var. juliana), de knapkersen of Spaanse kersen (vruchten van de Prunus avium var. duracina) en de vogelkersen (vruchten van de Prunus avium of Cerasus avium).

0809 30 10 en 0809 30 90

perziken (nectarines daaronder begrepen)

Anders dan perziken hebben nectarines een gladde schil.

0809 40 90

sleepruimen

Dit zijn vruchten van de sleedoorn van de soort Prunus spinosa.

0810

Ander fruit, vers

0810 20 10

frambozen

Dit betreft met name vruchten van de soorten Rubus idaeus, Rubus illecebrosus, Rubus occidentalis en Rubus strigosus. Er zijn variëteiten met rode en met witte vruchten.

0810 30 10

zwarte aalbessen

Deze onderverdeling omvat de bolvormige vruchten van de Ribes nigrum L.

0810 30 30

rode aalbessen

Deze onderverdeling omvat de vruchten van de Ribes rubrum L.

0810 40 10

rode bosbessen (vruchten van de Vaccinium vitis-idaea )

Deze vruchten zijn rood of roze.

0810 40 30

blauwe bosbessen (vruchten van de Vaccinium myrtillus )

Deze vruchten zijn blauw-zwart.

0810 50 00

kiwi's

Deze onderverdeling omvat kiwi's van de soort Actinidia chinensis Planch. of Actinidia deliciosa.

Deze vruchten, die de grootte van een ei hebben, zijn vlezig, hebben een bitterzoete smaak en de harige schil heeft een groen-bruine kleur.

0810 90 20

Tamarindevruchten, cashewappelen, lychees, nangka's („jackfruit”), sapodilla's, passievruchten, carambola’s en pitahaya’s

Tamarindevruchten (vruchten van de Tamarindus indica en van de Tamarindus officinalis), zoals deze gewoonlijk in de internationale handel worden aangeboden (in de vorm van peulen of pulp zonder toegevoegde suiker of andere stoffen of niet op een andere wijze behandeld), worden ingedeeld onder onderverdeling 0813 40 65 .

Nangka's („jackfruit”) zijn vruchten van Artocarpus heterophylla en van Artocarpus integrifolia. Lychees zijn vruchten van Litchi chinensis. Sapodilla's (sawo's of sapote's) zijn vruchten van Achras sapota.

Deze onderverdeling omvat onder meer passievruchten of vruchten van de passiebloem (bijvoorbeeld „maracuja”) en onder meer de volgende soorten paarse passievrucht (Passiflora edulis), markoeza (Passiflora quadrangularis) en passievruchten van de soort Passiflora ligularis.

0810 90 75

ander

Behalve de producten (met uitzondering van litchis en sapodilla's) bedoeld bij de tweede alinea, punt 8, van de GS-toelichting op post 0810 , behoren tot deze onderverdeling onder meer:

1.  vruchten van de aardbeiboom (vruchten van de Arbutus unedo);

2.  zuurbessen (vruchten van de Berberis vulgaris);

3.  vruchten van de duindoorn (vruchten van de Hippophäe rhamnoides);

4.  sorben of peerlijsterbessen (bijvoorbeeld de vruchten van de Sorbus domestica en van de Sorbus aria);

5.  vruchten van de Annona-soorten, zoals cherimoya's (vruchten van de Annona cherimola), custardappel of ossehart (Annona reticulata);

6.  vruchten van Physalis-soorten (bijvoorbeeld vruchten van de Physalis alkekengi (lampionplant) of van de Physalis pubescens);

7.  vruchten van de Flacourtiaceae, zoals de ramontschi (Flacourtia cataphracta en Idesia polycarpa);

8.  mispels (vruchten van de Mespilus germanica) en Japanse mispels (vruchten van de Eriobotrya japonica);

9.  vruchten van verschillende soorten van de (Sapotaceae, bijvoorbeeld vruchten van de Lucuma mammosa, met uitzondering van sapodilla's (sawo's of sapote's) die onder onderverdeling 0810 90 20 vallen;

10.  eetbare vruchten van de soorten van de Actinidia, met uitzondering van kiwi's (Actinidia chinensis Planch. of Actinidia deliciosa), die onder de onderverdeling 0810 50 00 vallen;

11.  vruchten van verschillende soorten van de Sapindaceae, bijvoorbeeld ramboetans (vruchten van Nephelium lappaceum), kapulasans (vruchten van de Nephelium mutabile), met uitzondering van litchis (vruchten van Litchi chinensis) die onder onderverdeling 0810 90 20 vallen.

0811

Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

De uitdrukking „bevroren” zoals gedefinieerd in de GS-toelichtingen op dit hoofdstuk, tweede alinea, moet ook worden gezien in het licht van de criteria als uiteengezet in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak 120/75. Overeenkomstig de interpretatie van het Hof van deze criteria in zijn arrest in zaak C-423/09 moet het bevriezingsproces leiden tot aanzienlijke en onomkeerbare veranderingen, met als gevolg dat het product niet langer in zijn natuurlijke staat is.

Bijgevolg zijn producten „bevroren” wanneer de producten die aan het bevriezingsproces worden onderworpen, als gevolg daarvan bepaalde onomkeerbare veranderingen ondergaan, met name in de celstructuur, met het gevolg dat deze producten niet langer in hun natuurlijke staat zijn, ook nadat zij zijn begonnen te ontdooien of ontdooid zijn.

Zie voor de toepassing van de onderverdelingen die betrekking hebben op het suikergehalte de aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

0811 20 31

frambozen

Zie de toelichting op onderverdeling 0810 20 10 .

0811 20 39

zwarte aalbessen

Zie de toelichting op onderverdeling 0810 30 10 .

0811 20 51

rode aalbessen

Zie de toelichting op onderverdeling 0810 30 30 .

HOOFDSTUK 9

KOFFIE, THEE, MATÉ EN SPECERIJEN

Algemene opmerkingen

De indeling van specerijen die onderling vermengd zijn of waaraan andere stoffen zijn toegevoegd, wordt geregeld in aantekening 1 op dit hoofdstuk.

Overeenkomstig die aantekening zijn mengsels van specerijen met andere stoffen, indien zij het essentiële karakter van specerijen hebben verloren, van dit hoofdstuk uitgezonderd. Zij worden onder post 2103 ingedeeld indien zij het karakter hebben van samengestelde kruiderijen of dergelijke producten. Zie voor mengsels die als zodanig worden gebruikt voor het aromatiseren van dranken of voor het bereiden van extracten voor de vervaardiging van dranken, en die bestaan uit specerijen en planten, plantendelen, zaden of vruchten (geheel, in stukken, fijngemaakt of in poedervorm) van de soorten die tot andere hoofdstukken (7, 11, 12, enz.) behoren, de zesde en de zevende alinea van de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op dit hoofdstuk.

Breuk en afvallen die normaal ontstaan bij het oogsten van specerijen en de daaropvolgende bewerkingen (zoals het sorteren en het drogen), de opslag of het vervoer, dienen te worden beschouwd als „niet fijngemaakt en niet gemalen”, behalve wanneer (bijvoorbeeld door het homogene karakter) duidelijk te zien is dat ze opzettelijk zijn fijngemaakt.

De in verschillende posten van dit hoofdstuk gebruikte uitdrukking „fijngemaakt of gemalen” heeft geen betrekking op in stukjes gesneden producten.



0901

Koffie, cafeïnevrije koffie daaronder begrepen, ook indien gebrand; bolsters en schillen, van koffie; koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding

0901 11 00 en 0901 12 00

koffie, ongebrand

Deze onderverdelingen omvatten ongebrande koffie van alle soorten, al dan niet cafeïnevrij gemaakt (met inbegrip van hele of gebroken bonen, afgescheiden bij het sorteren, het zeven, enz.), ook indien niet voor consumptie bestemd (bijvoorbeeld extractie van cafeïne).

0901 11 00

waaruit geen cafeïne is verwijderd

Deze onderverdeling omvat ongebrande koffie voorzover die geen enkele bewerking heeft ondergaan waardoor cafeïne is verwijderd.

0901 12 00

waaruit cafeïne is verwijderd

Deze onderverdeling omvat ongebrande koffie waaruit door extractie cafeïne is verwijderd. Gewoonlijk heeft aldus bewerkte koffie een cafeïnegehalte van niet meer dan 0,2 gewichtspercenten, berekend op de droge stof.

0901 21 00 en 0901 22 00

koffie, gebrand

Deze onderverdelingen omvatten de in de toelichting op de onderverdelingen 0901 11 00 en 0901 12 00 bedoelde koffie, gebrand, ook indien geglansd, gemalen of samengeperst.

0901 21 00

waaruit geen cafeïne is verwijderd

De toelichting op onderverdeling 0901 11 00 is van overeenkomstige toepassing.

0901 22 00

waaruit cafeïne is verwijderd

De toelichting op onderverdeling 0901 12 00 is van overeenkomstige toepassing.

0901 90 10

bolsters en schillen, van koffie

Onder bolsters worden verstaan de dunne omhulsels waarin zich, in de vrucht (bes), de zaden of bonen, in de regel twee, bevinden.

De schillen zijn de vliezen die iedere boon omhullen en die bij het branden worden verwijderd.

0901 90 90

koffiesurrogaten die koffie bevatten

Deze onderverdeling omvat de producten bedoeld in de eerste alinea, punt 5, van de GS-toelichting op post 0901 . Deze mengsels kunnen gemalen of ongemalen zijn, of zelfs in samengeperste vorm voorkomen.

0904

Peper van het geslacht Piper ; vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta , gedroogd, fijngemaakt of gemalen

0904 11 00

niet fijngemaakt en niet gemalen

Deze onderverdeling omvat de producten, bedoeld onder punt 1 van de GS-toelichting op post 0904 . Gebroken peperkorrels blijven onder deze onderverdeling ingedeeld, voorzover zij kennelijk niet opzettelijk zijn gebroken of geplet. Hetzelfde geldt voor stof en veegsel, bestaande uit onzuivere peper.

Groene peper geconserveerd in een mengsel van water en azijnzuur of in pekel (eventueel met een geringe toevoeging van citroenzuur), behoort tot deze onderverdeling.

0904 21 10 t/m 0904 22 00

vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta

Deze onderverdelingen omvatten de producten bedoeld onder punt 2 van de GS-toelichting op post 0904 , indien ze gedroogd, fijngemaakt of gemalen zijn.

0904 21 10

niet-scherpsmakende pepers ( Capsicum annuum )

De pepers van deze onderverdeling (Capsicum annuum) zijn relatief groot en hebben een zoet aroma (zonder een scherpe smaak). Zij kunnen verschillende kleuren hebben. Deze onderverdeling omvat alleen droge pepers, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt en niet gemalen.

0906

Kaneel en kaneelknoppen

0906 11 00 en 0906 19 00

niet fijngemaakt en niet gemalen

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld:

1.  de stokjes bestaande uit verscheidene repen kaneelbast, ineengerold tot pijpen, die een lengte van 110 cm kunnen bereiken;

2.  de stukken die ontstaan wanneer de kaneelstokken op een bepaalde lengte gesneden worden (bijvoorbeeld stukken van 5 tot 10 cm);

3.  de stukken bast van verschillende lengte en dikte, zoals de „quillings” (stukken en afvallen ontstaan bij het snijden van kaneel in stokjes van een bepaalde lengte) en afvallen van kaneel, „featherings” of „chips” genaamd (kleine stukjes kaneel die ontstaan bij het verwijderen van de bast en die vooral gebruikt worden voor het vervaardigen van kaneelolie).

0906 11 00

Kaneel ( Cinnamomum zeylanicum Blume)

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 0906 11 .

0907

Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen

Deze post omvat ook fijngemaakte of gemalen producten.

0908

Muskaatnoten, foelie, amomen en kardemom

0908 11 00

niet fijngemaakt en niet gemalen

Zie onder a) van de GS-toelichting op post 0908 .

De muskaatnoot is het zaad van de muskaatboom (Myristica fragrans).

Deze onderverdeling omvat eveneens hele muskaatnoten bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma's, die dikwijls behandeld zijn met kalkmelk ter bescherming tegen insecten, alsmede muskaatnoten van mindere kwaliteit, zoals verschrompelde noten en bij het oogsten gebroken noten, die verhandeld worden onder de benamingen „afval” of „BWP” („broken, wormy, punky”).

0908 21 00 en 0908 22 00

foelie

Zie onder b) van de GS-toelichting op post 0908 .

0908 31 00 en 0908 32 00

amomen en kardemom

Zie onder c), de punten 1 t/m 4, van de GS-toelichting op post 0908 .

0909

Anijszaad, steranijszaad, venkelzaad, korianderzaad, komijnzaad en karwijzaad; jeneverbessen

0909 21 00 en 0909 22 00

korianderzaad

Zie de eerste en de derde en alinea van de GS-toelichting op post 0909 .

Dit betreft ronde zaden, helder geel-bruin van kleur, met een zoete, enigszins scherpe smaak.

0909 31 00 en 0909 32 00

komijnzaad

Zie de eerste en de derde en alinea van de GS-toelichting op post 0909 .

Komijnzaad is ovaal en gerimpeld.

0909 61 00 en 0909 62 00

anijszaad, steranijszaad, karwijzaad en venkelzaad; jeneverbessen

Zie de eerste en de derde en alinea van de GS-toelichting op post 0909 .

Karwijzaad is ovaal, langwerpig en gerimpeld.

0910

Gember, saffraan, kurkuma, tijm, laurierbladeren, kerrie en andere specerijen

0910 11 00 en 0910 12 00

gember

Zie onder a) van de GS-toelichting op post 0910 .

Tot deze onderverdelingen behoren de wortelstokken van gember (Amomum zingiber L.), vers, gedroogd of gemalen. Gember kan worden aangeboden als grijze (ook bekend als „zwarte”) gember waarvan de opperhuid nog niet is verwijderd, of als witte (geschilde) gember.

0910 20 10 en 0910 20 90

saffraan

Zie onder b) van de GS-toelichting op post 0910 .

0910 30 00

kurkuma

Zie onder c) van de GS-toelichting op post 0910 .

Ronde kurkuma is afkomstig van de dikke, ronde hoofdwortelstok en lange kurkuma van de ovale of cilindervormige vertakkingen van deze wortelstok.

0910 91 05 t/m 0910 91 90

Mengsels bedoeld bij aantekening 1, onder b), op dit hoofdstuk

Zie onder e) en g) van de GS-toelichting op post 0910 .

0910 91 05

kerrie

Kerriepoeder wordt beschreven onder e) van de GS-toelichting op post 0910 ; de toevoeging van geringe hoeveelheden andere producten (bijvoorbeeld zout, mosterdzaad, meel van peulgroenten) is niet van invloed op de indeling van die mengsels.

0910 99 31 t/m 0910 99 39

tijm

Deze onderverdelingen hebben betrekking op tijm, waarvan er verscheidene soorten bestaan (Thymus vulgaris, Thymus zygis, Thymus serpyllum L. of wilde tijm of kruiptijm), ook indien gedroogd.

0910 99 31

wilde tijm ( Thymus serpyllum L.)

Deze onderverdeling omvat alleen tijm van de soort Thymus serpyllum L.

0910 99 33

andere

Hiertoe behoren bijvoorbeeld de afgeplukte en gedroogde bladeren en bloesems van Thymus vulgaris of van Thymus zygis.

0910 99 50

laurierbladeren

Deze onderverdeling omvat de bladeren van de laurier (Laurus nobilis), ook indien gedroogd.

0910 99 91 en 0910 99 99

andere

Deze onderverdelingen omvatten dillezaad (Anethum graveolens) en morenpeper, verkregen uit de vruchten van de Xylopia aethiopica.

Daarentegen vallen de hierna genoemde producten, hoewel zij als specerij worden gebruikt, niet onder deze onderverdelingen:

a)  mosterdzaad (post 1207 );

b)  wortelstokken van alle galanga- of galgant-soorten (post 1211 );

c)  saffloer- of carthamusbloemen, roder dan echte saffraan en verkregen uit de saffloer (Carthamus tinctorius of Carthamus oxyacantha of Carthamus palaestinus) (post 1404 ).

Een groot aantal kruiderijplanten, die geen eigenlijke specerijen vormen, zijn eveneens van dit hoofdstuk uitgezonderd en worden onder meer onder de hoofdstukken 7 en 12 ingedeeld (zie de toelichtingen betreffende die hoofdstukken).

HOOFDSTUK 10

GRANEN

Algemene opmerkingen

Gedroogde aren van graangewassen (bijvoorbeeld maiskolven), die zijn gebleekt, geverfd, geïmpregneerd of op andere wijze behandeld om te worden gebruikt voor versiering, dienen te worden ingedeeld onder onderverdeling 0604 90 99 .

De tot dit hoofdstuk behorende granen mogen ter verbetering van de houdbaarheid een warmtebehandeling hebben ondergaan, waardoor het zetmeel gedeeltelijk wordt gegelatineerd en de graankorrels soms openspringen. De gedeeltelijke gelatinering (voorgelatinering) gebeurt tijdens het droogproces en betreft slechts een kleine hoeveelheid van de graankorrels. De transformatie van het zetmeel is niet het doel maar slechts een neveneffect van de armtebehandeling. Deze behandeling is niet aan te merken als „op andere wijze bewerkt” in de zin van aantekening 1, onder B, op hoofdstuk 10.



1001

Tarwe en mengkoren

1001 11 00 en 1001 19 00

harde tarwe

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk de eerste alinea, punt 2, van de GS-toelichting op post 1001 .

1001 91 20

zachte tarwe en mengkoren

Zaaigoed is speciaal geselecteerd en onderscheidt zich in de regel door zijn opmaak (bijvoorbeeld in zakken met gegevens over het gebruik als zaaigoed) en zijn hogere prijs.

Zaaigoed kan ook zijn behandeld om het, na het uitzaaien, te beschermen tegen insecten en vogels.

1003

Gerst

1003 10 00

zaaigoed

Zie de toelichting op onderverdeling 1001 91 20 .

1006

Rijst

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

1008 60 00

triticale

Triticale is een kruising van tarwe en rogge, die in het algemeen grotere korrels dan rogge en dikwijls ook grotere korrels dan tarwe heeft en waarvan de zaadwand rimpelig is.

▼M11

1008 90 00

andere granen

Tot deze onderverdeling behoort amarant (een zogenoemd pseudograan), te weten een zaad (graan) van een niet-gras. Het gebruik en de nutritionele samenstelling ervan is vergelijkbaar met die van granen.

▼B

HOOFDSTUK 11

PRODUCTEN VAN DE MEELINDUSTRIE; MOUT; ZETMEEL; INULINE; TARWEGLUTEN



Aanvullende aantekening (GN) 2

Wat kokosnoot betreft, is aanvullende aantekening (GN) 2 bij dit hoofdstuk alleen van toepassing op meel, gries en poeder van kokos. Gedroogd en geraspt vrucht vlees van kokosnoot wordt ingedeeld onder onderverdeling 0801 11 00 en valt buiten het toepassingsgebied van post 1106 , zelfs als het voldoet aan de voor waarden van aanvullende aantekening (GN) 2, onder b), bij dit hoofdstuk.

Gedroogd en geraspt vruchtvlees van kokosnoot wordt aangeboden in schijven, kleine stukjes of smalle reepjes. Meel, gries of poeder van kokosnoot bestaat uit fijne deeltjes.



1101 00

Meel van tarwe of van mengkoren

Zie aantekening 2 op dit hoofdstuk.

Meel van deze post kan geringe hoeveelheden zout, in het algemeen niet meer dan 0,5 %, en geringe hoeveelheden amylase en gemalen kiemen bevatten, alsmede gebrande mout.

1102

Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren

Zie aantekening 2 op dit hoofdstuk.

Meel van deze post kan geringe hoeveelheden zout, in het algemeen niet meer dan 0,5 %, en geringe hoeveelheden amylase en gemalen kiemen bevatten, alsmede gebrande mout.

1102 20 10 en 1102 20 90

maismeel

Voor de bepaling van het vetgehalte dient overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1748/85 van de Commissie (PB L 167 van 27.6.1985, blz. 26) de analysemethode te worden toegepast als omschreven in bijlage III, deel H, van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).

Deze onderverdelingen omvatten eveneens maïsmeel dat „masameel” wordt genoemd, verkregen door de „nixtamalisatie”-methode, dat wil zeggen dat de maïskorrels in een calciumhydroxideoplossing worden gekookt en geweekt en vervolgens worden gedroogd en gemalen.

Een eventuele aanvullende behandeling, zoals het roosteren, leidt er echter toe dat het product niet meer kan worden ingedeeld onder post 1102 (in het algemeen hoofdstuk 19).

1103

Gries, griesmeel en pellets van granen

1103 11 10 t/m 1103 19 90

gries en griesmeel

1.  Zie de aantekeningen 2 en 3 op dit hoofdstuk.

2.  Zie de eerste zes alinea's van de GS-toelichting op post 1103 .

3.  

— Producten die niet voldoen aan de in aantekening 3 op dit hoofdstuk voor het zeven gestelde voorwaarden, vallen onder post 1104 .

— Producten die voldoen aan de in aantekening 3 op dit hoofdstuk voor het zeven gestelde voorwaarden, maar die gepareld werden en daardoor het voorkomen hebben van afgeronde stukjes graankorrels, behoren tot een van de onderverdelingen van post 1104 voor geparelde granen.

1103 13 10 en 1103 13 90

van maïs

Voor de bepaling van het vetgehalte, zie de toelichting op de onderverdelingen 1102 20 10 en 1102 20 90 .

Deze onderverdelingen omvatten eveneens gries en griesmeel van maïs dat „masameel” wordt genoemd, verkregen door de „nixtamalisatie-”methode, dat wil zeggen dat de maiskorrels in een calciumhydroxideoplossing worden gekookt en geweekt en vervolgens worden gedroogd en gemalen.

Een eventuele aanvullende behandeling, zoals het roosteren, leidt er echter toe dat het product niet meer kan worden ingedeeld onder post 1103 (in het algemeen hoofdstuk 19).

1103 20 25 t/m 1103 20 90

pellets

Zie de laatste alinea van de GS-toelichting op post 1103 .

1104

Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006 ; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen

De onder de onderverdelingen 1104 12 90 , 1104 19 69 en 1104 19 91 bedoelde vlokken bestaan uit gepelde graankorrels die tussen walsen zijn geplet.

1104 22 40 t/m 1104 29 89

andere bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, gepareld, gesneden of gebroken)

Zie de tweede alinea, de punten 2 t/m 5, van de GS-toelichting op post 1104 .

1104 22 50

gepareld

Naast de geparelde granen bedoeld in de tweede alinea, punt 4, van de GS-toelichting op post 1104 , vallen onder deze onderverdeling ook deeltjes van graankorrels die na te zijn gepareld een afgeronde vorm hebben verkregen.

1104 22 95

andere

Tot deze onderverdeling behoren de door het breken van niet-gepelde graankorrels verkregen producten, die niet voldoen aan de in aantekening 3 op dit hoofdstuk voor het zeven gestelde voorwaarden.

1104 23 40

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken; gepareld

Zie voor de definitie van het begrip „gepareld” de toelichting op onderverdeling 1104 22 50 .

1104 23 98

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 1104 22 95 .

Gebroken maiskorrels die worden verkregen bij het zeven van gereinigde ongepelde maiskorrels en die voldoen aan de bij aantekening 2, letter A, op dit hoofdstuk gestelde voorwaarden, worden onder deze onderverdeling ingedeeld als „enkel gebroken”.

1104 29 05

gepareld

Zie de toelichting op onderverdeling 1104 22 50 .

1104 29 08

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 1104 22 95 .

1104 29 30

gepareld

Zie de toelichting op onderverdeling 1104 22 50 .

1104 29 51 t/m 1104 29 59

enkel gebroken

Zie de toelichting op onderverdeling 1104 22 95 .

1104 30 10 en 1104 30 90

graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen

Zie de tweede alinea, punt 6, van de GS-toelichting op post 1104 .

1106

Meel, gries en poeder, van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713 , van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714 en van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8

De begrippen „meel”, „gries” en „poeder” zijn omschreven in aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk.

Producten in de vorm van een pasta zijn van deze post uitgezonderd.

1107

Mout, ook indien gebrand

1107 10 11 t/m 1107 10 99

niet gebrand

Tot deze onderverdelingen behoort alle mout waarvan de diastase het enzymatisch vermogen bezit om het in de korrel aanwezige zetmeel in suiker om te zetten. Hieronder vallen bijvoorbeeld groenmout, aan de lucht gedroogd mout en bepaalde door eesten gedroogde moutsoorten. Deze laatste worden in de handel vaak onderverdeeld in licht mout (Pilsener type) en donker mout (Münchener type).

Deze onderverdelingen bevatten ook groenmout die bestemd is voor menselijke consumptie en die op dezelfde manier als groentescheuten wordt geconsumeerd, zijnde een graankorrel die aan het ontkiemen is, maar nog niet is gedroogd.

Het ongemalen mout van deze onderverdelingen wordt gekenmerkt door een wit en bros meellichaam. Bij donker mout (Münchener type) kan evenwel de kleur van het meellichaam bij ongeveer 10 % van de korrels variëren van geel tot bruin. Het meellichaam is droog en brokkelig en geeft bij het malen een zacht griesmeel.

1107 20 00

gebrand

Hieronder valt mout waarvan het enzymatisch vermogen door het branden is verminderd of verloren gegaan en dat daarom bij het brouwen uitsluitend aan het ongebrande mout wordt toegevoegd om het bier een bepaalde kleur en smaak te geven.

De kleur van het meellichaam van het gebrande mout kan naargelang van de soort mout variëren van vaalwit tot zwart.

Hieronder vallen bijvoorbeeld:

1.  mout dat gebrand werd zonder voorafgaande versuikering of na voorafgaande gedeeltelijke versuikering, naargelang van het vochtgehalte van het gebruikte lichte mout. Dit mout ziet er glanzend uit en heeft een zwart, niet-glazig meellichaam;

2.  karamelmout, waarbij de bij een voorafgaande versuikering gevormde suikers gekarameliseerd zijn. Dit mout is matgeel tot bleekbruin van kleur; bij minstens 90 % van de korrels is het meellichaam glazig en vaalwit tot donkerbruin van kleur. Bij karamelmout, dat zeer licht van kleur is, blijft het enzymatisch vermogen gedeeltelijk behouden; dit mout kan 10 % niet-gekarameliseerde korrels bevatten.

HOOFDSTUK 12

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN; ALLERLEI ZADEN, ZAAIGOED EN VRUCHTEN; PLANTEN VOOR INDUSTRIEEL EN VOOR GENEESKUNDIG GEBRUIK; STRO EN VOEDER



1201

Sojabonen, ook indien gebroken

Sojabonen (zaden van de Glycine max) lijken op kleine bonen van de Phaseolus-soorten. Hun kleur loopt uiteen van bruin tot groen- of zwartachtig. Ze bevatten bijna geen zetmeel, maar hebben een hoog gehalte aan eiwitten en vetten.

Bijzondere aandacht is geboden bij de indeling van gedopte peulvruchten die in de handel worden gebracht onder de benaming „green soja beans” of „green beans”. Vaak betreft het hier geen sojabonen, maar bonen van de Phaseolus-soorten die onder post 0713 worden ingedeeld.

1202

Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, ook indien gedopt of gebroken

Grondnoten (zaden van Arachis hypogaea) hebben een hoog vetgehalte.

1205

Kool- en raapzaad, ook indien gebroken

1205 10 10 en 1205 10 90

kool- en raapzaad met een laag gehalte aan erucazuur

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk, alsmede de GS-toelichting op post 1205 .

1206 00

Zonnebloempitten, ook indien gebroken

1206 00 91

gedopt; ongedopt en grijs/wit gestreept

Tot deze onderverdeling behoren zonnebloempitten die gewoonlijk gebruikt worden voor de vervaardiging van snoepgoed, als vogelvoer of voor directe consumptie. In het algemeen is hun lengte slechts de helft van de lengte van de dop, die meer dan 2 cm lang kan zijn. Doorgaans hebben de pitten een oliegehalte van ongeveer 30 tot 35 gewichtspercenten.

1206 00 99

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer zonnebloempitten die gewoonlijk gebruikt worden voor de vervaardiging van spijsolie. De pitten worden gewoonlijk ongedopt in een effen zwarte dop geleverd. In het algemeen is de lengte van de pitten en de doppen bijna gelijk. Doorgaans hebben de pitten een oliegehalte van ongeveer 40 tot 45 gewichtspercenten.

1207

Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken

1207 40 10 en 1207 40 90

sesamzaad

Tot deze onderverdelingen behoort het zaad van verscheidene variëteiten Sesamum indicum.

1207 50 10 en 1207 50 90

mosterdzaad

Tot deze onderverdelingen behoort het zaad van verscheidene mosterdsoorten, bijvoorbeeld witte mosterd (Sinapis alba en Brassica hirta), zwarte mosterd (Brassica nigra) of sareptamosterd (Brassica juncea).

1207 99 96

andere

Voorzover zij niet zijn begrepen onder een voorgaande onderverdeling van deze post, omvat deze onderverdeling met name de vruchten en zaden genoemd in de tweede alinea van de GS-toelichting op post 1207 .

Tot deze onderverdeling behoren eveneens de zaden van de groene pompoen met zachte schil, waarbij de verkurkte buitenlaag genetisch ontbreekt (Cucurbita pepo L. convar. citrullinia Greb. var. styriaca en Cucurbita pepo L. var. oleifera Pietsch). Pompoenen van deze rassen worden hoofdzakelijk geteeld voor de winning van olie en niet om als groenten te worden gegeten; zaden van pompoenen die als groenten worden gegeten, behoren tot onderverdeling 1209 91 80 .

Deze onderverdeling omvat geen pompoenzaden die zijn geroosterd (onderverdeling 2008 19 of 2008 97 ).

1208

Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel

Zie aantekening 2 op dit hoofdstuk.

1209

Zaaigoed, sporen daaronder begrepen

1209 10 00

suikerbietenzaad

Deze onderverdeling heeft uitsluitend betrekking op zaad van suikerbieten (Beta vulgaris var. altissima).

Tot deze onderverdeling behoren mede de zogenaamde eenkiemige zaden, verkregen door selectie of door het segmenteren van de kluwen (gesegmenteerd zaad), ook indien de korrels zijn voorzien van een omhulsel, meestal op basis van klei.

1209 29 60

voederbietenzaad ( Beta vulgaris var. alba )

Deze onderverdeling omvat eveneens de zogenaamde eenkiemige zaden, verkregen door selectie of door het segmenteren van de kluwen (gesegmenteerd zaad), ook indien de korrels zijn voorzien van een omhulsel, meestal op basis van klei.

1209 30 00

zaad van kruidachtige planten hoofdzakelijk gekweekt voor de bloemen

Deze onderverdeling heeft betrekking op zaad van kruidachtige planten die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gekweekt voor de bloemen (snijbloemen, sierbloemen, enz.). Dergelijk zaad mag zijn aangebracht op een drager, bijvoorbeeld van cellulosewatten of van turf. Zaden van de reukerwt (Lathyrus odoratus) vallen onder deze onderverdeling.

1209 91 80

ander

Tot deze onderverdeling behoren bijvoorbeeld de zaden van pompoenen die worden gebruikt als zaaigoed.

Zie eveneens de toelichting op onderverdeling 1207 99 96 en op onderverdeling 1212 99 95 .

1209 99 10

zaden van woudbomen en van woudheesters

Deze onderverdeling heeft betrekking op zaden en ander zaaigoed van woudbomen en woudheesters, ook indien zij bestemd zijn voor de teelt van sierbomen of van sierheesters in het land van invoer.

Onder bomen en heesters worden hier verstaan alle bomen, heesters en struiken waarvan stam, takken en twijgen een houtachtige structuur vertonen.

Deze onderverdeling omvat zonder onderscheid het zaaigoed (zaden en vruchten):

1.  van zowel Europese als exotische bomen en heesters, bestemd voor de bebossing van gronden ten behoeve van de houtproductie, of ter bestrijding van erosie;

2.  van de bomen en heesters die worden gebruikt voor de versiering of de aanleg van parken, plantsoenen en tuinen, dan wel voor het planten van rijen bomen en heesters op pleinen en langs stadslanen, wegen, kanalen, enz.

De bomen en heesters van de tweede groep — die grotendeels tot dezelfde soorten behoren als die van de eerste groep — omvatten zowel die welke worden gebruikt wegens hun vorm of de kleur van hun bladeren (sommige variëteiten populieren, esdoorns, coniferen, enz.), als die welke worden gebruikt wegens hun bloemen (mimosa's, tamarisken, magnolia's, seringen, goudenregen, Japanse sierkersen, judasbomen, rozen, enz.) of wegens de felle kleur van hun vruchten (laurierkers, cotoneaster of dwergmispel, pyracantha of vuurdoorn, enz.).

Van deze onderverdeling zijn echter uitgezonderd, ook indien bestemd voor zaaidoeleinden:

a)  vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8 (het gaat hier hoofdzakelijk om tamme kastanjes, walnoten, hazelnoten, pecannoten, amandelen, enz.);

b)  zaden en vruchten, bedoeld bij hoofdstuk 9 (bijvoorbeeld jeneverbessen);

c)  oliehoudende zaden en vruchten, bedoeld bij de posten 1201 t/m 1207 (bijvoorbeeld beukennootjes en palmpitten).

Van deze onderverdeling zijn eveneens uitgezonderd:

a)  tamarindezaad (onderverdeling 1209 99 99 );

b)  eikels en wilde kastanjes (onderverdeling 2308 00 40 ).

1210

Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline

1210 20 10

hopbellen, fijngemaakt, gemalen of in pellets, met lupuline verrijkt; lupuline

Naast lupuline omvat deze onderverdeling de producten met een hoger lupulinegehalte, die zijn verkregen door het malen van hopbellen na mechanische verwijdering van de bladeren, stengels, schutbladeren en hopspillen.

1211

Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm

1211 20 00

ginsengwortel

Tot deze onderverdeling behoren de wortels van Panax quinquefolium en Panax ginseng. Deze wortels zijn cilinder- of spoelvormig, hebben enkele ringvormige verdikkingen in het bovenste derde deel en zijn meestal verdeeld in verschillende takken. De oppervlakte is geelachtig wit of bruinachtig geel en de doorsnede is wit en melig (of hoornachtig na behandeling in kokend water). Deze onderverdeling omvat eveneens fijngemaakte (gemalen) ginsengwortel.

1211 90 30

tonkabonen

Tot deze onderverdeling behoort het zaad van de Dipteryx odorata, ook tonkabonen, guajaknoten of coumarounoten genoemd. Zij leveren cumarine en worden gebruikt voor de vervaardiging van parfums of essences voor dieetdranken.

1211 90 86

andere

Mits zij niet zijn begrepen onder een voorgaande onderverdeling van deze post behoren tot deze onderverdeling onder meer planten, delen van planten, zaden en vruchten, als vermeld in de elfde alinea van de GS-toelichting op post 1211 , alsmede:

1.  delen van de hennepplant (Cannabis), al dan niet vermengd met anorganische of organische substanties, die enkel ertoe dienen om de hoeveelheid te vergroten;

2.  orangettes, zijnde onrijpe, oneetbare sinaasappelen die kort na de bloei van de boom zijn gevallen en in droge toestand worden verzameld, voornamelijk met het oog op de extractie van de etherische olie (petit-grain);

3.  gedroogde bladeren van paardebloemen (Taraxacum officinale);

4.  gedroogde veldzuring (Rumex acetosa);

5.  gedroogde Oost-Indische kers (Tropaeolum majus);

6.  zaadhuiden van Psyllium (Plantago ovata) in de vorm van heterogene deeltjes, verkregen door dorsen;

7.  poeder van de reishi-paddenstoel (Ganoderma lucidum).

Van deze onderverdeling zijn onder meer uitgezonderd pompoenzaad (post 1207 of 1209 ) en algen (post 1212 ).

1212

Sint-jansbrood, zeewier en andere algen, suikerbieten en suikerriet, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in poedervorm; vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten (ongebrande cichoreiwortels van de variëteit Cichorium intybus sativum daaronder begrepen) hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

1212 21 00 en 1212 29 00

zeewier en andere algen

Zie letter A van de GS-toelichting op post 1212 .

1212 91 20 en 1212 91 80

suikerbieten

Tot deze onderverdelingen behoren slechts de niet-ontsuikerde suikerbieten, die in het algemeen een suikergehalte hebben van meer dan 60 gewichtspercenten berekend op de droge stof. Geheel of gedeeltelijk ontsuikerde suikerbieten behoren tot de onderverdeling 2303 20 10 of 2303 20 90 .

1212 92 00

sint-jansbrood

Zie letter C, eerste en tweede alinea, van de GS-toelichting op post 1212 .

1212 99 41 en 1212 99 49

sint-jansbroodpitten

Zie letter C, derde alinea, van de GS-toelichting op post 1212 .

1212 99 95

andere

Behalve de producten bedoeld bij letter D, derde, vierde en vijfde alinea, van de GS-toelichting op post 1212 , behoren tot deze onderverdeling onder meer:

1.  Konnyaku-knollen, geheel, gemalen of fijngemaakt;

2.  het product „pollen flour”, bestaande uit door bijen verzameld stuifmeel dat door middel van nectar, honing en door de bijen afgescheiden speeksel in de vorm van bolletjes (zogenaamde pollenzakjes) is gebonden;

3.  gemalen zaden van de guarana (Paullinia cupana), niet gebrand, noch op andere wijze bereid.

Deze onderverdeling omvat geen pompoenzaden (post 1207 of 1209 ), met uitzondering van gepelde zaden van pompoenen, die worden ingedeeld onder post 1212 overeenkomstig het bepaalde in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-229/06.

1214

Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets

1214 90 10

mangelwortels (voederbieten), voederrapen en andere voederwortels

Tot deze onderverdeling behoren:

1.  mangelwortels (voederbieten) (Beta vulgaris var. alba);

2.  koolrapen (Brassica napus var. napobrassica);

3.  andere voederwortels (bijvoorbeeld voederpenen).

De verschillende soorten en variëteiten aardperen (bijvoorbeeld Helianthus tuberosus) vallen onder post 0714 , terwijl pastinaken (Pastinaca sativa) worden aangemerkt als groente bedoeld bij hoofdstuk 7 (post 0706 indien vers of gekoeld).

HOOFDSTUK 13

GOMMEN, HARSEN EN ANDERE PLANTENSAPPEN EN PLANTENEXTRACTEN



1301

Gomlak (schellak); gommen, harsen, gomharsen en oleoharsen (bijvoorbeeld balsems), van natuurlijke oorsprong

1301 20 00

Arabische gom

Arabische gom wordt aangeboden in de vorm van gelige of roodachtige doorschijnende druppels of onregelmatige stukken. Het is oplosbaar in water, maar onoplosbaar in alcohol.

1302

Plantensappen en plantenextracten; pectinestoffen, pectinaten en pectaten; agar-agar en andere uit plantaardige producten verkregen plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd

Plantenextracten bedoeld bij post 1302 zijn ruwe plantaardige materialen, bijvoorbeeld met behulp van oplosmiddelen verkregen, die niet verder chemisch zijn gewijzigd of verwerkt. Inerte additieven (bv. antiklontermiddelen) en verwerking in verband met standaardisering, of fysische behandeling zoals drogen of filtratie, zijn echter wel toegestaan.

1302 11 00

opium

Zie letter A, punt 1, van de GS-toelichting op post 1302 .

1302 12 00

van zoethout

Zie letter A, punt 2, van de GS-toelichting op post 1302 .

1302 19 70

andere

Zie letter A, de punten 4 t/m 20, van de GS-toelichting op post 1302 .

1302 20 10 en 1302 20 90

pectinestoffen, pectinaten en pectaten

Tot deze onderverdelingen behoren de producten, bedoeld bij letter B van de GS-toelichting op post 1302 .

1302 31 00 t/m 1302 39 00

plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, verkregen uit plantaardige producten

Zolang een product in koud water opzwelt of in heet water oplost, is voldaan aan de criteria die zijn vermeld in de GS-toelichting op post 1302 , C, eerste alinea.

1302 31 00

agar-agar

Zie letter C, punt 1, van de GS-toelichting op post 1302 .

1302 32 10 en 1302 32 90

plantenslijmen en bindmiddelen, ook indien gewijzigd, uit sint-jansbrood, uit sint-jansbroodpitten of uit guarzaden

Zie letter C, punt 2, van de GS-toelichting op post 1302 .

Onder deze onderverdelingen vallen niet endospermen van guarzaden („guar splits”) in de vorm van kleine onregelmatige lichtgele schilfers (post 1404 ).

1302 39 00

andere

Behalve de producten bedoeld bij letter C, de punten 3 t/m 5, van de GS-toelichting op post 1302 behoren tot deze onderverdeling:

1.  het extract verkregen uit het wier van de soort Furcellaria fastigiata, dat langs de Deense kust wordt geoogst; het extract wordt op dezelfde wijze verkregen als agar-agar en wordt in dezelfde vormen verhandeld;

2.  plantenslijmen uit pitten van kweeperen;

3.  plantenslijmen uit IJslands mos (of rendiermos);

4.  carrageen, alsmede calcium-, natrium- en kaliumcarraganaat, ook indien zij door toevoeging van suiker (bijvoorbeeld sacharose, glucose) gestandaardiseerd zijn, met het doel een gelijkblijvende werking bij het gebruik te handhaven. Het gehalte aan toegevoegde suiker bedraagt in het algemeen niet meer dan 25 gewichtspercenten;

5.  hydrocolloïden geëxtraheerd uit zaadhuiden van Psyllium (Plantago ovata).

HOOFDSTUK 14

STOFFEN VOOR HET VLECHTEN EN ANDERE PRODUCTEN VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN



1401

Plantaardige stoffen van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de mandenmakerij of voor vlechtwerk (bijvoorbeeld bamboe, rotting, riet, bies, teen, raffia, lindebast, alsmede gezuiverd, gebleekt of geverfd stro van graangewassen)

1401 10 00

bamboe

Zie de tweede alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 1401 .

1401 20 00

rotting

Zie de tweede alinea, punt 2, van de GS-toelichting op post 1401 .

1401 90 00

andere

Onder deze onderverdeling vallen onder meer de in de tweede alinea, de punten 3 t/m 7, van de GS-toelichting op post 1401 genoemde producten, alsmede bladeren van verscheidene Typha-soorten (bijvoorbeeld Typha latifolia).

1404

Plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen

1404 20 00

katoenlinters

Zie de tweede alinea, letter A van de GS-toelichting op post 1404 .

1404 90 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten als bedoeld in de tweede alinea, letters B t/m F van de GS-toelichting op post 1404 .

De in de tweede alinea, letter F, punt 7, van de GS-toelichting op post 1404 genoemde kaardenbollen behoren tot de Dipsacus sativussoort.

Tot deze onderverdeling behoren verder endospermen van guarzaden („guar splits”) in de vorm van kleine onregelmatige lichtgele schilfers.

AFDELING III

VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUCTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG

HOOFDSTUK 15

VETTEN EN OLIËN (DIERLIJKE EN PLANTAARDIGE) EN DISSOCIATIEPRODUCTEN DAARVAN; BEWERKT SPIJSVET; WAS VAN DIERLIJKE OF VAN PLANTAARDIGE OORSPRONG

Algemene opmerkingen

Met het begrip „industrieel gebruik” in de zin van de onderverdelingen van dit hoofdstuk waarin dit begrip wordt gebruikt, wordt uitsluitend een gebruik bedoeld waarbij het basisproduct wordt verwerkt.

Daarentegen houdt het begrip „technisch gebruik” waarnaar een aantal onderverdelingen ook verwijst, een dergelijke verwerking niet in.

Bewerkingen zoals reinigen, raffineren of hydr ogeneren vallen niet onder de begrippen „industrieel gebruik” of „technisch gebruik”.

Voor menselijke consumptie geschikte producten kunnen eveneens worden gebruikt voor technische of industriële doeleinden.

Tot de onderverdelingen van dit hoofdstuk die uitsluitend de producten omvatten die bestemd zijn voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie, behoren de oliën en vetten die bestemd zijn voor de vervaardiging van producten voor diervoeding.



Aanvullende aantekening (GN) 1 a)

De vloeibare fractie van plantaardige oliën die is verkregen door het afscheiden van de vaste bestanddelen, bijvoorbeeld door koelen of met behulp van organische oplosmiddelen of tensioactieve stoffen, enz., wordt niet beschouwd als ruwe olie.



1502

Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503

Zie de GS-toelichting op post 1502 .

Deze post omvat gesmolten talk zoals:

1.  talk van kanen (kanevet);

2.  zogenaamde zure talk, die verkregen wordt door ruwe talk van mindere kwaliteit te koken in een waterige oplossing van zwavelzuur, waarbij het zwavelzuur de eiwithoudende stoffen van het weefsel hydrolyseert en zodoende het vet vrijmaakt.

Behalve gesmolten talk omvat deze post ook ruwe talk, dat wil zeggen talk in zijn celweefsel.

1503 00

Varkensstearine, spekolie, oleostearine, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid

1503 00 11 en 1503 00 19

varkensstearine en oleostearine

Deze onderverdelingen omvatten de producten genoemd in de tweede en de voorlaatste alinea van de GS-toelichting op post 1503 .

1503 00 30

talkolie, bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie

Deze onderverdeling omvat het in de vijfde alinea van de GS-toelichting op post 1503 genoemde product, voorzover dit bestemd is voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (zie de algemene opmerkingen op dit hoofdstuk).

1503 00 90

andere

Naast de in de derde en de vierde alinea van de GS-toelichting op post 1503 genoemde producten behoort hiertoe ook talkolie die niet voldoet aan de bij onderverdeling 1503 00 30 gestelde voorwaarden, bijvoorbeeld talkolie die bestemd is voor technisch gebruik.

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

Zie voor de fracties van vetten of oliën letter A, de zesde en zevende alinea, van de algemene opmerkingen van de GS-toelichting op dit hoofdstuk.

1504 10 10 t/m 1504 10 99

oliën uit vislevers en fracties daarvan

Zie de tweede alinea van de GS-toelichting op post 1504 .

1504 10 10

met een gehalte aan vitamine A van 2 500  of minder internationale eenheden per gram

Het gehalte aan vitamine A van oliën uit levers van vissen van de Gadussoorten (bijvoorbeeld kabeljauw, schelvis, leng en heek) ligt gewoonlijk niet hoger dan 2 500  internationale eenheden per gram.

1504 10 91 en 1504 10 99

andere

Het gehalte aan vitamine A van oliën uit levers van bijvoorbeeld tonijn, heilbot en een groot aantal haaiensoorten ligt gewoonlijk hoger dan 2 500  internationale eenheden per gram.

Oliën waarvan het vitaminegehalte is verhoogd, blijven hier ingedeeld voorzover zij het karakter van olie uit vislevers niet verloren hebben. Dit is bijvoorbeeld het geval bij oliën uit vislevers met een gehalte aan vitamine A van niet meer dan 100 000  internationale eenheden per gram.

1504 20 10 en 1504 20 90

vetten en oliën van vis, alsmede fracties daarvan, andere dan oliën uit vislevers

Deze onderverdelingen omvatten vetten en oliën van alle vissoorten, alsmede fracties daarvan, met uitzondering van oliën die uitsluitend uit levers worden gewonnen. Genoemd kunnen worden:

1.  olie van haringen en van menhaden (haringachtige vissen die uitsluitend voor de oliewinning gevangen worden);

2.  oliën uit afvallen van de visconservenindustrie die van mindere waarde zijn dan bovengenoemde oliën. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen oliën van afvallen van Clupeidae, oliën uit afvallen van tonijnen en bonieten en oliën uit afvallen van Salmonidae;

3.  oliën uit afvallen van de zeevishandel die van ongelijke samenstelling en van nog mindere kwaliteit zijn;

4.  het in de derde alinea van de GS-toelichting op post 1504 beschreven visstearine.

De oliën en vetten die tot deze onderverdelingen behoren, worden vrijwel uitsluitend voor technische of industriële doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld in leerlooierijen, bij de vervaardiging van verf of van snijolie.

1504 30 10 en 1504 30 90

vetten en oliën van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan

Deze onderverdelingen omvatten onder meer:

1.  walvistraan en spermolie (zie de eerste alinea van de GS-toelichting op post 1504 );

2.  spek van zeezoogdieren;

3.  olie van vinpotigen (zeehonden, walrussen en zeeleeuwen).

Deze onderverdelingen omvatten alle oliën, met inbegrip van de oliën uit levers, van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, zoals olie uit de lever van de potvis, die zeer rijk aan vitamine A is en soortgelijke eigenschappen bezit als de oliën uit vislevers bedoeld bij de onderverdelingen 1504 10 10 , 1504 10 91 en 1504 10 99 .

1505 00

Wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen

1505 00 10

ruw wolvet

Zie de eerste alinea van de GS-toelichting op post 1505 .

1505 00 90

andere

Deze onderverdeling omvat:

1.  lanoline, dat is beschreven in de tweede, derde en vierde alinea van de GS-toelichting op post 1505 ;

2.  uit wolvet verkregen vetstoffen (wolvetoleïne en wolvetstearine); dit zijn de vloeibare en vaste delen die worden verkregen door distillatie met stoom, gevolgd door persen, van wolvet.

1506 00 00

Andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

Van deze post zijn uitgezonderd niet voor menselijke consumptie geschikte mengsels en bereidingen van dierlijke vetten of oliën, zoals mengsels van afvalvetten van verschillende diersoorten, en van dierlijke en plantaardige vetten, zoals afgewerkt frituurvet (post 1518 ).

1507

Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1507 10 10 en 1507 10 90

ruwe olie, ook indien ontgomd

Zie voor de interpretatie van het begrip „ruw” in de zin van deze onderverdelingen onder a), b) en c) van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1507 90 10 en 1507 90 90

andere

Deze onderverdelingen omvatten onder meer geraffineerde sojaolie.

1508

Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1508 10 10 en 1508 10 90

ruwe olie

Zie onder a) en b) van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1508 90 10 en 1508 90 90

andere

Deze onderverdelingen omvatten onder meer geraffineerde grondnotenolie.

1509

Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

De olijfolie bedoeld bij deze post moet voldoen aan drie fundamentele voorwaarden:

1.  zij mag uitsluitend verkregen zijn door behandeling van olijven, de vruchten van de olijfboom (Olea europaea L.);

2.  zij mag uitsluitend worden gewonnen langs mechanische of andere fysische weg (bijvoorbeeld persen), derhalve zonder gebruik te maken van oplosmiddelen (zie aantekening 2 op dit hoofdstuk);

3.  zij mag niet opnieuw zijn veresterd, noch zijn gemengd met andere olie, zelfs niet met olie uit afvallen van olijven, bedoeld bij post 1510 00 .

1509 10 10

lampolie

Zie punt 1 van aanvullende aantekening (GN) 2, letter B, op dit hoofdstuk.

1509 10 20

extra olijfolie van eerste persing

Zie punt 2 van aanvullende aantekening (GN) 2, letter B, op dit hoofdstuk.

1509 10 80

andere

Zie punt 3 van aanvullende aantekening (GN) 2, letter B, op dit hoofdstuk.

1509 90 00

andere

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, letter C, op dit hoofdstuk.

Deze onderverdeling omvat niet alleen geraffineerde olijfolie, maar ook geraffineerde olijfolie die is versneden met bij de eerste persing verkregen olijfolie.

1510 00

Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509 , daaronder begrepen

De bij deze post bedoelde olie moet voldoen aan de eerste voorwaarde uit de toelichting op post 1509 . Evenals de bij post 1509 bedoelde olie mag de olijfolie van post 1510 00 niet opnieuw veresterd zijn of vermengd met olie van andere aard, dat wil zeggen olie, andere dan olijfolie. Maar:

— bij de winning mag gebruikt worden gemaakt van oplosmiddelen of fysische methodes;

— ze mag gemengd zijn met olie of fracties daarvan bedoeld bij post 1509 . Het meest voorkomende mengsel bestaat uit een mengsel van geraffineerde olie uit afvallen van olijven en olijfolie verkregen bij de eerste persing.

1510 00 10

ruwe olie

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, letter D, op dit hoofdstuk.

1510 00 90

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer geraffineerde olie uit afvallen van olijven en mengsels van geraffineerde olie uit afvallen van olijven en olijfolie verkregen bij de eerste persing.

1511

Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1511 10 10 en 1511 10 90

ruwe olie

Zie onder a) en b) van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

Ruwe palmolie wordt sneller ranzig dan de andere oliesoorten en heeft derhalve een hoog gehalte aan vrije vetzuren.

1511 90 11 en 1511 90 19

vaste fracties

Deze onderverdelingen omvatten palmstearine.

1511 90 91 en 1511 90 99

andere

Deze onderverdelingen omvatten onder andere:

1.  geraffineerde palmolie;

2.  de vloeibare fractie van palmolie, die is verkregen door het afscheiden van de vaste bestanddelen, bijvoorbeeld door koelen of met behulp van organische oplosmiddelen of tensioactieve stoffen. Deze fractie (palmoleïne) onderscheidt zich van de niet-gefractioneerde palmolie door een duidelijk verschil in de samenstelling van de triglyceriden en niet zozeer door de onderlinge verhouding van de in de olie aanwezige vetzuren. De triglyceriden met een groter aantal koolstofatomen (C52 en C54) worden in de vloeibare fractie in hogere concentraties gevonden dan in de niet-gefractioneerde olie, terwijl triglyceriden met een relatief lager aantal koolstofatomen (C50 en C48) in de vaste fractie overheersen.

1512

Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1512 11 91

zonnebloemzaadolie

Zie onder a) en b) van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk tezamen met letter A van de GS-toelichting op post 1512 .

1512 11 99

saffloerolie

Zie onder a) en b) van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk tezamen met letter B van de GS-toelichting op post 1512 .

1512 19 90

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer geraffineerde zonnebloemzaadolie en geraffineerde saffloerolie.

1512 21 10 t/m 1512 29 90

katoenzaadolie en fracties daarvan

Zie letter C van de GS-toelichting op post 1512 .

1514

Koolzaad-, raapzaad-, en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1514 11 10 t/m 1514 19 90

koolzaad- en raapzaadolie met een laag gehalte aan erucazuur, alsmede fracties daarvan

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk, alsmede letter A, tweede alinea, tweede zin, van de GS-toelichting op post 1514 .

1515

Andere plantaardige vetten en vette oliën (jojobaolie daaronder begrepen), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1515 30 10 en 1515 30 90

ricinusolie en fracties daarvan

Ricinusolie wordt ook castorolie, wonderolie, palma-christi-olie of kerva-olie genoemd.

Deze onderverdelingen omvatten niet de purgeerolie, die gewonnen wordt uit de zaden van de „Jatropha curcas”-boom van de familie der wolfsmelkachtigen (Euphorbiaccae). Deze olie wordt ook vaak „Amerikaanse ricinusolie” of „wilde ricinusolie” genoemd (onderverdelingen 1515 90 40 t/m 1515 90 99 ).

1517

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516

Voor de definitie van de term „margarine”, zie de GS-toelichting bij postonderverdelingen 1517 10 en 1517 90 .

1517 10 10 en 1517 10 90

margarine, andere dan vloeibare margarine

Zie de vijfde alinea, onder A, van de GS-toelichting op post 1517 .

Het watergehalte is niet doorslaggevend voor de indeling van de producten onder deze onderverdelingen.

1517 90 91

mengsels van vloeibare vette plantaardige oliën

Tot deze onderverdeling behoren ook mengsels van chemisch gewijzigde plantaardige oliën.

1521

Plantaardige was (andere dan triglyceriden), bijenwas, was van andere insecten, alsmede walschot (spermaceti), ook indien geraffineerd of gekleurd

1521 10 00

plantaardige was

Behalve de onder I van de GS-toelichting op post 1521 beschreven wassoorten behoort tot deze onderverdeling koffiewas die zich in alle delen van de koffieplant (bonen, vruchtwanden, bladeren, enz.) bevindt en die een bijproduct van de bereiding van cafeïnevrije koffie is. Deze was is zwart, ruikt naar koffie en wordt gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde reinigingsmiddelen.

1521 90 91

ruw

Tot deze onderverdeling behoort met name was die wordt aangeboden in de vorm van raten.

1521 90 99

andere

Deze onderverdeling omvat gesmolten, geperste of geraffineerde was, ook indien gebleekt of gekleurd.

1522 00

Dégras; afvallen, afkomstig van de behandeling van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was

1522 00 31 en 1522 00 39

die olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk waarin de afvallen zijn genoemd die niet tot deze onderverdelingen behoren.

AFDELING IV

PRODUCTEN VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN; TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN

HOOFDSTUK 16

BEREIDINGEN VAN VLEES, VAN VIS, VAN SCHAALDIEREN, VAN WEEKDIEREN OF VAN ANDERE ONGEWERVELDE WATERDIEREN

Algemene opmerkingen

Voor de indeling van samengestelde voedselbereidingen (zogenaamde gerede maaltijden daaronder begrepen), bestaande uit bijvoorbeeld worst, vlees, slachtafvallen, vis, schaaldieren, weekdieren, andere ongewervelde waterdieren of een combinatie van deze producten samen met groenten, spaghetti, sausen, enz., wordt verwezen naar aantekening 2 op dit hoofdstuk en de algemene opmerkingen, laatste alinea vóór de uitzonderingen, van de GS-toelichting op dit hoofdstuk.

De bepaling van aantekening 2, eerste alinea, tweede zin (indeling onder de post die betrekking heeft op het bestanddeel dat in de samenstelling met het hoogste gewicht voorkomt), is ook van toepassing op de indeling in de onderverdelingen. Het voorafgaande is echter niet van toepassing op bereidingen bedoeld bij de posten 1601 00 en 1602 die lever bevatten (zie de tweede alinea van de aantekening).



Aanvullende aantekening (GN) 2

Over het algemeen kan een deel dat van een deelstuk is afgesneden alleen worden geïdentificeerd als de afmetingen van het deel ongeveer 100 × 80 × 2 mm bedragen.

De uitdrukking „delen daarvan” is alleen van toepassing op de delen waarvan met stelligheid en niet door uitsluiting van andere mogelijkheden kan worden vastgesteld van welk deelstuk (bijvoorbeeld ham) zij afkomstig zijn.



1601 00

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

Het feit dat een product in vakkringen wordt aangemerkt als „worst van alle soorten” is voor de indeling onder deze post niet van doorslaggevende betekenis.

Bereidingen samengesteld uit gehakt of gehomogeniseerd vlees, die hun vorm uitsluitend hebben verkregen als gevolg van het verpakken in blikken of andere vaste bergingsmiddelen, ook indien deze een cilindrische vorm hebben, worden niet aangemerkt als „worst” in de zin van deze post.

1601 00 10

van lever

Deze onderverdeling omvat worst van alle soorten die lever bevat, ook indien vlees, slachtafvallen, spek, vet, enz., zijn toegevoegd, voorzover de producten hun wezenlijke karakter aan de lever ontlenen. Deze producten, gewoonlijk gekookt en soms gerookt, zijn vooral te herkennen aan de kenmerkende leversmaak.

1601 00 91

gedroogde worst en smeerworst, niet gekookt en niet gebakken

Deze onderverdeling omvat worst, niet gekookt en niet gebakken, voorzover zij een rijping heeft ondergaan (bijvoorbeeld door luchtdroging) en voor directe consumptie geschikt is.

Deze producten mogen bovendien zijn gerookt. Hun eiwitten mogen echter niet door enige thermische behandeling (bijvoorbeeld roken bij hoge temperatuur) volledig gecoaguleerd zijn.

Tot deze onderverdeling behoort zowel worst die gewoonlijk in plakjes wordt geconsumeerd (zoals salami, saucisson d'Arles, plockworst) als smeerworst (bijvoorbeeld theeworst).

1601 00 99

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer:

1.  worst en bepaalde specialiteiten, vers, die geen rijpingsproces hebben ondergaan;

2.  gekookte worst, bijvoorbeeld Frankfurter worstjes, Straatsburger worstjes, Wener worstjes, mortadelles (metworst), witte pens, zwarte pens, andouilles en andouillettes en andere dergelijke specialiteiten.

1602

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed

Zie aanvullende aantekening (GN) 6, onder a), op hoofdstuk 2 ten aanzien van de indeling van niet-gekookt en niet-gebakken gekruid vlees van pluimvee in hoofdstuk 16. Of niet-gekookt en niet-gebakken vlees van pluimvee al dan niet is gekruid, zal worden bepaald door de toepassing van de methoden voor sensorisch onderzoek naar niet-gekookt en niet-gebakken vlees van pluimvee zoals vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2013 (1).

1602 10 00

gehomogeniseerde bereidingen

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk.

1602 20 10 en 1602 20 90

van levers van dieren van alle soorten

Deze onderverdelingen omvatten bereidingen en conserven die lever bevatten, ook indien gemengd met vlees of andere slachtafvallen, voorzover de producten hun wezenlijke karakter aan de lever ontlenen. De belangrijkste producten bedoeld bij deze onderverdelingen zijn bereid uit ganzen- of eendenlever (onderverdelingen 1602 20 10 ).

1602 31 11 t/m 1602 39 85

van pluimvee bedoeld bij post 0105

Deze onderverdelingen omvatten onder meer pluimvee en delen van pluimvee die, na koking, zijn geconserveerd.

Van deze producten kunnen worden genoemd:

1.  kip in gelei;

2.  helften en vierendelen van kippen in jus en hele dijen van kalkoenen, ganzen of kuikens, ook indien bevroren;

3.  pastei van pluimvee (voornamelijk samengesteld uit vlees van pluimvee waaraan kalfsvlees, varkensvet, truffels en specerijen zijn toegevoegd), ook indien bevroren;

4.  gereedgemaakte gerechten op basis van vlees van pluimvee die, naast het vlees van pluimvee, tevens een portie groenten, rijst, deegwaren, enz., bevatten. Tot deze categorie behoren bijvoorbeeld gerechten als „kip met rijst” of „kip met champignons”, alsmede diepvriesschotels op basis van vlees van pluimvee, waarbij het eigenlijke vleesgerecht en de verschillende aanvullende gerechten op één schotel — gescheiden — worden aangeboden.

Bij het bepalen van het aantal gewichtspercenten vlees van pluimvee wordt het gewicht van de beenderen niet in aanmerking genomen.

1602 31 11

uitsluitend niet-gekookt en niet-gebakken vlees van kalkoenen bevattend

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1602 32 11

niet gekookt en niet gebakken

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1602 39 21

niet gekookt en niet gebakken

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1602 41 10 en 1602 41 90

hammen en delen daarvan

Zie voor de draagwijdte van het begrip „delen daarvan” aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk, alsmede de toelichting daarop.

Van deze onderverdelingen zijn uitgezonderd grof en fijn gehakte producten en producten in de vorm van pastei of gehomogeniseerd, ook indien zij zijn verkregen uit ham of uit delen daarvan.

1602 42 10 en 1602 42 90

schouders en delen daarvan

Zie voor de draagwijdte van het begrip „delen daarvan” de aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk, alsmede de toelichting daarop.

Van deze onderverdelingen zijn uitgezonderd grof en fijn gehakte producten en producten in de vorm van pastei of gehomogeniseerd, ook indien zij zijn verkregen uit schouders of uit delen daarvan.

1602 49 11 t/m 1602 49 50

van varkens (huisdieren)

Bij het bepalen van het aantal gewichtspercenten vlees of slachtafvallen, ongeacht van welke soort, spek en vet ongeacht van welke aard of herkomst daaronder begrepen, zie Verordening (EEG) nr. 226/89 van de Commissie (PB L 29 van 31.1.1989, blz. 11).

Bij het bepalen van het aantal gewichtspercenten worden gelatine en jus niet in aanmerking genomen.

1602 49 15

andere mengsels die ham, schouder, karbonadestreng of halskarbonade, alsmede delen daarvan bevatten

Zie voor de draagwijdte van het begrip „delen daarvan” aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk, alsmede de toelichting daarop.

Deze onderverdeling omvat mengsels die ten minste een van de in de tekst van de onderverdeling genoemde deelstukken of delen daarvan bevatten, zonder dat het noodzakelijk is dat dat deelstuk of deel daarvan aan het mengsel het wezenlijke karakter verleent. De mengsels kunnen ook vlees of slachtafvallen van andere dieren bevatten.

1602 50 10

niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken met niet gekookt en niet gebakken

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1602 50 31

corned beef in luchtdichte verpakkingen

Met betrekking tot de onderverdeling 1602 50 31 worden onder de uitdrukking „in luchtdichte verpakkingen” de producten bedoeld die in verpakkingsmiddelen al dan niet vacuüm zijn verpakt om te voorkomen dat lucht of andere gassen erin dan wel eruit zouden kunnen. Zodra de verpakking eenmaal is geopend, is de oorspronkelijke sluiting voorgoed verbroken.

Deze onderverdelingen omvatten producten die onder meer in verzegelde zakken van kunststof zijn verpakt, al dan niet vacuüm.

1602 90 61

niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

1604

Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

Zie aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk.

1604 12 91

in luchtdichte verpakkingen

Zie de toelichting op de onderverdeling 1602 50 31 .

1604 14 26

filets, zogenaamde „loins”

Tot deze onderverdeling behoren uitsluitend visfilets bedoeld onder punt 1 van de GS-toelichting op post 0304 , die de volgende drie kenmerken bezitten:

— gekookt of gebakken;

— zonder toevoeging van vocht verpakt in een zak van of omgeven door kunststof van de soort gebruikt voor voedingsmiddelen, ook indien vacuüm verpakt of gelast, en

— bevroren.

1604 14 36

filets, zogenaamde „loins”

Zie de toelichting op de onderverdeling 1604 14 26 .

1604 14 46

filets, zogenaamde „loins”

Zie de toelichting op de onderverdeling 1604 14 26 .

1604 19 31

filets, zogenaamde „loins”

Zie de toelichting op de onderverdeling 1604 14 26 .

1604 20 05

bereidingen van surimi

Zie de toelichting op de onderverdeling 0304 93 10 .

Bereidingen van deze onderverdeling zijn verkregen op basis van surimi die, vermengd met andere producten (bijvoorbeeld meel, zetmeel, eiwitten, vlees van kreeftachtigen, kruiderijen en smaak- en kleurstoffen), een warmtebehandeling heeft ondergaan. Zij worden in het algemeen aangeboden in bevroren toestand.

▼M10

1604 31 00 en 1604 32 00

kaviaar en kaviaarsurrogaten

Tot deze onderverdelingen behoren eveneens bevroren producten.

▼B

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Zie aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk.

1605 29 00

andere

Deze onderverdeling omvat garnaal in luchtdichte verpakkingen (zie de toelichting op de onderverdeling 1602 50 31 ).

1605 53 10

in luchtdichte verpakkingen

Zie de toelichting op de onderverdeling 1602 50 31 .

(1)   Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2013 van 11 december 2013 tot vaststelling van de methoden voor sensorisch onderzoek naar niet-gekookt en niet-gebakken gekruid vlees van pluimvee met het oog op de indeling in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 343 van 19.12.2013, blz. 9).

HOOFDSTUK 17

SUIKER EN SUIKERWERK



1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm

1701 12 10 t/m 1701 14 90

ruwe suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk.

Deze onderverdelingen omvatten onder meer:

1.  bepaalde witte, niet-geraffineerde suiker;

2.  in de suikerfabriek verkregen suiker van het tweede en derde product, ook wel genoemd „suiker van lage titratie”, met een lichtbruine tot donkerbruine kleur vanwege de daarin aanwezige melasse, en met een sacharosegehalte dat gewoonlijk ligt tussen 85 en 98 gewichtspercenten;

3.  suiker die minder zuiver is, afkomstig van de raffinage of de vervaardiging van kandij, bijvoorbeeld basterd- en bruine suiker.

1701 12 10 en 1701 12 90

beetwortelsuiker

Zie de aanvullende GS-toelichting op de onderverdelingen 1701 12 , 1701 13 en 1701 14 .

1701 13 10 en 1701 13 90

rietsuiker bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk

Zie de aanvullende GS-toelichting op de onderverdelingen 1701 12 , 1701 13 en 1701 14 .

1701 14 10 en 1701 14 90

andere rietsuiker

Zie de aanvullende GS-toelichting op de onderverdelingen 1701 12 , 1701 13 en 1701 14 .

1701 91 00

gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

Suiker, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, valt onder deze onderverdeling, ook indien het gehalte aan sacharose lager is dan 99,5 gewichtspercenten.

1701 99 10

witte suiker

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk.

Witte suiker van deze onderverdeling is al dan niet geraffineerde suiker, waarvan de kleur in verband met het hoge sacharosegehalte (99,5 gewichtspercenten of meer) gewoonlijk wit is.

Voor de bepaling van het aantal gewichtspercenten sacharose van witte suiker, zoals bedoeld in aanvullende aantekening (GN) 3 op hoofdstuk 17, moet de polarisatiemethode worden toegepast zoals omschreven in bijlage II, methode 10, behorende bij Richtlijn 79/796/EEG van de Commissie (PB L 239 van 22.9.1979, blz. 24).

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel

1702 11 00 en 1702 19 00

lactose (melksuiker) en melksuikerstroop

Zie letter A, punt 1, en letter B, eerste alinea, van de GS-toelichting op post 1702 .

1702 30 10

isoglucose

Zie aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk.

1702 30 50 en 1702 30 90

andere

Voor de berekening van het gewichtspercentage glucose in het product sluit het begrip „in droge toestand” de aanwezigheid van niet kristallijn gebonden water en kristalwater uit.

1702 40 10

isoglucose

Zie aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk.

1702 60 10

isoglucose

Zie aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk.

1702 60 80

inulinestroop

Zie aanvullende aantekening (GN) 6, onder a), op dit hoofdstuk.

1702 90 30

isoglucose

Zie aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk.

1702 90 80

inulinestroop

Zie aanvullende aantekening (GN) 6, onder b), op dit hoofdstuk.

1702 90 95

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.  maltose, andere dan chemisch zuivere;

2.  invertsuiker;

3.  sacharosestroop andere dan ahornsuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen;

4.  de oneigenlijk als „high test molasses” aangeduide producten, verkregen door het hydrolyseren en indikken van ruw suikerrietsap, die voornamelijk worden gebruikt als voedingsbodem voor micro-organismen bij de vervaardiging van antibiotica en eveneens voor de vervaardiging van ethylalcohol;

5.  lactulose, andere dan chemisch zuivere.

1703

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker

1703 10 00

van rietsuiker

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 1703 10 .

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

1704 10 10 en 1704 10 90

kauwgom, ook indien bedekt met een laagje suiker

Onder deze onderverdelingen valt gesuikerde kauwgom, die gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van „chicle” of andere soortgelijke niet-eetbare producten, ongeacht in welke vorm (tabletten, dragees, ballen, enz.), zogenaamde „klapkauwgom” daaronder begrepen.

1704 90 10

zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen

Deze onderverdeling omvat slechts zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichtspercenten sacharose, zonder dat daaraan andere suikers, aromatische stoffen of andere stoffen zijn toegevoegd, ook indien in de vorm van broden, blokken, pijpen, tabletten, enz.

Zoethoutextract dat door toevoeging van andere stoffen als suikergoed is toebereid, valt, ongeacht het sacharosegehalte, onder onderverdeling 1704 90 99 .

1704 90 30

witte chocolade

Zie de tweede alinea, punt 6, van de GS-toelichting op post 1704 .

1704 90 51 t/m 1704 90 99

ander

Deze onderverdelingen omvatten een groot deel van de gesuikerde eetbare bereidingen, die onder de verzamelnaam „suikerwerk” of „suikergoed” bekend zijn. Indien deze producten een gedistilleerde drank of likeur bevatten, blijven ze onder deze onderverdelingen.

Deze onderverdelingen omvatten eveneens suikerbereidingen (pasta's of spijs) die in het algemeen voorkomen in de vorm van klompen of broden en die als halffabrikaten gebruikt worden voor het maken van fondants, marsepein, noga, enz. Deze halffabrikaten blijven eveneens onder deze onderverdelingen ingedeeld indien hun suikergehalte bij de verwerking tot eindproduct nog moet worden verhoogd, zulks voorzover zij op grond van hun samenstelling specifiek en definitief bestemd zijn voor een bepaalde soort suikerwerk.

Van deze onderverdelingen bijvoorbeeld zijn uitgezonderd:

a)  consumptie-ijs, ook indien aangeboden op een stokje (ijslollies) (post 2105 00 );

b)  mengsels in uiteenlopende verhoudingen, van suikergoed dat cacao bevat met suikergoed zonder cacao, verpakt om als zodanig te worden verkocht (post 1806 ).

1704 90 51

pasta's en spijs, marsepein daaronder begrepen, in onmiddellijke verpakking met een netto-inhoud van 1 kg of meer

Zie de tweede alinea, de punten 4 en 9, van de GS-toelichting op post 1704 .

Deze onderverdeling omvat eveneens suikerpreparaten, zoals suikerglazuur, voor het glaceren.

1704 90 55

keelpastilles en hoestbonbons

Zie de tweede alinea, punt 5, van de GS-toelichting op post 1704 .

1704 90 61

dragees en dergelijke met een suikerlaag omhulde artikelen

Deze onderverdeling omvat geglaceerde artikelen, bijvoorbeeld amandelen omgeven door een suikerlaag.

1704 90 65

gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen

Gom- en geleiproducten zijn artikelen die zijn gemaakt van geleiachtige stoffen (zoals Arabische gom, gelatine, pectine en bepaalde zetmelen), suiker en smaakstoffen. Zij komen voor in verschillende vormen, bijvoorbeeld als dierfiguurtjes.

1704 90 71

zuurtjes en dergelijk hardgekookt suikerwerk, ook indien gevuld

Deze onderverdeling omvat harde, soms ook brosse, doorzichtige of ondoorzichtige producten. Zij worden voornamelijk verkregen door suiker in te koken onder toevoeging van kleine hoeveelheden andere stoffen (met uitzondering van vetstoffen), teneinde een grote verscheidenheid aan smaken, structuren en kleuren te verkrijgen. In bepaalde gevallen zijn de producten ook gevuld.

1704 90 75

karamels, toffees en dergelijke

Karamels, toffees en dergelijke zijn producten die evenals zuurtjes en dergelijk hardgekookt suikerwerk zijn verkregen door het koken van suikers, maar met toevoeging van vetstoffen.

1704 90 81

verkregen door samenpersing

Deze onderverdeling omvat suikerwerk dat in verschillende vormen wordt aangeboden en dat wordt verkregen door samenpersing, al dan niet met een bindmiddel.

1704 90 99

ander

Voorzover niet meer specifiek omschreven in een van de voorgaande onderverdelingen, behoren tot deze onderverdeling bijvoorbeeld:

1.  fondant;

2.  marsepein in onmiddellijke verpakking met een netto-inhoud van minder dan 1 kg (marsepein in andere verpakkingen: onderverdeling 1704 90 51 );

3.  noga;

4.  zoethoutextract aangeboden (dat wil zeggen toebereid) in de vorm van suikergoed.

HOOFDSTUK 18

CACAO EN BEREIDINGEN DAARVAN



1801 00 00

Cacaobonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand

De cacaoboon bevat 49 tot 54 gewichtspercenten vet, cacaoboter genoemd, 8 tot 10 gewichtspercenten zetmeel, 8 tot 10 gewichtspercenten eiwit, 1 tot 2 gewichtspercenten theobromine, 5 tot 10 gewichtspercenten looistoffen (catechine of cacaorood), 4 tot 6 gewichtspercenten cellulose, 2 tot 3 gewichtspercenten mineralen, sterolen (vitamine D) en verschillende fermenten.

1803

Cacaopasta, ook indien ontvet

Cacaopasta, ook indien in stukken, behandeld met alkalische stoffen teneinde de oplosbaarheid daarvan te verbeteren, blijft ingedeeld onder deze post. Deze post omvat evenwel niet cacaopasta dat aldus is behandeld maar in poedervorm wordt aangeboden (post 1805 00 00 ).

1805 00 00

Cacaopoeder, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Hiertoe behoort ook cacaopoeder waaraan kleine hoeveelheden (ongeveer 5 gewichtspercenten) lecithine is toegevoegd. Deze toevoeging heeft enkel tot gevolg dat het cacaopoeder beter in vloeistoffen dispergeert, waardoor het bereiden van dranken op basis van cacao gemakkelijker wordt (oplosbare cacao).

1806

Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten

Uitsluitend producten die cacaobonen, cacaopasta of cacaopoeder bevatten worden geacht cacao te bevatten in de zin van post 1806 .

1806 20 10

met een gehalte aan cacaoboter van 31 of meer gewichtspercenten of met een totaalgehalte aan cacaoboter en van melk afkomstige vetstoffen van 31 of meer gewichtspercenten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten die in het algemeen „couverture-chocolade” of „couverture-melkchocolade” worden genoemd.

1806 20 30

met een totaalgehalte aan cacaoboter en van melk afkomstige vetstoffen van 25 of meer doch minder dan 31 gewichtspercenten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten die in het algemeen „melkchocolade” worden genoemd.

1806 20 50

met een gehalte aan cacaoboter van 18 of meer gewichtspercenten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten die in het algemeen „bittere chocolade” of „pure chocolade” worden genoemd.

1806 20 70

zogenaamde „chocolate milk crumb”

„Chocolate milk crumb” genoemde bereidingen worden verkregen door het vacuüm drogen van een innig waterig mengsel van suikers, melk en cacao. Deze bereidingen worden in de regel gebruikt voor de vervaardiging van melkchocolade. Het product kan worden aangeboden in de vorm van onregelmatige, brosse stukken of in poedervorm. In het algemeen bedraagt het suikergehalte tussen 35 en 70 gewichtspercenten, het gehalte aan vaste stoffen afkomstig uit melk tussen 15 en 50 gewichtspercenten en het cacaogehalte tussen 5 en 30 gewichtspercenten.

Door het speciale procédé dat bij de vervaardiging wordt aangewend, kristalliseren de suikers.

1806 20 95

andere

Tot deze onderverdeling behoren de andere cacaobevattende bereidingen zoals pralinepasta, cacaoglazuur en boterhampasta met cacao.

1806 31 00

gevuld

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 1806 31 .

1806 32 10

met toegevoegde granen, noten of andere vruchten

Tot deze onderverdeling behoort onder meer chocolade, aangeboden in de vorm van tabletten of repen, die granen, noten of andere vruchten, geheel of in stukken, die door de massa verdeeld zijn, bevat.

1806 90 11 en 1806 90 19

bonbons of pralines, ook indien gevuld

Voor de toepassing van het begrip „gevuld” is de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 1806 31 van overeenkomstige toepassing.

Tot deze onderverdelingen behoren eenhapsproducten bestaande uit:

— gevulde chocolade, of

— chocolade en andere voedingsmiddelen in verschillende lagen, of

— een mengsel van chocolade en andere voedingsmiddelen.

1806 90 11

alcohol bevattend

Assortimenten van bonbons of pralines met alcohol en bonbons of pralines zonder alcohol moeten worden ingedeeld met toepassing van algemene regel 3, onder b), voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur.

1806 90 19

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 1806 90 11 .

1806 90 31

gevuld

Voor de toepassing van het begrip „gevuld” is de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 1806 31 van overeenkomstige toepassing.

Tot deze onderverdeling behoren onder meer gevulde chocolade paaseieren en gevulde kerstartikelen.

1806 90 39

niet gevuld

Tot deze onderverdeling behoren onder meer hagelslag, chocoladevlokken, geraspte chocolade en massieve of holle chocoladefiguurtjes.

1806 90 50

suikerwerk en overeenkomstige bereidingen op basis van suiker vervangende stoffen, die cacao bevatten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de suikerwerken bedoeld bij post 1704 die cacao bevatten, met name karamels, toffees en dragees waaraan cacao is toegevoegd.

1806 90 60

boterhampasta die cacao bevat

Tot deze onderverdeling behoren boterhampasta's die cacao bevatten in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van niet meer dan 2 kg.

1806 90 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer cacaobevattende poeders voor de vervaardiging van vla, consumptie-ijs, desserts en dergelijke bereidingen, voorzover zij niet blijkens de algemene opmerkingen van de toelichtingen op dit hoofdstuk zijn uitgezonderd.

HOOFDSTUK 19

BEREIDINGEN VAN GRAAN, VAN MEEL, VAN ZETMEEL OF VAN MELK; GEBAK

Algemene opmerkingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt het aantal gewichtspercenten cacaopoeder gewoonlijk berekend door vermenigvuldiging van de som van het aantal gewichtspercenten theobromine en het aantal gewichtspercenten cafeïne met de factor 31.

Het aantal gewichtspercenten theobromine en het aantal gewichtspercenten cafeïne dienen te worden bepaald door middel van hogedrukvloeistofchromatografie.

Voor producten die cafeïne of theobromine bevatten uit andere bronnen dan cacao, moet bij het berekenen van het gehalte aan cacao geen rekening worden gehouden met deze extra hoeveelheden cafeïne of theobromine.



1901

Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404 , geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen

Uitsluitend producten die cacaobonen, cacaopasta of cacaopoeder bevatten worden geacht cacao te bevatten in de zin van post 1901 .

1901 20 00

mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905

Tot deze onderverdeling behoort onder meer het bereide deeg bedoeld onder punt II, achtste alinea, punt 7 en 8, van de GS-toelichting op post 1901 .

Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd dunne bladen gebakken en gedroogd meel- of zetmeeldeeg, ook indien bestemd voor het bedekken van bepaald gebak (post 1905 ).

1901 90 11 en 1901 90 19

moutextract

Zie punt I van de GS-toelichting op post 1901 .

Moutextract bevat dextrine, maltose, eiwitten, vitamines, enzymen en aromatische bestanddelen.

Deze onderverdelingen omvatten geen bereidingen voor kindervoeding, verpakt voor de verkoop in het klein, die moutextract bevatten, ook al is het moutextract een wezenlijk bestanddeel (onderverdeling 1901 10 00 ).

1902

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid

1902 20 91

gekookt of gebakken

Deze onderverdeling omvat eveneens voorgekookte deegwaren.

1902 30 10

gedroogd

Voor de toepassing van deze onderverdeling wordt onder „gedroogd” verstaan producten in droge en breekbare staat met een laag vochtgehalte (tot circa 12 %), die ofwel direct in de zon zijn gedroogd ofwel een industrieel droogproces hebben ondergaan (bijvoorbeeld tunneldrogen, roosteren of bakken).

1902 40 90

andere

Deze onderverdeling omvat bereide koeskoes, dat wil zeggen koeskoes die wordt aangeboden met bijvoorbeeld vlees, groenten en andere ingrediënten, op voorwaarde evenwel dat de bereiding niet meer dan 20 gewichtspercenten vlees bevat.

1904

Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen (andere dan mais) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen

Zie de aantekeningen 3 en 4 op dit hoofdstuk.

Uitsluitend producten die cacaobonen, cacaopasta of cacaopoeder bevatten worden geacht cacao te bevatten in de zin van post 1904 .

1904 10 10 t/m 1904 10 90

graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren

De preparaten die zijn verkregen door middel van het procédé bedoeld onder letter A, vierde alinea, van de GS-toelichting op post 1904 , daaronder begrepen de preparaten verkregen uit andere granen, blijven onder deze onderverdelingen ingedeeld ook indien zij na het poffen zijn verwerkt tot meel, gries of pellets.

Tot deze onderverdelingen behoort ook onregelmatig gevormd verpakkingsvulmateriaal, vervaardigd voor de extrusie van bijvoorbeeld maisgries, ook indien het door denaturering ongeschikt is gemaakt voor menselijke consumptie.

1904 20 10 t/m 1904 20 99

bereidingen voor menselijke consumptie verkregen uit ongeroosterde graanvlokken of uit mengsels van ongeroosterde graanvlokken en geroosterde graanvlokken of gepofte granen

Zie letter B van de GS-toelichting op post 1904 .

1904 30 00

bulgurtarwe

Zie letter C van de GS-toelichting op post 1904 .

1904 90 10 en 1904 90 80

andere

Zie letter D van de GS-toelichting op post 1904 .

1905

Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel

Tot deze post behoren gebruiksklare cocktailsnacks in de vorm van bv. droge erwten of pinda's die volledig met een laag deeg bedekt zijn indien de deeglaag, gelet op de dikte en smaak, het wezenlijke karakter van het product bepaalt.

Uitsluitend producten die cacaobonen, cacaopasta of cacaopoeder bevatten worden geacht cacao te bevatten in de zin van post 1905 .

Bereid deeg, in vorm gebracht deeg daaronder begrepen, ook indien dit cacao bevat, voor de vervaardiging van brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, is van deze post uitgezonderd (onderverdeling 1901 20 00 ).

1905 10 00

bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd

Zie letter A, punt 4, van de GS-toelichting op post 1905 .

Deze onderverdeling omvat ook dergelijke producten verkregen door extrusie.

1905 20 10 t/m 1905 20 90

ontbijtkoek

Zie letter A, punt 6, van de GS-toelichting op post 1905 .

Speculaas en „Russisch-Brot” (Patience-Gebäck) vallen niet onder deze onderverdelingen.

1905 31 11 t/m 1905 31 99

koekjes en biscuits, gezoet

Zie de aanvullende aantekeningen (GN) 1 en 2 op dit hoofdstuk, alsmede letter A, punt 8, onder b), van de GS-toelichting op post 1905 .

Deze onderverdelingen omvatten ook dergelijke producten verkregen door extrusie.

1905 31 30

met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van 8 of meer gewichtspercenten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer boterkoekjes en boterbiscuits.

1905 31 91

dubbele koekjes of biscuits, met tussenlaag

Tot deze onderverdeling behoren producten bestaande uit twee biscuits met daartussen een laag vulling, bijvoorbeeld chocolade, jam, fondant, crème of notenpasta.

1905 32 05 t/m 1905 32 99

wafels en wafeltjes

Zie de aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk, alsmede letter A, punt 9, van de GS-toelichting op post 1905 .

1905 32 91

gezouten, ook indien gevuld

Tot deze onderverdeling behoren onder meer kaaswafels en -wafeltjes.

1905 40 10 en 1905 40 90

beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten

Zie letter A, punt 5, van de GS-toelichting op post 1905 .

1905 90 20

ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten, van meel of van zetmeel

Zie letter B van de GS-toelichting op post 1905 .

1905 90 30

brood waaraan geen honig, eieren, kaas of vruchten zijn toegevoegd, met een gehalte aan suikers en aan vetstoffen van elk niet meer dan 5 gewichtspercenten, berekend op de droge stof

De term „brood” omvat het product in verschillende afmetingen.

Deze onderverdeling omvat niet alleen gewoon brood, zoals volkorenbrood, maar ook speciale producten zoals glutenbrood voor diabetici en scheepsbeschuiten.

1905 90 45

koekjes en biscuits

Zie letter A, punt 8, onder a) en c), van de GS-toelichting op post 1905 .

1905 90 55

geëxtrudeerde en geëxpandeerde producten, gezouten of gearomatiseerd

Zie letter A, de punten 7 en 15, van de GS-toelichting op post 1905 .

1905 90 70

met een gehalte van 5 of meer gewichtspercenten aan sacharose, invertsuiker of isoglucose

Tot deze onderverdeling behoren de banketbakkerijproducten die niet onder een van de vorengenoemde onderverdelingen vallen, zoals taart, rozijnen- en krentenbrood, schuimpjes, brioches en croissants.

1905 90 80

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer quiches, pizza's en brood dat niet bedoeld is bij de onderverdelingen 1905 90 30 en 1905 90 70 .

Tot deze onderverdeling behoort eveneens onregelmatig gevormd verpakkingsvulmateriaal, vervaardigd door de extrusie van zetmeel, ook indien het door denaturering ongeschikt is gemaakt voor menselijke consumptie.

HOOFDSTUK 20

BEREIDINGEN VAN GROENTEN, VAN VRUCHTEN EN VAN ANDERE PLANTENDELEN

Algemene opmerkingen

Tot dit hoofdstuk behoren gebruiksklare cocktailsnacks in de vorm van bv. droge erwten of pinda's die slechts gedeeltelijk met een laag deeg bedekt zijn en waarbij het wezenlijke karakter van het product bijgevolg bepaald wordt door de groenten, vruchten, noten of andere plantendelen.

Dit hoofdstuk omvat ook komkommers en augurken die een volledige melkzuurgisting hebben ondergaan.

Komkommers en augurken die daarentegen geen volledige melkzuurgisting hebben ondergaan en voorlopig zijn verduurzaamd in pekel, moeten worden ingedeeld onder onderverdeling 0711 40 00 indien zij niet geschikt zijn voor dadelijke consumptie. Deze producten hebben doorgaans een zoutgehalte van ten minste 10 gewichtspercenten.



Aantekening 4

Voor de bepaling van het aantal gewichtspercenten droge stof van tomatensap dient de analysemethode te worden toegepast als omschreven in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 1979/82 van de Commissie (PB L 214 van 22.7.1982, blz. 12).

Aanvullende aantekening (GN) 1

Bij het bepalen van het zuurgehalte moeten evenredige delen van de vloeistof en de vaste stoffen van het product worden gehomogeniseerd.



2001

Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

Zie aantekening 3 op dit hoofdstuk.

2001 90 10

mangochutney

Onder mangochutney, in de zin van deze onderverdeling en van onderverdeling 2103 90 10 , wordt verstaan een bereiding van mango's waaraan diverse producten zijn toegevoegd, zoals gember, rozijnen, peper en suiker.

Terwijl de mangochutney van deze onderverdeling nog stukken vruchten bevat, komt de mangochutney van onderverdeling 2103 90 10 voor in de vorm van een min of meer vloeibare, volledig gehomogeniseerde saus.

2001 90 50

paddestoelen

Deze onderverdeling omvat niet paddenstoelen die enkel voorlopig zijn verduurzaamd door middel van de behandelingen genoemd in post 0711 , bijvoorbeeld door middel van een sterke pekeloplossing vermengd met azijn of azijnzuur.

2002

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

2002 10 10 en 2002 10 90

tomaten, geheel of in stukken

Deze onderverdelingen hebben onder meer betrekking op door sterilisatie verduurzaamde tomaten, geheel of in stukken, ook indien gepeld.

2002 90 11 t/m 2002 90 99

andere

Deze onderverdelingen hebben onder meer betrekking op tomatenpuree, ook in de vorm van broden, op tomatenpasta, alsmede op tomatensap dat 7 of meer gewichtspercenten droge stof bevat. Verder valt hieronder tomatenpoeder dat is verkregen door het dehydreren van tomatensap. Tomatenpoeder dat is vervaardigd door in schijfjes gesneden tomaten te drogen en de verkregen vlokken vervolgens te vermalen, moet daarentegen worden ingedeeld onder onderverdeling 0712 90 30 .

2004

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

Zie aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Deze post heeft geen betrekking op bereidingen van de producten bedoeld bij post 0714 , die niet als groenten worden beschouwd (onderverdeling 2001 90 40 , 2006 00 38 , 2006 00 99 of 2008 99 91 ).

2004 10 10

enkel gekookt of gebakken

Tot deze onderverdeling behoren onder meer de producten bedoeld in de tweede alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 2004 .

2004 10 91 en 2004 10 99

andere

Tot deze onderverdelingen behoren onder meer de producten bedoeld in de tweede alinea, punt 3, van de GS-toelichting op post 2004 .

2004 90 50

erwten (Pisum sativum) en bonen in de dop (Phaseolus spp.)

Als „bonen” in de zin van deze onderverdeling worden alleen aangemerkt bonen van de Phaseolus- of Vigna-soorten, die in onrijpe toestand geoogst worden en die in hun geheel eetbaar zijn. De peulen kunnen verschillend van kleur zijn: bijvoorbeeld effen groen, groen met grijze of met blauwe strepen en geelachtig (boterbonen).

2005

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006

De toelichting op post 2004 is van overeenkomstige toepassing.

Onder deze post valt eveneens het zogenaamde „papad”, bestaande uit vellen van gedroogd deeg, bereid op basis van meel van peulvruchten, zout, kruiden, olie, rijsmiddelen en soms kleine hoeveelheden meel van graan of van rijst.

2005 10 00

gehomogeniseerde groenten

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk.

2005 20 80

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer aardappelen in schijfjes of in staafjes, in vet of in olie voorgebakken, gekoeld en vacuüm verpakt.

2005 70 00

olijven

Deze onderverdeling omvat olijven bedoeld in de vierde alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 2005 , ook indien ze gevuld zijn met groenten (bijvoorbeeld scherp- of niet-scherpsmakende pepers), met vruchten (bijvoorbeeld amandelen) of met een mengsel van groenten en vruchten.

2006 00

Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd)

2006 00 31 t/m 2006 00 38

met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten

Zie voor de bepaling van het suikergehalte aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), op dit hoofdstuk.

2007

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Het begrip „door koken of stoven verkregen” is omschreven in aantekening 5 op dit hoofdstuk.

Zie voor de bepaling van het suikergehalte aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), op dit hoofdstuk.

2007 10 10 t/m 2007 10 99

gehomogeniseerde bereidingen

Zie aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk.

2008

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

Zie voor de bepaling van het suikergehalte aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), op dit hoofdstuk.

Het begrip „met toegevoegde suiker” wordt omschreven in aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk.

Het begrip „met een effectief alcohol-massagehalte” wordt omschreven in aanvullende aantekening (GN) 4 op dit hoofdstuk.

2008 11 10 t/m 2008 19 99

noten, grondnoten en andere zaden, ook indien onderling vermengd

Deze onderverdelingen omvatten onder meer de producten bedoeld in de tweede alinea, de punten 1 en 2, van de GS-toelichting op post 2008 , alsmede mengsels daarvan.

Tot deze onderverdelingen behoren eveneens producten die:

1.  voorkomen in de vorm van schilfers en kleine stukjes; zij worden onder meer in de banketbakkerij gebruikt;

2.  fijngemaakt of gemalen zijn in de vorm van een pasta, ook indien andere stoffen zijn toegevoegd.

Daarentegen zijn van deze onderverdelingen pasta's of spijs voor de vervaardiging van marsepein, noga, enz., bedoeld bij post 1704 , uitgezonderd.

2008 19 12 t/m 2008 19 99

andere, mengsels daaronder begrepen

Deze onderverdelingen omvatten noten en andere zaden met uitzondering van grondnoten. Hiertoe behoren ook mengsels van de verschillende noten en andere zaden, die waarbij grondnoten het hoofdbestanddeel vormen daaronder begrepen.

2008 30 51

partjes van pompelmoezen en van pomelo's

Als partjes in de zin van deze onderverdeling worden beschouwd de natuurlijke partjes van de vrucht die niet verder in stukken zijn verdeeld.

De aanwezigheid van een geringe hoeveelheid gebroken partjes, die niet het gevolg is van een specifieke behandeling, heeft geen invloed op de indeling van deze producten.

2008 30 71

partjes van pompelmoezen en van pomelo's

Zie de toelichting op onderverdeling 2008 30 51 .

2009

Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentensappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Het begrip „ongegiste sappen, zonder toegevoegde alcohol” is omschreven in aantekening 6 op dit hoofdstuk.

Het begrip „brixwaarde” is omschreven in aanvullende aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Het begrip „gehalte aan toegevoegde suiker” is omschreven in aanvullende aantekening (GN) 5, onder a), op dit hoofdstuk.

Voor de toepassing van aanvullende aantekening (GN) 5, onder b), op dit hoofdstuk worden producten waaraan suiker is toegevoegd in een zodanige hoeveelheid dat zij minder dan 50 gewichtspercenten vruchtensap bevatten, geacht hun oorspronkelijke karakter van vruchtensap als bedoeld bij post 2009 te hebben verloren.

Om vast te stellen of de producten door de toevoeging van suiker hun oorspronkelijke karakter al of niet hebben verloren, moeten uitsluitend de aanvullende aantekeningen (GN) 2 en 5 op dit hoofdstuk worden toegepast. Het gehalte aan diverse suikers, berekend als sacharose, wordt bepaald overeenkomstig de genoemde aanvullende aantekening (GN) 2. Indien het gehalte aan toegevoegde suiker, berekend overeenkomstig aanvullende aantekening (GN) 5, onder a), op dit hoofdstuk, meer bedraagt dan 50 gewichtspercenten, is het berekende gehalte aan vruchtensap minder dan 50 gewichtspercenten, zodat het product niet onder post 2009 moet worden ingedeeld.

Aanvullende aantekening (GN) 5, onder b), op dit hoofdstuk moet niet worden toegepast op geconcentreerde natuurlijke vruchtensappen.

Geconcentreerde natuurlijke vruchtensappen worden daarom niet van post 2009 uitgesloten.

Zie wat betreft de toevoeging van andere stoffen aan producten van post 2009 de GS-toelichting op post 2009 .

VOORBEELD

De analyse van een monster sinaasappelsap geeft het volgende resultaat:

— refractometerwaarde bij een temperatuur van 20 °C: 65,3;

— berekend gehalte aan diverse suikers, berekend als sacharose (aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk): 62,0 (65,3 × 0,95);

— berekend gehalte aan toegevoegde suiker (aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk): 49 gewichtspercenten (62,0–13);

— berekend gehalte aan vruchtensap: 51 gewichtspercenten (100–49).

Conclusie: het monster wordt geacht zijn oorspronkelijke karakter van vruchtensap in de zin van aanvullende aantekening (GN) 5, onder b), op dit hoofdstuk te hebben behouden, omdat het berekend gehalte aan vruchtensap meer is dan 50 gewichtspercenten.

2009 11 11 t/m 2009 11 99

bevroren

Zie de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 2009 11 .

2009 50 10 en 2009 50 90

tomatensap

Zie aantekening 4 op dit hoofdstuk alsmede de toelichting daarop.

2009 69 51

geconcentreerd

Zie aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2009 69 71

geconcentreerd

Zie aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 21

DIVERSE PRODUCTEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE

Algemene opmerkingen

De indeling van „voedingssupplementen” (als bedoeld in punt 16 van de GS-toelichting op post 2106 ), met name van andere producten voor menselijke consumptie die zijn opgemaakt in afgemeten hoeveelheden zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen, en die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, moet ook worden getoetst aan de criteria die zijn vastgesteld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C-410/08 tot C-412/08 („Swiss Caps”).



Aanvullende aantekening (GN) 1

Deze aanvullende aantekening (GN) betreft met name maltodextrine.



2101

Extracten, essences en concentraten, van koffie, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van koffie, van thee of van maté; gebrande cichorei en andere gebrande koffiesurrogaten, alsmede extracten, essences en concentraten daarvan

2101 11 00

Extracten, essences en concentraten

Tot deze onderverdeling behoren onder meer extracten, essences en concentraten, van koffie, in de vorm van poeder, korrels, vlokken, blokken of in andere vaste vorm.

Tot deze onderverdeling behoren onder meer extracten, essences en concentraten, van koffie, in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, ook indien bevroren. Deze producten worden voornamelijk gebruikt bij de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie (bijvoorbeeld bij de vervaardiging van bonbons, gebak, consumptie-ijs).

2101 30 19

andere

Tot deze onderverdeling behoort ook niet-gekiemde, gebrande gerst, ontdaan van het kafje, die in de bierbrouwerij kan worden gebruikt voor het op kleur en op smaak brengen van het bier en die eveneens als koffiesurrogaat kan dienen.

2102

Gist, ook indien inactief; andere eencellige micro-organismen, dood (andere dan de vaccins bedoeld bij post 3002 ); samengesteld bakpoeder

2102 10 10

reinculturen van gist

Zie letter A, derde alinea, punt 4, van de GS-toelichting op post 2102 .

Deze gist wordt op een speciale voedingsbodem gekweekt voor specifieke doeleinden. Hij wordt vooral gebruikt voor de bereiding van gedistilleerde dranken en wijn. Met behulp ervan kunnen vergiste producten met een eigen karakter worden verkregen.

2102 20 11 en 2102 20 19

inactieve gist

Deze gist wordt omschreven in letter A, vierde en de vijfde alinea, van de GS-toelichting op post 2102 . De gist wordt in de handel gebracht als voedingsgist en meestal aangeboden in de vorm van poeder, schilfers of korrels.

2102 20 90

andere

Zie letter B van de GS-toelichting op post 2102 .

2102 30 00

samengesteld bakpoeder

Zie letter C van de GS-toelichting op post 2102 .

2103

Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd

Deze post omvat ook producten die worden aangeboden als een zoete saus met diverse smaken (bv. karamel), als zij niet onder een specifiekere post zijn begrepen (bv. sausen die cacao bevatten bedoeld bij post 1806 , of suikerstroop die gearomatiseerd is of waaraan kleurstoffen zijn toegevoegd, bedoeld bij post 2106 ). Zij kunnen onder andere worden gebruikt als dessertsaus of topping (bv. op roomijs of puddings).

2103 90 10

mangochutney, vloeibaar

Onder mangochutney in de zin van deze onderverdeling wordt verstaan een bereiding van mango's waaraan diverse producten zijn toegevoegd, zoals gember, rozijnen, peper en suiker.

De mangochutney van deze onderverdeling komt voor in de vorm van een min of meer vloeibare, volledig gehomogeniseerde saus.

2103 90 30

aromatische bitters met een alcohol-volumegehalte van 44,2 of meer doch niet meer dan 49,2 % vol, bevattende 1,5 of meer doch niet meer dan 6 gewichtspercenten gentianine, kruiden en diverse ingrediënten en met een suikergehalte van 4 of meer doch niet meer dan 10 gewichtspercenten in verpakkingen met een inhoudsruimte van niet meer dan 0,5 l

De bij deze onderverdeling bedoelde producten zijn geconcentreerde vloeibare alcoholische preparaten die hun tegelijk bittere en sterk aromatische smaak ontlenen aan de bij de vervaardiging van deze bitters gebruikte gentiaanwortels, kruiden en aromatische stoffen.

Deze geconcentreerde aromatische bitters worden gebruikt om een bijzondere smaak te geven aan dranken (bijvoorbeeld cocktails, siropen of limonades) of, zoals met sausen of samengestelde kruiden het geval is, in de keuken of de banketbakkerij om de smaak van bepaalde spijzen te verfijnen (bijvoorbeeld van soepen, vlees-, vis- of groentegerechten, sausen, worst en vleeswaren, compotes en vruchtensalades, vruchtentaarten, nagerechten en sorbets).

Deze aromatische bitters worden in het algemeen in de handel gebracht met de benaming „Angostura bitter”.

2103 90 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren producten die anders onder hoofdstuk 22 zouden vallen en die bereid zijn voor keukengebruik, waardoor zij ongeschikt zijn voor consumptie als drank.

Tot deze onderverdeling behoort in het bijzonder „kookalcohol”, hetgeen producten zijn die gemeenzaam „kookwijn”, „kookport”, „kookcognac” en „kookbrandy” worden genoemd. Kookwijnen bestaan uit gewone wijn, uit alcoholvrije wijn, of uit een mengsel van beide, waaraan zout, of een kruidenmengeling (bijvoorbeeld zout en peper) is toegevoegd, waardoor het product ongeschikt is voor consumptie als drank. Over het algemeen bevatten deze producten ten minste 5 g zout per liter.

2104

Preparaten voor soep of voor bouillon; bereide soep en bouillon; samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

2104 20 00

samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie

Zie voor het begrip „samengestelde gehomogeniseerde producten voor menselijke consumptie” aantekening 3 op dit hoofdstuk.

De zin „Die bereidingen mogen kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes bevatten.” in aantekening 3 bij hoofdstuk 21 impliceert geen grenswaarde in het percentage in gewicht of grootte van deze zichtbare deeltjes om het product onder onderverdeling 2104 20 00 in te delen. Het begrip „kleine hoeveelheden zichtbare deeltjes” moet op basis van de objectieve kenmerken van het product worden geïnterpreteerd: er moet worden beoordeeld of de zichtbare deeltjes in een dusdanige hoeveelheid zijn toegevoegd dat zij een aanzienlijke volume van het product vormen. Als dat het geval is, dient het product elders te worden ingedeeld (bijvoorbeeld bij post 2005 ) aangezien het zijn karakter van samengesteld gehomogeniseerd product voor menselijke consumptie heeft verloren.

2105 00

Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend

Als „consumptie-ijs” in de zin van deze post worden aangemerkt voedingsmiddelen, al dan niet gereed voor de verkoop in het klein, die al dan niet cacao of chocolade (ook als omhulling) bevatten, waarvan de vaste of pasteuze toestand door bevriezing is verkregen en die als zodanig kunnen worden gebruikt als consumptie-ijs.

Deze producten kenmerken zich door de eigenschap, dat zij overgaan in vloeibare of halfvloeibare toestand indien zij in een omgeving worden geplaatst met een temperatuur van ongeveer 0 °C.

Daarentegen worden bereidingen die er weliswaar uitzien als consumptie-ijs, doch niet de voornoemde kenmerkende eigenschap bezitten, naargelang van het geval onder post 1806 , 1901 of 2106 ingedeeld.

De onder deze onderverdeling vallende producten hebben allerlei benamingen (ijs, ijscrème, cassata, Napolitaanse schijven, enz.) en worden in verschillende vormen in de handel gebracht; zij kunnen cacao of chocolade, suiker, plantaardige of van melk afkomstige vetstoffen, al dan niet afgeroomde melk, vruchten, stabilisatiemiddelen, aromatiserende bestanddelen, kleurstoffen, enz., bevatten.

Het totale gehalte aan vetstoffen gaat in het algemeen 15 gewichtspercenten van het gerede product niet te boven. Bepaalde soorten consumptie-ijs, waarvoor bij de vervaardiging een aanzienlijke hoeveelheid room wordt gebruikt, kunnen echter een totaal vetgehalte van ongeveer 20 gewichtspercenten vertonen.

Bij de vervaardiging van sommige soorten consumptie-ijs wordt, ter verhoging van het volume, lucht in de gebruikte grondstof geblazen.

Uitsluitend producten die cacaobonen, cacaopasta of cacaopoeder bevatten worden geacht cacao te bevatten in de zin van post 2105 00 .

Zie ook de GS-toelichting op post 2105 , in het bijzonder met betrekking tot de uitzonderingen.

2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

2106 10 20 en 2106 10 80

proteïneconcentraten en getextureerde proteïnestoffen

Zie de tweede alinea, punt 6, van de GS-toelichting op post 2106 (met uitzondering van het gedeelte betreffende de proteïnehydrolysaten).

Melkproteïneconcentraten zijn van deze onderverdelingen uitgezonderd (onderverdeling 0404 90 of post 3504 00 ).

Bij de bepaling van het sacharosegehalte voor de indeling van goederen onder deze onderverdelingen dient tevens rekening te worden gehouden met de aanwezige invertsuiker berekend als sacharose.

2106 90 20

samengestelde alcoholhoudende preparaten, andere dan op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken

Zie de tweede alinea, punt 7, van de GS-toelichting op post 2106 .

Zie aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk.

Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd soortgelijke samengestelde preparaten met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 0,5 % vol (onderverdeling 2106 90 92 of 2106 90 98 ).

2106 90 30

isoglucose

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk.

2106 90 92 en 2106 90 98

andere

Zie de tweede alinea, de punten 1 t/m 5, 8 t/m 11 en 13 t/m 16, van de GS-toelichting op post 2106 , evenals de derde alinea van de toelichting op de onderverdelingen 2106 10 20 en 2106 10 80 .

HOOFDSTUK 22

DRANKEN, ALCOHOLHOUDENDE VLOEISTOFFEN EN AZIJN

Algemene opmerkingen

Indien in dit hoofdstuk een onderscheid wordt gemaakt tussen producten in verpakkingen met een inhoud van 2 liter of minder en een inhoud van meer dan 2 liter, dient de hoeveelheid vloeistof die zich in deze verpakking bevindt, in aanmerking te worden genomen en niet de inhoudsmaat van de verpakking.

Onder dit hoofdstuk vallen eveneens, voorzover het geen geneesmiddelen betreft, opwekkende middelen (tonica) die, ook indien zij slechts in kleine hoeveelheden (bijvoorbeeld met een lepel) worden ingenomen, onmiddellijk drinkbaar zijn. Niet-alcoholhoudende opwekkende bereidingen die voor het gebruik als drank dienen te worden verdund, behoren niet tot dit hoofdstuk, maar in het algemeen tot post 2106 .



Aanvullende aantekening (GN) 2 b)

Het potentieel alcoholvolumegehalte wordt berekend door de in 100 liter van het product aanwezige suiker (uitgedrukt in kilogrammen invertsuiker) met de factor 0,6 te vermenigvuldigen.



2201

Water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd; ijs en sneeuw

2201 10 11 t/m 2201 10 90

mineraalwater en spuitwater

Deze onderverdelingen omvatten de producten die genoemd zijn onder de letters B en C van de GS-toelichting op post 2201 .

Onder deze onderverdelingen wordt bijvoorbeeld niet ingedeeld natuurlijk mineraalwater in spuitbussen dat gebruikt wordt voor de huidverzorging (post 3304 ).

2201 10 11 en 2201 10 19

natuurlijk mineraalwater

Als „natuurlijk mineraalwater” wordt beschouwd mineraalwater dat beantwoordt aan de desbetreffende versie van Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45).

2201 90 00

andere

Deze onderverdeling omvat de producten die genoemd zijn onder de letters A en D van de GS-toelichting op post 2201 .

Ze omvat verder waterdamp, alsmede natuurlijk water dat is gefiltreerd, kiemvrij gemaakt, gezuiverd of onthard.

2202

Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009

Zie voor het begrip „alcoholvrije dranken” aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Alcoholvrije dranken van deze post zijn direct voor menselijke consumptie geschikte en bestemde vloeistoffen, ongeacht de ingenomen hoeveelheid of het bijzondere doel waarvoor de verschillende soorten voor consumptie geschikte vloeistoffen kunnen dienen, voor zover zij niet tot een meer specifieke post behoren. Zuiver subjectieve, variabele factoren, zoals de wijze waarop of het doel waarmee de dranken worden ingenomen, bijvoorbeeld om de dorst te lessen of de gezondheid te bevorderen, zijn niet relevant voor de indeling ervan (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-114/80).

Deze post omvat onder meer vloeibare, kant-en-klare voeding voor zuigelingen.

2202 10 00

water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd

Tot deze onderverdeling behoren de frisdranken bedoeld bij letter A van de GS-toelichting op post 2202 .

De aanwezigheid van antioxidanten, vitaminen, stabilisators of kinine verandert de indeling als frisdranken niet.

Hieronder vallen bijvoorbeeld vloeibare producten bestaande uit water, suiker en aromatische stoffen, in zakjes van kunststof, die dienen om er thuis, door het bevriezen in een koelkast, zogenaamde ijslolly’s van te maken.

Zie ook aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

2202 99 19

andere

Deze onderverdeling omvat de in de tweede alinea van de algemene opmerkingen van de toelichting bij dit hoofdstuk beschreven opwekkende middelen (tonica). Deze alcoholvrije dranken, vaak voedingssupplementen genoemd, kunnen gebaseerd zijn op plantenextracten (zoals kruiden) en bevatten toegevoegde vitamines en/of mineralen. Deze preparaten houden over het algemeen de gezondheid en het welzijn op peil. Daarom verschillen ze van de gearomatiseerde of gezoete waters en andere frisdranken van onderverdeling 2202 10 00 , bedoeld bij letter A van de GS-toelichting op post 2202 .

2202 99 91 t/m 2202 99 99

andere, met een gehalte aan vetstoffen afkomstig van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404

Deze onderverdelingen omvatten onder meer een in de handel met de naam „filled milk” aangeduid vloeibaar product, voorzover dit een gebruiksklare drank is. „Filled milk” is een product van magere melk of magere-melkpoeder, waaraan geraffineerde plantaardige vetten of oliën zijn toegevoegd in een hoeveelheid die ongeveer overeenkomt met de aan de volle melk onttrokken vetstoffen. Binnen deze onderverdelingen wordt die drank ingedeeld volgens het gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen.

Zie de toelichting op onderverdeling 2202 99 19 .

2204

Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009

Zie voor het begrip „effectief alcohol-volumegehalte” aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), op dit hoofdstuk.

2204 10 11 t/m 2204 10 98

mousserende wijn

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

2204 10 11

champagne

Champagne is een mousserende wijn die uitsluitend wordt vervaardigd in de Franse wijnstreek Champagne van druiven die zijn geoogst in deze streek.

2204 10 15

Prosecco

Prosecco is een mousserende wijn met een beschermde oorsprongsbenaming, verkregen uit druiven van het „Glera”-ras die geoogst zijn in de gebieden met de oorsprongsbenaming „Prosecco”, „Conegliano-Valdobbiadene — Prosecco”, „Colli Asolani — Prosecco” en „Asolo — Prosecco”.

2204 21 06 t/m 2204 21 09

wijn, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2204 10 , verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd; anders verpakte wijn die bij 20 °C een overdruk heeft die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing van 1 of meer doch minder dan 3 bar

Deze onderverdelingen omvatten:

1.  wijn, verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, voorzover deze wijn geen mousserende wijn is in de zin van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk;

2.  wijn, anders aangeboden, met een overdruk van ten minste 1 doch minder dan 3 bar bij 20 °C.

Onder champignonvormige stoppen in de zin van deze onderverdeling worden uitsluitend de op onderstaande afbeelding weergegeven stoppen van kurk verstaan, alsmede soortgelijke stoppen van kunststof.

 

image

2204 21 11 t/m 2204 21 98

andere

Zie de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op dit hoofdstuk.

Tot de niet in dampvorm overgaande stoffen die samen het totaalgehalte aan droge stof in de zin van aanvullende aantekening (GN) 4, letter A, op dit hoofdstuk vormen, behoren bijvoorbeeld suiker, glycerol, looistoffen, wijnsteenzuur, kleurstoffen en zouten.

2204 21 11 t/m 2204 21 78

wijnen met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 21 23

Tokaj

Zie aanvullende aantekening (GN) 4, letter B, onder b), op dit hoofdstuk.

2204 21 79 en 2204 21 80

wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 22 10

wijn, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2204 10 , verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd; anders verpakte wijn die bij 20 °C een overdruk heeft die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing van 1 of meer doch minder dan 3 bar

De toelichting op de onderverdelingen 2204 21 06 tot en met 2204 21 09 is van overeenkomstige toepassing.

2204 22 22 t/m 2204 22 98

andere

Zie de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op dit hoofdstuk.

Tot de niet in dampvorm overgaande stoffen die samen het totaalgehalte aan droge stof in de zin van aanvullende aantekening (GN) 4, letter A, op dit hoofdstuk vormen, behoren bijvoorbeeld suiker, glycerol, looistoffen, wijnsteenzuur, kleurstoffen en zouten.

2204 22 22 t/m 2204 22 78

wijnen met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 22 33

Tokaj

Zie aanvullende aantekening (GN) 4, letter B, onder b), op dit hoofdstuk.

2204 22 79 en 2204 22 80

wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 29 10

wijn, andere dan die bedoeld bij onderverdeling 2204 10 , verpakt in flessen, gesloten door middel van een champignonvormige stop, terwijl de afsluiting daarvan door draden, banden of anderszins is geborgd; anders verpakte wijn die bij 20 °C een overdruk heeft die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing van 1 of meer doch minder dan 3 bar

De toelichting op de onderverdelingen 2204 21 06 tot en met 2204 21 09 is van overeenkomstige toepassing.

2204 29 22 t/m 2204 29 98

andere

Zie de aanvullende aantekeningen (GN) 4 en 5 op dit hoofdstuk.

Tot de niet in dampvorm overgaande stoffen die samen het totaalgehalte aan droge stof in de zin van aanvullende aantekening (GN) 4, letter A, op dit hoofdstuk vormen, behoren bijvoorbeeld suiker, glycerol, looistoffen, wijnsteenzuur, kleurstoffen en zouten.

2204 29 22 t/m 2204 29 78

wijnen met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 29 79 en 2204 29 80

wijnen met beschermde geografische aanduiding (BGA)

Zie onder a) van aanvullende aantekening (GN) 6 op dit hoofdstuk.

2204 30 10

gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 in combinatie met de aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), b) en c), op dit hoofdstuk.

2204 30 92

geconcentreerd

Zie aanvullende aantekening (GN) 7 op dit hoofdstuk.

2204 30 96

geconcentreerd

Zie aanvullende aantekening (GN) 7 op dit hoofdstuk.

2205

Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen

Van de tot deze post behorende wijn, die in de GS-toelichting op post 2205 omschreven is, kunnen worden genoemd:

1.  marsala all'uovo, marsala alla mandorla en crema di marsala all'uovo, zijnde dranken op basis van marsalawijn, waaraan eigeel, amandelen en andere aromatische stoffen zijn toegevoegd;

2.  sangria, zijnde een drank op basis van wijn, gearomatiseerd met bijvoorbeeld citroenen of sinaasappelen.

Zie aanvullende aantekening (GN) 8 op dit hoofdstuk. De producten waarvan het effectief alcohol-volumegehalte lager is dan 7 % vol, vallen onder post 2206 00 .

2206 00

Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank, saké); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen

►M7  Producten die door fermentatie zijn verkregen, blijven ingedeeld onder post 2206, mits zij het karakter behouden van de onder die post ingedeelde producten, namelijk dat van gegiste dranken. De kenmerken van producten waaraan bijvoorbeeld gedistilleerde alcohol, water en andere stoffen (zoals siroop, diverse aroma’s en kleur- en smaakstoffen en, in sommige gevallen, een roombase) zijn toegevoegd, kunnen zijn veranderd. Wanneer deze toevoegingen leiden tot een verlies van de smaak, de geur en/of het uiterlijk van een uit een bepaalde vrucht of een bepaald natuurproduct vervaardigde drank, dat wil zeggen een gegiste drank in de zin van post 2206, moeten die producten worden ingedeeld onder post 2208 (zie in die zin bijvoorbeeld de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-150/08 (1) en in de gevoegde zaken C-532/14 en C-533/14 (2)). ◄

2206 00 10

piquette

Zie aanvullende aantekening (GN) 9 op dit hoofdstuk.

2206 00 31 t/m 2206 00 89

andere

Tot deze onderverdelingen behoren bijvoorbeeld de gegiste dranken die zijn bedoeld in de tweede alinea, de punten 1 t/m 10, van de GS-toelichting op post 2206 .

2206 00 31 en 2206 00 39

mousserend

Zie voor het begrip „mousserend” aanvullende aantekening (GN) 10 op dit hoofdstuk.

Voor de interpretatie van de term „champignonvormige stop” in de bovengenoemde aanvullende aantekening, wordt verwezen naar de laatste alinea van de toelichting op de onderverdelingen 2204 21 06 t/m 2204 21 09 .

2206 00 51 t/m 2206 00 89

niet mousserend, in verpakkingen inhoudende

Hiertoe behoren eveneens dranken die niet het product zijn van de natuurlijke gisting van most van verse druiven, maar die vervaardigd worden uit geconcentreerde druivenmost. Deze most is houdbaar en kan worden opgeslagen voor later gebruik.

Het gistingsproces wordt later in het algemeen door toevoeging van gist op gang gebracht. Aan de most wordt soms vóór of tijdens de gisting suiker toegevoegd. Het op deze wijze verkregen product kan bovendien gezoet, met alcohol op sterkte gebracht of versneden worden.

2207

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte

2207 10 00

ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van 80 % vol of meer

Zie de GS-toelichting op post 2207 , met uitzondering van de vierde alinea.

Gedistilleerde dranken (bijvoorbeeld gin, wodka) vallen ongeacht hun alcohol-volumegehalte onder een der onderverdelingen 2208 20 12 t/m 2208 90 78 .

2207 20 00

ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte

Zie de vierde alinea van de GS-toelichting op post 2207 .

2208

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehalte van minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

Gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten in de zin van deze post zijn in het algemeen voor menselijke consumptie bestemde alcoholhoudende vloeistoffen die verkregen worden:

— hetzij door rechtstreeks distilleren (al dan niet onder toevoeging van aromatische stoffen) uit gegiste natuurlijke vloeistoffen, zoals wijn en cider, of uit gegiste vruchten, gegiste draf, gegiste granen of andere gegiste producten van plantaardige oorsprong;

— hetzij door het enkel toevoegen van bepaalde aromatische stoffen en eventueel suiker aan door distillatie verkregen alcohol.

Verschillende gedistilleerde dranken zijn omschreven in de derde alinea, de punten 1 t/m 18, van de GS-toelichting op post 2208 .

Opgemerkt wordt dat niet-gedenatureerde gedistilleerde dranken onder deze post blijven ingedeeld, ook indien zij een alcoholgehalte hebben van 80 % vol of meer, en ongeacht of het al dan niet gebruiksklare dranken betreft.

Door gisting verkregen alcoholhoudende dranken vallen niet onder deze onderverdeling (posten 2203 00 t/m 2206 00 ).

2208 30 11 t/m 2208 30 88

whisky

Whisk(e)y is een drank gedistilleerd uit een beslag van granen, die in de handel gebracht wordt met een alcohol-volumegehalte van 40 % vol of meer, in flessen of in andere bergingsmiddelen.

Zogenaamde Scotch whisky is whisky die in Schotland gedistilleerd en gerijpt is.

Whisky waaraan sodawater is toegevoegd (whisky-soda) is van deze onderverdelingen uitgezonderd en valt onder de onderverdeling 2208 90 69 of 2208 90 78 .

2208 30 30

zogenaamde single malt whisky

Single malt Scotch whisky is een gedistilleerde drank die in maar één distilleerderij (single distillery) wordt vervaardigd in grote, koperen tanks, veelal met een peervorm en een grote zwanenhals (pot-stills), door distillatie van een gegist beslag van uitsluitend gemoute gerst.

2208 30 41 en 2208 30 49

zogenaamde blended malt whisky, in verpakkingen inhoudende

Blended malt Scotch whisky wordt verkregen door het mengen (blending) van twee of meer single malt Scotch whisky's die werden gedistilleerd/vervaardigd in verschillende distilleerderijen.

2208 30 61 en 2208 30 69

zogenaamde single grain whisky en zogenaamde blended grain whisky, in verpakkingen inhoudende

Single grain Scotch whisky is een gedistilleerde drank, andere dan single malt Scotch whisky of blended malt Scotch whisky, die in maar één distilleerderij wordt vervaardigd door distillatie van een gegist beslag van gemoute gerst met of zonder hele korrels van andere granen (hoofdzakelijk tarwe of mais).

Blended grain Scotch whisky wordt verkregen door het mengen (blending) van twee of meer single grain Scotch whisky's die werden gedistilleerd/vervaardigd in verschillende distilleerderijen.

2208 30 71 en 2208 30 79

andere zogenaamde blended whisky, in verpakkingen inhoudende

Andere blended Scotch whisky („Blended Scotch Whisky”) wordt verkregen door het mengen (blending) van één of meer single malt Scotch whisky's met één of meer single grain Scotch whisky's.

2208 40 11 t/m 2208 40 99

rum en andere gedistilleerde dranken verkregen door het distilleren van gegiste suikerrietproducten

Tot deze onderverdelingen behoren bijvoorbeeld de rum en tafia bedoeld in de derde alinea, punt 3, van de GS-toelichting op post 2208 , voorzover zij de typische organoleptische kenmerken van deze dranken niet verloren hebben.

2208 50 11 en 2208 50 19

gin, in verpakkingen inhoudende

Gin is een gedistilleerde drank die gewoonlijk vervaardigd wordt door gerectificeerde graanalcohol of gerectificeerde ethylalcohol eenmaal of meermalen te distilleren over jeneverbessen en andere aromatische stoffen (bijvoorbeeld koriander, engelwortel, anijs en gember).

Onder gin in de zin van deze onderverdelingen worden uitsluitend gedistilleerde dranken verstaan die de typische organoleptische kenmerken van gin bezitten.

Van deze onderverdelingen zijn derhalve uitgezonderd:

a)  jenever (genièvre) (onderverdeling 2208 50 91 of 2208 50 99 );

b)  aquavit (onderverdeling 2208 90 56 of 2208 90 77 );

c)  kranawitter (onderverdeling 2208 90 56 of 2208 90 77 ).

2208 60 11 t/m 2208 60 99

wodka

Zie de derde alinea, punt 5, van de GS-toelichting op post 2208 .

2208 70 10 en 2208 70 90

likeuren

Zie de eerste alinea, letter B en de derde alinea, van de GS-toelichting op post 2208 .

2208 90 11 en 2208 90 19

arak, in verpakkingen inhoudende

Arak is een gedistilleerde drank die met behulp van een bijzonder soort gist vervaardigd wordt uit melasse van suikerriet of suikerhoudende plantensappen en rijst.

Arak moet niet worden verward met raki, die vervaardigd wordt door herdistillatie over anijszaad van uit rozijnen (of krenten) of gedroogde vijgen verkregen alcohol en die behoort tot onderverdeling 2208 90 56 of 2208 90 77 .

2208 90 33 en 2208 90 38

pruimenbrandewijn, perenbrandewijn en kersenbrandewijn, in verpakkingen inhoudende

Pruimen-, peren- en kersenbrandewijn zijn gedistilleerde dranken die uitsluitend vervaardigd worden door distillatie van gegiste most van pruimen, peren of kersen.

Voor de interpretatie van de begrippen „pruimen” en „kersen” wordt verwezen naar de GS-toelichting op post 0809 .

2208 90 48

andere

Voor de toepassing van deze onderverdeling worden als „gedistilleerde dranken uit fruit” uitsluitend aangemerkt gedistilleerde dranken die zijn verkregen door alcoholische gisting en distillatie van vruchten (andere dan pruimen, peren of kersen), bijvoorbeeld van abrikozen, bosbessen, bramen, frambozen, aalbessen, aardbeien, appelen, uit cider gestookte brandewijn daaronder begrepen. Calvados valt onder onderverdeling 2208 90 45 .

2208 90 56

andere

Tot deze onderverdeling behoren bijvoorbeeld anijsbrandewijn, raki, gedistilleerde drank van agave andere dan tequila (bijvoorbeeld mezcal), gedistilleerde dranken van aromatische planten, maagbitters, aquavit, kranawitter, gedistilleerde dranken van plantenwortels (bijvoorbeeld gedistilleerde drank van gentiaan), gedistilleerde drank van sorgho, hefebrand of moer-eau-de-vie.

2208 90 69

andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

Naast de in de derde alinea, punten 14 t/m 18, van de GS-toelichting op post 2208 genoemde dranken, behoren tot deze onderverdeling ook:

1.  gedistilleerde dranken waaraan sodawater is toegevoegd (bijvoorbeeld whisky-soda);

2.  thee met alcohol;

3.  gemengde gedistilleerde dranken en met vruchten- of groentesappen gemengde gedistilleerde dranken (cocktails).

2208 90 71

uit fruit

Zie de toelichting op onderverdeling 2208 90 48 . Deze onderverdeling omvat Calvados.

2208 90 77

andere

Zie de toelichting op onderverdeling 2208 90 56 .

2208 90 78

andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten

Zie de toelichting op onderverdeling 2208 90 69 .

2208 90 91 en 2208 90 99

ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol, in verpakkingen inhoudende

►M7  Producten die niet uitsluitend door vergisting worden verkregen, maar ook door een zuiveringsproces dat ertoe leidt dat die producten de eigenschappen en kenmerken van gegiste dranken verliezen en die van ethylalcohol verkrijgen, worden ingedeeld onder post 2208 (zie in die zin bijvoorbeeld het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-196/10 (3) met betrekking tot een vloeistof, aangeduid met de naam „malt beer base”, met een alcoholvolumegehalte van 14 %, die is verkregen uit gebrouwen bier, dat is gezuiverd en daarna aan ultrafiltratie is onderworpen, waardoor de concentratie van ingrediënten zoals bittere stoffen en eiwitten wordt verlaagd).

Zie ook de toelichting op post 2206 00 . ◄

2209 00

Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur

2209 00 11 en 2209 00 19

wijnazijn, in verpakkingen inhoudende

Zie aanvullende aantekening (GN) 11 op dit hoofdstuk.

Zie ook punt I, tweede alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 2209 .

2209 00 91 en 2209 00 99

andere, in verpakkingen inhoudende

Tot deze onderverdelingen behoren onder meer de producten bedoeld in punt I, tweede alinea, de punten 2, 3 en 4, en punt II van de GS-toelichting op post 2209 .

(1)   Arrest van het Hof van Justitie van 7 mei 2009, Siebrand, C-150/08, ECLI:EU:C:2009:294.

(2)   Arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2016, Toorank Productions, C-532/14 en C-533/14, ECLI:EU:C:2016:337.

(3)   Arrest van het 14 juli 2011, Paderborner Brauerei, C-196/10, ECLI:EU:C:2011:487.

HOOFDSTUK 23

RESTEN EN AFVAL VAN DE VOEDSELINDUSTRIE; BEREID VOEDSEL VOOR DIEREN



Aanvullende aantekening (GN) 3

Het potentieel alcoholmassagehalte wordt berekend door de in 100 kg van het product aanwezige suiker (uitgedrukt in kilogram invertsuiker) met de factor 0,47 te vermenigvuldigen.



2301

Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen

2301 20 00

meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Meel, poeder en pellets van vis van deze onderverdeling worden gewoonlijk verkregen door vis of afval van vis met stoom te behandelen, te persen en vervolgens te drogen, te vermalen en eventueel te pelleteren.

Van deze onderverdeling is uitgezonderd vismeel, geschikt voor menselijke consumptie (onderverdeling 0305 10 00 ).

2302

Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets

Voor het onderscheid tussen de producten van deze post en de producten van hoofdstuk 11 wordt verwezen naar aantekening 2, letter A, op hoofdstuk 11.

De resten als bedoeld in de GS-toelichting op post 2302 , letter B, punt 1, dienen ten minste 50 gewichtspercenten resten van granen en peulvruchten te bevatten.

Voor de bepaling van het zetmeelgehalte (van het product als zodanig) dient de in bijlage III, deel L, van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1) vermelde methode te worden toegepast.

2302 10 10 en 2302 10 90

van mais

Mits wordt voldaan aan de bij aantekening 2, letter A, op hoofdstuk 11 gestelde voorwaarden, behoren niet tot deze onderverdelingen gebroken maiskorrels die worden verkregen bij het zeven van ongepelde gereinigde maiskorrels (onderverdeling 1104 23 98 ).

2303

Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets

Voor de bepaling van het zetmeel- en proteïnegehalte dienen de methoden zoals vermeld in bijlage III, delen L en C, Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1) te worden toegepast.

2303 10 11 en 2303 10 19

afvallen van maiszetmeelfabrieken (met uitzondering van ingedikt zwelwater), met een gehalte aan proteïnen, berekend op de droge stof

De onder deze onderverdelingen in te delen producten dienen te beantwoorden aan de criteria van aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

Deze onderverdelingen omvatten bijvoorbeeld:

1.  de met de naam maisgluten aangeduide producten (in het algemeen in de vorm van meel), die hoofdzakelijk bestaan uit de bij de afscheiding van zetmeel verkregen gluten. Hun proteïnegehalte (stikstof × 6,25) bedraagt meer dan 40 gewichtspercenten;

2.  de met de naam maisglutenmeel aangeduide producten die hoofdzakelijk bestaan uit een mengsel van gluten en ingedikte, bij de vervaardiging van maiszetmeel verkregen spoeling. Hun proteïnegehalte (stikstof × 6,25) bedraagt in het algemeen ongeveer 40 gewichtspercenten;

3.  de als maisglutenvoer (corn gluten feed) aangeduide producten, die in het algemeen een proteïnegehalte (stikstof × 6,25) hebben van ten minste 20 gewichtspercenten en voornamelijk bestaan uit deeltjes van de zaadhuid en van het endosperm, alsmede uit maisgluten en eventueel uit ingedikt zwelwater van mais. Al deze bestanddelen zijn bijproducten van de winning van zetmeel uit mais.

Deze onderverdelingen omvatten eveneens de vorenomschreven producten die zijn samengeperst in de vorm van pellets.

Deze onderverdelingen omvatten uitsluitend de producten waarvan het zetmeelgehalte, berekend op de droge stof, niet meer dan 28 gewichtspercenten bedraagt, overeenkomstig de methode opgenomen in bijlage III, deel L, van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1), en waarvan het vetgehalte, berekend op de droge stof, niet meer dan 4,5 gewichtspercenten bedraagt, overeenkomstig de methode opgenomen in bijlage III, deel H, van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).

Producten met een hoger zetmeelgehalte of vetgehalte dienen, in voorkomende gevallen, in het algemeen te worden ingedeeld onder hoofdstuk 11 of onder de onderverdelingen 2302 10 10 , 2302 10 90 , 2309 90 41 of 2309 90 51 . Dit geldt eveneens voor goederen die producten bevatten die zijn verkregen uit mais met gebruikmaking van een andere methode dan die gebruikt bij de vervaardiging van zetmeel door middel van de natte methode (afvallen verkregen bij het zeven van maiskorrels; gemalen hele maiskorrels; afvallen ontstaan bij de winning van de olie uit maiskiemen, verkregen door middel van de droge methode; enz.).

De onder deze onderverdelingen ingedeelde producten kunnen evenmin afvallen bevatten die zijn ontstaan bij de winning van olie uit maiskiemen, verkregen door middel van de natte methode.

Ingedikt zwelwater van mais wordt, ongeacht het proteïnegehalte daarvan, onder onderverdeling 2303 10 90 ingedeeld.

2303 10 90

andere

Als afvallen verkregen bij de vervaardiging van zetmeel uit maniokwortels in de zin van deze onderverdeling worden aangemerkt producten waarvan het gehalte aan zetmeel, berekend op de droge stof, niet meer dan 40 gewichtspercenten bedraagt.

In de vorm van meel of griesmeel en met een hoger gehalte aan zetmeel behoren deze producten tot een der onderverdelingen 1106 20 10 of 1106 20 90 en indien samengeperst tot pellets vallen ze onder onderverdeling 0714 10 .

Deze onderverdeling omvat bijvoorbeeld eveneens:

1.  de als „sorghoglutenvoer” (sorgho gluten feed) aangeduide producten die in het algemeen een proteïnegehalte hebben van ten minste 18 gewichtspercenten en voornamelijk bestaan uit deeltjes van de zaadhuid en van het endosperm, alsmede uit sorghogluten en eventueel uit ingedikt zwelwater van sorgho. Al deze bestanddelen zijn bijproducten van de winning van zetmeel uit sorgho.

Deze onderverdeling omvat uitsluitend de producten waarvan het gehalte aan zetmeel, berekend op de droge stof, niet meer dan 40 gewichtspercenten bedraagt.

Producten met een hoger gehalte aan zetmeel worden, al naargelang van het geval, in het algemeen ingedeeld onder hoofdstuk 11 of onder post 2302 of 2309 ;

2.  afvallen van de winning van aardappelzetmeel. Het gehalte aan zetmeel van deze afvallen bedraagt in het algemeen 50 of meer gewichtspercenten.

Voor de bepaling van het vochtgehalte dient de methode zoals vermeld in bijlage III, deel A, van Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1) te worden toegepast.

Ingedikt zwelwater van maïs wordt, ongeacht het proteïnegehalte, onder deze onderverdeling ingedeeld.

2303 20 10 en 2303 20 90

bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie

Wei waaraan de lactose gedeeltelijk is onttrokken, wordt niet aangemerkt als „afval van de suikerindustrie” en is derhalve van deze onderverdelingen uitgezonderd (post 0404 ).

Deze onderverdelingen omvatten geheel of gedeeltelijk ontsuikerde suikerbieten.

2303 30 00

bostel (brouwerijafval) en afvallen van branderijen

Zie de eerste alinea, letter E, de punten 1 t/m 5, van de GS-toelichting op post 2303 .

2304 00 00

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

Niet tot deze onderverdeling behoren sojadoppen, ook indien gemalen, die niet aan het feitelijke olie-extractieproces hebben deelgenomen (post 2308 ).

2306

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305

2306 41 00

van kool- en raapzaad met een laag gehalte aan erucazuur

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk, alsmede de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 2306 41 .

2306 90 05

van maïskiemen

Deze onderverdeling omvat de afvallen die overblijven bij de winning van maiskiemolie (door middel van extractie met oplosmiddelen of door persen) van — langs de natte weg (zetmeelfabricage) of langs de droge weg (griesmeelfabricage) verkregen — maiskiemen. Zij moeten aan de in aanvullende aantekening (GN) 2 op dit hoofdstuk genoemde criteria voldoen.

De producten die niet aan deze criteria voldoen, worden, al naargelang van het geval, in het algemeen ingedeeld onder hoofdstuk 11 of onder post 2302 of 2309 .

2306 90 11 en 2306 90 19

perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen

Onder afvallen verkregen bij de winning van olijfolie worden uitsluitend verstaan de producten waarvan het vetgehalte niet meer dan 8 gewichtspercenten bedraagt. Deze producten (met uitzondering van droesem of bezinksel) worden, indien zij een hoger vetgehalte hebben, ingedeeld als het basisproduct (onderverdeling 0709 92 10 of 0709 92 90 ).

Voor de bepaling van het vetgehalte dient de in bijlage XV van Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1) vermelde methode te worden toegepast.

2307 00

Wijnmoer; ruwe wijnsteen

2307 00 11

met een totaal alcohol-massagehalte van niet meer dan 7,9 % mas en met een gehalte aan droge stof van 25 of meer gewichtspercenten

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk, alsmede de toelichting daarop.

2307 00 90

ruwe wijnsteen

Zie de tweede alinea van de GS-toelichting op post 2307 .

2308 00

Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residuen en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen

2308 00 11

met een totaal alcohol-massagehalte van niet meer dan 4,3 % mas en met een gehalte aan droge stof van 40 of meer gewichtspercenten

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk, alsmede de toelichting daarop.

2308 00 40

eikels en wilde kastanjes; draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven

Tot de draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven behoren ook zogenaamde „sinaasappelcellen”, zijnde producten bestaande uit sinaasappeldelen, die bij het persen van sinaasappelen in het sap achterblijven en vervolgens worden uitgezeefd en nagenoeg geen vruchtvlees of vruchtensap bevatten, doch grotendeels bestaan uit celwand en uit velletjes van het witte gedeelte van de schil. Deze producten zijn bestemd om te worden toegevoegd aan geconcentreerd sinaasappelsap of aan limonades.

2308 00 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder andere de producten bedoeld in de tweede alinea, de punten 2, 3, 4 en 6 t/m 9, van de GS-toelichting op post 2308 .

Tot deze onderverdeling behoren ook sojadoppen, ook indien gemalen, die niet aan het feitelijke olie-extractieproces hebben deelgenomen.

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

Zie aantekening 1 op dit hoofdstuk.

Voor „zuivelproducten” wordt verwezen naar aanvullende aantekening 4 op dit hoofdstuk.

Het gehalte aan zuivelproducten, het zetmeelgehalte en het gehalte aan glucose, glucosestroop, maltodextrine en maltodextrinestroop worden ongeacht hun bron berekend op het product als zodanig.

Voor zetmeel is het volgende van toepassing:

— Wanneer het niet duidelijk is of enig zetmeel aanwezig is, kan een kwalitatieve microscopische methode of een kwalitatieve kleurtest met joodoplossing worden gebruikt om de aanwezigheid van zetmeel vast te stellen.

— Voor de bepaling van het zetmeelgehalte moet de polarimetrische methode (ook „gewijzigde Ewers-methode” genoemd) zoals vastgesteld in bijlage III, deel L, bij Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1) worden toegepast.

— Wanneer de polarimetrische methode niet van toepassing is, bijv. door de aanwezigheid van aanzienlijke hoeveelheden materialen zoals de hierna vermelde, moet de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 121/2008 van de Commissie (PB L 37 van 12.2.2008, blz. 3) vastgestelde enzymatische analysemethode voor de bepaling van het zetmeelgehalte worden toegepast.

— Van de volgende specifieke materialen is bekend dat zij bij toepassing van de polarimetrische methode interferenties kunnen veroorzaken:

— 

a)  producten van (suiker)bieten, zoals (suiker)bietenpulp, (suiker)bietenmelasse, (suiker)bietenpulp-gemelasseerd, (suiker)bietvinasse, (biet)suiker;

b)  citruspulp;

c)  lijnzaad; lijnzaadschilfers; lijnzaadschroot;

d)  kool- en raapzaad; kool- en raapzaadschilfers; kool- en raapzaadschroot; kool- en raapzaadschillen;

e)  zonnebloemzaad; zonnebloemzaadschroot; zonnebloemzaadschroot van gedeeltelijk ontdopt zaad;

f)  kokosschilfers; kokosschroot;

g)  aardappelpulp;

h)  gedroogde gist;

i)  producten met een hoog gehalte aan inuline (bijv. chips en meel van aardperen);

j)  kanen;

k)  sojaproducten.

— Producten met een gehalte van minder dan 0,5 gewichtspercent aan zetmeel mogen niet worden aangemerkt als zetmeel bevattend.

 

Wat betreft glucose, mag voor de bepaling van het gehalte ervan hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) worden gebruikt (Verordening (EG) nr. 904/2008 (PB L 249 van 18.9.2008, blz. 9)).

2309 10 11 t/m 2309 10 90

honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Tot deze onderverdelingen behoren ook kauwartikelen voor honden in verschillende vormen (bijvoorbeeld knopen, sticks enz.), bestaande uit huid waaraan andere stoffen zijn toegevoegd (zoals zetmeel, suiker of gedroogd vlees). Volledig uit huid vervaardigde producten die geen verdere bewerking voor voederdoeleinden hebben ondergaan, zijn daarentegen uitgezonderd (post 4205 ).

2309 90 10

visperswater en perswater van zeezoogdieren („solubles”)

Zie punt II, letter B, laatste alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 2309 .

2309 90 20

producten bedoeld bij aanvullende aantekening (GN) 5 op dit hoofdstuk

Het gebruik van maiszwelwater als voedend milieu (kweekbouillon) is de oorzaak van de mogelijke aanwezigheid in de producten van afvallen van afgestorven gistingsmiddelen met een concentratie die gewoonlijk niet meer dan 2 % bedraagt. Deze producten zijn met een microscoop waar te nemen.

Bovendien bevatten de producten die afvallen van zwelwater bevatten dat in bepaalde gistingen wordt gebruikt, in zeer geringe hoeveelheid de navolgende stoffen: amyloglucosidase, alfa-amylase, xanthangom, melkzuur, citroenzuur, lysine, threonine, tryptofaan.

Het maiszwelwater bevat reeds zeer geringe hoeveelheden van sommige van deze stoffen (bijvoorbeeld aminozuren) en vermeerdering van de concentratie daarvan na de gisting is verwaarloosbaar.

Producten met een hoger zetmeelgehalte of vetgehalte dan de in aanvullende aantekening (GN) 5 aangeduide limieten dienen onder onderverdeling 2309 90 41 of 2309 90 51 te worden ingedeeld, naargelang van het geval.

De conformiteit van de uit de Verenigde Staten van Amerika ingevoerde afvallen van maiszetmeelfabrieken wordt geverifieerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1375/2007 van de Commissie (PB L 307 van 24.11.2007, blz. 5).

HOOFDSTUK 24

TABAK EN TOT VERBRUIK BEREIDE TABAKSSURROGATEN



2401

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak

Voor ruwe en niet tot verbruik bereide tabak wordt verwezen naar punt 1 van de GS-toelichting op post 2401 .

Er wordt verstaan onder:

a)  tabak van de soort Virginia „flue-cured”: tabak die is gedroogd in kunstmatige atmosferische omstandigheden met behulp van een procédé met warmte- en ventilatieregeling en waarbij elk contact tussen de rook en de tabaksbladeren wordt vermeden. De gedroogde tabak heeft gewoonlijk een citroengele tot zeer donker oranje of rode kleur. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

b)  tabak van de soort Burley, Burleyhybriden daaronder begrepen „light-air-cured”: tabak die met warme lucht is gedroogd in natuurlijke atmosferische omstandigheden en die geen rookgeur heeft wanneer van extra warmte of van een bijkomende luchtstroom gebruik werd gemaakt. De bladeren variëren van taankleurig tot roodachtig. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

c)  tabak van de soort Maryland „light-air-cured”: tabak die met warme lucht is gedroogd in natuurlijke atmosferische omstandigheden en die geen rookgeur heeft wanneer van extra warmte of van een bijkomende luchtstroom gebruik werd gemaakt. De bladeren variëren van lichtgeel tot diep kersrood. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

d)  „fire-cured” tabak: tabak die met warme lucht is gedroogd in kunstmatige atmosferische omstandigheden boven open houtvuren, waarbij de rook van het hout gedeeltelijk door de tabak is opgenomen. De bladeren van „fire-cured” tabak zijn dikker dan de bladeren van Burley- „flue-cured” of van Marylandtabak die van hetzelfde deel van de plant afkomstig zijn. De kleuren variëren van geelbruin tot zeer donker bruin. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek.

„Sun cured”-tabak is een in de open lucht met zonnewarmte gedroogde tabak.

Van post 2401 zijn onder meer uitgezonderd levende tabaksplanten (post 0602 ).

2401 30 00

afvallen van tabak

Behalve de afvallen van tabak bedoeld in punt 2 van de GS-toelichting op post 2401 , behoren tot deze onderverdeling onder meer:

1.  afvallen ontstaan door het bewerken van tabaksbladeren; zij zijn in de handel bekend onder de namen „kirinti”, „broquelins”, „scraps”, enz. In het algemeen bevatten zij onzuiverheden of vreemde bestanddelen, zoals stof, plantenresten en textielvezels. Soms is het stof er uitgezift;

2.  overblijfselen van tabaksbladeren, de zogenaamde „siftings”, verkregen bij het zeven van bovengenoemde afvallen;

3.  afsnijdsels verkregen bij het sigaren maken; de zogenaamde „coupures”, bestaande uit gedeelten van tabaksbladeren;

4.  tabaksstof (bij het zeven van bovengenoemde afvallen verkregen bijproduct).

Van deze onderverdeling zijn bijvoorbeeld uitgezonderd afvallen van tabak die zijn opgemaakt als rooktabak, pruimtabak, snuif of tabakspoeder ofwel derwijze zijn behandeld, dat zij als zodanig als rooktabak, pruimtabak, snuif of tabakspoeder kunnen worden gebruikt (post 2403 ).

2402

Sigaren, cigarillo's en sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten

2402 10 00

sigaren en cigarillo's, tabak bevattend

Sigaren en cigarillo's zijn tabaksrolletjes die geschikt zijn om te worden gerookt en, gelet op hun kenmerken, uitsluitend bestemd zijn om als zodanig te worden gerookt, met:

a)  een dekblad van natuurtabak dat het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het filter (doch zonder verdere laag die het dekblad gedeeltelijk omhult), doch niet het mondstuk (voor sigaren met mondstuk), of met

b)  een gebroken melange en een dekblad van gereconstitueerde tabak van onderverdeling 2403 91 00 dat de normale kleur heeft van een sigaar en het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het filter, doch zonder het mondstuk (voor sigaren met mondstuk), en waarvan het gewicht per stuk, niet meegerekend het filter of het mondstuk, niet minder dan 2,3 g en niet meer dan 10 g bedraagt en de omtrek over ten minste een derde van de lengte 34 mm of meer bedraagt.

Hier worden eveneens producten ingedeeld met een dekblad van gereconstitueerde tabak, dat gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak kan bestaan, mits zij aan bovenstaande criteria voldoen.

2402 20 10 en 2402 20 90

sigaretten, tabak bevattend

Sigaretten zijn tabaksrolletjes, die geschikt zijn om als zodanig te worden gerookt en die niet als sigaren of cigarillo's worden ingedeeld (zie de toelichting op onderverdeling 2402 10 00 ).

Onder deze onderverdelingen vallen eveneens producten die gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan en die aan bovenstaande criteria voldoen.

Producten die geheel van andere stoffen dan tabak zijn vervaardigd, vallen niet onder deze onderverdelingen (onderverdeling 2402 90 00 of, indien zij voor medische doeleinden zijn bestemd, hoofdstuk 30).

2402 90 00

andere

Tot deze onderverdeling behoren sigaren, cigarillo's en sigaretten die geheel uit tabakssurrogaten bestaan, zoals sigaretten vervaardigd van speciaal geprepareerde bladeren van een slasoort, die tabak noch nicotine bevatten.

2403

Andere tabak en tabakssurrogaten, tot verbruik bereid; „gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak; tabaksextracten en tabakssausen

2403 11 00

waterpijptabak bedoeld bij aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk, alsmede de aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 2403 11 .

2403 19 10 en 2403 19 90

andere

Rooktabak is gesneden of op andere wijze versnipperde, gesponnen of tot flakes geperste tabak die geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt.

Afval dat is ontstaan door het bewerken van tabaksbladeren of verkregen bij de vervaardiging van tabaksproducten, wordt als rooktabak beschouwd indien het geschikt is om te worden gerookt en niet is in te delen als sigaren, cigarillo's of sigaretten (zie de toelichtingen op de onderverdelingen 2402 10 00 en 2402 20 10 en 2402 20 90 ).

Onder deze onderverdelingen worden eveneens mengsels van rooktabak met andere stoffen dan tabak ingedeeld die aan de bovenstaande criteria voldoen, met uitzondering van producten die uitsluitend voor medische doeleinden dienen (hoofdstuk 30).

Tot deze onderverdelingen behoort eveneens gesneden tabak („cut cigarette rag”), het gerede mengsel voor de fabricage van sigaretten.

2403 91 00

„gehomogeniseerde” en „gereconstitueerde” tabak

Zie de eerste alinea, punt 6, van de GS-toelichting op post 2403 .

2403 99 10

pruimtabak en snuif

Pruimtabak is tabak in de vorm van rollen, stangen, repen, blokjes of flakes, die verpakt is voor de verkoop in het klein en speciaal is bereid om te worden gekauwd, doch niet om te worden gerookt.

Snuif is tabak in de vorm van poeder of korreltjes, die speciaal is bereid om te worden gesnoven, doch niet om te worden gerookt.

Hier worden eveneens ingedeeld producten die gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan en die aan de overige bovenstaande criteria voldoen.

2403 99 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.  tabaksextracten en tabakssausen, bedoeld in de eerste alinea, punt 7, van de GS-toelichting op post 2403 ;

2.  tabakspoeder (in het algemeen verkregen door een proces, bv. maling, met een specifieke deeltjesgrootte tot gevolg). Het poeder mag geen onzuiverheden bevatten en de deeltjes moeten kleiner zijn dan 0,4 mm;

3.  gesponnen, gesausde en gefermenteerde Braziliaanse tabak die in huiden tot balen is samengeperst (zogenaamde mangotes);

4.  geëxpandeerde tabak die niet is gesneden of op andere wijze is versnipperd;

5.  product om te roken (bijvoorbeeld „waterpijptabak”) dat geheel bestaat uit tabakssurrogaten en andere stoffen dan tabak.

BIJLAGE A

ROOKTEST VOOR TABAK EN TABAKSPRODUCTEN

Doel

De rooktest heeft tot doel een geharmoniseerde methode vast te stellen om onderscheid te maken tussen rooktabak (tabak die klaar is om te worden gerookt zonder verdere verwerking) van post 2403 en ruwe en niet tot verbruik bereide tabak van post 2401 . Om een onderscheid te maken tussen rooktabak van post 2403 en ruwe en niet tot verbruik bereide tabak van post 2401 , wordt een rooktest uitgevoerd. De zeeftest wordt slechts uitgevoerd als het niet mogelijk is het monster te roken zonder verdere (industriële) verwerking.

Inleiding

Voor de toepassing van onderverdeling 2403 19 dienen de woorden „geschikt om te worden gerookt” te worden opgevat in die zin dat van het product een sigaret kan worden gemaakt, dan wel dat het in een pijp kan worden gebracht en met meerdere trekjes kan worden verbrand.

Principe van de test

Er wordt op verschillende manieren nagegaan of een tabaksmonster kan worden gerookt: er wordt met de hand een shagje gedraaid, er wordt een shagje gemaakt met behulp van een sigarettenhuls of het tabaksmonster wordt in een pijp gebracht. De pijp en de vervaardigde sigaretten worden aangestoken en gerookt. Vervolgens worden het ontbranden en het roken beoordeeld.

Toepassing

De test is van toepassing op alle tabak en tabaksproducten, inclusief onderdelen van tabaksproducten zoals de vulling van een sigaar. De test kan gevaarlijk zijn wanneer het monster door schimmel is aangetast.

Benodigdheden

Een klimaatkast, geschikt om het monster te conditioneren bij een temperatuur van 22 ± 1 °C en een luchtvochtigheid van 60 ± 3 %)

Een sigarettenhulzenvuller

Sigarettenvloeitjes (lengte 70 mm, breedte 37 mm)

Sigarettenhulzen (diameter 7,3 mm, lengte inclusief filter 85 mm)

Een aansteker

Een borstel om de sigarettenhulzenvuller schoon te maken

Een pijp

Een pijpenstopper

Gereedschap om de pijp schoon te maken

Een rookmachine (overeenkomstig ISO 3308)

Bereiding van het monster

Het monster wordt grondig gemengd en indien nodig in delen verdeeld door het te kwarteren. Als het monster te droog is (vochtgehalte is minder dan 8 gewichtspercenten), moet het monster ten minste 48 uur worden geconditioneerd (bij een temperatuur van 22 ± 1 °C en een luchtvochtigheidsgraad van 60 ± 3 %.

Het monster mag op geen enkele manier worden versneden, gebroken, fijngemaakt, gemalen of op andere wijze worden gesplitst.

Testprocedure

Maak de sigarettenhulzenvuller en de pijp schoon.

Pijp:

— 
Breng een passende hoeveelheid van het monster (ten minste 5,0 g) in de pijp, tot aan de rand van de pijp.
— 
Steek de tabak in de pijp aan met een aansteker en druk de tabak voorzichtig aan met een pijpenstopper. Trek met regelmatige tussenpozen van ongeveer één minuut aan de pijp.

Sigaretten:

— 
Vloeitjes: breng een passende hoeveelheid van het monster op het vloeitje en rol dit in een cilindrische vorm.
— 
Sigarettenhulzenvuller: breng een passende hoeveelheid van het monster (ten minste 0,5 g) in de sigarettenhulzenvuller en rol de sigaret verder volgens de gebruiksaanwijzing van de specifieke vuller.
— 
Steek de vervaardigde sigaretten aan met een aansteker en laat ze vrijelijk gloeien zonder eraan te trekken (dit om overtollig papier te verbranden). Neem met regelmatige tussenpozen van ongeveer dertig tot zestig seconden trekjes van de sigaret, afhankelijk van de kwaliteit van de tabak. De gemiddelde duur van een trekje bedraagt ongeveer twee seconden.

Evaluatie van de test (typische voorbeelden)

Indien een van de rooktesten positief is, kan de tabak worden gerookt (onderverdeling 2403 19 ).



Evaluatie van de proef met het pijproken

Evaluatie van de proef met de zelfgerolde sigaretten (shag)

Evaluatie van de proef met de sigarettenhulzenvuller

Eindevaluatie

Opmerking

Het is niet mogelijk om de pijp te vullen met het monster (hele tabaksbladeren, grote stukken tabaksbladeren, stelen enz.)

Het is niet mogelijk om de sigaret te rollen (hele tabaksbladeren, grote stukken tabaksbladeren, stelen enz.)

Het is niet mogelijk de sigaret te vervaardigen (hele tabaksbladeren, grote stukken tabaksbladeren, stelen enz.)

Het is niet mogelijk het monster te roken zonder verdere (industriële) verwerking

Typisch voor de onderverdelingen 2401 10 , 2401 20 en 2401 30

Het is niet mogelijk om het monster in de pijp te roken (de vulling is niet of nauwelijks doorlatend en de pijp dooft bijna direct na het aansteken)

Het is niet mogelijk om het monster in de sigaret te rollen, het monster bevat geen tabaksvezels die de rol bijeen houden, de vulling valt uit het vloeitje

Het monster is in de sigarettenhuls gestopt en de vervaardigde sigaret is opgerookt

Het monster is geschikt om te worden gerookt

Typisch voor afvallen van tabak (kleine bladdeeltjes) — onderverdeling 2403 19

Het is mogelijk om het monster in de pijp te roken

Het monster is in het vloeitje gerold en de vervaardigde sigaret is opgerookt

Het monster is in de sigarettenhuls gestopt en de vervaardigde sigaret is opgerookt

Het monster is geschikt om te worden gerookt

Typisch voor gesneden tabak — onderverdeling 2403 19

Het is niet mogelijk het monster in de pijp te roken (de vulling brandt erg snel op en er komt veel warmte vrij: de pijp kan beschadigd raken)

Het monster is in het vloeitje gerold en de vervaardigde sigaret is opgerookt

Het monster is in de sigarettenhuls gestopt en de vervaardigde sigaret is opgerookt

Het monster is geschikt om te worden gerookt

Typisch voor fijngesneden tabak — onderverdeling 2403 19

Het is niet mogelijk om het monster in de pijp te stoppen (de deeltjes van het monster zijn erg hard)

Het is niet mogelijk om de sigaret te rollen (door de harde deeltjes scheurt het vloeitje)

Het is niet mogelijk om de sigarettenhuls te vullen (door de harde deeltjes scheurt het sigarettenpapier)

Het is niet mogelijk het monster te roken zonder verdere (industriële) verwerking

Typisch voor gesneden stelen — onderverdeling 2401 30

Van sommige monsters (met name afvallen van tabak) kunnen soms vormloze „sigaretten” worden gerold. Als dergelijke „sigaretten” al uit elkaar vallen voordat ze worden aangestoken, of als de tabak al na de eerste trek uit de aangestoken „sigaret” valt, dan wordt de uitkomst als volgt genoteerd: „het is niet mogelijk om de sigaret te rollen”.

Literatuur

ISO 3402 Tabak en tabaksproducten — Atmosfeer voor conditionering en analyse.

BIJLAGE B

METHODE OM DE DEELTJESGROOTTE TE BEPALEN DOOR HET MONSTER TE ZEVEN

Om een onderscheid te maken tussen tabaksfabricaten van post 2403 en ruwe en niet tot verbruik bereide tabak van post 2401 , wordt een rooktest uitgevoerd. De zeeftest wordt slechts uitgevoerd als het niet mogelijk is het monster te roken zonder verdere (industriële) verwerking.

Principe van de methode

De methode berust op het bepalen van de gewichtspercentages van het monster die achterblijven op zeven met verschillende maasbreedten, om zo onderscheid te maken tussen producten die worden ingedeeld onder onderverdeling 2401 20 en producten die worden ingedeeld onder onderverdeling 2401 30 .

Indien 50 of meer gewichtspercenten van de deeltjes in het monster groter zijn dan 3,15 mm (volgens de Coresta-methode nr. 16), betreft het een monster van geheel of gedeeltelijk gestripte tabak (onderverdeling 2401 20 ).

Indien meer dan 50 gewichtspercenten van de deeltjes kleiner zijn dan 3,15 mm (in een van de drie dimensies), betreft het een monster van afvallen van tabak (onderverdeling 2401 30 ).

Toepasbaarheid

De resultaten kunnen worden beïnvloed door de fysisch-chemische eigenschappen van het monster en door diverse andere factoren:

— 
het soortelijk gewicht en de grootte van het monster — dit heeft invloed op de zeeftijd en is belangrijk voor de beoordeling van het analysemonster;
— 
de kwetsbaarheid van het monster — dit heeft invloed op het uit elkaar vallen van het monster tijdens het voorbewerken en zeven;
— 
de elektrostatische en magnetische eigenschappen — de gevoeligheid van het monster om uit elkaar te vallen of te clusteren;
— 
de hygroscopie van het monster — dit heeft invloed op het gewicht en de deeltjesgrootte van het monster.

Benodigdheden

Een klimaatkast, geschikt om het monster te conditioneren bij een temperatuur van 22 ± 1 °C en luchtvochtigheid van 60 ± 3 %

Analytische balans — nauwkeurigheid min. 0,01 g

Een set ronde zeven met ISO 3310-1-specificaties (metaaldoek — vierkante mazen), met een diameter van 200 mm, een hoogte van 50 mm en een maasbreedte van achtereenvolgens 0,4 mm, 3,15 mm en 6,3 mm

Een ultrasoonbad voor het reinigen van de zeven

Een schudmachine die trillingen van 50 Hz kan produceren en met een zijwaartse beweging van 3 mm

Een bodem en een deksel voor de set zeven

Een borstel om de deeltjes van het monster uit de zeven te verwijderen

Bereiding van het monster

Meng het monster grondig. Verdeel, indien nodig, het monster door het te kwarteren.

Conditioneer tussen de 50 g en 150 g van het monster ten minste 48 uur bij een temperatuur van 22 ± 1 °C en een luchtvochtigheid van 60 ± 3 %.

Voer de hierna beschreven test uit in een gecontroleerde atmosfeer, bij een temperatuur van 22 ± 1 °C en een luchtvochtigheid van 60 ± 5 %. Noteer de temperatuur en de luchtvochtigheid waarin de testen zijn verricht. Noteer ook de atmosferische druk wanneer deze niet tussen de 86 en 106 kPa is. Vermeld deze gegevens ook in het testrapport.

Methode

De zeven moeten schoon en onbeschadigd zijn. Weeg iedere zeef op 0,01 g nauwkeurig. Stel de zeven als volgt van onder naar boven op — de bodem (een reservoir om het stof te verzamelen), vervolgens de zeef met de smalste maasbreedte en dan de andere zeven met een steeds groter wordende maasbreedte en tot slot het deksel.

Weeg het geconditioneerde monster op 0,01 g nauwkeurigheid en verspreid dit gelijkmatig over de bovenste zeef. Sluit af met het deksel.

Plaats deze set zeven in de schudmachine en laat de zeven 5 tot 15 minuten schudden (afhankelijk van het gewicht van het monster) met een frequentie van 50 Hz en een zijwaartse beweging van 3 mm.

Als het zeven is voltooid, haal dan de zeven uit de schudmachine.

Verwijder het deksel van de zeef en de bovenste zeef. Borstel de stofdeeltjes die vastzitten aan de zijkanten van de nu bovenste zeef de zeef in. Strijk deze stofdeeltjes handmatig in vijf streken door de zeef naar de zeef met de kleinere maasbreedte.

Herhaal dit bij iedere zeef. Weeg iedere zeef op 0,01 g nauwkeurig, alsmede de bodem.

Voer de test in duplo uit, met een ander deel van het monster.

Berekeningen

De resultaten worden berekend als massafractie (residu) van het monster dat op de specifieke zeef achterblijft. Bereken het gewichtspercentage Z X voor elke zeef als volgt:

image

in gewichtspercent, waarbij

m R het gewicht is (in g) van de specifieke zeef met het residu; m X het gewicht is (in g) van de specifieke zeef, en m S het gewicht is van het monster (in g).

Bereken het zeefrendement Y S als volgt:

image

in %, waarbij

m R het gewicht is (in g) van de specifieke zeef met het residu; m X het gewicht is (in g) van de specifieke zeef, en m S het gewicht is van het monster (in g).

Evaluatie en weergave van de resultaten

Het zeefrendement moet hoger zijn dan 99 %. Indien dat niet het geval is, herhaal de test met een ander deel van het monster. Controleer de conditionering van het monster overeenkomstig ISO 3402.

Druk de resultaten uit als gewichtspercentage van het monster (residu op de specifieke zeven), afgerond op één decimaal. Neem in het testrapport ook de maasbreedten, de zeeftijd, de zijwaartse beweging en frequentie van de schudmachine, het gewicht van het monster en de temperatuur en luchtvochtigheid van de analyseomstandigheden op.

Prestatiekenmerken

De bepaalbaarheidsgrens bedraagt 5 gewichtspercent.

De herhaalbaarheid bedraagt 1,5 gewichtspercent bij een gehalte van 5 tot 20 gewichtspercent en 0,06 × ZX gewichtspercent bij een gehalte van meer dan 20 gewichtspercent.

De meetonzekerheid bedraagt 2 gewichtspercent bij een gehalte van 5 tot 20 gewichtspercent en U = 0,1 × ZX bij een gehalte van meer dan 20 gewichtspercent.

Literatuur

Aanbevolen methode nr. 16 van Coresta: Lamina strip particle size determination ISO 2395 Test sieves and test sieving — Vocabulary.

IISO 3310-1 Test sieves — Technical requirements and testing — Part 1: Test sieves of metal wire cloth. (Proefzeven — Technische voorschriften en testprocedures — Deel 1: Proefzeven van metaaldoek).

ISO 3402 Tobacco and tobacco products — Atmosphere for conditioning and testing. (ISO 3402 Tabak en tabaksproducten — Atmosfeer voor conditionering en analyse).

AFDELING V

MINERALE PRODUCTEN

HOOFDSTUK 25

ZOUT; ZWAVEL; AARDE EN STEEN; GIPS, KALK EN CEMENT



Aantekening 1

Flotatie heeft ten doel de waardevolle bestanddelen van het ganggesteente af te scheiden door het te verzamelen aan de oppervlakte van het water waarin het is ondergedompeld, terwijl het ganggesteente naar de bodem zakt.



2501 00

Zout (keuken- en tafelzout en gedenatureerd zout daaronder begrepen) en zuiver natriumchloride, ook indien in waterige oplossing of met toegevoegde zelfstandigheden om het klonteren tegen te gaan of om de strooibaarheid te bevorderen; zeewater

2501 00 31

bestemd om chemisch te worden verwerkt (het scheiden van natrium en chloor) voor de vervaardiging van andere producten

Onder deze onderverdeling wordt, voorzover is voldaan aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en bepalingen, onder meer ingedeeld zout, ook indien gedenatureerd, bestemd voor de vervaardiging van zoutzuur, chloor, calciumchloride, natriumnitraat, natriumhypochloriet, natriumsulfaten, natriumcarbonaten, natriumhydroxide, natriumchloraat, natriumperchloraat en zuiver natrium.

2501 00 51

gedenatureerd dan wel bestemd voor ander industrieel gebruik (raffineren daaronder begrepen), met uitzondering van het conserveren of het bereiden van producten voor menselijke of dierlijke consumptie

Deze onderverdeling omvat, voorzover is voldaan aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en bepalingen:

1.  gedenatureerd zout, ongeacht de bestemming, met uitzondering van gedenatureerd zout bedoeld bij onderverdeling 2501 00 31 ;

2.  zout bestemd om te worden geraffineerd. Onder raffineren moet worden verstaan: het zuiveren volgens een werkwijze waarbij het zout in oplossing wordt gebracht;

3.  zout bestemd voor ander industrieel gebruik dan het chemisch verwerken, het conserveren en het bereiden van producten voor menselijke of dierlijke consumptie. Als bestemd voor industrieel gebruik wordt aangemerkt zout dat in fabrieken als grondstof of bij fabricageprocessen als hulpstof wordt gebruikt (bijvoorbeeld in de metallurgie, de ververij, de lederindustrie, de zeepindustrie, de koelindustrie en de keramische industrie).

Niet-gedenatureerd zout voor bestrooiing van wegen moet worden ingedeeld onder onderverdeling 2501 00 99 .

2501 00 91

zout geschikt voor menselijke consumptie

Zout geschikt voor menselijke consumptie is niet-gedenatureerd zout dat zonder meer geschikt is voor gebruik in de keuken, op tafel of in de industrie voor het op smaak brengen of conserveren van levensmiddelen. In de regel is het zeer zuiver en in alle delen gelijkelijk wit.

2501 00 99

ander

Tot deze onderverdeling behoort bijvoorbeeld niet-gedenatureerd zout dat in de winter als strooizout wordt gebruikt en zout dat voor voederdoeleinden wordt gebruikt (bijvoorbeeld in de vorm van likstenen).

2503 00

Zwavel van alle soorten, andere dan gesublimeerde, geprecipiteerde en colloïdale zwavel

2503 00 10

ruwe zwavel en niet-geraffineerde zwavel

Deze onderverdeling omvat de verschillende zwavelsoorten, genoemd in de eerste alinea, de punten 1 t/m 4, van de GS-toelichting op post 2503 . Deze zwavelsoorten komen meestal voor in de vorm van blokken, brokken of poeder.

2503 00 90

andere

Onder deze onderverdeling vallen de verschillende zwavelsoorten, vermeld in de eerste alinea, de punten 5 t/m 7, van de GS-toelichting op post 2503 . Deze zwavelsoorten komen meestal voor in de vorm van pijpen of broden (geraffineerde zwavel) ofwel in poedervorm (gezeefd, gebuild, verstoven, geventileerd of gemicroniseerd zwavelpoeder).

2508

Andere klei (andere dan geëxpandeerde klei bedoeld bij post 6806 ), andalusiet, kyaniet, sillimaniet, ook indien gebrand; mulliet; chamotte- en dinasaarde

2508 10 00

bentoniet

Zie de derde alinea, punt 1, van de GS-toelichting op post 2508 .

Natuurlijk bentoniet heeft gewoonlijk een pH die ligt tussen 6 en 9,5 (voor een 5 %-waterige oplossing en gemeten, na een uur stabilisatie) en een gehalte aan natriumcarbonaat van minder dan 2 %; het gecumuleerde gehalte aan uitwisselbaar natrium en calcium bedraagt niet meer dan 80 meq per 100 g. Er bestaan twee types: weinig opzwellend kalkbentoniet en sterk opzwellend natriumbentoniet (zwellingsfactor lager dan 7 of hoger dan 12 ml per gram).

Sommige soorten natuurlijk bentoniet kunnen een kenmerk vertonen dat van deze waarden afwijkt; wanneer er verschillende afwijkende kenmerken zijn, wordt het bentoniet gewoonlijk als geactiveerd aangemerkt.

Geactiveerd bentoniet wordt gewoonlijk onder onderverdeling 3802 90 00 ingedeeld.

2511

Natuurlijk bariumsulfaat (zwaarspaat, bariet); natuurlijk bariumcarbonaat (witheriet), ook indien gebrand, ander dan bariumoxide bedoeld bij post 2816

2511 10 00

natuurlijk bariumsulfaat (zwaarspaat, bariet)

Zwaarspaat of bariet bevat in wisselende hoeveelheden ijzeroxide, aluminiumoxide, natriumcarbonaat en siliciumdioxide. Aangezien de voorkeur wordt gegeven aan het product in zijn witte vorm, wordt het gebroken, gezeefd om er de gekleurde, grotendeels geelachtige deeltjes uit te verwijderen, tot poeder vermalen en vervolgens door slibben gezuiverd.

2511 20 00

natuurlijk bariumcarbonaat (witheriet)

Witheriet komt voor in de vorm van orthorombische kristallen of van onregelmatige gelige stukken die niet in water oplosbaar zijn.

2513

Puimsteen; amaril; natuurlijk korund, natuurlijk granaat en andere natuurlijke schuur-, slijp- en polijstmiddelen, ook indien zij een warmtebehandeling hebben ondergaan

2513 20 00

amaril, natuurlijk korund, natuurlijk granaat en andere natuurlijke schuur-, slijp- en polijstmiddelen

In de zin van deze onderverdeling wordt onder „andere natuurlijke schuur-, slijp- en polijstmiddelen” bijvoorbeeld verstaan tripel (zogenaamd „tripoli” of „rotten stone”), een product met een asgrijze kleur dat gebruikt wordt als een zoet (zacht) schuur- of polijstmiddel.

2516

Graniet, porfier, basalt, zandsteen en andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

Indien gespleten of gezaagde stenen een ongelijke dikte vertonen, worden ze ingedeeld naar de grootste dikte.

2516 11 00

onbewerkt of enkel kantrecht behouwen

De aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 2515 11 is van overeenkomstige toepassing.

2516 12 00

blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze

De aanvullende GS-toelichting op onderverdeling 2515 12 is van overeenkomstige toepassing.

2516 90 00

andere natuursteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf

Deze onderverdeling omvat:

1.  harde gesteenten, zoals porfier, syeniet, lava, basalt, gneiss, trachiet, diabaas, dioriet, fonoliet, lipariet, gabbro, labradoriet en peridotiet;

2.  de kalkgesteenten voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf die niet onder post 2515 vallen, dat wil zeggen met een schijnbare dichtheid van minder dan 2,5, onbewerkt of enkel kantrecht behouwen, dan wel in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze, ongeacht de dikte;

3.  serpentijn of ofiet, onbewerkt of enkel kantrecht behouwen, dan wel in blokken of platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze, eveneens ongeacht de dikte.

2518

Dolomiet, ook indien gesinterd of gebrand, daaronder begrepen dolomiet, enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze; stamp- en strijkmassa van dolomiet

2518 10 00

dolomiet, niet gebrand noch gesinterd

Niet-gesinterd of niet-gebrand dolomiet is een in de natuur voorkomend calciummagnesiumcarbonaat. Het blijft ingedeeld onder deze onderverdeling, ook indien het een lichte thermische behandeling heeft ondergaan, die de chemische structuur niet heeft gewijzigd.

Deze onderverdeling omvat niet-gesinterd of niet-gebrand dolomiet, onbewerkt of enkel kantrecht (ruw) behouwen, dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze.

2518 20 00

dolomiet, gebrand of gesinterd

Onder gebrand of gesinterd dolomiet wordt verstaan het dolomiet dat een verdergaande thermische behandeling heeft ondergaan (omstreeks 1 500  °C voor gesinterd dolomiet en ongeveer 800 °C voor gebrand dolomiet), waardoor de chemische structuur door het vrijkomen van kooldioxide is gewijzigd.

2519

Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet); gesmolten magnesia; doodgebrande magnesia (gesinterd), ook indien geringe hoeveelheden andere oxiden bevattend die vóór het sinteren toegevoegd zijn; ander magnesiumoxide, ook indien zuiver

2519 90 10

magnesiumoxide, ander dan gebrand natuurlijk magnesiumcarbonaat

Deze onderverdeling omvat onder meer:

1.  magnesiumoxide verkregen door branden van magnesiumhydroxide of van geprecipiteerd magnesiumcarbonaat, dat in het bijzonder wordt gebruikt in de farmacie; het is een wit poeder met een zuiverheidsgraad van 98 % of meer;

2.  magnesiumoxide verkregen door het smelten van magnesiet dat voorafgaand wordt gebrand; magnesiet wordt gebrand bij een temperatuur van 1 400 tot 1 800  °C, de verkregen magnesia wordt vervolgens gesmolten met behulp van een elektrische booglamp bij een temperatuur van 2 800 tot 3 000  °C; na afkoelen ontstaat een kristallijn product dat bijna uitsluitend bestaat uit magnesiumoxide (gesmolten magnesia); dit product heeft een zeer hoge zuiverheidsgraad (minimaal 95 %) en bestaat uit glasachtige kristallen;

3.  magnesiumoxide uit zeewater, verkregen door branden van uit zeewater neergeslagen magnesiumhydroxide; de zuiverheidsgraad van dit product ligt in het algemeen tussen 91 en 98 % en het bevat als karakteristieke onzuiverheid meer borium dan aanwezig is in doodgebrande (gesinterde) magnesia (ongeveer 100 ppm tegen 40 ppm).

2520

Gips; anhydriet; gebrand gips, ook indien gekleurd of met toevoeging van kleine hoeveelheden bindingsversnellers of -vertragers

2520 20 00

gebrand gips

Deze onderverdeling omvat gips voor het bouwbedrijf.

Gips voor het bouwbedrijf wordt vervaardigd door ruw gips (gipssteen of andere gipshoudende stoffen, bijvoorbeeld bijproducten van de chemische industrie) een speciaal bereidings- en brandproces te laten ondergaan. Bepaalde eigenschappen kunnen worden verkregen door tijdens het vervaardigen bepaalde additieven, zoals bindingsversnellers en -vertragers, toe te voegen.

Gips voor het bouwbedrijf wordt onder andere gebruikt als stuc (voor het pleisteren van wanden en plafonds), bij het vervaardigen van bouwplaten of andere bouwelementen of bij het zetten van tegels.

2523

Hydraulisch cement (cementklinker daaronder begrepen), ook indien gekleurd

2523 90 00

ander hydraulisch cement

Deze onderverdeling omvat:

1.  hoogovencement bestaande uit ten minste 20 gewichtspercenten portlandcementklinker en 36 tot 80 gewichtspercenten slakken, alsmede ten hoogste 5 gewichtspercenten andere bestanddelen van cement;

2.  puzzolaancement bestaande uit ten minste 60 gewichtspercenten portlandcementklinker en ten hoogste 40 gewichtspercenten natuurlijk puzzolaan of vliegas, alsmede ten hoogste 5 gewichtspercenten andere bestanddelen van cement.

Zie voor het begrip „puzzolaan” letter D, punt 7, van de GS-toelichting op post 2530 .

Vliegas is een fijn, licht poeder dat bij het stoken van poederkool ontstaat. De kleur van vliegas varieert van grijs tot zwart.

2524

Asbest

2524 10 00

crocidoliet

Zie de tweede alinea, van de GS-toelichting op post 2524 .

2526

Natuurlijk speksteen, ook indien enkel kantrecht behouwen, dan wel in blokken of in platen van vierkante of van rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze; talk

2526 20 00

fijngemaakt of gemalen

Deze onderverdeling omvat geen talkpoeder voor cosmetisch gebruik dat is verpakt voor de verkoop in het klein (post 3304 ).

2528 00 00

Natuurlijke boraten en concentraten daarvan, ook indien gebrand, doch met uitzondering van boraten verkregen uit natuurlijke pekel (brijn); natuurlijk boorzuur met een gehalte aan H 3 BO 3 van niet meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op de droge stof

Deze post omvat onder meer:

1.  kerniet en tinkal, ook bekend als ruwe borax;

2.  pandermiet en priceïet; dit zijn calciumboraten;

3.  boraciet; dit is magnesiumchloroboraat;

4.  natuurlijk boorzuur in de staat waarin dit product wordt verkregen door verdamping van het condenswater van dampen die in sommige streken uit de bodem opstijgen (zoals uit soffioni in Italië), of door verdamping van het water dat in die streken uit onderaardse lagen wordt onttrokken, op voorwaarde dat het gehalte aan H3BO3 niet meer bedraagt dan 85 gewichtspercenten berekend op de droge stof. Boorzuur met een gehalte aan H3BO3 van meer dan 85 gewichtspercenten, berekend op de droge stof, valt onder post 2810 00 .

Deze post omvat geen natriumboraat dat is verkregen door een chemische behandeling van kerniet of tinkal (geraffineerde borax), en evenmin natriumboraten die zijn verkregen door verdamping van het water van bepaalde zoutmeren (post 2840 ).

2530

Minerale stoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

2530 10 00

vermiculiet, perliet en chloriet, niet geëxpandeerd

Zie letter D, punt 3, van de GS-toelichting op post 2530 .

2530 90 00

andere

Zie de letters A, B, C en D (met uitzondering van punt 3) van de GS-toelichting op post 2530 .

HOOFDSTUK 26

ERTSEN, SLAKKEN EN ASSEN



2620

Slakken, assen en residuen (andere dan die verkregen bij de vervaardiging van ijzer en staal), die arseen, metaal of metaalverbindingen bevatten

2620 11 00

hardzink

Men onderscheidt:

1.  zware zinkmatten, zijnde metaalproducten met een sterk wisselende, niet-homogene samenstelling, die minder smeltbaar zijn en een grotere dichtheid hebben dan zink, en die bij het verzinken door onderdompeling (thermisch verzinken) van plaatstaal, draad, buizen, enz. zich afzetten op de bodem van de verzinkbak.

Deze matten komen in „deegachtige” toestand uit de verzinkbak en worden gegoten in de vorm van platen of „broden”, die een ruw en zelfs sponsachtig voorkomen kunnen hebben.

Zij bevatten 2 tot 5 gewichtspercenten ijzer. Het zinkgehalte varieert van 92 tot 94 gewichtspercenten. Het gehalte aan aluminium is in het algemeen gering en bedraagt niet meer dan 0,2 tot 0,3 gewichtspercent;

2.  lichte zinkmatten of „oppervlaktematten”, zijnde metaalproducten die geen vloeimiddelen bevatten en die worden gewonnen bij het afschuimen van de galvanisatiebaden bij het continu-verzinken volgens het Senzimir-procédé.

Deze matten, die een geringere dichtheid hebben dan zink, drijven aan de oppervlakte van de baden. Zij worden in deegachtige toestand afgeschept en in de vorm van „broden” gegoten; zij hebben een minder onregelmatig voorkomen dan de hiervoor genoemde matten.

Hun ijzergehalte is veel geringer en in het algemeen minder dan 0,5 gewichtspercent. Het gehalte aan aluminium is hoger en bedraagt 1 tot 2 gewichtspercenten. Het zinkgehalte bedraagt ongeveer 98 gewichtspercenten.

Deze matten mogen niet verward worden met de zinklegeringen (post 7901 ), waarvan het aluminiumgehalte in het algemeen 3 tot 5 gewichtspercenten bedraagt en die tot 3 gewichtspercenten koper kunnen bevatten, doch die welbepaalde technische eigenschappen bezitten, terwijl zinkmatten daarentegen zodanig zijn samengesteld dat zij alleen maar kunnen worden gebruikt om metallurgisch of chemisch te worden verwerkt.

2620 19 00

andere

Deze onderverdeling omvat onder meer:

1.  raffinagematten, die bij het raffineren van ruw zink van de bodem van het zinkbad worden gewonnen en die 4 tot 8 gewichtspercenten lood en tot 6 gewichtspercenten ijzer bevatten;

2.  zinkslakken en -assen, bestaande uit zink (65 tot 70 gewichtspercenten) en zinkoxide, verontreinigd door kolenstof en andere onzuiverheden;

3.  zinkschuim, bestaande uit zinkmetaal, zink- en ammoniumchloride, zinkoxide en ijzeroxide; het wordt aan de oppervlakte van galvanisatiebaden of van bakken waarin oud zink wordt hersmolten, afgeschept;

4.  zinkslik, zijnde residuen van sommige industrieën waar zink als reduceermiddel wordt gebruikt;

5.  zinkresiduen, die zijn ontstaan bij de bereiding van zinkoxide uit zinkmatten; zij bevatten dan ongeveer 60 gewichtspercenten zink en voorts ijzer en andere onzuiverheden;

6.  residuen in de vorm van zinkoxiden, verkregen bij het stofvrij maken van de rook bij de terugwinning van diverse metalen of legeringen, zoals messing. Deze als residuen verkregen oxiden mogen niet worden verward:

— met zinkgrijs (onderverdeling 3206 49 70 ), dat een zeer onzuiver zinkoxide is, homogeen van kleur en fijnheid, en dat als pigment kan worden gebruikt;

— met zinkpoeder, verkregen door verstuiving van gesmolten zink (onderverdeling 7903 90 00 ), en evenmin met stof van gesmolten zink en met zinkstof dat 80 tot 94 gewichtspercenten zinkmetaal bevat en waarvan de korreltjes zijn bedekt met een laagje zinkoxide (onderverdeling 7903 10 00 ).

2620 21 00

slib van loodhoudende benzine en slib van loodhoudende antiklopmiddelen

Zie aanvullende aantekening 1 op dit hoofdstuk.

Zie eveneens de tweede alinea, punt 10, van de GS-toelichting op post 2620 .

2620 60 00

arseen, kwik, thallium of mengsels daarvan bevattend, van de soort gebruikt voor het winnen van arseen of van deze metalen of voor het vervaardigen van chemische verbindingen daarvan

Zie aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk.

2620 91 00

antimoon, beryllium, cadmium, chroom of mengsels daarvan bevattend

Zie de tweede alinea, punt 13, van de GS-toelichting op post 2620 .

2621

Andere slakken en andere assen, as van zeewier daaronder begrepen; assen en residuen afkomstig van de verbranding van stedelijk afval

2621 10 00

assen en residuen afkomstig van de verbranding van stedelijk afval

Zie de tweede alinea, punt 5, van de GS-toelichting op post 2621 .

HOOFDSTUK 27

MINERALE BRANDSTOFFEN, AARDOLIE EN DISTILLATIEPRODUCTEN DAARVAN; BITUMINEUZE STOFFEN; MINERALE WAS

Algemene opmerkingen

Tenzij anders aangegeven worden onder ASTM-methoden verstaan de methoden die door de American Society for Testing and Materials zijn aanvaard.



Aantekening 2

1.  Voor de bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen moeten onderstaande methoden worden gebruikt:

— producten waarvan het distillatie-eindpunt niet boven 315 °C ligt: methode EN 15553;

— producten waarvan het distillatie-eindpunt boven 315 °C ligt: zie bijlage A van de toelichting op dit hoofdstuk.

 

2.  De uitdrukking „dergelijke olie” omvat onder andere de volgende mengsels van koolwaterstoffen:

— synthetische paraffinehoudende dieselbrandstoffen, in het bijzonder „met waterstof behandelde plantaardige oliën” (HVO) en „uit gas verkregen vloeibare brandstoffen”;

— producten uit hernieuwbare bronnen die het resultaat zijn van de volgende processen: „uit biomassa verkregen vloeibare brandstoffen” of „uit biogas verkregen vloeibare brandstoffen”;

— producten uit de gelijktijdige verwerking van hernieuwbare grondstoffen en aardoliegrondstof in raffinaderijen.

Met betrekking tot de productie van „dergelijke olie” gelden de volgende definities:

— „waterstofbehandeling”: de thermochemische omzetting van triglyceriden met waterstof om alkanen te produceren; het betreft hier de verwerking van brandstoffen. Bronnen van triglyceriden zijn doorgaans vetten en oliën, geschikte afvalstoffen, fracties van afvalvetten en vetten afkomstig van algen.

— „uit gas verkregen vloeibare brandstoffen”, „uit biomassa verkregen vloeibare brandstoffen” en „uit biogas verkregen vloeibare brandstoffen”: de omzetting van gas in vloeibare brandstoffen met het Fischer-Tropsch-procedé of een gelijkwaardig procedé. In het geval van „uit biomassa verkregen vloeibare brandstoffen” is er een voorafgaande stap waarbij de biomassa wordt omgezet in gas.”.

Aanvullende aantekening (GN) 5

1.  Afgezien van het bepaalde in aanvullende aantekening (GN) 5, onder n), geldt de vrijstelling voor het totaal van de producten die aan een „aangewezen behandeling” worden onderworpen.

Indien bijvoorbeeld een aardolieproduct aan een alkylatie of polymerisatie wordt onderworpen, geldt de vrijstelling ook voor dat gedeelte, dat niet daadwerkelijk wordt omgezet (dat wil zeggen niet wordt gealkyleerd of gepolymeriseerd).

2.  Indien aan de „aangewezen behandeling” een voorbehandeling moet voorafgaan (zie laatste alinea van aanvullende aantekening (GN) 5) dient aan twee voorwaarden te zijn voldaan om vrijstelling te verkrijgen:

a)  het ingevoerde product moet werkelijk een voeding zijn, bestemd om een „aangewezen behandeling” te ondergaan, bijvoorbeeld de voeding voor het kraakproces;

b)  de voorbehandeling moet technisch noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een „aangewezen behandeling”.

Als noodzakelijke voorbehandelingen van producten bestemd om een „aangewezen behandeling” te ondergaan, kunnen bijvoorbeeld worden genoemd:

a)  het ontgassen;

b)  het drogen;

c)  het verwijderen van bepaalde lichte of zware stoffen die de behandeling zouden kunnen verstoren;

d)  het verwijderen of het omzetten van mercaptanen (het zoeten of „sweetening”), van andere zwavelverbindingen of van andere voor de behandeling schadelijke stoffen;

e)  het neutraliseren;

f)  het decanteren;

g)  het ontzouten.

Over bij de voorbehandeling verkregen producten die niet worden onderworpen aan een „aangewezen behandeling”, dient het invoerrecht te worden geheven dat geldt voor producten „bestemd voor ander gebruik”, naar de soort en de waarde van de ingevoerde producten en op basis van het nettogewicht van de verkregen producten.

Aanvullende aantekening (GN) 5 a)

Onder vacuümdistillatie wordt verstaan de distillatie onder een druk van niet meer dan 400 mbar, gemeten aan de top van de kolom.

Aanvullende aantekening (GN) 5 b)

Onder herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing wordt verstaan een distillatieproces (uitgezonderd „topping”) in industriële, al dan niet continu werkende installaties, waarbij distillaten van de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 48 , 2711 11 00 , 2711 12 91 t/m 2711 19 00 , 2711 21 00 en 2711 29 00 (andere dan propaan met een zuiverheid van 99 % of meer) als voeding worden gebruikt om de volgende producten te verkrijgen:

1.  geïsoleerde koolwaterstoffen met een hoge zuiverheidsgraad (90 % of meer voor onverzadigde koolwaterstoffen en 95 % of meer voor andere koolwaterstoffen), waarbij mengsels van isomeren van eenzelfde organische verbinding als geïsoleerde koolwaterstoffen worden beschouwd.

Er wordt op gewezen dat slechts die behandelingen zijn toegestaan waarbij ten minste drie producten worden verkregen; deze beperking geldt niet voor het scheiden van isomeren. In dit verband wordt ethylbenzeen als een isomeer van xyleen beschouwd;

2.  producten van de onderverdelingen 2707 10 00 t/m 2707 30 00 , 2707 50 00 en 2710 12 11 t/m 2710 19 48 :

a)  waarvan het eindkookpunt van de ene fractie en het beginkookpunt van de volgende fractie elkaar niet overlappen en waarvan het verschil tussen de temperaturen waarbij — distillatieverliezen inbegrepen — 5 % en 90 % van het volume overdistilleert (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)), niet meer bedraagt dan 60 °C;

b)  waarvan het eindkookpunt van de ene fractie en het beginkookpunt van de volgende fractie elkaar overlappen en waarvan het verschil tussen de temperaturen waarbij — distillatieverliezen inbegrepen — 5 % en 90 % van het volume overdistilleert (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)), niet meer bedraagt dan 30 °C.

Aanvullende aantekening (GN) 5 c)

Onder kraken wordt verstaan de industriële behandeling waarbij door warmte, met of zonder druk alsmede met of zonder gebruik van katalysatoren, de moleculen van aardolieproducten worden gebroken en hun chemische structuur wordt veranderd, waarbij vooral mengsels van lichtere koolwaterstoffen worden verkregen die bij normale temperatuur en normale druk vloeibaar of gasvormig zijn.

De belangrijkste kraakbehandelingen zijn:

1.  thermisch kraken;

2.  katalytisch kraken;

3.  stoomkraken voor de vervaardiging van gasvormige koolwaterstoffen;

4.  hydrokraken (kraakbehandeling in aanwezigheid van waterstof);

5.  dehydrogeneren;

6.  dealkyleren;

7.  verkooksen (coking);

8.  kraken om de viscositeit te verlagen (visbreaking).

Aanvullende aantekening (GN) 5 d)

Onder reforming wordt verstaan de thermische of ook katalytische behandeling van lichte of halfzware oliën ter verhoging van hun gehalte aan aromaten. Katalytische reforming wordt bijvoorbeeld toegepast voor de omzetting van lichte oliën uit de eerste distillatie in lichte oliën met een hoger octaangetal (met een hoog gehalte aan aromatische koolwaterstoffen) of in een mengsel van koolwaterstoffen die benzeen, tolueen, xyleen, ethylbenzeen, enz. bevatten.

In het bijzonder kan worden genoemd de katalytische reforming met platina als katalysator.

Aanvullende aantekening (GN) 5 e)

Onder extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen wordt verstaan de behandeling waarbij groepen van stoffen met een verschillende moleculaire structuur met behulp van bijzondere, selectief werkende oplosmiddelen (furfurol, fenol, dichloorethylether, zwaveldioxide, nitrobenzeen, ureum en bepaalde ureumderivaten, aceton, propaan, methylethylketon, methylisobutylketon, glycol, N-methylmorfoline, enz.) van elkaar worden gescheiden.

Aanvullende aantekening (GN) 5 g)

Onder polymeriseren wordt verstaan de industriële behandeling waarbij onverzadigde koolwaterstoffen, al dan niet met behulp van warmte en al dan niet met gebruikmaking van katalysatoren, tot een of meer van hun polymeren of copolymeren worden samengevoegd.

Aanvullende aantekening (GN) 5 h)

Onder alkyleren wordt verstaan iedere thermische of katalytische reactie waarbij onverzadigde koolwaterstoffen een verbinding aangaan met ongeacht welke andere koolwaterstoffen, in het bijzonder met isoparaffinen of met aromaten.

Aanvullende aantekening (GN) 5 ij)

Onder isomeriseren wordt verstaan de wijziging van de structuur van de bestanddelen van aardolieproducten, zonder dat de brutoformule van de bestanddelen wordt gewijzigd.

Aanvullende aantekening (GN) 5 l)

Van de wasverwijderingsbehandelingen in de zin van deze aanvullende aantekening (GN) kunnen bijvoorbeeld worden genoemd het het verwijderen van was:

1.  door afkoeling (met of zonder oplosmiddelen);

2.  met behulp van microbiologische processen;

3.  met behulp van ureum;

4.  met behulp van moleculaire zeven.

Aanvullende aantekening (GN) 5 n)

Onder atmosferische distillatie wordt verstaan de distillatie onder een druk van ongeveer 1 013  mbar, gemeten aan de top van de kolom.

Aanvullende aantekening (GN) 6

1.  Onder „chemische verwerking” wordt verstaan iedere behandeling die ten doel heeft de moleculaire structuur van een of meer bestanddelen van het bewerkte aardolieproduct te wijzigen.

Als „chemische verwerking” wordt bijvoorbeeld niet aangemerkt het enkel vermengen van een aardolieproduct met een ander aardolieproduct of met een ander product. De toevoeging van white spirit aan een verfstof, of de toevoeging van een smeerolie aan een drukinkt beantwoordt dus niet aan de definitie „chemische verwerking”. Hetzelfde geldt voor ieder gebruik van aardolieproducten als oplosmiddel, motorbrandstof of brandstof.

2.  Voorbeelden van „chemische verwerkingen”:

a)  behandeling met halogenen of met halogeenverbindingen:

i)  reactie met het in gasvormige aardolieproducten aanwezige propyleen, voor de vervaardiging van organische derivaten (bijvoorbeeld voor de vervaardiging van propyleenoxide);

ii)  bewerking van aardoliefracties (benzine, kerosine, gasolie), paraffine, minerale wassen of paraffinehoudende residuen met chloor of chloorverbindingen voor de vervaardiging van chloorparaffinen;

b)  behandeling met basen (natronloog, kaliloog, ammoniak, enz.) voor de vervaardiging van nafteenzuren;

c)  behandeling met zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride voor:

i)  de vervaardiging van sulfonaten;

ii)  de extractie of vervaardiging van isobutyleen;

iii)  het sulfoneren van gasoliën en smeeroliën.

De vrijstelling van invoerrechten geldt niet voor oliën die na het sulfoneren zijn toegevoegd;

d)  sulfochlorering;

e)  hydratering, bijvoorbeeld voor de vervaardiging van alcoholen door omzetting van de in gasvormige aardoliefracties aanwezige onverzadigde koolwaterstoffen;

f)  behandeling met maleïnezuuranhydride, bijvoorbeeld behandeling van butadieenbevattende gasvormige aardoliefracties met vier koolstofatomen, voor de vervaardiging van tetrahydroftaalzuur;

g)  behandeling met fenol, bijvoorbeeld reactie met onverzadigde koolwaterstoffen in aanwezigheid van een katalysator, voor de vervaardiging van alkylfenolen;

h)  oxidatie:

i)  oxidatie van zware oliën voor de vervaardiging van geblazen bitumen van onderverdeling 2713 20 00 ;

ii)  oxidatie van ongeacht welke aardolieproducten voor de vervaardiging van chemisch gewijzigde producten, zuren, aldehyden, ketonen, alcoholen, enz., bijvoorbeeld oxidatie van lichte fracties onder druk en bij verhoogde temperatuur voor de vervaardiging van azijnzuur, mierenzuur, propionzuur en barnsteenzuur;

ij)  dehydrogenering, bijvoorbeeld van:

i)  naftenen voor de vervaardiging van aromatische koolwaterstoffen (bijvoorbeeld benzol);

ii)  paraffinen voor de vervaardiging van vloeibare onverzadigde koolwaterstoffen die bijvoorbeeld worden gebruikt voor de vervaardiging van biologisch afbreekbare alkylbenzenen;

k)  oxosynthese;

l)  opneming volgens een niet omkeerbaar proces van zware oliën in hoogpolymeren (latex van natuurlijke of synthetische rubber, butylrubber, polystyreen, enz.);

m)  vervaardiging van de producten bedoeld bij post 2803 ;

n)  nitreren voor de vervaardiging van nitroderivaten;

o)  biologische bewerking van bepaalde, n-paraffine bevattende aardoliefracties, voor de vervaardiging van proteïnen of andere samengestelde organische producten.



2701

Steenkool; briketten, eierkolen en dergelijke van steenkool vervaardigde vaste brandstoffen

De in Spanje als „zwarte bruinkool” in de handel gebrachte brandstof uit de bekkens van Teruel, Mequinenza, Pirenalca en de Balearen dient te worden beschouwd als steenkool behorend tot deze post.

2701 12 10

Cokeskolen

Het gehalte aan vluchtige stoffen van cokeskolen bedraagt 19 % tot 41 % van hun volume.

2702

Bruinkool, ook indien geperst, andere dan git

Bruinkool brandt met een lange, maar niet erg warme vlam en geeft een zwarte, onaangenaam ruikende rook. Gewoonlijk onderscheidt men: vezelige bruinkool, die door de vezelige breuk nog lijkt op het oorspronkelijke hout en een zeer hoog vochtgehalte heeft (tot 50 %), aardachtige kool, bruin of zwart en minder vocht bevattend dan vezelige bruinkool (ongeveer 15 %), die een aardachtige breuk vertoont, bitumineuze kool of vetkool die onder invloed van warmte zacht wordt en daardoor gemakkelijk kan worden gebriketteerd, en waskool met een wasachtige breuk en zeer rijk aan was.

De brandstof die in Spanje als „zwarte bruinkool” in de handel wordt gebracht en afkomstig is uit de bekkens van Teruel, Mequinenza, Pirenalca en de Balearen, valt niet onder deze post (post 2701 ).

2704 00

Cokes en halfcokes, van steenkool, van bruinkool of van turf, ook indien geperst; retortenkool

2704 00 10

cokes en halfcokes, van steenkool

Cokes verschilt van steenkool doordat het bijna zonder vlam brandt en na verbranding poreus en gasdoorlatend blijft. Cokes smelt niet en is harder, armer aan zwavel en rijker aan koolstof. Anders dan cokes, die wordt verkregen door droge distillatie (carbonisatie) — onder afsluiting van lucht — van steenkool bij een hoge temperatuur (1 000 tot 1 200  °C), is halfcokes afkomstig van de droge distillatie (met een beperkte toevoer van lucht) van steenkool bij een temperatuur tussen 450 en 700 °C.

Tot deze onderverdeling behoren cokes en halfcokes van steenkool, gebruikt bij de vervaardiging van elektroden, die in het algemeen bestemd zijn voor de productie van ferrolegeringen. De hiertoe behorende cokes en halfcokes zijn bijzonder zuiver (zeer gering asgehalte) en in het algemeen van kleine afmetingen.

Onder deze onderverdeling valt bijvoorbeeld gascokes (een bijproduct van de gasproductie) alsmede de speciaal voor de behoeften van de metallurgische industrie vervaardigde cokes en halfcokes (hoogovencokes), die, in tegenstelling tot gascokes, bestaan uit een hard product met een hoge weerstand en voorkomen in de vorm van grote stukken met een zilverachtige glans.

2704 00 30

cokes en halfcokes, van bruinkool

Bruinkool is niet geschikt voor verkooksing bij hoge temperatuur. Bij lage temperatuur daarentegen wordt bij verkooksing een halfcokes verkregen die een poreuze, glanzende, niet-afgevende en gemakkelijk aan te steken brandstof is, die goed en zonder rook brandt.

2704 00 90

andere

Tot deze onderverdeling behoren:

1.  producten die zijn verkregen door de verkooksing van turf. Deze producten verspreiden bij het branden een sterke, onaangename geur en dienen hoofdzakelijk als brandstof voor industrieovens;

2.  retortenkool (zie de vierde en vijfde alinea van de GS-toelichting op post 2704 ).

2707

Olie en andere producten, verkregen bij het distilleren van hogetemperatuur-steenkoolteer; soortgelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische overtreft

Zie voor de bepaling van het gehalte aan aromatische bestanddelen de toelichting op aantekening 2 op dit hoofdstuk.

2707 10 00

benzol (benzeen)

Zie aanvullende aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Tot deze onderverdelingen behoort alleen benzol (benzeen) met een zuiverheid van minder dan 95 gewichtspercenten. Benzol (benzeen) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercenten valt onder onderverdeling 2902 20 00 .

2707 20 00

toluol (tolueen)

Zie aanvullende aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Tot deze onderverdelingen behoort alleen toluol (tolueen) met een zuiverheid van minder dan 95 gewichtspercenten. Toluol (tolueen) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercenten valt onder onderverdeling 2902 30 00 .

2707 30 00

xylol (xylenen)

Zie aanvullende aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Tot deze onderverdelingen behoort alleen xylol (xylenen) met een zuiverheid van minder dan 95 gewichtspercenten (ortho-, meta- of para-isomeren, afzonderlijk of gemengd), gaschromatografisch bepaald. Xylol (xylenen) met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercenten valt onder een der onderverdelingen 2902 41 00 t/m 2902 44 00 .

2707 40 00

naftaleen

Zie aanvullende aantekening 3 op dit hoofdstuk.

Tot deze onderverdeling behoort alleen naftaleen met een stollingspunt lager dan 79,4 °C, bepaald volgens de in bijlage B van de toelichtingen op dit hoofdstuk omschreven methode. Naftaleen met een stollingspunt van 79,4 °C of hoger valt onder onderverdeling 2902 90 00 .

Homologen van naftaleen zijn van deze onderverdeling uitgezonderd (onderverdelingen 2707 50 00 , 2707 91 00 t/m 2707 99 99 , 2902 90 00 of 3817 00 80 , naargelang van het geval).

2707 50 00

andere mengsels van aromatische koolwaterstoffen die, distillatieverliezen inbegrepen, voor 65 % of meer van hun volume overdistilleren bij 250 °C, bepaald volgens de methode ISO 3405, die gelijkwaardig is aan de methode ASTM D 86

Tot deze onderverdelingen behoren mengsels van koolwaterstoffen waarin de aromatische bestanddelen de niet-aromatische overtreffen en waarin benzeen, tolueen, xyleen noch naftaleen overheersen en die voor 65 % of meer van hun volume (verliezen daaronder begrepen) overdistilleren bij 250 °C of lager (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)).

2707 99 11 en 2707 99 19

ruwe oliën

Tot deze onderverdelingen behoren alleen producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen groter is dan dat van de niet-aromatische bestanddelen. De onder deze onderverdelingen ingedeelde producten omvatten:

1.  producten verkregen bij de eerste distillatie van hogetemperatuur-steenkoolteer. Hoge-temperatuur-steenkoolteer wordt in het algemeen verkregen bij een temperatuur van meer dan 900 °C in cokesfabrieken die hoogovencokes vervaardigen. De producten verkregen bij de distillatie van deze steenkoolteer bevatten niet alleen koolwaterstoffen waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen groter is dan dat van de niet-aromatische bestanddelen, doch ook stikstof-, zuurstof- of zwavelverbindingen en meestal onzuiverheden. In het algemeen moeten deze producten vóór het gebruik nog een behandeling ondergaan;

2.  producten verkregen bij het verwijderen van benzeen, na het wassen van het gas, dat is ontstaan bij de verkooksing van steenkool; en

3.  producten verkregen door pyrolyse van afval van banden of ander rubber- en kunststofafval zonder verdere bewerking.

Producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen groter is dan dat van de niet-aromatische bestanddelen, behoren niet tot deze onderverdelingen indien het gaat om residuen van atmosferische of vacuümdistillatie van ruwe aardolie of stookolie. Deze producten zijn ingedeeld onder onderverdeling 2707 99 99 .

Als „soortgelijk” in de zin van post 2707 gelden de producten met een vergelijkbare samenstelling als de onder punt 1 genoemde producten.

Zij kunnen echter een hoger gehalte aan alifatische en naftenische koolwaterstoffen, alsmede aan fenolen bezitten en een geringer gehalte aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan de onder punt 1 genoemde producten.

2707 99 20

zwavelhoudende tops; antraceen

Als zwavelhoudende tops in de zin van deze onderverdeling worden alleen aangemerkt lichte producten verkregen bij de eerste distillatie van ruwe teerolie, die zowel zwavelverbindingen (zwavelkoolstof, mercaptanen, thiofeen, enz.) bevatten als koolwaterstoffen waarin het gewicht van de niet-aromatische bestanddelen dat van de aromatische bestanddelen overtreft, en waarvan 90 % of meer van het volume bij een temperatuur van minder dan 80 °C overdistilleert.

Het tot deze onderverdeling behorende antraceen komt gewoonlijk voor in de vorm van slib of pasta en bevat over het algemeen fenantreen, carbazool en andere aromatische bestanddelen. Onder deze onderverdeling valt alleen antraceen met een zuiverheid van minder dan 90 gewichtspercenten. Antraceen met een zuiverheid van 90 of meer gewichtspercenten valt onder onderverdeling 2902 90 00 .

2707 99 50

teeroliebasen

Teeroliebasen in de zin van deze onderverdeling zijn stikstofhoudende aromatische of heterocyclische producten met basische functie.

Onder deze onderverdeling vallen onder meer de pyridine-, chinoline-, acridine- en anilinebasen (met inbegrip van mengsels daarvan). Zij bestaan hoofdzakelijk uit pyridine, chinoline, acridine en hun homologen.

Tot de teeroliebasen van deze onderverdeling behoren bijvoorbeeld:

1.  pyridine met een zuiverheid van minder dan 95 gewichtspercenten. Pyridine met een zuiverheid van 95 of meer gewichtspercenten valt onder onderverdeling 2933 31 00 ;

2.  methylpyridine (picoline), 5-ethyl-2-methylpyridine (5-ethyl-2-picoline) en 2-vinylpyridine, met een zuiverheid van minder dan 90 gewichtspercenten (gaschromatografisch bepaald). Producten met een zuiverheid van 90 of meer gewichtspercenten vallen onder onderverdeling 2933 39 ;

3.  chinoline met een zuiverheidsgraad van minder dan 95 % berekend op het gewicht van het watervrije product (gaschromatografisch bepaald). Chinoline met een zuiverheidsgraad van 95 % of meer valt onder onderverdeling 2933 49 90 ;

4.  acridine met een zuiverheidsgraad van minder dan 95 % berekend op het gewicht van het watervrije product (gaschromatografisch bepaald). Acridine met een zuiverheidsgraad van 95 % of meer valt onder onderverdeling 2933 99 80 .

Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd de zouten van genoemde teeroliebasen (post 2933 of 3824 ).

2707 99 80

fenolen

Zie aanvullende aantekening (GN) 1 op dit hoofdstuk.

Tot deze onderverdeling behoren:

1.  fenolen verkregen bij de distillatie van hogetemperatuur-steenkoolteer, alsmede soortgelijke producten waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet-aromatische bestanddelen overtreft.

De fenolzouten zijn evenwel van deze onderverdeling uitgezonderd (in het algemeen post 2907 of onderverdeling 3824 99 93 );

2.  kresolen (geïsoleerde isomeren of mengsels van isomeren) met een totaalgehalte aan kresolen van minder dan 95 gewichtspercenten (gaschromatografisch bepaald). Indien deze producten een totaalgehalte aan kresolen bevatten van 95 of meer gewichtspercenten, vallen zij onder onderverdeling 2907 12 00 ;

3.  xylenolen (geïsoleerde isomeren of mengsels van isomeren) met een totaalgehalte aan xylenolen van minder dan 95 gewichtspercenten (gaschromatografisch bepaald). Indien deze producten een totaalgehalte aan xylenolen bevatten van 95 of meer gewichtspercenten, vallen zij onder onderverdeling 2907 19 10 ;

4.  andere fenolen die een of meer benzeenringen met een of meer hydroxylgroepen bevatten, indien het geen chemisch welbepaalde fenolen van post 2907 betreft. Met name kan worden genoemd fenol (C6H5OH) met een zuiverheid van minder dan 90 gewichtspercenten.

2707 99 91 en 2707 99 99

andere

Tot deze onderverdelingen behoren bijvoorbeeld producten uit mengsels van koolwaterstoffen.

Van deze producten kunnen worden genoemd:

1.  zware oliën (andere dan ruwe oliën) verkregen bij de distillatie van hoge-temperatuur-steenkoolteer, alsmede soortgelijke producten als deze oliën, voorzover:

a)  minder dan 65 % van hun volume overdistilleert (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)) bij 250 °C of lager, en

b)  de naaldpenetratie (methode EN 1426) bij 25 °C 400 of meer bedraagt, en

c)  zij andere kenmerken vertonen dan de producten van post 2715 00 00 .

Deze producten hebben gewoonlijk een dichtheid van 1,000 g/cm3 bij 15 °C volgens de methode EN ISO 12185.

Producten die niet aan een van de voorwaarden, vermeld onder a) t/m c) hiervoor voldoen, moeten al naargelang van hun kenmerken worden ingedeeld onder de onderverdelingen 2707 10 00 t/m 2707 30 00 , 2707 50 00 , post 2708 , onderverdeling 2713 20 00 of post 2715 00 00 ;

2.  aromatische extracten, die niet voldoen aan de voor deze producten gestelde voorwaarden in de toelichting op de onderverdelingen 2713 90 10 en 2713 90 90 ;

3.  bepaalde homologen van naftaleen of van antraceen, bijvoorbeeld ethylnaftaleen en methylantraceen, voorzover deze niet onder post 2902 vallen;

4.  residuen van de distillatie (zowel atmosferische als vacuümdistillatie) van ruwe aardolie en stookolie, waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen groter is dan dat van de niet-aromatische bestanddelen, (bepaald volgens de in bijlage A bij dit hoofdstuk omschreven methode) die de volgende fysisch-chemische eigenschappen vertonen:

a)  minder dan 65 % van hun volume overdistilleert (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86) bij 250 °C (distillatieverliezen inbegrepen);

b)  het distillatie-eindpunt ligt boven 315 °C.

De dichtheid van deze residuen is over het algemeen lager dan 1 g/cm3 bij 15 °C volgens de methode EN ISO 12185.

Deze residuen kunnen worden bestemd om een aangewezen behandeling te ondergaan.

2709 00

Ruwe aardolie en ruwe olie uit bitumineuze mineralen

Onder deze post valt alleen ruwe aardolie met de voor deze olie, al naargelang van hun oorsprong, specifieke kenmerken (dichtheid, distillatiekromme, zwavelgehalte, vloeipunt, viscositeit, enz.).

2709 00 10

aardgascondensaten

Tot deze onderverdeling behoort ruwe olie die ontstaat wanneer aardgas onmiddellijk na de winning wordt gestabiliseerd. Vooral door afkoeling en vermindering van de druk wordt hierbij aan het „natte” aardgas condenseerbaar koolwaterstof onttrokken.

Zie voorts de tweede alinea van de GS-toelichting op post 2709 .

2710

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen; afvalolie

Zie de aantekeningen 2 en 3 op dit hoofdstuk en de toelichting daarop.

2710 12 11 t/m 2710 19 99

aardolie en olie uit bitumineuze mineralen (andere dan ruwe) en preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen, andere dan die welke biodiesel bevatten en andere dan afvalolie

Zie voor een omschrijving van deze producten aantekening 2 op dit hoofdstuk en onder I van de GS-toelichting op post 2710 .

Voor de onderverdelingen die betrekking hebben op producten die zijn bestemd:

— om een „aangewezen behandeling” te ondergaan, dan wel

— chemisch te worden verwerkt,

wordt verwezen naar de aanvullende aantekeningen (GN) 5 en 6 op dit hoofdstuk en de toelichting daarop.

I.  Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen (andere dan ruwe)

Tot deze groep behoren bijvoorbeeld de mengsels van isomeren (uitgezonderd stereo-isomeren) van hetzij verzadigde hetzij onverzadigde acyclische koolwaterstoffen, die voorzover betreft mengsels van verzadigde acyclische koolwaterstoffen voor minder dan 95 gewichtspercenten en voorzover betreft mengsels van onverzadigde acyclische koolwaterstoffen voor minder dan 90 gewichtspercenten uit een bepaalde isomeer bestaan. De percentages worden berekend op het watervrije product.

Tot deze groep behoren eveneens de geïsoleerde isomeren van bovenbedoelde koolwaterstoffen, voorzover die isomeren een zuiverheid bezitten van minder dan 95, respectievelijk 90 gewichtspercenten.

Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen vallen slechts onder deze groep indien zij:

1.  een stollingspunt (methode ASTM D 938gelijkwaardig aan ISO 2207) hebben dat lager is dan 30 °C, of

2.  een stollingspunt van 30 °C of hoger hebben en:

a)  een dichtheid van minder dan 0,942 g/cm3 bij 70 °C volgens EN ISO 12185 en een kegelpenetratie na bewerking (methode ASTM D 217 gelijkwaardig aan ISO 2137) van ten minste 350 bij 25 °C, of

b)  een dichtheid van 0,942 g/cm3 of meer bij 70 °C volgens EN ISO 12185 en een naaldpenetratie (methode EN 1426) van ten minste 400 bij 25 °C.

Als aardolie of olie uit bitumineuze mineralen in de zin van deze groep wordt eveneens aangemerkt de bedoelde olie waaraan zeer kleine hoeveelheden andere stoffen zijn toegevoegd, bijvoorbeeld middelen voor de verbetering van de kwaliteit of de geur, stoffen om het onderkennen van de producten te vergemakkelijken, kleurstoffen.

Zie ook onderstaand schema:

 

Kenmerken voor het onderscheid tussen bepaalde aardolieproducten van de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 en de posten 2712 en 2713 (met uitzondering van de preparaten van de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 ) image

 

II.  Preparaten bevattende als basisbestanddeel 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, elders genoemd noch elders onder begrepen, andere dan die welke biodiesel bevatten

Preparaten vallen alleen dan onder deze onderverdelingen indien zij voldoen aan onderstaande voorwaarden:

1.  het gehalte aan aardolie of olie uit bitumineuze mineralen, zoals omschreven onder punt I moet 70 gewichtspercenten of meer bedragen.

Dit gehalte wordt niet bepaald op basis van de gebruikte hoeveelheden basisstoffen, doch wordt door analyse vastgesteld;

2.  de preparaten mogen niet elders zijn genoemd noch elders onder zijn begrepen;

3.  de in de preparaten aanwezige aardolie of olie uit bitumineuze mineralen moet het karakter ervan bepalen, dat wil zeggen zij moet met het oog op het gebruik van het preparaat het wezenlijke bestanddeel vormen.

Als preparaten in de zin van deze onderverdelingen worden bijvoorbeeld niet aangemerkt:

a)  verven en vernissen (posten 3208 , 3209 en 3210 00 );

b)  toiletartikelen en cosmetische producten op basis van minerale olie (meestal posten 3304 t/m 3307 );

c)  petroleumsulfonaten (post 3402 of 3824 ).

Petroleumsulfonaten zijn meestal gesuspendeerd in aardolie of olie uit bitumineuze mineralen die als drager dienen. Het gehalte aan zuiver sulfonaat is meestal zo hoog dat een rechtstreeks gebruik als smeermiddel uitgesloten is;

d)  poets- en onderhoudsmiddelen voor hout, schilderwerk, metaal, glas en dergelijke (voornamelijk post 3405 );

e)  ontsmettingsmiddelen, insectendodende middelen, enz., ongeacht de wijze van verpakking, bestaande uit oplossingen of dispersies van een actieve stof in aardolie of olie uit bitumineuze mineralen (post 3808 );

f)  appreteermiddelen, die in de textielindustrie worden gebruikt (post 3809 );

g)  bereide additieven voor minerale olie (ook dopes genaamd) (post 3811 );

h)  organische oplosmiddelen en verdunners, van gemengde samenstelling (bijvoorbeeld post 3814 00 );

ij)  bindmiddelen voor gietkernen (onderverdeling 3824 10 00 );

k)  bepaalde roestwerende preparaten, bijvoorbeeld:

i)  die bestaan uit een oplossing van lanoline (ongeveer 20 %) in white spirit (onderverdeling 3403 19 10 );

ii)  die aminen als werkzame bestanddelen bevatten (onderverdeling 3824 99 92 ).

2710 12 11 t/m 2710 12 90

lichte oliën en preparaten

Zie aanvullende aantekening 4 op dit hoofdstuk.

2710 12 21 en 2710 12 25

speciale lichte oliën

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder a), op dit hoofdstuk.

2710 12 21

white spirit

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder b), op dit hoofdstuk.

2710 19 11 t/m 2710 19 29

halfzware oliën

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder c), op dit hoofdstuk.

Kerosine wordt voor allerlei uiteenlopende doeleinden gebruikt, waaronder als brandstof voor vliegtuigmotoren of voor verwarming.

Kerosine is een halfzware olie met een destillatietraject volgens methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86) dat ongeveer tussen 130 °C en 320 °C ligt.

De afbeeldingen bij deze toelichting zijn slechts kenmerkend voor chromatogrammen van één categorie producten die in elk van de drie betrokken onderverdelingen kunnen worden ingedeeld.

2710 19 21

reactiemotorbrandstof
Tot deze onderverdeling behoort reactiemotorbrandstof van het kerosinetype. Deze reactiemotorbrandstof voldoet aan de bepalingen van aanvullende aantekening (GN) 2, onder c), op dit hoofdstuk.
Het gaschromatografische profiel van reactiemotorbrandstof van het kerosinetype, bijvoorbeeld de meest gebruikte reactiemotorbrandstof A-1, is kenmerkend voor een olie die door de destillatie van een ruwe olie en met behulp van andere petrochemische processen is verkregen. De ketenlengte van de alkanen varieert van ongeveer 10 tot 18 koolstofatomen. Het aromatengehalte kan tot 25 vol. % bedragen. Het vlampunt ligt over het algemeen boven 38 °C overeenkomstig methode ISO 13736. Het stolpunt ligt gewoonlijk niet boven – 40 °C.
Reactiemotorbrandstof kan de volgende additieven bevatten: antioxidanten, corrosieremmers, remmers van ijsvorming, fiscale merkstoffen.
GASCHROMATOGRAFISCH PROFIEL VAN REACTIEMOTORBRANDSTOF VAN HET TYPE A-1 (KEROSINE) SimDis ASTM D 2887 extended (gelijkwaardig aan ISO 3924) image image

2710 19 25

andere
Tot deze onderverdeling behoort kerosine die niet bestemd is voor gebruik als reactiemotorbrandstof. De kerosine van deze onderverdeling voldoet aan de bepalingen van aanvullende aantekening (GN) 2, onder c), op dit hoofdstuk.
Het gaschromatografische profiel van deze „andere” kerosine is kenmerkend voor een olie die door de destillatie van een ruwe olie is verkregen.
Deze onderverdeling omvat ook:
— oliën gebruikt in lampen, met een laag aromaten- en olefinengehalte ter voorkoming van roetvorming tijdens de verbranding;
— oliën met een kort destillatietraject, met een gaschromatografisch profiel bestaande uit slechts een fractie van onderstaande GC-afbeelding.
In sommige gevallen zijn chemische merkstoffen aanwezig.
Van deze onderverdeling zijn uitgezonderd mengsels van kerosine met andere minerale oliën of organische oplosmiddelen.
GASCHROMATOGRAFISCH PROFIEL VAN ANDERE KEROSINE DAN REACTIEMOTORBRANDSTOF SimDis ASTM D 2887 extended (gelijkwaardig aan ISO 3924) image image

2710 19 29

andere
Tot deze onderverdeling behoren halfzware oliën, anders dan kerosine van de onderverdelingen 2710 19 21 en 2710 19 25 . De oliën van deze onderverdeling voldoen aan de bepalingen van aanvullende aantekening (GN) 2, onder c), op dit hoofdstuk.
Doorgaans worden producten van deze onderverdeling verkregen door één of meer chemisch-fysische processen die de chemische samenstelling van deze producten kunnen wijzigen om ze geschikt te maken voor bepaalde industriële toepassingen. In sommige gevallen kan de wijziging van de moleculaire samenstelling van deze producten worden vastgesteld via GC of SimDis terwijl daarvoor bij andere soorten producten nadere onderzoeken (bv. gaschromatografie-massaspectometrie (GC-MS)) vereist zijn.
Hieronder is een voorbeeld van een SimDis-profiel van deze oliën opgenomen voor n-paraffine.
GASCHROMATOGRAFISCH PROFIEL VAN N-PARAFFINE SimDis ASTM D 2887 extended (gelijkwaardig aan ISO 3924) image image
Een ander voorbeeld van producten van deze onderverdeling zijn die welke zijn verkregen in een proces dat uit verschillende stappen bestaat, waaronder:
— extractie van lineaire paraffinen;
— hydrogenering van het gedeparaffineerde residu;
— fractionering door destillatie van het gehydrogeneerde en gedeparaffineerde residu tot producten met kortere koolstoffracties.
Deze producten bestaan uit verzadigde koolwaterstoffen die hoofdzakelijk vertakt en cyclisch zijn, met een aromatengehalte dat ver onder 1 % ligt. Hieronder is een voorbeeld van een SimDis-profiel opgenomen voor dit soort producten:
ASTM D2887 extended (gelijkwaardig aan ISO 3924)
Kookpunt (°C) image image image
De toepassing van de GC-MS-techniek kan een profiel opleveren zoals weergegeven in onderstaand voorbeeld:
x-as Tijd (minuten)
y-as Relatieve hoeveelheid image
GC-MS TIC (total ion chromatogram)
Dit profiel is verkregen onder de volgende experimentele voorwaarden: image image
Dit profiel toont de volgende distributie: image

2710 19 31 t/m 2710 19 99

zware oliën

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder d), op dit hoofdstuk.

2710 19 31 t/m 2710 19 48

gasolie

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder e), op dit hoofdstuk.

2710 19 51 t/m 2710 19 68

stookolie

Zie aanvullende aantekening (GN) 2, onder f), op dit hoofdstuk, alsmede onderstaande schematische voorstelling van de kenmerken van stookolie:

 

image

2710 19 71 t/m 2710 19 99

smeerolie en andere oliën

Tot deze onderverdelingen behoren zware oliën in de zin van aanvullende aantekening (GN) 2, onder d), op dit hoofdstuk, voorzover deze niet voldoen aan de voorwaarden van aanvullende aantekening (GN) 2, onder e), (gasolie) of onder f), (stookolie) op dit hoofdstuk.

Hieronder vallen derhalve zware oliën die, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 85 % van hun volume overdistilleren bij 350 °C, bepaald volgens de methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86),

1.  voorzover hun viscositeit V bij kleur K na verdunning:

a)  hetzij ten hoogste gelijk is aan de waarden van regel I van de in aanvullende aantekening (GN) 2, onder f), op dit hoofdstuk opgenomen tabel, indien het gehalte aan sulfaatas 1 % of meer of de verzepingsindex 4 of meer bedraagt;

b)  hetzij hoger is dan de waarden van regel II van genoemde tabel, indien het vloeipunt onder 10 °C ligt;

c)  hetzij ligt tussen de waarden van de regels I en II of gelijk is aan de waarden van regel II, indien zij bij distillatie voor minder dan 25 % van hun volume overdistilleren bij 300 °C en het vloeipunt bij minus 10 °C of lager ligt; dit is uitsluitend van toepassing op olie met een kleur K na verdunning lager dan 2;

2.  waarvan niet kan worden bepaald:

a)  hetzij het distillatiepercentage bij 250 °C (nul wordt hierbij ook als een percentage beschouwd), bepaald volgens de methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86);

b)  hetzij de kinematische viscositeit bij 50 °C, bepaald volgens de methode EN ISO 3104;

c)  hetzij de kleur na verdunning, bepaald volgens de methode methode ISO 2049 (gelijkwaardig aan de ASTM D 1500);

3.  die van een niet-natuurlijke kleur zijn.

 

De voor punt 1 te gebruiken analysemethoden zijn dezelfde als voor stookolie (zie aanvullende aantekening (GN) 1, onder f), op dit hoofdstuk).

Zie ook onderstaande schematische voorstelling:

 

image

2710 91 00 en 2710 99 00

afvalolie

Zie aantekening 3 op dit hoofdstuk en onder II van de GS-toelichting op post 2710 .

2711

Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen

Zie voor een omschrijving van deze producten de GS-toelichting op post 2711 .

Voor de onderverdelingen die betrekking hebben op producten bestemd om:

— een aangewezen behandeling te ondergaan of

— chemisch te worden verwerkt,

wordt verwezen naar de aanvullende aantekeningen (GN) 5 en 6 op dit hoofdstuk en de toelichtingen daarop.

2711 19 00

andere

Tot deze onderverdeling behoort uit biomassa verkregen vloeibaar gemaakt gas.

Dit vloeibaar gemaakte gas is verkregen door de fermentatie van biologisch afbreekbare fracties van industrieel, huishoudelijk of stedelijk afval en residuen, van slib uit waterzuiveringsinstallaties, van biologisch afbreekbare fracties van afval en residuen uit de land- of bosbouw, van afval en residuen van de agrovoedingsindustrie en van andere uit biomassa verkregen soortgelijke plantaardige en dierlijke grondstoffen.

Dit gas bestaat hoofdzakelijk uit methaan en bevat in het algemeen kooldioxide en in mindere mate waterstofsulfide, waterstof, stikstof en zuurstof.

2711 29 00

andere

Tot deze onderverdeling behoort uit biomassa verkregen gas (in gasvormige staat).

Dit gas is verkregen door de fermentatie van biologisch afbreekbare fracties van industrieel, huishoudelijk of stedelijk afval en residuen, van slib uit waterzuiveringsinstallaties, van biologisch afbreekbare fracties van afval en residuen uit de land- of bosbouw, van afval en residuen van de agrovoedingsindustrie en van andere uit biomassa verkregen soortgelijke plantaardige en dierlijke grondstoffen.

Dit gas bestaat hoofdzakelijk uit methaan en bevat in het algemeen kooldioxide en in mindere mate waterstofsulfide, waterstof, stikstof en zuurstof.

2712

Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, „slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd

2712 10 10 en 2712 10 90

vaseline

Zie letter A van de GS-toelichting op post 2712 .

Zie ook de schematische voorstelling onder punt I van de toelichting op de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 .

2712 10 10

ruwe

Zie aanvullende aantekening (GN) 3 op dit hoofdstuk.

2712 20 10 en 2712 20 90

paraffine bevattende minder dan 0,75 gewichtspercent olie

Deze onderverdelingen omvatten de paraffine die wordt beschreven onder letter B, eerste alinea, van de GS-toelichting op post 2712 .

2712 90 11 en 2712 90 19

ozokeriet, montaanwas en turfwas (natuurlijke producten)

Tot deze onderverdelingen behoren de onder letter B, derde, vierde en vijfde alinea, van de GS-toelichting op post 2712 omschreven producten.

Ozokeriet (aardwas) wordt tegenwoordig nauwelijks meer verhandeld (uitputting van de winplaatsen of geringe rentabiliteit). De termen ozokeriet en ceresine (gezuiverd ozokeriet) worden vaak gebruikt voor was uit aardolie bedoeld bij de onderverdelingen 2712 90 31 t/m 2712 90 99 .

2712 90 31 t/m 2712 90 99

andere

Tot deze onderverdelingen behoren de onder letter B, tweede, zesde en zevende alinea, van de GS-toelichting op post 2712 omschreven producten, met uitzondering van synthetische paraffine (onderverdeling 2712 20 10 of 2712 20 90 ).

Deze producten hebben:

1.  een stollingspunt (methode ASTM D 938 gelijkwaardig aan ISO 2207) dat niet lager is dan 30 °C, en

2.  een dichtheid van minder dan 0,942 g/cm3 bij 70 °C volgens EN ISO 12185, en

3.  een kegelpenetratie na bewerking (methode ASTM D 217 gelijkwaardig aan ISO 2137) van minder dan 350 bij 25 °C, en

4.  een kegelpenetratie (methode ASTM D 937 gelijkwaardig aan ISO 2137) van minder dan 80 bij 25 °C.

Zie ook de schematische voorstelling onder punt I van de toelichting op de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 .

2712 90 31 t/m 2712 90 39

ruwe

Zie aanvullende aantekening (GN) 4 op dit hoofdstuk.

Voor de onderverdelingen die betrekking hebben op producten bestemd om:

— een aangewezen behandeling te ondergaan of

— chemisch te worden verwerkt,

wordt verwezen naar de aanvullende aantekeningen (GN) 5 en 6 op dit hoofdstuk en de toelichtingen daarop.

2713

Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen

2713 11 00 en 2713 12 00

petroleumcokes

Tot deze onderverdelingen behoort de onder letter A van de GS-toelichting op post 2713 omschreven petroleumcokes.

2713 20 00

petroleumbitumen

Tot deze onderverdeling behoort het onder letter B van de GS-toelichting op post 2713 omschreven petroleumbitumen.

Dit product heeft:

1.  een stollingspunt (methode ASTM D 938 gelijkwaardig aan ISO 2207) van 30 °C of hoger, en

2.  een dichtheid van 0,942 g/cm3 of meer bij 70 °C volgens EN ISO 12185, en

3.  een naaldpenetratie (methode EN 1426) van minder dan 400 bij 25 °C.

Zie ook de schematische voorstelling onder punt I van de toelichting op de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 .

2713 90 10 en 2713 90 90

andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen

Tot deze onderverdelingen behoren de onder letter C van de GS-toelichting op post 2713 omschreven producten.

De aromatische extracten van deze onderverdelingen (zie letter C, punt 1, van de GS-toelichting op post 2713 ) voldoen in het algemeen aan onderstaande voorwaarden:

1.  het gehalte aan aromatische bestanddelen, bepaald volgens de in bijlage A van de toelichting op dit hoofdstuk vermelde methode, bedraagt meer dan 80 gewichtspercenten, en

2.  de dichtheid bij 15 °C volgens EN ISO 12185 is hoger dan 0,950 g/cm3, en

3.  bij 300 °C distilleert niet meer dan 20 % van het volume over (methode EN ISO 3405 (gelijkwaardig aan methode ASTM D 86)).

Alkylbenzenen en alkylnaftalenen, die eveneens aan bovenstaande voorwaarden voldoen, worden evenwel ingedeeld onder post 3817 .

2715 00 00

Bitumineuze mengsels van natuurlijk asfalt, van natuurlijk bitumen, van petroleumbitumen, van minerale teer of van minerale teerpek (bijvoorbeeld bitumineuze mastiek, vloeibitumen of koudasfalt („cut-back”))

De samenstelling van de bitumineuze mengsels bedoeld bij deze post varieert naargelang van het doel waarvoor zij zijn bestemd.

1.  Producten voor het waterdicht maken, voor het aanbrengen van een beschermende deklaag en voor isolatiedoeleinden

Deze voor corrosiewerende deklagen, voor isolatie van elektrisch materiaal, voor het waterdicht maken van oppervlakken, het opvullen van scheuren, enz., gebruikte stoffen zijn over het algemeen samengesteld uit een bindmiddel (bitumen, asfalt of teer) en vaste vulstoffen, zoals vezels van minerale oorsprong (asbest, glas), houtzaagsel of andere dergelijke stoffen, die aan het mengsel de gewenste eigenschappen geven of het gebruik ervan vergemakkelijken. Hiervan kunnen bijvoorbeeld worden genoemd:

a)  producten voor het aanbrengen van een beschermende laag

Met deze producten, die minder dan 30 % oplosmiddelen bevatten, kunnen beschermende deklagen worden aangebracht tot een dikte van 3 tot 4 mm;

b)  bitumineuze mastieksoorten

Met deze producten, die niet meer dan 10 % oplosmiddelen bevatten, kunnen zowel beschermende deklagen worden aangebracht van 4 mm tot 1 cm dik als naden van grotere afmetingen (2 tot 8 cm) worden gedicht;

c)  andere bitumineuze preparaten

Deze producten bevatten geen oplosmiddelen, maar wel vulstoffen, en moeten voor het gebruik verwarmd worden. Zij worden hoofdzakelijk gebruikt voor de bescherming van pijpleidingen (pipelines), die in de grond of onder water worden gelegd.

2.  Producten voor wegdekken

De bij de aanleg van wegen gebruikte bitumineuze producten van deze soort worden in twee hoofdcategorieën ingedeeld:

a)  vloeibitumen („cut-backs”) en „Road-oils”

Vloeibitumen bestaat uit in min of meer zware oplosmiddelen opgelost bitumen. De hoeveelheid oplosmiddel varieert naargelang van de gewenste viscositeit.

De handelsaanduidingen van deze preparaten verschillen, afhankelijk van het feit of de gebruikte oplosmiddelen al dan niet uit producten van de aardoliedistillatie bestaan; is zulks wel het geval dan wordt gesproken van vloeibaar gemaakte bitumen en anders van gefluxte bitumen.

„Road-oils” zijn eveneens preparaten op bitumineuze basis, waarvaan al naargelang van de gewenste viscositeit een zekere hoeveelheid zware oplosmiddelen toegevoegd wordt.

Om de binding tussen het bitumen en de vulstoffen te bevorderen, worden wel zogenaamde „anti-stripping”-additieven toegevoegd.

Voor al deze bitumineuze preparaten gelden de volgende onderscheidingscriteria:

— een naaldpenetratie volgens de methode EN 1426 van 400 of meer bij 25 °C;

— een distillatieresidu, verkregen door vacuümdistillatie volgens de methode ASTM D 1189 (ingetrokken in 1979 en geen bestaande EN/ISO-methode), van 60 of meer gewichtspercenten, met een naaldpenetratie volgens de methode EN 1426 van minder dan 400 bij 25 °C.

Uit de hierna opgenomen schematische voorstelling blijkt dat:

— door het eerste criterium vastgesteld kan worden of men te maken heeft met vloeibaar gemaakt of gefluxt bitumen, dan wel met bitumen van onderverdeling 2713 20 00 ;

— door het tweede criterium vastgesteld kan worden of men te maken heeft met vloeibaar gemaakt of gefluxt bitumen, dan wel met olie uit bitumineuze mineralen van de onderverdelingen 2710 12 11 t/m 2710 19 99 .

image

b)  waterige emulsies

Dit zijn de preparaten verkregen door bitumen met water te emulgeren.

Er zijn twee soorten emulsies:

1.  anionische of „alkalische” emulsies op basis van gewone of talloliezeep;

2.  kationische of „zure” emulsies, die onder gebruikmaking van vetaminen of quaternaire ammoniumverbindingen vervaardigd worden.

BIJLAGE A

METHODE VOOR DE BEPALING VAN HET GEHALTE AAN AROMATISCHE BESTANDDELEN IN PRODUCTEN WAARVAN HET DISTILLATIE-EINDPUNT BOVEN 315 °C LIGT

1. Toepassingsgebied

Deze testmethode betreft de bepaling van het gehalte aan aromatische en niet-aromatische bestanddelen in minerale oliën.

2. Definitie

2.1. Aromatische bestanddelen: het in oplosmiddel opgeloste en aan silicagel geadsorbeerde gedeelte van het monster De aromatische bestanddelen kunnen het volgende bevatten: aromatische koolwaterstoffen, gecondenseerde nafteenaromaten, aromatische olefines, asfaltenen, aromatische verbindingen die zwavelzuur, stikstof, zuurstof en polaire aromatische verbindingen bevatten.

2.2. Niet-aromatische bestanddelen: het gedeelte van het monster dat niet aan silicagel geadsorbeerd is en dat door het oplosmiddel geëlueerd is (zoals niet-aromatische koolwaterstoffen).

3. Principe van de methode

Het in n-pentaan opgeloste monster wordt in een speciale, met silicagel gevulde chromatografiekolom gepercoleerd. De met oplosmiddel geëlueerde niet-aromatische bestanddelen worden vervolgens opgevangen en na verdamping van het oplosmiddel door weging kwantitatief bepaald.

Monsters die niet in n-pentaan oplossen, moeten worden opgelost in cyclohexaan.

4. Apparatuur en reagentia

Chromatografiekolom: een glazen buis met afmetingen en vorm als weergegeven in de hierna opgenomen tekening. De bovenste opening moet kunnen worden afgesloten met een glazen verbindingsstuk, waarvan het vlakke, matgepolijste randoppervlak door middel van twee met rubber beklede metalen klemmen welke op de kolom wordt bevestigd. De afsluiting moet in verband met het gebruik van stikstof- of luchtdruk volledig dicht zijn.

Silicagel: korrelgrootte 200 mesh of meer. Het moet voor het gebruik gedurende zeven uur in een droogoven bij 170 °C worden geactiveerd; daarna in een exsiccator laten afgekoelen. Na activering moet de silicagel binnen een paar dagen worden gebruikt.

Oplosmiddel I n-pentaan: zuiverheidsgraad ten minste 95 %, vrij van aromaten.

Oplosmiddel II cyclohexaan: zuiverheidsgraad ten minste 98 %, vrij van aromaten.

5. Procedure 1 (chromatografiekolom 1)

Bereiding van de monsteroplossing: los ongeveer 3,6 g (nauwkeurig gewogen) van het monster op in 10 ml n-pentaan (I). Indien het monster niet oplosbaar is in n-pentaan, wordt cyclohexaan gebruikt en wordt de bepaling met cyclohexaan (II) in plaats van n-pentaan (I) uitgevoerd.

De chromatografiekolom (chromatografiekolom 1) wordt tot ongeveer 10 cm onder de bolvormige uitstulping gevuld met het vooraf geactiveerde silicagel, waarbij de inhoud van de kolom met behulp van een vibrator zorgvuldig wordt geschud, teneinde vorming van kanaaltjes te voorkomen. Vervolgens wordt in het gedeelte boven de silicagelkolom een propje glaswol aangebracht.

De silicagel wordt vooraf bevochtigd met 180 ml oplosmiddel (I) of (II) en van bovenaf onder lucht- of stikstofdruk gezet totdat de vloeistofspiegel het bovenste niveau van het silicagel bereikt.

Nadat de druk in de kolom voorzichtig is weggenomen, wordt een hoeveelheid van ongeveer 3,6 g (gewogen met een nauwkeurigheid van 2 decimalen) van het monster, opgelost in 10 ml oplosmiddel (I) of (II), in de kolom gebracht; vervolgens wordt het gebruikte bekerglas omgespoeld met nog eens 10 ml oplosmiddel (I) of (II)), dat eveneens in de kolom wordt gebracht.

De druk wordt geleidelijk opgevoerd totdat de vloeistof druppelsgewijze uit de capillaire buis onderaan de kolom vloeit met een snelheid van ongeveer 1 ml per minuut; deze vloeistof wordt opgevangen in een glazen kolf met een inhoud van 500 ml.

Wanneer het niveau van de vloeistof die de af te scheiden substantie bevat tot het bovenste niveau van het silicagel zakt, wordt de druk opnieuw voorzichtig weggenomen en wordt 230 ml oplosmiddel (I) of (II) toegevoegd; dan wordt de druk onmiddellijk opnieuw opgevoerd en de vloeistofspiegel verlaagd tot het bovenste niveau van het silicagel, waarbij het eluaat in dezelfde kolf als hiervoor genoemd wordt opgevangen.

Alvorens het niveau van de vloeistof die de af te scheiden substantie bevat tot het bovenste niveau van het silicagel zakt, wordt het eluaat aan de hand van FT-IR gecontroleerd op de aanwezigheid van aromaten. Indien het eluaat uitsluitend alifatische koolwaterstoffen bevat, wordt na het wegnemen van de druk nogmaals 50 ml oplosmiddel (I) of (II) toegevoegd. Herhaal deze stap indien nodig.

De opgevangen fractie wordt bij ongeveer 35 °C in een vacuümoven of in een roterende vacuümverdamper of soortgelijk apparaat tot een gering volume ingedampt; vervolgens wordt dit residue kwantitatief overgebracht in een getarreerde bekerglas, waarbij meer oplosmiddel (I) of (II) wordt gebruikt.

De inhoud van het bekerglas wordt in een vacuümoven bij 35 °C verdampt tot een constant gewicht (W). Het verschil tussen de twee laatste wegingen mag niet groter zijn dan 0,01 g. De tijd tussen de twee wegingen moet minstens 30 minuten zijn.

Het aantal gewichtspercenten niet-aromatische bestanddelen (A) wordt berekend met de volgende formule:

A= W/W1*100

waarbij W1 het gewicht van het onderzochte monster voorstelt.

Het verschil ten opzichte van 100 is het percentage van de door de silicagel geabsorbeerde aromatische bestanddelen.

6. Nauwkeurigheid van de methode

Herhaalbaarheid: 5 %.

Reproduceerbaarheid: 10 %.

7. Procedure 2 (chromatografiekolom 2)

Bereiding van de monsteroplossing: los ongeveer 0,9 g (nauwkeurig gewogen) van het monster op in 2,5 ml n-pentaan (I). Indien het monster niet oplosbaar is in n-pentaan, wordt cyclohexaan gebruikt en wordt de bepaling met cyclohexaan (II) in plaats van n-pentaan (I) uitgevoerd.

De chromatografiekolom (chromatografiekolom 2) wordt tot ongeveer 2,5 cm onder de bolvormige uitstulping gevuld met het vooraf geactiveerde silicagel, waarbij de inhoud van de kolom met behulp van een vibrator zorgvuldig wordt geschud, teneinde vorming van kanaaltjes te voorkomen. Vervolgens wordt in het gedeelte boven de silicagelkolom een propje glaswol aangebracht.

Het silicagel wordt vooraf bevochtigd met 45 ml oplosmiddel (I) of (II) en van bovenaf onder lucht- of stikstofdruk gezet totdat de vloeistofspiegel het bovenste niveau van het silicagel bereikt.

Nadat de druk in de kolom voorzichtig is weggenomen, wordt een hoeveelheid van ongeveer 0,9 g (gewogen met een nauwkeurigheid van 2 decimalen) van het monster, opgelost in 2,5 ml oplosmiddel (I) of (II), in de kolom gebracht; vervolgens wordt het gebruikte bekerglas omgespoeld met nog eens 2,5 ml oplosmiddel (I) of (II)), dat eveneens in de kolom wordt gebracht.

De druk wordt geleidelijk opgevoerd totdat de vloeistof druppelsgewijze uit de capillaire buis onderaan de kolom vloeit met een snelheid van ongeveer 1 ml per minuut; deze vloeistof wordt opgevangen in een glazen kolf met een inhoud van 250 ml.

Wanneer het niveau van de vloeistof die de af te scheiden substantie bevat tot het bovenste niveau van het silicagel is gezakt, wordt de druk opnieuw voorzichtig weggenomen en wordt 57,5 ml oplosmiddel (I) of (II) toegevoegd; dan wordt de druk onmiddellijk opnieuw opgevoerd en wordt de vloeistofspiegel verlaagd tot het bovenste niveau van het silicagel, waarbij het eluaat in dezelfde kolf als hiervoor genoemd wordt opgevangen.

Alvorens het niveau van de vloeistof, die de af te scheiden substantie bevat, tot het bovenste niveau van het silicagel zakt, wordt het eluaat aan de hand van FT-IR gecontroleerd op de aanwezigheid van aromaten. Indien het eluaat uitsluitend alifatische koolwaterstoffen bevat, wordt na het wegnemen van de druk nogmaals 12,5 ml oplosmiddel (I) of (II) toegevoegd. Herhaal deze stap indien nodig.

De opgevangen fractie wordt bij ongeveer 35 °C in een vacuümdroogoven of in een roterende vacuümverdamper of soortgelijk apparaat tot een gering volume ingedampt; vervolgens wordt dit residue kwantitatief overgebracht in een getarrreerd bekerglas, waarbij meer oplosmiddel (I) of (II) wordt gebruikt.

De inhoud van het bekerglas wordt in een vacuümoven bij at 35 °C verdampt tot een constant gewicht (W). Het verschil tussen de twee laatste wegingen mag niet groter zijn dan 0,01 g. De tijd tussen de twee wegingen moet minstens 30 minuten zijn.

Het aantal gewichtspercenten niet-aromatische bestanddelen (A) wordt berekend met de volgende formule:

A= W/W1*100

waarbij W1 het gewicht van het onderzochte monster voorstelt.

Het verschil ten opzichte van 100 is het percenten van de door de silicagel geabsorbeerde aromatische bestanddelen.

8. Nauwkeurigheid van de methode

Herhaalbaarheid: 5 %.

Reproduceerbaarheid: 10 %.

Chromatografiekolom 1

image

Chromatografiekolom 2