02019R1916 — NL — 04.03.2020 — 001.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1916 VAN DE COMMISSIE van 15 november 2019 (PB L 297 van 18.11.2019, blz. 3) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/349 VAN DE COMMISSIE van 2 maart 2020 |
L 63 |
1 |
3.3.2020 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1916 VAN DE COMMISSIE
van 15 november 2019
tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende het gebruik van de aerodynamische voorzieningen krachtens Richtlijn 96/53/EG van de Raad
Artikel 1
Voorwerp
In deze verordening worden gedetailleerde voorschriften vastgesteld voor het gebruik van achteraan op voertuigen en voertuigcombinaties gemonteerde aerodynamische voorzieningen, overeenkomstig Richtlijn 96/53/EG.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“voorzieningen”: achteraan op voertuigen of voertuigcombinaties gemonteerde aerodynamische voorzieningen;
“gebruiksstand”: de stand waarin de voorzieningen de aerodynamische luchtweerstand beperken;
“gesloten stand”: de stand waarin de voorzieningen zijn ingeklapt of ingetrokken en veilig zijn vastgemaakt.
Artikel 3
Operationele omstandigheden
1. Gelet op de specifieke context van stedelijke of interstedelijke gebieden waar een snelheidsbeperking van 50 km/h of minder geldt en waar vaak kwetsbare weggebruikers aanwezig zijn, mogen de lidstaten voertuigen of voertuigcombinaties verbieden om in stedelijke of interstedelijke gebieden met de voorzieningen in de gebruiksstand te rijden.
2. De voorzieningen moeten zich in de gesloten stand bevinden in situaties of gebieden waar bijzondere aandacht nodig is. Dit kan het geval zijn:
bij het manoeuvreren, achteruitrijden of parkeren van het voertuig;
als het voertuig geparkeerd is;
bij het in- of uitladen van goederen.
3. Voor het gebruik van dergelijke voorzieningen in intermodale vervoersoperaties gelden de volgende voorschriften:
tijdens de voorbereiding van intermodaal vervoer en tijdens het vervoer zelf moeten de voorzieningen zich in de gesloten stand bevinden;
de voorzieningen mogen niet meer dan 25 mm uitsteken aan elke zijde van het voertuig, en de totale breedte van het voertuig, voorzieningen inbegrepen, mag niet meer dan 2 600 mm bedragen;
4. Gebrekkige, onveilige of slecht werkende voorzieningen moeten in de gesloten stand worden gehouden of, indien mogelijk, onmiddellijk worden verwijderd.
5. Bij wijze van uitzondering op punt 2 en punt 3, onder a), moeten voorzieningen zich niet in de gesloten stand bevinden als ze, overeenkomstig deel B, punt 1.3.1.1.3, deel C, punt 1.3.1.1.3, en deel D, punt 1.4.1.1.3, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1230/2012, niet intrekbaar of inklapbaar hoeven te zijn omdat de maximumafmetingen in alle omstandigheden worden nageleefd.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.