02019R1781 — NL — 01.07.2021 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2019/1781 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 272 van 25.10.2019, blz. 74)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2021/341 VAN DE COMMISSIE van 23 februari 2021

  L 68

108

26.2.2021


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 019, 24.1.2020, blz.  66 (2019/1781)




▼B

VERORDENING (EU) 2019/1781 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren en snelheidsvariatoren overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen of het in gebruik nemen van elektromotoren en snelheidsvariatoren, ook als deze in andere producten zijn ingebouwd.

Artikel 2

Toepassingsgebied

(1) 

Deze verordening is van toepassing op de volgende producten:

(a) 

inductiemotoren zonder borstels, commutatoren, sleepringen of elektrische verbindingen met de rotor, bestemd voor gebruik met een sinusvormige spanning van 50 Hz, 60 Hz of 50/60 Hz, die:

i) 

over twee, vier, zes of acht polen beschikken;

ii) 

een nominale spanning U N van meer dan 50 V en maximaal 1 000 V hebben;

iii) 

een nominaal uitgangsvermogen P N van minimaal 0,12 kW en maximaal 1 000 kW hebben;

iv) 

worden beoordeeld op basis van continubedrijf, en

v) 

bestemd zijn voor DOL-gebruik (direct online).

(b) 

snelheidsvariatoren met driefasige input die:

i) 

bestemd zijn voor gebruik met één motor als bedoeld onder a), binnen het bereik van 0,12 kW — 1 000 kW aan nominale output;

ii) 

een nominale spanning van meer dan 100 V en maximaal 1 000 V AC hebben;

iii) 

slechts één AC-uitgangsspanning hebben.

(2) 

De eisen van deel 1 van bijlage I en van deel 2, punten 1, 2, 5 t/m 11, en 13, van bijlage I zijn niet van toepassing op de volgende motoren:

(a) 

motoren die volledig in een product zijn geïntegreerd (bijvoorbeeld in een versnelling, een pomp, een ventilator of een compressor) en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van dat product kunnen worden getest, zelfs niet met een tijdelijk lagerschild en tijdelijke aandrijfkop; de motor moet (verbindingen zoals bouten daargelaten) gemeenschappelijke onderdelen hebben met de aangedreven eenheid (zoals een as of behuizing) en mag niet zo zijn ontworpen dat de motor volledig van de aangedreven eenheid kan worden gescheiden en onafhankelijk kan werken. Het scheidingsproces leidt ertoe dat de motor niet werkt;

(b) 

motoren met een geïntegreerde snelheidsvariator (compacte snelheidsvariatoren) waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van de snelheidsvariator kunnen worden getest;

(c) 

motoren met een geïntegreerde rem die een integrerend onderdeel is van de binnenmotor en bij het testen van de motorefficiëntie niet kan worden verwijderd en niet door een afzonderlijke energiebron kan worden gevoed;

(d) 

motoren die specifiek ontworpen en bestemd zijn om uitsluitend te functioneren:

i) 

op een hoogte van meer dan 4 000 meter boven de zeespiegel;

ii) 

bij een omgevingstemperatuur van meer dan 60 °C;

iii) 

bij een maximumbedrijfstemperatuur van meer dan 400 °C;

iv) 

bij een omgevingstemperatuur van minder dan -30 °C, of

v) 

wanneer de temperatuur van het koelwater bij de inlaat van het product minder dan 0 °C of meer dan 32 °C bedraagt;

(e) 

motoren die specifiek ontworpen en bestemd zijn om te worden gebruikt terwijl ze volledig in een vloeistof zijn ondergedompeld;

(f) 

motoren die specifiek geschikt zijn om de nucleaire veiligheid te garanderen in kerninstallaties, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad ( 1 );

(g) 

explosieveilige motoren die specifiek zijn ontworpen en gecertificeerd voor de mijnbouw, in de zin van bijlage I, punt 1, van Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );

(h) 

motoren in draadloze of op batterijen werkende apparatuur;

(i) 

motoren in in de hand gehouden apparatuur waarvan het gewicht bij het gebruik ervan met de hand wordt ondersteund;

(j) 

motoren in met de hand geleide mobiele apparatuur die wordt bewogen tijdens het gebruik;

(k) 

motoren met mechanische commutatoren;

(l) 

volledig gesloten motoren zonder ventilator (TENV);

▼M1

m) 

motoren die vóór 1 juli 2029 in de handel zijn gebracht als substituten voor in producten ingebouwde motoren die vóór 1 juli 2021 uitdrukkelijk als zodanig in de handel zijn gebracht wat betreft motoren als bedoeld in bijlage I, punt 1, onder a), en vóór 1 juli 2023 wat betreft motoren als bedoeld in bijlage I, punt 1, onder b);

▼B

(n) 

motoren met verschillende snelheden, d.w.z. motoren met meerdere wikkelingen of een schakelbare wikkeling, die een verschillend aantal polen en snelheden bieden;

(o) 

motoren die speciaal zijn ontworpen voor de tractie van elektrische voertuigen.

(3) 

De eisen van deel 3 van bijlage I en van deel 4, punten 1, 2, 5 t/m 10, van bijlage I zijn niet van toepassing op de volgende snelheidsvariatoren:

(a) 

snelheidsvariatoren die in een product zijn ingebouwd en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van het product kunnen worden getest, d.w.z. dat een poging daartoe ertoe zou leiden dat de snelheidsvariator of het product niet meer werkt;

(b) 

snelheidsvariatoren die specifiek geschikt zijn om de nucleaire veiligheid te garanderen in kerninstallaties, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2009/71/Euratom;

(c) 

regeneratieve snelheidsvariatoren;

(d) 

snelheidsvariatoren met sinusoïdale ingangsstroom;

▼M1

(e) 

snelheidsvariatoren bestaande uit één kast, die snelheidsvariatoren bevatten die allemaal in overeenstemming zijn met deze verordening.

▼B

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) 

“elektromotor” of “motor”: een toestel dat elektrisch ingangsvermogen omzet in mechanisch uitgangsvermogen in de vorm van een rotatie met een toerental en koppel die afhangen van factoren zoals de frequentie van de voedingsspanning en het aantal polen van de motor;

▼M1

(2) 

“snelheidsvariator” (VSD): een elektronische vermogensomzetter die de frequentie en het voltage van de aan een enkele motor geleverde stroom continu aanpast om het mechanische uitgangsvermogen van de motor te regelen volgens het koppel of het toerental van de door de motor aangedreven last. Dit omvat alle beveiligings- en hulpapparatuur die in de VSD is ingebouwd.

▼B

(3) 

“energie-efficiëntie” van een motor: de verhouding tussen het mechanische uitgangsvermogen en het elektrische actieve ingangsvermogen van een motor;

(4) 

“pool”: een noord- of zuidpool die wordt geproduceerd door het roterende magnetische veld van de motor, waarbij het totale aantal polen het basistoerental bepaalt;

(5) 

“continubedrijf”: geschikt voor continu gebruik bij nominaal vermogen met een temperatuurstijging binnen de gespecificeerde isolatietemperatuurklasse, gespecificeerd als specifieke bedrijfsklassen S1, S3 >=80 % of S6 >=80 %, zoals in normen gedefinieerd;

(6) 

“fase”: het type configuratie van de netspanning;

(7) 

“netspanning”: de elektriciteitsvoorziening van het elektriciteitsnet;

(8) 

“motor met mechanische commutatoren”: een motor waarin een mechanisch toestel de richting van de stroom omkeert;

(9) 

“draadloze of op batterijen werkende apparatuur”: een toestel dat zijn energie haalt uit batterijen waardoor het zijn beoogde functie kan vervullen zonder aansluiting op het net;

(10) 

“in de hand gehouden apparatuur”: een draagbaar toestel dat bedoeld is om in de hand te worden gehouden bij normaal gebruik;

(11) 

“met de hand geleide apparatuur”: een niet voor de weg bestemd mobiel toestel dat bij normaal gebruik door de gebruiker wordt bewogen en geleid;

(12) 

“volledig gesloten motor zonder ventilator” (TENV): een motor die is ontworpen en bestemd voor gebruik zonder ventilator, en die warmte hoofdzakelijk afvoert door middel van natuurlijke ventilatie of straling op het volledig gesloten oppervlak van de motor;

(13) 

“regeneratieve snelheidsvariator”: een snelheidsvariator die energie uit de belasting kan terugkoppelen naar het net, d.w.z. die een faseverschuiving van 180° +/- 20° tussen de ingangsstroom en de ingangsspanning teweegbrengt wanneer de belaste motor afremt;

(14) 

“snelheidsvariator met sinusoïdale uitgangsstroom”: een snelheidsvariator waarvan de ingangsstroom een sinusoïdale golfvorm heeft, gekenmerkt door een totaal harmonisch gehalte van minder dan 10 %;

(15) 

“remmotor”: een motor die is uitgerust met een elektromechanische remeenheid die rechtstreeks ingrijpt op de motoras, zonder koppelingen;

(16) 

“Ex eb-gecertificeerde motor met verhoogde veiligheid”: een motor die bestemd is voor gebruik op plaatsen met ontploffingsgevaar, met het certificaat “Ex eb”, zoals in normen gedefinieerd;

(17) 

“andere explosieveilige motor”: een motor die bestemd is voor gebruik op plaatsen met ontploffingsgevaar, met het certificaat “Ex ec”, “Ex tb”, “Ex tc”, “Ex db” of “Ex dc”, zoals in normen gedefinieerd;

(18) 

“testbelasting” van een snelheidsvariator: het voor het testen van de motor gebruikte elektrische apparaat dat de uitgangsstroom en de verschuivingsfactor bij uitgang cos phi bepaalt;

(19) 

“equivalent model”: een model dat dezelfde voor de te verstrekken technische informatie relevante technische eigenschappen heeft, maar door dezelfde fabrikant, importeur, of gemachtigde vertegenwoordiger in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld als een ander model met een andere typeaanduiding;

(20) 

“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde naam van de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger;

(21) 

“testen met getuigen”: actief de fysieke test van het onderzochte product door een andere partij observeren om conclusies te trekken over de geldigheid van de test en de testresultaten. Het kan onder meer gaan om conclusies over de overeenstemming van de gebruikte test- en berekeningsmethoden met de toepasselijke normen en wetgeving;

(22) 

“fabrieksacceptatietest”: een test van een besteld product waarbij de klant, voordat het product wordt aanvaard of in gebruik wordt genomen, aan de hand van testen met getuigen nagaat of het product volledig in overeenstemming is met de contractuele eisen;

▼M1

23) 

“opgegeven waarden”: de door de fabrikant, importeur of gemachtigde vertegenwoordiger verstrekte waarden voor de overeenkomstig artikel 5 aangegeven, berekende of gemeten technische parameters, voor de controle op de naleving door de autoriteiten van de lidstaten.

▼B

Artikel 4

Eisen inzake ecologisch ontwerp

De in bijlage I vermelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van de daarin vermelde datums.

Artikel 5

Overeenstemmingsbeoordeling

1.  
De in artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat uit het in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrolesysteem of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.

▼M1

2.  
Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat het technisch documentatiedossier van motoren een exemplaar van de productinformatie die overeenkomstig punt 2 van bijlage I bij deze verordening is verstrekt, alsmede de details en de resultaten van de in bijlage II en, indien van toepassing, punt 1 van bijlage I bij deze verordening vermelde berekeningen.
3.  
Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat het technisch documentatiedossier van snelheidsvariatoren een exemplaar van de productinformatie die overeenkomstig punt 4 van bijlage I bij deze verordening is verstrekt, alsmede de details en de resultaten van de in bijlage II, en, indien van toepassing, punt 3 van bijlage I bij deze verordening vermelde berekeningen.

▼B

4.  

Wanneer de informatie die is opgenomen in de technische documentatie voor een bepaald model is verkregen:

(a) 

op basis van een model met dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de te verstrekken technische informatie, maar dat door een andere fabrikant wordt geproduceerd, of

(b) 

door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van een ander model van dezelfde of een andere fabrikant, of beide,

dan omvat de technische documentatie de details van deze berekening, de beoordeling door de fabrikant van de juistheid van de berekening en, indien van toepassing, de verklaring van overeenkomstigheid tussen de modellen van verschillende fabrikanten.

De technische documentatie omvat een lijst van alle equivalente modellen, met inbegrip van de typeaanduidingen.

Artikel 6

Controleprocedure voor markttoezicht

Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles gebruiken de lidstaten de in bijlage III bij deze verordening beschreven controleprocedure.

Artikel 7

Ontwijking en software-updates

De fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger mag geen producten op de markt brengen die zijn ontworpen om te kunnen herkennen dat zij getest worden (bv. door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in deze verordening gespecificeerde, in de door de fabrikant, importeur of gemachtigde vertegenwoordiger in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters.

Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven. Wanneer de update wordt geweigerd, worden de prestaties niet slechter.

Een software-update heeft nooit tot gevolg dat de prestaties van het product zodanig veranderen dat het niet langer voldoet aan de eisen inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op de verklaring van overeenstemming.

Artikel 8

Benchmarks

De benchmarks voor de best presterende motoren en snelheidsvariatoren die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening wordt vastgesteld, worden vermeld in bijlage IV.

Artikel 9

Evaluatie

Uiterlijk op 14 november 2023 evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en legt zij de bevindingen van de evaluatie voor aan het overlegforum, eventueel met een ontwerpherziening.

Bij deze evaluatie wordt met name beoordeeld of het volgende passend is:

(1) 

de vaststelling van aanvullende eisen inzake efficiënt hulpbronnengebruik voor producten in overeenstemming met de doelstellingen van de circulaire economie, met inbegrip van de identificatie en het hergebruik van zeldzame aardmetalen in motoren met permanente magneten;

(2) 

het niveau van de controletoleranties;

(3) 

de vaststelling van strengere eisen voor motoren en snelheidsvariatoren;

(4) 

de vaststelling van minimumeisen inzake energie-efficiëntie voor motoren met een nominale spanning van meer dan 1 000 V;

(5) 

de vaststelling van eisen voor combinaties van motoren en snelheidsvariatoren die samen in de handel worden gebracht, alsook voor geïntegreerde snelheidsvariatoren (compacte snelheidsvariatoren);

(6) 

de in artikelen 2, lid 2, en artikel 3 beschreven vrijstellingen;

(7) 

de uitbreiding van het toepassingsgebied met andere soorten motoren, waaronder motoren met permanente magneten.

Artikel 10

Intrekking

Verordening (EG) nr. 640/2009 wordt met ingang van 1 juli 2021 ingetrokken.

Artikel 11

Wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009

(1)  

Artikel 1, lid 2, onder b), wordt vervangen door:

„b) in producten ingebouwde circulatiepompen die uiterlijk op 1 januari 2022 in de handel zijn gebracht als vervanging voor identieke in producten ingebouwde circulatiepompen die uiterlijk op 1 augustus 2015 uitdrukkelijk als zodanig in de handel zijn gebracht, behalve de eisen inzake productinformatie van bijlage I, deel 2, punt 1, onder e).”.

(2)  

Bijlage I, punt 2, onder 1, onder e), wordt vervangen door:

„e) wordt op in producten in te bouwen circulatiepompen die uiterlijk op 1 januari 2022 in de handel zijn gebracht als vervanging voor identieke in producten ingebouwde circulatiepompen die uiterlijk op 1 augustus 2015 in de handel zijn gebracht, of op de verpakking ervan, duidelijk aangegeven voor welk product of welke producten zij zijn bedoeld.”.

Artikel 12

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2021. Het bepaalde in artikel 7, eerste alinea, en artikel 11 is evenwel van toepassing met ingang van 14 november 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP VOOR MOTOREN EN SNELHEIDSVARIATOREN

1.   EISEN INZAKE ENERGIE-EFFICIËNTIE VOOR MOTOREN

De eisen inzake energie-efficiëntie voor motoren zijn van toepassing volgens het onderstaande tijdschema:

(a) 

met ingang van 1 juli 2021:

▼M1

(i) 

de energie-efficiëntie van driefasemotoren met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,75 kW en gelijk aan of lager dan 1 000  kW, met twee, vier, zes of acht polen, die geen Ex eb-gecertificeerde motoren met verhoogde veiligheid zijn, voldoet ten minste aan het in tabel 2 of, in voorkomend geval, tabel 3b vastgestelde efficiëntieniveau IE3;

(ii) 

de energie-efficiëntie van driefasemotoren met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,12 kW en lager dan 0,75 kW, met twee, vier, zes of acht polen, die geen Ex eb-gecertificeerde motoren met verhoogde veiligheid zijn, voldoet ten minste aan het in tabel 1 of, in voorkomend geval, tabel 3a vastgestelde efficiëntieniveau IE2;

▼B

(b) 

met ingang van 1 juli 2023:

▼M1

(i) 

de energie-efficiëntie van Ex eb-gecertificeerde motoren met verhoogde veiligheid met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,12 kW en gelijk aan of lager dan 1 000  kW, met twee, vier, zes of acht polen, en eenfasemotoren met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,12 kW voldoet ten minste aan het in tabel 1 of, in voorkomend geval, tabel 3a vastgestelde efficiëntieniveau IE2;

(ii) 

de energie-efficiëntie van driefasemotoren die geen remmotoren, Ex eb-gecertificeerde motoren met verhoogde veiligheid of andere explosieveilige motoren zijn, met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 75 kW en gelijk aan of lager dan 200 kW, met twee, vier of zes polen, voldoet ten minste aan het in tabel 3 of, in voorkomend geval, tabel 3c vastgestelde efficiëntieniveau IE4.

De energie-efficiëntie van motoren, uitgedrukt in internationale energie-efficiëntieklassen (IE-klassen), is vastgesteld in de tabellen 1 tot en met 3c voor verschillende waarden van het nominale uitgangsvermogen PN, bij 50 Hz of 60 Hz. De IE-klassen worden bepaald bij een nominaal uitgangsvermogen (PN) en een nominale spanning (UN), en bij een referentie-omgevingstemperatuur van 25 °C.

Voor 50/60Hz-motoren, wordt aan bovenstaande eisen voldaan bij zowel 50 Hz als 60 Hz, bij een nominaal uitgangsvermogen gespecificeerd voor 50 Hz.

Voor 50Hz- of 60Hz-motoren wordt aan bovenstaande eisen voldaan bij respectievelijk 50 Hz of 60 Hz, bij een nominaal uitgangsvermogen gespecificeerd voor respectievelijk 50 Hz of 60 Hz.

▼B



Tabel 1:

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE2 bij 50 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

53,6

59,1

50,6

39,8

0,18

60,4

64,7

56,6

45,9

0,20

61,9

65,9

58,2

47,4

0,25

64,8

68,5

61,6

50,6

0,37

69,5

72,7

67,6

56,1

0,40

70,4

73,5

68,8

57,2

0,55

74,1

77,1

73,1

61,7

0,75

77,4

79,6

75,9

66,2

1,1

79,6

81,4

78,1

70,8

1,5

81,3

82,8

79,8

74,1

2,2

83,2

84,3

81,8

77,6

3

84,6

85,5

83,3

80,0

4

85,8

86,6

84,6

81,9

5,5

87,0

87,7

86,0

83,8

7,5

88,1

88,7

87,2

85,3

11

89,4

89,8

88,7

86,9

15

90,3

90,6

89,7

88,0

18,5

90,9

91,2

90,4

88,6

22

91,3

91,6

90,9

89,1

30

92,0

92,3

91,7

89,8

37

92,5

92,7

92,2

90,3

45

92,9

93,1

92,7

90,7

55

93,2

93,5

93,1

91,0

75

93,8

94,0

93,7

91,6

90

94,1

94,2

94,0

91,9

110

94,3

94,5

94,3

92,3

132

94,6

94,7

94,6

92,6

160

94,8

94,9

94,8

93,0

200 tot 1 000

95,0

95,1

95,0

93,5



Tabel 2:

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE3 bij 50 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

60,8

64,8

57,7

50,7

0,18

65,9

69,9

63,9

58,7

0,20

67,2

71,1

65,4

60,6

0,25

69,7

73,5

68,6

64,1

0,37

73,8

77,3

73,5

69,3

0,40

74,6

78,0

74,4

70,1

0,55

77,8

80,8

77,2

73,0

0,75

80,7

82,5

78,9

75,0

1,1

82,7

84,1

81,0

77,7

1,5

84,2

85,3

82,5

79,7

2,2

85,9

86,7

84,3

81,9

3

87,1

87,7

85,6

83,5

4

88,1

88,6

86,8

84,8

5,5

89,2

89,6

88,0

86,2

7,5

90,1

90,4

89,1

87,3

11

91,2

91,4

90,3

88,6

15

91,9

92,1

91,2

89,6

18,5

92,4

92,6

91,7

90,1

22

92,7

93,0

92,2

90,6

30

93,3

93,6

92,9

91,3

37

93,7

93,9

93,3

91,8

45

94,0

94,2

93,7

92,2

55

94,3

94,6

94,1

92,5

75

94,7

95,0

94,6

93,1

90

95,0

95,2

94,9

93,4

110

95,2

95,4

95,1

93,7

132

95,4

95,6

95,4

94,0

160

95,6

95,8

95,6

94,3

200 tot 1 000

95,8

96,0

95,8

94,6



Tabel 3:

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE4 bij 50 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

66,5

69,8

64,9

62,3

0,18

70,8

74,7

70,1

67,2

0,20

71,9

75,8

71,4

68,4

0,25

74,3

77,9

74,1

70,8

0,37

78,1

81,1

78,0

74,3

0,40

78,9

81,7

78,7

74,9

0,55

81,5

83,9

80,9

77,0

0,75

83,5

85,7

82,7

78,4

1,1

85,2

87,2

84,5

80,8

1,5

86,5

88,2

85,9

82,6

2,2

88,0

89,5

87,4

84,5

3

89,1

90,4

88,6

85,9

4

90,0

91,1

89,5

87,1

5,5

90,9

91,9

90,5

88,3

7,5

91,7

92,6

91,3

89,3

11

92,6

93,3

92,3

90,4

15

93,3

93,9

92,9

91,2

18,5

93,7

94,2

93,4

91,7

22

94,0

94,5

93,7

92,1

30

94,5

94,9

94,2

92,7

37

94,8

95,2

94,5

93,1

45

95,0

95,4

94,8

93,4

55

95,3

95,7

95,1

93,7

75

95,6

96,0

95,4

94,2

90

95,8

96,1

95,6

94,4

110

96,0

96,3

95,8

94,7

132

96,2

96,4

96,0

94,9

160

96,3

96,6

96,2

95,1

200 t/m 249

96,5

96,7

96,3

95,4

250 t/m 314

96,5

96,7

96,5

95,4

315 tot 1 000

96,5

96,7

96,6

95,4

Voor het bepalen van de minimumefficiëntie van 50 Hz-motoren met een nominaal uitgangsvermogen PN tussen de 0,12 en 200 kW die niet in de tabellen 1, 2 en 3 zijn opgenomen, wordt de volgende formule gebruikt:

image

A, B, C en D zijn volgens de tabellen 4 en 5 te bepalen interpolatiecoëfficiënten.

▼M1



Tabel 3a

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE2 bij 60 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

59,5

64,0

50,5

40,0

0,18

64,0

68,0

55,0

46,0

0,25

68,0

70,0

59,5

52,0

0,37

72,0

72,0

64,0

58,0

0,55

74,0

75,5

68,0

62,0

0,75

75,5

78,0

73,0

66,0

1,1

82,5

84,0

85,5

75,5

1,5

84,0

84,0

86,5

82,5

2,2

85,5

87,5

87,5

84,0

3,7

87,5

87,5

87,5

85,5

5,5

88,5

89,5

89,5

85,5

7,5

89,5

89,5

89,5

88,5

11

90,2

91,0

90,2

88,5

15

90,2

91,0

90,2

89,5

18,5

91,0

92,4

91,7

89,5

22

91,0

92,4

91,7

91,0

30

91,7

93,0

93,0

91,0

37

92,4

93,0

93,0

91,7

45

93,0

93,6

93,6

91,7

55

93,0

94,1

93,6

93,0

75

93,6

94,5

94,1

93,0

90

94,5

94,5

94,1

93,6

110

94,5

95,0

95,0

93,6

150

95,0

95,0

95,0

93,6

185

95,4

95,0

95,0

93,6

220

95,4

95,4

95,0

93,6

250

95,4

95,4

95,0

93,6

300

95,4

95,4

95,0

93,6

335

95,4

95,4

95,0

93,6

375 tot 1000

95,4

95,8

95,0

94,1



Tabel 3b

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE3 bij 60 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

62,0

66,0

64,0

59,5

0,18

65,6

69,5

67,5

64,0

0,25

69,5

73,4

71,4

68,0

0,37

73,4

78,2

75,3

72,0

0,55

76,8

81,1

81,7

74,0

0,75

77,0

83,5

82,5

75,5

1,1

84,0

86,5

87,5

78,5

1,5

85,5

86,5

88,5

84,0

2,2

86,5

89,5

89,5

85,5

3,7

88,5

89,5

89,5

86,5

5,5

89,5

91,7

91,0

86,5

7,5

90,2

91,7

91,0

89,5

11

91,0

92,4

91,7

89,5

15

91,0

93,0

91,7

90,2

18,5

91,7

93,6

93,0

90,2

22

91,7

93,6

93,0

91,7

30

92,4

94,1

94,1

91,7

37

93,0

94,5

94,1

92,4

45

93,6

95,0

94,5

92,4

55

93,6

95,4

94,5

93,6

75

94,1

95,4

95,0

93,6

90

95,0

95,4

95,0

94,1

110

95,0

95,8

95,8

94,1

150

95,4

96,2

95,8

94,5

185

95,8

96,2

95,8

95,0

220

95,8

96,2

95,8

95,0

250

95,8

96,2

95,8

95,0

300

95,8

96,2

95,8

95,0

335

95,8

96,2

95,8

95,0

375 tot 1000

95,8

96,2

95,8

95,0



Tabel 3c

Minimumefficiëntie ηn voor efficiëntieniveau IE4 bij 60 Hz (%)

Nominaal uitgangsvermogen PN [kW]

Aantal polen

2

4

6

8

0,12

66,0

70,0

68,0

64,0

0,18

70,0

74,0

72,0

68,0

0,25

74,0

77,0

75,5

72,0

0,37

77,0

81,5

78,5

75,5

0,55

80,0

84,0

82,5

77,0

0,75

82,5

85,5

84,0

78,5

1,1

85,5

87,5

88,5

81,5

1,5

86,5

88,5

89,5

85,5

2,2

88,5

91,0

90,2

87,5

3,7

89,5

91,0

90,2

88,5

5,5

90,2

92,4

91,7

88,5

7,5

91,7

92,4

92,4

91,0

11

92,4

93,6

93,0

91,0

15

92,4

94,1

93,0

91,7

18,5

93,0

94,5

94,1

91,7

22

93,0

94,5

94,1

93,0

30

93,6

95,0

95,0

93,0

37

94,1

95,4

95,0

93,6

45

94,5

95,4

95,4

93,6

55

94,5

95,8

95,4

94,5

75

95,0

96,2

95,8

94,5

90

95,4

96,2

95,8

95,0

110

95,4

96,2

96,2

95,0

150

95,8

96,5

96,2

95,4

185

96,2

96,5

96,2

95,4

220

96,2

96,8

96,5

95,4

250

96,2

96,8

96,5

95,8

300

96,2

96,8

96,5

95,8

335

96,2

96,8

96,5

95,8

375 tot 1000

96,2

96,8

96,5

95,8

▼B



Tabel 4:

Interpolatiecoëfficiënten voor motoren met een nominaal uitgangsvermogen P van 0,12 kW t/m 0,55 kW

IE-code

Coëfficiënten

2 polen

4 polen

6 polen

8 polen

IE2

A

22,4864

17,2751

-15,9218

6,4855

B

27,7603

23,978

-30,258

9,4748

C

37,8091

35,5822

16,6861

36,852

D

82,458

84,9935

79,1838

70,762

IE3

A

6,8532

7,6356

-17,361

-0,5896

B

6,2006

4,8236

-44,538

-25,526

C

25,1317

21,0903

-3,0554

4,2884

D

84,0392

86,0998

79,1318

75,831

IE4

A

-8,8538

8,432

-13,0355

-4,9735

B

-20,3352

2,6888

-36,9497

-21,453

C

8,9002

14,6236

-4,3621

2,6653

D

85,0641

87,6153

82,0009

79,055

Tussen 0,55 kW en 0,75 kW wordt een lineaire interpolatie uitgevoerd op de verkregen minimumefficiëntie voor 0,55 kW en 0,75 kW.



Tabel 5:

Interpolatiecoëfficiënten voor motoren met een nominaal uitgangsvermogen P van 0,75 kW t/m 200 kW

IE-code

Coëfficiënten

2 polen

4 polen

6 polen

8 polen

IE2

A

0,2972

0,0278

0,0148

2,1311

B

-3,3454

-1,9247

-2,4978

-12,029

C

13,0651

10,4395

13,247

26,719

D

79,077

80,9761

77,5603

69,735

IE3

A

0,3569

0,0773

0,1252

0,7189

B

-3,3076

-1,8951

-2,613

-5,1678

C

11,6108

9,2984

11,9963

15,705

D

82,2503

83,7025

80,4769

77,074

IE4

A

0,34

0,2412

0,3598

0,6556

B

-3,0479

-2,3608

-3,2107

-4,7229

C

10,293

8,446

10,7933

13,977

D

84,8208

86,8321

84,107

80,247

▼M1

Voor het bepalen van het minimumrendement van motoren van 60 Hz bij een nominaal vermogen dat niet in de tabellen 3a, 3b en 3c is vermeld, wordt de volgende regel gebruikt:

De efficiëntie van een nominaal vermogen op of boven het middelpunt tussen twee opeenvolgende waarden uit de tabellen is het hoogste van beide efficiëntiewaarden.

De efficiëntie van een nominaal vermogen onder het middelpunt tussen twee opeenvolgende waarden uit de tabellen is het laagste van beide efficiëntiewaarden.

▼B

Verliezen worden bepaald overeenkomstig bijlage II.

2.   PRODUCTINFORMATIE-EISEN VOOR MOTOREN

De productinformatie-eisen als bedoeld in de punten 1 tot en met 13 moeten zichtbaar worden weergegeven op:

▼M1

(a) 

het technische informatieblad of de gebruikershandleiding die bij de motor wordt geleverd, tenzij bij het product een internetlink naar de informatie wordt geleverd. In aanvulling daarop kan een QR-code met een link naar de informatie worden geleverd.

▼B

(b) 

de technische documentatie voor de doeleinden van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 5;

(c) 

vrij toegankelijke websites van de fabrikant van de motor, diens erkende vertegenwoordiger of de importeur, en;

(d) 

het technische informatieblad dat wordt geleverd bij producten waarin de motor is geïntegreerd.

Wat de technische documentatie betreft, moet de informatie worden vermeld in de volgorde van de punten 1 tot en met 13. De informatie hoeft niet exact volgens de bewoordingen in de lijst te worden vermeld. De informatie mag ook worden weergegeven met behulp van gemakkelijk te begrijpen grafieken, cijfers of symbolen.

▼M1

Met ingang van 1 juli 2021 voor motoren als bedoeld in bijlage I.1, onder a), en met ingang van 1 juli 2023 voor motoren als bedoeld in bijlage I.1, onder b), i):

(1) 

nominaal rendement (ηN) bij volledige, 75 % en 50 % nominale belasting en nominale spanning(en) (UN), bepaald bij 25 °C referentie-omgevingstemperatuur, afgerond op één decimaal;;

▼B

(2) 

efficiëntieniveau: “IE2”“IE3” of “IE4”, als gespecificeerd in het eerste deel van deze bijlage;

(3) 

naam of handelsmerk van de fabrikant, handelsregisternummer en adres;

(4) 

typeaanduiding van het product;

(5) 

aantal polen van de motor;

(6) 

nominaal vermogen PN of bereik van het nominaal vermogen (kW);

(7) 

nominale ingangsfrequentie(s) van de motor (Hz);

(8) 

nominale spanning of bereik van de nominale spanning (V);

(9) 

nominaal toerental of bereik van het nominale toerental (rpm);

(10) 

vermelding of het een eenfasemotor dan wel een driefasemotor is;

(11) 

informatie over het bereik van de bedrijfsomstandigheden waarvoor de motor is ontworpen:

(a) 

niveau boven de zeespiegel;

(b) 

minimale en maximale omgevingstemperatuur, inclusief voor motoren met luchtkoeling;

(c) 

temperatuur van het koelwater aan de ingang van het product, voor zover van toepassing;

(d) 

maximale bedrijfstemperatuur;

(e) 

plaatsen met ontploffingsgevaar;

(12) 

vermelding of de motor wordt beschouwd als vrijgesteld van de eisen inzake efficiëntie overeenkomstig artikel 2, lid 2, van deze verordening en de specifieke reden waarom de motor als vrijgesteld wordt beschouwd.

Met ingang van 1 juli 2022:

(13) 

De vermogensverliezen uitgedrukt als percentage (%) van het nominale uitgangsvermogen bij de volgende werkingspunten voor snelheid versus koppel: (25;25) (25;100) (50;25) (50;50) (50;100) (90;50) (90;100), bepaald bij 25 °C referentie-omgevingstemperatuur, afgerond op één decimaal; indien de motor niet geschikt is voor bedrijf bij een van de bovengenoemde werkingspunten voor snelheid versus koppel, dan moet voor die punten “n.v.t.” of “niet van toepassing” worden vermeld.

De in de punten 1 en 2 vermelde informatie alsmede het jaar van fabricage moet op duurzame wijze worden aangebracht op of in de nabijheid van het typeplaatje van de motor. Wanneer het gezien de grootte van het typeplaatje niet mogelijk is alle in punt 1 bedoelde informatie te vermelden, dient alleen het nominaal rendement bij volledige nominale belasting en spanning te worden vermeld.

De in de punten 1 tot en met 13 vermelde informatie hoeft niet te worden gepubliceerd op vrij toegankelijke websites wanneer het motoren met een bijzonder mechanisch en elektrisch ontwerp betreft die op basis van de specifieke wensen van de klant zijn gebouwd, indien deze informatie deel uitmaakt van de commerciële aanbiedingen die aan klanten worden verstrekt.

In het technische informatieblad of de bij de motor geleverde gebruikershandleiding moeten de fabrikanten informatie verstrekken over specifieke voorzorgen die moeten worden genomen bij de assemblage, de installatie, het onderhoud of het gebruik van motoren of wanneer motoren worden gebruikt met snelheidsvariatoren.

▼M1

Voor motoren die zijn vrijgesteld van de efficiëntie-eisen overeenkomstig artikel 2, punt 2, onder m), van deze verordening, moet op de motor of de verpakking ervan en in de documentatie duidelijk worden vermeld: “Motor die uitsluitend als reserveonderdeel mag worden gebruikt voor” en het unieke modelidentificatienummer van het product/de producten waarvoor hij bestemd is.

Voor motoren van 50 Hz en 60 Hz worden bovengenoemde gegevens verstrekt bij de toepasselijke frequentie, terwijl het voor 50/60Hz-motoren voldoende is om de gegevens bij 50 Hz te verstrekken, met uitzondering van het nominale rendement bij volledige belasting, dat bij zowel 50 Hz als 60 Hz wordt gespecificeerd.

▼B

Verliezen worden bepaald overeenkomstig bijlage II.

3.   EISEN INZAKE EFFICIËNTIE VOOR SNELHEIDSVARIATOREN

De eisen inzake efficiëntie voor snelheidsvariatoren zijn als volgt van toepassing:

Met ingang van 1 juli 2021 overschrijden de vermogensverliezen van snelheidsvariatoren die zijn bestemd voor bedrijf met motoren met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,12 kW en gelijk aan of lager dan 1 000 kW niet het maximale vermogensverlies dat overeenkomt met efficiëntieniveau IE2.

De energie-efficiëntie voor snelheidsvariatoren (“VSD’s”), uitgedrukt in internationale energie-efficiëntieklassen (IE-klassen), wordt als volgt bepaald op basis van de vermogensverliezen:

De maximale vermogensverliezen van klasse IE2 zijn 25 % lager dan de in tabel 6 genoemde referentiewaarde.



Tabel 6

Referentieverliezen van VSD’s en verschuivingsfactor bij testbelasting voor de bepaling van de IE-klasse van VSD’s

Schijnbaar uitgangsvermogen van VSD (kVA)

Nominaal vermogen van motor (kW)

(indicatief)

Referentievermogensverliezen (kW), bij 90 % nominale motorstatorfrequentie en 100 % nominale koppelvormende stroom

Verschuivingsfactor bij testbelasting cos phi

(+/- 0,08)

0,278

0,12

0,100

0,73

0,381

0,18

0,104

0,73

0,500

0,25

0,109

0,73

0,697

0,37

0,117

0,73

0,977

0,55

0,129

0,73

1,29

0,75

0,142

0,79

1,71

1,1

0,163

0,79

2,29

1,5

0,188

0,79

3,3

2,2

0,237

0,79

4,44

3

0,299

0,79

5,85

4

0,374

0,79

7,94

5,5

0,477

0,85

9,95

7,5

0,581

0,85

14,4

11

0,781

0,85

19,5

15

1,01

0,85

23,9

18,5

1,21

0,85

28,3

22

1,41

0,85

38,2

30

1,86

0,85

47

37

2,25

0,85

56,9

45

2,70

0,86

68,4

55

3,24

0,86

92,8

75

4,35

0,86

111

90

5,17

0,86

135

110

5,55

0,86

162

132

6,65

0,86

196

160

8,02

0,86

245

200

10,0

0,87

302

250

12,4

0,87

381

315

15,6

0,87

429

355

17,5

0,87

483

400

19,8

0,87

604

500

24,7

0,87

677

560

27,6

0,87

761

630

31,1

0,87

858

710

35,0

0,87

967

800

39,4

0,87

1 088

900

44,3

0,87

1 209

1 000

49,3

0,87

Indien het schijnbare uitgangsvermogen van een VSD tussen twee waarden in tabel 6 ligt, moeten de hogere vermogensverlieswaarde en de lagere waarde van de verschuivingsfactor bij testbelasting worden gebruikt voor de bepaling van de IE-klasse.

Verliezen worden bepaald overeenkomstig bijlage II.

4.   PRODUCTINFORMATIE-EISEN VOOR SNELHEIDSVARIATOREN

Met ingang van 1 juli 2021 moet de productinformatie betreffende snelheidsvariatoren als bedoeld in de punten 1 tot en met 11 zichtbaar worden weergegeven op:

▼M1

(a) 

het technische informatieblad of de gebruikershandleiding die bij de VSD wordt geleverd, tenzij bij het product een internetlink naar de informatie wordt geleverd. In aanvulling daarop kan een QR-code met een link naar de informatie worden geleverd.

▼B

(b) 

de technische documentatie voor de doeleinden van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 5;

(c) 

vrij toegankelijke websites van de fabrikant, diens erkende vertegenwoordiger of de importeur, en;

(d) 

het technische informatieblad dat wordt geleverd bij producten waarin de VSD is geïntegreerd.

Wat de technische documentatie betreft, moet de informatie worden vermeld in de volgorde van de punten 1 tot en met 11. De informatie hoeft niet exact volgens de bewoordingen in de lijst te worden vermeld. De informatie mag ook worden weergegeven met behulp van gemakkelijk te begrijpen grafieken, cijfers of symbolen:

(1) 

vermogensverliezen in % van het nominale schijnbare uitgangsvermogen bij de volgende werkingspunten voor relatieve motorstatorfrequentie versus relatieve koppelvormende stroom (0;25) (0;50) (0;100) (50;25) (50;50) (50;100) (90;50) (90;100), evenals stand-byverliezen die worden gegenereerd wanneer de VSD is ingeschakeld, maar geen stroom aan de belasting levert, afgerond op één decimaal;

(2) 

efficiëntieniveau: “IE2”, als gespecificeerd in het derde deel van deze bijlage;

(3) 

naam of handelsmerk van de fabrikant, handelsregisternummer en adres;

(4) 

typeaanduiding van het product;

(5) 

schijnbaar uitgangsvermogen of bereik van het schijnbare uitgangsvermogen (kVA);

(6) 

indicatief nominaal vermogen/indicatieve nominale vermogens PN of bereik van het nominale vermogen (kW);

(7) 

nominale uitgangsstroom (A);

(8) 

maximale bedrijfstemperatuur (°C);

(9) 

nominale voedingsfrequentie(s) (Hz);

(10) 

nominale voedingsspanning(en) of bereik van de nominale voedingsspanning (V);

(11) 

vermelding of de VSD wordt beschouwd als vrijgesteld van de eisen inzake efficiëntie overeenkomstig artikel 2, lid 3, van deze verordening en de specifieke reden waarom deze als vrijgesteld wordt beschouwd.

De in de bovenstaande punten 1 tot en met 11 vermelde informatie hoeft niet te worden gepubliceerd op vrij toegankelijke websites wanneer het VSD’s met een bijzonder elektrisch ontwerp betreft die op basis van de specifieke wensen van de klant zijn gebouwd, indien deze informatie deel uitmaakt van de commerciële aanbiedingen die aan klanten worden verstrekt.

▼M1

De in de punten 1 en 2 vermelde informatie alsmede het jaar van fabricage worden op duurzame wijze aangebracht op of in de nabijheid van het typeplaatje van de VSD. Wanneer het door de grootte van de typeplaat onmogelijk is alle in punt 1 bedoelde informatie te markeren, worden alleen de vermogensverliezen als percentage van het nominale schijnbare uitgangsvermogen bij (90:100), afgerond op één decimaal, vermeld.

▼B

Verliezen worden bepaald overeenkomstig bijlage II.




BIJLAGE II

MEETMETHODEN EN BEREKENINGEN

Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht aan de hand van de geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dat doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, of aan de hand van andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die rekening houden met de algemeen erkende stand van de techniek, en die in overeenstemming zijn met de volgende bepalingen.

1.    Voor motoren

Verschillen tussen het mechanische uitgangsvermogen en het elektrische ingangsvermogen zijn toe te schrijven aan verliezen die in de motor plaatsvinden. Totale verliezen worden bepaald door middel van de volgende methoden, bij een referentie-omgevingstemperatuur van 25 °C:

— 
Eenfasemotoren: rechtstreekse meting: ingang-uitgang;
— 
driefasemotoren: optelling van de verliezen: resterende verliezen.

▼M1

Voor de zeven werkingspunten overeenkomstig bijlage I.2, punt 13, worden de verliezen echter bepaald door directe input-outputmeting of door berekening.

▼B

2.    Voor snelheidsvariatoren

Voor de bepaling van de IE-klasse worden de vermogensverliezen van VSD’s bepaald bij 100 % nominaal koppelvormende stroom en 90 % nominale motorstatorfrequentie.

De verliezen worden bepaald door middel van een van de volgende methoden:

— 
de ingang-uitgangmethode, of
— 
de calorimetrische methode.

De testschakelfrequentie bedraagt 4 kHz tot 111 kVA (90 kW) en 2 kHz daarboven, of komt overeen met de door de fabrikant gedefinieerde standaardfabrieksinstellingen.

VSD-verliezen mogen bij een frequentie van maximaal 12 Hz in plaats van bij nul worden gemeten.

Fabrikanten of hun gemachtigde vertegenwoordigers mogen ook de bepalingsmethode op basis van afzonderlijk verlies gebruiken. Berekeningen moeten worden uitgevoerd met betrekking tot gegevens van de fabrikanten van componenten met typische waarden van vermogenshalfgeleiders bij de daadwerkelijke VSD-bedrijfstemperatuur of bij de maximale bedrijfstemperatuur die in het gegevensblad is gespecificeerd. Wanneer er geen gegevens van fabrikanten van componenten beschikbaar zijn, worden verliezen door middel van meting bepaald. Berekende en gemeten verliezen mogen worden gecombineerd. De verschillende afzonderlijke verliezen worden apart berekend of gemeten en de totale verliezen worden bepaald als de som van alle afzonderlijke verliezen.




BIJLAGE III

CONTROLEPROCEDURE VOOR MARKTTOEZICHT

▼M1

De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle door de autoriteiten van de lidstaten van de opgegeven waarden; zij mogen door de fabrikant de importeur of de gemachtigd vertegenwoordiger niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

▼B

Wanneer een model zo is ontworpen dat het kan herkennen dat het getest wordt (bv. door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in deze verordening vastgestelde of in de technische documentatie of in de verstrekte documentatie aangegeven parameters, worden dit model en alle equivalente modellen geacht niet aan de eisen te voldoen.

▼M1

De lidstaten passen met het oog op de in deze bijlage vervatte eisen de volgende procedure toe, wanneer zij als onderdeel van de controle nagaan of een productmodel voldoet aan de in bijlage I vervatte eisen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG:

▼B

(1) 

De autoriteiten van de lidstaten controleren één exemplaar van het model.

(2) 

Het model wordt geacht aan de toepasselijke eisen te voldoen indien:

(a) 

de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), van die bijlage, en

(b) 

de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger dan de opgegeven waarden, en

(c) 

wanneer de autoriteiten van de lidstaat het exemplaar van het model testen, voldoen de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen zijn berekend) aan de respectievelijke, in tabel 7 vastgestelde controletoleranties.

(3) 

Indien de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en ►C1  alle equivalente modellen ◄ geacht niet aan deze verordening te voldoen.

(4) 

Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald:

(a) 

voor modellen waarvan er minder dan vijf per jaar worden vervaardigd, inclusief equivalente modellen, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen;

(b) 

voor modellen waarvan er vijf of meer per jaar worden vervaardigd, inclusief equivalente modellen, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen exemplaren van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde exemplaren één of meer equivalente modellen zijn.

(5) 

Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie exemplaren het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 7 vastgestelde respectievelijke controletoleranties voldoet.

(6) 

Indien de in punt 5 bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen.

▼M1

(7) 

Zodra een besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig punt 3, punt 6 of de tweede alinea van deze bijlage is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

▼B

De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.

Gezien de beperkingen qua gewicht en omvang bij het transport van motoren met een nominaal vermogen van 375 tot 1 000 kW kunnen de autoriteiten van de lidstaten besluiten om de controleprocedure in de gebouwen van fabrikanten, gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs uit te voeren voordat de producten in gebruik worden genomen. De autoriteiten van de lidstaat kunnen voor deze controle hun eigen testapparatuur gebruiken.

Indien er voor dergelijke motoren fabrieksacceptatietests zijn gepland, waarbij de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde parameters worden getest, kunnen de autoriteiten van de lidstaten besluiten tijdens deze fabrieksacceptatietests gebruik te maken van tests met getuigen teneinde testresultaten te verkrijgen die kunnen worden gebruikt om te controleren of de onderzochte motor aan de vereisten voldoet. De autoriteiten kunnen een fabrikant, gemachtigd vertegenwoordiger of importeur verzoeken informatie te verstrekken over geplande fabrieksacceptatietests die relevant zijn voor tests met getuigen.

In de in de twee bovenstaande alinea’s bedoelde gevallen hoeven de autoriteiten van de lidstaten slechts één enkel exemplaar van het model te controleren. Indien de in punt 2, onder c), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen.

De autoriteiten van de lidstaat passen uitsluitend de toleranties toe die in tabel 7 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Voor de parameters van tabel 7 worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.



Tabel 7

Controletoleranties

Parameters

Controletoleranties

Totale verliezen (1-η) voor motoren met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,12 kW en gelijk aan of lager dan 150 kW.

De vastgestelde waarde* overschrijdt de op basis van de opgegeven η berekende waarde (1-η) met niet meer dan 15 %.

Totale verliezen (1-η) voor motoren met een nominaal vermogen hoger dan 150 kW en gelijk aan of lager dan 1 000 kW.

De vastgestelde waarde* overschrijdt de op basis van de opgegeven η berekende waarde (1-η) met niet meer dan 10 %.

Totale verliezen voor snelheidsvariatoren.

De vastgestelde waarde* overschrijdt de opgegeven waarde met niet meer dan 10 %.

(*1)   

* Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, onder b), is de vastgestelde waarde het rekenkundige gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.




BIJLAGE IV

BENCHMARKS

Wat betreft de milieuaspecten die als significant werden beschouwd en kwantificeerbaar zijn, is hieronder de beste in de handel beschikbare technologie op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening opgenomen.

Voor motoren werd het niveau IE4 aangemerkt als beste beschikbare technologie. Motoren met 20 % lagere verliezen bestaan, maar deze zijn beperkt beschikbaar, omvatten niet alle vermogensbereiken die onder deze verordening vallen en zijn geen inductiemotoren.

Voor snelheidsvariatoren komt de beste in de handel beschikbare technologie overeen met 20 % van de referentievermogensverliezen van tabel 6. Door gebruik te maken van siliciumcarbidetechnologieën (SiC MOSFET) kunnen halfgeleiderverliezen met ongeveer 50 % worden teruggebracht in vergelijking met een conventionele oplossing.



( 1 ) Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 172 van 2.7.2009, blz. 18).

( 2 ) Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (herschikking) (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 309).