02018R2067 — NL — 01.01.2021 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/2067 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2018

inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2084 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2020

  L 423

23

15.12.2020




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/2067 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2018

inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de verificatie van krachtens Richtlijn 2003/87/EG ingediende verslagen en voor de accreditatie van en het toezicht op verificateurs.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 765/2008 worden in deze verordening ook bepalingen vastgesteld voor de wederzijdse erkenning van verificateurs en voor de collegiale toetsing van nationale accreditatie-instanties overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG.

▼M1

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de verificatie van vanaf 1 januari 2019 krachtens artikel 14 van Richtlijn 2003/87/EG gerapporteerde broeikasgasemissies en tonkilometergegevens, en op de verificatie van gegevens die relevant zijn voor de bijwerking van ex-antebenchmarks en voor de bepaling van de kosteloze toewijzing aan installaties krachtens artikel 10 bis van die richtlijn.

▼B

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn naast de definities van artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG en artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 de volgende definities van toepassing:

1. 

„detectierisico”: het risico dat de verificateur een materiële onjuistheid niet detecteert;

2. 

„accreditatie”: een formele verklaring van een nationale accreditatie-instantie dat een verificateur voldoet aan de door geharmoniseerde normen in de zin van artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde eisen, en aan de in deze verordening vastgestelde eisen om de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren overeenkomstig deze verordening;

▼M1

3. 

„verificateur”: een rechtspersoon die krachtens deze verordening verificatieactiviteiten uitvoert en krachtens Verordening (EG) nr. 765/2008 en deze verordening door een nationale accreditatie-instantie is geaccrediteerd of een natuurlijke persoon die, onverminderd artikel 5, lid 2, van die verordening, op het moment dat het verificatierapport wordt uitgebracht anderszins gemachtigd is;

▼B

4. 

„verificatie”: de door een verificateur uitgevoerde activiteiten om krachtens deze verordening een verificatierapport uit te brengen;

5. 

„onjuistheid”: een omissie, verkeerde voorstelling of fout in de ingediende gegevens van de exploitant of vliegtuigexploitant, met uitzondering van de krachtens artikel 12, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 toelaatbare onzekerheid.

6. 

„materiële onjuistheid”: een onjuistheid die volgens de verificateur, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden, het materialiteitsniveau overschrijdt of van invloed kan zijn op de manier waarop het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant door de bevoegde autoriteit wordt behandeld;

▼M1

6 bis. 

„jaarverslag over het activiteitsniveau”: een verslag dat een exploitant indient krachtens artikel 3, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie ( 1 );

▼M1

7. 

„verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant”: het jaarlijkse emissieverslag dat de exploitant of vliegtuigexploitant krachtens artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG moet overleggen of het tonkilometerverslag dat de vliegtuigexploitant moet overleggen voor de aanvraag van een toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 3 sexies en artikel 3 septies, van die richtlijn, het verslag met referentiegegevens dat de exploitant indient krachtens artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, het gegevensverslag over een nieuwkomer dat de exploitant indient krachtens artikel 5, lid 2, van die verordening of het jaarverslag over het activiteitsniveau;

▼B

8. 

„toepassingsgebied van de accreditatie”: in bijlage I bedoelde activiteiten waarvoor accreditatie wordt gevraagd of is verleend;

9. 

„competentie”: het vermogen om kennis en vaardigheden toe te passen om een activiteit uit te voeren;

10. 

„materialiteitsniveau”: de kwantitatieve drempel of grenswaarde waarboven onjuistheden, afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden, door de verificateur als materieel worden beschouwd;

11. 

„controlesysteem”: het risicobeoordelingssysteem en alle controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant, met inbegrip van het continue beheer ervan, dat een exploitant of vliegtuigexploitant heeft ontwikkeld, gedocumenteerd, uitgevoerd en gehandhaafd, krachtens artikel 59 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of krachtens artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ , al naargelang van het geval;

12. 

„controleactiviteiten”: alle door de exploitant of vliegtuigexploitant uitgevoerde handelingen of getroffen maatregelen om de intrinsieke risico's te beperken;

13. 

„non-conformiteit” heeft een van de volgende betekenissen:

a) 

met betrekking tot de verificatie van het emissieverslag van een exploitant, elke handeling of nalatigheid van de exploitant die in strijd is met de vergunning voor broeikasgasemissies en de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan;

b) 

met betrekking tot de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van een vliegtuigexploitant, elke handeling of nalatigheid van de vliegtuigexploitant die in strijd is met de eisen in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan;

▼M1

c) 

met betrekking tot de verificatie van het verslag met referentiegegevens dat de exploitant indient krachtens artikel 4, lid 2, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, het gegevensverslag over een nieuwkomer dat de exploitant indient krachtens artikel 5, lid 2, van die verordening of het jaarverslag over het activiteitsniveau, elke handeling of nalatigheid van de exploitant die in strijd is met de eisen in het monitoringmethodiekplan;

▼B

d) 

met betrekking tot de accreditatie overeenkomstig hoofdstuk IV, elke handeling of nalatigheid van de verificateur die in strijd is met de eisen van deze verordening;

14. 

„locatie”: met betrekking tot de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van een vliegtuigexploitant, de locaties waar het monitoringproces wordt vastgesteld en beheerd, met inbegrip van locaties waar relevante gegevens en informatie worden gecontroleerd en bewaard;

15. 

„controleomgeving”: de omgeving waarin het interne controlesysteem functioneert en de algemene acties van het bestuur van een exploitant of vliegtuigexploitant om te waarborgen dat iedereen zich van dit interne controlesysteem bewust is;

16. 

„intrinsiek risico”: de kans op mogelijk materiële onjuistheden van een parameter in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, zonder rekening te houden met het effect van enige bijbehorende controleactiviteiten;

17. 

„controlerisico”: de kans op mogelijke materiële onjuistheden van een parameter in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, en die door het controlesysteem niet tijdig worden voorkomen of gedetecteerd en gecorrigeerd;

18. 

„verificatierisico”: het risico, dat afhangt van het intrinsieke risico, het controlerisico en het detectierisico, dat de verificateur een onjuist verificatieadvies uitbrengt wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant materiële onjuistheden bevat;

19. 

„redelijke mate van zekerheid”: een hoge maar niet absolute mate van zekerheid, vervat in een formeel verificatieadvies, ten aanzien van de vraag of het geverifieerde verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant vrij is van materiële onjuistheden;

20. 

„analytische procedures”: de analyse van schommelingen en tendensen in de gegevens, met inbegrip van de analyse van relaties die niet overeenstemmen met andere relevante informatie of die afwijken van voorspelde hoeveelheden;

21. 

„interne verificatiedocumentatie”: alle interne documentatie die een verificateur bijhoudt om de activiteiten te kunnen bewijzen en rechtvaardigen die voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant zijn uitgevoerd;

22. 

„EU ETS-hoofdauditor”: een EU ETS-auditor die verantwoordelijk is voor de leiding van en het toezicht op het verificatieteam, alsook voor de uitvoering van en rapportage over de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant;

23. 

„EU ETS-auditor”: een andere individuele persoon dan de EU ETS-hoofdauditor die in een verificatieteam verantwoordelijk is voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant;

24. 

„technisch deskundige”: persoon met grondige kennis van en ruime ervaring met een specifiek onderwerp die vereist zijn voor de uitvoering van verificatieactiviteiten ter toepassing van hoofdstuk III en voor de uitvoering van accreditatieactiviteiten ter toepassing van hoofdstuk V;

25. 

„mate van zekerheid”: de mate van zekerheid die de verificateur biedt met betrekking tot het verificatierapport op basis van het doel om het verificatierisico te beperken naargelang van de omstandigheden van de verificatieopdracht;

26. 

„beoordelaar”: een door een nationale accreditatie-instantie aangewezen persoon om individueel of als lid van een beoordelingsteam een verificateur krachtens deze verordening te beoordelen;

27. 

„hoofdbeoordelaar”: een beoordelaar die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor de beoordeling van een verificateur krachtens deze verordening;

28. 

„verslag met referentiegegevens”: een verslag dat een exploitant indient krachtens artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ ;

29. 

„gegevensverslag over een nieuwkomer”: een verslag dat een exploitant indient krachtens artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ ;

▼M1

30. 

„verslagperiode voor het activiteitsniveau”: de toepasselijke periode voorafgaand aan de indiening van het jaarverslag over het activiteitsniveau overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842.

▼M1

Artikel 4

Vermoeden van overeenstemming

Wanneer een verificateur aantoont dat hij voldoet aan de criteria van de desbetreffende geharmoniseerde normen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 765/2008 of delen daarvan, waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt hij, met uitzondering van artikel 7, leden 1 en 4, artikel 22, artikel 27, lid 1, en de artikelen 28, 31 en 32 van deze verordening, verondersteld aan de eisen van de hoofdstukken II en III van deze verordening te voldoen, voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

▼B

Artikel 5

Algemeen kader voor accreditatie

Wanneer in deze verordening geen specifieke bepalingen zijn vastgesteld inzake de samenstelling van nationale accreditatie-instanties of inzake de aan accreditatie verbonden activiteiten en eisen, zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.



HOOFDSTUK II

VERIFICATIE

Artikel 6

Betrouwbaarheid van de verificatie

▼M1

Een geverifieerd emissieverslag, tonkilometerverslag, verslag met referentiegegevens, gegevensverslag over een nieuwkomer of jaarverslag over het activiteitsniveau is betrouwbaar voor gebruikers. Het geeft een getrouwe weergave van wat het voorgeeft weer te geven of van wat het redelijkerwijze verwacht mag worden weer te geven.

▼B

Het verificatieproces van een verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant is een effectief en betrouwbaar hulpmiddel ter ondersteuning van de procedures voor kwaliteitsborging en kwaliteitscontrole en verstrekt informatie door welke een exploitant of vliegtuigexploitant zich kan laten leiden om zijn prestaties op het gebied van monitoring en rapportage van emissies of van voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens te verbeteren.

Artikel 7

Algemene verplichtingen van de verificateur

1.  
De verificateur voert de verificatie en de in dit hoofdstuk vereiste activiteiten zo uit dat hij in zijn verificatierapport met een redelijke mate van zekerheid kan concluderen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
2.  
De verificateur legt bij het plannen en uitvoeren van de verificatie de gepaste professionele scepsis aan de dag, in het besef dat er zich omstandigheden kunnen voordoen waardoor de informatie in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant materiële onjuistheden bevat.
3.  
De verificateur voert een verificatie uit in het algemeen belang en is onafhankelijk van de exploitant of vliegtuigexploitant en de voor Richtlijn 2003/87/EG verantwoordelijke bevoegde autoriteiten.
4.  

Tijdens de verificatie beoordeelt de verificateur of:

▼M1

a) 

het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant volledig is en voldoet aan de in bijlage X bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, in bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of in artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 vastgestelde eisen, al naargelang van het geval;

▼B

b) 

de exploitant of vliegtuigexploitant heeft gehandeld overeenkomstig de vergunning voor broeikasgasemissies en de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan wanneer het om de verificatie van het emissieverslag van een exploitant gaat, en met de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan wanneer het om de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van een vliegtuigexploitant gaat;

▼M1

c) 

de exploitant — wanneer het gaat om de verificatie van een verslag met referentiegegevens, een gegevensverslag over een nieuwkomer of een jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant — heeft gehandeld overeenkomstig de eisen van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringmethodiekplan uit hoofde van artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331;

▼B

d) 

de gegevens in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevatten;

e) 

informatie kan worden verstrekt ter ondersteuning van de dataflowactiviteiten, het controlesysteem en de bijbehorende procedures van de exploitant of vliegtuigexploitant om de monitoring- en rapportageprestaties te verbeteren.

In afwijking van punt c) beoordeelt de verificateur of het monitoringmethodiekplan van de exploitant in overeenstemming is met de eisen van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ , wanneer het monitoringmethodiekplan niet hoeft te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit alvorens het verslag met referentiegegevens wordt ingediend. Wanneer de verificateur vaststelt dat een monitoringmethodiekplan niet voldoet aan Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ , wijzigt de exploitant het monitoringmethodiekplan zodat het wel aan die verordening voldoet.

Voor de toepassing van punt d) van dit lid krijgt de verificateur duidelijk en objectief bewijs van de exploitant of vliegtuigexploitant dat de gerapporteerde cumulatieve emissies, tonkilometers of voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens ondersteunt, rekening houdend met alle andere gegevens die in het rapport van de exploitant of vliegtuigexploitant zijn verstrekt.

▼M1

5.  
Wanneer de verificateur vaststelt dat een exploitant of vliegtuigexploitant niet voldoet aan Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of dat de exploitant niet voldoet aan Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842, moet deze onregelmatigheid in het verificatierapport worden vermeld, ook al is het desbetreffende monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, door de bevoegde autoriteit goedgekeurd.

▼B

6.  
Als het monitoringplan niet overeenkomstig artikel 12 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd, wanneer het onvolledig is of wanneer tijdens de verslagperiode belangrijke wijzigingen als bedoeld in artikel 15, lid 3 of lid 4, van die uitvoeringsverordening zijn uitgevoerd die niet dienovereenkomstig door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd, adviseert de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant om de benodigde goedkeuring van de bevoegde autoriteit te verkrijgen.

Als het monitoringmethodiekplan door de bevoegde autoriteit moet worden goedgekeurd vóór de indiening van het verslag met referentiegegevens krachtens artikel 8, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ en het monitoringmethodiekplan niet is goedgekeurd of onvolledig is, of wanneer belangrijke wijzigingen als bedoeld in artikel 9, lid 5, van die verordening zijn uitgevoerd die niet door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd, adviseert de verificateur de exploitant om de benodigde goedkeuring van de bevoegde autoriteit te verkrijgen.

Na de goedkeuring door de bevoegde autoriteit worden de activiteiten door de verificateur dienovereenkomstig voortgezet, herhaald of aangepast.

Indien de goedkeuring niet wordt verkregen voordat het verificatierapport is uitgebracht, vermeldt de verificateur dat in het verificatierapport.

Artikel 8

Precontractuele verplichtingen

1.  

Voordat de verificateur een verificatieovereenkomst aanvaardt, vormt hij zich een juist beeld van de exploitant of vliegtuigexploitant en gaat hij na of hij de verificatie op zich kan nemen. Daartoe doet de verificateur ten minste het volgende:

a) 

hij evalueert de risico's die zich voordoen wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant overeenkomstig deze verordening wordt geverifieerd;

b) 

hij onderzoekt de van de exploitant of vliegtuigexploitant verkregen informatie om het toepassingsgebied van de verificatie te bepalen;

c) 

hij beoordeelt of de overeenkomst binnen het toepassingsgebied van zijn accreditatie valt;

d) 

hij beoordeelt of hij over de vereiste competentie, medewerkers en middelen beschikt om een verificatieteam samen te stellen dat met de complexiteit van de installatie of van de activiteiten en vloot van de vliegtuigexploitant kan omgaan en of hij daarnaast in staat is de verificatieactiviteiten binnen het vereiste tijdschema met goed gevolg te voltooien;

e) 

hij beoordeelt of hij in staat is ervoor te zorgen dat het mogelijke verificatieteam te zijner beschikking, over de vereiste competentie en medewerkers beschikt om de verificatieactiviteiten voor die specifieke exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren;

f) 

hij bepaalt voor elke aangevraagde verificatieovereenkomst hoeveel tijd moet worden toegewezen om de verificatie naar behoren uit te voeren.

2.  
De exploitant of vliegtuigexploitant verstrekt de verificateur alle relevante informatie die hem in staat stelt de in lid 1 bedoelde activiteiten te kunnen uitvoeren.

Artikel 9

Tijdtoewijzing

1.  

Bij de bepaling van de in artikel 8, lid 1, onder f), bedoelde tijdtoewijzing voor een verificatieovereenkomst houdt de verificateur ten minste rekening met het volgende:

a) 

de complexiteit van de installatie of de activiteiten en vloot van de vliegtuigexploitant;

b) 

het informatieniveau en de complexiteit van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of van het monitoringmethodiekplan, naargelang van het geval;

c) 

het vereiste materialiteitsniveau;

d) 

de complexiteit en volledigheid van de dataflowactiviteiten en het controlesysteem van de exploitant of vliegtuigexploitant;

e) 

de locatie van informatie en gegevens met betrekking tot broeikasgasemissies, tonkilometergegevens of voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens.

2.  

De verificateur zorgt dat het verificatiecontract voorziet in de mogelijkheid de in het contract overeengekomen termijn te verlengen wanneer die extra tijd nodig blijkt te zijn voor de strategische analyse, risicoanalyse of andere verificatieactiviteiten. De situaties waarin de extra tijd nodig kan zijn, omvatten ten minste de volgende situaties:

a) 

wanneer tijdens de verificatie blijkt dat de dataflowactiviteiten, controleactiviteiten of logistiek van de exploitant of vliegtuigexploitant complexer zijn dan aanvankelijk gedacht;

b) 

wanneer de verificateur tijdens de verificatie onjuistheden, non-conformiteiten, ontbrekende gegevens of fouten in de gegevensreeksen vaststelt.

3.  
De verificateur houdt de toegewezen tijd bij in de interne verificatiedocumentatie.

Artikel 10

Informatie van een exploitant of vliegtuigexploitant

1.  

Vóór de strategische analyse en op andere tijdstippen tijdens de verificatie bezorgt de exploitant of vliegtuigexploitant aan de verificateur al het volgende:

a) 

de vergunning voor broeikasgasemissies van de exploitant indien het de verificatie van het emissieverslag van een exploitant betreft;

b) 

de meest recente versie van het monitoringplan van de exploitant of vliegtuigexploitant, alsook alle andere relevante en door de bevoegde autoriteit goedgekeurde versies van het monitoringplan, met inbegrip van bewijsmateriaal van die goedkeuring;

c) 

de meest recente versie van het monitoringmethodiekplan van de exploitant, alsook alle andere relevante versies van het monitoringmethodiekplan, met inbegrip — in voorkomend geval — van bewijsmateriaal van die goedkeuring;

d) 

een beschrijving van de dataflowactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant;

e) 

de in artikel 59, lid 2, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 11, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ , al naargelang van het geval, bedoelde risicobeoordelingen en een overzicht van het gehele controlesysteem van de exploitant of vliegtuigexploitant;

f) 

indien van toepassing, de in artikel 7, lid 2, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ bedoelde vereenvoudigde onzekerheidsbeoordeling;

g) 

de in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of in het monitoringmethodiekplan vermelde procedures, met inbegrip van de procedures voor dataflowactiviteiten en controleactiviteiten;

▼M1

h) 

het jaarlijkse emissie- of tonkilometerverslag, het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant of vliegtuigexploitant, al naargelang van het geval;

▼B

i) 

de verslagen met referentiegegevens van voorgaande toewijzingsperioden voor eerdere toewijzingsfasen en de jaarlijkse verslagen over het activiteitsniveau van de voorgaande jaren die bij de bevoegde autoriteit zijn ingediend voor de toepassing van artikel 10 bis, lid 21, van Richtlijn 2003/87/EG, in voorkomend geval;

j) 

indien van toepassing, het in artikel 33 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde bemonsteringsplan van de exploitant zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit;

k) 

wanneer het monitoringplan tijdens de verslagperiode is gewijzigd, gegevens van alle wijzigingen die tijdens de verslagperiode in het monitoringplan zijn aangebracht overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066;

▼M1

k bis) 

wanneer het monitoringmethodiekplan is gewijzigd, gegevens van alle wijzigingen overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331;

▼M1

l) 

indien van toepassing, de in artikel 69, leden 1 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde verslagen;

▼M1

l bis) 

indien van toepassing, informatie over de wijze waarop de exploitant non-conformiteiten heeft gecorrigeerd of aanbevelingen voor verbetering heeft gedaan die zijn vermeld in het verificatierapport over een jaarverslag over het activiteitsniveau van het voorgaande jaar of een relevant verslag met referentiegegevens;

▼B

m) 

het verificatierapport van het voorgaande jaar of de vorige referentieperiode, al naargelang van het geval, indien de verificateur dat jaar of die referentieperiode de verificatie voor die bepaalde exploitant of vliegtuigexploitant niet heeft uitgevoerd;

▼M1

n) 

alle relevante correspondentie met de bevoegde autoriteit, in het bijzonder gegevens met betrekking tot de kennisgeving van wijzigingen van het monitoringplan of het monitoringmethodiekplan, alsook correcties van ingediende gegevens, al naargelang van het geval;

▼B

o) 

informatie over databanken en gegevensbronnen die voor monitoring- en rapportagedoeleinden worden gebruikt, met inbegrip van de databanken en gegevensbronnen van Eurocontrol of een andere relevante organisatie;

p) 

indien de verificatie betrekking heeft op het emissieverslag van een installatie die de geologische opslag van broeikasgassen uitvoert in een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG, het door die richtlijn voorgeschreven monitoringplan en de door artikel 14 van die richtlijn voorgeschreven verslagen die ten minste de verslagperiode voor het te verifiëren emissieverslag bestrijken;

q) 

indien van toepassing, de goedkeuring van de bevoegde autoriteit om geen bezoeken aan installaties uit te voeren overeenkomstig artikel 31, lid 1;

r) 

bewijsstukken van de exploitant waaruit blijkt dat de onzekerheidsdrempels voor de in het monitoringplan vastgelegde niveaus zijn nageleefd;

s) 

alle andere relevante informatie voor de planning en uitvoering van de verificatie.

2.  
Voordat de verificateur het verificatierapport uitbrengt, moet de exploitant of vliegtuigexploitant hem het goedgekeurde en intern gevalideerde eindverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant verstrekken.

Artikel 11

Strategische analyse

1.  
Bij het begin van de verificatie beoordeelt de verificateur de waarschijnlijke aard, reikwijdte en complexiteit van de verificatietaken door alle aan de installatie of vliegtuigexploitant verwante activiteiten aan een strategische analyse te onderwerpen.
2.  

Voor een beter begrip van de door de installatie of vliegtuigexploitant uitgevoerde activiteiten verzamelt en beoordeelt de verificateur de vereiste informatie om na te gaan of het verificatieteam voldoende competent is om de verificatie uit te voeren, of de in het contract vermelde tijdtoewijzing correct is en of hij de noodzakelijke risicoanalyse kan uitvoeren. De informatie omvat ten minste:

a) 

de in artikel 10, lid 1, bedoelde gegevens;

b) 

het vereiste materialiteitsniveau;

c) 

de informatie uit verificaties van de voorbije jaren indien de verificateur de verificatie voor dezelfde exploitant of vliegtuigexploitant uitvoert.

3.  

Bij de beoordeling van de in lid 2 bedoelde informatie evalueert de verificateur ten minste het volgende:

a) 

de categorie van de in artikel 19 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde installatie en de in die installatie uitgevoerde activiteiten, voor de verificatie van het emissieverslag van de exploitant;

b) 

de omvang en aard van de vliegtuigexploitant, de verspreiding van informatie op verschillende locaties en het aantal en type vluchten, voor de verificatie van het emissie- of tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant;

c) 

het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of het monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, en de bijzonderheden van de in dat monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, vastgelegde monitoringmethodiek;

d) 

de aard, schaal en complexiteit van emissiebronnen en bronstromen, alsook de apparatuur en processen voor het verkrijgen van emissie- of tonkilometergegevens of voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens, met inbegrip van de in het monitoringplan of het monitoringmethodiekplan beschreven meetapparatuur, de oorsprong en toepassing van berekeningsfactoren en andere primaire gegevensbronnen;

e) 

de dataflowactiviteiten, het controlesysteem en de controleomgeving.

4.  

Wanneer de verificateur de strategische analyse uitvoert, controleert hij het volgende:

a) 

of het voorgelegde monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, de meest recente — zo nodig door de bevoegde autoriteit goedgekeurde — versie is;

▼M1

b) 

of het monitoringplan tijdens de verslagperiode is gewijzigd;

▼M1

b bis) 

of het monitoringmethodiekplan tijdens de referentieperiode of de verslagperiode voor het activiteitsniveau is gewijzigd, al naargelang van het geval;

▼B

c) 

in voorkomend geval, of de wijzigingen als bedoeld onder b) ingevolge artikel 15, lid 1, of artikel 23 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 aan de bevoegde autoriteit zijn bekendgemaakt, dan wel overeenkomstig artikel 15, lid 2, van die uitvoeringsverordening door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

▼M1

d) 

in voorkomend geval, of de onder b bis) bedoelde wijzigingen ingevolge artikel 9, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 aan de bevoegde autoriteit zijn bekendgemaakt, dan wel overeenkomstig artikel 9, lid 4, van die verordening door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

▼B

Artikel 12

Risicoanalyse

1.  

De verificateur identificeert en analyseert de volgende elementen om een effectieve verificatie te kunnen opzetten, plannen en uitvoeren:

a) 

de intrinsieke risico's;

b) 

de controleactiviteiten;

c) 

wanneer de onder b) bedoelde controleactiviteiten zijn verricht, de controlerisico's met betrekking tot de doeltreffendheid van die controleactiviteiten.

2.  

Bij de identificatie en analyse van de in lid 1 bedoelde elementen neemt de verificateur ten minste het volgende in overweging:

a) 

de bevindingen van de in artikel 11, lid 1, bedoelde strategische analyse;

b) 

de in artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 2, onder c), bedoelde gegevens;

c) 

het in artikel 11, lid 2, onder b), bedoelde materialiteitsniveau.

3.  
Wanneer de verificateur tot de vaststelling komt dat de exploitant of vliegtuigexploitant de relevante intrinsieke risico's en controlerisico's niet in zijn risicobeoordeling heeft vastgesteld, brengt de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant daarvan op de hoogte.
4.  
Afhankelijk van de tijdens de verificatie verkregen informatie herziet de verificateur de risicoanalyse en past hij de uit te voeren verificatieactiviteiten aan of herhaalt hij deze.

Artikel 13

Verificatieplan

1.  

De verificateur stelt op basis van de tijdens de strategische analyse en risicoanalyse verkregen informatie en geïdentificeerde risico's een verificatieplan op dat ten minste het volgende bevat:

a) 

een verificatieprogramma waarin de aard en het toepassingsgebied van de verificatieactiviteiten wordt beschreven, alsook het tijdstip en de manier waarop deze activiteiten moeten worden uitgevoerd;

b) 

een testplan waarin het toepassingsgebied en de methodiek voor het testen van de controleactiviteiten worden uiteengezet, alsook de procedures voor de controleactiviteiten;

▼M1

c) 

een gegevensbemonsteringsplan waarin het toepassingsgebied en de methodiek worden uiteengezet voor de bemonstering van de meetgegevens die ten grondslag liggen aan de geaggregeerde emissies in het emissieverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant, de geaggregeerde tonkilometergegevens in het tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant of de voor een kosteloze toewijzing relevante geaggregeerde gegevens in het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant.

▼B

2.  
De verificateur stelt het in lid 1, onder b), bedoelde testplan zo op dat kan worden bepaald in welke mate op de relevante controleactiviteiten kan worden vertrouwd om te beoordelen of de in artikel 7, lid 4, onder b), c), d), of de tweede alinea vermelde eisen zijn nageleefd.

Wanneer hij de monstergrootte en bemonsteringsactiviteiten bepaalt voor het testen van de controleactiviteiten, houdt de verificateur rekening met de volgende elementen:

a) 

de intrinsieke risico's;

b) 

de controleomgeving;

c) 

de relevante controleactiviteiten;

d) 

de vereiste om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid af te leveren.

3.  

Wanneer hij de monstergrootte en bemonsteringsactiviteiten bepaalt voor de in lid 1, onder c), bedoelde gegevensbemonstering, houdt de verificateur rekening met de volgende elementen:

a) 

de intrinsieke risico's en controlerisico's;

b) 

de resultaten van de analytische procedures;

c) 

de vereiste om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid af te leveren;

d) 

het materialiteitsniveau;

e) 

de mate waarin de bijdrage van een individueel gegevenselement wezenlijk bijdraagt tot de algemene gegevensreeks.

4.  
De verificateur stelt het verificatieplan zo op en voert het zo uit dat het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
5.  
De verificateur werkt de risicoanalyse en het verificatieplan bij en past de verificatieactiviteiten aan tijdens de verificatie wanneer hij aanvullende risico's vaststelt die moeten worden ingeperkt of wanneer het feitelijke risico kleiner is dan aanvankelijk gedacht.

Artikel 14

Verificatieactiviteiten

De verificateur voert het verificatieplan uit en controleert op basis van de risicoanalyse de uitvoering van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of van het monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval.

Daartoe voert de verificateur ten minste grondige tests uit die bestaan uit analytische procedures, gegevensverificatie, het controleren van de monitoringmethodiek en het controleren van het volgende:

a) 

de dataflowactiviteiten, alsook de voor de dataflow gebruikte systemen, waaronder informatietechnologiesystemen;

b) 

of de controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant correct worden gedocumenteerd, uitgevoerd, gehandhaafd en effectief zijn om de intrinsieke risico's beperken;

c) 

of de in het monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, vermelde procedures de intrinsieke risico's en controlerisico's kunnen beperken en of de procedures worden uitgevoerd, voldoende worden gedocumenteerd en correct worden gehandhaafd.

Voor de toepassing van lid 2, onder a), traceert de verificateur de gegevensstroom op basis van de volgorde en interactie van de dataflowactiviteiten vanaf de primaire brongegevens tot de opstelling van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant.

Artikel 15

Analytische procedures

1.  
De verificateur hanteert analytische procedures om de plausibiliteit en volledigheid van gegevens te beoordelen wanneer uit de intrinsieke risico's, de controlerisico's en de geschiktheid van de controleactiviteiten van de exploitant of vliegtuigexploitant blijkt dat zulke analytische procedures nodig zijn.
2.  

Bij de in lid 1 bedoelde analytische procedures beoordeelt de verificateur de ingediende gegevens om mogelijke risicogebieden vast te stellen en vervolgens de geplande verificatieactiviteiten te valideren en aan te passen. De verificateur doet ten minste het volgende:

a) 

hij beoordeelt de plausibiliteit van schommelingen en trends over een bepaalde tijdsperiode of tussen vergelijkbare items;

b) 

hij wijst onmiddellijke uitschieters, onverwachte gegevens en gegevensleemten aan.

3.  

Bij toepassing van de in lid 1 bedoelde analytische procedures voert de verificateur de volgende procedures uit:

a) 

voorafgaande analytische procedures op geaggregeerde gegevens voordat de in artikel 14 bedoelde activiteiten worden uitgevoerd, teneinde de aard, complexiteit en relevantie van de ingediende gegevens te begrijpen;

b) 

uitvoerige analytische procedures op de geaggregeerde gegevens en de onderliggende meetgegevens om mogelijke structurele fouten en onmiddellijke uitschieters aan te wijzen;

c) 

definitieve analytische procedures op de geaggregeerde gegevens om te waarborgen dat alle tijdens het verificatieproces vastgestelde fouten correct zijn opgelost.

4.  
Wanneer de verificateur uitschieters, schommelingen, trends, gegevensleemten of gegevens vaststelt die niet met andere relevante informatie stroken of aanzienlijk afwijken van verwachte hoeveelheden of verhoudingen, verkrijgt hij van de exploitant of vliegtuigexploitant verklaringen die worden gestaafd door aanvullend relevant bewijsmateriaal.

Op basis van de verschafte verklaringen en het aanvullende bewijsmateriaal beoordeelt de verificateur het effect op het verificatieplan en de uit te voeren verificatieactiviteiten.

Artikel 16

Gegevensverificatie

1.  
De verificateur verifieert de gegevens in het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant door ze grondig te testen. Dat kan onder andere door ze terug te voeren tot de primaire gegevensbron, door ze met externe gegevensbronnen te vergelijken, door aansluitingen uit te voeren, door drempels met betrekking tot gepaste gegevens te controleren en door herberekeningen uit te voeren.
2.  

Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde gegevensverificatie en rekening houdend met het goedgekeurde monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, en de daarin beschreven procedures, controleert de verificateur:

a) 

voor de verificatie van een emissieverslag van de exploitant, de grenzen van een installatie;

▼M1

b) 

voor de verificatie van een verslag met referentiegegevens, een gegevensverslag over een nieuwkomer of een jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant, de grenzen van een installatie en de bijbehorende subinstallaties;

c) 

voor de verificatie van een emissieverslag, een verslag met referentiegegevens, een gegevensverslag over een nieuwkomer of een jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant, de volledigheid van de bronstromen en emissiebronnen als beschreven in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of het monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval;

▼B

d) 

voor de verificatie van een emissie- en tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant, de volledigheid van de vluchten die onder een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteit vallen waarvoor de vliegtuigexploitant verantwoordelijk is, alsook de volledigheid van respectievelijk de emissie- en tonkilometergegevens;

e) 

de consistentie tussen de ingediende gegevens en de documentatie over massa en zwaartepunt, voor de verificatie van een emissie- en tonkilometerverslag van de vliegtuigexploitant;

f) 

voor de verificatie van een emissieverslag van de vliegtuigexploitant, de consistentie tussen de geaggregeerde gegevens over het brandstofverbruik en de gegevens over de voor het vliegtuig dat de luchtvaartactiviteit verricht, aangekochte of anderszins geleverde brandstof;

▼M1

f bis) 

voor de verificatie van een jaarverslag over het activiteitsniveau, de nauwkeurigheid van de in artikel 16, lid 5, of artikel 19, 20, 21 of 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 genoemde parameters en van de uit hoofde van artikel 6, leden 1, 2 en 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 vereiste gegevens;

▼B

g) 

de consistentie tussen de geaggregeerde ingediende gegevens uit een verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant en de primaire brongegevens;

h) 

indien de exploitant een op metingen gebaseerde methodiek hanteert overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, de waarden die worden gemeten aan de hand van de resultaten van de door een exploitant overeenkomstig artikel 46 van die uitvoeringsverordening uitgevoerde berekeningen;

i) 

de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de gegevens.

3.  
Voor de in lid 2, onder d), bedoelde controle van de volledigheid van de vluchtgegevens gebruikt een verificateur de luchtverkeersgegevens van de vliegtuigexploitant, met inbegrip van de gegevens die worden verzameld door Eurocontrol of door andere relevante organisaties die in staat zijn luchtverkeersinformatie te verwerken zoals die welke ter beschikking staat van Eurocontrol.

Artikel 17

Verificatie van de correcte toepassing van de monitoringmethodiek

1.  
De verificateur controleert de correcte toepassing en uitvoering van de door de bevoegde autoriteit in het monitoringplan goedgekeurde monitoringmethodiek, met inbegrip van de bijzonderheden van die monitoringmethodiek.
2.  
Met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant controleert de verificateur de correcte toepassing en uitvoering van het in artikel 33 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde bemonsteringsplan van de exploitant zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit;
3.  

►M1  Met het oog op de verificatie van het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant controleert de verificateur of de methode voor het verzamelen en monitoren van de in het monitoringmethodiekplan vastgestelde gegevens correct is toegepast. Er wordt onder meer gecontroleerd: ◄

a) 

of alle gegevens over emissies, inputs, outputs en energiestromen correct zijn toegewezen aan de subinstallaties in overeenstemming met de systeemgrenzen als bedoeld in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ ;

b) 

of de gegevens volledig zijn en of sprake is van gegevensleemten of dubbeltellingen;

c) 

of de activiteitsniveaus voor productbenchmarks gebaseerd zijn op een correcte toepassing van de in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ vermelde productdefinities;

d) 

of de activiteitsniveaus voor de warmtebenchmark-subinstallaties, de stadsverwarming-subinstallatie, de brandstofbenchmark-subinstallaties en de procesemissies-subinstallaties correct zijn toegewezen volgens de geproduceerde producten en krachtens uit hoofde van artikel 10 ter, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde gedelegeerde handelingen;

▼M1

e) 

of het energieverbruik correct is toegewezen aan elke subinstallatie, indien van toepassing;

f) 

of de waarde van de in artikel 16, lid 5, of artikel 19, 20, 21 of 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 genoemde parameters gebaseerd is op een correcte toepassing van die verordening;

g) 

met het oog op de verificatie van een jaarverslag over het activiteitsniveau en een gegevensverslag over een nieuwkomer, de datum van aanvang van de normale werking als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331;

h) 

met het oog op de verificatie van een jaarverslag over het activiteitsniveau, of de in de punten 2.3 tot en met 2.7 van bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 vermelde parameters, al naargelang van de installatie, correct zijn gemonitord en gerapporteerd overeenkomstig het monitoringmethodiekplan.

▼M1

4.  
Wanneer CO2 wordt afgetrokken overeenkomstig artikel 49 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of overgebracht N2O niet als geëmitteerd geldt overeenkomstig artikel 50 van die verordening en dat overgebracht CO2 of N2O door zowel de overbrengende als de ontvangende installatie wordt gemeten, controleert de verificateur of de verschillen tussen de gemeten waarden in beide installaties door de onzekerheid van de meetsystemen kunnen worden verklaard en of het correcte rekenkundige gemiddelde van de gemeten waarden in de emissieverslagen van beide installaties is gebruikt.

▼B

Wanneer de verschillen tussen de gemeten waarden in beide installaties niet door de onzekerheid van de meetsystemen kunnen worden verklaard, controleert de verificateur of de aanpassingen zijn gemaakt om de verschillen tussen de gemeten waarden in overeenstemming met elkaar te brengen, of dat conservatieve aanpassingen waren en of de bevoegde autoriteit deze aanpassingen heeft goedgekeurd.

▼M1 —————

▼B

Artikel 18

Verificatie van op ontbrekende gegevens toegepaste methoden

1.  
Wanneer in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan bedoelde methoden zijn gebruikt om ontbrekende gegevens aan te vullen overeenkomstig artikel 66 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, controleert de verificateur of de gebruikte methoden geschikt waren voor de specifieke situatie en of ze correct zijn toegepast.

Indien de exploitant of vliegtuigexploitant goedkeuring heeft gekregen van de bevoegde autoriteit om in overeenstemming met artikel 66 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 andere methoden te gebruiken dan die bedoeld in de eerste alinea, controleert de verificateur of de goedgekeurde aanpak correct wordt toegepast en passend wordt gedocumenteerd.

Indien een exploitant of een vliegtuigexploitant een dergelijke goedkeuring niet tijdig kan verkrijgen, controleert de verificateur of de door de exploitant of vliegtuigexploitant gevolgde aanpak om de ontbrekende gegevens aan te vullen, waarborgt dat de emissies niet worden ondergewaardeerd en dat deze aanpak niet tot materiële onjuistheden leidt.

2.  
De verificateur controleert of de door de exploitant of vliegtuigexploitant toegepaste controleactiviteiten om de in artikel 66 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde ontbrekende gegevens te voorkomen, effectief zijn.

▼M1

3.  
Wanneer in verslagen met referentiegegevens, gegevensverslagen over nieuwkomers of jaarverslagen over het activiteitsniveau sprake is van gegevensleemten, controleert de verificateur of in het monitoringmethodiekplan methoden zijn vastgesteld om met gegevensleemten om te gaan krachtens artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331, of die methoden geschikt waren voor de specifieke situatie en of ze correct zijn toegepast.

Wanneer geen geschikte methode om met gegevensleemten om te gaan in het monitoringmethodiekplan is vastgesteld, controleert de verificateur of de door de exploitant gevolgde aanpak om de ontbrekende gegevens te compenseren, gebaseerd is op redelijk bewijs en waarborgt dat de bij bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 vereiste gegevens niet worden onder- of overgewaardeerd.

▼B

Artikel 19

Beoordeling van de onzekerheid

1.  
Wanneer Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 voorschrijft dat de exploitant moet aantonen dat de onzekerheidsdrempels voor activiteitsgegevens en berekeningsfactoren zijn nageleefd, bevestigt de verificateur de geldigheid van de informatie die is gebruikt om de in het goedgekeurde monitoringplan vastgestelde onzekerheidsniveaus te berekenen.
2.  

Wanneer een exploitant een monitoringmethodiek toepast die niet is gebaseerd op niveaus als bedoeld in artikel 22 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, controleert de verificateur al het volgende:

a) 

of de exploitant een beoordeling en kwantificatie van de onzekerheid heeft uitgevoerd waarbij wordt aangetoond dat aan de vereiste algemene onzekerheidsdrempel voor de jaarlijkse broeikasgasemissies krachtens artikel 22, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 is voldaan;

b) 

de geldigheid van de informatie die is gebruikt om de onzekerheid te beoordelen en te kwantificeren;

c) 

of de algemene aanpak die is gebruikt voor de beoordeling en de kwantificatie van de onzekerheid in overeenstemming is met artikel 22, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066;

d) 

of bewijs is geleverd dat aan de in artikel 22, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde voorwaarden voor de monitoringmethodiek is voldaan.

3.  
Wanneer de exploitant krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ een vereenvoudigde beoordeling van de onzekerheid moet uitvoeren, bevestigt de verificateur de geldigheid van de voor die beoordeling gebruikte informatie.

Artikel 20

Bemonstering

1.  
Bij de controle van de conformiteit van de in artikel 14, onder b) en c), bedoelde controleactiviteiten en procedures of bij de in de artikelen 15 en 16 bedoelde controles kan de verificateur de specifieke bemonsteringsmethoden van een installatie of vliegtuigexploitant gebruiken op voorwaarde dat bemonstering gerechtvaardigd is op basis van de risicoanalyse.
2.  
Wanneer de verificateur tijdens de bemonstering een non-conformiteit of onjuistheid vaststelt, verzoekt hij de exploitant of vliegtuigexploitant de belangrijkste oorzaken van die non-conformiteit of onjuistheid te verklaren, zodat hij het effect van de non-conformiteit of onjuistheid op de ingediende gegevens kan beoordelen. Op basis van het resultaat van die beoordeling bepaalt de verificateur of aanvullende verificatieactiviteiten nodig zijn, of de monstergrootte naar boven moet worden bijgesteld en welk deel van de gegevensgroep door de exploitant of vliegtuigexploitant moet worden gecorrigeerd.
3.  
De verificateur noteert het resultaat van de in de artikelen 14 tot en met 17 bedoelde controles, met inbegrip van de bijzonderheden van aanvullende monsters, in de interne verificatiedocumentatie.

Artikel 21

Bezoeken ter plaatse

1.  
Op een of meer gepaste momenten tijdens het verificatieproces brengt de verificateur een bezoek ter plaatse om de werking van meettoestellen en monitoringsystemen te beoordelen, gesprekken te voeren en de in dit hoofdstuk vereiste activiteiten uit te voeren, alsook om voldoende informatie en bewijsmateriaal te verzamelen zodat hij kan concluderen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.
2.  
De exploitant of vliegtuigexploitant biedt de verificateur toegang tot zijn locaties.
3.  
Met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant zal de verificateur ook een bezoek ter plaatse aanwenden om de grenzen van de installatie en de volledigheid van bronstromen en emissiebronnen te beoordelen.

▼M1

4.  
Met het oog op de verificatie van het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer en het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant zal de verificateur ook een bezoek ter plaatse aanwenden om de grenzen van de installatie en de bijbehorende subinstallaties en de volledigheid van bronstromen, emissiebronnen en technische aansluitingen te beoordelen.
5.  
Met het oog op de verificatie van het emissieverslag, het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant beslist de verificateur op basis van de risicoanalyse of aanvullende locaties moeten worden bezocht, met inbegrip van relevante delen van de dataflowactiviteiten en controleactiviteiten die op andere locaties worden uitgevoerd, zoals in het hoofdkantoor van de onderneming of in kantoren buiten het bedrijfsterrein.

▼B

Artikel 22

Onjuistheden, non-conformiteiten en niet-naleving aanpakken

1.  
►M1  Wanneer de verificateur tijdens de verificatie onjuistheden, non-conformiteiten of niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842, al naargelang van het geval, heeft vastgesteld, stelt hij de exploitant of vliegtuigexploitant daar tijdig van in kennis en vraagt hij de nodige correcties. ◄

De exploitant of vliegtuigexploitant corrigeert alle meegedeelde onjuistheden of non-conformiteiten.

▼M1

Wanneer wordt vastgesteld dat Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 niet is nageleefd, brengt de exploitant of vliegtuigexploitant de bevoegde autoriteit op de hoogte en corrigeert hij de niet-naleving onverwijld.

2.  
De verificateur documenteert alle onjuistheden, non-conformiteiten en gevallen van niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 die tijdens de verificatie door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn gecorrigeerd, en duidt deze in de interne verificatiedocumentatie aan als opgelost.

▼B

3.  
Indien de exploitant of de vliegtuigexploitant de onjuistheden of non-conformiteiten die de verificateur aan hem heeft meegedeeld, niet corrigeert overeenkomstig lid 1 voordat de verificateur het verificatierapport uitbrengt, verzoekt de verificateur de exploitant of vliegtuigexploitant de belangrijkste oorzaken van die non-conformiteit of onjuiste opgave te verklaren, zodat hij het effect van de non-conformiteiten of onjuistheden op de ingediende gegevens kan beoordelen.

De verificateur bepaalt of de niet-gecorrigeerde onjuistheden, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, een materieel effect hebben op het geheel van de ingediende emissiegegevens, tonkilometergegevens of voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens. Bij de beoordeling van de materialiteit van onjuistheden houdt de verificateur niet alleen rekening met de omvang en aard van de onjuistheden, maar ook met de bijzondere omstandigheden waarin ze voorkomen.

De verificateur beoordeelt of de niet-gecorrigeerde non-conformiteit, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomt, effect heeft op de ingediende gegevens en of dat tot materiële onjuistheden leidt.

▼M1

Wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant de niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 niet overeenkomstig lid 1 corrigeert voordat de verificateur het verificatierapport uitbrengt, beoordeelt de verificateur of de niet-gecorrigeerde niet-naleving effect heeft op de ingediende gegevens en of dat tot materiële onjuistheden leidt.

▼B

Wanneer de omvang en de aard van de onjuistheden en de bijzondere omstandigheden waarin ze voorkomen zulks rechtvaardigen, kan de verificateur onjuistheden als materieel beschouwen, zelfs als die onjuistheden, die afzonderlijk of in combinatie met andere onjuistheden voorkomen, onder het in artikel 23 vastgestelde materialiteitsniveau vallen.

Artikel 23

Materialiteitsniveau

1.  

Voor de verificatie van emissieverslagen bedraagt het materialiteitsniveau voor elk van de volgende entiteiten 5 % van de totale emissies die in de geverifieerde verslagperiode zijn gerapporteerd:

a) 

installaties van categorie A als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 en installaties van categorie B als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder b), van die uitvoeringsverordening;

b) 

vliegtuigexploitanten met een jaarlijkse emissie van ten hoogste 500 kiloton fossiel CO2.

2.  

Voor de verificatie van emissieverslagen bedraagt het materialiteitsniveau voor elk van de volgende entiteiten 2 % van de totale emissies die in de geverifieerde verslagperiode zijn gerapporteerd:

a) 

installaties van categorie C als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066;

b) 

vliegtuigexploitanten met een jaarlijkse emissie van meer dan 500 kiloton fossiel CO2.

3.  
Voor de verificatie van de tonkilometerverslagen van vliegtuigexploitanten bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van de totale tonkilometergegevens die in de geverifieerde verslagperiode zijn ingediend.
4.  

►M1  Voor de verificatie van verslagen met referentiegegevens, gegevensverslagen over nieuwkomers of jaarverslagen over het activiteitsniveau bedraagt het materialiteitsniveau 5 % van de totale gerapporteerde waarde van het volgende: ◄

a) 

de totale emissies van de installatie, indien de gegevens betrekking hebben op emissies;

b) 

de som van de invoer en de productie van netto meetbare warmte, in voorkomend geval, indien de gegevens betrekking hebben op meetbare warmte;

c) 

de som van de hoeveelheden afvalgassen die worden ingevoerd en geproduceerd in de installatie, in voorkomend geval;

d) 

het activiteitsniveau van elke relevante productbenchmark-subinstallatie afzonderlijk.

Artikel 24

Conclusies over de verificatiebevindingen

Bij het afronden van de verificatie en het onderzoeken van de tijdens de verificatie verkregen informatie doet de verificateur het volgende:

a) 

hij controleert de definitieve gegevens van de exploitant of vliegtuigexploitant, met inbegrip van de gegevens die zijn aangepast op basis van de tijdens de verificatie verkregen informatie;

b) 

hij bestudeert de redenen van de exploitant of vliegtuigexploitant voor verschillen tussen de definitieve en eerder ingediende gegevens;

c) 

hij bestudeert het resultaat van de beoordeling om te bepalen of het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of het monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, met inbegrip van de in dat plan beschreven procedures, correct is toegepast;

d) 

hij beoordeelt of het verificatierisico zich op een aanvaardbaar laag niveau bevindt om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen;

e) 

hij ziet erop toe dat er voldoende bewijsmateriaal is verzameld zodat hij in het verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid kan aangeven dat het verslag geen materiële fouten bevat;

f) 

hij ziet erop toe dat het verificatieproces volledig in de interne verificatiedocumentatie wordt genoteerd en dat in het verificatierapport een definitief oordeel kan worden gegeven.

Artikel 25

Onafhankelijke beoordeling

1.  
De verificateur dient de interne verificatiedocumentatie en het verificatierapport in bij een onafhankelijke beoordelaar voordat hij het verificatierapport uitbrengt.
2.  
De onafhankelijke beoordelaar mag geen van de verificatieactiviteiten hebben uitgevoerd die aan zijn beoordeling zijn onderworpen.
3.  
Het toepassingsgebied van de onafhankelijke beoordeling omvat het volledige verificatieproces dat in dit hoofdstuk is beschreven en dat in de interne verificatiedocumentatie is vermeld.

De onafhankelijke beoordelaar voert de beoordeling zodanig uit dat wordt gewaarborgd dat het verificatieproces overeenkomstig deze verordening is uitgevoerd, dat de in artikel 41 bedoelde procedures voor de verificatieactiviteiten correct zijn verlopen en dat de nodige professionaliteit en oordeelkundigheid aan de dag zijn gelegd.

De onafhankelijke beoordelaar gaat ook na of het verzamelde bewijsmateriaal volstaat om de verificateur in staat te stellen een verificatierapport met een redelijke mate van zekerheid uit te brengen.

4.  
Wanneer door omstandigheden na deze beoordeling nog wijzigingen in het verificatierapport moeten worden aangebracht, beoordeelt de onafhankelijke beoordelaar ook die wijzigingen en het bijbehorende bewijsmateriaal.
5.  
De verificateur machtigt een persoon naar behoren om het verificatierapport op basis van de conclusies van de onafhankelijke beoordelaar en het bewijs in de interne verificatiedocumentatie authentiek te verklaren.

Artikel 26

Interne verificatiedocumentatie

1.  

De verificateur stelt interne verificatiedocumentatie op en brengt alle documenten samen, waaronder ten minste:

a) 

de resultaten van de uitgevoerde verificatieactiviteiten;

b) 

de strategische analyse, de risicoanalyse en het verificatieplan;

c) 

voldoende informatie ter staving van het verificatieadvies, waaronder motiveringen voor beoordelingen over de vraag of de vastgestelde onjuistheden een materieel effect hebben op de meegedeelde emissiegegevens, de tonkilometergegevens of de voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens.

2.  
De in lid 1 bedoelde interne verificatiedocumentatie wordt zo opgesteld dat de in artikel 25 bedoelde onafhankelijke beoordelaar en de nationale accreditatie-instantie kunnen beoordelen of de verificatie overeenkomstig deze verordening is uitgevoerd.

Nadat het verificatierapport authentiek is verklaard overeenkomstig artikel 25, lid 5, neemt de verificateur de resultaten van de onafhankelijke beoordeling op in de interne verificatiedocumentatie.

▼M1

3.  
Op verzoek biedt de verificateur de bevoegde autoriteit inzage in de interne verificatiedocumentatie en andere relevante informatie, zodat die de verificatie gemakkelijker kan evalueren. De bevoegde autoriteit kan een termijn vaststellen waarbinnen de verificateur inzage in die documentatie moet bieden.

▼B

Artikel 27

Verificatierapport

1.  

►M1  Op basis van de tijdens de verificatie verzamelde informatie bezorgt de verificateur een verificatierapport aan de exploitant of vliegtuigexploitant voor elk emissieverslag, tonkilometerverslag, verslag met referentiegegevens, gegevensverslag over een nieuwkomer of jaarverslag over het activiteitsniveau dat aan verificatie werd onderworpen. ◄

a) 

het verslag is als bevredigend geverifieerd;

b) 

het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant bevat materiële onjuistheden die niet zijn gecorrigeerd voordat het verificatierapport werd uitgebracht;

c) 

het toepassingsgebied van de verificatie is te beperkt krachtens artikel 28 en de verificateur kon niet voldoende bewijsmateriaal verwerven om een verificatieadvies met een redelijke mate van zekerheid uit te brengen dat het verslag geen materiële onjuistheden bevat;

d) 

non-conformiteiten, die afzonderlijk of in combinatie met andere non-conformiteiten voorkomen, verschaffen onvoldoende duidelijkheid en verhinderen de verificateur om met een redelijke mate van zekerheid te stellen dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat;

e) 

wanneer het monitoringmethodiekplan niet is onderworpen aan de goedkeuring van de bevoegde autoriteit — de niet-naleving van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ verschaft onvoldoende duidelijkheid en verhindert de verificateur om met een redelijke mate van zekerheid te stellen dat het verslag met referentiegegevens of het gegevensverslag over een nieuwkomer geen materiële onjuistheden bevat.

Voor de toepassing van het bedoelde in de eerste alinea, onder a), kan het verslag van de exploitant of de vliegtuigexploitant enkel als bevredigend worden geverifieerd wanneer het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.

2.  
De exploitant of vliegtuigexploitant bezorgt het verificatierapport samen met het desbetreffende verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant aan de bevoegde autoriteit.
3.  

Het verificatierapport bevat ten minste de volgende elementen:

a) 

de naam van de exploitant of vliegtuigexploitant die aan de verificatie was onderworpen;

b) 

de doelstellingen van de verificatie;

c) 

het toepassingsgebied van de verificatie;

d) 

een verwijzing naar het geverifieerde verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant;

e) 

de criteria die zijn gebruikt om het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant te verifiëren, met inbegrip van, indien van toepassing, de vergunning en de verschillende versies van het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of het monitoringmethodiekplan, alsook de geldigheidsperiode van elk plan;

f) 

indien het voor de toewijzing voor de periode 2021-2025 vereiste verslag met referentiegegevens wordt geverifieerd en de bevoegde autoriteit niet eist dat het monitoringmethodiekplan wordt goedgekeurd, een bevestiging dat de verificateur het monitoringmethodiekplan heeft gecontroleerd en dat dit plan voldoet aan Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ ;

g) 

waar het de verificatie van het emissieverslag van de exploitant of vliegtuigexploitant betreft, geaggregeerde emissies of tonkilometers per activiteit als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG en per installatie of vliegtuigexploitant;

h) 

waar het de verificatie van het verslag met referentiegegevens of het gegevensverslag over een nieuwkomer betreft, geaggregeerde jaarlijkse geverifieerde gegevens voor elk jaar van de referentieperiode voor elke subinstallatie voor het jaarlijkse activiteitsniveau en de aan de subinstallatie toegewezen emissies;

▼M1

h bis) 

waar het de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau betreft, geaggregeerde jaarlijkse geverifieerde gegevens voor elk jaar van de verslagperiode voor het activiteitsniveau voor elke subinstallatie voor het jaarlijkse activiteitsniveau;

▼M1

i) 

de verslagperiode, de referentieperiode of de verslagperiode voor het activiteitsniveau waarop de verificatie betrekking heeft;

▼B

j) 

de verantwoordelijkheden van de exploitant of vliegtuigexploitant, de bevoegde autoriteit en de verificateur;

k) 

het verificatieadvies;

l) 

een beschrijving van alle vastgestelde onjuistheden en non-conformiteiten die niet werden gecorrigeerd voordat het verificatierapport werd uitgegeven;

m) 

de data waarop bezoeken ter plaatse zijn uitgevoerd en door wie ze zijn uitgevoerd;

n) 

of er van bezoeken ter plaatse is afgezien, en de redenen daarvoor;

▼M1

o) 

alle gevallen van niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 die tijdens de verificatie zijn vastgesteld;

▼B

p) 

indien niet tijdig goedkeuring van de bevoegde autoriteit kan worden verkregen voor de methode die is gebruikt om ontbrekende gegevens aan te vullen overeenkomstig artikel 18, lid 1, laatste alinea, een bevestiging dat de gebruikte methode conservatief is en al dan niet tot materiële onjuistheden leidt;

q) 

een verklaring, indien de toegepaste methode om gegevensleemtes aan te vullen krachtens artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ leidt tot materiële onjuistheden;

▼M1 —————

▼M1

r bis) 

bij vaststelling door de verificateur van relevante wijzigingen van de in artikel 16, lid 5, of artikel 19, 20, 21 of 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 genoemde parameters of wijzigingen van de energie-efficiëntie overeenkomstig artikel 6, leden 1, 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842, een beschrijving van die wijzigingen en gerelateerde opmerkingen;

r ter) 

indien van toepassing, de bevestiging dat de datum van aanvang van de normale werking als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 is gecontroleerd;

▼B

s) 

aanbevelingen voor verbetering, indien van toepassing;

t) 

de naam van de EU ETS-hoofdauditor, de onafhankelijke beoordelaar en, indien van toepassing, de EU ETS-auditor en technisch deskundige die bij de verificatie van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant betrokken waren;

u) 

de datum en handtekening van een gevolmachtigde namens de verificateur, alsook zijn naam.

4.  

►M1  De verificateur beschrijft de onjuistheden, non-conformiteiten en niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 in het verificatierapport in voldoende detail zodat de exploitant of vliegtuigexploitant en de bevoegde autoriteit op de hoogte zijn van de volgende zaken: ◄

▼M1

a) 

de omvang en aard van de onjuiste opgave, non-conformiteit of niet-naleving van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842;

▼B

b) 

de reden waarom de onjuistheid al dan niet een materieel effect heeft;

c) 

op welk element van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant de onjuistheid betrekking heeft of op welk element van het monitoringplan of het monitoringmethodiekplan de non-conformiteit betrekking heeft;

▼M1

d) 

op welk artikel van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 of Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 de niet-naleving betrekking heeft.

▼B

5.  
Wanneer een lidstaat de verificateur met het oog op de verificatie van een emissie- of tonkilometerverslag verplicht om naast de in lid 3 beschreven elementen informatie over het verificatieproces voor te leggen en die informatie niet noodzakelijk is om goed op de hoogte te zijn van het verificatieadvies, kan de exploitant of vliegtuigexploitant om redenen van efficiëntie die aanvullende informatie afzonderlijk van het verificatierapport voorleggen op een andere datum, maar uiterlijk op 15 mei van hetzelfde jaar.

Artikel 28

Beperking van het toepassingsgebied

De verificateur kan tot de conclusie komen dat het toepassingsgebied van de in artikel 27, lid 1, onder c), bedoelde verificatie te beperkt is in elk van de volgende situaties:

a) 

er ontbreken gegevens waardoor een verificateur niet het nodige bewijsmateriaal in handen krijgt om het verificatierisico te verlagen tot het vereiste niveau om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen;

b) 

het monitoringplan is niet door de bevoegde autoriteit goedgekeurd;

c) 

het monitoringplan of monitoringmethodiekplan, al naargelang van het geval, heeft geen voldoende groot toepassingsgebied of verschaft niet voldoende duidelijkheid om de verificatie af te ronden;

d) 

de exploitant of vliegtuigexploitant is er niet in geslaagd voldoende informatie ter beschikking te stellen zodat de verificateur de verificatie kan uitvoeren;

e) 

Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ of de lidstaat vereist dat het monitoringmethodiekplan vóór de indiening van het verslag met referentiegegevens door de bevoegde autoriteit wordt goedgekeurd, maar dat plan is niet voor het begin van de verificatie door de bevoegde autoriteit goedgekeurd.

Artikel 29

Onopgeloste niet-materiële non-conformiteiten aanpakken

1.  
De verificateur beoordeelt of de exploitant of vliegtuigexploitant de in het verificatierapport vermelde non-conformiteiten met betrekking tot de vorige monitoringperiode waar nodig heeft gecorrigeerd overeenkomstig de in artikel 69, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde eisen voor de exploitant;

Indien de exploitant of vliegtuigexploitant die non-conformiteiten niet overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 heeft gecorrigeerd, overweegt de verificateur of de omissie het risico op onjuistheden verhoogt of kan verhogen.

De verificateur vermeldt in het verificatierapport of die non-conformiteiten door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn opgelost.

▼M1

1 bis.  
Met het oog op de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau beoordeelt de verificateur of de exploitant de in het verificatierapport vermelde non-conformiteiten met betrekking tot het bijbehorende verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de voorgaande verslagperiode voor het activiteitsniveau heeft gecorrigeerd.

Indien de exploitant die non-conformiteiten niet heeft gecorrigeerd, overweegt de verificateur of de omissie het risico op onjuistheden verhoogt of kan verhogen.

De verificateur vermeldt in het verificatierapport of die non-conformiteiten door de exploitant zijn opgelost.

▼B

2.  
De verificateur noteert in de interne verificatiedocumentatie bijzonderheden over het tijdstip en de manier waarop non-conformiteiten tijdens de verificatie door de exploitant of vliegtuigexploitant zijn opgelost.

Artikel 30

Verbetering van het monitoring- en rapportageproces

1.  

Wanneer de verificateur vaststelt dat de in dit lid, onder a) tot en met e), bedoelde prestaties van de exploitant of vliegtuigexploitant kunnen worden verbeterd, neemt hij in het verificatierapport aanbevelingen voor verbetering op met betrekking tot de prestaties van de exploitant of vliegtuigexploitant op het vlak van:

a) 

de risicobeoordeling van de exploitant of vliegtuigexploitant;

b) 

de ontwikkeling, documentatie, uitvoering en handhaving van dataflowactiviteiten en controleactiviteiten, alsook de evaluatie van het controlesysteem;

c) 

de ontwikkeling, documentatie, uitvoering en handhaving van procedures voor dataflowactiviteiten en controleactiviteiten, alsook andere procedures die een exploitant of vliegtuigexploitant krachtens Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 11, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ moet vaststellen;

d) 

de monitoring en rapportage van emissies of tonkilometers, in het bijzonder om hogere niveaus te bereiken, de risico's te beperken en de efficiëntie van de monitoring en rapportage te verbeteren;

▼M1

e) 

de monitoring en rapportage van gegevens voor verslagen met referentiegegevens, gegevensverslagen over nieuwkomers en jaarverslagen over het activiteitsniveau.

▼B

2.  
Tijdens de verificatie in een jaar nadat in een verificatierapport aanbevelingen voor verbetering zijn gedaan, gaat de verificateur na of en hoe de exploitant of vliegtuigexploitant die aanbevelingen voor verbetering heeft uitgevoerd.

Wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant deze aanbevelingen niet of niet correct heeft uitgevoerd, beoordeelt de verificateur het effect dat dit heeft gehad op het risico op onjuistheden en non-conformiteiten.

Artikel 31

Vereenvoudigde verificatie voor installaties

1.  
In afwijking van artikel 21, lid 1, kan de verificateur, afhankelijk van de goedkeuring door een bevoegde autoriteit overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel, besluiten de bezoeken aan installaties niet uit te voeren. Dit besluit wordt genomen op basis van het resultaat van de risicoanalyse en nadat is vastgesteld dat alle relevante gegevens op afstand toegankelijk zijn voor de verificateur en dat is voldaan aan alle voorwaarden om bezoeken ter plaatse niet uit te voeren. De verificateur dient de exploitant daar onverwijld van op de hoogte te brengen.

De exploitant dient bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in om het besluit van de verificateur om het bezoek ter plaatse niet uit te voeren, goed te keuren.

Na een door de betrokken exploitant ingediende aanvraag beslist de bevoegde autoriteit of het besluit van de verificateur om het bezoek ter plaatse niet uit te voeren wordt goedgekeurd, waarbij rekening wordt gehouden met al de volgende elementen:

a) 

de informatie van de verificateur over het resultaat van de risicoanalyse;

b) 

informatie dat de relevante gegevens op afstand toegankelijk zijn;

c) 

bewijsmateriaal dat de in lid 3 genoemde eisen niet op de installatie van toepassing zijn;

d) 

bewijsmateriaal dat is voldaan aan de voorwaarden om bezoeken ter plaatse niet uit te voeren.

2.  
De in lid 1 van dit artikel bedoelde goedkeuring van de bevoegde autoriteit is niet vereist voor het niet uitvoeren van bezoeken aan in artikel 47, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde installaties met lage emissies.
3.  

De verificateur legt altijd bezoeken ter plaatse af in de volgende situaties:

▼M1

a) 

het emissieverslag of jaarverslag over het activiteitsniveau van een exploitant wordt voor de eerste keer door de verificateur geverifieerd;

b) 

met het oog op de verificatie van het emissieverslag van de exploitant, een verificateur heeft geen bezoek ter plaatse afgelegd in twee verslagperioden die onmiddellijk voorafgaan aan de huidige verslagperiode;

▼M1

b bis) 

met het oog op de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant, een verificateur heeft geen bezoek ter plaatse afgelegd tijdens de verificatie van een jaarverslag over het activiteitsniveau of een verslag met referentiegegevens in de twee verslagperioden voor het activiteitsniveau die onmiddellijk voorafgaan aan de huidige verslagperiode voor het activiteitsniveau;

▼B

c) 

tijdens de verslagperiode zijn belangrijke wijzigingen in het monitoringplan aangebracht, met inbegrip van de in artikel 15, lid 3 of lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde wijzigingen;

▼M1

c bis) 

tijdens de verslagperiode voor het activiteitsniveau zijn belangrijke veranderingen aan de installatie of de bijbehorende subinstallaties aangebracht die belangrijke wijzigingen van het monitoringmethodiekplan vereisen, met inbegrip van de in artikel 9, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 bedoelde wijzigingen;

▼B

d) 

er wordt een verslag met referentiegegevens of een gegevensverslag over een nieuwkomer van de exploitant geverifieerd.

▼M1

4.  
Het bepaalde in lid 3, onder c) en c bis), is niet van toepassing wanneer tijdens de verslagperiode alleen de standaardwaarde als bedoeld in artikel 15, lid 3, onder h), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 9, lid 5, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 is gewijzigd.

▼B

Artikel 32

Voorwaarden om van bezoeken ter plaatse af te zien

Er kan van in artikel 31, lid 1, bedoelde bezoeken ter plaatse worden afgezien, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

1. 

►M1  de verificatie van het emissieverslag van een exploitant heeft betrekking op een installatie van categorie A als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of op een installatie van categorie B als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder b), van die uitvoeringsverordening, waarbij: ◄

a) 

de installatie slechts één bronstroom heeft als bedoeld in artikel 19, lid 3, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, namelijk aardgas, of een of meer de-minimisbronstromen die samen niet meer bedragen dan de in artikel 19 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 vastgestelde drempel voor de-minimisbronstromen;

b) 

het aardgas wordt gemonitord door middel van fiscale meting die aan een passende wettelijke regeling voor de controle van fiscale meters is onderworpen en voldoet aan de vereiste onzekerheidsniveaus met betrekking tot het toepasselijke niveau;

c) 

alleen standaardwaarden voor de berekeningsfactoren van aardgas worden toegepast;

2. 

►M1  de verificatie van het emissieverslag van een exploitant heeft betrekking op een installatie van categorie A als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of op een installatie van categorie B als bedoeld in artikel 19, lid 2, onder b), van die uitvoeringsverordening, waarbij: ◄

a) 

de installatie slechts één bronstroom heeft, namelijk een brandstof zonder procesemissies, en die brandstof ofwel een vaste brandstof is die direct wordt verbrand in de installatie zonder tussentijdse opslag, of een vloeibare of gasvormige brandstof waarvoor tussentijdse opslag mogelijk is;

b) 

de activiteitsgegevens met betrekking tot de bronstroom worden gemonitord met behulp van een van de volgende methoden:

i) 

fiscale meting die aan een passende wettelijke regeling voor de controle van fiscale meters is onderworpen en voldoet aan de vereiste onzekerheidsniveaus met betrekking tot het toepasselijke niveau;

ii) 

een methode die alleen op factuurgegevens is gebaseerd en in voorkomend geval rekening houdt met wijzigingen van de voorraad;

c) 

alleen standaardwaarden voor de berekeningsfactoren worden toegepast;

d) 

de bevoegde autoriteit de installatie heeft toegestaan om een vereenvoudigd monitoringplan te gebruiken overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066;

▼M1

3. 

de verificatie van het emissieverslag van een exploitant heeft betrekking op een installatie met lage emissies als bedoeld in artikel 47, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 en lid 2, onder a) tot en met c), is van toepassing;

▼M1

3 bis. 

de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau van een exploitant heeft betrekking op een installatie als bedoeld in punt 1, 2 of 3, waarbij:

a) 

die installatie geen andere subinstallatie heeft dan één subinstallatie waarop een productbenchmark overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van toepassing is, en

b) 

de productiegegevens die relevant zijn voor de productbenchmark zijn beoordeeld in het kader van een audit met het oog op de financiële boekhouding en de exploitant daar bewijs van levert;

3 ter. 

de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau van een exploitant heeft betrekking op een installatie als bedoeld in punt 1, 2 of 3, waarbij:

a) 

de installatie maximaal twee subinstallaties heeft;

b) 

de bijdrage van de tweede subinstallatie aan de totale definitieve toewijzing van emissierechten aan de installatie minder dan 5 % bedraagt, en

c) 

de verificateur over voldoende gegevens beschikt om de splitsing van subinstallaties te beoordelen, in voorkomend geval;

3 quater. 

de verificatie van het jaarverslag over het activiteitsniveau van een exploitant heeft betrekking op een installatie als bedoeld in punt 1, 2 of 3, waarbij:

a) 

de installatie alleen warmtebenchmark- of stadsverwarming-subinstallaties heeft, en

b) 

de verificateur over voldoengegevens beschikt om splitsing van subinstallaties te beoordelen, in voorkomend geval;

▼B

4. 

►M1  de verificatie van het emissieverslag of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant heeft betrekking op een installatie op een onbemande locatie, waarbij: ◄

a) 

op afstand gemeten gegevens van de onbemande locatie rechtstreeks naar een andere locatie wordt verstuurd, waar alle gegevens worden verwerkt, beheerd en opgeslagen;

b) 

één persoon verantwoordelijk is voor het volledige gegevensbeheer en de volledige gegevensregistratie voor de locatie;

▼M1

c) 

de meters reeds ter plaatse door de exploitant of een laboratorium zijn geïnspecteerd in overeenstemming met artikel 60 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en uit een door de exploitant verstrekt ondertekend document of fotografisch bewijsstuk met datumvermelding blijkt dat sinds die inspectie de bemetering noch de werking van de installatie zijn gewijzigd;

▼B

5. 

►M1  de verificatie van het emissieverslag of het jaarverslag over het activiteitsniveau van de exploitant heeft betrekking op een installatie op een afgelegen of ontoegankelijke locatie, met name een offshore-installatie, waarbij: ◄

a) 

er een hoge mate van centralisatie is van de gegevens die op die locatie worden verzameld en direct worden doorgestuurd naar een andere locatie waar alle gegevens worden verwerkt, beheerd en opgeslagen met een goede kwaliteitsborging;

▼M1

b) 

de meters reeds ter plaatse door de exploitant of een laboratorium zijn geïnspecteerd in overeenstemming met artikel 60 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en uit een door de exploitant verstrekt ondertekend document of fotografisch bewijsstuk met datumvermelding blijkt dat sinds die inspectie de bemetering noch de werking van de installatie zijn gewijzigd.

▼B

Lid 2 mag ook worden toegepast indien de installatie — naast de in lid 2, onder a), bedoelde bronstroom — een of meer de-minimisbronstromen gebruikt die samen niet meer bedragen dan de in artikel 19 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 vastgestelde drempel voor de-minimisbronstromen.

▼M1

Punt 3 bis, onder b), moet worden toegepast indien de subinstallatie die 95 % of meer bijdraagt aan de totale definitieve toewijzing van emissierechten aan de installatie als bedoeld in punt 3 ter, onder b), een subinstallatie is waarop een productbenchmark overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van toepassing is.

▼B

Artikel 33

Vereenvoudigde verificatie voor vliegtuigexploitanten

1.  
In afwijking van artikel 21, lid 1, van deze verordening kan een verificateur besluiten geen bezoek ter plaatse af te leggen bij een in artikel 55, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde kleine emittent, indien de verificateur op basis van de risicoanalyse heeft geconcludeerd dat alle relevante gegevens voor de verificateur op afstand toegankelijk zijn.
2.  
Wanneer een vliegtuigexploitant de in artikel 55, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 bedoelde vereenvoudigde instrumenten gebruikt om het brandstofverbruik te bepalen en wanneer de ingediende gegevens met behulp van deze instrumenten onafhankelijk van enige inbreng van de vliegtuigexploitant zijn aangemaakt, kan de verificateur op basis van de risicoanalyse besluiten de in artikel 14, artikel 16, artikel 17, leden 1 en 2, en artikel 18 van deze verordening bedoelde controles niet uit te voeren.

Artikel 34

Vereenvoudigde verificatieplannen

Wanneer een verificateur een vereenvoudigd verificatieplan gebruikt, houdt hij de rechtvaardiging voor het gebruik van zulke plannen bij in de interne verificatiedocumentatie, met inbegrip van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het gebruik van vereenvoudigde verificatieplannen is voldaan.

▼M1

Artikel 34 bis

Virtuele locatiebezoeken

1.  
In afwijking van artikel 21, lid 1, kan de verificateur, indien ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de exploitant of vliegtuigexploitant een fysiek bezoek ter plaatse onmogelijk maken en indien deze omstandigheden na alle redelijke inspanningen niet kunnen worden verholpen, besluiten een virtueel locatiebezoek af te leggen, mits door de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 3 van dit artikel goedgekeurd.

De verificateur treft maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat. Een fysiek bezoek aan de locatie van de installatie of vliegtuigexploitant wordt onverwijld uitgevoerd.

Het besluit om een virtueel locatiebezoek af te leggen moet gebaseerd zijn op het resultaat van een risicoanalyse, nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden voor het afleggen van een virtueel locatiebezoek is voldaan. De verificateur stelt de exploitant of vliegtuigexploitant daarvan onverwijld in kennis.

2.  

De exploitant of vliegtuigexploitant dient bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in om het besluit van de verificateur om een virtueel locatiebezoek af te leggen, goed te keuren. De aanvraag bevat de volgende elementen:

a) 

bewijs dat het niet mogelijk is een fysiek bezoek ter plaatse te brengen vanwege de ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de exploitant of vliegtuigexploitant;

b) 

informatie over de wijze waarop het virtuele locatiebezoek zal worden uitgevoerd;

c) 

de informatie over het resultaat van de risicoanalyse door de verificateur;

d) 

bewijs van de door de verificateur getroffen maatregelen om het verificatierisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken, zodat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant geen materiële onjuistheden bevat.

3.  
Na een door de betrokken exploitant of vliegtuigexploitant ingediende aanvraag beslist de bevoegde autoriteit of het besluit van de verificateur om een virtueel locatiebezoek af te leggen wordt goedgekeurd, waarbij rekening wordt gehouden met de in lid 2 vermelde elementen.
4.  

In afwijking van lid 3 kan de bevoegde autoriteit, wanneer een groot aantal installaties of vliegtuigexploitanten door soortgelijke ernstige, buitengewone en onvoorziene omstandigheden buiten de controle van de exploitant of vliegtuigexploitant wordt getroffen en onmiddellijk actie moet worden ondernomen om wettelijk opgelegde nationale gezondheidsredenen, verificateurs toestemming verlenen om virtuele locatiebezoeken af te leggen zonder dat een individuele goedkeuring als bedoeld in lid 3 nodig is, op voorwaarde dat:

a) 

de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige, buitengewone en onvoorzienbare omstandigheden buiten de controle van de exploitant of vliegtuigexploitant en dat onmiddellijk actie moet worden ondernomen om wettelijk opgelegde nationale gezondheidsredenen;

b) 

de exploitant of vliegtuigexploitant de bevoegde autoriteit in kennis stelt van het besluit van de verificateur om een virtueel locatiebezoek af te leggen, onder vermelding van de in lid 2 vermelde elementen.

De bevoegde autoriteit beoordeelt de door de exploitant of vliegtuigexploitant overeenkomstig punt b) verstrekte informatie tijdens de beoordeling van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant en stelt de nationale accreditatie-instantie in kennis van het resultaat van de beoordeling.

▼B



HOOFDSTUK III

EISEN VOOR VERIFICATEURS

Artikel 35

Sectorale toepassingsgebieden van de accreditatie

De verificateur verstrekt uitsluitend een verificatierapport aan een exploitant of vliegtuigexploitant die een onder het toepassingsgebied van de in bijlage I bedoelde activiteit uitvoert waarvoor de verificateur een accreditatie heeft gekregen overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 en deze verordening.

Artikel 36

Voortgezet competentieproces

1.  
Om te waarborgen dat alle met verificatieactiviteiten belaste medewerkers voldoende competent zijn om de hun toegewezen taken uit te voeren, wordt door de verificateur een competentieproces ontwikkeld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden.
2.  

In het kader van het in lid 1 bedoelde competentieproces wordt door de verificateur ten minste het volgende vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden:

a) 

algemene competentiecriteria voor alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

b) 

specifieke competentiecriteria voor elke functie bij de verificateur die verificatieactiviteiten uitvoert, met name voor de EU ETS-auditor, EU ETS-hoofdauditor, onafhankelijke beoordelaar en technisch deskundige;

c) 

een methode ter waarborging van de voortdurende competentie en regelmatige evaluatie van de prestaties van alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

d) 

een proces ter waarborging van een continue opleiding van de medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren;

e) 

een proces om te beoordelen of de verificatieovereenkomst binnen het toepassingsgebied van de accreditatie van de verificateur valt, en of de verificateur over de vereiste competentie, medewerkers en middelen beschikt om het verificatieteam samen te stellen en om de verificatieactiviteiten binnen het vereiste tijdschema met goed gevolg te voltooien.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde competentiecriteria zijn specifiek voor elk toepassingsgebied van de accreditatie waarin deze personen verificatieactiviteiten uitvoeren.

Bij de evaluatie van de competentie van de medewerkers krachtens de eerste alinea, onder c), vergelijkt de verificateur deze competentie met de onder a) en b), bedoelde competentiecriteria.

Het in de eerste alinea, onder e), bedoelde proces omvat tevens een proces om te beoordelen of het verificatieteam over de vereiste competentie en medewerkers beschikt om de verificatieactiviteiten voor een specifieke exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren.

De verificateur ontwikkelt algemene en specifieke competentiecriteria die in overeenstemming zijn met de in artikel 37, lid 4, en de artikelen 38, 39 en 40 vastgestelde criteria.

3.  
De verificateur controleert regelmatig de prestaties van alle medewerkers die verificatieactiviteiten uitvoeren, teneinde de voortdurende competentie van die medewerkers te bevestigen.
4.  

De verificateur controleert regelmatig het competentieproces als bedoeld in lid 1 om te waarborgen dat:

a) 

de in lid 2, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde competentiecriteria worden ontwikkeld in overeenstemming met de competentie-eisen in het kader van deze verordening;

b) 

alle eventueel vastgestelde problemen met betrekking tot de vaststelling van algemene en specifieke competentiecriteria krachtens lid 2, eerste alinea, onder a) en b), worden opgelost;

c) 

alle eisen in het competentieproces waar nodig worden bijgewerkt en in stand gehouden.

5.  
De verificateur beschikt over een systeem om de resultaten te registreren van de activiteiten die in het kader van het in lid 1 bedoelde competentieproces worden uitgevoerd.
6.  
Een voldoende competente beoordelaar beoordeelt de competentie en prestaties van een EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor.

De competente beoordelaar monitort deze auditors tijdens de verificatie van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant naargelang van het geval op de locatie van de installatie of vliegtuigexploitant om te bepalen of ze aan de competentiecriteria voldoen.

7.  
Wanneer een personeelslid niet kan aantonen dat aan de competentiecriteria voor een specifieke, aan hem of haar toegewezen taak is voldaan, wijst de verificateur een aanvullende opleiding of stage onder toezicht aan en organiseert hij deze. De verificateur monitort de persoon in kwestie tot hij of zij de verificateur aantoont aan de competentiecriteria te voldoen.

Artikel 37

Verificatieteams

1.  
Voor elke afzonderlijke verificatieovereenkomst stelt de verificateur een verificatieteam samen dat in staat is de in hoofdstuk II bedoelde verificatieactiviteiten uit te voeren.
2.  
Het verificatieteam bestaat ten minste uit een EU ETS-hoofdauditor en, indien de verificateur daartoe besluit op basis van zijn in artikel 8, lid 1, onder e), bedoelde beoordeling en van de strategische analyse, ook uit een geschikt aantal EU ETS-auditors en technisch deskundigen.
3.  
Voor de onafhankelijke beoordeling van de verificatieactiviteiten met betrekking tot een specifieke verificatieovereenkomst wijst de verificateur een onafhankelijke beoordelaar aan die geen deel uitmaakt van het verificatieteam.
4.  

Elk teamlid:

a) 

heeft een helder inzicht in zijn of haar individuele rol in het verificatieproces;

b) 

kan duidelijk communiceren in de vereiste taal om zijn of haar specifieke taken uit te voeren.

5.  
Het verificatieteam omvat ten minste één persoon die de vereiste technische competentie en kennis heeft om de specifieke technische monitoring- en rapportageaspecten te beoordelen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde activiteiten die door de installatie of vliegtuigexploitant worden uitgevoerd. Verder omvat het verificatieteam één persoon die kan communiceren in de vereiste taal voor de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant in de lidstaat waar de verificateur die verificatie uitvoert.

▼M1

Wanneer de verificateur verslagen met referentiegegevens, gegevensverslagen over nieuwkomers of jaarverslagen over het activiteitsniveau verifieert, omvat het verificatieteam daarnaast ten minste één persoon die de vereiste technische competentie en kennis heeft om de specifieke technische aspecten van de verzameling, monitoring en rapportage van de voor een kosteloze toewijzing relevante gegevens te beoordelen.

▼B

6.  
Wanneer het verificatieteam uit slechts één persoon bestaat, voldoet die persoon aan alle competentie-eisen voor de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor, alsook aan de in de leden 4 en 5 vastgestelde eisen.

Artikel 38

Competentie-eisen voor EU ETS-auditors en EU ETS-hoofdauditors

1.  

Een EU ETS-auditor heeft de competentie om de verificatie uit te voeren. Daartoe beschikt de EU ETS-auditor ten minste over:

▼M1

a) 

kennis van Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 voor de verificatie van het verslag met referentiegegevens, het gegevensverslag over een nieuwkomer of het jaarverslag over het activiteitsniveau, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving, toepasselijke richtsnoeren alsook desbetreffende richtsnoeren en wetgeving die zijn uitgevaardigd door de lidstaat waar de verificateur een verificatie uitvoert;

▼B

b) 

kennis en ervaring om gegevens- en informatieaudits uit te voeren, met inbegrip van:

i) 

gegevens- en informatieauditmethoden, waaronder de toepassing van het materialiteitsniveau en de beoordeling van de materialiteit van onjuistheden,

ii) 

de analyse van intrinsieke risico's en controlerisico's,

iii) 

bemonsteringstechnieken met betrekking tot de gegevensbemonstering en opvolging van controleactiviteiten,

iv) 

de beoordeling van gegevens- en informatiesystemen, IT-systemen, dataflowactiviteiten, controleactiviteiten, controlesystemen en procedures voor controleactiviteiten.

c) 

het vermogen om activiteiten uit te voeren met betrekking tot de verificatie van een verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant zoals vereist krachtens hoofdstuk II;

d) 

kennis van en ervaring met de sectorspecifieke technische monitoring- en rapportageaspecten die van belang zijn voor het in bijlage I bedoelde toepassingsgebied van de activiteiten binnen welk de EU ETS-auditor een verificatie uitvoert.

2.  
Een EU ETS-hoofdauditor voldoet aan de competentie-eisen voor een EU ETS-auditor en heeft aangetoond een verificatieteam te kunnen leiden en verantwoordelijk te kunnen zijn voor de uitvoering van de verificatieactiviteiten in overeenstemming met deze verordening.

Artikel 39

Competentie-eisen voor onafhankelijke beoordelaars

1.  
De onafhankelijke beoordelaar geniet de gepaste autoriteit om het ontwerpverificatierapport en de interne verificatiedocumentatie te beoordelen overeenkomstig artikel 25.
2.  
De onafhankelijke beoordelaar voldoet aan de competentie-eisen voor een EU ETS-hoofdauditor als bedoeld in artikel 38, lid 2.
3.  
De onafhankelijke beoordelaar heeft de nodige competentie om de verstrekte informatie te analyseren, teneinde de volledigheid en integriteit van de informatie te kunnen bevestigen, ontbrekende of tegenstrijdige informatie te kunnen betwisten, en om gegevensstromen te kunnen controleren om te beoordelen of de interne verificatiedocumentatie compleet is en voldoende informatie bevat om het ontwerpverificatierapport te ondersteunen.

Artikel 40

Gebruik van technisch deskundigen

1.  
Bij de uitvoering van verificatieactiviteiten kan een verificateur een beroep doen op technisch deskundigen om met betrekking tot een bepaald onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor te ondersteunen bij de uitvoering van hun verificatieactiviteiten.
2.  
Wanneer de onafhankelijke beoordelaar niet over de competentie beschikt om een bepaald aspect in het beoordelingsproces te beoordelen, vraagt de verificateur steun van een technisch deskundige.
3.  
De technisch deskundige beschikt over de nodige competentie en deskundigheid om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor of, waar nodig, de onafhankelijke beoordelaar, efficiënt bij te staan in de kwestie waar zijn of haar kennis en deskundigheid vereist zijn. Bovendien heeft de technisch deskundige een voldoende groot inzicht in de in artikel 38, lid 1, onder a), b) en c), beschreven zaken.
4.  
De technisch deskundige voert specifieke taken uit onder leiding en onder de volle verantwoordelijkheid van de EU ETS-hoofdauditor van het verificatieteam waarin de technisch deskundige werkt, of van de onafhankelijke beoordelaar.

Artikel 41

Procedures voor verificatieactiviteiten

1.  
Door een verificateur worden een of meer procedures voor verificatieactiviteiten zoals beschreven in hoofdstuk II en de door bijlage II vereiste procedures en processen vastgesteld, gedocumenteerd, uitgevoerd en in stand gehouden. ►M1  Wanneer hij deze procedures en processen vaststelt en uitvoert, verricht de verificateur de in bijlage II bij deze verordening genoemde activiteiten overeenkomstig de in die bijlage bedoelde geharmoniseerde norm. ◄

▼M1

2.  

Een verificateur ontwerpt en documenteert een beheersysteem, voert dit uit en houdt het in stand overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm om een consistente ontwikkeling, uitvoering, verbetering en toetsing van de in lid 1 bedoelde procedures en processen te waarborgen. Het beheersysteem omvat ten minste het volgende:

a) 

beleid en verantwoordelijkheden;

b) 

toetsing van het beheer;

c) 

interne audits;

d) 

corrigerende maatregelen;

e) 

maatregelen om risico’s en mogelijkheden aan te pakken en preventieve maatregelen te nemen;

f) 

controle van gedocumenteerde informatie.

▼B

Artikel 42

Bescheiden en communicatie

▼M1

1.  
Een verificateur houdt bescheiden bij en beheert deze, onder andere van de competentie en onpartijdigheid van de medewerkers, om aan te tonen dat deze verordening wordt nageleefd.

▼B

2.  
Een verificateur stelt op gezette tijden informatie beschikbaar aan de exploitant of vliegtuigexploitant en andere betrokken partijen overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.
3.  
Een verificateur waarborgt de vertrouwelijkheid van de tijdens de verificatie verkregen informatie overeenkomstig de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 43

Onpartijdigheid en onafhankelijkheid

1.  
Een verificateur is onafhankelijk van een exploitant of vliegtuigexploitant en voert de verificatieactiviteiten onpartijdig uit.

Om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid te waarborgen is de verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid geen exploitant of vliegtuigexploitant, geen eigenaar van een exploitant of vliegtuigexploitant of geen eigendom van een exploitant of vliegtuigexploitant. Noch onderhoudt de verificateur betrekkingen met de exploitant of vliegtuigexploitant die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden. De verificateur is ook onafhankelijk van instanties die in emissierechten handelen in het kader van het bij artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG ingestelde systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten.

2.  
Een verificateur is zo georganiseerd dat zijn objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn gewaarborgd. ►M1  Voor de toepassing van deze verordening zijn de relevante eisen voor de structuur en organisatie van de verificateur zoals vastgesteld in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm van toepassing. ◄
3.  
Een verificateur voert geen verificatieactiviteiten uit voor een exploitant of vliegtuigexploitant als dat een onaanvaardbaar risico voor zijn onpartijdigheid meebrengt of een belangenconflict voor hem veroorzaakt. De verificateur maakt bij de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant geen gebruik van medewerkers of contractuele werknemers als dat een belangenconflict veroorzaakt of kan veroorzaken. De verificateur waarborgt ook dat de activiteiten van medewerkers of organisaties de vertrouwelijkheid, objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de verificatie niet beïnvloeden. ►M1  Daartoe bewaakt de verificateur de risico’s voor de onpartijdigheid en neemt hij passende maatregelen om die risico’s aan te pakken. ◄

Met name in elk van de volgende gevallen wordt een in de eerste zin van de eerste alinea bedoeld onaanvaardbaar risico voor de onpartijdigheid of belangenconflict verondersteld te zijn ontstaan:

a) 

wanneer een verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid adviesdiensten verleent om een deel van het monitoring- en rapportageproces te ontwikkelen dat in het door de bevoegde autoriteit goedgekeurde monitoringplan of in het monitoringmethodiekplan is beschreven, al naargelang van het geval, waaronder de ontwikkeling van de monitoringmethodiek, het ontwerp van het verslag van de exploitant of vliegtuigexploitant en het ontwerp van het monitoringplan of het monitoringmethodiekplan;

b) 

wanneer een verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid technische bijstand verleent om het systeem te ontwikkelen of te handhaven dat is uitgevoerd om de emissies, de tonkilometergegevens of de voor kosteloze toewijzing relevante gegevens te monitoren of rapporteren.

4.  

Met name in elk van de volgende gevallen wordt verondersteld dat voor een verificateur een belangenconflict is ontstaan in de betrekking tussen hem en een exploitant of vliegtuigexploitant:

a) 

wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en de exploitant of vliegtuigexploitant gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën en gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing;

b) 

wanneer de exploitant of vliegtuigexploitant in lid 3, onder a), bedoelde adviesdiensten of in dat lid, onder b), bedoelde technische bijstand heeft gekregen van een adviesbureau, een instantie voor technische bijstand of andere organisatie die betrekkingen onderhoudt met de verificateur en de onpartijdigheid van de verificateur bedreigt.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), wordt de onpartijdigheid van de verificateur verondersteld te zijn gecompromitteerd wanneer de betrekkingen tussen de verificateur en het adviesbureau, de instantie voor technische bijstand of de andere organisatie gebaseerd zijn op gemeenschappelijk eigendom, gemeenschappelijk bestuur, gemeenschappelijk personeelsbeheer, gedeelde middelen, gemeenschappelijke financiën, gemeenschappelijke contracten of gemeenschappelijke marketing, en gemeenschappelijke betaling van commissies of andere stimulansen voor de verwijzing van nieuwe klanten.

5.  
►M1  Een verificateur besteedt de sluiting van de overeenkomst tussen de exploitant of vliegtuigexploitant en de verificateur, de onafhankelijke beoordeling of de uitgifte van het verificatierapport niet uit. ◄ Voor de toepassing van deze verordening voldoet de verificateur aan de relevante eisen zoals vastgesteld in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm wanneer andere verificatieactiviteiten worden uitbesteed.

▼M1

Personen contracteren om verificatieactiviteiten uit te voeren vormt echter geen uitbesteding in de zin van de eerste alinea wanneer de verificateur, bij het contracteren van deze personen, de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor de door het gecontracteerde personeel uitgevoerde verificatieactiviteiten. Wanneer de verificateur personen contracteert om verificatieactiviteiten uit te voeren, moeten die personen een schriftelijke overeenkomst ondertekenen dat zij de procedures van de verificateur naleven en dat er bij het uitvoeren van deze verificatieactiviteiten geen sprake is van een belangenconflict.

▼B

6.  
Een verificateur ontwikkelt en documenteert een proces, voert dit uit en houdt het in stand om de continue onpartijdigheid en onafhankelijkheid te waarborgen van de verificateur, delen van dezelfde rechtspersoonlijkheid als de verificateur, andere in lid 4 bedoelde organisaties, en personeel en contractuele werknemers die bij de verificatie betrokken zijn. Dat proces omvat een mechanisme om de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de verificateur te waarborgen en voldoet aan de relevante eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage II bedoelde geharmoniseerde norm.

▼M1

6 bis.  
Wanneer een verificateur dezelfde exploitant of vliegtuigexploitant als in het voorgaande jaar verifieert, houdt hij rekening met het risico voor de onpartijdigheid en neemt hij maatregelen om het risico voor de onpartijdigheid te beperken.

▼B

7.  
Als de EU ETS-hoofdauditor zes jaarlijkse verificaties voor een bepaalde vliegtuigexploitant heeft verricht, verleent hij/zij gedurende drie opeenvolgende jaren geen verificatiediensten aan diezelfde vliegtuigexploitant. De maximumperiode van zes jaar omvat alle voor de vliegtuigexploitant verrichte verificaties van broeikasgassen na de inwerkingtreding van deze verordening.

▼M1

8.  
Als de EU-ETS-hoofdauditor gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren jaarlijkse verificaties voor een bepaalde installatie heeft verricht, verleent hij/zij gedurende drie opeenvolgende jaren geen verificatiediensten aan diezelfde installatie. De maximumperiode van vijf jaar omvat de voor de installatie verrichte EU-ETS-verificaties van emissies of toewijzingsgegevens na 1 januari 2021.

▼B



HOOFDSTUK IV

ACCREDITATIE

Artikel 44

Accreditatie

Een verificateur die aan een exploitant of vliegtuigexploitant een verificatierapport afgeeft, wordt geaccrediteerd voor het in bijlage I bedoelde toepassingsgebied van activiteiten waarvoor de verificateur de verificatie van een verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant uitvoert.

▼M1

Voor de verificatie van verslagen met referentiegegevens, gegevensverslagen over nieuwkomers of jaarverslagen over het activiteitsniveau wordt een verificateur die een verificatierapport aan een exploitant afgeeft, bovendien geaccrediteerd voor de in bijlage I bedoelde activiteitengroep nr. 98.

▼B

Artikel 45

Doelstellingen van accreditatie

Tijdens het accreditatieproces en de monitoring van geaccrediteerde verificateurs beoordeelt elke nationale accreditatie-instantie of de verificateur en zijn personeel die verificatieactiviteiten uitvoeren:

a) 

beschikken over de competentie om de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant uit te voeren overeenkomstig deze verordening;

b) 

de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant uitvoeren overeenkomstig deze verordening;

c) 

voldoen aan de in hoofdstuk III bedoelde eisen.

Artikel 46

Accreditatieverzoek

1.  
►M1  Iedere naar het recht van een lidstaat opgerichte rechtspersoon kan een accreditatieverzoek indienen overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008 en de bepalingen van dit hoofdstuk. ◄

Het verzoek bevat de informatie die vereist is op basis van de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

2.  

Naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie stelt een aanvrager vóór aanvang van de beoordeling krachtens artikel 45 het volgende ter beschikking van de nationale accreditatie-instantie:

a) 

alle door de nationale accreditatie-instantie gevraagde informatie;

b) 

procedures en informatie betreffende in artikel 41, lid 1, bedoelde processen en de informatie over het in artikel 41, lid 2, bedoelde kwaliteitsbeheersysteem;

c) 

de in artikel 36, lid 2, onder a) en b), bedoelde competentiecriteria, de resultaten van het in artikel 36 bedoelde competentieproces, evenals andere relevante documentatie over de competentie van al het bij verificatieactiviteiten betrokken personeel;

d) 

informatie over het in artikel 43, lid 6, bedoelde proces ter waarborging van voortdurende onpartijdigheid en onafhankelijkheid, inclusief desbetreffende bescheiden over de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de aanvrager en zijn personeel;

e) 

informatie over de technisch deskundigen en de voornaamste medewerkers die zijn betrokken bij de verificatie van verslagen van een exploitant of vliegtuigexploitant;

f) 

het systeem en proces voor het waarborgen van passende interne verificatiedocumentatie;

g) 

andere in artikel 42, lid 1, bedoelde relevante bescheiden.

Artikel 47

Voorbereiding op de beoordeling

1.  
Bij het voorbereiden van de in artikel 45 bedoelde beoordeling houdt elke nationale accreditatie-instantie rekening met de complexiteit van het toepassingsgebied waarvoor de aanvrager accreditatie aanvraagt, evenals met de complexiteit van het in artikel 41, lid 2, bedoelde kwaliteitsbeheersysteem, de in artikel 41, lid 1, bedoelde procedures en informatie over processen en de geografische gebieden waar de aanvrager de verificatie uitvoert of voornemens is de verificatie uit te voeren.
2.  
Voor de toepassing van deze verordening voldoet de nationale accreditatie-instantie aan de minimumeisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 48

Beoordeling

1.  

Het in artikel 58 bedoelde beoordelingsteam voert ten minste de volgende activiteiten uit om de in artikel 45 bedoelde beoordeling te maken:

a) 

een evaluatie van alle in artikel 46 bedoelde relevante documenten en bescheiden;

b) 

een bezoek ter plaatse bij de aanvrager om een representatief monster van de interne verificatiedocumentatie te evalueren en de uitvoering van het kwaliteitsbeheersysteem van de aanvrager en de in artikel 41 bedoelde procedures of processen te beoordelen;

c) 

observatie van een representatief gedeelte van het aangevraagde toepassingsgebied voor accreditatie en van de prestaties en competentie van een representatief aantal medewerkers van de aanvrager die betrokken zijn bij de verificatie van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant om erop toe te zien dat de medewerkers overeenkomstig deze verordening te werk gaan.

Bij het uitvoeren van die activiteiten voldoet het beoordelingsteam aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

2.  
Het beoordelingsteam brengt overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm aan de aanvrager verslag uit over de bevindingen en non-conformiteiten en verzoekt de aanvrager overeenkomstig deze bepalingen te reageren op de gerapporteerde bevindingen en non-conformiteiten.
3.  
Een aanvrager neemt corrigerende maatregelen om overeenkomstig lid 2 gerapporteerde non-conformiteiten aan te pakken en geeft in zijn antwoord op de gerapporteerde bevindingen en non-conformiteiten van het beoordelingsteam aan welke maatregelen zijn genomen of welke maatregelen gepland zijn binnen een door de nationale accreditatie-instantie bepaalde periode om geïdentificeerde non-conformiteiten ongedaan te maken.
4.  
De nationale accreditatie-instantie evalueert het overeenkomstig lid 3 ingediende antwoord van de aanvrager op de bevindingen en non-conformiteiten.

Wanneer de nationale accreditatie-instantie oordeelt dat het antwoord van de aanvrager ontoereikend of niet doeltreffend is, verzoekt deze om verdere informatie of maatregelen van de aanvrager. De nationale accreditatie-instantie kan ook verzoeken bewijzen te verstrekken van de effectieve invoering van genomen maatregelen of kan een follow-upbeoordeling uitvoeren om de effectieve invoering van de corrigerende maatregelen te beoordelen.

Artikel 49

Besluit over accreditatie en accreditatiecertificaat

1.  
De nationale accreditatie-instantie houdt bij het voorbereiden en nemen van het besluit of de accreditatie van een aanvrager al dan niet wordt toegekend, verlengd of vernieuwd rekening met de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.
2.  
Wanneer de nationale accreditatie-instantie heeft besloten de accreditatie van een aanvrager toe te kennen, te verlengen of te vernieuwen, geeft ze een daartoe strekkend accreditatiecertificaat af.

Het accreditatiecertificaat bevat ten minste de op basis van de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm vereiste informatie.

Het accreditatiecertificaat is geldig gedurende maximaal vijf jaar na de datum waarop de nationale accreditatie-instantie dat certificaat heeft afgegeven.

Artikel 50

Toezicht

1.  
De nationale accreditatie-instantie voert een jaarlijks toezicht uit op elke verificateur waaraan zij een accreditatiecertificaat heeft afgegeven.

Het toezicht bestaat ten minste uit:

a) 

een bezoek ter plaatse aan de verificateur om de in artikel 48, lid 1, onder b), bedoelde activiteiten uit te voeren;

b) 

een observatie van de prestaties en competentie van een representatief aantal medewerkers van de verificateur overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder c).

2.  
Uiterlijk twaalf maanden na de datum waarop het accreditatiecertificaat aan de verificateur is afgegeven, voert de nationale accreditatie-instantie het eerste toezicht op een verificateur overeenkomstig lid 1 uit.
3.  
De nationale accreditatie-instantie bereidt haar plan voor het toezicht op elke verificateur zo voor dat representatieve monsters van het toepassingsgebied van de accreditatie kunnen worden beoordeeld, overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.
4.  
Op basis van de resultaten van in lid 1 bedoelde toezicht besluit de nationale accreditatie-instantie of de voortzetting van de accreditatie wordt bevestigd.
5.  
Wanneer een verificateur een verificatie in een andere lidstaat uitvoert, kan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, een verzoek indienen bij de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waar de verificatie wordt uitgevoerd, om toezichtactiviteiten namens haar en onder haar verantwoordelijkheid uit te voeren.

Artikel 51

Herbeoordeling

1.  
Vóór het vervallen van het accreditatiecertificaat voert de nationale accreditatie-instantie een herbeoordeling uit van de verificateur waaraan de nationale accreditatie-instantie een accreditatiecertificaat heeft afgegeven om te bepalen of de geldigheid van dat accreditatiecertificaat mag worden verlengd.
2.  
De nationale accreditatie-instantie bereidt haar plan voor de herbeoordeling van elke verificateur zo voor dat representatieve monsters van het toepassingsgebied van de accreditatie kunnen worden beoordeeld. Bij het plannen en uitvoeren van de herbeoordeling voldoet de nationale accreditatie-instantie aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 52

Buitengewone beoordeling

1.  
De nationale accreditatie-instantie kan te allen tijde een buitengewone beoordeling van de verificateur uitvoeren om te waarborgen dat de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.
2.  
Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie kan beoordelen of er behoefte is aan een buitengewone beoordeling, brengt de verificateur de nationale accreditatie-instantie onmiddellijk op de hoogte van belangrijke wijzigingen met betrekking tot aspecten van zijn status of werking die relevant zijn voor zijn accreditatie. Belangrijke wijzigingen omvatten de wijzigingen die worden vermeld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 53

Verruiming van het toepassingsgebied

De nationale accreditatie-instantie verricht, in antwoord op een aanvraag door een verificateur voor een verruiming van het toepassingsgebied van een toegekende accreditatie, de nodige activiteiten om te bepalen of de verificateur voldoet aan de eisen van artikel 45 voor de gevraagde verruiming van het toepassingsgebied van zijn accreditatie.

Artikel 54

Administratieve maatregelen

1.  
De nationale accreditatie-instantie kan een accreditatie van een verificateur opschorten, intrekken of beperken indien de verificateur niet voldoet aan de eisen van deze verordening.

Een accreditatie van een verificateur wordt op verzoek van de verificateur door de nationale accreditatie-instantie opgeschort, ingetrokken of beperkt.

De nationale accreditatie-instantie ontwikkelt en documenteert een procedure voor de opschorting van de accreditatie, de intrekking van de accreditatie en de beperking van het toepassingsgebied van de accreditatie, voert deze uit en houdt deze in stand.

2.  

In elk van de volgende gevallen schort de nationale accreditatie-instantie een accreditatie op of beperkt ze het toepassingsgebied ervan:

a) 

de verificateur heeft een ernstige inbreuk op de eisen van deze verordening gepleegd;

b) 

de verificateur heeft aanhoudend en herhaaldelijk niet aan de eisen van deze verordening voldaan;

c) 

de verificateur heeft andere specifieke voorwaarden van de nationale accreditatie-instantie geschonden.

3.  

De nationale accreditatie-instantie trekt de accreditatie in de volgende gevallen in:

a) 

de verificateur heeft de redenen voor een besluit om het accreditatiecertificaat op te schorten niet verholpen;

b) 

een lid van het topmanagement van de verificateur of een bij verificatieactiviteiten uit hoofde van deze verordening betrokken medewerker van de verificateur is schuldig bevonden aan fraude;

c) 

de verificateur heeft opzettelijk valse informatie verstrekt of informatie achtergehouden.

4.  
Tegen het besluit van een nationale accreditatie-instantie om het toepassingsgebied van de accreditatie overeenkomstig de leden 2 en 3 op te schorten, in te trekken of te beperken, kan beroep worden aangetekend.

De lidstaten stellen procedures vast voor de afhandeling van zulke beroepen.

5.  
Het besluit van een nationale accreditatie-instantie om het toepassingsgebied van de accreditatie op te schorten, in te trekken of te beperken treedt in werking na de kennisgeving ervan aan de verificateur.

De nationale accreditatie-instantie beëindigt de opschorting van een accreditatiecertificaat wanneer zij bevredigende informatie heeft ontvangen en ervan overtuigd is dat de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.



HOOFDSTUK V

EISEN BETREFFENDE ACCREDITATIE-INSTANTIES VOOR DE ACCREDITATIE VAN ETS-VERIFICATEURS

Artikel 55

Nationale accreditatie-instanties

1.  
De taken in verband met accreditatie overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd door de nationale accreditatie-instanties die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
2.  
Wanneer een lidstaat besluit de certificatie van verificateurs die natuurlijke personen zijn, uit hoofde van deze verordening toe te staan, worden de taken in verband met de certificatie van deze verificateurs toevertrouwd aan een andere nationale autoriteit dan de nationale accreditatie-instantie die is aangewezen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
3.  
Wanneer een lidstaat besluit gebruik te maken van de in lid 2 vastgestelde optie ziet hij erop toe dat de betrokken nationale autoriteit voldoet aan de eisen van deze verordening, met inbegrip van de eisen die zijn vastgelegd in artikel 71 van de onderhavige verordening, en het vereiste schriftelijke bewijsmateriaal verschaft overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 765/2008.
4.  
Een nationale accreditatie-instantie is lid van de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie.
5.  
Indien accreditatie niet rechtstreeks door overheidsinstanties wordt uitgevoerd, wordt een nationale accreditatie-instantie met de uitvoering van accreditatie als overheidstaak belast en krijgt ze formele erkenning van de lidstaat.
6.  
Voor de toepassing van deze verordening voert de nationale accreditatie-instantie haar functies uit overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 56

Grensoverschrijdende accreditatie

Wanneer een lidstaat meent dat de oprichting van een nationale accreditatie-instantie of de beschikbaarstelling van bepaalde accreditatieactiviteiten in de zin van artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG economisch niet zinvol of houdbaar is, kan deze lidstaat een beroep doen op een nationale accreditatie-instantie van een andere lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis.

Artikel 57

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

1.  
De nationale accreditatie-instantie wordt zo georganiseerd dat de volledige onafhankelijkheid van verificateurs die zij beoordeelt en haar onpartijdigheid bij de uitvoering van haar accreditatieactiviteiten zijn gewaarborgd.
2.  
Hiertoe verricht de nationale accreditatie-instantie geen activiteiten noch biedt zij diensten aan die worden uitgevoerd door verificateurs. Ook verleent zij geen commerciële adviesdiensten en bezit zij geen aandelen van of heeft zij op geen andere manier financiële of bestuurlijke belangen in een verificateur.
3.  
Onverminderd artikel 55, lid 2, worden de structuur, verantwoordelijkheden en taken van de nationale accreditatie-instantie duidelijk onderscheiden van die van de bevoegde autoriteit en van andere nationale autoriteiten.
4.  
De nationale accreditatie-instantie neemt alle uiteindelijke besluiten in verband met de accreditatie van verificateurs.

De nationale accreditatie-instantie kan bepaalde activiteiten echter uitbesteden overeenkomstig de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm.

Artikel 58

Beoordelingsteam

1.  
De nationale accreditatie-instantie wijst een beoordelingsteam aan voor elke specifieke beoordeling.
2.  
Een beoordelingsteam bestaat uit een hoofdbeoordelaar en, indien nodig, een aantal beoordelaars of technisch deskundigen voor een specifiek toepassingsgebied van de accreditatie.

Het beoordelingsteam omvat ten minste één persoon met kennis van de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen krachtens Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 die relevant zijn voor het toepassingsgebied van de accreditatie, en met de competentie en het inzicht die nodig zijn om de verificatieactiviteiten binnen de installatie of vliegtuigexploitant voor dat toepassingsgebied te beoordelen, en ten minste één persoon met kennis van desbetreffende nationale wetgeving en richtsnoeren.

Indien de nationale accreditatie-instantie de competentie en prestaties van de verificateur beoordeelt voor toepassingsgebied nr. 98 als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, omvat het beoordelingsteam daarnaast ten minste één persoon met kennis van het verzamelen, monitoren en rapporteren van voor een kosteloze toewijzing krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ relevante gegevens en met de competentie en kennis die nodig zijn om de verificatieactiviteiten voor dat toepassingsgebied te beoordelen.

Artikel 59

Competentie-eisen voor beoordelaars

1.  

Een beoordelaar beschikt bij het beoordelen van de verificateur over de competentie om de uit hoofde van hoofdstuk IV vereiste activiteiten uit te voeren. Hiertoe voldoet de beoordelaar aan de volgende voorwaarden:

a) 

hij voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008;

▼M1

b) 

hij heeft kennis van Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 wanneer de beoordelaar de competentie en prestaties van de verificateur beoordeelt voor het in bijlage I bij deze verordening bedoelde toepassingsgebied nr. 98, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving alsook toepasselijke richtsnoeren;

▼B

c) 

hij heeft kennis van de in artikel 38, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde controle van gegevens en informatie die hij heeft verkregen door opleiding of toegang tot een persoon die kennis van en ervaring heeft met dergelijke gegevens en informatie.

2.  
Een hoofdbeoordelaar voldoet aan de in lid 1 bedoelde competentie-eisen, heeft aangetoond dat hij over de competentie beschikt om een beoordelingsteam te leiden en verantwoordelijkheid te dragen voor het uitvoeren van een beoordeling overeenkomstig deze verordening.
3.  
Interne beoordelaars en personen die de besluiten nemen over het toekennen, verlengen of vernieuwen van een accreditatie, beschikken behalve over de in lid 1 competentie-eisen over voldoende kennis en ervaring om de accreditatie te evalueren.

Artikel 60

Technisch deskundigen

1.  
De nationale accreditatie-instantie kan technisch deskundigen in het beoordelingsteam opnemen om met betrekking tot een bepaald onderwerp de gedetailleerde kennis en deskundigheid te verstrekken die nodig zijn om de EU ETS-auditor en EU ETS-hoofdauditor te ondersteunen bij de uitvoering van hun verificatieactiviteiten.
2.  

Een technisch deskundige beschikt over de vereiste competentie om de hoofdbeoordelaar en beoordelaar effectief bij te staan bij het onderwerp waarvoor de kennis en deskundigheid van een dergelijke deskundige vereist zijn. Daarnaast is de technisch deskundige:

▼M1

a) 

op de hoogte van Richtlijn 2003/87/EG, Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en Uitvoeringsverordening 2019/1842 wanneer de technisch deskundige de competentie en prestaties van de verificateur beoordeelt voor het in bijlage I bij deze verordening bedoelde toepassingsgebied nr. 98, deze verordening, desbetreffende normen en andere desbetreffende wetgeving alsook toepasselijke richtsnoeren;

▼B

b) 

voldoende op de hoogte van verificatieactiviteiten.

3.  
Een technisch deskundige verricht specifieke taken onder leiding van en onder de volledige verantwoordelijkheid van de hoofdbeoordelaar van het betrokken beoordelingsteam.

Artikel 61

Procedures

De nationale accreditatie-instantie voldoet aan de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde eisen.

Artikel 62

Klachten

Wanneer de nationale accreditatie-instantie een klacht betreffende de verificateur van de bevoegde autoriteit, de exploitant of vliegtuigexploitant of andere belanghebbenden heeft ontvangen, doet de nationale accreditatie-instantie met inachtneming van een redelijke termijn, doch niet later dan drie maanden na de datum van ontvangst van de klacht, het volgende:

a) 

ze beslist over de geldigheid van de klacht;

b) 

ze zorgt ervoor dat de verificateur in kwestie de gelegenheid krijgt zijn opmerkingen in te dienen;

c) 

ze neemt passende maatregelen om de klacht te behandelen;

d) 

ze registreert de klacht en de genomen maatregelen; en

e) 

ze beantwoordt de indiener van de klacht.

Artikel 63

Bescheiden en documentatie

1.  
De nationale accreditatie-instantie houdt bescheiden bij over elke bij het accreditatieproces betrokken persoon. Die bescheiden omvatten bescheiden met betrekking tot relevante kwalificaties, opleiding, ervaring, onpartijdigheid en competentie die nodig zijn om de naleving van deze verordening aan te tonen.
2.  
De nationale accreditatie-instantie houdt bescheiden bij van de verificateur in overeenstemming met de in bijlage III bedoelde geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 64

Toegang tot informatie en vertrouwelijkheid

1.  
De nationale accreditatie-instantie stelt op regelmatige basis informatie over haarzelf en haar accreditatieactiviteiten ter beschikking van het publiek en werkt deze bij.
2.  
De nationale accreditatie-instantie treft overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 765/2008, geschikte regelingen om de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie waar nodig te garanderen.

Artikel 65

Collegiale toetsing

1.  
Nationale accreditatie-instanties onderwerpen zichzelf regelmatig aan een collegiale toetsing.

De collegiale toetsing wordt georganiseerd door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie.

2.  

De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie voert passende criteria voor collegiale toetsing en een effectief en onafhankelijk proces voor collegiale toetsing in om te beoordelen of:

a) 

de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie de accreditatieactiviteiten heeft uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV;

b) 

de aan collegiale toetsing onderworpen nationale accreditatie-instantie heeft voldaan aan de in dit hoofdstuk vastgestelde eisen.

De criteria omvatten competentie-eisen voor collegiale toetsers en voor collegiale toetsingsteams die specifiek zijn voor het bij Richtlijn 2003/87/EG ingestelde systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten.

3.  
De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie publiceert het resultaat van de collegiale toetsing van een nationale accreditatie-instantie en deelt dit mee aan de Commissie, de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale accreditatie-instanties in de lidstaten en de bevoegde autoriteit van de lidstaten of aan het in artikel 70, lid 2, bedoelde contactpunt.
4.  
Onverminderd lid 1 is de nationale accreditatie-instantie, wanneer zij voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening met goed gevolg een door de overeenkomstig artikel 14 van Verordening nr. 765/2008 erkende instantie georganiseerde collegiale toetsing heeft ondergaan, vrijgesteld van het ondergaan van een nieuwe collegiale toetsing na de inwerkingtreding van deze verordening indien ze overeenstemming met deze verordening kan aantonen.

Hiertoe moet de desbetreffende nationale accreditatie-instantie een verzoek en de nodige documentatie indienen bij de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie,

die beslist of aan de voorwaarden voor het toekennen van een vrijstelling is voldaan.

De vrijstelling geldt voor een periode van maximaal drie jaar vanaf de datum van kennisgeving van het besluit aan de nationale accreditatie-instantie.

5.  
De nationale autoriteit die, overeenkomstig artikel 55, lid 2, belast is met de taken in verband met de certificatie van verificateurs die natuurlijke personen zijn overeenkomstig deze verordening, beschikt over dezelfde mate van geloofwaardigheid als de nationale accreditatie-instanties die met goed gevolg een collegiale toetsing hebben ondergaan.

Hiertoe verstrekt de betrokken lidstaat onmiddellijk nadat hij heeft besloten de nationale autoriteit te machtigen om de certificatie uit te voeren, alle relevante bewijsstukken aan de Commissie en de andere lidstaten. Een nationale autoriteit certificeert geen verificateurs voor de toepassing van deze verordening voordat de betrokken lidstaat deze bewijsstukken heeft verstrekt.

De betrokken lidstaat beoordeelt het functioneren van de nationale autoriteit periodiek om te garanderen dat deze nog steeds beschikt over de voornoemde mate van geloofwaardigheid en stelt de Commissie hiervan in kennis.

Artikel 66

Corrigerende maatregelen

1.  
Rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 65 uitgevoerde collegiale toetsing monitoren de lidstaten op regelmatige basis hun nationale accreditatie-instanties om ervoor te zorgen dat deze voortdurend aan de eisen van deze verordening voldoen.
2.  
Wanneer een nationale accreditatie-instantie niet aan de eisen of verplichtingen van deze verordening voldoet, neemt de betrokken lidstaat passende corrigerende maatregelen of zorgt hij ervoor dat dergelijke corrigerende maatregelen worden genomen en stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 67

Wederzijdse erkenning van verificateurs

1.  
De lidstaten erkennen de gelijkwaardigheid van de diensten die worden verleend door de nationale accreditatie-instanties welke met goed gevolg een collegiale toetsing hebben ondergaan. De lidstaten aanvaarden de accreditatiecertificaten van verificateurs die zijn geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instanties en eerbiedigen het recht van de verificateurs om verificatie uit te voeren voor het toepassingsgebied van hun accreditatie.
2.  
Wanneer een nationale accreditatie-instantie geen volledig proces van collegiale toetsing heeft ondergaan, aanvaarden de lidstaten de accreditatiecertificaten van door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateurs op voorwaarde dat de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie is gestart met een collegiale toetsing voor die nationale accreditatie-instantie en niet heeft vastgesteld dat de nationale accreditatie-instantie deze verordening niet naleeft.
3.  
Wanneer de certificatie van verificateurs wordt uitgevoerd door een in artikel 55, lid 2, bedoelde nationale autoriteit aanvaarden de lidstaten het certificaat dat door een dergelijke autoriteit wordt afgegeven en eerbiedigen zij het recht van gecertificeerde verificateurs om verificatie uit te voeren voor het toepassingsgebied van hun certificatie.

Artikel 68

Monitoring van verleende diensten

Wanneer een lidstaat, in de loop van een overeenkomstig artikel 31, lid 4, van Richtlijn 2006/123/EG uitgevoerde inspectie heeft vastgesteld dat een verificateur deze verordening niet naleeft, brengt de bevoegde autoriteit of de nationale accreditatie-instantie van die lidstaat de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd hiervan op de hoogte.

De nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, beschouwt de mededeling van deze informatie als een klacht in de zin van artikel 62 en neemt passende maatregelen en antwoordt de bevoegde autoriteit of de nationale accreditatie-instantie overeenkomstig artikel 73, lid 2, tweede alinea.

Artikel 69

Elektronische gegevensuitwisseling en gebruik van geautomatiseerde systemen

1.  
De lidstaten kunnen eisen dat verificateurs gebruikmaken van elektronische modellen of bepaalde bestandsformaten voor verificatierapporten overeenkomstig artikel 74, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 of artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) ►M1  2019/331 ◄ .
2.  
Gestandaardiseerde elektronische modellen of bestandsformaatspecificaties kunnen ter beschikking worden gesteld voor andere soorten communicatie tussen de exploitant, vliegtuigexploitant, verificateur, bevoegde autoriteit en nationale accreditatie-instantie overeenkomstig artikel 74, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066.



HOOFDSTUK VI

UITWISSELING VAN INFORMATIE

Artikel 70

Uitwisseling van informatie en contactpunten

1.  
De lidstaten zorgen voor een effectieve uitwisseling van passende informatie en doeltreffende samenwerking tussen hun nationale accreditatie-instantie of, indien van toepassing, de met de certificatie van verificateurs belaste nationale autoriteit, en de bevoegde autoriteit.
2.  
Wanneer overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2003/87/EG in een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit is aangewezen, machtigt de lidstaat een van deze bevoegde autoriteiten als het contactpunt voor de uitwisseling van informatie, voor het coördineren van de in lid 1 bedoelde samenwerking en voor de in dit hoofdstuk bedoelde activiteiten.

Artikel 71

Accreditatiewerkprogramma en beheersverslag

1.  

Uiterlijk op 31 december van elk jaar bezorgt de nationale accreditatie-instantie een accreditatiewerkprogramma aan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat met daarin de lijst van door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateurs die overeenkomstig artikel 77 hebben bekendgemaakt dat ze voornemens zijn verificaties in die lidstaten uit te voeren. Het accreditatiewerkprogramma bevat ten minste de volgende informatie met betrekking tot elke verificateur:

a) 

de verwachte tijd en plaats van de verificatie;

b) 

informatie over activiteiten die de nationale accreditatie-instantie heeft gepland voor die verificateur, in het bijzonder toezichts- en herbeoordelingsactiviteiten;

c) 

datums van door de nationale accreditatie-instantie uit te voeren verwachte observatiecontroles om de verificateur te beoordelen, alsook de adres- en contactgegevens van exploitanten of vliegtuigexploitanten die tijdens de observatiecontrole worden bezocht;

d) 

informatie over de vraag of de nationale accreditatie-instantie al dan niet een verzoek om toezichtactiviteiten uit te voeren heeft ingediend bij de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waarin de verificateur de verificatie uitvoert.

Wanneer er wijzigingen optreden in de informatie als bedoeld in de eerste alinea, dient de nationale accreditatie-instantie uiterlijk op 31 januari van elk jaar een bijgewerkt werkprogramma in bij de bevoegde autoriteit.

2.  
Na de indiening van het accreditatiewerkprogramma overeenkomstig lid 1 bezorgt de bevoegde autoriteit alle relevante informatie aan de nationale accreditatie-instantie, waaronder alle desbetreffende nationale wetgeving of richtsnoeren.
3.  

Uiterlijk op 1 juni van elk jaar bezorgt de nationale accreditatie-instantie een beheersverslag aan de bevoegde autoriteit. Het beheersverslag bevat ten minste de volgende informatie met betrekking tot elke door die nationale accreditatie-instantie geaccrediteerde verificateur:

a) 

accreditatiegegevens van verificateurs die voor het eerst zijn geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instantie, waaronder het toepassingsgebied van de accreditatie voor deze verificateurs;

b) 

wijzigingen van het toepassingsgebied van de accreditatie voor deze verificateurs;

c) 

samengevatte resultaten van toezicht- en herbeoordelingsactiviteiten die zijn uitgevoerd door de nationale accreditatie-instantie;

d) 

samengevatte resultaten van buitengewone beoordelingen die hebben plaatsgevonden, inclusief de redenen voor het starten van dergelijke buitengewone beoordelingen;

e) 

eventuele klachten die zijn ingediend tegen de verificateur sinds het laatste beheersverslag en de maatregelen die zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie;

f) 

informatie over de maatregelen die de nationale accreditatie-instantie heeft genomen naar aanleiding van de door de bevoegde autoriteit gedeelde informatie, tenzij de nationale accreditatie-instantie de informatie als een klacht in de zin van artikel 62 beschouwt.

Artikel 72

Uitwisseling van informatie over administratieve maatregelen

Indien de nationale accreditatie-instantie administratieve maatregelen heeft opgelegd aan de verificateur overeenkomstig artikel 54 of indien een opschorting van de accreditatie is beëindigd of een uitspraak in beroep het besluit van een nationale accreditatie-instantie om de in artikel 54 bedoelde administratieve maatregelen op te leggen, heeft vernietigd, brengt de nationale accreditatie-instantie de volgende partijen op de hoogte:

a) 

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur is geaccrediteerd;

b) 

de bevoegde autoriteit en de nationale accreditatie-instantie van elke lidstaat waar de verificateur verificaties uitvoert.

Artikel 73

Uitwisseling van informatie door de bevoegde autoriteit

1.  

De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur de verificatie uitvoert, informeert de nationale accreditatie-instantie die deze verificateur heeft geaccrediteerd elk jaar ten minste over het volgende:

a) 

relevante resultaten van de controle van het verslag van een exploitant of vliegtuigexploitant en van de verificatierapporten, in het bijzonder eventuele vaststellingen dat die verificateur deze verordening niet heeft nageleefd;

b) 

resultaten van de inspectie van de exploitant of vliegtuigexploitant wanneer die resultaten relevant zijn voor de nationale accreditatie-instantie betreffende de accreditatie en het toezicht op de verificateur of wanneer die resultaten een vaststelling bevatten dat die verificateur deze verordening niet heeft nageleefd;

c) 

resultaten van de evaluatie van de interne verificatiedocumentatie van die verificateur wanneer de bevoegde autoriteit de interne verificatiedocumentatie heeft geëvalueerd overeenkomstig artikel 26, lid 3;

d) 

klachten die de bevoegde autoriteit heeft ontvangen met betrekking tot die verificateur.

2.  
Wanneer de in lid 1 bedoelde informatie aantoont dat de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de verificateur deze verordening niet heeft nageleefd, beschouwt de nationale accreditatie-instantie de mededeling van die informatie als een klacht van de bevoegde autoriteit over die verificateur in de zin van artikel 62.

De nationale accreditatie-instantie neemt passende maatregelen om dergelijke informatie te behandelen en verstrekt een antwoord aan de bevoegde autoriteit binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk drie maanden na de ontvangstdatum. In haar antwoord brengt de nationale accreditatie-instantie de bevoegde autoriteit op de hoogte van de door haar genomen maatregelen en, indien relevant, de aan de verificateur opgelegde administratieve maatregelen.

Artikel 74

Uitwisseling van informatie over toezicht

1.  
Wanneer aan de nationale accreditatie-instantie van de lidstaat waar de verificateur overeenkomstig artikel 50, lid 5, een verificatie uitvoert, is gevraagd om toezichtactiviteiten uit te voeren, rapporteert die nationale accreditatie-instantie haar bevindingen aan de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd, tenzij anders is overeengekomen tussen beide nationale accreditatie-instanties.
2.  
De nationale accreditatie-instantie die de verificateur de accreditatie heeft verleend, houdt rekening met de in lid 1 bedoelde bevindingen wanneer zij bepaalt of de verificateur voldoet aan de eisen van deze verordening.
3.  

Wanneer de in lid 1 bedoelde bevindingen aantonen dat de verificateur niet voldoet aan deze verordening, neemt de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd passende maatregelen overeenkomstig deze verordening en stelt zij de nationale accreditatie-instantie die de toezichtactiviteiten heeft uitgevoerd, in kennis van:

a) 

welke maatregelen zijn genomen door de nationale accreditatie-instantie die de verificateur heeft geaccrediteerd;

b) 

indien van toepassing, hoe de bevindingen door de verificateur zijn opgelost;

c) 

indien relevant, welke administratieve maatregelen aan de verificateur zijn opgelegd.

Artikel 75

Uitwisseling van informatie met een lidstaat waar de verificateur is gevestigd

Wanneer aan een verificateur accreditatie is verleend door een nationale accreditatie-instantie in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de verificateur is gevestigd, worden het in artikel 71 bedoelde accreditatiewerkprogramma en beheersverslag en de in artikel 72 bedoelde informatie ook bezorgd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de verificateur is gevestigd.

Artikel 76

Databanken van geaccrediteerde verificateurs

1.  
De nationale accreditatie-instanties, of indien van toepassing, de in artikel 55, lid 2, bedoelde nationale autoriteiten stellen een databank op, beheren deze en maken deze toegankelijk voor andere nationale accreditatie-instanties, nationale autoriteiten, verificateurs, exploitanten, vliegtuigexploitanten en bevoegde autoriteiten.

De overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 765/2008 erkende instantie vergemakkelijkt en harmoniseert de toegang tot de databanken om een efficiënte en kosteneffectieve communicatie tussen nationale accreditatie-instanties, nationale autoriteiten, verificateurs, exploitanten, vliegtuigexploitanten en bevoegde autoriteiten mogelijk te maken, en kan die databanken samenvoegen tot één gecentraliseerde databank.

2.  

De in de eerste alinea bedoelde databank bevat ten minste de volgende gegevens:

a) 

de naam en het adres van elke verificateur die is geaccrediteerd door die nationale accreditatie-instantie;

b) 

de lidstaten waarin de verificateur een verificatie uitvoert;

c) 

het toepassingsgebied van de accreditatie van elke verificateur;

d) 

de datum waarop de accreditatie is verleend en de vervaldatum van de accreditatie;

e) 

informatie over administratieve maatregelen die aan de verificateur zijn opgelegd.

De informatie is voor het publiek beschikbaar.

Artikel 77

Kennisgeving door verificateurs

1.  

Om ervoor te zorgen dat de nationale accreditatie-instantie het in artikel 71 bedoelde accreditatiewerkprogramma en het beheersverslag kan opstellen, verstuurt de verificateur uiterlijk op 15 november van elk jaar de volgende informatie naar de nationale accreditatie-instantie die deze verificateur heeft geaccrediteerd:

a) 

de geplande tijd en plaats van de door de verificateur uit te voeren verificaties;

▼M1

b) 

de adres- en contactgegevens van de exploitanten of vliegtuigexploitanten wier emissieverslag, tonkilometerverslag, verslag met referentiegegevens, gegevensverslag over een nieuwkomer of jaarverslag over het activiteitsniveau aan zijn verificatie zijn onderworpen;

▼B

c) 

de namen van de leden van het verificatieteam en het toepassingsgebied van de accreditatie waaronder de activiteit van de exploitant of vliegtuigexploitant valt.

2.  
Wanneer de in lid 1 bedoeld informatie wordt gewijzigd, deelt de verificateur deze wijzigingen mee aan de nationale accreditatie-instantie binnen een met die nationale accreditatie-instantie overeengekomen termijn.



HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 78

Intrekking van Verordening (EU) nr. 600/2012 en overgangsbepalingen

1.  
Verordening (EU) nr. 600/2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2019 of met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, indien die datum later valt.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen concordantietabel.

2.  
De bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2012 blijven van toepassing op de verificatie van emissies en, in voorkomend geval, op de activiteitsgegevens van vóór 1 januari 2019.

Artikel 79

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2019 of vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, indien die datum later valt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Toepassingsgebied van de accreditatie voor verificateurs

Het toepassingsgebied van de accreditatie van verificateurs wordt vermeld in het accreditatiecertificaat aan de hand van de volgende activiteitengroepen overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG en andere activiteiten overeenkomstig artikel 10 bis en artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op verificateurs die zijn gecertificeerd door een nationale autoriteit overeenkomstig artikel 55, lid 2, van deze verordening.



Nr. activiteitengroep

Toepassingsgebieden van de accreditatie

1a

Verbranding van brandstoffen in installaties waar alleen commercieel verhandelbare standaardbrandstof zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie wordt gebruikt, of waar aardgas wordt gebruikt in installaties van categorie A of B.

1b

Verbranding van brandstoffen in installaties, zonder beperkingen

2

Raffineren van aardoliën

3

— Productie van cokes

— Roosten of sinteren van ertsen, met inbegrip van zwavelhoudend erts, inclusief pelletiseren

— Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting), met inbegrip van continu gieten

4

— Productie of verwerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen)

— Productie van secundair aluminium

— Productie of verwerking van non-ferrometalen, inclusief de productie van legeringen

5

Productie van primair aluminium (CO2- en PFK-emissies)

6

— Productie van cementklinkers

— Productie van kalksteen of branden van dolomiet of magnesiet

— Fabricage van glas, inclusief glasvezels

— Fabricage van keramische producten door middel van bakken

— Fabricage van isolatiemateriaal uit steenwol

— Drogen of verbranden van gips of de productie van gipsplaten en andere gipsproducten

7

— Productie van papierpulp uit hout of andere vezelmaterialen

— Productie van papier of karton

8

— Productie van zwartsel

— Productie van ammoniak

— Productie van organische chemicaliën in bulk door middel van kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of door soortgelijke processen

— Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie

— Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3)

9

— Productie van salpeterzuur (CO2- en N2O-emissies)

— Productie van adipinezuur (CO2- en N2O-emissies)

— Productie van glyoxaal en glyoxaalzuur (CO2- en N2O-emissies)

10

— Afvangen van broeikasgassen van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen met het oog op vervoer en geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend

— Vervoer van broeikasgassen via pijpleidingen met het oog op geologische opslag op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG

11

Geologische opslag van broeikasgassen in een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG

12

Luchtvaartactiviteiten (gegevens over emissies en tonkilometers)

98

Overige activiteiten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG

99

Overige, door een lidstaat overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG opgenomen activiteiten die moeten worden gespecificeerd in het accreditatiecertificaat




BIJLAGE II

Eisen met betrekking tot verificateurs

Met betrekking tot de eisen voor verificateurs is de geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende eisen voor broeikasgasvalidatie en -verificatie-instanties voor gebruik bij accreditatie of andere vormen van erkenning van toepassing. Daarnaast zijn de volgende in artikel 41, lid 1, bedoelde procedures, processen en regelingen van toepassing:

a) 

een procedure en een beleid voor de communicatie met de exploitant of de vliegtuigexploitant en andere betrokken partijen;

b) 

geschikte regelingen voor het garanderen van de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie;

c) 

een procedure voor het afhandelen van beroepen;

d) 

een procedure voor het afhandelen van klachten (waaronder een indicatief tijdschema);

e) 

een procedure voor het uitbrengen van een herzien verificatierapport wanneer een fout werd vastgesteld in het verificatierapport of in het verslag van de exploitant of de vliegtuigexploitant nadat de verificateur het verificatierapport heeft ingediend bij de exploitant of de vliegtuigexploitant die het op zijn beurt moet indienen bij de bevoegde autoriteit;

f) 

een procedure of een proces voor het uitbesteden van verificatieactiviteiten aan andere organisaties;

▼M1

g) 

een procedure of proces om ervoor te zorgen dat de verificateur de volledige verantwoordelijkheid op zich neemt voor de door gecontracteerde personen uitgevoerde verificatieactiviteiten;

h) 

processen die de goede werking van het in artikel 41, lid 2, bedoelde beheersysteem waarborgen, met inbegrip van:

i) 

processen voor het ten minste eenmaal per jaar toetsen van het beheersysteem, waarbij de periode tussen de toetsingen ten hoogste 15 maanden mag bedragen;

ii) 

processen voor het ten minste eenmaal per jaar uitvoeren van interne audits, waarbij de periode tussen de interne audits ten hoogste 15 maanden mag bedragen;

iii) 

processen voor het identificeren en beheren van non-conformiteiten in de activiteiten van de verificateur en het nemen van corrigerende maatregelen om deze non-conformiteiten aan te pakken;

iv) 

processen voor het identificeren van risico’s en mogelijkheden ten aanzien van de activiteiten van de verificateur en het nemen van preventieve maatregelen om die risico’s te beperken;

v) 

processen voor het toezicht op gedocumenteerde informatie.

▼B




BIJLAGE III

Minimumeisen voor het accreditatieproces en eisen voor accreditatie-instanties

Met betrekking tot de minimale eisen voor accreditatie en de eisen voor accreditatie-instanties is de geharmoniseerde norm uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008 betreffende algemene eisen voor accreditatie-instellingen die conformiteitsbeoordelingsorganen accrediteren van toepassing.




BIJLAGE IV

Concordantietabel



Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie

De onderhavige verordening

Artikel 1 t/m 31

Artikel 1 t/m 31

Artikel 32

Artikel 32 t/m 78

Artikel 33 t/m 79

Bijlagen I t/m III

Bijlagen I t/m III

Bijlage IV



( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie van 31 oktober 2019 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de verdere regelingen voor de aanpassingen van de kosteloze toewijzing van emissierechten als gevolg van veranderingen in het activiteitsniveau betreft (PB L 282 van 4.11.2019, blz. 20).