02018R1976 — NL — 15.11.2021 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1976 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2018 (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/358 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2020 |
L 67 |
57 |
5.3.2020 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1874 VAN DE COMMISSIE van 25 oktober 2021 |
L 378 |
4 |
26.10.2021 |
Gerectificeerd bij:
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1976 VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2018
tot vaststelling van gedetailleerde regels inzake vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen en de afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor cockpitbemanning van zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities en, tenzij in dit artikel anders is bepaald, de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1178/2011:
„zweefvliegtuig”: een luchtvaartuig dat zwaarder is dan de lucht en dat in de lucht wordt gedragen door de dynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor;
„motor”: een voorziening die wordt gebruikt of bestemd is om te worden gebruikt voor de voortstuwing van een gemotoriseerd zweefvliegtuig;
„gemotoriseerd zweefvliegtuig”: een met één of meer motoren uitgerust zweefvliegtuig dat, bij uitgeschakelde motor(en), de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig;
„commerciële vluchtuitvoering”: elke vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig, tegen een vergoeding of andere beloning, die voor het publiek beschikbaar is of, wanneer deze niet voor het publiek beschikbaar is, die wordt verricht krachtens een overeenkomst tussen een exploitant en een klant, waarbij de klant geen controle over de exploitant uitoefent;
„wedstrijdvlucht”: een vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig met het oog op deelname aan vliegwedstrijden, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van vliegwedstrijden;
„luchtvaartvertoning”: een vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig met het oog op het geven van een demonstratie of het verschaffen van amusement tijdens een voor het publiek opengesteld, aangekondigd evenement, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van het aangekondigde evenement;
„kennismakingsvlucht”: een vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig tegen een vergoeding of andere beloning die bestaat uit een rondvlucht van korte duur met het oog op het aantrekken van nieuwe stagiairs of leden, die wordt uitgevoerd door een in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie ( 1 ) erkende opleidingsorganisatie of een organisatie die is opgericht om de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen promoten;
„kunstvlucht”: een opzettelijk manoeuvre met een plotse wijziging in het gedrag van het zweefvliegtuig, een abnormaal gedrag of abnormale versnelling die niet vereist is voor de normale vlucht of voor instructies in het kader van bewijzen van bevoegdheid of bevoegdverklaringen, behalve voor de bevoegdverklaring stuntvliegen;
„hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de exploitant van het zweefvliegtuig, waar de belangrijkste financiële functies en de operationele controle over de in deze verordening bedoelde activiteiten worden verricht;
“dryleaseovereenkomst”: een overeenkomst tussen ondernemingen krachtens welke een zweefvliegtuig wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de huurder;
“nationaal bewijs van bevoegdheid”: een bewijs van bevoegdheid als piloot dat een lidstaat overeenkomstig de nationale wetgeving heeft afgegeven vóór de toepassingsdatum van bijlage III (deel‐SFCL) bij deze verordening of bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011;
“deel-SFCL-bewijs van bevoegdheid”: een bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning dat voldoet aan de eisen van bijlage III (deel‐SFCL) bij deze verordening;
“conversieverslag”: een verslag op basis waarvan een bewijs van bevoegdheid kan worden omgezet in een deel-SFCL-bewijs van bevoegdheid.
Artikel 3
Vluchtuitvoeringen
De eerste alinea is echter niet van toepassing op ontwerp- of productieorganisaties die voldoen aan de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie ( 2 ) en die, binnen hun bevoegdheidsgebied, vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen verrichten met het oog op de introductie of wijziging van types zweefvliegtuigen.
De eerste alinea is niet van toepassing op de volgende vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen:
vluchtuitvoeringen waarbij de kosten worden gedeeld, voor zover de directe kosten van de vlucht met het zweefvliegtuig en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van het zweefvliegtuig door de personen aan boord worden gedeeld;
wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, voor zover de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt is tot de directe kosten van de vlucht met het zweefvliegtuig en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van het zweefvliegtuig, en dat alle eventuele prijzen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde waarde niet overschrijden;
kennismakingsvluchten, parachuteringsvluchten, slepen van zweefvliegtuigen of kunstvluchten uitgevoerd door een opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat en als bedoeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011, of door een organisatie die is opgericht voor het promoten van de vliegsport of luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen, voor zover de organisatie de vluchtuitvoeringen met het zweefvliegtuig verricht op basis van eigendom of een dryleaseovereenkomst, de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dergelijke vluchten slechts een marginale activiteit vormen voor de organisatie;
opleidingsvluchten, uitgevoerd door een opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat en als bedoeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011.
Artikel 3 bis
Bewijzen van bevoegdheid als piloot en medische keuring
Een lidstaat mag toestaan dat leerling-piloten die een opleiding volgen voor het behalen van een bewijs van bevoegdheid voor zweefvliegen (SPL) maar die nog niet aan alle eisen voor de afgifte van een SPL overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij deze verordening voldoen, zonder toezicht beperkte bevoegdheden uitoefenen indien alle volgende voorwaarden zijn vervuld:
het toepassingsgebied van de verleende bevoegdheden is gebaseerd op een door de lidstaat uitgevoerde veiligheidsrisicobeoordeling, rekening houdend met de opleiding die nodig is om het beoogde bekwaamheidsniveau van de piloot te bereiken;
de bevoegdheden blijven beperkt tot:
het nationale grondgebied van de lidstaat die toestemming verleent, of een deel daarvan, en
zweefvliegtuigen die geregistreerd zijn in de lidstaat die toestemming verleent;
de houder van een toestemming die een aanvraag indient voor de afgifte van een SPL, krijgt op basis van een aanbeveling van een erkende opleidingsorganisatie (ATO) of een aangemelde opleidingsorganisatie (DTO) vrijstellingen voor de opleiding die hij heeft gevolgd;
de lidstaat dient om de drie jaar verslagen en veiligheidsrisicobeoordelingen in bij de Commissie en het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA);
de lidstaat houdt toezicht op het gebruik van de in het kader van deze alinea verleende toestemmingen, teneinde een aanvaardbaar niveau van luchtvaartveiligheid te garanderen en passende maatregelen te nemen als er een verhoogd veiligheidsrisico of veiligheidsproblemen wordt geconstateerd.
Artikel 3 ter
Bestaande bewijzen van bevoegdheid als piloot en medische certificaten
Een lidstaat die een bewijs van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten afgeeft overeenkomstig lid 1, dient:
alle tot dusver in deel‐FCL-bewijzen van bevoegdheid opgenomen bevoegdheden over te dragen naar het nieuwe formaat van bevoegdheidsbewijs;
bevoegdverklaringen voor kunstvliegen die zijn afgegeven overeenkomstig punt FCL.800 van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 om te zetten in bevoegdheden voor geavanceerd kunstvliegen overeenkomstig punt SFCL.200, onder c), van bijlage III (deel‐SFCL) bij deze verordening;
de geldigheidstermijn van een certificaat van vlieginstructeur en het daaraan gekoppelde deel‐FCL-bewijs van bevoegdheid in het logboek van de piloot of een gelijkwaardig document te erkennen. Na die vervaldatum mogen piloten slechts bevoegdheden als instructeur uitoefenen als zij voldoen aan punt SFCL.360 van bijlage III (deel‐SFCL) bij deze verordening.
Artikel 3 quater
Vrijstellingen voor opleidingen die vóór de toepassingsdatum van deze verordening zijn begonnen
Artikel 3 quinquies
Opleidingsorganisaties
Opleidingsorganisaties als bedoeld in lid 1, die erkend zijn overeenkomstig bijlage VII (deel‐ORA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of die vóór de datum van toepassing van deze verordening een verklaring hebben ingediend overeenkomstig bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, passen hun opleidingsprogramma’s desgevallend uiterlijk op 8 april 2021 aan.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 9 juli 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
DEFINITIES
[DEEL-DEF]
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities en, tenzij in deze bijlage anders is gedefinieerd, de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie en van punt FCL.010 van bijlage I (deel‐FCL) bij die verordening:
„Aanvaardbare wijzen van naleving (AMC)”: door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EU) 2018/1139 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan kunnen worden nageleefd;
„Alternatieve wijzen van naleving (AltMoC)”: alternatieven voor een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of een nieuwe methode om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan waarvoor het Agentschap geen aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) heeft vastgesteld;
„Gezagvoerder (PIC)”: de piloot aan wie het gezag over het luchtvaartuig is toegewezen en die verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht;
„Vlieghandboek van het luchtvaartuig (AFM)”: het document dat de toepasselijke en goedgekeurde vluchtuitvoeringsbeperkingen en informatie over het zweefvliegtuig bevat;
„Psychoactieve stoffen”: alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa en hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van koffie en tabak;
„Kritieke vluchtstadia”: startaanloop, vliegbaan tijdens de start, eindnadering, afgebroken nadering, landing, met inbegrip van de uitloop, en elk ander vluchtstadium dat door de gezagvoerder als kritiek voor de veilige vluchtuitvoering met het zweefvliegtuig wordt bestempeld;
„Vluchtuitvoeringsgebied”: een ander gebied dan een luchtvaartterrein dat door de gezagvoerder of exploitant is uitgekozen om te landen of te starten;
„Bemanningslid”: een persoon die in opdracht van een exploitant en, als het niet om de gezagvoerder zelf gaat, onder het gezag van de gezagvoerder taken verricht aan boord van het zweefvliegtuig;
„Electronic flight bag (EFB)”: een elektronisch informatiesysteem voor de cockpitbemanning dat bestaat uit apparatuur en toepassingen en dat het mogelijk maakt EFB-functies op te slaan, bij te werken, weer te geven en te verwerken ter ondersteuning van vluchtuitvoeringen en -diensten;
„Gevaarlijke goederen”: artikelen of stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die voorkomen op de lijst van gevaarlijke goederen in de technische instructies, of die overeenkomstig die instructies zijn gerubriceerd;
„Technische instructies”: de jongste vigerende editie van de „Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air”, inclusief het supplement en eventuele addenda, gepubliceerd door de ICAO in document 9284-AN/905;
„Gespecialiseerde vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig”: commerciële of niet-commerciële vluchtuitvoeringen met een zweefvliegtuig waarvan het voornaamste doel geen typische sport- en recreatievluchten zijn, maar parachutesprongen, vluchten voor nieuwsmedia, televisie- of filmopnames, luchtvaartvertoningen of soortgelijke gespecialiseerde activiteiten;
“Nacht”: de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt ’s avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint ’s morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;
“Vaardigheidstest”: het aantonen van vaardigheden ten behoeve van de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, een bevoegdverklaring of de uitbreiding van een bevoegdheid, met inbegrip van de eventuele vereiste mondelinge examens;
“Bekwaamheidsbeoordeling”: het aantonen van vaardigheden, kennis en houding ten behoeve van de eerste afgifte, hernieuwde afgifte of verlenging van een certificaat van instructeur of examinator;
“Vliegtijd”:
voor zelfstartende zweefvliegtuigen en touring motor gliders (TMG) is dit de totale tijd vanaf het moment waarop een vliegtuig zich voor het eerst in beweging zet om op te stijgen tot het moment waarop het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;
voor zweefvliegtuigen is dit de totale tijd vanaf het moment waarop het zweefvliegtuig de aanloop begint voor het opstijgen tot het moment waarop het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;
“Bekwaamheidsproef”: het aantonen van vaardigheden om te voldoen aan de eisen inzake recentheid zoals vastgesteld in deze verordening, met inbegrip van het eventueel vereiste mondelinge examen;
“Solovlucht”: een vlucht gedurende welke een leerling-piloot de enige inzittende is van een luchtvaartuig;
“Overlandvlucht”: een vlucht met behulp van standaardnavigatieprocedures buiten het zicht of de door bevoegde autoriteit gedefinieerde afstand van het vertrekgebied.
BIJLAGE II
VLUCHTUITVOERINGEN MET ZWEEFVLIEGTUIGEN
[DEEL-SAO]
SUBDEEL GEN
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
SAO.GEN.100 Toepassingsgebied
Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan moet worden voldaan door alle exploitanten van zweefvliegtuigen, met uitzondering van de ontwerp- of productieorganisaties als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea.
SAO.GEN.105 Bevoegde autoriteit
De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, als de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft. Die autoriteit is onderworpen aan de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012, overeenkomstig artikel 1, lid 7, van die verordening.
SAO.GEN.110 Bewijzen van naleving
Wanneer een exploitant daarom wordt verzocht door de bevoegde autoriteit die de blijvende naleving verifieert overeenkomstig ARO.GEN.300, onder a), punt 2), van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, moet hij aantonen dat hij voldoet aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en aan de voorschriften van de onderhavige verordening.
Om aan te tonen dat hij aan deze voorschriften voldoet, kan de exploitant naar het volgende verwijzen:
aanvaardbare wijzen van naleving (AMC);
alternatieve wijzen van naleving (AltMoC).
SAO.GEN.115 Kennismakingsvluchten
Kennismakingsvluchten:
worden overdag uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften (VFR); en
staan onder veiligheidstoezicht door een persoon die is aangewezen door de organisatie die verantwoordelijk is voor de kennismakingsvluchten.
SAO.GEN.120 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem
De exploitant legt het volgende ten uitvoer:
veiligheidsmaatregelen waarvoor de bevoegde autoriteit opdracht heeft gegeven overeenkomstig ARO.GEN.135, onder c), van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012; en
luchtwaardigheidsrichtlijnen en andere verplichte informatie die door het Agentschap is uitgegeven overeenkomstig artikel 77, lid 1, onder h), van Verordening (EU) 2018/1139.
SAO.GEN.125 Aanwijzing van de gezagvoerder
De exploitant wijst een gezagvoerder aan die gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.
SAO.GEN.130 Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder
De gezagvoerder:
is verantwoordelijk voor de veiligheid van het zweefvliegtuig en van alle personen die zich tijdens vluchtuitvoeringen aan boord van het zweefvliegtuig bevinden;
is verantwoordelijk voor het beginnen, voortzetten of omwille van de veiligheid beëindigen van een vlucht;
zorgt ervoor dat alle toepasselijke vluchtuitvoeringsprocedures en controlelijsten worden gevolgd;
begint alleen aan een vlucht als hij of zij zich ervan heeft vergewist dat aan alle volgende operationele voorschriften is voldaan:
het zweefvliegtuig is luchtwaardig;
het zweefvliegtuig is correct geregistreerd;
de voor de uitvoering van de vlucht vereiste instrumenten en apparatuur bevinden zich aan boord van het zweefvliegtuig en functioneren;
de massa van het zweefvliegtuig en de locatie van het zwaartepunt zijn zodanig dat de vlucht kan worden uitgevoerd binnen de in het vlieghandboek van het luchtvaartuig (AFM) voorgeschreven limieten;
alle apparatuur en bagage zijn op passende wijze geladen en vastgezet en noodevacuatie blijft mogelijk; en
de vluchtuitvoeringsbeperkingen van het zweefvliegtuig, zoals vermeld in het vlieghandboek, worden op geen enkel ogenblik tijdens de vlucht overschreden;
vergewist zich ervan dat de aan de vlucht voorafgaande inspectie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met het vlieghandboek;
vervult geen taken aan boord van een zweefvliegtuig in een van de volgende situaties:
als hij of zij om welke reden dan ook, zoals verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof zijn of haar taken niet kan uitvoeren of zich om een andere reden niet geschikt voelt;
als niet aan de toepasselijke medische eisen is voldaan;
weigert het vervoer van personen of bagage of verwijdert deze uit het zweefvliegtuig indien zij de veiligheid van het zweefvliegtuig of de daarin vervoerde personen in gevaar kunnen brengen;
staat niet toe dat in het zweefvliegtuig een persoon wordt vervoerd die zodanig onder invloed van psychoactieve stoffen lijkt te zijn dat de veiligheid van het zweefvliegtuig of de daarin vervoerde personen in gevaar kunnen komen;
garandeert dat tijdens kritieke vluchtstadia of telkens wanneer dat nodig wordt geacht in het belang van de veiligheid, alle personen aan boord op hun stoel zitten en hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt;
tijdens de vlucht:
houdt zijn of haar veiligheidsgordel om; en
blijft te allen tijde aan het stuur van het zweefvliegtuig, behalve als een andere piloot het stuur overneemt;
neemt, in een noodsituatie waarbij onmiddellijk moet worden beslist en gehandeld, alle maatregelen die hij of zij onder die omstandigheden nodig acht. In dergelijke gevallen mag hij of zij afwijken van de regels, vluchtuitvoeringsprocedures en methoden, in de mate dat dit nodig is in het belang van de veiligheid;
vliegt niet verder dan het dichtstbijzijnde luchtvaartterrein of vluchtuitvoeringsgebied met gunstige weersomstandigheden als zijn of haar vermogen om zijn of haar taken uit te voeren aanzienlijk is afgenomen door ziekte, vermoeidheid of zuurstofgebrek, of een andere oorzaak;
registreert aan het einde van de vlucht of reeks vluchten de gebruiksgegevens en alle bekende of vermeende defecten aan het zweefvliegtuig in het technisch journaal of het journaal van het luchtvaartuig;
stelt de veiligheidsonderzoeksinstantie van de lidstaat op wiens grondgebied een voorval plaatsvond en de hulpdiensten van die staat onverwijld met de snelste beschikbare middelen in kennis van elk ongeval of ernstig incident waarbij het zweefvliegtuig betrokken was;
dient onverwijld bij de bevoegde autoriteit een verslag in van een wederrechtelijke daad en informeert de lokale autoriteit die is aangewezen door de staat op wiens grondgebied de wederrechtelijke daad heeft plaatsgevonden; en
meldt onverwijld aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten alle vastgestelde gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere luchtvaartuigen in gevaar kunnen brengen.
SAO.GEN.135 Verantwoordelijkheden van bemanningsleden
Elk bemanningslid is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van zijn of haar taken met betrekking tot de vluchtuitvoering met het zweefvliegtuig.
Bemanningsleden voeren geen taken uit aan boord van een zweefvliegtuig wanneer zij, om welke reden dan ook, waaronder verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, niet in staat zijn dit te doen, of zich om een andere reden ongeschikt voelen.
Bemanningsleden melden het volgende aan de gezagvoerder:
alle gebreken, fouten, storingen of defecten waarvan zij menen dat ze de luchtwaardigheid of veilige vluchtuitvoering met het zweefvliegtuig, inclusief de noodsystemen, nadelig zouden kunnen beïnvloeden;
alle incidenten.
SAO.GEN.140 Naleving van wetten, regels en procedures
De gezagvoerder en alle andere bemanningsleden leven de wetten, regels en procedures na van de staten waarin vluchtuitvoeringen worden verricht.
De gezagvoerder is vertrouwd met de wetten, regels en procedures die van belang zijn voor de uitvoering van zijn of haar taken in de overvlogen gebieden, de gebruikte luchtvaartterreinen of vluchtuitvoeringsgebieden en de daarmee samenhangende luchtvaartnavigatiefaciliteiten.
SAO.GEN.145 Draagbare elektronische apparatuur
De gezagvoerder staat niet toe dat iemand aan boord van een zweefvliegtuig gebruikmaakt van een draagbaar elektronisch apparaat, met inbegrip van een electronic flight bag (EFB), dat een nadelige invloed heeft op de werking van de systemen en de apparatuur van het zweefvliegtuig of de mogelijkheid om het te besturen.
SAO.GEN.150 Gevaarlijke goederen
De gezagvoerder staat niet toe dat iemand aan boord gevaarlijke goederen vervoert.
Het is toegestaan aan boord van een zweefvliegtuig redelijke hoeveelheden artikelen en stoffen die anders als gevaarlijke goederen zouden worden geclassificeerd en die gebruikt worden om de veiligheid van de vlucht te faciliteren, te vervoeren voor zover dat raadzaam is om te garanderen dat ze tijdig beschikbaar zijn voor operationele doeleinden.
SAO.GEN.155 Mee te nemen documenten, handleidingen en informatie
Op elke vlucht wordt het origineel of een kopie van al de volgende documenten, handleidingen en informatie meegenomen:
het vlieghandboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);
bijzonderheden van het vliegplan dat bij de luchtverkeersdiensten is ingediend, voor zover vereist overeenkomstig deel 4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 ( 4 ) van de Commissie;
actuele en geschikte luchtvaartkaarten voor het gebied van de geplande vlucht;
alle andere documentatie die betrekking heeft op de vlucht of vereist is door de landen die bij de vlucht betrokken zijn;
procedures en informatie aan de hand van visuele signalen voor gebruik door onderscheppende en onderschepte luchtvaartuigen.
Wanneer een verklaring is vereist overeenkomstig SAO.DEC.100, wordt bovendien een kopie van die verklaring meegenomen op elke vlucht.
Wanneer ze niet aan boord worden meegenomen, blijven de originelen of kopieën van alle volgende documenten, handleidingen en informatie beschikbaar op het luchtvaartterrein of vluchtuitvoeringsgebied:
het bewijs van inschrijving;
het luchtwaardigheidscertificaat, met inbegrip van de bijlagen;
het certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid;
het geluidscertificaat, als een geluidscertificaat is afgegeven voor een gemotoriseerd zweefvliegtuig;
de radiovergunning van het luchtvaartuig, als het zweefvliegtuig met radiocommunicatieapparatuur is uitgerust, overeenkomstig SAO.IDE.130;
het certificaat (de certificaten) van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;
het journaal of een gelijkwaardig document.
Bij wijze van uitzondering op de punten a) en b) mogen de aldaar vermelde documenten, handleidingen en informatie op het luchthaventerrein of vluchtuitvoeringsgebied worden bewaard voor vluchten die:
in het zicht van het luchtvaartterrein of vluchtuitvoeringsgebied gepland zijn; of
binnen een door de bevoegde autoriteit vastgestelde afstand of zone blijven.
Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van de bevoegde autoriteit.
SAO.GEN.160 Journaal
Voor elke vlucht of reeks vluchten worden nadere gegevens over het zweefvliegtuig, de bemanning en elke reis bewaard in de vorm van een journaal of gelijkwaardig document.
SUBDEEL OP
VLUCHTUITVOERINGSPROCEDURES
SAO.OP.100 Gebruik van luchtvaartterreinen en vluchtuitvoeringsgebieden
De gezagvoerder mag alleen luchtvaartterreinen en vluchtuitvoeringsgebieden gebruiken die geschikt zijn voor het desbetreffende type zweefvliegtuig en de desbetreffende vluchtuitvoering.
SAO.OP.105 Procedures ter beperking van geluidshinder — gemotoriseerde zweefvliegtuigen
De gezagvoerder houdt rekening met vluchtuitvoeringsprocedures om het effect van het geluid van een gemotoriseerd zweefvliegtuig tot een minimum te beperken, maar ziet er tegelijk op toe dat veiligheid voorrang heeft op de beperking van geluidshinder.
SAO.OP.110 Passagiersbriefing
De gezagvoerder ziet erop toe dat de passagiers vóór en, voor zover passend, tijdens de vlucht een briefing krijgen over normale, abnormale en noodprocedures.
SAO.OP.115 Vervoer van speciale categorieën passagiers
De gezagvoerder ziet erop toe dat personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een zweefvliegtuig, worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van het zweefvliegtuig en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.
SAO.OP.120 Vluchtvoorbereiding
Alvorens een vlucht te beginnen ziet de gezagvoerder toe op het volgende:
dat de hulpmiddelen die zijn vereist voor een veilige vluchtuitvoering met het zweefvliegtuig volstaan voor het desbetreffende type vluchtuitvoering;
dat de weersomstandigheden een veilig verloop van de vlucht toestaan;
dat, in het geval van een gemotoriseerd zweefvliegtuig en wanneer de motor zal worden gebruikt, er voldoende brandstof of andere energie voorradig is om de vlucht veilig te voltooien.
SAO.OP.125 Tanken en opladen of vervangen van accu's met personen aan boord — gemotoriseerde zweefvliegtuigen
Wanneer zich een passagier aan boord van een gemotoriseerd zweefvliegtuig bevindt:
mag het zweefvliegtuig niet worden bijgetankt; en
mogen de accu's voor de aandrijving niet worden opgeladen of vervangen.
SAO.OP.130 Roken aan boord
Aan boord van een zweefvliegtuig mag tijdens geen enkel vluchtstadium worden gerookt.
SAO.OP.135 Weersomstandigheden
De gezagvoerder begint of vervolgt een vlucht alleen als uit de recentst beschikbare weersinformatie blijkt dat veilig kan worden geland.
SAO.OP.140 IJs en andere verontreinigingen — procedures op de grond
De gezagvoerder stijgt pas op als het zweefvliegtuig vrij is van elke afzetting die de prestaties en/of de bestuurbaarheid van het zweefvliegtuig negatief zou kunnen beïnvloeden, behalve zoals toegestaan overeenkomstig het vlieghandboek.
SAO.OP.145 Brandstof- of energiebeheer tijdens de vlucht — gemotoriseerde zweefvliegtuigen
In het geval van gemotoriseerde zweefvliegtuigen controleert de gezagvoerder tijdens de vlucht regelmatig of de beschikbare hoeveelheid brandstof of andere energie niet minder is dan de hoeveelheid die nodig is om een veilige landing te waarborgen.
SAO.OP.150 Gebruik van aanvullende zuurstof
De gezagvoerder ziet erop toe dat alle personen aan boord aanvullende zuurstof gebruiken wanneer hij of zij vaststelt dat het zuurstofgebrek op de geplande vlieghoogte hun functioneren in gevaar kan brengen of schadelijke effecten kan veroorzaken.
SAO.OP.155 Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met een zweefvliegtuig
Alvorens te beginnen aan een gespecialiseerde vluchtuitvoering of een reeks gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met een zweefvliegtuig, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de activiteit beoordeelt teneinde de gevaren en bijbehorende risico's van de voorgenomen vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen.
Een gespecialiseerde vluchtuitvoering met een zweefvliegtuig vindt plaats in overeenstemming met een controlelijst. De gezagvoerder stelt die controlelijst op en ziet erop toe dat ze passend is voor de gespecialiseerde vluchtuitvoering en het gebruikte zweefvliegtuig, dat ze gebaseerd is op de risicobeoordeling en dat ze rekening houdt met alle voorschriften van deze bijlage. De gezagvoerder en de andere bemanningsleden moeten op elke vlucht toegang hebben tot de controlelijst, voor zover dit relevant is voor de uitvoering van hun taken.
De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert de controlelijst regelmatig, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling.
SUBDEEL POL
PRESTATIES EN VLUCHTUITVOERINGSBEPERKINGEN
SAO.POL.100 Weging
De weging van het zweefvliegtuig wordt uitgevoerd door de fabrikant van het zweefvliegtuig of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie ( 5 ).
De exploitant ziet erop toe dat de massa van het zweefvliegtuig vóór de eerste ingebruikname door een effectieve weging is bepaald. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa moeten in rekening worden gebracht en goed worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking van de gezagvoerder gesteld. Zweefvliegtuigen moeten opnieuw worden gewogen indien de gevolgen van modificaties of reparaties voor de massa niet bekend zijn.
SAO.POL.105 Prestaties — algemeen
De gezagvoerder verricht alleen vluchtuitvoeringen met het zweefvliegtuig als de prestaties van het zweefvliegtuig volstaan om te voldoen aan de voorschriften van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en alle andere beperkingen die van toepassing zijn op de vlucht, het luchtruim of de gebruikte luchtvaartterreinen of vluchtuitvoeringsgebieden, en ziet erop toe dat steeds de recentst beschikbare uitgave van kaarten wordt gebruikt.
SUBDEEL IDE
INSTRUMENTEN, GEGEVENS EN APPARATUUR
SAO.IDE.100 Instrumenten en apparatuur — algemeen
De uit hoofde van dit subdeel vereiste instrumenten en apparatuur worden goedgekeurd overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 of, bij registratie in een derde land, overeenkomstig de luchtwaardigheidsvoorschriften van het land van registratie, voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld:
ze worden door de cockpitbemanning gebruikt om het vliegpad te controleren;
ze worden gebruikt om te voldoen aan SAO.IDE.130 of SAO.IDE.135;
ze zijn permanent geïnstalleerd in het zweefvliegtuig.
Bij wijze van uitzondering op punt a) is voor de volgende instrumenten of apparatuur, indien vereist uit hoofde van dit subdeel, geen goedkeuring nodig:
onafhankelijk werkende draagbare lampen;
een nauwkeurig uurwerk;
overlevings- en noodsignaalapparatuur.
De instrumenten en apparatuur moeten gemakkelijk bedienbaar of bereikbaar zijn vanaf de post van de gezagvoerder of een cockpitbemanningslid dat die instrumenten of uitrusting moet gebruiken.
SAO.IDE.105 Vlucht- en navigatie-instrumenten
Zweefvliegtuigen worden uitgerust met een middel om het volgende te meten en weer te geven:
de tijd in uren en minuten;
de drukhoogte;
de aangegeven vliegsnelheid;
in geval van gemotoriseerde zweefvliegtuigen, de magnetische koers.
Als vluchten worden uitgevoerd in omstandigheden waarbij het gewenste vliegpad van het zweefvliegtuig niet kan worden behouden zonder verwijzing naar een of meer aanvullende instrumenten, of als wolkenvluchten en nachtvluchten worden uitgevoerd, worden zweefvliegtuigen uitgerust met, naast het bepaalde onder a), een middel om het volgende te meten en weer te geven:
de verticale snelheid;
de vlieghouding of de bocht en slip;
de magnetische koers.
SAO.IDE.110 Vluchtuitvoeringslichten
Zweefvliegtuigen waarmee nachtvluchten worden uitgevoerd, worden uitgerust met elk van de volgende:
een antibotsingsverlichtingssysteem;
navigatie-/positielichten;
een landingslicht;
door het elektrische systeem van het zweefvliegtuig gevoede verlichting die zorgt voor een afdoende verlichting van alle instrumenten en apparatuur die essentieel zijn voor het veilige gebruik van het zweefvliegtuig;
een onafhankelijk werkende draagbare lamp voor de gezagvoerder en alle andere bemanningsleden.
SAO.IDE.115 Aanvullende zuurstof
Zweefvliegtuigen waarmee vluchten worden uitgevoerd op een hoogte die zuurstofvoorziening vereist overeenkomstig SAO.OP.150, worden uitgerust met zuurstofapparatuur waarmee de vereiste zuurstofvoorraden kunnen worden opgeslagen en toegediend.
SAO.IDE.120 Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — vluchten boven water
De gezagvoerder van een zweefvliegtuig waarmee vluchten boven water worden uitgevoerd, schat vóór het begin van de vlucht in hoe groot de levensbedreigende risico's voor de personen in het zweefvliegtuig zouden zijn in geval van een noodlanding op het water. Op basis van die risico's bepaalt hij of zij of het noodzakelijk is levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen mee te nemen.
SAO.IDE.125 Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — moeilijkheden bij opsporing en redding
Zweefvliegtuigen waarmee vluchten worden uitgevoerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, worden uitgerust met levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen die passend zijn voor het gebied waarboven de vlucht plaatsvindt.
SAO.IDE.130 Radiocommunicatieapparatuur
Zweefvliegtuigen moeten zijn uitgerust met radiocommunicatieapparatuur om de communicatie mogelijk te maken die vereist is uit hoofde van aanhangsel 4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.
SAO.IDE.135 Transponder
Zweefvliegtuigen moeten zijn uitgerust met een transponder voor de secundaire surveillanceradar (SSR), die over alle mogelijkheden beschikt die vereist zijn uit hoofde van punt b) van SERA.6005 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.
SUBDEEL DEC
VERKLARING
SAO.DEC.100 Verklaring
In de in artikel 3, lid 2, bedoelde verklaring bevestigt de exploitant dat hij alle in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening naleeft en zal blijven naleven.
De exploitant neemt al de volgende informatie op in de verklaring:
de naam van de exploitant;
de plaats van de hoofdvestiging van de exploitant;
de contactgegevens van de exploitant;
de begindatum van de vluchtuitvoering en, voor zover relevant, de datum waarop de wijziging van een bestaande verklaring in werking treedt;
voor alle zweefvliegtuigen die voor commerciële vluchtuitvoeringen worden gebruikt: het type zweefvliegtuig, de registratie, de belangrijkste basis, het type vluchtuitvoering en de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid.
Als de exploitant zijn verklaring indient, stelt hij de bevoegde autoriteit in kennis van de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC) om de naleving aan te tonen, voor zover die vereist is overeenkomstig SAO.GEN.110. Die lijst bevat verwijzingen naar de bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving (AMC).
De exploitant gebruikt het formulier in het aanhangsel van deze bijlage om de verklaring op te stellen.
SAO.DEC.105 Wijzigingen van de verklaring en stopzetting van commerciële vluchtuitvoeringen
De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en van de voorschriften van deze verordening, zoals vermeld in de verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen met betrekking tot de in SAO.DEC.100, onder b), bedoelde informatie en de in SAO.DEC.100, onder c), bedoelde lijst van AltMoC's, zoals opgenomen in de verklaring of als bijlage bij de verklaring gevoegd.
De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis wanneer hij geen commerciële vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen meer verricht.
Aanhangsel
BIJLAGE III
EISEN VOOR DE AFGIFTE VAN BEVOEGDHEIDSBEWIJZEN VOOR DE BEMANNING VAN ZWEEFVLIEGTUIGEN
[DEEL‐SFCL]
SUBDEEL GEN
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
SFCL.001 Toepassingsgebied
In deze bijlage zijn de eisen vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid als zweefvliegtuigpiloot (SPL) en de daaraan gekoppelde bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten voor piloten van zweefvliegtuigen alsook de voorwaarden inzake de geldigheid en het gebruik ervan.
SFCL.005 Bevoegde autoriteit
In onderhavige bijlage is de bevoegde autoriteit een door de lidstaat aangewezen instantie waar een persoon een aanvraag indient voor een SPL of de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten.
SFCL.015 Aanvraag en afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van een SPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten
Het volgende wordt bij de bevoegde autoriteit ingediend in de vorm en op de wijze die door die bevoegde autoriteit zijn vastgesteld:
een aanvraag voor:
de afgifte van een SPL en de daaraan gekoppelde bevoegdverklaringen;
de uitbreiding van de bevoegdheden van een SPL, met uitzondering van de bevoegdheden in de punten SFCL.115, onder a), punten 2 en 3, SFCL.155, SFCL.200 en SFCL.215;
de afgifte van een certificaat voor zweefvlieginstructeurs (FI(S));
de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van een certificaat voor zweefvliegexaminatoren (FE(S));
alle wijzigingen van de SPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten, m.u.v. de in punt ii) bedoelde bevoegdheden, en
indien verplicht gesteld door de bevoegde autoriteit, een kopie van de relevante logboekgegevens als gespecificeerd in de punten SFCL.115, onder d), SFCL.155, onder b), SFCL.200, onder f), en SFCL.215, onder d).
Een aanvraag als bedoeld onder a) gaat vergezeld van het bewijs dat de kandidaat voldoet aan de desbetreffende voorschriften van deze bijlage en bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
Elke vorm van beperking of uitbreiding van de bevoegdheden die worden toegekend door een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat, moet door de bevoegde autoriteit worden bekrachtigd op het bewijs van bevoegdheid of het certificaat, behalve voor het verkrijgen van de onder a), punt 1, ii), genoemde bevoegdheden.
Een persoon mag op geen enkel moment houder zijn van meer dan één SPL die overeenkomstig deze bijlage is afgegeven.
Een houder van een bewijs van bevoegdheid dient de onder a) bedoelde aanvragen in bij de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar zijn of haar bewijs van bevoegdheid is afgegeven overeenkomstig deze bijlage (deel‐SFCL), bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395, naargelang het geval.
Een houder van een SPL kan een wijziging van de bevoegde autoriteit aanvragen bij de door een andere lidstaat aangewezen bevoegde instantie, waarna de nieuwe bevoegde autoriteit bevoegd wordt voor alle bewijzen van bevoegdheid van die houder.
Uiterlijk zes maanden nadat kandidaten zijn geslaagd voor de vaardigheidstest of beoordeling van vakbekwaamheid dienen zij hun aanvraag in voor de afgifte van een SPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten.
SFCL.030 Praktische vaardigheidstest
Kandidaten voor een vaardigheidstest worden, nadat zij hun opleiding hebben voltooid, voorgedragen voor de vaardigheidstest door de ATO of de DTO die verantwoordelijk is voor de door de kandidaten gevolgde opleiding. De opleidingsgegevens worden door de ATO of DTO ter beschikking gesteld van de examinator.
SFCL.035 Vrijstelling van vliegtijd
Kandidaten voor een SPL of een daarmee geassocieerde bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat worden volledig vrijgesteld van alle vliegtijd op solovluchten, met dubbelbesturingsonderricht of als PIC op zweefvliegtuigen als onderdeel van de totale vliegtijd die vereist is voor een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat.
SFCL.045 Verplichting om documenten bij zich te hebben en te tonen
Houders van een SPL moeten bij de uitoefening van de bevoegdheden van een SPL-bevoegdheidsbewijs in het bezit zijn van:
een geldige SPL;
een geldig medisch certificaat;
een persoonlijk identificatiedocument met zijn of haar foto;
voldoende gegevens uit het logboek om aan te tonen dat aan de voorschriften van deze bijlage is voldaan.
Leerling-piloten moeten op alle solo-overlandvluchten in het bezit zijn van:
de onder a), punten 2 en 3, genoemde documenten;
een bewijs van de in punt SFCL.125, onder a), vereiste vergunning.
Houders van een SPL of leerling-piloten leggen op verzoek van een bevoegd vertegenwoordiger van een bevoegde autoriteit onverwijld de onder a) genoemde documenten ter inspectie over.
In afwijking van het bepaalde onder a) en b) mogen de in die punten genoemde documenten worden bewaard op het luchtvaartterrein of de vluchtuitvoeringslocatie voor vluchten die:
binnen het zicht van het luchtvaartterrein of de vluchtuitvoeringslocatie blijven, of
binnen een door de bevoegde autoriteit vastgestelde afstand van het luchtvaartterrein of de vluchtuitvoeringslocatie blijven.
SFCL.050 Vastleggen van vliegtijd
Houders van een SPL en leerling-piloten leggen in een betrouwbaar document de details van alle gevlogen vluchten vast op een manier die door de bevoegde autoriteit is bepaald.
SFCL.065 Beperking van bevoegdheden van houders van SPL die 70 jaar of ouder zijn voor commerciële vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen die passagiers vervoeren
Houders van een SPL die de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt, mogen niet optreden als piloot van zweefvliegtuigen waarmee commerciële vluchtuitvoeringen met passagiers worden verricht.
SFCL.070 Intrekking, schorsing en beperking van bewijzen van bevoegdheid, bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten
Een SPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten die overeenkomstig deze bijlage zijn afgegeven, kunnen door de bevoegde autoriteit worden beperkt, geschorst of ingetrokken overeenkomstig de voorwaarden en procedures van bijlage VI (deel‐ARA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 indien een houder van een SPL niet voldoet aan de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139, aan de eisen van deze bijlage en bijlage II (deel‐SAO) bij deze verordening of aan bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
Houders van een SPL leveren hun bewijs van bevoegdheid of certificaat onmiddellijk in bij de bevoegde autoriteit als hun bewijs van bevoegdheid, bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat is beperkt, geschorst of ingetrokken.
SUBDEEL SPL
BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS ZWEEFVLIEGTUIGPILOOT (SPL)
SFCL.115 SPL — Bevoegdheden en voorwaarden
Onder voorbehoud van de naleving van punt SFCL.150 zijn houders van een SPL bevoegd om als PIC op te treden in zweefvliegtuigen:
zonder financiële tegenprestatie in niet-commerciële vluchtuitvoeringen;
en passagiers te vervoeren indien zij:
voldoen aan punt SFCL.160, onder e), en
ofwel:
na de afgifte van de SPL ten minste 10 vlieguren hebben voltooid of 30 lanceringen of starts en landingen als PIC op zweefvliegtuigen hebben uitgevoerd en bovendien één trainingsvlucht hebben uitgevoerd tijdens welke houders aan een FI(S) de voor het vervoer van passagiers vereiste bekwaamheid moeten aantonen, of
houder zijn van een FI(S)-certificaat overeenkomstig subdeel FI;
in andere dan de in punt 1 genoemde vluchtuitvoeringen, indien zij:
de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
na de afgifte van het bewijs van bevoegdheid 75 vlieguren of 200 lanceringen of starts en landingen als PIC op zweefvliegtuigen hebben uitgevoerd.
In afwijking van punt a) mogen houders van een SPL met bevoegdheden als instructeur of examinator een vergoeding ontvangen voor:
het geven van vlieginstructie voor SPL;
het afnemen van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor SPL;
de opleiding, het testen en de bekwaamheidsbeoordeling voor de bij een SPL horende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten.
Houders van een SPL oefenen de SPL-bevoegdheden slechts uit als zij voldoen aan de toepasselijke eisen inzake recentheid en als zij voor de uitgeoefende bevoegdheden over het passende medische certificaat beschikken.
De voltooiing van de trainingsvlucht als omschreven onder a), punt 2, ii), A, wordt opgetekend in het logboek van de piloot en ondertekend door de instructeur die verantwoordelijk is voor de trainingsvlucht.
SFCL.120 SPL — Minimumleeftijd
Een kandidaat voor een SPL moet ten minste 16 jaar oud zijn.
SFCL.125 SPL — Leerling-piloten
Leerling-piloten mogen niet solo vliegen, tenzij toegestaan door en onder toezicht van een FI(S).
Leerling-piloten moeten ten minste 14 jaar oud zijn om toestemming te kunnen krijgen voor de uitvoering van solovluchten.
SFCL.130 SPL — Opleidingscursus en ervaringseisen
Kandidaten voor een SPL volgen een volledige opleidingscursus aan een DTO of ATO. De cursus wordt afgestemd op de beoogde bevoegdheden en omvat:
theoretische kennis als gespecificeerd in punt SFCL.135;
ten minste 15 uur vlieginstructie in zweefvliegtuigen, met inbegrip van ten minste:
10 uur dubbelbesturingsonderricht, met inbegrip van dubbelbesturingsonderricht als gespecificeerd in punt iv), A, of punt v), A, naargelang het geval;
twee uur solovliegtijd onder toezicht;
45 lanceringen of starts en landingen;
als de kandidaat bevoegdheden voor zweefvliegtuigen, uitgezonderd TMG’s, wil verwerven, ten minste zeven uur vlieginstructie in zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, met inbegrip van ten minste:
drie uur dubbelbesturingsonderricht;
ofwel:
één solo-overlandvlucht van ten minste 50 km (27 NM), of
één overlandvlucht met dubbele besturing van ten minste 100 km (55 NM) die, in afwijking van punt 2, iv), in een TMG mag worden uitgevoerd;
als bevoegdheden voor TMG’s, worden gevraagd, ten minste zes uur vlieginstructie in TMG’s, met inbegrip van ten minste:
vier uur dubbelbesturingsonderricht;
één solo-overlandvlucht van ten minste 150 km (80 NM) in een TMG, gedurende welke één landing tot volledige stilstand op een ander luchtvaartterrein dan het luchtvaartterrein van vertrek wordt uitgevoerd.
Kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid voor een andere categorie luchtvaartuig, met uitzondering van luchtballonnen, krijgen een vrijstelling van 10 % van de totale vliegtijd als PIC op dergelijke luchtvaartuigen, begrensd tot maximaal zeven uur. De toegekende vrijstelling omvat:
in geen geval de eisen onder a), punt 2, ii), onder a), punt 2, iv), B, en onder a), punt 2, v), B, en
met betrekking tot het bepaalde onder a), punt 2, iii), maximaal 10 lanceringen of starts en landingen.
SFCL.135 SPL — Theorie-examen
Theoretische kennis
Een kandidaat voor een SPL moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat afgestemd is op de gewenste bevoegdheden door examens af te leggen over:
algemene onderwerpen:
luchtvaartwetgeving,
menselijke prestaties,
meteorologie,
communicatie;
specifieke onderwerpen betreffende zweefvliegtuigen:
vluchtbeginselen,
vluchtuitvoeringsprocedures,
vluchtprestaties en ‐planning,
algemene kennis over luchtvaartuigen in verband met zweefvliegtuigen,
navigatie.
Verantwoordelijkheden van de kandidaat
Kandidaten leggen de volledige theorie-examenreeks voor een specifieke SPL af onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van dezelfde lidstaat.
Kandidaten mogen het theorie-examen pas afleggen wanneer zij worden voorgedragen door de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor hun opleiding en nadat zij de toepasselijke onderdelen van de theorieopleiding hebben voltooid op een bevredigend niveau.
Een voordracht door de ATO of DTO blijft twaalf maanden geldig. Als een kandidaat binnen de voornoemde geldigheidsperiode niet ten minste één theorie-examen aflegt, wordt de behoefte aan verdere opleiding bepaald door de ATO of DTO op basis van de behoeften van de kandidaat.
Normen om te slagen
Een kandidaat slaagt voor een onderdeel van het schriftelijk theorie-examen wanneer hij ten minste 75 % scoort van de punten die voor dat examenonderdeel kunnen worden behaald. Er worden geen strafpunten gegeven.
Tenzij anders bepaald in deze bijlage, wordt een kandidaat geacht geslaagd te zijn voor het vereiste theorie-examen voor de SPL als hij of zij voor alle verplichte onderdelen van het theorie-examen is geslaagd binnen een periode van 18 maanden, gerekend vanaf het einde van de kalendermaand waarin de kandidaat voor het eerst aan het examen deelnam.
Indien hij of zij na vier pogingen niet voor elk afzonderlijk onderdeel van het schriftelijk theorie-examen een voldoende heeft behaald, of niet voor alle onderdelen een voldoende heeft behaald binnen de in punt 2 vermelde periode, moet een kandidaat alle onderdelen van het theorie-examen opnieuw afleggen.
Alvorens opnieuw aan de theorie-examens deel te nemen, moet de kandidaat verdere opleiding volgen bij een ATO of DTO. De draagwijdte en inhoud van de vereiste opleiding worden bepaald door de ATO of DTO op basis van de behoeften van de kandidaat.
Geldigheidsperiode
Een voldoende voor een theorie-examen blijft 24 maanden geldig, gerekend vanaf de dag waarop de kandidaat geslaagd is voor het theorie-examen overeenkomstig het bepaalde onder c), punt 2.
SFCL.140 SPL — Erkenning van theoretische kennis
Kandidaten voor een SPL worden vrijgesteld van de in punt SFCL.135, onder a), punt 1, gespecificeerde vereisten inzake theoretische kennis van gemeenschappelijke onderwerpen als zij:
houder zijn van een bewijs van bevoegdheid overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395, of
geslaagd zijn voor de theorie-examens voor een bevoegdheidsbewijs als gespecificeerd onder a), voor zover de in punt SFCL.135, onder d), gespecificeerde geldigheidstermijn niet is verstreken.
SFCL.145 SPL — Praktische vaardigheidstest
Aan de hand van een vaardigheidstest moeten kandidaten voor een SPL aantonen dat zij over de vaardigheden beschikken om, als PIC in zweefvliegtuigen, de relevante procedures en manoeuvres uit te voeren met een voor de gewenste bevoegdheden passende graad van vakbekwaamheid.
De kandidaten moeten de vaardigheidstest afleggen in een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s, afhankelijk van de gewenste bevoegdheden en mits de opleidingscursus overeenkomstig punt SFCL.130 de noodzakelijke opleidingsonderdelen voor het betreffende luchtvaartuig omvat. Een kandidaat die een opleidingscursus heeft voltooid die de verplichte opleidingsonderdelen voor zowel zweefvliegtuigen als TMG’s omvat, mag twee vaardigheidstests afleggen: één in een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s, en één in een TMG, om de bevoegdheden voor beide luchtvaartuigen te verwerven.
Om een vaardigheidstest voor de afgifte van een SPL af te leggen, moet de kandidaat eerst de verplichte onderdelen van het theorie-examen afleggen.
Normen om te slagen:
de vaardigheidstest bestaat uit verschillende secties die alle verschillende fasen van een vlucht weerspiegelen;
wanneer een kandidaat zakt voor een item van een sectie, zakt hij voor de volledige sectie. Als een kandidaat zakt voor slechts één sectie, moet hij of zij enkel die sectie opnieuw afleggen. Wanneer een kandidaat voor meer dan één sectie zakt, moet hij of zij de volledige test opnieuw afleggen;
als de kandidaat de test opnieuw moet afleggen overeenkomstig punt 2 en voor bepaalde secties een onvoldoende haalt, met inbegrip van secties waarvoor hij of zij bij een eerdere poging een voldoende haalde, moet hij of zij de volledige test opnieuw afleggen.
Kandidaten die na twee pogingen niet slagen voor alle secties van de test, moeten extra praktijkopleiding volgen.
SFCL.150 SPL — Bevoegdheden voor zweefvliegtuigen en TMG
Als de vaardigheidstest zoals gespecificeerd in punt SFCL.145 is afgelegd in een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s, gelden de bevoegdheden van een SPL uitsluitend voor zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s.
In het onder a) bedoelde geval worden de bevoegdheden van een SPL uitgebreid tot TMG’s indien een piloot:
aan een ATO of DTO de in SFCL.130, onder a), punt 2, genoemde opleidingsonderdelen heeft voltooid;
geslaagd is voor een vaardigheidstest om bewijs te leveren van een adequaat niveau van praktische vaardigheden in een TMG. Tijdens deze vaardigheidstest moet de kandidaat aan de examinator ook aantonen dat hij over een adequaat niveau van theoretische kennis van TMG’s beschikt over de volgende onderwerpen:
vluchtbeginselen,
vluchtuitvoeringsprocedures,
vluchtprestaties en ‐planning;
algemene kennis inzake luchtvaartuigen, en
navigatie.
Houders van een overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 afgegeven bewijs van bevoegdheid worden volledig vrijgesteld van de onder b) genoemde eisen, mits zij:
een klassebevoegdverklaring voor TMG’s bezitten, of
TMG-bevoegdheden bezitten en voldoen aan de eisen inzake recentheid van punt FCL.140.A van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
Als de vaardigheidstest zoals gespecificeerd in punt SFCL.145, is afgelegd in een TMG, gelden de bevoegdheden van een SPL uitsluitend voor TMG’s.
In het onder d) bedoelde geval worden de bevoegdheden van een SPL uitgebreid tot zweefvliegtuigen indien een piloot:
aan een ATO of DTO de in SFCL.130, onder a), punt 2, iv), gespecificeerde opleidingsonderdelen heeft voltooid en ten minste 15 lanceringen en landingen in een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s, heeft uitgevoerd, en
geslaagd is voor een vaardigheidstest om bewijs te leveren van een adequaat niveau van praktische vaardigheden in een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s. Tijdens deze vaardigheidstest moet de piloot aan de examinator ook aantonen dat hij over een adequaat niveau van theoretische kennis van zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, beschikt betreffende de volgende onderwerpen:
vluchtbeginselen,
vluchtuitvoeringsprocedures,
vluchtprestaties en ‐planning;
algemene kennis inzake luchtvaartuigen, en
navigatie.
De voltooiing van de in onder b), punt 1, en onder e), punt 1, gespecificeerde opleiding wordt opgetekend in het logboek van de piloot en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor de opleiding.
SFCL.155 SPL — Lanceringsmethoden
Houders van een SPL oefenen hun bevoegdheden alleen uit middels lanceringsmethoden waarvoor zij een specifieke opleiding hebben voltooid, hetzij tijdens de opleidingscursus overeenkomstig punt SFCL.130 of punt SFCL.150, onder e), punt 1, hetzij tijdens een aanvullende opleiding die na de afgifte van de SPL door een instructeur wordt gegeven. Die specifieke opleiding omvat het volgende:
in het geval van lier- en autolanceringen: ten minste tien lanceringen met dubbelbesturingsonderricht, en vijf sololanceringen onder toezicht;
in het geval van sleep- of zelfstart: ten minste vijf lanceringen met dubbelbesturingsonderricht en vijf sololanceringen onder toezicht. Bij zelfstart mag het dubbelbesturingsonderricht worden uitgevoerd in TMG’s;
in het geval van bungeestart: ten minste drie lanceringen met dubbelbesturingsonderricht of solo onder toezicht, en
voor andere lanceringsmethoden: de door de bevoegde autoriteit vereiste opleiding.
De voltooiing van de onder a) gespecificeerde opleiding wordt opgetekend in het logboek van de piloot en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO of de instructeur die verantwoordelijk is voor de opleiding, naargelang het geval.
Om de bevoegdheden voor elke lanceringsmethode te behouden en overeenkomstig de voorschriften onder a) en b), moeten houders van SPL de voorbije twee jaar minimaal vijf lanceringen hebben uitgevoerd, behalve in het geval van een bungeelancering, waarvoor zij slechts twee lanceringen moeten hebben uitgevoerd. Een zelflancering mag worden uitgevoerd door middel van een zelfstart, opstijgen in TMG’s of een combinatie van beide.
Indien houders van een SPL niet voldoen aan de eisen onder c) voor de vernieuwing van hun bevoegdheden, voeren zij het vereiste extra aantal lanceringen uit met dubbelbesturing of solo onder toezicht van een instructeur.
SFCL.160 SPL — Eisen inzake recentheid
Zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s
Houders van een SPL mogen hun SPL-bevoegdheden, met uitzondering van TMG’s, slechts uitoefenen indien zij in de laatste 24 maanden voor de geplande vlucht:
met een zweefvliegtuig ten minste vijf uur vliegtijd als PIC, dan wel met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een FI(S), hebben voltooid, waaronder met zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, ten minste:
15 lanceringen en
twee trainingsvluchten met een FI(S), of
geslaagd zijn voor een bekwaamheidsproef met een FE(S) op een zweefvliegtuig, met uitzondering van TMG’s; de bekwaamheidsproef is gebaseerd op de vaardigheidstest voor de SPL.
TMG’s
Houders van een SPL mogen hun TMG-bevoegdheden slechts uitoefenen als zij in de laatste 24 maanden voor de geplande vlucht:
ten minste twaalf vlieguren als PIC of met dubbele besturing of solo onder het toezicht van een FI(S) hebben voltooid, waaronder op TMG’s, ten minste:
zes vlieguren;
twaalf starts en landingen, en
een trainingsvlucht met een instructeur met een totale vliegtijd van ten minste één uur hebben voltooid, of
geslaagd zijn voor een bekwaamheidsproef met een examinator. De bekwaamheidsproef is gebaseerd op de vaardigheidstest als gespecificeerd in SFCL.150, onder b), punt 2.
Houders van een SPL met bevoegdheden om met TMG’s te vliegen die ook houder zijn van een bewijs van bevoegdheid voor TMG’s overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, worden vrijgesteld van de naleving van punt b).
De voltooiing van vluchten met de dubbele besturing, vluchten onder toezicht en de onder a), punt 1, en onder b), punt 1, gespecificeerde trainingsvluchten, alsmede de bekwaamheidsproeven als gespecificeerd onder a), punt 2, en onder b), punt 2, worden in het logboek van de piloot vermeld en ondertekend door de verantwoordelijke FI(S) in het geval onder a), punt 1, en onder b), punt 1, en door de verantwoordelijke FE(S) in het geval onder a), punt 2, en onder b), punt 2.
Vervoer van passagiers
Houders van een SPL mogen alleen passagiers vervoeren als zij in de voorafgaande 90 dagen als PIC ten minste:
drie lanceringen in zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, hebben uitgevoerd indien de passagiers in zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, worden vervoerd, of
drie starts en landingen in TMG’s hebben uitgevoerd, indien de passagiers in een TMG worden vervoerd. Voor nachtelijk vervoer van passagiers in een TMG moet ten minste één van die starts en landingen tijdens de nacht plaatsvinden.
SUBDEEL ADD
AANVULLENDE BEVOEGDVERKLARINGEN EN BEVOEGDHEDEN
SFCL.200 Bevoegdheden voor kunstvliegen
Houders van een SPL mogen alleen kunstvluchten uitvoeren in zweefvliegtuigen met uitgeschakelde motoren of, in het geval als bedoeld onder d) en e), met ingeschakelde motor als zij overeenkomstig dit punt over passende bevoegdheden voor kunstvliegen beschikken.
Bevoegdheden voor basiskunstvliegen:
geven de houder het recht kunstvluchten uit te voeren die beperkt zijn tot de volgende handelingen:
45° in rechte lijn klimmen of duiken als kunstvliegenmanoeuvre,
inside loops,
wingover,
lazy eight,
spins;
opgenomen zijn in de bevoegdheden van een SPL nadat de piloot het volgende heeft voltooid:
na afgifte van het bewijs van bevoegdheid ten minste 30 vlieguren of 120 lanceringen als PIC op zweefvliegtuigen;
een opleidingscursus aan een ATO of DTO, met inbegrip van:
de op de te verwerven bevoegdheden afgestemde theoretische kennis;
kunstvlieginstructies over de in punt 1 gespecificeerde manoeuvres.
Bevoegdheden voor gevorderd kunstvliegen:
verlenen de houder het recht om kunstvluchten uit te voeren die niet beperkt zijn tot de onder b), punt 1, bedoelde manoeuvres;
worden opgenomen in de bevoegdheden van een SPL nadat de piloot:
aan de eisen onder b), punt 2, i), heeft voldaan;
een opleidingscursus aan een ATO of DTO heeft voltooid, met inbegrip van:
de op de te verwerven bevoegdheden afgestemde theoretische kennis;
ten minste vijf uur of 20 instructievluchten voor kunstvliegen.
De bevoegdheden voor basis- of gevorderd kunstvliegen omvatten kunstvluchten in zweefvliegtuigen met ingeschakelde motor indien de piloot zijn of haar opleidingscursus kunstvliegen in een gemotoriseerd zweefvlieg heeft gekregen tijdens de opleidingscursus overeenkomstig het bepaalde onder b), punt 2, ii), of onder c), punt 2, ii), naargelang het geval.
De bevoegdheden van een SPL omvatten bevoegdheden voor gevorderd kunstvliegen met TMG’s met ingeschakelde motor indien een piloot ook een bevoegdverklaring voor kunstvliegen bezit overeenkomstig punt FCL.800 van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, die ook bevoegdheden voor kunstvliegen met TMG’s omvat.
De voltooiing van de onder b), punt 2, ii), en onder c), punt 2, ii), gespecificeerde training naargelang het geval, en of de onder d) gespecificeerde training, wordt opgetekend in het logboek van de piloot en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor de training.
SFCL.205 Bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners
SPL-houders die bevoegdheden bezitten voor het vliegen met TMG’s, mogen slechts zweefvliegtuigen of banners slepen als zij overeenkomstig dit punt een passende bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners bezitten.
Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen moeten het onderstaande hebben uitgevoerd:
ten minste 30 vlieguren als PIC en 60 starts en landingen in TMG’s, na het behalen van de bevoegdheid voor TMG’s;
een opleidingscursus aan een ATO of DTO, met inbegrip van:
theoretische opleiding over operaties en ‐procedures voor het slepen van zweefvliegtuigen;
ten minste tien trainingsluchten waarbij een zweefvliegtuig wordt gesleept, waaronder vijf trainingsvluchten met dubbele besturing, en
in het geval de bevoegdheden van een SPL beperkt zijn tot TMG overeenkomstig punt SFCL.150, onder d), vijf vertrouwdmakingsvluchten in een zweefvliegtuig dat door een luchtvaartuig wordt gelanceerd.
Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van banners moeten het onderstaande hebben uitgevoerd:
ten minste 100 vlieguren als PIC en 200 starts en landingen met TMG’s, na het behalen van de bevoegdheid voor TMG’s;
een opleidingscursus aan een ATO of DTO, met inbegrip van:
theoretische opleiding over operaties en ‐procedures voor het slepen van banners;
ten minste tien instructievluchten waarbij een banner wordt gesleept, waaronder vijf vluchten met dubbele besturing.
Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners overeenkomstig dit punt die reeds houder zijn van een bevoegdverklaring voor het slepen van een zweefvliegtuig of een banner overeenkomstig punt FCL.805, onder b), van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of die voldoen aan alle vereisten voor de afgifte van die bevoegdverklaring, naargelang het geval:
worden volledig vrijgesteld van de vereisten onder b) of c) voor het verkrijgen van een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners, naargelang het geval, als hun desbetreffende bevoegdverklaring, als gespecificeerd onder d), voorziet in bevoegdheden om te slepen met TMG’s, of
ten minste drie instructievluchten in TMG’s met dubbele besturing hebben voltooid die de volledige syllabus over het slepen van een zweefvliegtuig of banner bestrijken, naargelang het geval.
De voltooiing van de onder b), punt 2, onder c), punt 2, en onder d), punt 2, gespecificeerde opleidingscursus wordt opgetekend in het logboek en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO, of de instructeur die verantwoordelijk is voor de training, naargelang het geval.
Om de bevoegdheden van de bevoegdverklaringen voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners te mogen uitoefenen, moet de houder van de bevoegdverklaring de afgelopen twee jaar ten minste vijf sleepvluchten hebben uitgevoerd.
Indien een houder van een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners niet aan de eisen onder f) voldoet alvorens de uitoefening van zijn of haar bevoegdheden te hervatten, voert hij of zij de ontbrekende sleepvluchten uit onder toezicht van een instructeur.
SFCL.210 Bevoegdverklaring voor nachtvliegen met TMG’s
Houders van een SPL met bevoegdheden om met TMG’s te vliegen mogen hun bevoegdheden voor TMG’s alleen 's nachts uitoefenen in VFR-omstandigheden als zij overeenkomstig dit punt een bevoegdverklaring voor nachtvliegen met TMG’s bezitten.
Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor nachtvliegen met TMG’s volgen eerst een volledige opleidingscursus aan een ATO of DTO. De cursus omvat het volgende:
theoretische opleiding over nachtvliegen volgens zichtvliegvoorschriften (VFR);
ten minste vijf vlieguren in TMG’s 's nachts, waaronder ten minste drie uren dubbelbesturingsonderricht, met inbegrip van ten minste:
één uur overlandnavigatie met ten minste één overlandvlucht met dubbele besturing van ten minste 50 km (27 NM);
vijf solostarts, en
vijf sololandingen tot volledige stilstand;
Om de opleiding 's nachts te voltooien, moet de houder van een SPL eerst de voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als privépiloot vereiste basisopleiding instrumentvliegen voltooien overeenkomstig de bepalingen van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor nachtvliegen met TMG overeenkomstig dit punt worden volledig vrijgesteld van de eisen onder b) en c) als zij houder zijn van een bevoegdverklaring voor nachtvliegen overeenkomstig punt FCL.810 van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of als zij aan alle eisen voor de afgifte van die bevoegdverklaring hebben voldaan.
SFCL.215 Bevoegdverklaring voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen
Houders van een SPL gebruiken een zweefvliegtuig alleen in de wolken als:
alle motoren zijn stilgelegd, en
zij over bevoegdheden voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen beschikken.
De bevoegdheden van een SPL omvatten de bevoegdheden voor wolkenvluchten als de piloot ten miste het volgende heeft voltooid:
30 uur als PIC in zweefvliegtuigen na de verlening van de bevoegdheid;
een opleidingscursus aan een ATO of DTO, met inbegrip van:
theorieonderwijs;
ten minste twee uur dubbelbesturingsonderricht in zweefvliegtuigen met uitgeschakelde motor, waarbij het luchtvaartuig uitsluitend op basis van de instrumenten wordt bestuurd. Een maximum van 50 % van de dubbelbesturingsinstructie mag echter worden voltooid in gemotoriseerde TMG’s, op voorwaarde dat die trainingsvluchten onder VMC worden uitgevoerd.
Om bevoegdheden voor wolkenvluchten met een zweefvliegtuig te verkrijgen, wordt een houder van een SPL die ook een basisinstrument-bevoegdverklaring (BIR) of een IR(A) bezit overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of die aan alle vereisten voor de afgifte van een van deze bevoegdverklaringen heeft voldaan:
vrijgesteld van de eisen onder b), punt 2, i);
in afwijking van het bepaalde onder b), punt 2, ii), verplicht ten minste één uur dubbelbesturingsonderricht in een zweefvliegtuig te volgen, waarbij dat vliegtuig uitsluitend aan de hand van instrumenten wordt bestuurd.
De voltooiing van de onder b), punt 2, en onder c), punt 2, gespecificeerde opleidingscursus, naargelang het geval, wordt opgetekend in het logboek en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO dat verantwoordelijk is voor de training.
Houders van SPL oefenen hun bevoegdheden voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen slechts uit indien zij gedurende de laatste twee jaar vóór de geplande wolkenvlucht ten minste één vlieguur, of vijf vluchten, hebben uitgevoerd als PIC die de bevoegdheden voor wolkenvluchten in zweefvliegtuigen uitoefent.
Indien houders van een SPL met bevoegdheden voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen niet aan de vereisten onder e) voldoen en zij hun bevoegdheden voor wolkenvluchten met een zweefvliegtuig wensen te hervatten, dienen zij:
te slagen voor een bekwaamheidsproef met een examinator, of
met een FI(S) de extra vliegtijd of vluchten uit te voeren zoals vereist onder e).
Houders van SPL voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen die ook een BIR of een IR(A) bezitten overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, worden volledig vrijgesteld van de vereisten onder e).
SUBDEEL FI
VLIEGINSTRUCTEURS
Afdeling 1
Algemene voorschriften
SFCL.300 Certificaat van vlieginstructeur
Algemeen
Een instructeur mag alleen vlieginstructie geven in een zweefvliegtuig als hij of zij:
in het bezit is van:
een SPL met de bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten waarvoor hij of zij vlieginstructie dient te geven;
een certificaat van zweefvlieginstructeur (FI(S) dat geschikt is voor de te geven instructie en afgegeven is overeenkomstig dit subdeel;
bevoegd is om tijdens de vlieginstructie te handelen als PIC van het zweefvliegtuig.
Instructie buiten het grondgebied van de lidstaten
In afwijking van het bepaalde onder a), punt 1, geeft de bevoegde autoriteit, in het geval vlieginstructie tijdens een overeenkomstig deze bijlage (deel‐SFCL) goedgekeurde opleidingscursus die plaatsvindt buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, een certificaat van vlieginstructeur af aan een kandidaat die houder is van een bewijs van bevoegdheid als piloot dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, als die kandidaat:
houder is van ten minste een bewijs van bevoegdheid dat, voor zover relevant, bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten omvat die gelijkwaardig zijn aan die waarvoor hij of zij instructie mag geven;
voldoet aan de in dit subdeel vastgestelde eisen voor de afgifte van een FI(S)-certificaat met de relevante instructiebevoegdheden;
aan de bevoegde autoriteit aantoont dat hij of zij over passende kennis beschikt van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid om de bevoegdheden van instructeur overeenkomstig deze bijlage te kunnen uitoefenen.
Het certificaat wordt beperkt tot het geven van vlieginstructie:
buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago;
aan leerling-piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de vlieginstructie wordt gegeven.
Afdeling 2
Certificaat van vlieginstructeur voor zweefvliegtuigen — FI(S)
SFCL.315 FI(S)-certificaat — Bevoegdheden en voorwaarden
Mits kandidaten voldoen aan punt SFCL.320 en onder de volgende voorwaarden, wordt een FI(S)-certificaat afgegeven met bevoegdheden om vlieginstructie te geven voor:
een SPL;
extra bevoegdheden voor zweefvliegtuigen overeenkomstig punt SFCL.150, onder e);
lanceringsmethoden overeenkomstig punt SFCL.155, op voorwaarde dat de kandidaat als PIC het volgende heeft uitgevoerd:
in het geval van lancering door slepen, ten minste 30 lanceringen, of
in het geval van lancering middels een lier, ten minste 50 lanceringen;
extra TMG-bevoegdheden overeenkomstig punt SFCL.150, onder b), op voorwaarde dat de kandidaat:
als PIC ten minste 30 uren met TMG’s heeft gevolgen;
de in punt SFCL.330, onder b), punt 2, gespecificeerde opleidingen heeft voltooid;
zijn of haar bekwaamheid heeft aangetoond om op TMG’s instructie te geven aan een FI(S) die gekwalificeerd is overeenkomstig punt 7, en wordt aangesteld door het hoofd opleiding van de ATO of DTO;
bevoegdheden voor kunstvliegen op basis- of gevorderd niveau, wolkenvluchten met zweefvliegtuigen of het slepen van zweefvliegtuigen of banners, op voorwaarde dat de kandidaat:
in het geval van instructie voor kunstvliegen op basis- of gevorderd niveau, bevoegdheden bezit voor gevorderd kunstvliegen overeenkomstig punt SFCL.200, onder c);
Voor de relevante bevoegdheden of bevoegdverklaringen zijn of haar bekwaamheid heeft aangetoond om instructie te geven aan een FI(S) die gekwalificeerd is overeenkomstig het bepaalde onder a), punt 7, en wordt aangesteld door het hoofd opleiding van een ATO of DTO;
TMG-nachtvluchten, op voorwaarde dat de kandidaat:
voldoet aan de ervaringseisen voor nachtvliegen van SFCL.160, onder e), punt 2;
zijn of haar bekwaamheid om ’s nachts instructie te geven op TMG’s heeft aangetoond ten overstaan van een FI(S) die gekwalificeerd is overeenkomstig punt 7 en wordt aangesteld door het hoofd opleiding van een ATO of DTO;
een FI(S)-certificaat, mits de kandidaat het volgende heeft voltooid:
ten minste 50 uur of 150 lanceringen voor vlieginstructie in zweefvliegtuigen;
overeenkomstig de daartoe door de bevoegde autoriteiten vastgestelde procedures, heeft aangetoond dat hij of zij in staat is instructie te geven voor het FI(S)-certificaat ten overstaan van een FI(S) die gekwalificeerd is overeenkomstig deze paragraaf en die is voorgedragen door het hoofd opleiding van een ATO of een DTO.
De onder a) genoemde bevoegdheden omvatten de bevoegdheden om vlieginstructie te geven voor:
de afgifte van de betreffende bewijzen van bevoegdheid, bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten, en
de bevestiging, verlenging of naleving van de relevante eisen inzake recentheid van deze bijlage, naargelang het geval.
SFCL.320 FI(S)-certificaat — Voorwaarden en eisen
Kandidaten voor een FI(S)-certificaat moeten:
ten minste 18 jaar zijn;
voldoen aan de eisen onder a), punt 1, i), en onder a), punt 2, van punt SCL.300;
100 vlieguren en 200 lanceringen hebben uitgevoerd als PIC op zweefvliegtuigen;
aan een ATO of DTO een opleidingscursus voor instructeurs hebben gevolgd overeenkomstig punt SFCL.330, en
geslaagd zijn voor de beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig SFCL.345.
SFCL.325 FI(S)-bekwaamheden en beoordeling
Kandidaten voor een FI(S)-certificaat worden opgeleid om de volgende vakbekwaamheden te verwerven:
het voorbereiden van voor de instructie benodigde middelen;
een stimulerend leerklimaat scheppen;
het overdragen van kennis;
het integreren van risico- en foutenbeheer (threat and error management — TEM) en boordpersoneelsbeheer (CRM);
timemanagement om de opleidingsdoelstellingen te bereiken;
het leerproces bevorderen;
het beoordelen van de prestaties van de leerling;
het toezicht houden op en beoordelen van de vorderingen;
het evalueren van opleidingssessies, en
het rapporteren van resultaten.
SFCL.330 FI(S) — Opleidingscursus
Kandidaten voor een FI(S)-certificaat moeten eerst slagen voor een specifieke toelatingsproef aan een ATO of DTO, die tijdens de twaalf maanden voor de start van de opleiding wordt afgenomen om te beoordelen of de kandidaat geschikt is om de opleiding te volgen.
De FI(S)-opleidingscursus omvat het volgende:
in verband met zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s:
de in punt SFCL.325 genoemde aspecten;
25 uur onderricht en leren;
30 uur theorieonderwijs en oefeningen, met inbegrip van voortgangstests;
ten minste zes uur, waarvan maximaal drie uur in TMG’s, of 20 lanceringen vlieginstructie;
als de bevoegdheden van het FI(S)-certificaat de in punt SFCL.315, onder a), punten 4 en 6, gespecificeerde rechten omvatten, wordt dit aangevuld met ten minste zes uur dubbelbesturingsonderricht op TMG’s.
Kandidaten die reeds houder zijn van een certificaat van instructeur overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 of bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, worden volledig vrijgesteld van de eisen onder b), punt 1, ii).
Wanneer een piloot die houder is of is geweest van een FI(A), (H) of (As) een FI(S)-certificaat aanvraagt, wordt hij of zij vrijgesteld van 18 van de onder b), punt 1, iii), vereiste uren.
SFCL.345 FI(S) — Beoordeling van de bekwaamheid
Kandidaten voor de afgifte van een FI(S)-certificaat moeten slagen voor een beoordeling van de bekwaamheid door aan een examinator die gekwalificeerd is overeenkomstig punt SFCL.415, onder c), aan te tonen dat zij bekwaam zijn om een leerling-piloot te instrueren tot het niveau dat vereist is voor de afgifte van een SPL.
Die beoordeling omvat:
het aantonen van de in SFCL.325 beschreven vakbekwaamheid voor en na de vlucht en tijdens theorieonderwijs;
mondelinge theorie-examens op de grond, briefings voor en na de vlucht en demonstraties tijdens de vlucht in zweefvliegtuigen;
oefeningen die adequaat zijn om de vakbekwaamheid van de instructeur te beoordelen.
De beoordeling van de bekwaamheid voor de eerste afgifte van een FI(S)-certificaat wordt uitgevoerd in zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s.
SFCL.350 FI(S) — Beperkte bevoegdheden
In de volgende gevallen worden de bevoegdheden van een FI(S) beperkt tot het uitvoeren van vlieginstructie onder toezicht van een FI(S) zonder beperkingen die voor dit doel door de ATO of DTO is aangeduid:
voor de afgifte van een SPL;
voor de uitbreiding van de bevoegdheden van een SPL met extra bevoegdheden voor zweefvliegtuigen of TMG’s overeenkomstig punt SFCL.150;
voor de uitbreiding van de bevoegdheden van een SPL met aanvullende lanceringmethoden overeenkomstig punt SFCL.155, en
voor bevoegdverklaringen voor kunstvliegen op basis- of gevorderd niveau, wolkenvluchten met zweefvliegtuigen of het slepen van zweefvliegtuigen of banners.
Tijdens het geven van opleiding onder toezicht, overeenkomstig punt a), heeft de FI(S) niet de bevoegdheid om leerling-piloten toestemming te verlenen om eerste solovluchten en eerste solo-overlandvluchten uit te voeren.
De onder a) en b) genoemde beperkingen worden van het FI(S)-certificaat geschrapt nadat de FI(S) ten minste 15 uur of 50 lanceringen vlieginstructie die alle fasen van een vlucht met een zweefvliegtuig bestrijkt, heeft voltooid. In het geval van een beperkte FI(S) die voldoet aan punt SFCL.330, onder b), punt 2, mogen 5 van die 15 uren worden voltooid in TMG’s en 15 van die 50 lanceringen worden vervangen door starts en landingen in TMG’s.
SFCL.360 FI(S)-certificaat — Eisen inzake recentheid
Een houder van een FI(S)-certificaat oefent de bevoegdheden van zijn of haar certificaat alleen uit indien hij vóór de geplande uitoefening van die bevoegdheden:
gedurende de voorbije drie jaar het volgende heeft voltooid:
een herhalingsopleiding voor instructeurs aan een ATO, een DTO of bij een bevoegde autoriteit gedurende welke de houder theorieonderwijs volgt om de voor instructeurs van zweefvliegtuigen relevante kennis op te frissen en te actualiseren, en
bij het verstrekken van vlieginstructie als FI(S), ten minste:
30 uur, of
60 lanceringen of starts en landingen, en
de voorbije negen jaar en overeenkomstig de daartoe door de bevoegde autoriteiten vastgestelde procedures, heeft aangetoond dat hij of zij in staat is op zweefvliegtuigen instructie te geven ten overstaan van een FI(S) die gekwalificeerd is overeenkomstig SFCL.315, onder a), punt 7, en die is voorgedragen door het hoofd opleiding van een ATO of een DTO.
De uren die met een FE(S) worden gevlogen tijdens vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid, worden volledig in mindering gebracht van de verplichtingen uit hoofde van punt a), punt 1, ii).
Indien de houder van het FI(S)-certificaat er niet in slaagt de instructievluchten onder toezicht en tot tevredenheid van de FI(S) te voltooien overeenkomstig punt a), punt 2, mag hij of zij de bevoegdheden van het FI(S)-certificaat niet uitoefenen voordat hij of zij met succes een beoordeling van de bekwaamheid overeenkomstig punt SFCL.345 heeft voltooid.
Om de uitoefening van de bevoegdheden van het FI(S)-certificaat te hervatten, moet een houder van een FI(S)-certificaat die niet aan alle vereisten van paragraaf a) voldoet, voldoen aan de eisen van punt a), punt 1, i), en van punt SFCL.345.
SUBDEEL FE
VLIEGEXAMINATOREN
Afdeling 1
Algemene voorschriften
SFCL.400 Certificaten voor zweefvliegexaminatoren
Algemeen
Een examinator mag slechts overeenkomstig deze bijlage vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid uitvoeren als hij of zij:
in het bezit is van:
een SPL met de bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten waarvoor hij bevoegd is om vaardigheidstest, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid af te nemen en met de bevoegdheden om daarover instructie te geven;
een FE(S)-certificaat met de overeenkomstig dit subdeel verleende passende bevoegdheden voor de uitgevoerde vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van de vakbekwaamheid;
gekwalificeerd is om als PIC op te treden in een zweefvliegtuig tijdens een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van de vakbekwaamheid.
Examens die buiten het grondgebied van de lidstaten worden georganiseerd
Als vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven worden georganiseerd buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van Chicago verantwoordelijk zijn, geeft de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), punt 1, een examinatorcertificaat af aan kandidaten die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als zweefvliegtuigpiloot dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, voor zover die kandidaten:
houder zijn van ten minste een bewijs van bevoegdheid dat, indien van toepassing, de bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten omvat die gelijkwaardig zijn aan die waarvoor hij of zij vaardigheidstests of bekwaamheidsproeven mag afnemen;
voldoen aan de eisen van dit subdeel met betrekking tot de afgifte van het relevante certificaat voor examinatoren;
aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over adequate kennis beschikken van de EU-regels inzake luchtvaartveiligheid om de bevoegdheden van examinator overeenkomstig deze bijlage te kunnen uitoefenen.
Het in punt 1 vermelde certificaat is beperkt tot het uitvoeren van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven:
buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, en
van piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de test/proef wordt afgenomen.
SFCL.405 Beperking van bevoegdheden in het geval van belangenverstrengeling
Het is een zweefvliegexaminator niet toegestaan:
met het oog op de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat een vaardigheidstest of beoordeling van vakbekwaamheid af te nemen van een kandidaat aan wie hij of zij meer dan 50 % van de voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat in kwestie vereiste vlieginstructie heeft gegeven, of
een vaardigheidstests, bekwaamheidsproef of beoordeling van de vakbekwaamheid af te nemen wanneer de examinator zijn of haar objectiviteit niet kan garanderen.
SFCL.410 Uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid
Tijdens het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid dient de examinator al het volgende te doen:
ervoor zorgen dat de communicatie met de kandidaat zonder taalbarrières kan verlopen;
controleren of de kandidaat voldoet aan alle in deze bijlage vastgestelde eisen inzake kwalificatie, opleiding en ervaring voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdheden, de bevoegdverklaring of het certificaat waarvoor de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid wordt afgenomen;
de kandidaat bewust maken van de gevolgen van het verstrekken van onvolledige, onnauwkeurige of valse informatie met betrekking tot zijn of haar opleiding en ervaring als piloot.
Na het voltooien van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid, dient de examinator voor het zweefvliegtuig:
de kandidaat in kennis te stellen van de resultaten van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid;
in het geval van het slagen voor een beoordeling van vakbekwaamheid voor de verlenging of hernieuwde afgifte: de nieuwe vervaldatum aan te tekenen op het bewijs van bevoegdheid of certificaat van de kandidaat, indien de examinator daartoe machtiging heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de kandidaat;
de kandidaat een ondertekend verslag te overhandigen van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van de vakbekwaamheid en onverwijld kopieën van het verslag in te dienen bij de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat, en bij de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft afgegeven. Dat verslag bevat:
een verklaring dat de examinator zweefvliegen informatie heeft ontvangen van de kandidaat met betrekking tot zijn ervaring en instructie, en dat die ervaring en instructie in overeenstemming zijn met de toepasselijke eisen van deze bijlage;
bevestiging dat alle vereiste manoeuvres en oefeningen werden volbracht, evenals informatie over de mondelinge theorie-examens, indien van toepassing. Indien de kandidaat voor een item van die categorieën niet geslaagd is, noteert de examinator de redenen voor die beoordeling;
het resultaat van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid;
een verklaring dat de examinator zweefvliegen kennis heeft genomen van de nationale procedures en eisen van de bevoegde autoriteit van de kandidaat en deze heeft toegepast, indien de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de kandidaat een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt;
een kopie van het certificaat van de examinator zweefvliegen, met vermelding van de reikwijdte van diens bevoegdheden als examinator zweefvliegen, in het geval van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid van een kandidaat waarvoor de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt.
Examinatoren zweefvliegen bewaren de gegevens van alle vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid die ze hebben uitgevoerd, met inbegrip van de resultaten, gedurende vijf jaar.
Op vraag van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van examinator zweefvliegen of de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de kandidaat, verstrekt de examinator zweefvliegen alle gegevens, rapporten en andere mogelijke informatie die voor toezichtsactiviteiten vereist zijn.
Afdeling 2
Certificaat van vliegexaminator voor zweefvliegtuigen — FE(S)
SFCL.415 FE(S)-certificaat — Bevoegdheden en voorwaarden
Mits de kandidaat punt SFCL.420 naleeft en onder de volgende voorwaarden, wordt een FE(S)-certificaat afgegeven met bevoegdheden voor het afnemen van:
vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de SPL op voorwaarde dat de kandidaat ten minste 300 uur met zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, heeft gevlogen, waarvan ten minste 150 uur of 300 lanceringen vlieginstructie;
vaardigheidstests voor de uitbreiding van de SPL-bevoegdheden naar TMG overeenkomstig punt SFCL.150, onder e), op voorwaarde dat de kandidaat 300 uur met zweefvliegtuigen heeft gevlogen, waarvan 50 uur vlieginstructie in TMG’s;
beoordelingen van de vakbekwaamheid voor de afgifte van FI(S)-certificaten voor zweefvliegtuigen, op voorwaarde dat de kandidaat:
ten minste 500 vlieguren in een zweefvliegtuig heeft voltooid, met inbegrip van, als de bevoegdheden van het FE(S)-certificaat worden uitgeoefend in:
zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s, ten minste 10 uur of 30 lanceringen ter instructie van de kandidaat voor een FI(S)-certificaat voor zweefvliegtuigen, met uitzondering van TMG’s;
TMG’s, ten minste 10 uur of 30 starts en landingen ter instructie van de kandidaat voor een FI(S)-certificaat in TMG’s;
een specifieke opleiding heeft genoten tijdens een standaardisatiecursus voor examinatoren overeenkomstig punt SFCL.430.
SFCL.420 FE(S)-certificaat — Voorwaarden en eisen
Een kandidaat voor een FE(S)-certificaat:
voldoet aan de eisen onder a), punt 1, i), en onder a), punt 2, van punt SFCL.400;
heeft de FE(S) standaardopleiding afgerond overeenkomstig punt SFCL.430;
is geslaagd voor een beoordeling van de vakbekwaamheid overeenkomstig punt SFCL.445;
toont aan over een relevante achtergrond te beschikken met betrekking tot de bevoegdheden van het FE(S)-certificaat, en
toont aan dat hij de laatste drie jaar niet aan sancties onderworpen is geweest, met inbegrip van de schorsing, beperking of intrekking van een van zijn of haar bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen of certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig deze bijlage, overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395, vanwege de niet-naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.
SFCL.430 FE(S)-certificaat — Standaardisatiecursus
Kandidaten voor een FE(S)-certificaat volgen een standaardisatiecursus die wordt gegeven door de bevoegde autoriteit of die door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd maar wordt gegeven door een ATO of DTO.
De standaardisatiecursus moet afgestemd zijn op de aangevraagde bevoegdheden van de examinator zweefvliegen en omvat theoretische en praktische instructie, waaronder ten minste:
het uitvoeren van twee vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van de vakbekwaamheid voor de SPL of bijbehorende bevoegdverklaringen of certificaten;
instructie over de toepasselijke eisen van deze bijlage en de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen, het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en beoordelingen van vakbekwaamheid, en het documenteren en rapporteren daarvan;
een briefing over:
nationale administratieve procedures;
voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens;
de aansprakelijkheid van de examinator;
de ongevallenverzekering van de examinator;
nationale tarieven, en
informatie over de toegang tot de informatie in de punten i) tot en met v) bij het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid van een kandidaat wiens bevoegde autoriteit niet de instantie is die het certificaat van examinator heeft uitgereikt.
Een houder van een FE(S)-certificaat mag geen vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid afnemen van een kandidaat wiens bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft uitgereikt, tenzij hij of zij kennis heeft genomen van de recentste beschikbare informatie over de desbetreffende nationale procedures van de bevoegde autoriteit van de kandidaat.
SFCL.445 FE(S)-certificaat — Beoordeling van de vakbekwaamheid
Een kandidaat voor de eerste afgifte van een FE(S)-certificaat toont zijn of haar bekwaamheid als FE(S) aan ten overstaan van een inspecteur van de bevoegde autoriteit of een speciaal daartoe door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het FE(S)-certificaat gemachtigde senior examinator. Tijdens de beoordeling van de vakbekwaamheid voert de kandidaat een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van de vakbekwaamheid uit, met inbegrip van de briefing, uitvoering van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of beoordeling van vakbekwaamheid, en van de beoordeling van de persoon die aan de test, proef of beoordeling wordt onderworpen en de debriefing en registratie van documenten.
SFCL.460 FE(S)-certificaat — Geldigheid, hernieuwing en verlenging
Een FE(S)-certificaat is vijf jaar geldig.
Een FE(S)-certificaat wordt verlengd indien de houder:
tijdens de geldigheidsperiode van het FE(S)-certificaat een herhalingscursus voor examinatoren heeft voltooid die is gegeven door hetzij de bevoegde autoriteit dan wel goedgekeurd door de bevoegde autoriteit maar gegeven door een ATO of DTO, tijdens welke de houder theoretische opleiding krijgt om de voor zweefvliegexaminatoren relevante kennis op te frissen en te actualiseren;
in de laatste 24 maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van het certificaat aan een inspecteur van de bevoegde autoriteit of aan een speciaal daartoe door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het FE(S)-certificaat gemachtigde examinator de bekwaamheid heeft aangetoond om vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of beoordelingen van vakbekwaamheid uit te voeren.
Een houder van een FE(S)-certificaat die ook houder is van één of meer certificaten van examinator voor andere luchtvaartuigcategorieën overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐BFCL) van Verordening (EU) 2018/395, kan, in overleg met de bevoegde autoriteit, een gecombineerde verlenging van alle certificaten van examinator aanvragen.
Als het FE(S)-certificaat is verlopen, moet de houder daarvan voldoen aan de eisen van punt b), punt 1, en van punt SFCL.445 voordat hij of zij de uitoefening van de bevoegdheden van het FE(S)-certificaat mag hervatten.
Een FE(S)-certificaat wordt alleen hernieuwd of verlengd als de kandidaat aantoont dat hij te allen tijd voldoet aan de eisen van punt SFCL.410 alsmede aan de eisen van de punten SFCL.420, onder d) en e).
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).
( 3 ) Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie van 4 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
( 4 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).
( 5 ) Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).