02016R1037 — NL — 11.08.2020 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
|
VERORDENING (EU) 2016/1037 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55) |
Gewijzigd bij:
|
|
|
Publicatieblad |
||
|
nr. |
blz. |
datum |
||
|
VERORDENING (EU) 2017/2321 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017 |
L 338 |
1 |
19.12.2017 |
|
|
VERORDENING (EU) 2018/825 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 mei 2018 |
L 143 |
1 |
7.6.2018 |
|
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1173 VAN DE COMMISSIE van 4 juni 2020 |
L 259 |
1 |
10.8.2020 |
|
VERORDENING (EU) 2016/1037 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 8 juni 2016
betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie
(codificatie)
Artikel 1
Beginselen
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening:
wordt een product geacht te worden gesubsidieerd indien daarvoor een subsidie wordt toegekend waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen zoals omschreven in de artikelen 3 en 4. Een dergelijke subsidie kan worden verleend door de overheid van het land van oorsprong van het ingevoerde product of door die van een tussenliggend land van waaruit het product naar de Unie wordt uitgevoerd, welk laatstbedoeld land voor de toepassing van deze verordening „land van uitvoer” wordt genoemd;
wordt onder „overheid” verstaan, elke overheidsinstantie op het grondgebied van het land van oorsprong of van uitvoer;
wordt onder „soortgelijk product” verstaan, een product dat identiek is, hetgeen wil zeggen een product dat in ieder opzicht gelijk aan het betrokken product is of, bij gebreke van een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in ieder opzicht gelijk is, kenmerken vertoont die sterk op die van het betrokken product gelijken;
wordt, tenzij anders bepaald, onder „schade” verstaan, aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie of aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een dergelijke bedrijfstak en wordt dit begrip volgens de bepalingen van artikel 8 uitgelegd.
Artikel 3
Definitie van subsidie
Subsidie wordt geacht aanwezig te zijn indien:
de overheid in het land van oorsprong of in dat van uitvoer een financiële bijdrage levert, dat wil zeggen wanneer:
een overheidspraktijk rechtstreekse overdracht van middelen (bijvoorbeeld schenkingen, leningen, kapitaalinbreng), of mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen of van passiva (bijvoorbeeld leninggaranties) inhoudt;
de overheid afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen of deze niet int, bijvoorbeeld fiscale stimuli zoals belastingkredieten. In dit verband wordt de vrijstelling, ten behoeve van een uitgevoerd product, van op het soortgelijke product, indien dat voor binnenlands ge- of verbruik is bestemd, rustende rechten en belastingen of de gehele of gedeeltelijke terugbetaling of kwijtschelding van deze rechten en belastingen voor bedragen die niet hoger zijn dan de betaalde of verschuldigde bedragen, niet als subsidie beschouwd, mits een dergelijke terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig de bepalingen van de bijlagen I, II en III geschiedt;
de overheid goederen levert of diensten biedt, niet bestaande uit algemene infrastructuur, of goederen aankoopt;
de overheid:
of
er enige vorm van inkomens- of prijzensteun in de zin van artikel XVI van de GATT 1994 is; en
daarbij een voordeel wordt toegekend.
Artikel 4
Tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
Om te bepalen of een subsidie specifiek is voor een onderneming of een bedrijfstak of voor een groep van ondernemingen of bedrijfstakken (hierna „bepaalde ondernemingen” genoemd) binnen het gebied van de bevoegdheden van de subsidieverlenende autoriteit, gelden de volgende beginselen:
een subsidie is specifiek wanneer de subsidieverlenende autoriteit of de wetgeving op grond waarvan deze autoriteit handelt, de mogelijkheid om subsidie te verkrijgen uitdrukkelijk tot bepaalde ondernemingen beperkt;
een subsidie is niet-specifiek indien de subsidieverlenende autoriteit of de wetgeving op grond waarvan deze subsidieverlenende autoriteit handelt, voor de toekenning van subsidies en voor de vaststelling van de hoogte ervan objectieve criteria of voorwaarden hanteert en voor zover het in aanmerking komen voor subsidie automatisch is en de criteria en voorwaarden strikt in acht worden genomen;
indien er, ondanks het feit dat er op grond van het bepaalde onder a) en b) geen specificiteit lijkt te zijn, toch redenen zijn om aan te nemen dat de subsidie in feite specifiek kan zijn, mogen andere factoren in aanmerking worden genomen, zoals gebruik van een subsidieprogrammering door een beperkt aantal bepaalde ondernemingen, gebruik ervan overwegend door bepaalde ondernemingen, de toekenning aan bepaalde ondernemingen van onevenredig hoge subsidiebedragen en de wijze waarop de subsidieverlenende autoriteit bij het besluit tot verlening van de subsidie van haar discretionaire bevoegdheid gebruik maakt. In dit verband worden met name de frequentie waarmee aanvragen om subsidies worden afgewezen, respectievelijk ingewilligd en de redenen daarvan in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van het bepaalde onder b) wordt onder „objectieve criteria of voorwaarden” verstaan, criteria of voorwaarden die neutraal zijn, die bepaalde ondernemingen niet ten opzichte van andere ondernemingen begunstigen en die economisch van aard en horizontaal van toepassing zijn, zoals het aantal werknemers of de ondernemingsgrootte.
De criteria of voorwaarden moeten in wetten, in regelgeving of in andere officiële documenten duidelijk zijn omschreven zodat een en ander kan worden nagegaan.
Bij de toepassing van de eerste alinea, onder c), wordt rekening gehouden met de mate van diversificatie van de economische activiteiten binnen het gebied van de bevoegdheden van de subsidieverlenende autoriteit en met het tijdvak waarin de subsidieregeling toepassing heeft gevonden.
Niettegenstaande het bepaalde in de leden 2 en 3, worden de volgende subsidies geacht specifiek te zijn:
subsidies die, rechtens of in feite, uitsluitend of als een van verscheidene andere voorwaarden van uitvoerprestaties afhankelijk zijn, met inbegrip van de in bijlage I genoemde subsidies;
subsidies die uitsluitend of onder meer afhankelijk zijn van het gebruik van binnenlandse in plaats van dat van ingevoerde goederen.
Voor de toepassing van het bepaalde onder a), worden subsidies geacht van uitvoerprestaties afhankelijk te zijn wanneer uit de feiten blijkt dat de toekenning van een subsidie, zonder dat deze rechtens van uitvoerprestaties afhankelijk is, in feite aan bestaande of verwachte uitvoer of aan inkomsten uit uitvoer is gebonden. Het loutere feit dat een subsidie aan exporterende ondernemingen wordt toegekend, is op zich niet voldoende om aan te nemen dat deze subsidie een uitvoersubsidie in de zin van deze bepaling is.
Artikel 5
Berekening van de hoogte van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies
De hoogte van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies wordt berekend in termen van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan wordt vastgesteld in het onderzoektijdvak voor de subsidiëring. Dit tijdvak is in de regel het recentste boekjaar van de begunstigde, maar kan ook een ander tijdvak van ten minste zes, aan de opening van het onderzoek voorafgaande maanden zijn, waarvoor betrouwbare financiële en andere relevante gegevens beschikbaar zijn.
Artikel 6
Berekening van het voordeel voor de ontvanger
Voor de berekening van het voordeel voor de ontvanger geldt het volgende:
de deelneming in aandelenkapitaal door de overheid wordt niet als voordeeltoekenning beschouwd, tenzij die investering kan worden beschouwd als niet overeen te stemmen met de normale investeringspraktijk (verstrekking van risicokapitaal inbegrepen) van particuliere investeerders op het grondgebied van het land van oorsprong en/of van uitvoer;
een door de overheid verstrekte lening wordt niet als voordeeltoekenning beschouwd, tenzij er een verschil is tussen het bedrag dat de leningontvangende onderneming op die lening betaalt en dat wat de onderneming zou betalen voor een vergelijkbare commerciële lening die zij daadwerkelijk op de markt zou kunnen verkrijgen. In dat geval bestaat het voordeel uit het verschil tussen die twee bedragen;
een door de overheid verstrekte garantie voor een lening wordt niet als voordeeltoekenning beschouwd, tenzij er een verschil is tussen het bedrag dat de garantieontvangende onderneming op een door de overheid gegarandeerde lening betaalt en dat wat de onderneming zou betalen voor een vergelijkbare commerciële lening zonder overheidsgarantie. In dat geval bestaat het voordeel uit het verschil tussen deze twee bedragen, gecorrigeerd voor eventuele verschillen in commissies;
de levering van goederen, de verrichting van diensten of de aankoop van goederen door de overheid wordt niet als voordeeltoekenning beschouwd, tenzij de levering tegen een minder dan toereikende beloning of de aankoop tegen een meer dan toereikende beloning geschiedt. De toereikendheid van de beloning wordt vastgesteld door een vergelijking te maken met de heersende marktvoorwaarden voor het betreffende product, respectievelijk de betrokken diensten in het land van levering of van aankoop (waaronder prijs, kwaliteit, beschikbaarheid, verhandelbaarheid, vervoer en andere aan- of verkoopvoorwaarden).
Indien er geen marktvoorwaarden voor het betrokken product of de betrokken dienst zijn in het land van levering of aankoop die als ijkpunt kunnen dienen, zijn de volgende regels van toepassing:
de voorwaarden in het betrokken land worden gecorrigeerd, aan de hand van de werkelijke kosten, prijzen en andere factoren in dat land, met een passend bedrag dat met normale marktvoorwaarden overeenstemt, of
indien van toepassing, worden de voorwaarden gebruikt die gelden op de markt van een ander land of op de wereldmarkt en die voor de ontvanger beschikbaar zijn.
Artikel 7
Algemene bepalingen inzake de berekening
Bij de vaststelling van die hoogte van de subsidie mogen de volgende elementen van de totale subsidie worden afgetrokken:
kosten van de aanvraag of andere kosten die noodzakelijk waren om voor de subsidie in aanmerking te komen of om deze te verkrijgen;
uitvoerbelastingen, rechten of andere heffingen op de uitvoer van het product naar de Unie die specifiek ten doel hebben de subsidie te compenseren.
Wanneer een belanghebbende aftrek van kosten aanvraagt, moet hij bewijzen dat zijn aanvraag gerechtvaardigd is.
Het aldus berekende, aan het onderzoektijdvak toe te rekenen bedrag, met inbegrip van het bedrag dat van vóór dat tijdvak verworven vaste activa is afgeleid, wordt toegerekend zoals bepaald in lid 2.
Indien de activa niet in waarde verminderen, wordt de subsidie gelijkgesteld met een renteloze lening en behandeld overeenkomstig artikel 6, onder b).
Artikel 8
Schadevaststelling
De schadevaststelling dient op positief bewijsmateriaal te berusten en houdt een objectief onderzoek in van zowel:
de omvang van de invoer van gesubsidieerde producten en de gevolgen daarvan voor de prijzen van soortelijke producten in de Unie, als
de uit deze invoer voortvloeiende neerslag op de bedrijfstak van de Unie.
Wanneer de invoer van een product uit meer dan één land gelijktijdig aan een onderzoek voor compenserende rechten wordt onderworpen, worden de gevolgen van deze invoer slechts dan cumulatief beoordeeld indien wordt vastgesteld dat:
de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor het uit elk land ingevoerde product meer dan minimaal in de zin van artikel 14, lid 5, is en het volume van de invoer uit elk land als niet te verwaarlozen kan worden aangemerkt, en
een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer in het licht van de concurrentievoorwaarden tussen de ingevoerde producten onderling en die tussen de ingevoerde producten en het soortgelijke product uit de Unie, dienstig is.
Bij de vaststelling van het bestaan van dreiging van aanmerkelijke schade worden onder meer de volgende factoren in aanmerking genomen:
de aard van de betrokken subsidie(s) en de waarschijnlijke gevolgen daarvan voor de handel;
een aanzienlijke mate van toeneming van de invoer met subsidie op de markt van de Unie die erop wijst dat deze invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen;
er is voldoende vrij beschikbare capaciteit bij de exporteur of een in de nabije toekomst aanmerkelijke toeneming van die capaciteit, welke erop wijst dat de uitvoer met subsidie naar de Unie waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten die de bijkomende, voor uitvoer beschikbare hoeveelheden kunnen absorberen;
of de producten worden ingevoerd tegen prijzen die in aanzienlijke mate druk op de prijzen zouden uitoefenen of die prijsverhogingen die anders zouden zijn geschied, zouden verhinderen en die de vraag naar meer invoer vermoedelijk nog zouden doen toenemen;
de bestaande voorraden van het product waarop het onderzoek betrekking heeft.
Geen van deze factoren behoeft op zich doorslaggevend te zijn, maar alle in overweging genomen factoren tezamen moeten als dusdanig tot de conclusie leiden dat er op korte termijn nog uitvoer met subsidie zal geschieden en dat er, tenzij beschermingsmaatregelen worden genomen, aanmerkelijke schade zal optreden.
Artikel 9
Omschrijving van het begrip „bedrijfstak van de Unie”
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „bedrijfstak van de Unie” verstaan de gezamenlijke producenten in de Unie van soortgelijke producten of degenen onder hen wier gezamenlijke productie van de betrokken producten een groot deel van de totale productie van deze producten in de Unie uitmaakt, met dien verstande dat:
wanneer producenten met exporteurs of importeurs zijn verbonden of zelf importeur van het naar beweren gesubsidieerde product zijn, onder „bedrijfstak van de Unie” de overige producenten kunnen worden verstaan;
in uitzonderlijke omstandigheden het grondgebied van de Unie, wat de betrokken productie betreft, in twee of meer concurrerende markten kan worden verdeeld en de producenten binnen elke markt als een afzonderlijke bedrijfstak kunnen worden beschouwd indien:
de producenten binnen die markt hun gehele of nagenoeg gehele productie van het betrokken product op die markt verkopen, en
aan de vraag op die markt niet in belangrijke mate wordt voldaan door elders in de Unie gevestigde producenten van het betrokken product.
In deze omstandigheden kan tot het bestaan van schade worden geconcludeerd zelfs indien een groot deel van de totale bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt, mits de invoer met subsidie op deze afzonderlijke markt geconcentreerd is en de producenten van alle of vrijwel alle producten op die markt door de invoer met subsidie schade lijden.
Voor de toepassing van lid 1 worden producenten uitsluitend geacht met exporteurs of importeurs te zijn verbonden indien:
een van hen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over de anderen,
een derde persoon rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over hen beiden, of
zij tezamen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap hebben over een derde persoon, voor zover er redenen zijn om aan te nemen of te vermoeden dat de betrokken producent zich door deze relatie anders gedraagt dan niet verbonden producenten.
Voor de toepassing van dit lid wordt men geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer men rechtens of feitelijk in staat is het handelen van de ander te beperken of te leiden.
Artikel 10
Inleiding van de procedure
Klachten kunnen ook door de bedrijfstak van de Unie of een namens deze handelende natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gezamenlijk met de vakbonden worden ingediend, of door de vakbonden worden gesteund. Dit laat onverlet dat de bedrijfstak van de Unie de klacht kan intrekken.
De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een lidstaat, die deze aan de Commissie doet toekomen. De Commissie doet de lidstaten van elke klacht die zij ontvangt een afschrift toekomen. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of op die van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie.
Wanneer geen klacht wordt ingediend maar een lidstaat over voldoende bewijsmateriaal inzake subsidiëring en daaruit voortvloeiende schade voor de bedrijfstak van de Unie beschikt, doet zij dit bewijsmateriaal onverwijld aan de Commissie toekomen.
De mkb/kmo-helpdesk stelt standaardformulieren beschikbaar voor met het oog op de beoordeling van de representativiteit in te dienen statistieken en voor de vragenlijsten.
Een klacht uit hoofde van lid 1 bevat voldoende bewijsmateriaal betreffende het bestaan van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies (en, zo mogelijk, de hoogte ervan), de schade en het oorzakelijke verband tussen de beweerde subsidie en de beweerde schade. De klacht bevat alle gegevens waarover de klager redelijkerwijze dient te beschikken met betrekking tot:
de identiteit van de klager en het volume alsmede de waarde van de productie in de Unie van het soortgelijke product door de klager. Indien namens de bedrijfstak in de Unie een schriftelijke klacht wordt ingediend, wordt de bedrijfstak namens welke de klacht wordt ingediend, daarin omschreven door middel van een lijst van alle bekende producenten van de Unie van het soortgelijke product (of van verenigingen van die producenten) en, voor zover mogelijk, een opgave van het volume en van de waarde van het soortgelijke product dat door deze producenten in de Unie wordt vervaardigd;
een volledige omschrijving van het naar beweren met subsidiëring ingevoerde product, de naam van het betrokken land, respectievelijk die van de betrokken landen van oorsprong of van uitvoer, de identiteit van elke bekende exporteur of buitenlandse producent en een lijst van bekende personen die het betrokken product invoeren;
bewijsmateriaal ten aanzien van het bestaan, de hoogte en de aard van de betrokken subsidies en de mogelijkheid tegen die subsidies compenserende maatregelen te treffen;
veranderingen in het volume van de beweerde invoer met subsidie, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de daaruit voortvloeiende weerslag van de invoer op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante factoren en indicatoren met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, waaronder die welke in artikel 8, leden 2 en 4, zijn genoemd.
De Commissie biedt het betrokken land van oorsprong en/of van uitvoer tevens de mogelijkheid tot overleg met betrekking tot andere tijdens het onderzoek vastgestelde subsidies. In dat geval stuurt de Commissie het land van oorsprong en/of van uitvoer een samenvatting van de belangrijkste gegevens met betrekking tot andere subsidies, met name de gegevens als bedoeld in lid 2, onder c). Als het bericht van opening de aanvullende subsidies niet bestrijkt, wordt het gewijzigd en wordt de gewijzigde versie daarvan bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Alle belanghebbenden krijgen bijkomende en voldoende tijd om opmerkingen te maken.
Tevens worden in dit bericht de termijnen bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden zich kenbaar kunnen maken, schriftelijk hun standpunt naar voren kunnen brengen en inlichtingen kunnen verstrekken indien hun standpunt en inlichtingen tijdens het onderzoek in aanmerking dienen te worden genomen. Ook wordt daarin de termijn bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 11, lid 5, door de Commissie te worden gehoord.
Artikel 11
Het onderzoek
Om ervoor te zorgen dat de bevindingen representatief zijn, wordt in geval van subsidiëring een onderzoektijdvak vastgesteld dat in de regel met het bij artikel 5 vastgestelde onderzoektijdvak overeenstemt.
Informatie die betrekking heeft op een na het onderzoektijdvak volgende periode wordt normaal niet in aanmerking genomen.
Zij doen de Commissie de gevraagde informatie toekomen tezamen met de resultaten van alle door hen verrichte inspecties, controles en onderzoeken.
De Commissie deelt deze informatie, zowel die welke van algemeen belang is als die waarom door een lidstaat is gevraagd, aan de lidstaten mede, op voorwaarde dat deze informatie niet-vertrouwelijk is; indien dat wel het geval is, wordt een niet-vertrouwelijke samenvatting verstrekt.
De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om aan dergelijke verzoeken van de Commissie te voldoen.
Ambtenaren van de Commissie kunnen op verzoek van de Commissie of van een lidstaat, die van de lidstaten in hun werkzaamheden bijstaan.
Hierbij wordt rekening gehouden met de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie en met de wensen van de belanghebbenden.
Geen enkele belanghebbende is verplicht aan een dergelijke bijeenkomst deel te nemen, noch mag de afwezigheid van een partij op een dergelijke bijeenkomst haar belangen schaden.
Met de overeenkomstig dit lid verstrekte mondelinge informatie wordt door de Commissie rekening gehouden voor zover die informatie nadien schriftelijke wordt bevestigd.
Deze partijen mogen over vorenbedoelde informatie opmerkingen maken, waarmee rekening wordt gehouden indien die opmerkingen met voldoende bewijsmateriaal worden gestaafd.
Artikel 12
Voorlopige maatregelen
Voorlopige rechten kunnen worden ingesteld indien:
een procedure is ingeleid overeenkomstig artikel 10;
hiervan bericht is gegeven en belanghebbenden overeenkomstig artikel 10, lid 12, tweede alinea, voldoende gelegenheid hebben gehad om inlichtingen te verstrekken en opmerkingen te maken;
er een voorlopige, positieve vaststelling van tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies en daaruit voortvloeiende schade voor de bedrijfstak van de Unie is geschied, en
het belang van de Unie maatregelen ter voorkoming van dergelijke schade noodzakelijk maakt.
Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan 60 dagen en niet later dan negen maanden na de inleiding van de procedure.
Het voorlopig compenserend recht komt overeen met het totaal van de voorlopig vastgestelde, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies.
Wanneer de Commissie op basis van alle voorgelegde informatie duidelijk voorlopig kan besluiten dat het niet in het belang van de Unie is om op dat bedrag voorlopige rechten in te stellen, is het voorlopig compenserend recht gelijk aan het bedrag dat voldoende is om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen, als dat bedrag lager is dan het totaal van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies.
Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan drie weken na toezending van de informatie aan de belanghebbenden overeenkomstig artikel 29 bis (periode van voorafgaande kennisgeving). Deze informatie doet geen afbreuk aan hiermee verband houdende besluiten die later door de Commissie kunnen worden genomen.
De Commissie evalueert uiterlijk op 9 juni 2020 of tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving de invoer aanzienlijk is toegenomen en of, in voorkomend geval, dit voor de bedrijfstak van de Unie extra schade heeft veroorzaakt, ondanks de maatregelen die de Commissie op basis van artikel 24, lid 5 bis, en artikel 15, lid 1, heeft genomen. Zij beroept zich daarbij in het bijzonder op gegevens die zijn verzameld op basis van artikel 24, lid 6, en op alle relevante informatie waarover zij beschikt. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 32 ter een gedelegeerde handeling vast, teneinde de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving te wijzigen naar twee weken indien er sprake is van een aanzienlijke toename van de invoer die extra schade heeft veroorzaakt en vier weken indien zulks niet het geval is.
Wanneer de Commissie belanghebbenden de informatie overeenkomstig artikel 29 bis verstrekt, maakt zij op haar website haar voornemen bekend om voorlopige rechten in te stellen, alsmede informatie over de mogelijke tarieven.
Artikel 13
Verbintenissen
Indien er voorlopig is vastgesteld dat subsidiëring plaatsvindt en daaruit schade voortvloeit, kan de Commissie volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, overgaan tot aanvaarding van op vrijwillige basis aangeboden bevredigende verbintenissen waarbij:
het land van oorsprong en/of van uitvoer ermee instemt de subsidie in te trekken of te beperken of andere maatregelen te nemen met betrekking tot de gevolgen ervan, of
een exporteur zich ertoe verbindt zijn prijzen te herzien of zijn uitvoer naar het betrokken gebied te staken zolang voor deze uitvoer tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies worden verleend, indien de schadelijke gevolgen van de subsidiëring hierdoor worden weggenomen.
In dergelijke gevallen en voor de duur van de verbintenis zijn de door de Commissie op grond van artikel 12, lid 3, ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 15, lid 1, ingestelde definitieve rechten, naargelang het geval, niet van toepassing op de relevante invoer van de betreffende producten die geproduceerd worden door de ondernemingen die worden genoemd in het besluit van de Commissie tot aanvaarding van verbintenissen, en eventuele wijzigingen daarvan.
De prijzen worden op grond van deze verbintenissen niet meer verhoogd dan nodig is om de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies te compenseren.
Wanneer de Commissie op basis van al deze voorgelegde informatie duidelijk voorlopig kan besluiten dat het niet in het belang van de Unie is om de prijsverhoging op grond van deze verbintenissen te bepalen, is deze verhoging, overeenkomstig lid 1, derde alinea, van dit artikel lager dan het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies indien deze verhoging voldoende is om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen.
Niettemin kan worden vastgesteld dat het bij voortzetting van de invoer met subsidie waarschijnlijker wordt dat de dreiging van schade op werkelijke schade uitloopt. Van een land of van een exporteur worden, tenzij een voorlopige vaststelling van subsidiëring of van daaruit voortvloeiende schade is gedaan, geen verbintenissen verlangd, noch worden deze aanvaard.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden mogen verbintenissen niet later worden aangeboden dan vijf dagen voor het verstrijken van de termijn waarbinnen overeenkomstig artikel 30, lid 5, opmerkingen mogen worden gemaakt, teneinde ervoor te zorgen dat andere partijen nog de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken.
Alvorens een dergelijk aanbod wordt aanvaard, wordt de bedrijfstak van de Unie de mogelijkheid geboden opmerkingen te formuleren met betrekking tot de belangrijkste kenmerken van de verbintenis.
Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad subsidiëring en schade is, blijft de verbintenis volgens de daarin vervatte bepalingen en overeenkomstig de bepalingen van deze verordening voortbestaan.
Elke belanghebbende en elke lidstaat kan informatie indienen waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de schending van een verbintenis. Daarna moet normaal gesproken binnen zes maanden, maar uiterlijk binnen negen maanden na een naar behoren ingediend verzoek, worden beoordeeld of er inderdaad sprake is van een schending.
De Commissie kan in verband met het toezicht op verbintenissen een beroep doen op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
Artikel 14
Beëindiging zonder maatregelen
Artikel 15
Instelling van definitieve rechten
Er worden geen maatregelen genomen als de subsidies zijn ingetrokken of als de exporteurs hierdoor niet langer een voordeel verkrijgen.
Het compenserend recht bedraagt niet meer dan de vastgestelde, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies.
Wanneer de Commissie op basis van al deze voorgelegde informatie duidelijk kan besluiten dat het niet in het belang van de Unie is om overeenkomstig de derde alinea de omvang van de maatregelen te bepalen, is het compenserend recht lager indien dit lagere bedrag voldoende is om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen.
Wanneer de Commissie geen invoer heeft geregistreerd, maar bij de vaststelling van definitieve maatregelen uit de analyse van al de informatie waarover zij beschikt, opmaakt dat tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving de aan het onderzoek onderworpen invoer aanzienlijk is toegenomen, verrekent zij de extra schade door die verhoging in de schademarge gedurende ten hoogste de in artikel 18, lid 1, bedoelde periode.
In de verordening waarbij het recht wordt ingesteld, wordt bekendgemaakt welk recht voor elke leverancier of, indien dit praktisch niet mogelijk is, welk recht voor het land van levering is ingesteld.
Voor de toepassing van dit lid houdt de Commissie geen rekening met nihil- noch met minimale bedragen van subsidies waartegen compenserende maatregelen kunnen worden ingesteld noch met de bedragen van dergelijke subsidies die onder de in artikel 28 bedoelde omstandigheden werden vastgesteld.
Individuele rechten worden toegepast op de invoer van elke exporteur of producent voor wie een individueel bedrag aan subsidie is berekend zoals bepaald in artikel 27.
Artikel 16
Terugwerkende kracht
Onder „schade” wordt in dit verband niet verstaan, een aanzienlijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak van de Unie, noch de dreiging van aanzienlijke schade, tenzij wordt vastgesteld dat deze zich, zonder voorlopige maatregelen, tot aanmerkelijke schade zou hebben ontwikkeld. In alle andere gevallen waarin zich een dergelijke dreiging of vertraging voordoet, worden alle voorlopig betaalde bedragen vrijgegeven en kunnen definitieve rechten uitsluitend worden opgelegd vanaf de datum waarop de dreiging van schade of de aanzienlijke vertraging definitief wordt vastgesteld.
Een definitief compenserend recht kan worden geheven van producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen, maar niet vóór de datum waarop het onderzoek werd geopend, ten verbruik zijn aangegeven, op voorwaarde dat:
de invoer, overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, lid 5, werd geregistreerd;
de Commissie de betrokken importeurs de gelegenheid heeft gegeven opmerkingen te maken;
er kritieke omstandigheden bestaan waarin het betrokken product, waarvoor in de zin van deze verordening tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies zijn toegekend, moeilijk te herstellen schade veroorzaakt doordat het product in een betrekkelijk kort tijdvak massaal wordt ingevoerd; en
het, om herhaling van dergelijke schade te voorkomen, nodig wordt geoordeeld op deze invoer met terugwerkende kracht compenserende rechten in te stellen.
Artikel 17
Duur
Een compenserende maatregel blijft van kracht zolang en voor zover deze nodig is om de schadeveroorzakende, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies te neutraliseren.
Artikel 18
Nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen
Indien de maatregel na een onderzoek als bedoeld in dit artikel komt te vervallen, worden alle rechten terugbetaald die zijn geïnd vanaf de datum van opening van dat onderzoek naar ingeklaarde goederen, mits om die terugbetaling is verzocht bij en deze is toegekend door de nationale douaneautoriteiten overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving van de Unie betreffende terugbetaling en kwijtschelding van rechten. Een dergelijke terugbetaling vormt geen aanleiding tot betaling van rente door de desbetreffende nationale douaneautoriteiten.
Artikel 19
Tussentijdse nieuwe onderzoeken
Het tussentijdse onderzoek kan ook op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat worden geopend, onder de hierboven beschreven voorwaarden.
Artikel 20
Versnelde nieuwe onderzoeken
Elke exporteur, op wiens uitgevoerde producten geen definitief compenserend recht van toepassing is, maar die tijdens het oorspronkelijke onderzoek om andere redenen dan een weigering om de Commissie medewerking te verlenen, niet individueel werd onderzocht, is op zijn verzoek gerechtigd om aan een versneld onderzoek te worden onderworpen zodat de Commissie voor die exporteur onverwijld een individueel compenserend recht kan vaststellen.
Alvorens een dergelijk nieuw onderzoek wordt geopend, worden de producenten in de Unie in de gelegenheid gesteld commentaar te leveren.
Artikel 21
Terugbetalingen
Terugbetalingen van rechten geschieden normaal binnen twaalf en in ieder geval binnen achttien maanden nadat het met bewijsmateriaal gestaafde verzoek om terugbetaling door een importeur van het aan compenserende rechten onderworpen product is ingediend.
De lidstaten betalen deze rechten normaal binnen 90 dagen nadat het in de eerste alinea bedoelde besluit is genomen, terug.
Artikel 22
Algemene bepalingen inzake nieuwe onderzoeken en terugbetalingen
Herzieningen op grond van de artikelen 18 en 19 worden versneld ten uitvoer gelegd en moeten normaal gesproken voltooid zijn binnen twaalf maanden na de datum waarop de herzieningsprocedure werd ingeleid. Herzieningsprocedures op grond van de artikelen 18 en 19 moeten in ieder geval voltooid zijn binnen 15 maanden na de datum waarop zij werden ingeleid.
Herzieningen op grond van artikel 20 moeten in alle gevallen binnen negen maanden na de datum van inleiding van de procedure voltooid zijn.
Als een herzieningsprocedure op grond van artikel 18 wordt ingeleid terwijl een herzieningsprocedure op grond van artikel 19 binnen dezelfde procedure nog gaande is, moet de herzieningsprocedure op grond van artikel 19 binnen dezelfde termijn worden voltooid als hierboven bepaald voor een herzieningsprocedure op grond van artikel 18.
Als het onderzoek niet binnen de in de tweede, derde en vierde alinea genoemde termijnen voltooid is:
verstrijken de maatregelen krachtens artikel 18;
verstrijken de maatregelen ingeval van onderzoeken die tegelijkertijd krachtens de artikelen 18 en 19 worden uitgevoerd, waarbij het onderzoek krachtens artikel 18 werd ingeleid terwijl een herziening krachtens artikel 19 in dezelfde procedure gaande was of waarbij zulke herzieningen op hetzelfde tijdstip werden ingeleid; of
blijven de maatregelen ongewijzigd van kracht overeenkomstig artikel 19 en 20.
Een bericht van het feitelijk verstrijken of de feitelijke handhaving van de maatregelen krachtens dit lid wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 23
Ontwijking
De in de eerste alinea bedoelde praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere:
het enigszins wijzigen van het betreffende product om het te laten vallen onder douanecodes waarop geen maatregelen van toepassing zijn, mits de wijziging de wezenlijke kenmerken van het product niet aantast;
het verzenden van het product waarop maatregelen van toepassing zijn via derde landen;
het reorganiseren door exporteurs of producenten van hun verkoopkanalen en afzetmethoden in het land waarop maatregelen van toepassing zijn om hun producten uiteindelijk naar de Unie te laten exporteren via producenten waarop lagere individuele rechten van toepassing zijn dan op de producten van de producenten.
De onderzoeken worden door de Commissie uitgevoerd. De Commissie kan zich laten bijstaan door douaneautoriteiten en het onderzoek wordt binnen negen maanden voltooid.
Wanneer de definitief vastgestelde feiten uitbreiding van de maatregelen rechtvaardigen, neemt de Commissie een besluit volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
De uitbreiding geldt vanaf de datum waarop overeenkomstig artikel 24, lid 5, registratie of zekerheidstelling werd geëist. De desbetreffende procedurele bepalingen van deze verordening betreffende de opening en de uitvoering van een onderzoek zijn op dit artikel van toepassing.
Wanneer de praktijken, processen of werkzaamheden ter ontwijking buiten de Unie geschieden, kunnen vrijstellingen worden verleend aan producenten van het betreffende product van wie wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij enige ontwijkingspraktijken zoals beschreven in lid 3.
Wanneer de praktijken, processen of werkzaamheden ter ontwijking binnen de Unie geschieden, kunnen vrijstellingen worden verleend aan importeurs die kunnen aantonen dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in lid 3.
Deze vrijstellingen worden verleend door middel van een besluit van de Commissie en zijn van toepassing gedurende de periode en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in dat besluit. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij haar onderzoek heeft beëindigd.
Mits voldaan is aan voorwaarden van artikel 20 kunnen vrijstellingen ook worden verleend na afloop van het onderzoek dat leidt tot uitbreiding van de maatregelen.
Artikel 24
Algemene bepalingen
Van geen enkel product kunnen met het doel het hoofd te bieden aan een en dezelfde situatie die door dumping of door de subsidiëring bij uitvoer ontstaat, zowel antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven.
Deze verordeningen of besluiten bevatten, in het bijzonder, en met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, indien mogelijk, de namen van de betrokken exporteurs, of van de betrokken landen, een omschrijving van het product en een samenvatting van de belangrijkste feiten en overwegingen die voor de bevindingen inzake subsidiëring en schade relevant zijn. In elk afzonderlijk geval wordt een kopie van de verordening of van het besluit aan de bekende belanghebbenden gezonden. De bepalingen van dit lid zijn op nieuwe onderzoeken van overeenkomstige toepassing.
Maatregelen mogen uitsluitend worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, en mits de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken en met die opmerkingen rekening is gehouden. Maatregelen kunnen, volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, te allen tijde weer worden ingesteld wanneer de reden van de schorsing niet meer bestaat.
Artikel 24 bis
Continentaal plat van een lidstaat of de exclusieve economische zone
Artikel 25
Comitéprocedure
Artikel 26
Controlebezoeken
Artikel 27
Steekproeven
Indien echter een groot aantal geselecteerden medewerking blijft weigeren of indien er onvoldoende tijd is om een nieuwe selectie te maken, zijn de relevante bepalingen van artikel 28 van toepassing.
Artikel 28
Niet-medewerking
Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, dan wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.
Belanghebbenden worden in kennis gesteld wat de gevolgen van niet-medewerking zijn.
Deze informatie kan relevante gegevens omvatten over de wereldmarkt of andere representatieve markten, indien van toepassing.
Artikel 29
Vertrouwelijke gegevens
Dit sluit niet uit dat in het kader van het ene onderzoek verkregen informatie kan worden gebruikt voor het openen van een ander onderzoek binnen dezelfde procedure naar een soortgelijk product.
Artikel 29 bis
Informatie over voorlopige maatregelen
Artikel 30
Mededeling van gegevens
Deze mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie nadien mocht nemen, maar indien dergelijke besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden die zo spoedig mogelijk medegedeeld.
Artikel 31
Belang van de Unie
Artikel 32
Verband tussen maatregelen inzake compenserende rechten en maatregelen op multilateraal niveau
Indien ten aanzien van een ingevoerd product enigerlei tegenmaatregel wordt genomen na beroep te hebben gedaan op de procedures inzake geschillenbeslechting van de Subsidieovereenkomst en die maatregel van dien aard is dat deze de door subsidiëring veroorzaakte schade wegneemt, wordt het compenserende recht dat voor dat product is ingesteld, onverwijld, naar gelang van het geval, geschorst of ingetrokken.
Artikel 32 bis
Verslag
Dat verslag bevat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen, verbintenissen, nieuwe onderzoeken, herzieningen, significante verstoringen en controlebezoeken, en de activiteiten van de diverse instanties die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Eveneens wordt toegelicht hoe derde landen gebruikmaken van op de Unie gerichte handelbeschermingsinstrumenten en van beroepsprocedures tegen de opgelegde maatregelen. Het verslag omvat de werkzaamheden van de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel en die van de mkb/kmo-helpdesk in verband met de toepassing van deze verordening.
In het verslag wordt ook aangegeven op welke wijze de sociale en milieunormen in acht genomen zijn en hoe daarmee rekening is gehouden bij de onderzoeken. Dergelijke normen omvatten die welke zijn opgenomen in multilaterale milieuovereenkomsten waarbij de Unie partij is, alsmede de in bijlage I bis bij deze verordening vermelde IAO-verdragen, alsmede gelijkwaardige nationale wetgeving van het uitvoerende land.
Artikel 32 ter
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 33
Slotbepalingen
Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van:
bijzondere bepalingen in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen;
verordeningen van de Unie in de landbouwsector en Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad ( 4 ), Verordening (EEG) nr. 614/2009 van de Raad ( 5 ) en Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad ( 6 ). De onderhavige verordening vormt een aanvulling op voornoemde verordeningen en houdt een afwijking in van de daarin vervatte bepalingen die de toepassing van compenserende rechten in de weg staan;
bijzondere maatregelen, mits deze niet strijdig zijn met de verplichtingen uit hoofde van de GATT 1994.
Artikel 34
Verslag
De Commissie neemt in haar jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing en uitvoering van handelsbeschermende maatregelen, bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2016/1036, informatie op over de uitvoering van deze verordening.
Artikel 35
Intrekking
Verordening (EG) nr. 597/2009 wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.
Artikel 36
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
LIJST MET VOORBEELDEN VAN UITVOERSUBSIDIES
Verlening door overheidsinstanties van rechtstreekse, van uitvoerprestaties afhankelijke subsidies aan ondernemingen of aan bedrijfstakken.
Regelingen krachtens welke deviezen niet behoeven te worden afgedragen of soortgelijke praktijken die een uitvoerpremie inhouden.
Interne vervoer- en vrachttarieven voor uitvoerzendingen die door overheden zijn vastgesteld of door deze zijn opgelegd en die voordeliger zijn dan die voor binnenlandse zendingen.
Levering door overheidsinstanties of door overheidsorganen, rechtstreeks dan wel onrechtstreeks in het kader van overheidsregelingen, van ingevoerde of van binnenlandse producten of diensten voor gebruik bij de productie van exportgoederen, op gunstigere voorwaarden dan bij de levering van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten of diensten voor gebruik bij de productie van goederen voor binnenlands gebruik indien (in geval van producten) deze voorwaarden gunstiger zijn dan die welke op de wereldmarkt voor hun exporteurs commercieel verkrijgbaar ( 7 ) zijn.
Bijzondere aftrekmogelijkheden, die, rechtstreeks verband houdend met de uitvoer of met uitvoerprestaties, bij de vaststelling van de grondslag van de directe belastingen, worden toegestaan boven die welke voor de productie voor binnenlands verbruik worden toegestaan.
Vrijstelling of kwijtschelding, uit hoofde van de productie en distributie van exportproducten, van een bedrag aan indirecte belastingen ( 10 ) dat hoger is dan het bedrag dat uit hoofde van de productie en distributie van soortgelijke, voor binnenlands verbruik bestemde producten wordt geheven.
Vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling van in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen (10) op goederen en diensten die bij de productie van exportproducten worden gebruikt, voor bedragen die hoger zijn dan de vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling van in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen op goederen of diensten die bij de productie van soortgelijke, voor binnenlands verbruik bestemde goederen worden gebruikt. Vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling van in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen kan voor exportproducten worden toegestaan, zelfs indien dit niet geschiedt voor soortgelijke, voor binnenlands verbruik bestemde goederen, indien de in voorafgaande stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen worden geheven op „inputs” die bij de productie van het exportproduct worden verbruikt (rekening houdend met normale verliezen) ( 11 ). Dit punt wordt geïnterpreteerd overeenkomstig de in bijlage II opgenomen richtsnoeren inzake het verbruik van „inputs” in het productieproces.
De kwijtschelding of terugbetaling van invoerheffingen (10) voor een hoger bedrag dan dat van de invoerheffingen op de ingevoerde „inputs” die bij de productie van het exportproduct worden verbruikt (rekening houdend met normale verliezen). In bijzondere gevallen evenwel mag een onderneming als vervangingsproductiemiddelen eenzelfde hoeveelheid binnenlandse „inputs” van dezelfde kwaliteit en met dezelfde eigenschappen als de ingevoerde „inputs” gebruiken om voor deze bepaling in aanmerking te komen, indien zowel de invoer- als de overeenkomstige uitvoertransacties binnen een redelijke termijn die niet meer dan twee jaar mag bedragen, geschieden. Dit punt wordt geïnterpreteerd overeenkomstig de richtsnoeren in bijlage II inzake het verbruik van „inputs” in het productieproces en de richtsnoeren in bijlage III om vast te stellen of terugbetalingsregelingen voor vervangende productiemiddelen uitvoersubsidies zijn.
Het instellen door de overheid (of door gespecialiseerde instellingen onder toezicht van de overheid) van regelingen voor exportkredietgarantie of -verzekering, van regelingen om kostenstijgingen bij de uitvoer van producten of om wisselkoersrisico's te dekken, tegen premies die duidelijk ontoereikend zijn om de bedrijfskosten en verliezen van deze regelingen op lange termijn te dekken.
Verlening door overheidsinstanties (of door gespecialiseerde instellingen onder toezicht van en/of handelend onder het gezag van overheidsinstanties) van exportkredieten tegen een lagere rente dan die welke zijzelf moeten betalen om de daarvoor bestemde middelen aan te trekken (of die zij zouden moeten betalen indien zij bedragen in dezelfde valuta en met dezelfde looptijd als het exportkrediet op de internationale kapitaalmarkt zouden lenen) of de overname door de overheidsinstanties van alle of van een gedeelte van de kosten van exporteurs of financiële instellingen om kredieten te verkrijgen, voor zover deze tussenkomst een aanmerkelijk voordeel op het gebied van de exportkredietvoorwaarden inhoudt.
Indien een WTO-lid evenwel partij is bij een internationale verbintenis inzake officiële exportkredieten waarbij ten minste twaalf oorspronkelijke leden vanaf 1 januari 1979 partij zijn (of bij een daaropvolgende verbintenis die deze oorspronkelijke leden hebben aangegaan) of indien een WTO-lid in de praktijk de bepalingen inzake rentevoeten van deze verbintenis toepast, wordt een exportkredietpraktijk die met deze bepalingen in overeenstemming is, niet als een uitvoersubsidie beschouwd.
Alle andere uitgaven ten laste van de schatkist die in de zin van artikel XVI van de GATT 1994 een uitvoersubsidie zijn.
BIJLAGE I bis
IN DEZE VERORDENING BEDOELDE IAO-VERDRAGEN
Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, nr. 29 (1930)
Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, nr. 87 (1948)
Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, nr. 98 (1949)
Verdrag betreffende gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten voor arbeid van gelijke waarde, nr. 100 (1951)
Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, nr. 105 (1957)
Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep, nr. 111 (1958)
Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces, nr. 138 (1973)
Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, nr. 182 (1999)
BIJLAGE II
RICHTSNOEREN INZAKE HET VERBRUIK VAN „INPUTS” IN HET PRODUCTIEPROCES ( 12 )
1. Regelingen voor de aftrek van indirecte belastingen kunnen voorzien in vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling van in vorige stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen op „inputs” die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt (rekening houdend met normale verliezen). Tevens kunnen er regelingen zijn voor de kwijtschelding of terugbetaling van invoerheffingen op „inputs” die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt (rekening houdend met normale verliezen).
2. De punten h) en i) van de lijst met voorbeelden van uitvoersubsidies in bijlage I vermelden het begrip „inputs” die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt. Volgens punt h) kunnen regelingen voor de aftrek van indirecte belastingen uitvoersubsidies zijn indien zij leiden tot vrijstelling, kwijtschelding of uitstel van betaling van in vorige stadia geheven cumulatieve indirecte belastingen voor een bedrag dat hoger is dan het bedrag aan belastingen dat op „inputs” die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt, werkelijk is geheven. Volgens punt i) zijn terugbetalingsregelingen uitvoersubsidies indien zij leiden tot de kwijtschelding of teruggave van invoerheffingen voor een hoger bedrag dan het bedrag aan invoerrechten dat op de „inputs” die bij de vervaardiging van het exportproduct worden verbruikt, werkelijk is geheven. Volgens beide punten moet bij de bevindingen inzake het verbruik van de „inputs” bij de productie van het exportproduct met normale verliezen rekening worden gehouden. In punt i) wordt, waar dienstig, ook rekening gehouden met vervanging.
3. Bij het subsidieonderzoek op grond van deze verordening gaat de Commissie normalerwijze als volgt te werk om na te gaan of „inputs” bij de productie van het exportproduct worden verbruikt:
4. Wanneer wordt beweerd dat een regeling voor de aftrek van indirecte belastingen of voor de terugbetaling van invoerrechten een subsidie inhoudt omdat de kwijtschelding van de indirecte belastingen of de terugbetaling van invoerrechten op „inputs” die bij de productie van het exportproduct worden verbruikt, te hoog is, stelt de Commissie normalerwijze eerst vast of de overheid van het land van uitvoer een regeling of procedure kent of toepast aan de hand waarvan kan worden nagegaan welke „inputs” bij de productie van het exportproduct worden verbruikt en in welke hoeveelheden. Wordt vastgesteld dat een dergelijke regeling of procedure wordt toegepast, dan onderzoekt de Commissie normalerwijze vervolgens of deze redelijk is, aan het gestelde doel beantwoordt en gebaseerd is op in het land van uitvoer algemeen aanvaarde handelspraktijken. De Commissie kan het nodig achten om, overeenkomstig artikel 26, lid 2, bepaalde praktische controles uit te voeren om de informatie na te gaan of om zich ervan te overtuigen dat de regeling of procedure daadwerkelijk wordt toegepast.
5. Indien een dergelijke regeling of procedure niet bestaat, deze niet redelijk is of wanneer een dergelijke regeling of procedure wel is ingesteld en redelijk bevonden, maar blijkt niet of niet daadwerkelijk te worden toegepast, dient het land van uitvoer normalerwijze een verder onderzoek naar de werkelijk verbruikte „inputs” in te stellen teneinde vast te stellen of te veel is betaald. Indien de Commissie zulks nodig acht, wordt een verder onderzoek uitgevoerd overeenkomstig punt 4.
6. De Commissie zal „inputs” normalerwijze als fysiek in het exportproduct opgenomen beschouwen indien deze in het productieproces worden gebruikt en fysiek in het exportproduct aanwezig zijn. Een „input” behoeft niet in dezelfde vorm in het exportproduct aanwezig te zijn als die welke de „input” bij de aanvang van het productieproces had.
7. Bij de vaststelling van de hoeveelheid van een bepaalde „input” die bij de productie van het exportproduct wordt verbruikt, dient rekening te worden gehouden met „normale verliezen” die normalerwijze dienen te worden beschouwd als bij de productie van het exportproduct te zijn verbruikt. Onder „verliezen” wordt dat deel van een bepaalde „input” verstaan die in het productieproces geen onafhankelijke functie vervult, niet bij de productie van het exportproduct wordt verbruikt (om redenen zoals bijvoorbeeld inefficiënte opname) en door dezelfde producent niet wordt teruggewonnen, gebruikt of verkocht.
8. Om vast te stellen of de correctie voor verliezen „normaal” is, houdt de Commissie normalerwijze rekening met het productieproces, de normale praktijk in de bedrijfstak in het land van uitvoer en, indien van toepassing, met andere technische factoren. De Commissie houdt er rekening mee dat het van belang is vast te stellen of de autoriteiten in het land van uitvoer de hoeveelheid verliezen op redelijke wijze hebben berekend wanneer deze hoeveelheid bestemd is om bij de berekening van de aftrek van belastingen of van rechten of van de kwijtschelding ervan in aanmerking te worden genomen.
BIJLAGE III
RICHTSNOEREN OM VAST TE STELLEN OF TERUGBETALINGSREGELINGEN VOOR VERVANGENDE „INPUTS” UITVOERSUBSIDIES ZIJN
I
Terugbetalingsregelingen kunnen voorzien in de terugbetaling van invoerheffingen op „inputs” die bij de productie van een exportproduct worden verbruikt, wanneer dit product binnenlandse „inputs” bevat met dezelfde kwaliteit en eigenschappen als de ingevoerde „inputs” die zij vervangen. Overeenkomstig punt i) van bijlage I kunnen terugbetalingen voor vervangende „inputs” met een uitvoersubsidie worden gelijkgesteld wanneer meer wordt terugbetaald dan het bedrag aan invoerheffingen op de ingevoerde „inputs” waarvoor terugbetaling wordt gevraagd.
II
In antisubsidieprocedures gaat de Commissie bij het onderzoek naar terugbetalingen voor vervangende „inputs” normalerwijze als volgt te werk.
Volgens punt i) van bijlage I kunnen binnenlandse „inputs” in plaats van ingevoerde „inputs” bij de productie van een exportproduct worden gebruikt, mits die „inputs” in dezelfde hoeveelheid worden gebruikt en dezelfde kwaliteit en kenmerken hebben als de ingevoerde „inputs” die daarmee worden vervangen. Het bestaan van een verificatieregeling of -procedure is van belang omdat het de overheid van het land van uitvoer in staat stelt er zorg voor te dragen en aan te tonen dat de hoeveelheid „inputs” waarvoor terugbetaling wordt gevraagd, niet groter is dan de hoeveelheid soortgelijke uitgevoerde producten, in welke vorm dan ook, en dat er geen hoger bedrag aan invoerheffingen wordt terugbetaald dan oorspronkelijk op de betrokken ingevoerde „inputs” is geheven.
Wanneer wordt beweerd dat terugbetalingen voor vervangende „inputs” als subsidies zijn te beschouwen, stelt de Commissie normalerwijze eerst vast of de overheid van het land van uitvoer een verificatieregeling of -procedure kent of toepast. Wordt vastgesteld dat een dergelijke regeling of procedure wordt toegepast, dan onderzoekt de Commissie normalerwijze vervolgens of deze redelijk is, aan het gestelde doel beantwoordt en gebaseerd is op in het land van uitvoer algemeen aanvaarde handelspraktijken. In zoverre wordt vastgesteld dat dit inderdaad het geval is en dat de procedures daadwerkelijk worden toegepast, wordt niet vermoed dat er een subsidie is. De Commissie kan het nodig achten om, overeenkomstig artikel 26, lid 2, bepaalde praktische controles uit te voeren om de informatie na te gaan of om zich ervan te overtuigen dat de verificatieprocedures daadwerkelijk worden toegepast.
Indien er geen verificatieprocedures bestaan, deze niet redelijk zijn, of wanneer deze procedures wel zijn ingesteld en redelijk bevonden doch blijken niet of niet daadwerkelijk te worden toegepast, kan er sprake zijn van subsidie. In dergelijke gevallen dient het land van uitvoer een verder onderzoek naar de betrokken transacties uit te voeren om vast te stellen of te veel is betaald. Indien de Commissie zulks nodig acht, wordt een verder onderzoek uitgevoerd overeenkomstig punt 2.
Bevat de regeling voor de terugbetaling van invoerheffingen op vervangende „inputs” de bepaling dat exporteurs de invoerzendingen mogen aanwijzen waarop zij hun aanvraag om terugbetaling baseren, dan is dit op zich geen bewijs van subsidie.
Aangenomen wordt dat de terugbetaling van invoerheffingen in de zin van punt i) van bijlage I te hoog is, indien overheden rente hebben betaald op de sommen die zij in het kader van hun terugbetalingsregelingen hebben terugbetaald, waarbij het te veel betaalde het bedrag van de werkelijk betaalde of te betalen rente is.
BIJLAGE IV
(In deze bijlage is bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst overgenomen. Termen of bewoordingen die hierin niet worden verklaard of die onvoldoende eenduidig zijn, dienen in de context van die overeenkomst te worden begrepen.)
INTERNE STEUN: GRONDSLAG VOOR VRIJSTELLING VAN DE VERLAGINGSVERBINTENISSEN
|
1. |
Interne steunmaatregelen waarvoor aanspraak op vrijstelling van de verlagingsverbintenissen wordt gemaakt, moeten voldoen aan de fundamentele eis dat zij de handel of de productie niet of hoogstens minimaal verstoren. Daarom moeten alle maatregelen waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, voldoen aan de volgende basiscriteria:
a)
de betrokken steun moet worden verleend in het kader van een uit overheidsmiddelen (waaronder gederfde inkomsten) gefinancierd overheidsprogramma dat geen overdrachten van consumenten omvat, en
b)
de betrokken steunmaatregel mag geen prijsondersteuning voor de producenten inhouden, alsmede aan de hierna vermelde soortspecifieke criteria en voorwaarden. Overheidsregelingen 2. Algemene dienstverlening Deze categorie maatregelen omvat uitgaven (of gederfde inkomsten) voor regelingen in het kader waarvan diensten worden verleend aan de landbouw of de plattelandsgemeenschap of die aan de landbouw of de plattelandsgemeenschap ten goede komen. Deze maatregelen mogen geen directe betalingen aan producenten of verwerkers inhouden. Dergelijke regelingen moeten voldoen aan de in bovenstaand punt 1 vermelde basiscriteria en eventuele hierna vermelde specifieke voorwaarden. Deze regelingen kunnen de hierna vermelde maatregelen, doch ook andere maatregelen omvatten:
a)
onderzoek, waaronder algemeen onderzoek, onderzoek in verband met milieuprogramma's en onderzoekprogramma's in verband met specifieke producten;
b)
bestrijding van plagen en ziekten, waaronder algemene maatregelen en maatregelen per product, zoals alarmeringssystemen, quarantaine en uitroeiing;
c)
opleidingsdiensten, waaronder zowel faciliteiten voor algemene als specialistische scholing;
d)
voorlichtings- en adviesdiensten, waaronder het verstrekken van middelen om producenten en consumenten beter te kunnen inlichten, ook over de resultaten van onderzoek;
e)
inspectiediensten, waaronder algemene inspectiediensten en de inspectie van bepaalde producten met het oog op volksgezondheid, veiligheid, indeling of standaardisatie;
f)
diensten voor afzet en verkoopbevordering, waaronder marktinformatie, advies en verkoopbevordering voor bepaalde producten, maar geen uitgaven voor niet-gespecificeerde doeleinden zodat deze middelen door de verkopers zouden kunnen worden gebruikt om hun verkoopprijs te verlagen of de kopers een direct economisch voordeel te verschaffen; en
g)
infrastructuurvoorzieningen, waaronder elektriciteitsnet, wegen en andere transportvoorzieningen, markten en haveninstallaties, watervoorziening, dammen en waterafvoer, en de infrastructuur voor milieubeschermingsprogramma's. In al deze gevallen mogen de uitgaven uitsluitend betrekking hebben op de levering of de aanleg van de infrastructuur en niet op gesubsidieerde levering van andere voorzieningen op het landbouwbedrijf dan de aansluiting op algemeen beschikbare nutsvoorzieningen. De uitgaven mogen geen subsidies op productiebenodigdheden of kosten van bedrijfsvoering, noch voorkeurtarieven omvatten. 3. Overheidsvoorraden met oog op de continuïteit van de voedselvoorziening ( 13 ) Uitgaven (of gederfde inkomsten) voor het aanleggen en aanhouden van voorraden producten die een integrerend deel zijn van een programma om de continuïteit van de voedselvoorziening te waarborgen dat wordt uitgevoerd op grond van bepaalde nationale wetten. Dit kan ook overheidssteun omvatten voor particuliere opslag van producten in het kader van een dergelijk programma. De omvang en de aanleg van dergelijke voorraden dienen te corresponderen met vooraf bepaalde doelstellingen die uitsluitend verband houden met waarborging van de voedselvoorziening. De aanleg, zowel als de afzet van de voorraden dienen financieel verifieerbaar te zijn. De aankoop van het voedsel door de overheid dient te gebeuren tegen de gangbare marktprijzen en de verkoop uit de voorraden dient te geschieden tegen prijzen die niet lager zijn dan de gangbare prijzen op de interne markt voor het betrokken product en de betrokken kwaliteit. 4. Interne voedselhulp ( 14 ) Uitgaven (of gederfde inkomsten) in verband met interne voedselhulp aan bevolkingsgroepen in nood. Het recht op voedselhulp dient afhankelijk te worden gesteld van duidelijke criteria gekoppeld aan doelstellingen op het gebied van voeding. Een dergelijke steun dient te worden verleend in de vorm van rechtstreekse verstrekking van voedsel aan de betrokkenen of door diegenen die aan de voorwaarden voldoen de middelen te verstrekken om voedsel te kopen tegen marktprijzen of gesubsidieerde prijzen. Het voedsel dient door de overheid tegen gangbare marktprijzen te worden aangekocht en de financiering en administratie van de steun dient verifieerbaar te zijn. 5. Directe betalingen aan producenten Steun aan producenten via directe betalingen (of gederfde inkomsten, met inbegrip van betalingen in natura) waarvoor aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsverbintenissen, dient te voldoen aan de basiscriteria die zijn vermeld in punt 1 en aan de in de punten 6 tot en met 13 vermelde specifieke criteria voor de afzonderlijke categorieën directe betalingen. Als aanspraak wordt gemaakt op vrijstelling van de verlagingsverbintenis voor andere bestaande of nieuwe directe steun dan vermeld in de punten 6 tot en met 13, dient die steun behalve met de in punt 1 vermelde basiscriteria ook in overeenstemming te zijn met de in punt 6, onder b) tot en met e), vermelde criteria. 6. Niet-productiegebonden inkomenssteun
a)
Het recht op dergelijke betalingen moet worden bepaald aan de hand van duidelijke criteria, zoals inkomen, de status van producent of grondeigenaar, het gebruik van productiefactoren of de productieomvang in een bepaalde basisperiode.
b)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de productie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basisperiode.
c)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een product in een jaar na de basisperiode.
d)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de productiefactoren die zijn gebruikt in een jaar na de basisperiode.
e)
Productie zal geen voorwaarde zijn om in aanmerking te komen voor dergelijke betalingen. 7. Overheidsbijdrage voor inkomensverzekeringsregelingen
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van een inkomensverlies, waarvoor uitsluitend rekening wordt gehouden met het inkomen uit de landbouw, van meer dan 30 % van het gemiddelde bruto-inkomen of het daarmee corresponderende netto-inkomen (betalingen uit deze of soortgelijke regelingen niet meegerekend) over de voorgaande drie jaar of van het gemiddelde van drie jaren van de vijf voorgaande jaren, de jaren met het hoogste en het laagste inkomen niet meegerekend. Iedere producent die aan deze voorwaarde voldoet, dient recht te hebben op de betaling.
b)
Deze betalingen mogen niet meer compenseren dan 70 % van het inkomensverlies van de producent in het jaar waarin hij recht krijgt op deze steun.
c)
Deze betalingen mogen uitsluitend gekoppeld worden aan het inkomen; zij mogen niet gekoppeld worden aan het type of de omvang van de productie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent, noch aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de betrokken producten, noch aan de gebruikte productiefactoren.
d)
Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 8 (steun in verband met natuurrampen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100 % van zijn totale verlies. 8. Betalingen (hetzij rechtstreeks, hetzij via een overheidsbijdrage) voor oogstverzekeringen in verband met natuurrampen
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van formele erkenning door de overheid dat er sprake is of is geweest van een natuurramp of soortgelijke ramp (waaronder epidemieën, plagen, kernongelukken en oorlog op het grondgebied van het betrokken lid) en een productiedaling van meer dan 3P van de gemiddelde productie in de laatste drie jaar of de gemiddelde productie van drie jaren van de laatste vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend.
b)
Betalingen naar aanleiding van een ramp mogen slechts betrekking hebben op het verlies van inkomen, vee (waaronder ook betalingen voor diergeneeskundige behandeling van de dieren), land of andere productiefactoren als gevolg van de betrokken natuurramp.
c)
De betalingen mogen hoogstens de verliezen compenseren en geen voorwaarden of bepalingen omvatten wat betreft het type of de omvang van de productie in de toekomst.
d)
Betalingen tijdens een ramp mogen niet groter zijn dan nodig is om verdere verliezen als gedefinieerd onder b) te voorkomen of te beperken.
e)
Als een producent in hetzelfde jaar betalingen ontvangt op grond van het bepaalde in dit punt en in punt 7 (inkomensverzekeringsregelingen), dient het totaal van die betalingen kleiner te zijn dan 100 % van het totale verlies van de producent. 9. Steun voor structuuraanpassing via beëindigingsregelingen
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om bedrijfsbeëindiging door personen die commercieel agrarische producten produceren of hun omschakeling op niet-agrarische activiteiten te vergemakkelijken.
b)
De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van volledige en permanente beëindiging van commerciële agrarische productie. 10. Steun voor structuuraanpassing via braakleggingsprogramma's
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in programma's om land of andere productiemiddelen, met inbegrip van vee, te onttrekken aan commerciële agrarische productie.
b)
De betalingen moeten afhankelijk worden gesteld van het uit productie nemen van land voor commerciële agrarische productie voor minstens drie jaar en, wat vee betreft, van het slachten of definitieve permanente verwijdering van het bedrijf.
c)
De betalingen mogen geen voorwaarden of bepalingen omvatten inzake gebruik van dergelijk land of andere productiemiddelen voor de commerciële productie van landbouwproducten.
d)
De betalingen mogen niet worden gekoppeld aan het type of de omvang van de productie en evenmin aan de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor de producten die worden verkregen met gebruikmaking van het land of de overige productiemiddelen die voor productie resteren. 11. Steun voor structuuraanpassing in de vorm van investeringssteun
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient afhankelijk te zijn van duidelijke criteria in overheidsprogramma's ter ondersteuning van de financiële of materiële herstructurering van de bedrijfsactiviteit van een producent in verband met objectief aangetoonde structuurhandicaps. Het recht op steun in het kader van dergelijke programma's kan ook worden gebaseerd op een duidelijk overheidsprogramma voor privatisering van landbouwgrond.
b)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de productie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent, afgezien van bepalingen als bedoeld onder e), in een jaar na de basisperiode.
c)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een product in een jaar na de basisperiode.
d)
De betalingen worden slechts gedaan voor de periode die nodig is voor de uitvoering van de investeringen waarvoor zij worden gegeven.
e)
De betalingen mogen voor de ontvangers geen verplichtingen inhouden, noch anderszins aanwijzingen omvatten wat de te produceren landbouwproducten betreft, behalve de eis om een bepaald product niet te produceren.
f)
De betalingen mogen niet hoger zijn dan nodig is om de structuurhandicap te compenseren. 12. Betalingen in het kader van milieubeschermingsprogramma's
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient een onderdeel te zijn van een duidelijk overheidsprogramma voor milieubescherming of natuurbehoud en afhankelijk te worden gesteld van de naleving van specifieke voorwaarden in het kader van dat overheidsprogramma, waaronder voorwaarden wat de productiemethoden of de productiebenodigdheden betreft.
b)
De betaling mag niet hoger zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van naleving van het overheidsprogramma. 13. Betalingen in het kader van programma's voor regionale bijstand
a)
Het recht op dergelijke betalingen dient beperkt te blijven tot producenten in probleemgebieden. Dergelijke gebieden dienen duidelijk omschreven aaneengesloten geografische gebieden te zijn met een definieerbare economische en administratieve identiteit en moeten als probleemgebieden zijn aangemerkt aan de hand van neutrale en objectieve criteria die duidelijk zijn vastgelegd in wetten of verordeningen en waaruit blijkt dat de problemen van het gebied niet uitsluitend zijn toe te schrijven aan tijdelijke omstandigheden.
b)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op het type of de omvang van de productie (waaronder het aantal stuks vee) van de producent in een jaar na de basisperiode, behalve aan/op de eis om de productie te verlagen.
c)
De hoogte van dergelijke betalingen in een jaar mag niet worden gekoppeld aan of gebaseerd op de prijzen, op de interne markt of de wereldmarkt, voor een product in een jaar na de basisperiode.
d)
Het recht op de betalingen geldt alleen voor producenten in de te ondersteunen gebieden, maar dan wel voor alle producenten.
e)
Als de betalingen worden gekoppeld aan de productiefactoren, zijn de bedragen degressief boven een bepaalde drempel voor de betrokken productiefactor.
f)
De betalingen mogen niet groter zijn dan de extra kosten of de gederfde inkomsten als gevolg van de landbouw in het betrokken gebied. |
BIJLAGE V
INGETROKKEN VERORDENING MET DE WIJZIGING ERVAN
|
Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93) |
|
|
Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 18 van 21.1.2014, blz. 1) |
Uitsluitend punt 18 van de bijlage |
BIJLAGE VI
CONCORDANTIETABEL
|
Verordening (EG) nr. 597/2009 |
De onderhavige verordening |
|
Artikelen 1 tot en met 11 |
Artikelen 1 tot en met 11 |
|
Artikel 12, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 12, leden 1 tot en met 4 |
|
Artikel 12, lid 6 |
Artikel 12, lid 5 |
|
Artikelen 13 en 14 |
Artikelen 13 en 14 |
|
Artikel 15, lid 1 |
Artikel 15, lid 1 |
|
Artikel 15, lid 2, eerste zin |
Artikel 15, lid 2, eerste alinea |
|
Artikel 15, lid 2, tweede zin |
Artikel 15, lid 2, tweede alinea |
|
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 15, lid 3 |
|
Artikelen 16 tot en met 27 |
Artikelen 16 tot en met 27 |
|
Artikel 28, leden 1 tot en met 4 |
Artikel 28, lid 1 tot en met 4 |
|
Artikel 28, lid 5, eerste zin |
Artikel 28, lid 5, eerste alinea |
|
Artikel 28, lid 5, tweede zin |
Artikel 28, lid 5, tweede alinea |
|
Artikel 28, lid 6 |
Artikel 28, lid 6 |
|
Artikelen 29 tot en met 33 |
Artikelen 29 tot en met 33 |
|
Artikel 33 bis |
Artikel 34 |
|
Artikel 34 |
Artikel 35 |
|
Artikel 35 |
Artikel 36 |
|
Bijlagen I tot en met IV |
Bijlagen I tot en met IV |
|
Bijlage V |
— |
|
Bijlage VI |
— |
|
— |
Bijlage V |
|
— |
Bijlage VI |
( 1 ) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (zie bladzijde 21 van dit Publicatieblad).
( 3 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
( 4 ) Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van 7 november 2006 betreffende glucose en lactose (PB L 312 van 11.11.2006, blz. 1).
( 5 ) Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8).
( 6 ) Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10).
( 7 ) Onder „commercieel verkrijgbaar” wordt verstaan dat vrij tussen binnenlandse en importgoederen kan worden gekozen en dat deze keuze uitsluitend van commerciële overwegingen afhangt.
( 8 ) Uitstel van betaling houdt niet noodzakelijk een uitvoersubsidie in, bijvoorbeeld wanneer een normale rente in rekening wordt gebracht.
( 9 ) Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
— |
„directe belastingen”: belastingen op lonen, winsten, rente, huursommen, royalty's en alle andere vormen van inkomen alsmede belastingen op het bezit van onroerende goederen; |
|
— |
„invoerheffingen”: douanerechten, andere rechten en overige, niet elders in deze noot genoemde belastingen die bij invoer worden geheven; |
|
— |
„indirecte belastingen”: belastingen op de verkoop, accijnzen, omzetbelasting, belastingen over de toegevoegde waarde, belastingen op concessies, zegelrechten, overdrachtsbelastingen, belastingen op voorraden en uitrusting, alsmede belastingaanpassingen aan de grens en alle overige belastingen niet zijnde directe belastingen en invoerheffingen; |
|
— |
„in voorafgaande stadia geheven indirecte belastingen”: belastingen geheven over goederen of diensten die direct of indirect bij de vervaardiging van het product zijn gebruikt; |
|
— |
„cumulatieve indirecte belastingen”: over verscheidene stadia gespreide belastingen waarvoor geen regeling voor belastingtegoeden bestaat wanneer de in een bepaald productiestadium aan belasting onderworpen goederen of diensten in een later productiestadium worden gebruikt; |
|
— |
„kwijtschelding van belastingen”: omvat ook de terugbetaling van belastingen of belastingaftrek; |
|
— |
„kwijtschelding of terugbetaling van rechten”: omvat ook de volledige of gedeeltelijke vrijstelling of uitstel van betaling van invoerrechten. |
( 10 ) Zie voetnoot 2 onder e).
( 11 ) Punt h) is niet van toepassing op stelsels van belasting over de toegevoegde waarde en daarvoor in de plaats tredende belastingaanpassingen aan de grens; het probleem van de te grote vermindering van de belasting over de toegevoegde waarde wordt enkel in punt g) behandeld.
( 12 ) Tijdens het productieproces verbruikte „inputs” zijn „inputs” die daarin fysiek zijn opgenomen, energie, brandstof en olie die bij het productieproces worden gebruikt en katalysatoren die bij de toepassing ervan ter verkrijging van het exportproduct worden verbruikt.
( 13 ) Voor de toepassing van punt 3 van deze bijlage worden overheidsprogramma's inzake voorraden voor voedselvoorziening die in ontwikkelingslanden verifieerbaar en overeenkomstig officieel bekendgemaakte objectieve criteria of richtlijnen worden uitgevoerd, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit punt, ook wanneer het programma's betreft in het kader waarvan voorraden voedselproducten met het oog op de continuïteit van de voedselvoorziening worden aangekocht en worden vrijgegeven tegen officiële prijzen, op voorwaarde echter dat het verschil tussen de aankoopprijs en de externe referentieprijs wordt meegerekend in de geaggregeerde steun („Aggregate Measurement of Support” AMS).
( 14 ) Voor de toepassing van de punten 3 en 4 van deze bijlage wordt de levering van voedsel tegen gesubsidieerde prijzen met de bedoeling om regelmatig tegen redelijke prijzen te voorzien in de voedselbehoefte van armen in steden en op het platteland in ontwikkelingslanden, geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen in dit punt.