02015R2403 — NL — 28.06.2018 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2403 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 333 van 19.12.2015, blz. 62)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1204 VAN DE COMMISSIE van 5 juli 2017

  L 173

12

6.7.2017

►M2

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/337 VAN DE COMMISSIE van 5 maart 2018

  L 65

1

8.3.2018




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2403 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2015

tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Toepassingsgebied

▼M2

1.  Deze verordening is van toepassing op alle categorieën vuurwapens in bijlage I, deel II, bij Richtlijn 91/477/EEG.

▼B

2.  Deze verordening is niet van toepassing op vuurwapens die vóór de datum van toepassing ervan onbruikbaar zijn gemaakt, tenzij die vuurwapens naar een andere lidstaat worden overgebracht of op de markt worden gebracht.

Artikel 2

Personen en entiteiten die gemachtigd zijn om vuurwapens onbruikbaar te maken

Vuurwapens worden onbruikbaar gemaakt door publieke of particuliere entiteiten of door personen die daartoe gemachtigd zijn in overeenstemming met de nationale wetgeving.

Artikel 3

Controle op en certificering van de onbruikbaarmaking van vuurwapens

▼M2

1.  De lidstaten wijzen een bevoegde overheidsdienst aan om te controleren of het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I („de controlerende entiteit”).

▼B

2.  Indien de controlerende entiteit ook gemachtigd is om vuurwapens onbruikbaar te maken, zorgen de lidstaten ervoor dat die taken en de personen binnen die entiteit die ze uitvoeren, duidelijk van elkaar gescheiden zijn.

3.  De Commissie publiceert op haar website een lijst van de door de lidstaten aangewezen controlerende entiteiten, met gedetailleerde informatie over de controlerende entiteit, haar logo en contactgegevens.

4.  Als het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I, geeft de controlerende entiteit aan de eigenaar van het vuurwapen een certificaat van onbruikbaarmaking af overeenkomstig het model in bijlage III. Alle informatie in het certificaat van onbruikbaarmaking wordt verstrekt in de taal van de lidstaat waar het certificaat wordt afgegeven zowel als in het Engels.

5.  De eigenaar van het onbruikbaar gemaakte vuurwapen bewaart het certificaat van onbruikbaarmaking te allen tijde. Als het onbruikbaar gemaakte vuurwapen op de markt wordt gebracht, gaat het vergezeld van het certificaat van onbruikbaarmaking.

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat gedurende een periode van ten minste twintig jaar een register wordt bijgehouden van de voor onbruikbaar gemaakte vuurwapens afgegeven certificaten, met vermelding van de datum van onbruikbaarmaking en het nummer van het certificaat.

Artikel 4

Verzoeken om bijstand

Een lidstaat kan de entiteiten die door een andere lidstaat gemachtigd zijn om vuurwapens onbruikbaar te maken of als controlerende entiteiten zijn aangewezen, verzoeken om bijstand om respectievelijk een vuurwapen onbruikbaar te maken of de onbruikbaarmaking ervan te controleren. Als dit verzoek betrekking heeft op het controleren van de onbruikbaarmaking van een vuurwapen en wordt ingewilligd, geeft de controlerende entiteit die bijstand verleent, een certificaat van onbruikbaarmaking af overeenkomstig artikel 3, lid 4.

▼M2

Artikel 5

Markering van onbruikbaar gemaakte vuurwapens

Op onbruikbaar gemaakte vuurwapens wordt overeenkomstig het model in bijlage II een gemeenschappelijke unieke markering aangebracht om aan te geven dat zij onbruikbaar zijn gemaakt overeenkomstig de technische specificaties in bijlage I. De markering wordt door de controlerende entiteit aangebracht op alle essentiële onderdelen die voor de onbruikbaarmaking van het vuurwapen zijn gewijzigd, en voldoet aan de volgende criteria:

a) zij is duidelijk zichtbaar en niet te verwijderen;

b) zij bevat informatie over de lidstaat waar het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt, en over de controlerende entiteit die de onbruikbaarmaking heeft gecertificeerd;

c) het (de) oorspronkelijke serienummer(s) van het vuurwapen wordt (worden) behouden.

▼B

Artikel 6

Aanvullende maatregelen voor onbruikbaarmaking

1.  De lidstaten kunnen aanvullende maatregelen voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens op hun grondgebied nemen die verder gaan dan de technische specificaties in bijlage I.

2.  De Commissie onderzoekt op gezette tijden in overleg met het bij Richtlijn 91/477/EEG opgerichte comité alle aanvullende maatregelen van de lidstaten en neemt de herziening van de technische specificaties in bijlage I te gelegener tijd in overweging.

Artikel 7

Overbrenging van onbruikbaar gemaakte vuurwapens binnen de Unie

1.  Onbruikbaar gemaakte vuurwapens mogen naar een andere lidstaat worden overgebracht mits zij voorzien zijn van de gemeenschappelijke unieke markering en vergezeld gaan van een certificaat van onbruikbaarmaking overeenkomstig deze verordening.

2.  De lidstaten erkennen de door een andere lidstaat afgegeven certificaten van onbruikbaarmaking als deze voldoen aan de voorschriften van deze verordening. De lidstaten die overeenkomstig artikel 6 aanvullende maatregelen hebben genomen, kunnen echter bewijsmateriaal verlangen waaruit blijkt dat het naar hun grondgebied over te brengen onbruikbaar gemaakte vuurwapen voldoet aan al die aanvullende maatregelen.

Artikel 8

Kennisgevingsvereiste

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle maatregelen die zij binnen de werkingssfeer van deze verordening vaststellen, en van alle aanvullende maatregelen die zij overeenkomstig artikel 6 nemen. Daartoe passen de lidstaten de kennisgevingsprocedures van Richtlijn (EU) 2015/1535 toe.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M2




BIJLAGE I

Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens

 De bewerkingen die moeten worden uitgevoerd om vuurwapens voorgoed onbruikbaar te maken, worden gedefinieerd op basis van drie tabellen:

 

 tabel I bevat een lijst van de verschillende typen vuurwapens;

 tabel II bevat de te volgen algemene beginselen bij het voorgoed onbruikbaar maken van vuurwapens;

 tabel III bevat een beschrijving van de specifieke bewerkingen die per type vuurwapen moeten worden uitgevoerd om het vuurwapen voorgoed onbruikbaar te maken.

 De technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens zijn bedoeld om te voorkomen dat vuurwapens met behulp van gewoon gereedschap weer bruikbaar kunnen worden gemaakt.

 De technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens zijn gericht op de onbruikbaarmaking van essentiële onderdelen van vuurwapens als gedefinieerd in Richtlijn 91/477/EEG. De in bijlage I opgenomen technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens gelden ook voor de onbruikbaarmaking van verwisselbare lopen die, als afzonderlijke voorwerpen, technisch verbonden zijn met en bedoeld zijn om te worden gemonteerd op het onbruikbaar te maken vuurwapen.

 Met het oog op een correcte en uniforme toepassing van de bewerkingen voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens stelt de Commissie in samenwerking met de lidstaten definities vast.

Tabel I

Lijst van soorten vuurwapens



Soorten vuurwapens

1

Pistolen (enkelschots, semiautomatisch)

2

Revolvers (met inbegrip van revolvers met cilinderlader)

3

Lange enkelschotsvuurwapens (niet-basculerend)

4

Basculerende vuurwapens (bv. met gladde loop, met getrokken loop, combinatie, valblok-/rolblokmechanisme, korte en lange vuurwapens)

5

Lange repeteervuurwapens (met gladde loop, met getrokken loop)

6

Lange semiautomatische vuurwapens (met gladde loop, met getrokken loop)

7

Automatische vuurwapens: bv. aanvalsgeweren, (sub)machinegeweren, automatische pistolen

8

Voorlaadwapens met inbegrip van basculerende vuurwapens (met uitzondering van revolvers met cilinderlader)

Tabel II

Algemene beginselen

Door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voorkomen dat de essentiële onderdelen van vuurwapens kunnen worden gedemonteerd.

Naargelang de nationale wetgeving kan dit proces worden uitgevoerd na de controle door de nationale autoriteit.

Hardheid van inzetstukken: De instantie die de onbruikbaarmaking uitvoert, moet ervoor zorgen dat de gebruikte pinnen, stoppen of staven een hardheid van ten minste 40 HRC hebben en dat het voor lassen gebruikte materiaal een permanente en doeltreffende hechting garandeert.

Tabel III

Specifieke bewerkingen naargelang het type vuurwapen



1.  PISTOLEN (ENKELSCHOTS, SEMIAUTOMATISCH)

1.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer).

1.2

Loop: bij alle andere pistolen dan die met basculerende loop moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: >

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Zo niet moet een stop ter grootte van de huls in de kamer worden ingebracht en vastgelast.

1.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

1.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 1.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

1.5

Loop: voor verwisselbare lopen die niet in een pistool zijn gemonteerd, de bewerkingen 1.1 tot en met 1.4 en bewerking 1.19 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

1.6

Afsluiterblok, grendelkop: de slagpin verwijderen of verkorten.

1.7

Afsluiterblok, grendelkop: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele afsluitervlak worden verwijderd. Alle vergrendelingsnokken moeten worden verwijderd of aanzienlijk worden verzwakt.

1.8

Afsluiterblok, grendelkop: het slagpingat dichtlassen.

1.9

Slede: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele oppervlak worden verwijderd.

1.10

Slede: de slagpin verwijderen.

1.11

Slede: de vergrendelingsnokken in de slede verwijderen.

1.12

Slede: indien van toepassing, de binnenzijde van de vergrendelende rand van de uitwerpopening in de slede verspanend bewerken tot een hoek van 45 tot 75 graden.

1.13

Slede: als het afsluiterblok van het sledehuis kan worden genomen, moet het onbruikbaar gemaakte afsluiterblok voorgoed aan het sledehuis worden bevestigd.

1.14

Frame- of kastgroep: toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

1.15

Frame- of kastgroep: ten minste 2/3 van de slederails aan weerszijden van de kast verspanend verwijderen.

1.16

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

1.17

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

1.18

Automatisch systeem: de gaszuiger, de gasbuis en de gasaftapopening vernietigen door snijden of lassen.

1.19

Automatisch systeem: bij afwezigheid van de gaszuiger de gasbuis verwijderen. Indien de loop als gaszuiger wordt gebruikt, de onbruikbaar gemaakte loop aan de behuizing vastlassen. Wanneer de loop van een gasuitlaat is voorzien, moet de gasuitlaat worden dichtgelast.

1.20

Magazijnen: het magazijn puntsgewijs vastlassen of passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid treffen, al naargelang het soort wapen en materiaal, om te voorkomen dat het magazijn kan worden verwijderd.

1.21

Magazijnen: als het magazijn ontbreekt, op de plaats van het magazijn laspunten aanbrengen of passende maatregelen treffen of een grendel plaatsen om voorgoed te voorkomen dat een magazijn wordt ingeschoven.

1.22

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

1.23

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



2.  REVOLVERS (MET INBEGRIP VAN REVOLVERS MET CILINDERLADER)

2.1

Loop: een gleuf in de lengte maken (breedte: >

image

kaliber; lengte: ten minste de helft van de lengte van de loop vanaf de looptoevoer).

2.2

Loop: er moet een gat worden geboord door weerszijden van de loop (dicht bij de looptoevoer), waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: > 50 % van het kaliber, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Als alternatief kan een passende stop van gehard staal (lengte: ten minste de helft van de lengte van de cilinderkamer) in de loop worden vastgelast, te beginnen vanaf de cilinderzijde.

2.3

Loop: de loop moet voorgoed aan de framegroep worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 2.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

2.4

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 2.1 tot en met 2.3 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

2.5

Cilinder: alle binnenwanden uit de cilinder verspanend verwijderen over minimaal ⅔ van de lengte ervan. Zo veel mogelijk van de binnenwanden van de cilinder verwijderen, idealiter tot de diameter van de huls, zonder de buitenwand te doorbreken.

2.6

Cilinder: waar mogelijk vastlassen om te voorkomen dat de cilinder uit de framegroep kan worden verwijderd, of passende maatregelen nemen zoals het inbrengen van een pin zodat de cilinder niet meer kan worden verwijderd.

2.7

Cilinder: voor reservecilinders die niet aan een vuurwapen zijn bevestigd, bewerking 2.5 uitvoeren. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de cilinder nooit meer op een vuurwapen kan worden gemonteerd.

2.8

Frame- of kastgroep: het slagpingat vergroten tot drie keer de oorspronkelijke grootte.

2.9

Frame- of kastgroep: de slagpin verwijderen of verkorten.

2.10

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

2.11

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

2.12

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

2.13

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



3.  LANGE ENKELSCHOTSVUURWAPENS (NIET BASCULEREND)

3.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer).

3.2

Loop: er moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: >

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Zo niet moet een stop ter grootte van de huls in de kamer worden ingebracht en vastgelast.

3.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

3.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 3.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

3.5

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 3.1 tot en met 3.4 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

3.6

Afsluiterblok, grendelkop: de slagpin verwijderen of verkorten.

3.7

Afsluiterblok, grendelkop: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele afsluitervlak worden verwijderd. Alle vergrendelingsnokken moeten worden verwijderd of aanzienlijk worden verzwakt.

3.8

Afsluiterblok, grendelkop: het slagpingat dichtlassen.

3.9

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

3.10

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

3.11

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

3.12

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



4.  BASCULERENDE VUURWAPENS (bv. MET GLADDE LOOP, MET GETROKKEN LOOP, COMBINATIE, VALBLOK-/ROLBLOKMECHANISME, KORTE EN LANGE VUURWAPENS)

4.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer). Voor vuurwapens waarvan de loop geen kamer bevat, een gleuf in de lengte maken (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: ten minste de helft van de lengte van de loop vanaf de looptoevoer).

4.2

Loop: een nauw passende stop van ten minste ⅔ van de kamerlengte moet in de kamer en zo dicht mogelijk bij de ingang van de loop worden vastgelast.

4.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

4.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid.

4.5

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 4.1 tot en met 4.4 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

4.6

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

4.7

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

4.8

Mechanisme: door verspanende bewerking een kegel van minimaal 60 graden (apexhoek) maken om een basisdiameter te verkrijgen van minstens 10 mm of de diameter van het afsluitervlak.

4.9

Mechanisme: de slagpin verwijderen, het slagpingat vergroten tot een diameter van minimaal 5 mm en het slagpingat dichtlassen.

4.10

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

4.11

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



5.  LANGE REPETEERVUURWAPENS (MET GLADDE LOOP, MET GETROKKEN LOOP)

5.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer). Voor vuurwapens waarvan de loop geen kamer bevat, een gleuf in de lengte maken (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: ten minste de helft van de lengte van de loop vanaf de looptoevoer).

5.2

Loop: er moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: >

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Zo niet moet een stop ter grootte van de huls in de kamer worden ingebracht en vastgelast.

5.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

5.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 5.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

5.5

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 5.1 tot en met 5.4 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

5.6

Afsluiterblok, grendelkop: de slagpin verwijderen of verkorten.

5.7

Afsluiterblok, grendelkop: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele afsluitervlak worden verwijderd. Alle vergrendelingsnokken moeten worden verwijderd of aanzienlijk worden verzwakt.

5.8

Afsluiterblok, grendelkop: het slagpingat dichtlassen.

5.9

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

5.10

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

5.11

Magazijnen: het magazijn puntsgewijs vastlassen of passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid treffen, al naargelang het soort wapen en materiaal, om te voorkomen dat het magazijn kan worden verwijderd.

5.12

Magazijnen: als het magazijn ontbreekt, op de plaats van het magazijn laspunten aanbrengen of passende maatregelen treffen of een grendel plaatsen om voorgoed te voorkomen dat een magazijn wordt ingeschoven.

5.13

Magazijnen: voor buismagazijnen, een of meer pinnen van gehard staal door het magazijn, de kamer en de framegroep slaan zodat deze voorgoed met elkaar worden verbonden. Vastlassen.

5.14

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

5.15

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



6.  LANGE SEMIAUTOMATISCHE VUURWAPENS (MET GLADDE LOOP, MET GETROKKEN LOOP)

6.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer). Voor vuurwapens waarvan de loop geen kamer bevat, een gleuf in de lengte maken (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: ten minste de helft van de lengte van de loop vanaf de looptoevoer).

6.2

Loop: er moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: >

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Zo niet moet een stop ter grootte van de huls in de kamer worden ingebracht en vastgelast.

6.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

6.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 6.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

6.5

Loop: voor reservelopen die niet aan een vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 6.1 tot en met 6.4 en 6.12 uitvoeren naargelang de toepasselijkheid. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

6.6

Afsluiterblok, grendelkop: de slagpin verwijderen of verkorten.

6.7

Afsluiterblok, grendelkop: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele afsluitervlak worden verwijderd. Alle vergrendelingsnokken moeten worden verwijderd of aanzienlijk worden verzwakt.

6.8

Afsluiterblok, grendelkop: het slagpingat dichtlassen.

6.9

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

6.10

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

6.11

Automatisch systeem: de gaszuiger, de gasbuis en de gasaftapopening vernietigen door snijden of lassen.

6.12

Automatisch systeem: bij afwezigheid van de gaszuiger de gasbuis verwijderen. Indien de loop als gaszuiger wordt gebruikt, de onbruikbaar gemaakte loop aan de behuizing vastlassen. Wanneer de loop van een gasuitlaat is voorzien, moet de gasuitlaat worden dichtgelast.

6.13

Automatisch systeem: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet van het hele oppervlak van het afsluitervlak en elders worden verwijderd, zodat de grendel of het afsluiterblok met ten minste 50 % van de oorspronkelijke massa wordt verkleind. Het afsluiterblok voorgoed aan het vuurwapen bevestigen door vastlassen of vastlijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid.

6.14

Automatisch systeem: in gevallen waarin de grendelkoppen in een afsluiterdraagstuk zijn geïntegreerd, moet de drager met ten minste 50 % worden verkleind. De grendelkop moet voorgoed aan de drager worden bevestigd en de drager moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid.

6.15

Magazijnen: het magazijn puntsgewijs vastlassen of passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid treffen, al naargelang het soort wapen en materiaal, om te voorkomen dat het magazijn kan worden verwijderd.

6.16

Magazijnen: als het magazijn ontbreekt, op de plaats van het magazijn laspunten aanbrengen of passende maatregelen treffen of een grendel plaatsen om voorgoed te voorkomen dat een magazijn wordt ingeschoven.

6.17

Magazijnen: voor buismagazijnen, een of meer pinnen van gehard staal door het magazijn, de kamer en de framegroep slaan zodat deze voorgoed met elkaar worden verbonden. Vastlassen.

6.18

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

6.19

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



7.  AUTOMATISCHE VUURWAPENS: bv. AANVALSGEWEREN, (SUB)MACHINEGEWEREN, AUTOMATISCHE PISTOLEN

7.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de kamer, indien aanwezig (breedte: > 

image

 kaliber; lengte: bij getrokken lopen driemaal de lengte van de kamer en bij gladde lopen tweemaal de lengte van de kamer).

7.2

Loop: er moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: >

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen. Zo niet moet een stop ter grootte van de huls in de kamer worden ingebracht en vastgelast.

7.3

Loop: de toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

7.4

Loop: de loop moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid. De in bewerking 7.2 gebruikte pin kan daarvoor worden gebruikt.

7.5

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 7.1 tot en met 7.3 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

7.6

Afsluiterblok, grendelkop: de slagpin verwijderen of verkorten.

7.7

Afsluiterblok, grendelkop: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele afsluitervlak worden verwijderd. Alle vergrendelingsnokken moeten worden verwijderd of aanzienlijk worden verzwakt.

7.8

Afsluiterblok, grendelkop: het slagpingat dichtlassen.

7.9

Slede (voor automatische pistolen): het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet langs het hele oppervlak worden verwijderd.

7.10

Slede (voor automatische pistolen): de slagpin verwijderen.

7.11

Slede (voor automatische pistolen): de vergrendelingsnokken in de slede verwijderen.

7.12

Slede (voor automatische pistolen): indien van toepassing, de binnenzijde van de vergrendelende rand van de uitwerpopening in de slede verspanend bewerken tot een hoek van 45 tot 75 graden.

7.13

Slede (voor automatische pistolen): als het afsluiterblok van het sledehuis kan worden genomen, moet het onbruikbaar gemaakte afsluiterblok voorgoed aan het sledehuis worden bevestigd.

7.14

Frame- of kastgroep (voor automatische pistolen): toevoergeleider verwijderen, indien aanwezig.

7.15

Frame- of kastgroep (voor automatische pistolen): ten minste 2/3 van de slederails aan weerszijden van de kast verspanend verwijderen.

7.16

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

7.17

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

7.18

Automatisch systeem: de gaszuiger, de gasbuis en de gasaftapopening vernietigen door snijden of lassen.

7.19

Automatisch systeem: bij afwezigheid van de gaszuiger de gasbuis verwijderen. Indien de loop als gaszuiger wordt gebruikt, de onbruikbaar gemaakte loop aan de behuizing vastlassen. Wanneer de loop van een gasuitlaat is voorzien, moet de gasuitlaat worden dichtgelast.

7.20

Automatisch systeem: het afsluitervlak verspanend bewerken of verwijderen met een hoek tussen 45 en 75 graden, gemeten vanuit de hoek van het oorspronkelijke vlak. Het materiaal moet van het hele oppervlak van het afsluitervlak en elders worden verwijderd, zodat de grendel of het afsluiterblok met ten minste 50 % van de oorspronkelijke massa wordt verkleind. Het afsluiterblok voorgoed aan het vuurwapen bevestigen door vastlassen of vastlijmen of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid.

7.21

Automatisch systeem: in gevallen waarin de grendelkoppen in een afsluiterdraagstuk zijn geïntegreerd, moet de drager met ten minste 50 % worden verkleind. De grendelkop moet voorgoed aan de drager worden bevestigd en de drager moet voorgoed aan het vuurwapen worden bevestigd door lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid.

7.22

Magazijnen: het magazijn puntsgewijs vastlassen of passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid treffen, al naargelang het soort wapen en materiaal, om te voorkomen dat het magazijn kan worden verwijderd.

7.23

Magazijnen: als het magazijn ontbreekt, op de plaats van het magazijn laspunten aanbrengen of passende maatregelen treffen of een grendel plaatsen om voorgoed te voorkomen dat een magazijn wordt ingeschoven.

7.24

Magazijnen: voor buismagazijnen, een of meer pinnen van gehard staal door het magazijn, de kamer en de framegroep slaan zodat deze voorgoed met elkaar worden verbonden. Vastlassen.

7.25

Geluiddemper: indien de geluiddemper deel uitmaakt van het wapen, voorgoed voorkomen dat deze van de loop kan worden verwijderd, door een pin van gehard staal in te brengen, door de geluiddemper vast te lassen of te lijmen, of door passende maatregelen met een gelijkwaardig niveau van duurzaamheid te treffen.

7.26

Geluiddemper: waar mogelijk alle inwendige delen van de geluiddemper en de bevestigingspunten ervan verwijderen, zodat alleen een buis overblijft. Door de behuizing en tot in de expansiekamer gaten boren met een diameter die groter is dan het kaliber van het vuurwapen, op een interval in de lengte van 3 cm (korte vuurwapens) of 5 cm (lange vuurwapens). Of anders door de behuizing en tot in de expansiekamer een minstens 6 mm brede gleuf in de lengte snijden van het achtereinde tot het vooreinde.



8.  VOORLAADWAPENS MET INBEGRIP VAN BASCULERENDE VOORLADERS (MET UITZONDERING VAN REVOLVERS MET CILINDERLADER)

8.1

Loop: een gleuf maken over de lengte van de loop met inbegrip van de verbrandingskamer, indien aanwezig (breedte: >

image

kaliber; lengte: drie keer de kogeldiameter). Voor vuurwapens waarvan de loop geen verbrandingskamer bevat, een gleuf in de lengte maken (breedte: >

image

kaliber; lengte: ten minste de helft van de lengte van de loop vanaf de looptoevoer).

8.2

Loop: bij vuurwapens waarvan de loop een verbrandingskamer bevat, moet door weerszijden van de kamer een gat worden geboord, waarlangs een vast te lassen pin van gehard staal moet worden ingebracht (diameter: > 

image

van de kamer, minimaal 4,5 mm). Dezelfde pin kan worden gebruikt om de loop aan het mechanisme te bevestigen.

Bij vuurwapens waarvan de loop geen verbrandingskamer bevat, een passende pin van gehard staal vastlassen (lengte: ten minste twee keer de kogeldiameter) in de loop vanaf de looptoevoer.

8.3

Loop: voor verwisselbare lopen die niet aan het vuurwapen zijn bevestigd, de bewerkingen 8.1 tot en met 8.2 uitvoeren naargelang het geval. Daarnaast moet er door snijden, lassen of lijmen, of door middel van passende maatregelen met een gelijkwaardige mate van duurzaamheid voor worden gezorgd dat de lopen nooit meer op een vuurwapen kunnen worden gemonteerd.

8.4

Bij basculerende voorladers: door verspanende bewerking een kegel van minimaal 60 graden (apexhoek) maken om een basisdiameter te verkrijgen van minstens 10 mm of de diameter van het afsluitervlak.

8.5

Bij basculerende voorladers: de slagpin verwijderen, het slagpingat vergroten tot een diameter van minimaal 5 mm en het slagpingat dichtlassen.

8.6

Trekkermechanisme: de fysieke bedieningsverbinding tussen het trekkerblad en de hamer, slagpin of tuimelaar vernietigen. Het trekkermechanisme waar van toepassing aaneenlassen binnen de ontvanger/kastgroep. Kan het trekkermechanisme niet worden aaneengelast, verwijder het dan en vul de ruimte met lasmateriaal of epoxyhars.

8.7

Trekkermechanisme: het trekkermechanisme en/of de trekkerbehuizing moet aan de kast- of framegroep worden vastgelast (in geval van een stalen framegroep) of met hittebestendige lijm aan de kast- of framegroep worden vastgelijmd (in geval van een framegroep van licht metaal of polymeer).

8.8

Nippels/gaten: de nippel(s) verwijderen of vastlassen, het gat (de gaten) dichtlassen.

8.9

Afzonderlijke (meerdere) verbrandingskamers (uitgezonderd cilinders): bij vuurwapens met afzonderlijke of meerdere verbrandingskamers, de binnenwand(en) van de verbrandingskamer(s) verspanend verwijderen over ten minste 2/3 van de lengte ervan. Zo veel mogelijk materiaal van de binnenwand(en) verwijderen, idealiter gelijk aan de kaliberdiameter.




BIJLAGE II

Model voor de markering van onbruikbaar gemaakte vuurwapens

image

(1) Markering van onbruikbaarmaking (moet „EU” blijven in alle nationale markeringen)

(2) Land van onbruikbaarmaking — officiële internationale code

(3) Logo van de entiteit die de onbruikbaarmaking van het vuurwapen heeft gecertificeerd

(4) Jaar van onbruikbaarmaking

De volledige markering wordt alleen op de framegroep van het vuurwapen aangebracht, terwijl de markering van onbruikbaarmaking (1) en het land van onbruikbaarmaking (2) op alle andere essentiële onderdelen worden aangebracht.




BIJLAGE III

Modelcertificaat voor onbruikbaar gemaakte vuurwapens

(dit certificaat moet worden opgesteld op onvervalsbaar papier)



EU-logo

 

Naam van de entiteit die de conformiteit van de onbruikbaarmaking heeft gecontroleerd en gecertificeerd

Logo

CERTIFICAAT VAN ONBRUIKBAARMAKING

Certificaatnummer:

De maatregelen voor de onbruikbaarmaking voldoen aan de eisen van de technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie van 5 maart 2018.

Naam van de entiteit die het vuurwapen onbruikbaar heeft gemaakt:

Land:

Datum/jaar van certificering van de onbruikbaarmaking:

Fabrikant/merk van het onbruikbaar gemaakte vuurwapen:

Type:

Merk/model:

Kaliber:

Serienummer(s):

Opmerkingen:

 

 

 

Officiële EU-markering van onbruikbaarmaking

Naam, titel en handtekening van de bevoegde persoon

 

 

OPMERKING: Dit certificaat is een belangrijk document. Het moet te allen tijde door de eigenaar van het onbruikbaar gemaakte vuurwapen worden bewaard. Op de essentiële onderdelen van het onbruikbaar gemaakte vuurwapen waarop dit certificaat betrekking heeft, is een officiële inspectiemarkering aangebracht; deze markeringen mogen niet worden verwijderd of gewijzigd.

WAARSCHUWING: De vervalsing van een certificaat van onbruikbaarmaking kan op grond van de nationale wetgeving een strafbaar feit zijn.