02014R0808 — NL — 03.08.2018 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 808/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2014

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

(PB L 227 van 31.7.2014, blz. 18)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/669 VAN DE COMMISSIE van 28 april 2016

  L 115

33

29.4.2016

►M2

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1997 VAN DE COMMISSIE van 15 november 2016

  L 308

5

16.11.2016

►M3

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1077 VAN DE COMMISSIE van 30 juli 2018

  L 194

44

31.7.2018




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 808/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2014

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)



Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bevat voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wat betreft de indiening van plattelandsontwikkelingsprogramma’s, procedures en termijnen voor de goedkeuring en wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma’s en nationale kaders, de inhoud van de nationale kaders, voorlichting en publiciteit over plattelandsontwikkelingsprogramma’s, de uitvoering van bepaalde plattelandsontwikkelingsmaatregelen, monitoring en evaluatie en verslaglegging.

Artikel 2

Inhoud van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s en de nationale kaders

De presentatie van de inhoud van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, van nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie ter verlening van capital relief die worden uitgevoerd door de Europese Investeringsbank („EIB”) als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en van de nationale kaders als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 3

Vaststelling van nationale kaders

De nationale kaders als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden vastgesteld overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

Artikel 4

Wijzigingen van plattelandsontwikkelingsprogramma’s

1.  Voorstellen tot wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma’s en specifieke programma’s voor het opzetten en het functioneren van de nationale netwerken voor het platteland bevatten met name de volgende informatie:

a) de aard van de voorgestelde wijziging;

b) de redenen en/of uitvoeringsproblemen die de wijziging rechtvaardigen;

c) de verwachte effecten van de wijziging;

d) de gevolgen van de wijziging voor de indicatoren;

e) het verband tussen de wijziging en de in titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde partnerschapsovereenkomst.

▼M2

2.  Programmawijzigingen van de in artikel 11, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soort mogen in de loop van de programmeringsperiode niet meer dan drie keer worden voorgesteld.

Voor alle andere soorten wijzigingen samen:

a) mag per kalenderjaar en per programma een verzamelwijzigingsvoorstel worden ingediend, met uitzondering van het jaar 2023, waarin meerdere wijzigingsvoorstellen mogen worden ingediend voor wijzigingen die uitsluitend betrekking hebben op de aanpassing van het financiële plan, met inbegrip van eventuele wijzigingen van het indicatorplan die daaruit voortvloeien;

b) mogen per programma in de loop van de programmeringsperiode nog eens drie wijzigingsvoorstellen worden ingediend.

Het in de eerste en de tweede alinea bedoelde maximum aantal wijzigingen is niet van toepassing:

a) indien noodmaatregelen moeten worden genomen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden die officieel door de bevoegde nationale overheid zijn erkend of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen;

b) indien naar aanleiding van een wijziging van het rechtskader van de Unie een wijziging vereist is;

c) na de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatie van de prestaties;

d) in geval van een wijziging van de in artikel 8, lid 1, onder h), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde voor elk jaar geplande Elfpo-steun die voortvloeit uit in artikel 58, lid 7, van die verordening bedoelde ontwikkelingen van de jaarlijkse verdeling per lidstaat; de voorgestelde wijzigingen kunnen betrekking hebben op daaruit voortvloeiende wijzigingen in de beschrijving van de maatregelen;

e) in geval van wijzigingen met betrekking tot de invoering van in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde financieringsinstrumenten, of

f) in geval van wijzigingen met betrekking tot de invoering van de in artikel 32, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde nieuwe afbakening.

▼B

3.  De lidstaten dienen hun laatste programmawijziging van de in artikel 11, onder a), iii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soort uiterlijk op 30 september 2020 bij de Commissie in.

Andere soorten programmawijzigingen worden uiterlijk op 30 september 2023 bij de Commissie ingediend.

4.  Indien een programmawijziging een van de gegevens wijzigt die in de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde tabel van het nationale kader zijn opgenomen, impliceert de goedkeuring van de programmawijziging de goedkeuring van de overeenkomstige herziening van die tabel.

Artikel 5

Wijziging van nationale kaders

1.  Artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en artikel 4, lid 1, onder b) en c), van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van nationale kaders.

2.  Lidstaten die ervoor hebben gekozen nationale kaders in te dienen die de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde tabel bevatten, kunnen, rekening houdend met de mate van uitvoering van hun verschillende programma’s, op die tabel betrekking hebbende wijzigingen van het nationale kader bij de Commissie indienen.

3.  Nadat de Commissie de in lid 2 bedoelde wijzigingen heeft goedgekeurd, past zij de in artikel 8, lid 1, onder h), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde financieringsplannen van de betreffende programma’s aan de herziene tabel aan, op voorwaarde dat:

a) de totale Elfpo-bijdrage per programma voor de gehele programmeringsperiode niet wordt gewijzigd;

b) de totale Elfpo-toewijzing aan de betrokken lidstaat niet wordt gewijzigd;

c) de verdelingen over de jaren voor de programma’s niet worden gewijzigd wat de jaren vóór het jaar van de herziening betreft;

d) de jaarlijkse Elfpo-toewijzing aan de betrokken lidstaat in acht wordt genomen;

e) de totale Elfpo-bijdrage voor milieu- en klimaatgerelateerde maatregelen zoals bepaald in artikel 59, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 in acht wordt genomen.

▼M2

4.  Behalve in geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden die officieel door de bevoegde nationale overheidsinstantie zijn erkend of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen, alsmede wijzigingen van het rechtskader of uit de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatie van de prestaties voortvloeiende wijzigingen, mogen verzoeken tot wijziging van het in lid 2 bedoelde nationale kader slechts één keer per kalenderjaar vóór 1 april worden ingediend. In afwijking van artikel 4, lid 2, tweede alinea, mogen programmawijzigingen die uit een dergelijke herziening voortvloeien, worden ingediend naast de overeenkomstig die alinea ingediende wijzigingsvoorstellen.

▼B

5.  De uitvoeringshandeling tot goedkeuring van de wijziging wordt tijdig goedgekeurd, zodat er voldoende tijd is om de respectieve vastleggingen in de begroting te wijzigen vóór het einde van het jaar waarin de herziening is ingediend.

Artikel 6

Acties inzake kennisoverdracht en voorlichting

1.  De lidstaten mogen voorzien in de mogelijkheid om uitgaven voor de kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers aan in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde acties inzake kennisoverdracht en voorlichting alsmede gerelateerde kosten voor de vervanging van landbouwers te dekken door een systeem van vouchers of een ander systeem van gelijke werking.

2.  Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde systemen bepalen de lidstaten:

a) dat de geldigheidsduur van de voucher of het gelijkwaardige document niet meer dan een jaar mag bedragen;

b) regels voor het verkrijgen van de vouchers of documenten van gelijke werking, met name dat deze aan een specifieke actie moeten zijn gekoppeld;

c) de specifieke voorwaarden waaronder de vouchers kunnen worden terugbetaald aan de aanbieder van de opleiding of andere actie inzake kennisoverdracht en voorlichting.

▼M3 —————

▼B

Artikel 8

Bedrijfsplannen

▼M3 —————

▼B

2.  In geval van steun in het kader van artikel 19, lid 1, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 kunnen de lidstaten bepalen dat, wanneer het bedrijfsplan naar het gebruik van andere plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van die verordening verwijst, de goedkeuring van de steunaanvraag ook toegang geeft tot de steun in het kader van die maatregelen. Indien een lidstaat van die mogelijkheid gebruikmaakt, bepaalt hij dat de steunaanvraag de nodige informatie moet bevatten om de subsidiabiliteit in het kader van die maatregelen te beoordelen.

▼M1

Artikel 9

1.  Indien de verbintenissen in het kader van de artikelen 28, 29 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 verwijzen naar grootvee-eenheden, gelden de in bijlage II opgenomen omrekeningspercentages voor de verschillende categorieën dieren naar grootvee-eenheden.

2.  Indien de verbintenissen in het kader van de artikelen 28, 29 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 zijn uitgedrukt in andere dan de in bijlage II bij die verordening vastgestelde eenheden, mogen de lidstaten de betalingen berekenen op basis van die andere eenheden. In dat geval dragen de lidstaten er zorg voor dat de in die bijlage genoemde maximumbedragen die per jaar voor Elfpo-steun in aanmerking komen, in acht worden genomen.

3.  Met uitzondering van betalingen voor in artikel 28, lid 10, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde verbintenissen op het gebied van het fokken van plaatselijke rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan, mogen betalingen op grond van de artikelen 28, 29 en 34 van die verordening niet per grootvee-eenheid worden verleend.

▼B

Artikel 10

Standaardveronderstellingen over extra kosten en gederfde inkomsten

1.  De lidstaten kunnen het bedrag van de betalingen voor de in de artikelen 28 tot en met 31, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde maatregelen of soorten concrete acties vaststellen op basis van standaardveronderstellingen over extra kosten en gederfde inkomsten.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de berekeningen en de overeenkomstige betalingen als bedoeld in lid 1:

a) alleen elementen bevatten die verifieerbaar zijn;

b) zijn gebaseerd op cijfers die op een passende expertise berusten;

c) de bron van de gebruikte cijfers duidelijk aangeven;

d) indien van toepassing gedifferentieerd zijn om rekening te houden met de regionale of plaatselijke terreingesteldheid en het werkelijke grondgebruik;

e) geen elementen bevatten die op investeringskosten betrekking hebben.

Artikel 11

Combinatie van verbintenissen en combinatie van maatregelen

1.  Verscheidene agromilieuklimaatverbintenissen in het kader van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, verbintenissen op het gebied van biologische landbouw in het kader van artikel 29 van die verordening, dierenwelzijnsverbintenissen in het kader van artikel 33 van die verordening en bosmilieu- en klimaatverbintenissen in het kader van artikel 34 van die verordening mogen met elkaar worden gecombineerd mits zij elkaar aanvullen en onderling verenigbaar zijn. De lidstaten hechten de lijst van toegestane combinaties aan hun plattelandsontwikkelingsprogramma’s.

2.  Wanneer maatregelen of verschillende verbintenissen in het kader van dezelfde of andere maatregelen als bedoeld in lid 1 worden gecombineerd, houden de lidstaten bij het bepalen van het steunniveau rekening met de specifieke gederfde inkomsten en extra kosten die het gevolg zijn van de combinatie.

3.  Wanneer een concrete actie onder twee of meer maatregelen of onder twee of meer soorten concrete acties valt, kunnen de lidstaten de uitgaven toerekenen aan de overheersende maatregel of soort concrete actie. Het specifieke bijdragepercentage van die overheersende maatregel of soort concrete actie is van toepassing.

Artikel 12

Nationaal netwerk voor het platteland

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde nationale netwerk voor het platteland is opgezet, functioneert en met de uitvoering van zijn actieplan begint uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring door de Commissie van het plattelandsontwikkelingsprogramma of, indien van toepassing, het specifieke programma voor het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland.

2.  De structuur die nodig is voor het beheer van het nationale netwerk voor het platteland wordt vastgesteld hetzij binnen de nationale of regionale bevoegde autoriteiten, hetzij extern, door selectie volgens aanbestedingsprocedures, hetzij door een combinatie van beide. Die structuur moet het mogelijk maken ten minste de in artikel 54, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde activiteiten te verrichten.

3.  Indien een lidstaat kiest voor een specifiek programma voor het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland, omvat dat programma de in bijlage I, deel 3, bij deze verordening bedoelde elementen.

Artikel 13

Voorlichting en publiciteit

1.  De beheersautoriteit legt een voorlichtings- en publiciteitsstrategie alsook eventuele wijzigingen daarvan ter informatie over aan het toezichtcomité. De strategie wordt uiterlijk zes maanden na de vaststelling van het plattelandsontwikkelingsprogramma overgelegd. De beheersautoriteit informeert het toezichtcomité ten minste een keer per jaar over de voortgang met de uitvoering van de voorlichtings- en publiciteitsstrategie en over haar analyse van de resultaten alsook over de voor het volgende jaar geplande voorlichting en publiciteit.

2.  In bijlage III zijn nadere regels inzake de verantwoordelijkheden van de beheersautoriteit en de begunstigden op het gebied van voorlichting en publiciteit opgenomen.

Artikel 14

Monitoring- en evaluatiesysteem

1.  Het in artikel 67 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde gemeenschappelijke monitoring- en evaluatiesysteem omvat de volgende elementen:

a) een interventielogica die de interacties tussen prioriteiten, aandachtsgebieden en maatregelen laat zien;

b) een reeks gemeenschappelijke context-, resultaat- en outputindicatoren, met inbegrip van indicatoren ter vaststelling van gekwantificeerde doelstellingen voor aandachtsgebieden op het gebied van plattelandsontwikkeling en een reeks vooraf bepaalde indicatoren voor de evaluatie van de prestaties;

c) gemeenschappelijke evaluatievragen, zoals beschreven in bijlage V;

d) gegevensverzameling, -opslag, en -transmissie;

e) regelmatige verslaglegging over monitoring- en evaluatieactiviteiten;

f) het evaluatieplan;

g) de ex-ante- en ex-postevaluaties en alle andere evaluatieactiviteiten in verband met het plattelandsontwikkelingsprogramma, met inbegrip van die welke vereist zijn ter nakoming van de in artikel 50, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 75, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aanvullende voorschriften voor de in 2017 en 2019 in te dienen jaarlijkse uitvoeringsverslagen;

h) steun om alle met monitoring en evaluatie belaste actoren in staat te stellen hun verplichtingen na te komen.

2.  De gemeenschappelijke reeks context-, resultaat- en outputindicatoren voor het plattelandsontwikkelingsbeleid is opgenomen in bijlage IV. In die bijlage is ook aangegeven welke indicatoren moeten worden gebruikt voor het vaststellen van kwantitatieve doelstellingen voor aandachtsgebieden op het gebied van plattelandsontwikkeling. De in bijlage II, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde mijlpalen en streefdoelen van het prestatiekader worden door de lidstaat vastgesteld aan de hand van de in bijlage IV, punt 5, bij deze verordening bedoelde vooraf vastgestelde prestatiekaderindicatoren dan wel door deze indicatoren te vervangen door en/of aan te vullen met andere ter zake relevante outputindicatoren die in het plattelandsontwikkelingsprogramma zijn vastgesteld.

3.  De in bijlage VI opgenomen documenten inzake technische ondersteuning maken deel uit van het monitoring- en evaluatiesysteem.

▼M2

4.  Voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de in artikel 5, eerste alinea, punt 2, onder a), artikel 5, eerste alinea, punt 5, onder a) tot en met d), en artikel 5, eerste alinea, punt 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aandachtsgebieden is aangegeven of voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de integratie van onderdanen van derde landen is aangegeven, bevat de in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde elektronische registratie van de concrete acties een vlag/vlaggen om de gevallen te markeren waarin een concrete actie een component heeft die aan een of meer van die aandachtsgebieden of aan dat doel bijdraagt.

▼B

Artikel 15

Jaarlijks uitvoeringsverslag

De presentatie van het in artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde jaarlijkse uitvoeringsverslag is vastgesteld in bijlage VII bij deze verordening.

Artikel 16

Evaluatieplan

De minimumeisen voor het in artikel 56, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatieplan zijn vastgesteld in bijlage I, deel 1, punt 9, bij deze verordening.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

DEEL 1

Presentatie van de inhoud van plattelandsontwikkelingsprogramma’s

1.    Titel van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)

2.    Lidstaat of bestuurlijke regio

a) Geografisch gebied waarop het programma betrekking heeft

b) Classificatie van de regio

3.    Ex-ante-evaluatie

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

a) Beschrijving van het proces, met inbegrip van het tijdschema van de belangrijkste stappen en tussentijdse verslagen, met betrekking tot de belangrijkste fasen in de ontwikkeling van het POP;

b) Gestructureerde tabel met de aanbevelingen van de ex-ante-evaluatie en de wijze waarop die zijn opgevolgd;

c) Het volledige verslag van de ex-ante-evaluatie (met inbegrip van de vereisten van de strategische milieubeoordeling, SMB) wordt als bijlage bij het POP gevoegd.

4.    Sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen („SWOT”) en vaststelling van de behoeften

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

a) SWOT-analyse met de volgende afdelingen:

i) alomvattende beschrijving van de huidige situatie van het programmeringsgebied, op basis van gemeenschappelijke en programmaspecifieke contextindicatoren en andere kwalitatieve actuele informatie;

ii) in het programmagebied geconstateerde sterke punten;

iii) in het programmagebied geconstateerde zwakke punten;

iv) in het programmagebied geconstateerde kansen;

v) in het programmagebied geconstateerde bedreigingen;

vi) gestructureerde tabel met de gegevens voor de gemeenschappelijke en programmaspecifieke contextindicatoren.

b) Behoeftenbeoordeling, op basis van feitenmateriaal van de SWOT-analyse, voor elke Unieprioriteit voor plattelandsontwikkeling (hierna „prioriteit” genoemd) en aandachtsgebied en de drie horizontale doelstellingen (milieu, met inbegrip van de specifieke behoeften van de Natura 2000-gebieden volgens het prioritaire actiekader ( 1 ), matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, innovatie).

5.    Beschrijving van de strategie

a) Een motivering van de geselecteerde behoeften waarop het POP moet inspelen, en de keuze van de doelstellingen, prioriteiten, aandachtsgebieden en de vaststelling van streefdoelen op basis van feitenmateriaal van de SWOT-analyse en de behoeftenbeoordeling. Indien van toepassing, een motivering van de in het programma opgenomen thematische subprogramma’s. De motivering moet met name aantonen dat aan de in artikel 8, lid 1, onder c), i) en iv), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde vereisten is voldaan.

b) De combinatie en motivering van de plattelandsontwikkelingsmaatregelen voor elk aandachtsgebied, met inbegrip van de rechtvaardiging van de financiële toewijzingen voor de maatregelen en de toereikendheid van de financiële middelen voor het halen van de vastgestelde streefcijfers, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De in de interventielogica opgenomen combinatie van maatregelen dient te zijn gebaseerd op het feitenmateriaal van de SWOT-analyse en de motivering en prioritering van de behoeften als bedoeld onder a).

c) Een beschrijving van de wijze waarop de horizontale doelstellingen worden nagestreefd, met inbegrip van de in artikel 8, lid 1, onder c), v), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde specifieke vereisten.

d) Een overzichtstabel van de interventielogica met de voor het POP geselecteerde prioriteiten en aandachtsgebieden, de kwantitatieve doelstellingen, en de combinatie van maatregelen die moeten worden gebruikt om deze te verwezenlijken, met inbegrip van de geplande uitgaven. De overzichtstabel wordt automatisch gegenereerd uit de in punt 5, onder b) en punt 11, verstrekte informatie, door middel van de in artikel 4, onder a) en b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 184/2014 van de Commissie ( 2 ) bedoelde kenmerken van het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling („SFC2014”).

e) Een beschrijving van de capaciteit voor het verlenen van advies om aan te tonen dat de overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c), vi), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vereiste maatregelen zijn genomen om te waarborgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is voor het verlenen van advies over de regelgeving en over acties inzake innovatie.

6.

Beoordeling van de ex-ante-voorwaarden die de volgende gestructureerde tabellen omvat:

a) Informatie over de beoordeling van de toepasselijkheid van de ex-ante-voorwaarden;

b) Voor elke toepasselijke algemene en prioriteitsgebonden ex-ante-voorwaarde in een tabel:

i) een beoordeling van de vervulling ervan;

ii) een lijst van prioriteiten/aandachtsgebieden en maatregelen waarvoor de voorwaarde geldt. In deel 4 is een indicatieve lijst vastgesteld van prioriteiten/aandachtsgebieden en maatregelen die van bijzonder belang zijn voor elke ex-ante-voorwaarde;

iii) een lijst van relevante criteria alsook een beoordeling van de vervulling ervan;

iv) verwijzingen naar de strategieën, rechtshandelingen of andere ter zake relevante documenten, met inbegrip van verwijzingen naar de desbetreffende afdelingen of artikelen, die de vervulling van een bepaald criterium staven.

c) Twee afzonderlijke tabellen, een voor toepasselijke algemene en een voor toepasselijke prioriteitsgebonden ex-ante-voorwaarden die helemaal niet of niet helemaal zijn vervuld, met in elk daarvan de volgende informatie:

i) de niet vervulde criteria;

ii) ter vervulling van elk van die criteria te ondernemen acties;

iii) termijnen voor deze acties, en

iv) voor de vervulling verantwoordelijke instanties.

7.

Beschrijving van het prestatiekader

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

a) Indien relevant, informatie over de selectie van de indicatoren als bedoeld in artikel 14, lid 2, mijlpalen, belangrijkste stappen in de uitvoering, alsook van de toewijzing van de prestatiereserve. De vaststelling van de streefdoelen moet in het kader van de strategie worden gemotiveerd, overeenkomstig punt 5, onder a);

b) Een tabel met voor elke prioriteit de toewijzing van de prestatiereserve, en voor elke indicator:

i) streefdoelen voor 2023. Streefdoelen houden geen rekening met aanvullende nationale financiering als bedoeld in punt 12, en staatssteun in de vorm van aanvullende nationale financiering als bedoeld in punt 13;

ii) mijlpalen voor 2018 op basis van de streefdoelen.

Wijkt het totale bedrag dat uit het Elfpo aan de prestatiereserve is toegewezen af van de evenredige verdeling ( 3 ) van de totale nationale toewijzing van de Elfpo-prestatiereserve in de partnerschapsovereenkomst aan alle nationale en regionale programma’s, met uitzondering van in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB en in artikel 54, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde specifieke programma’s voor het opzetten en het functioneren van de nationale netwerken voor het platteland, dan wordt een motivering van het uit de prestatiereserve toegewezen bedrag gegeven.

8.

Beschrijving van de geselecteerde maatregelen

1. Beschrijving van de algemene voorwaarden, van toepassing op meer dan één maatregel, met inbegrip van, voor zover relevant, de definitie van plattelandsgebied, uitgangspunten, randvoorwaarden, beoogd gebruik van financieringsinstrumenten, beoogd gebruik van voorschotten, en gemeenschappelijke bepalingen voor investeringen, met inbegrip van de bepalingen van de artikelen 45 en 46 van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

Indien relevant wordt de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst van toegestane combinaties van verbintenissen aan het POP gehecht.

2. Beschrijving per maatregel met inbegrip van:

a) rechtsgrondslag;

b) algemene beschrijving van de maatregel met inbegrip van de interventielogica en de bijdrage ervan aan de aandachtsgebieden en horizontale doelstellingen;

▼M3

c) toepassingsgebied, steunniveau, in aanmerking komende begunstigden en, in voorkomend geval, de methodologie voor de berekening van het steunbedrag of -percentage, waar nodig uitgesplitst per submaatregel en/of soort concrete actie. Voor elke soort concrete actie, een specificatie van de subsidiabele kosten, de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de toepasselijke steunbedragen en -percentages en beginselen inzake de vaststelling van selectiecriteria. Indien steun wordt verleend aan een financieringsinstrument dat wordt uitgevoerd op grond van artikel 38, lid 4, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013: beschrijving van het soort financieringsinstrument, algemene categorieën eindontvangers, algemene categorieën subsidiabele kosten en het maximumniveau van de steun;

▼B

d) beschrijving van de verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de maatregelen en/of soorten concrete acties:

i) risico(’s) bij de uitvoering van de maatregelen en/of soort concrete acties;

ii) matigingsacties;

iii) algemene beoordeling van de maatregel en/of soort concrete acties.

Voor de maatregel in het kader van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 omvat de beschrijving een tabel die het verband tussen agromilieuklimaatverbintenissen en de methoden voor de verificatie en controle ervan illustreert.

e) een beschrijving specifiek voor elke maatregel en/of elke soort concrete actie, als volgt:

1.    Acties inzake kennisoverdracht en voorlichting (artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 omschrijving van de capaciteiten, in de vorm van personeelskwalificaties en regelmatige opleiding, waarover de organisaties die kennisoverdrachtsdiensten aanbieden, moeten beschikken om hun taken uit te voeren;

 omschrijving van de looptijd en inhoud van landbouw- en bosbouwuitwisselingsprogramma’s en bezoeken aan landbouw- en bosbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014.

2.    Bedrijfsadviesdiensten, bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten (artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 algemene beginselen ter waarborging van passende middelen in de vorm van geregeld opgeleid en gekwalificeerd personeel en ervaring op het gebied van adviesverstrekking en betrouwbaarheid op het gebied waarover advies wordt verstrekt. Identificatie van de elementen die onder het advies vallen.

3.    Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 vermelding van op nationaal niveau erkende subsidiabele kwaliteitsregelingen, met inbegrip van regelingen voor de certificering van landbouwbedrijven, voor landbouwproducten, katoen of levensmiddelen en bevestiging dat deze kwaliteitsregelingen voldoen aan de in artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde criteria;

 vermelding van de subsidiabele vrijwillige landbouwproductcertificeringsregelingen, die door de lidstaat worden erkend als zijnde conform de richtsnoeren van de Unie inzake beste praktijken.

4.    Investeringen in materiële activa (artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 omschrijving van niet-productieve investeringen;

 omschrijving van collectieve investeringen;

 omschrijving van geïntegreerde projecten;

 omschrijving en identificatie van de subsidiabele Natura 2000-gebieden en andere subsidiabele gebieden met een hoge natuurwaarde;

 beschrijving van de gerichtheid van de steun op landbouwbedrijven overeenkomstig de ten aanzien van de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde prioriteit verrichte SWOT-analyse;

 lijst van door het recht van de Unie gestelde nieuwe eisen ter nakoming waarvan steun kan worden verleend in het kader van artikel 17, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 indien relevant, de in artikel 13, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde bedoelde minimumnormen voor energie-efficiëntie;

 indien relevant, de in artikel 13, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde drempelwaarden.

▼M3

5.    Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen (artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 definitie van in artikel 19, lid 1, onder a), iii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde kleine landbouwbedrijven;

 definitie van de handelingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder s), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 („datum van vestiging”);

 vaststelling van de boven- en benedengrenzen als bedoeld in artikel 19, lid 4, vijfde alinea, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 specifieke voorwaarden voor steun voor jonge landbouwers ingeval zij zich niet als enig bedrijfshoofd vestigen overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014;

 informatie over de toepassing van de in artikel 2, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde gratieperiode;

 een samenvatting van de aan het bedrijfsplan gestelde eisen;

 gebruik van de mogelijkheid verschillende maatregelen te laten combineren door middel van het bedrijfsplan, dat de jonge landbouwer dan toegang tot die maatregelen geeft;

 activiteitengebieden waarnaar kan worden gediversifieerd.

▼B

6.    Basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden (artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 definitie van kleinschalige infrastructuur, met inbegrip van kleinschalige toeristische infrastructuur als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 indien van toepassing, de specifieke afwijking waarbij steun aan grootschaliger infrastructuur voor investeringen in breedband en hernieuwbare energie wordt toegestaan;

 indien relevant, de in artikel 13, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde bedoelde minimumnormen voor energie-efficiëntie;

 vaststelling van de in artikel 13, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde drempels.

7.    Investeringen in de ontwikkeling van bosgebieden en de verbetering van de levensvatbaarheid van bossen (artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 vaststelling en rechtvaardiging van de bedrijfsomvang waarboven steun afhankelijk is van de overlegging van een bosbeheerplan of van een gelijkwaardig instrument dat in overeenstemming is met duurzaam bosbeheer;

 definitie van een „gelijkwaardig instrument”.

Bebossing en de aanleg van beboste gebieden

 Identificatie van soorten, gebieden en te gebruiken methoden ter vermijding van niet-passende bebossing als bedoeld in artikel 6, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014, met inbegrip van de beschrijving van de milieu- en kimaatomstandigheden van de gebieden waar bebossing is gepland als bedoeld in artikel 6, onder b), van die verordening;

 vaststelling van de in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 bedoelde minimale milieueisen.

Invoering van boslandbouwsystemen

 Specificatie van het minimale en maximale aantal bomen dat per hectare moet worden geplant en, wanneer volwassen, moet worden behouden en de te gebruiken bosbouwsoorten als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 opgave van de verwachte milieuvoordelen van de ondersteunde systemen.

Preventie en herstel van schade door bosbranden en natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen

 Indien relevant, de lijst van soorten van organismen die schadelijk zijn voor planten en een ramp kunnen veroorzaken;

 identificatie van bosgebieden die worden geacht een gemiddeld tot hoog risico van bosbrand te hebben, op basis van de betreffende plannen voor bosbescherming;

 in geval van preventieve acties tegen plagen en ziekten, een beschrijving van een ter zake relevante ramp die zich heeft voorgedaan, gestaafd door wetenschappelijk bewijs met inbegrip van, indien relevant, door wetenschappelijke organisaties gedane aanbevelingen voor het omgaan met plagen en ziekten.

Investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen

 Omschrijving van soorten subsidiabele investeringen en de verwachte milieuresultaten en/of maatschappelijke belevingswaarde ervan.

8.    Oprichting van producentengroeperingen en -organisaties (artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 Beschrijving van de officiële procedure voor de erkenning van de groeperingen en organisaties.

9.    Agromilieuklimaatsteun (Artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 Identificatie en definitie van de relevante basiselementen; dit omvat de desbetreffende dwingende voorschriften die zijn vastgesteld uit hoofde van titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ), de relevante criteria en minimumactiviteiten die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ), de relevante minimumeisen voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, en andere relevante dwingende voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld;

 de minimumeisen voor meststoffen moeten onder meer de codes van goede landbouwmethoden die bij Richtlijn 91/676/EEG van de Raad ( 6 ) zijn ingevoerd voor de landbouwbedrijven buiten de kwetsbare zones in de zin van die richtlijn, en eisen betreffende de vervuiling met fosfor omvatten; de minimumeisen voor gewasbeschermingsmiddelen moeten onder meer de bij Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) ingevoerde algemene beginselen voor geïntegreerde plaagbestrijding, de eis in het bezit te zijn van een vergunning voor het gebruik van dergelijke producten, de eis de opleidingsverplichtingen na te komen, eisen betreffende een veilige opslag, eisen betreffende het controleren van de machines voor toediening van dergelijke producten en regels betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen dicht bij water en op andere gevoelige locaties, zoals vastgelegd bij nationale wetgeving, omvatten;

 een tabel ter illustratie van het verband tussen agromilieuklimaatverbintenissen en de relevante gebruikelijke landbouwpraktijken en de relevante elementen van het referentieniveau (uitgangselementen), d.w.z. goede landbouw- en milieuconditie en uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, andere relevante nationale/regionale eisen, en minimumactiviteiten;

 lijst van lokale rassen die voor de landbouw verloren dreigen te gaan en van plantaardige genetische hulpbronnen die door genetische erosie worden bedreigd;

 een beschrijving van de methodologie en de als referentiepunt gebruikte agronomische veronderstellingen en parameters met inbegrip van een beschrijving van de voor elk specifiek type van verbintenis relevante minimumvereisten als bedoeld in artikel 28, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, die worden toegepast bij de berekeningen ter rechtvaardiging van extra kosten, gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de aangegane verbintenissen en het niveau van de transactiekosten; indien relevant houdt die methodologie rekening met de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 verleende steun, met inbegrip van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, om dubbele financiering te voorkomen; in voorkomend geval, de omrekeningsmethode die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening voor andere eenheden wordt gebruikt;

10.    Biologische landbouw (artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 identificatie en definitie van de relevante uitgangselementen; dit omvat de desbetreffende dwingende voorschriften die zijn vastgesteld uit hoofde van titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, de relevante criteria en minimumactiviteiten die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, de relevante minimumeisen voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, en andere relevante dwingende voorschriften die bij de nationale wetgeving zijn vastgesteld;

 een beschrijving van de methodologie en de als referentiepunt gebruikte agronomische veronderstellingen en parameters met inbegrip van een beschrijving van de voor elk specifiek type van verbintenis relevante basiseisen als bedoeld in artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, die worden toegepast bij de berekeningen ter rechtvaardiging van extra kosten, gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de aangegane verbintenissen en het niveau van de transactiekosten; indien relevant, houdt die methodologie rekening met de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 verleende steun, met inbegrip van de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, om dubbele financiering te voorkomen. in voorkomend geval, de omrekeningsmethode die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening voor andere eenheden wordt gebruikt.

11.    Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water („KRW”) (artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 voor Natura 2000: de voor de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) aangewezen gebieden en de uit de corresponderende nationale en/of regionale beheerseisen voortvloeiende verplichtingen voor landbouwers;

 indien andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied worden gekozen om in het kader van deze maatregel te worden ondersteund, specificatie van de gebieden en de bijdrage aan de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG;

 voor betalingen in verband met de KRW: vaststelling van belangrijke wijzigingen in het soort landgebruik en beschrijving van de koppelingen met de programma’s van maatregelen van het in artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) („KRW”) bedoelde stroomgebiedbeheerplan;

 identificatie en definitie van de uitgangselementen; voor Natura 2000-betalingen omvat dit de in artikel 94 en bijlage II van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde goede landbouw- en milieuconditie en de in artikel 4, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde relevante criteria en minimumactiviteiten; voor KRW-betalingen omvat dit de uit hoofde van titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde dwingende normen en de uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde relevante criteria en minimumactiviteiten;

 vermelding van het verband tussen de uitvoering van de maatregel en het prioritaire actiekader (artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG);

 identificatie van de beperkingen/nadelen op basis waarvan betalingen kunnen worden toegekend en vermelding van verplichte praktijken;

 een beschrijving van de methodologie en de als referentiepunt gebruikte agronomische veronderstellingen met inbegrip van de basisvereisten als bedoeld in artikel 30, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG en in artikel 30, lid 4, van die verordening voor de WKR, die worden toegepast bij de berekeningen ter rechtvaardiging van extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de nadelen in de betrokken gebieden in verband met de uitvoering van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2009/147/EG en de KRW; indien relevant houdt die methodologie rekening met de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 verleende betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken, om dubbele financiering uit te sluiten.

12.    Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen (artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 bepaling van het drempelniveau voor de oppervlakte per bedrijf, op basis waarvan de lidstaat de degressiviteit van betalingen berekent;

Aanwijzing van gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen

 beschrijving van het voor de aanwijzing van de gebieden toegepaste niveau van de plaatselijke unit;

 beschrijving van de toepassing van de methode met inbegrip van de in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde criteria voor de afbakening van de drie in dat artikel bedoelde categorieën gebieden met inbegrip van de beschrijving en de resultaten van de extra selectie voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen die geen berggebieden zijn.

13.    Dierenwelzijn (artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 vaststelling en identificatie van de nationale en uniale eisen die overeenkomen met de dwingende normen, zoals vastgesteld overeenkomstig titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;

 een beschrijving van de methodologie en de als referentiepunt gebruikte agronomische/zoötechnische veronderstellingen en parameters met inbegrip van een beschrijving van de voor elk specifiek type van verbintenis relevante basiseisen als bedoeld in artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, die worden toegepast bij de berekeningen ter rechtvaardiging van extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de aangegane verbintenissen.

14.    Bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding (artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 Omschrijving en motivering van de bedrijfsomvang waarboven steun afhankelijk is van de overlegging van een bosbeheerplan of gelijkwaardig instrument;

 definitie van een „gelijkwaardig instrument”;

 identificatie van relevante dwingende eisen die in de nationale bosbouwwetgeving of andere relevante nationale wetgeving zijn vastgelegd;

 een beschrijving van de methodologie en de als referentiepunt gebruikte veronderstellingen en parameters met inbegrip van een beschrijving van de voor elk specifiek type van verbintenis relevante basiseisen als bedoeld in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, die worden toegepast bij de berekeningen ter rechtvaardiging van extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van de aangegane verbintenissen.

15.    Samenwerking (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 Specificatie van de kenmerken van proefprojecten, clusters, netwerken, korte toeleveringsketens en lokale markten.

▼M3

16.    Risicobeheer (de artikelen 36 tot en met 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

▼B

 Beschrijving van de mechanismen om overcompensatie te voorkomen.

Oogst-, dier- en plantverzekering

 Beschrijving van de voorwaarden waaronder verzekeringsovereenkomsten voor steun in aanmerking komen, die ten minste het volgende omvat:

 

a) gedekte bijzondere risico’s;

b) gedekte bijzondere economische verliezen;

 regels die moeten worden gebruikt voor de vaststelling van de berekening van het aandeel van de gemiddelde jaarproductie van een landbouwer dat is vernietigd.

Onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden, dier- en plantenziekten, plagen en milieuongevallen

 Beginselen voor financieringsregelingen, oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, met in het bijzonder:

 

a) de lijst van ongunstige weersomstandigheden, dier- of plantenziekten, plagen of milieu-incidenten die aanleiding kunnen geven tot de betaling van vergoedingen aan landbouwers, in voorkomend geval met inbegrip van het geografische toepassingsgebied;

b) de criteria om te beoordelen of een bepaalde gebeurtenis aanleiding geeft tot de betaling van vergoedingen aan landbouwers;

c) de methoden voor de berekening van de extra kosten die in aanmerking komen als economische verliezen;

d) de berekening van de administratieve lasten;

e) de methode die moet worden gebruikt voor de vaststelling van de berekening van het aandeel van de gemiddelde jaarproductie van een landbouwer dat is vernietigd;

f) eventuele grenswaarden voor het in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van kosten;

 wanneer de bron van de financiële compensatie die het onderlinge fonds moet betalen een lening tegen marktvoorwaarden is, minimale en maximale duur van de commerciële lening.

Inkomensstabiliseringsinstrument

 Beginselen voor financieringsregelingen, de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, voor de toekenning van compensatiebetalingen aan landbouwers, waarin met name het volgende moet worden opgenomen:

 

a) de berekening van de administratieve lasten;

b) voor de vaststelling van de berekening van de inkomstendaling te volgen regels;

c) eventuele grenswaarden voor het in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van kosten;

 wanneer de bron van de financiële compensatie die het onderlinge fonds moet betalen een lening tegen marktvoorwaarden is, minimale en maximale duur van de commerciële lening.

17.    Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (Leader) (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1303/2013, de artikelen 43 en 44 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

 beschrijving van de verplichte elementen van de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (hierna „GGLO”) waaruit de LEADER-maatregel is samengesteld: voorbereidende steun, uitvoering van concrete acties in het kader van de GGLO-strategie, voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten van de plaatselijke groep (hierna „PG”), lopende kosten en dynamisering als bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

 beschrijving van het gebruik van de in artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde LEADER-opstartkit als specifieke soort voorbereidende steun, indien relevant;

 beschrijving van het in artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde systeem voor doorlopende aanvragen voor LEADER-samenwerkingsprojecten;

 de procedure en de termijn voor het selecteren van de strategieën voor plaatselijke ontwikkeling;

 motivering van de selectie van geografische gebieden voor de uitvoering van de strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, waarvan de bevolking buiten de in artikel 33, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde limieten valt;

 coördinatie met de andere Europese structuur- en investeringsfondsen (hierna: „ESI-fondsen”) op het gebied van GGLO, met inbegrip van de mogelijke oplossing ten aanzien van het gebruik van de hoofdfondsoptie, en eventuele globale complementariteit tussen de ESI-fondsen voor de financiering van de voorbereidende steun;

 het al dan niet bestaan van de mogelijkheid om voorschotten te betalen;

 vaststelling van de taken van de beheersautoriteit, het betaalorgaan en de PG’s in het kader van LEADER, met name wat betreft een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure en objectieve criteria voor de selectie van concrete acties als bedoeld in artikel 34, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

 beschrijving van de geplande coördinatiemechanismen en gewaarborgde complementariteit met in het kader van andere maatregelen voor plattelandsontwikkeling ondersteunde concrete acties, met name wat betreft:

 

 investeringen in niet-agrarische activiteiten en aanloopsteun in het kader van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 investeringen in het kader van artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, en

 samenwerking in het kader van artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met name de uitvoering van strategieën voor plaatselijke ontwikkeling door publiek-private partnerschappen.

9.

Evaluatieplan, met de volgende afdelingen:

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

1.   Doelstellingen en toepassingsgebied

Een uiteenzetting van de doelstellingen en het voorwerp van het evaluatieplan, dat erop gericht is te waarborgen dat er voldoende en passende evaluatieactiviteiten worden ondernomen, met name om de informatie te verstrekken die nodig is voor programmasturing, voor de jaarlijkse uitvoeringsverslagen in 2017 en 2019 en de ex-postevaluatie, en om ervoor te zorgen dat de nodige gegevens voor de evaluatie van het POP beschikbaar zijn.

2.   Bestuur en coördinatie

Korte beschrijving van de monitoring- en evaluatieregelingen voor het POP, waarin de belangrijkste betrokken instanties en hun verantwoordelijkheden worden aangewezen. Toelichting van de wijze waarop evaluatieactiviteiten zijn gekoppeld met de uitvoering van het POP wat betreft de inhoud en het tijdschema.

3.   Evaluatieonderwerpen en -activiteiten

Indicatieve beschrijving van de geplande evaluatieonderwerpen en -activiteiten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de nakoming van de evaluatievereisten waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1305/2013. Deze bevat de volgende gegevens:

a) activiteiten die nodig zijn voor de evaluatie van de bijdrage van elke POP-prioriteit van de Unie als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 aan de in artikel 4 van die verordening vastgestelde plattelandsontwikkelingsdoelstellingen, de beoordeling van de resultaat- en impactindicatorwaarden, de analyse van de netto-effecten, thematische vraagstukken, met inbegrip van subprogramma’s, horizontale kwesties, nationale netwerken voor het platteland, bijdrage van de GGLO-strategieën;

b) geplande ondersteuning voor evaluatie op PG-niveau;

c) programmaspecifieke elementen zoals werkzaamheden die nodig zijn om methoden te ontwikkelen of specifieke beleidsdomeinen aan te pakken.

4.   Gegevens en informatie

Korte beschrijving van het systeem voor het registreren, onderhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over de uitvoering van de POP’s en het verstrekken van monitoringgegevens voor evaluatie. Identificatie van te gebruiken gegevensbronnen, ontbrekende gegevens, mogelijke institutionele kwesties met betrekking tot de gegevensverstrekking, en de voorgestelde oplossingen. Dit onderdeel moet aantonen dat er te gepasten tijde passende systemen voor gegevensbeheer operationeel zullen zijn.

5.   Tijdschema

Belangrijke mijlpalen van de programmeringsperiode, en indicatief overzicht van de tijd die nodig is om ervoor te zorgen dat de resultaten te gepasten tijde beschikbaar zijn.

6.   Communicatie

Bschrijving van de wijze waarop de evaluatiebevindingen zullen worden verspreid naar de ontvangers, met inbegrip van een beschrijving van de regelingen die zijn vastgesteld voor een follow-up van het gebruik van evaluatieresultaten.

7.   Middelen

Beschrijving van de middelen die nodig zijn en zijn gepland voor de uitvoering van het evaluatieplan, met inbegrip van een vermelding van de administratieve capaciteit, gegevens, financiële middelen, IT-behoeften. Beschrijving van de activiteiten voor capaciteitsopbouw die gepland zijn om ervoor te zorgen dat het evaluatieplan volledig kan worden uitgevoerd.

10.

Financieringsplan, bestaande uit afzonderlijke gestructureerde tabellen waarin het volgende wordt vermeld:

a)    De jaarlijkse Elfpo-bijdrage

i) voor alle in artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soorten regio’s;

ii) voor de in artikel 59, lid 4, onder f), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde bedragen en de in artikel 58, lid 6, van die verordening bedoelde aan het Elfpo overgedragen middelen;

iii) voor overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 aan de prestatiereserve toegewezen middelen;

b)

Het enig Elfpo-bijdragepercentage voor alle maatregelen uitgesplitst naar het soort regio als bedoeld in artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

c)

De uitsplitsing per maatregel of soort concrete actie met een specifiek Elfpo-steunpercentage:

i) de totale bijdrage van de Unie, het Elfpo-bijdragepercentage, en de indicatieve uitsplitsing van de totale bijdrage van de Unie per aandachtsgebied ( 10 );

ii) voor de in de artikelen 17 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde bedragen, de totale bijdrage van de Unie voorbehouden voor concrete acties als bedoeld in artikel 59, lid 6, van die verordening;

iii) voor technische bijstand, de totale bijdrage van de Unie en het overeenkomstig artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 gebruikte Elfpo-financieringspercentage;

iv) voor uitgaven in verband met juridische verbintenissen ten aanzien van begunstigden die zijn gedaan in het kader van de maatregelen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en die niet corresponderen met uitgaven in de programmaperiode 2014-2020, de totale bijdrage van de Unie en het Elfpo-bijdragepercentage;

▼M3

v) voor de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 uitgevoerde concrete acties waarbij de minimale verliesdrempel is vastgesteld op 20 % en voor concrete acties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, de totale indicatieve bijdrage van de Unie en het indicatieve bijdragepercentage.

▼B

Wanneer een maatregel of een soort concrete actie met een specifiek Elfpo-bijdragepercentage bijdraagt aan de in artikel 38, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde financiële instrumenten wordt in de tabel afzonderlijk melding gemaakt van de bijdragepercentages voor financiële instrumenten en voor andere concrete acties en van een indicatief Elfpo-bedrag dat overeenkomt met de geplande bijdrage aan het financiële instrument.

Voor de in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde maatregel komt de Elfpo-bijdrage die is voorbehouden voor onder het toepassingsgebied van artikel 59, lid 6, van die verordening vallende concrete acties overeen met de bijdrage van de maatregel aan de in artikel 5, leden 4 en 5, van die verordening vastgestelde prioriteiten.

▼M3

Voor de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, de betaling van het saldo als bedoeld in artikel 37 en de goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 51 van die verordening wordt de uit het Elfpo te betalen bijdrage in de subsidiabele overheidsuitgaven voor het betrokken programma in acht genomen op het niveau van de maatregel;

▼B

d)

Voor elk subprogramma een indicatieve uitsplitsing per maatregel van de totale bijdrage van de Unie per maatregel.

11.

Indicatorplan, bestaande uit afzonderlijke gestructureerde tabellen waarin het volgende wordt vermeld:

a) per aandachtsgebied, de kwantitatieve doelstellingen vergezeld van de geplande outputs en de geplande totale overheidsuitgaven van de voor het aandachtsgebied geselecteerde maatregelen;

b) voor landbouw en bosbouw, de gedetailleerde berekening van de streefdoelen van de in artikel 5, punt 4, en artikel 5, punt 5, onder d) en e), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde prioriteiten:

c) kwalitatief, de aanvullende bijdrage van de maatregelen aan andere aandachtsgebieden.

12.

Aanvullende nationale financiering:

Voor maatregelen en concrete acties die binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallen, een overzicht van de aanvullende nationale financiering per maatregel, in overeenstemming met artikel 82 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met inbegrip van de bedragen per maatregel en vermelding van de naleving van de criteria uit hoofde van die verordening.

13.

Elementen die nodig zijn voor de toetsing aan de staatssteunregels:

Voor de maatregelen en concrete acties die buiten de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallen, de voor de uitvoering van de programma’s te gebruiken tabel van onder artikel 81, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallende steunregelingen, met inbegrip van de titel van de steunregeling, evenals de Elfpo-bijdrage, nationale medefinanciering en de aanvullende nationale financiering. Tijdens de gehele looptijd van het programma moet compatibiliteit met de staatssteunregels van de Unie worden gewaarborgd.

De tabel gaat vergezeld van een verbintenis van de lidstaat om, indien vereist krachtens de staatsteunregels of specifieke voorwaarden in een besluit inzake staatsteun, zulke maatregelen afzonderlijk aan te melden uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.

14.

Informatie over complementariteit met de volgende afdelingen:

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

1. Beschrijving van de middelen voor de complementariteit en samenhang met:

 andere instrumenten van de Unie en in het bijzonder met ESI-fondsen en pijler 1, met inbegrip van vergroening, en andere instrumenten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

 indien een lidstaat ervoor heeft gekozen een nationaal programma en een reeks regionale programma’s als bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 in te dienen, informatie over de complementariteit daartussen.

2. Indien relevant, informatie over de complementariteit met andere instrumenten van de Unie ( 11 ), met inbegrip van Life.

15.

Regelingen voor de uitvoering van het programma, met de volgende afdelingen:

Voor in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB zijn enkel de punten a), b) en c) van dit punt van toepassing

a) de aanwijzing door de lidstaat van alle in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde autoriteiten en een beknopte beschrijving van de beheers- en controlestructuur van programma als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder m), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en regelingen in het kader van artikel 74, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b) de beoogde samenstelling van het toezichtcomité;

c) de maatregelen om bekendheid aan het programma te geven, onder meer via het nationaal netwerk voor het platteland, onder referentie aan de in artikel 13 bedoelde voorlichtings- en publiciteitsstrategie;

d) beschrijving van de mechanismen om samenhang te waarborgen met de in het kader van LEADER uitgevoerde strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, in het kader van de in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde samenwerkingsmaatregel beoogde activiteiten, de in artikel 20 van die verordening bedoelde maatregel inzake basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden, en andere ESI-fondsen;

e) beschrijving van de in artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde acties om de administratieve lasten voor begunstigden te beperken;

f) beschrijving van het gebruik van technische bijstand met inbegrip van acties op het gebied van voorbereiding, beheer, monitoring, evaluatie, voorlichting en controle met betrekking tot het programma en de uitvoering ervan, alsook activiteiten die betrekking hebben op voorafgaande en latere programmeringsperioden als bedoeld in artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

16.

Ondernomen acties om partners te betrekken

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

Lijst van de acties die zijn ondernomen om partners te betrekken, onderwerp en samenvatting van de resultaten van de desbetreffende raadplegingen.

17.

Nationaal netwerk voor het platteland

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

Beschrijving van:

a) de procedure en het tijdschema voor de oprichting van het nationale netwerk voor het platteland (hierna: NPN);

b) de geplande organisatie van het NPN, namelijk de wijze waarop bij plattelandsontwikkeling betrokken organisaties en overheidsdiensten, met inbegrip van de partners, als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, zullen worden betrokken en hoe de netwerkactiviteiten zullen worden gefaciliteerd.

c) een beknopte beschrijving van de belangrijkste categorieën activiteiten die door het NPN moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de doelstellingen van het programma;

d) de middelen die beschikbaar zijn voor de oprichting en werking van het NPN.

18.

Ex-antebeoordeling van de verifieerbaarheid, controleerbaarheid en het foutenrisico

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

 verklaring door de beheersautoriteit en het betaalorgaan inzake de verifieerbaarheid en controleerbaarheid van in het kader van het POP ondersteunde maatregelen;

 verklaring van het in artikel 62, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde functioneel onafhankelijke orgaan ter staving van de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid van de berekeningen van de standaardkosten, extra kosten en gederfde inkomsten.

19.

Overgangsregelingen

Niet van toepassing op in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde nationale programma’s die gewijd zijn aan gezamenlijke instrumenten die worden uitgevoerd door de EIB

 beschrijving van de overgangsbepalingen per maatregel;

 indicatieve overdrachtstabel.

20.

Thematische subprogramma’s

20.1.    SWOT en identificatie van de behoeften

a) Analyse op basis van de SWOT-methodolgie met de volgende afdelingen:

i) alomvattende beschrijving van het thema van het subprogramma aan de hand van gemeenschappelijke en programmaspecifieke contextindicatoren en kwalitatieve informatie;

ii) geconstateerde sterke punten met betrekking tot het thema van het subprogramma;

iii) zwakke punten met betrekking tot het thema van het subprogramma;

iv) kansen met betrekking tot het thema van het subprogramma;

v) bedreigingen met betrekking tot het thema van het subprogramma;

b) beoordeling van de behoeften, gebaseerd op feitenmateriaal van de SWOT-analyse, voor elke prioriteit en elk aandachtsgebied en de drie horizontale doelstellingen (milieu, matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, innovatie) waaraan het thematische subprogramma bijdraagt.

20.2.    Beschrijving van de strategie

a) Wanneer niet alle in punt 20, onder 1), b), geïdentificeerde behoeften door het thematische subprogramma kunnen worden aangepakt, een motivering van de behoeften die zijn geselecteerd om aan te pakken en van de keuze van de doelstellingen, prioriteiten en aandachtsgebieden op basis van feitenmateriaal van de SWOT-analyse en de behoeftenbeoordeling;

b) de combinatie en motivering van de plattelandsontwikkelingsmaatregelen voor elk aandachtsgebied waaraan het thematische subprogramma bijdraagt, met inbegrip van de rechtvaardiging van de financiële toewijzingen aan de maatregelen en de toereikendheid van de financiële middelen voor het halen van de gestelde streefdoelen, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), ii) en iii), van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De in de interventielogica opgenomen combinatie van maatregelen dient te zijn gebaseerd op het feitenmateriaal van de SWOT-analyse en, indien relevant, de motivering en prioritering van de behoeften als bedoeld onder a);

c) een beschrijving van de wijze waarop de horizontale thema’s worden aangepakt, met inbegrip van de in artikel 8, lid 1, onder c), v), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde specifieke vereisten;

d) een overzichtstabel van de interventielogica met de voor het subprogramma gekozen prioriteiten en aandachtsgebieden, de kwantitatieve doelstellingen, en de combinatie van ter verwezenlijking ervan toe te passen maatregelen met inbegrip van de geplande uitgaven. De overzichtstabel wordt automatisch gegenereerd uit de in punt 5, onder b), en punt 11, verstrekte informatie, door middel van de kenmerken van SFC2014.

20.3.

Indicatorplan, bestaande uit afzonderlijke gestructureerde tabellen waarin het volgende wordt vermeld:

a) Per aandachtsgebied, kwantitatieve doelstellingen vergezeld van de geplande output en de geplande totale overheidsuitgaven van de voor het aandachtsgebied geselecteerde maatregelen;

b) voor landbouw en bosbouw, de gedetailleerde berekening van de streefdoelen van de in artikel 5, punt 4, en artikel 5, punt 5, onder d) en e), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde prioriteiten.

DEEL 2

Presentatie van de inhoud van nationale kaders

1.    Titel van het nationale kader

2.    Lidstaat

a) Geografisch gebied waarop het kader betrekking heeft

b) Classificatie van de regio’s

3.    Algemene presentatie van de verbanden tussen het nationale kader, de partnerschapsovereenkomst en de POP’s

4.    Tabel met een overzicht, per regio en per jaar, van de totale Elfpo -bijdrage aan de lidstaat voor de gehele periode

5.    Beschrijving van de maatregelen

1. Beschrijving van de algemene voorwaarden, van toepassing op meer dan één maatregel, met inbegrip van, indien relevant, de definitie van plattelandsgebied, uitgangspunten, randvoorwaarden, beoogd gebruik van financieringsinstrumenten, beoogd gebruik van voorschotten.

2. Beschrijving per maatregel met inbegrip van:

a) Rechtsgrondslag;

b) Algemene beschrijving van de maatregel met inbegrip van de algemene beginselen voor de interventielogica ervan en de bijdrage ervan aan de aandachtsgebieden en horizontale doelstellingen;

▼M1

c) Toepassingsgebied, steunniveau, in aanmerking komende begunstigden en, in voorkomend geval, de methodologie voor de berekening van het steunbedrag of -percentage, waar nodig uitgesplitst per submaatregel en/of soort concrete actie. Voor elke soort concrete actie, een specificatie van de subsidiabele kosten, de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de toepasselijke steunbedragen en -percentages en beginselen inzake de vaststelling van selectiecriteria. Indien steun wordt verleend aan een financieringsinstrument dat wordt uitgevoerd op grond van artikel 38, lid 4, eerste alinea, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013: beschrijving van het soort financieringsinstrument, algemene categorieën eindontvangers, algemene categorieën subsidiabele kosten, maximumniveau van de steun en beginselen inzake de vaststelling van selectiecriteria;

▼B

d) Algemene beginselen voor de verifieerbaarheid en controleerbaarheid van de maatregelen en, indien relevant, de methodologie voor de berekening van het bedrag van de steun;

e) Indien relevant, beschrijving specifiek voor elke in deel I, punt 8, onder 2), bedoelde maatregel.

6.    Indien relevant, aanvullende nationale financiering:

Voor maatregelen en concrete acties die binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallen, een overzicht van de aanvullende nationale financiering per maatregel, in overeenstemming met artikel 82 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met inbegrip van de vermelding van de naleving van de criteria uit hoofde van die verordening.

7.    Indien relevant, elementen die nodig zijn voor de toetsing aan de staatssteunregels

Voor de maatregelen en concrete acties die buiten de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallen, de voor de uitvoering van de programma’s te gebruiken tabel van onder artikel 81, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallende steunregelingen, met inbegrip van de titel en de referentie van de steunregeling, de Elfpo-bijdrage, nationale medefinanciering en de aanvullende nationale financiering. Tijdens de gehele looptijd van de betrokken programma’s moet compatibiliteit met de staatssteunregels van de Unie worden gewaarborgd.

De tabel gaat vergezeld van een verbintenis van de lidstaat dat, indien vereist krachtens de staatsteunregels of specifieke voorwaarden in een besluit inzake staatsteun, zulke maatregelen afzonderlijk zullen worden aangemeld uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.

Verklaring of de maatregel/concrete actie onder een staatssteunmaatregel uit hoofde van het betrokken nationale kader of uit hoofde van de betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma’s valt.

DEEL 3

Presentatie van de inhoud van het NPN-programma

1.    Titel van het specifieke NPN-programma

2.    Lidstaat of bestuurlijke regio

a) geografisch gebied waarop het programma betrekking heeft

b) classificatie van de regio

3.    Ex-ante-evaluatie

a) beschrijving van het proces, waaronder het tijdschema van de voornaamste stappen, tussentijdse verslagen, met betrekking tot de belangrijkste fasen in de ontwikkeling van het PNP-programma;

b) Gestructureerde tabel met de aanbevelingen van de ex-ante-evaluatie en de wijze waarop die zijn opgevolgd;

c) De volledige ex-ante-evaluatie wordt als bijlage bij het NPN-programma gevoegd.

4.    Evaluatieplan, met de volgende afdelingen

1.   Doelstellingen en voorwerp

Een uiteenzetting van de doelstellingen en het voorwerp van het evaluatieplan, dat erop gericht is te waarborgen dat er voldoende en passende evaluatieactiviteiten worden ondernomen, met name om de informatie te verstrekken die nodig is voor programmasturing, voor de jaarlijkse uitvoeringsverslagen in 2017 en 2019 en de ex-postevaluatie, en om ervoor te zorgen dat de nodige gegevens voor de evaluatie van het NPN-programma beschikbaar zijn.

2.   Bestuur en coördinatie

Korte beschrijving van de monitoring- en evaluatieregelingen voor het NPN-programma, waarin de belangrijkste betrokken instanties en hun verantwoordelijkheden worden aangewezen. Toelichting van de wijze waarop evaluatieactiviteiten zijn gekoppeld met de uitvoering van het NPN-programma wat betreft de inhoud en het tijdschema.

3.   Evaluatieonderwerpen en -activiteiten

Indicatieve beschrijving van de NPN-gerelateerde evaluatieonderwerpen en de geplande activiteiten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de nakoming van de evaluatievereisten waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1305/2013. Deze beschrijving betreft de activiteiten die nodig zijn om de bijdrage van het programma aan de NPN-doelstellingen te evalueren, de beoordeling van de resultaatindicatorwaarden en de analyse van de netto-effecten. Programmaspecifieke elementen zoals werkzaamheden die nodig zijn om methodologieën te ontwikkelen of specifieke beleidsterreinen te bestrijken.

4.   Gegevens en informatie

Korte beschrijving van het systeem voor het registreren, onderhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over de uitvoering van het NPN-programma en het verstrekken van monitoringgegevens voor evaluatie. Identificatie van te gebruiken gegevensbronnen, ontbrekende gegevens, mogelijke institutionele kwesties met betrekking tot de gegevensverstrekking, en voorgestelde oplossingen. Dit onderdeel moet aantonen dat er te gepasten tijde passende systemen voor gegevensbeheer operationeel zullen zijn.

5.   Tijdschema

Belangrijke mijlpalen van de programmeringsperiode, en indicatief overzicht van de tijd die nodig is om ervoor te zorgen dat de resultaten te gepasten tijde beschikbaar zijn.

6.   Communicatie

Beschrijving van de wijze waarop de evaluatiebevindingen zullen worden verspreid naar de ontvangers, met inbegrip van een beschrijving van de regelingen die zijn vastgesteld voor een follow-up van het gebruik van evaluatieresultaten.

7.   Middelen

Beschrijving van de middelen die nodig zijn en zijn gepland voor de uitvoering van het evaluatieplan, met inbegrip van een vermelding van de administratieve capaciteit, gegevens, financiële middelen, IT-behoeften. Beschrijving van de activiteiten voor capaciteitsopbouw die gepland zijn om ervoor te zorgen dat het evaluatieplan volledig kan worden uitgevoerd.

5.

Financieringsplan, waarin het volgende wordt vermeld:

a) De jaarlijkse Elfpo-bijdrage;

b) de totale bijdrage van de Unie en het Elfpo-bijdragepercentage.

6.

Regelingen voor de uitvoering van het programma, met de volgende afdelingen:

a) De aanwijzing door de lidstaat van alle in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde autoriteiten en een beknopte beschrijving van de beheers- en controlestructuur van het in artikel 8, lid 1, onder m), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde programma en regelingen in het kader van artikel 74, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b) de beoogde samenstelling van het toezichtcomité;

c) beschrijving van het monitoring- en evaluatiesysteem.

7.

NPN

Beschrijving van:

a) de procedure en het tijdschema voor de oprichting van het NPN;

b) de geplande oprichting en werking van het NPN, namelijk de wijze waarop bij de plattelandsontwikkeling betrokken organisaties en overheidsdiensten, met inbegrip van het in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde partnerschap zullen worden betrokken en hoe de netwerkactiviteiten, zullen worden gefaciliteerd.

Indien een lidstaat ervoor heeft gekozen het NPN te ondersteunen middels het NPN-specifieke programma en regionale programma’s, informatie over de complementariteit daarvan;

c) een beknopte beschrijving van de belangrijkste categorieën activiteiten die door het NPN moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de doelstellingen van het programma;

d) de middelen die beschikbaar zijn voor de oprichting en werking van het NPN.

DEEL 4

Indicatieve lijst van prioriteiten/aandachtsgebieden en maatregelen van bijzonder belang voor de ex-antevoorwaarden (aan prioriteiten voor plattelandsontwikkeling gekoppeld en algemeen) als bedoeld in deel 1, punt 6, onder b), ii)



1.  SPECIFIEKE EX-ANTEVOORWAARDEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

Unieprioriteit voor PO/GSK: thematische doelstelling (TD)

Ex-antevoorwaarden

Criteria waaraan moet worden voldaan

Toepasselijkheid op aandachtsgebieden, maatregelen

Zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 1305/2013

Zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 1305/2013

Zoals vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 1305/2013

PO-prioriteit 3: bevordering van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw

TD 5: bevorderen van de aanpassing aan klimaatverandering en risicopreventie en risicobeheer

3.1.  Risicopreventie en risicobeheer: het bestaan van nationale of regionale risicobeoordelingen voor rampenbeheersing, waarbij rekening wordt gehouden met de aanpassing aan klimaatverandering

—  Er bestaat een nationale of regionale risicobeoordeling met de volgende elementen:

— Een beschrijving van het proces, de methodologie, de methoden en de niet-gevoelige gegevens die voor risicobeoordelingen worden gebruikt, en van de risicogebaseerde criteria voor het prioriteren van investeringen;

— Een beschrijving van singlerisk- en mulitriskscenario’s;

— Het in voorkomend geval rekening houden met de nationale strategieën voor aanpassing aan de klimaatverandering.

Aandachtsgebied: 3B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 18, 24 en 36 tot en met 39 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

PO-prioriteit 4: herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verbonden zijn met de landbouw en de bosbouw

TD 5: bevorderen van de aanpassing aan klimaatverandering en risicopreventie en risicobeheer

TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen

4.1.  Goede landbouw- en milieuconditie (GLMC): op nationaal niveau zijn normen voor goede landbouw- en milieuconditie van de grond als bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgesteld

—  er zijn GLMC-normen vastgesteld in de nationale wetgeving en vermeld in de programma’s

Aandachtsgebied(en): 4A, 4B, 4C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 28, 29 en 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

4.2.  Minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen: in titel III, hoofdstuk I, artikel 28, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden vastgesteld op nationaal niveau

—  in de programma’s worden de in titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen vermeld.

Aandachtsgebied(en): 4A, 4B, 4C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

4.3.  Andere relevante nationale normen: er zijn relevante verplichte nationale normen vastgesteld voor de toepassing van titel III, hoofdstuk I, artikel 28, van Verordening (EU) nr. 1305/2013

—  in de programma’s worden de relevante verplichte nationale normen vermeld

Aandachtsgebied(en): 4A, 4B, 4C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

PO-prioriteit 5: bevorderen van hulpbronnenefficiëntie en steunen van de overstap naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedings- en de bosbouwsector

TD 4: steun voor de overstap naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken

TD 6: Behoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen

5.1.  Energie-efficiëntie: er zijn maatregelen genomen om kosteneffectieve verbeteringen van efficiëntie bij eindgebruik van energie en kosteneffectieve investeringen in energie-efficiëntie bij de bouw of renovatie van gebouwen te bevorderen.

—  De acties zijn:

— Maatregelen om ervoor te zorgen dat er voor de energieprestatie van gebouwen minimumeisen zijn die in overeenstemming zijn met de artikelen 3, 4 en 5 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad (1);

— Maatregelen die nodig zijn om een systeem van certificering van de energieprestaties van gebouwen op te zetten, in overeenstemming met artikel 11 van Richtlijn 2010/31/EU;

— Maatregelen om te zorgen voor strategische planning van energie-efficiëntie, in overeenstemming met artikel 3 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (2);

— Maatregelen in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) betreffende energie-efficiëntie en energiediensten, om te zorgen voor de levering van individuele meters aan eindafnemers, voor zover dit technisch mogelijk, financieel redelijk en in verhouding tot de potentiële energiebesparingen is.

Aandachtsgebied(en): 5B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 17, 19, 20 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

5.2.  Watersector: Het bestaan van a) een waterprijsbeleid dat gebruikers voldoende prikkels biedt om de waterbronnen efficiënt te gebruiken en b) een voldoende bijdrage van de verschillende soorten watergebruik aan de terugwinning van de kosten van waterdiensten, tegen een tarief dat is vastgesteld in het stroomgebiedbeheersplan voor investeringen ondersteund door de programma’s.

In sectoren die uit het Elfpo worden gesteund, heeft de lidstaat gezorgd voor een bijdrage van de diverse watergebruikssectoren aan de terugwinning van kosten van waterdiensten overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste streepje, van de kaderrichtlijn water, met inachtneming van de sociale effecten, de milieueffecten en de economische effecten van de terugwinning alsmede de geografische en klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden.

Aandachtsgebied: 5A

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 17 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

5.3.  Hernieuwbare energie: er zijn maatregelen genomen om de productie en distributie van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen (4).

— Er is werk gemaakt van transparante steunregelingen, voorrang bij de toegang tot het net of gewaarborgde toegang en voorrang bij de dispatching, en er zijn standaardregels openbaar gemaakt voor het dragen en verdelen van de kosten van de technische aanpassingen, conform artikel 14, lid 1, en artikel 16, leden 2 en 3, van Richtlijn 2009/28/EG;

— Een lidstaat heeft een nationaal actieplan voor hernieuwbare energie aangenomen dat in overeenstemming is met artikel 4 van Richtlijn 2009/28/EG.

Aandachtsgebied: 5C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 17, 19, 20 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

PO-prioriteit 6: bevorderen van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden

TD 2: Verbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (streefdoel breedband)

6.1.  NGN-infrastructuur (toegangsnetwerken van de volgende generatie): het bestaan van nationale of regionale NGN-plannen waarin rekening wordt gehouden met regionale acties om de doelstellingen van de Unie voor hogesnelheidsinternettoegang te bereiken, gericht op gebieden waar de markt er niet in slaagt om een open infrastructuur te leveren tegen een betaalbare prijs en van een kwaliteit die in overeenstemming is met de regels van de Unie inzake concurrentie en staatssteun, en toegankelijke diensten te bieden aan kwetsbare groepen.

—  Er bestaat een nationaal of regionaal NGN-plan met de volgende elementen:

— een plan voor infrastructuurinvesteringen op basis van een economische analyse, dat rekening houdt met bestaande particuliere en openbare infrastructuur en de geplande investeringen;

— duurzame investeringsmodellen die concurrentiebevorderend zijn en toegang geven tot open, betaalbare, hoogwaardige en toekomstbestendige infrastructuur en diensten;

— maatregelen om particuliere investeringen te stimuleren.

Aandachtsgebied: 6C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 20 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

(1)   Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).

(2)   Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(3)   Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64).

(4)   Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).



2.  ALGEMENE EX-ANTEVOORWAARDEN

Ex-antevoorwaarden

Criteria waaraan moet worden voldaan

Toepasselijkheid op aandachtsgebieden, maatregelen

Zoals vastgesteld in bijlage XI, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1303/2013

Zoals vastgesteld in bijlage XI, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1303/2013

1.  Bestrijding van discriminatie

Het bestaan van bestuurlijke capaciteit voor de uitvoering en toepassing van anti-discriminatiewetgeving en -beleid van de Unie op het gebied van de ESI-fondsen.

Regelingen in overeenstemming met het institutionele en juridische kader van de lidstaten voor de betrokkenheid van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de bevordering van gelijke behandeling van alle personen bij de voorbereiding en uitvoering van programma’s, waaronder het verstrekken van advies over de gelijkheid in ESI-fondsgerelateerde activiteiten.

— Regelingen voor de opleiding van het personeel van de instanties die betrokken zijn bij het beheer van en de controle op de ESI-fondsen op het gebied van Uniewetgeving en -beleid inzake antidiscriminatie.

Aandachtsgebied: 6B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 14, 15 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, LEADER

2.  Gendergelijkheid

Het bestaan van bestuurlijke capaciteit voor de uitvoering en toepassing van de wetgeving inzake gendergelijkheid van de Unie en beleid op het gebied van de ESI-fondsen.

Regelingen in overeenstemming met het institutionele en juridische kader van de lidstaten voor de betrokkenheid van de instanties die verantwoordelijk zijn voor gendergelijkheid bij de voorbereiding en uitvoering van programma’s, waaronder het verstrekken van advies over de gelijkheid in ESI-fonds gelieerde activiteiten.

— Regelingen voor de opleiding van het personeel van de instanties die betrokken zijn bij het beheer van en de controle op de ESI-fondsen op het gebied van Uniewetgeving en -beleid inzake gendergelijkheid en gendermainstreaming.

Aandachtsgebied(en): 6A, 6B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 14, 15, 19, 20 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, LEADER

3.  Personen met een handicap

Het bestaan van bestuurlijke capaciteit voor de uitvoering en toepassing van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) op het gebied van de ESI-fondsen in overeenstemming met Besluit van de Raad 2010/48/EG (1).

Regelingen in overeenstemming met het institutionele en wettelijke kader van lidstaten voor de raadpleging en betrokkenheid van organen die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de rechten van personen met een handicap of representatieve organisaties van personen met een handicap en andere relevante belanghebbenden in de hele voorbereidings- en uitvoeringsfase van programma’s;

Regelingen voor opleidingen voor het personeel van de instanties die betrokken zijn bij het beheer van en de controle op de ESI-fondsen op het vlak van uniaal en nationaal recht en beleid inzake handicaps, met inbegrip van toegankelijkheid en de praktische toepassing van het UNCRPD, als weergegeven in uniale en nationale wetgeving, waar passend.

— Regelingen ter waarborging van de monitoring van de uitvoering van artikel 9 van de UNCRPD in verband met de ESI-fondsen in de hele voorbereidings- en uitvoeringsfase van de programma’s.

Aandachtsgebied(en): 6A, 6B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 19, 20 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, LEADER

4.  Overheidsopdrachten

Het bestaan van regelingen voor de effectieve toepassing van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten op het gebied van de ESI-fondsen.

Regelingen voor de effectieve toepassing van Unievoorschriften inzake overheidsopdrachten middels gepaste mechanismen;

Regelingen ter waarborging van transparante gunningsprocedures voor contracten;

Regelingen voor opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de uitvoering van de ESI-fondsen betrokken is;

— Regelingen om de administratieve capaciteit voor de uitvoering en toepassing van de regels van de Unie inzake overheidsopdrachten te waarborgen.

Aandachtsgebied(en): 2A, 5A, 5B, 5C, 6B

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 14, 15, 17, 19, 20, artikel 21, onder e), en artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, LEADER

5.  Staatssteun

Het bestaan van regelingen voor de effectieve toepassing van de Unievoorschriften inzake staatssteun op het vlak van de ESI-fondsen.

Regelingen voor de effectieve toepassing van de Unievoorschriften inzake staatssteun;

Regelingen voor opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de uitvoering van de ESI-fondsen betrokken is;

— Regelingen om de administratieve capaciteit voor de uitvoering en toepassing van de regels van de Unie inzake staatssteun te waarborgen.

Alle aandachtsgebieden en maatregelen, voor zover de concrete acties in het kader ervan buiten de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag vallen

6.  Milieuwetgeving inzake milieueffectbeoordeling (MEB) en strategische milieubeoordeling (SMB)

Het bestaan van regelingen voor de effectieve toepassing van de EU-milieuwetgeving met betrekking tot MEB en SMB.

Regelingen voor de effectieve toepassing van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) (MEB) en van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) (SMB).

Regelingen voor opleiding en informatieverspreiding ten behoeve van personeel dat bij de uitvoering van de MEB- en SMB-richtlijnen betrokken is;

— Regelingen om een toereikende administratieve capaciteit te waarborgen.

Aandachtsgebied(en): 2A, 3A, 4A, 4B, 4C, 5A, 5B, 5C, 5D, 5E, 6A, 6C

Maatregelen uit hoofde van de artikelen 17, 19, 20, 21 en de artikelen 28 tot en met 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

7.  Statistische systemen en resultaatindicatoren

Het bestaan van een statistische basis voor evaluaties om de doeltreffendheid en het effect van de programma’s te beoordelen.

Het bestaan van een systeem van resultaatindicatoren voor het selecteren van acties die het best bijdragen aan de gewenste resultaten, om de voortgang te monitoren en om een effectbeoordeling uit te voeren.

Regelingen voor de tijdige verzameling en aggregatie van de statistische gegevens met de volgende elementen:

de identificatie van bronnen en mechanismen voor statistische validering;

regelingen voor publicatie en openbare toegankelijkheid van geaggregeerde gegevens;

Een doeltreffend systeem van resultaatindicatoren, waarbij:

voor elk programma resultaatindicatoren worden geselecteerd die informatie verschaffen over de motivering van de selectie van door het programma gefinancierde beleidsacties;

streefdoelen voor deze indicatoren worden vastgelegd;

voor elke indicator de volgende vereisten in acht worden genomen: robuustheid en statistische validering, een duidelijke normatieve interpretatie, responsiviteit ten aanzien van het beleid en tijdige verzameling van de gegevens;

— Procedures worden vastgesteld om te waarborgen dat voor alle uit het programma gefinancierde concrete acties een doeltreffend systeem van indicatoren wordt vastgesteld.

Is van toepassing maar reeds vervuld, gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem (GMES)

(1)   Besluit van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).

(2)   Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(3)   Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).

DEEL 5



Codes van maatregelen en submaatregelen

Maatregel in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of Verordening (EU) nr. 1303/2013

Code van de maatregel in het kader van deze verordening

Submaatregel voor programmeringsdoeleinden

Code van de submaatregel in het kader van deze verordening

Artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

acties inzake kennisoverdracht en voorlichting

1

steun voor beroepsopleiding en maatregelen voor het aanleren van vaardigheden

1.1

steun voor demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties

1.2

steun voor korte uitwisselingen op landbouw- en bosbouwbeheersniveau alsmede voor bezoeken aan landbouw- en bosbouwbedrijven

1.3

Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

bedrijfsadviesdiensten, bedrijfsbeheersdiensten en bedrijfsverzorgingsdiensten

2

steun om voordeel te halen uit het gebruik van adviesdiensten

2.1

steun voor het opzetten van het bedrijfsbeheer, bedrijfsverzorgingsdiensten en adviesdiensten voor landbouw en bosbouw

2.2

steun voor de opleiding van adviseurs

2.3

Artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

3

steun voor toetreding tot kwaliteitsregelingen

3.1

steun voor door groepen producenten op de interne markt uitgevoerde voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten

3.2

Artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

investeringen in materiële activa

4

steun voor investeringen in landbouwbedrijven

4.1

steun voor investeringen in de verwerking/afzet en/of ontwikkeling van landbouwproducten

4.2

steun voor investeringen in infrastructuur, in verband met de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de land- en bosbouw

4.3

steun voor niet-productieve investeringen in verband met de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen

4.4

Artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventie

5

steun voor investeringen in preventieve maatregelen gericht op het verminderen van de gevolgen van mogelijke natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden en rampzalige gebeurtenissen

5.1

steun voor investeringen voor het herstel van landbouwgronden en agrarisch productiepotentieel beschadigd door natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden en catastrofale gebeurtenissen

5.2

Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen

6

hulp bij het oprichten van een onderneming voor jonge landbouwers

6.1

aanloopsteun voor niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden

6.2

aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven

6.3

steun voor investeringen in het creëren en ontwikkelen van niet-agrarische activiteiten

6.4

betalingen aan landbouwers die in aanmerking komen voor de regeling voor kleine landbouwers die hun bedrijf definitief overdragen aan een andere landbouwer

6.5

Artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden

7

steun voor het opstellen en bijwerken van plannen voor de ontwikkeling van gemeenten en dorpen in plattelandsgebieden en hun gemeentelijke basisdiensten, alsmede van beschermings- en beheersplannen betreffende Natura 2000-gebieden en andere gebieden met een hoge natuurwaarde

7.1

steun voor investeringen in het creëren, verbeteren of uitbreiden van alle soorten kleinschalige infrastructuur, met inbegrip van investeringen in hernieuwbare energie en energiebesparing

7.2

steun voor breedbandinfrastructuur, met inbegrip van het creëren, verbeteren en uitbreiden ervan, passieve breedbandinfrastructuur en het verlenen van toegang tot breedband en openbare elektronische overheidsdiensten

7.3

steun voor investeringen in het opzetten, verbeteren of uitbreiden van lokale basisvoorzieningen voor de plattelandsbevolking, zoals recreatie en cultuur, en de daarmee samenhangende infrastructuur

7.4

steun voor investeringen voor openbaar gebruik in recreatieve infrastructuur, toeristische informatie en kleinschalige toeristische infrastructuur

7.5

steun voor studies/investeringen in het kader van onderhoud, herstel en opwaardering van het cultureel en natuurlijk erfgoed van dorpen, landschappen en locaties met hoge natuurwaarde, met inbegrip van bijbehorende sociaaleconomische aspecten, alsmede acties voor bewustwording van de omgeving

7.6

steun voor investeringen voor het verplaatsen van activiteiten en het verbouwen van gebouwen of andere voorzieningen die dicht bij rurale woongebieden gelegen zijn, met als doel de levenskwaliteit te verhogen of de milieuprestatie van deze woongebieden te verbeteren

7.7

andere

7.8

Artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

8

steun voor bebossing/de aanleg van beboste gebieden

8.1

steun voor de invoering en de instandhouding van boslandbouwsystemen

8.2

steun voor de preventie van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen

8.3

steun voor het herstel van schade aan bossen door bosbranden en natuurrampen en rampzalige gebeurtenissen

8.4

steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen

8.5

steun voor investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, de mobilisering en de afzet van bosproducten

8.6

Artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

oprichting van producentengroeperingen en -organisaties

9

de oprichting van producentengroeperingen en organisaties in de sectoren land- en bosbouw

9

Artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

agromilieuklimaatsteun

10

betaling voor agromilieuklimaatverbintenissen

10.1

steun voor behoud en duurzaam gebruik en ontwikkeling van genetische hulpbronnen in de landbouw

10.2

Artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

biologische landbouw

11

betaling voor de overstap naar praktijken en methoden voor biologische landbouw

11.1

betaling voor het behoud van praktijken en methoden voor biologische landbouw

11.2

Artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water

12

compensatiebetaling voor Natura 2000-landbouwgebieden

12.1

compensatiebetaling voor Natura 2000-bosgebieden

12.2

compensatiebetaling voor landbouwgebieden die vallen onder stroomgebiedbeheersplannen

12.3

Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

13

compensatiebetaling in berggebieden

13.1

compensatiebetaling voor andere gebieden met ernstige natuurlijke beperkingen

13.2

compensatiebetaling voor andere gebieden met specifieke beperkingen

13.3

Artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

dierenwelzijn

14

betaling voor dierenwelzijn

14

Artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding

15

betaling voor bosmilieu- en klimaatverbintenissen

15.1

steun voor de instandhouding en bevordering van genetische hulpbronnen in de bosbouw

15.2

Artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

samenwerking

16

steun voor de oprichting en werking van operationele groepen van het EIP voor de landbouwproductiviteit en -duurzaamheid

16.1

steun voor proefprojecten en voor de ontwikkeling van nieuwe producten, werkwijzen, processen en technologieën

16.2

samenwerking tussen operatoren in de organisatie van gezamenlijke werkprocessen en het delen van faciliteiten en middelen, en voor de ontwikkeling en marketing van toerisme

16.3

steun voor horizontale en verticale samenwerking tussen de spelers in de toeleveringsketen voor de oprichting en ontwikkeling van de korte toeleveringsketens en lokale markten en voor afzetbevorderingsactiviteiten in een lokale context met betrekking tot de ontwikkeling van de korte toeleveringsketens en lokale markten

16.4

steun voor ondernomen gezamenlijke actie met het oog op het verminderen van of aanpassing aan de klimaatverandering en voor een gezamenlijke aanpak van milieuprojecten en de lopende milieu-praktijken

16.5

steun van de samenwerking tussen spelers in de toeleveringsketen voor een duurzame levering van biomassa voor gebruik bij de vervaardiging en industriële processen voor verwerking van voedingsmiddelen en energie

16.6

steun voor niet-GGLO-strategieën

16.7

steun voor het opstellen van plannen voor bosbeheer of gelijkwaardige instrumenten

16.8

steun voor diversificatie van landbouwactiviteiten in activiteiten met betrekking tot gezondheidszorg, sociale integratie, door de gemeenschap ondersteunde landbouw en milieu- en voedingseducatie

16.9

andere

16.10

Artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

risicobeheer

17

oogst-, dier- en plantverzekeringspremie

17.1

onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden, dier- en plantenziekten, plagen en milieuongevallen

17.2

inkomensstabiliseringsinstrument

17.3

Artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

financiering van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen voor Kroatië

18

financiering van aanvullende nationale rechtstreekse betalingen voor Kroatië

18

Artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1303/2013

steun voor plaatselijke ontwikkeling in het kader van LEADER (GGLO)

19

voorbereidende steun

19.1

steun voor de uitvoering van concrete acties in het kader van de GGLO-strategie

19.2

voorbereiding en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten van de plaatselijke groep

19.3

steun voor werkingskosten en dynamisering

19.4

Artikelen 51 tot en met 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013

technische bijstand

20

steun voor technische bijstand (anders dan NPN)

20.1

steun voor de oprichting en de werking van het NPN

20.2

DEEL 6



Codes voor Unieprioriteiten voor plattelandsontwikkeling en aandachtsgebieden

Prioriteit

Artikel van Verordening (EU) nr. 1305/2013/code van het aandachtsgebied

Aandachtsgebied

Prioriteit 1: Bevorderen van kennisoverdracht en innovatie in de landbouwsector, de bosbouwsector en plattelandsgebieden

artikel 5, lid 1, onder a) = aandachtsgebied 1A

Het stimuleren van innovatie, samenwerking en de ontwikkeling van de kennisbasis in plattelandsgebieden

artikel 5, lid 1, onder b) = aandachtsgebied 1B

Het verstevigen van de banden tussen de landbouw, de voedselproductie en de bosbouwsector, en onderzoek en innovatie, mede met het oog op een beter milieubeheer en betere milieuprestaties;

artikel 5, lid 1, onder c) = aandachtsgebied 1C

Het stimuleren van een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en de bosbouwsector

Prioriteit 2: Versterken van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van alle landbouwtypen in alle regio’s en het bevorderen van innovatieve landbouwtechnologieën en duurzaam bosbeheer

artikel 5, lid 2, onder a) = aandachtsgebied 2A

Het verbeteren van de economische prestaties van alle landbouwbedrijven en het faciliteren van de herstructurering en modernisering van landbouwbedrijven, met name met het doel de marktdeelname en -gerichtheid alsmede de landbouwdiversifiëring te vergroten

artikel 5, lid 2, onder b) = aandachtsgebied 2B

Het faciliteren van de instap van goedgeschoolde landbouwers in de landbouwsector, en in het bijzonder van de generatiewissel

Prioriteit 3: Bevorderen van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw

artikel 5, lid 3, onder a) = aandachtsgebied 3 A

Het verbeteren van het concurrentievermogen van de primaire producenten door hen beter te integreren in de agrovoedselketen met behulp van kwaliteitsregelingen, het toevoegen van waarde aan landbouwproducten, landbouwafzetbevordering op plaatselijke markten en korte toeleveringsketens, producentengroeperingen en -organisaties en brancheorganisaties

artikel 5, lid 3, onder b) = aandachtsgebied 3 B

Het steunen van risicopreventie en -beheer op het niveau van het landbouwbedrijf

Prioriteit 4: Herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen met betrekking tot landbouw en bosbouw

artikel 5, lid 4, onder a) = aandachtsgebied 4 A

Het herstellen, in stand houden en versterken van biodiversiteit, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en in gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, en van landbouw met een hoge natuurwaarde, alsook van de toestand van de Europese landschappen,

artikel 5, lid 4, onder b) = aandachtsgebied 4 B

Het verbeteren van het waterbeheer, met inbegrip van het beheer van meststoffen en bestrijdingsmiddelen

artikel 5, lid 4, onder c) = aandachtsgebied 1C

Het voorkomen van bodemerosie en het verbeteren van bodembeheer

Prioriteit 5: Bevorderen van hulpbronnenefficiëntie en het steunen van de overstap naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voeding- en de bosbouwsector

artikel 5, lid 5, onder a) = aandachtsgebied 5 A

Het bevorderen van een efficiënter watergebruik door de landbouwsector

artikel 5, lid 5, onder b) = aandachtsgebied 5 B

Het bevorderen van een efficiënter energiegebruik in de landbouw- en de voedselverwerkingssector

artikel 5, lid 5, onder c) = aandachtsgebied 5C

Het faciliteren van de levering en het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, van bijproducten, en afvalmateriaal en van residuen en andere non-foodgrondstoffen ten bate van de bio-economie

artikel 5, lid 5, onder b) = aandachtsgebied 5B

Het verminderen van broeikasgas- en ammoniakemissies door landbouwgas

artikel 5, lid 5, onder b) = aandachtsgebied 5E

Het bevorderen van koolstofbehoud en -vastlegging in de landbouw- en de bosbouwsector

Prioriteit 6: Bevorderen van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden

Artikel 5, lid 6, onder a) = aandachtsgebied 6A

Het faciliteren van de diversificatie, creatie en ontwikkeling van kleine ondernemingen, alsook van werkgelegenheid

artikel 5 lid 6, onder b) = aandachtsgebied 6 B

Het stimuleren van plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden

Artikel 5, lid 6, onder c) = aandachtsgebied 6C

Het verbeteren van de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden.

▼M1




BIJLAGE II



Omrekeningspercentages van dieren in grootvee-eenheden (GVE) zoals bedoeld in artikel 9, leden 1 en 2

1.  Stieren, koeien en andere runderen ouder dan twee jaar en paardachtigen ouder dan zes maanden

1,0 GVE

2.  Runderen vanaf zes maanden maar niet ouder dan twee jaar

0,6 GVE

3.  Runderen jonger dan zes maanden

0,4 GVE

4.  Schapen en geiten

0,15 GVE

5.  Fokzeugen > 50 kg

0,5 GVE

6.  Andere varkens

0,3 GVE

7.  Legkippen

0,014 GVE

8.  Ander pluimvee

0,03 GVE

Voor de categorieën of subcategorieën dieren in deze tabel kunnen de omrekeningspercentages uitzonderlijk worden verhoogd of verlaagd, rekening houdend met wetenschappelijke gegevens die in de POP's moeten worden toegelicht en gemotiveerd.

Andere categorieën dieren mogen bij uitzondering worden toegevoegd. Omrekeningspercentages voor zulke categorieën worden vastgesteld rekening houdend met de specifieke omstandigheden en wetenschappelijke gegevens die in de POP's moeten worden toegelicht en gemotiveerd.

▼B




BIJLAGE III

In artikel 13 bedoelde voorlichting en publiciteit

DEEL 1

Voorlichtings- en publiciteitsacties

1.    Verantwoordelijkheden van de beheersautoriteit

1.1.    Voorlichting- en publiciteitsstrategie

De beheersautoriteit waarborgt dat de voorlichtings- en publiciteitsacties worden uitgevoerd overeenkomstig haar voorlichtings- en publiciteitsstrategie, die op zijn minst het volgende omvat:

a) de doelstellingen van de strategie en de doelgroepen ervan;

b) een beschrijving van de inhoud van de voorlichtings- en publiciteitsacties;

c) de indicatieve begroting van de strategie;

d) een beschrijving van de administratieve diensten, met inbegrip van hun personele middelen, die met de uitvoering van de voorlichtings- en publiciteitsacties belast zijn;

e) een beschrijving van de rol van het NPN en van de wijze waarop zijn in artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde communicatieplan zal bijdragen aan de uitvoering van de strategie;

f) een beschrijving van de wijze waarop voorlichtings- en publiciteitsacties zullen worden beoordeeld in termen van zichtbaarheid en bekendheid met het beleidskader, programma’s en concrete acties, en met de rol van het Elfpo en de Unie;

g) een jaarlijkse actualisering waarin de in het volgende jaar te nemen voorlichtings- en publiciteitsactiviteiten worden uiteengezet.

1.2.    Voorlichting voor de potentiële begunstigden

De beheersautoriteit ziet erop toe dat de potentiële begunstigden toegang hebben tot relevante informatie, indien van toepassing met inbegrip van bijgewerkte informatie, waarbij rekening wordt gehouden met de toegankelijkheid van elektronische of andere communicatiediensten voor sommige potentiële begunstigden, over ten minste het volgende:

a) de financieringsmogelijkheden en oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de POP’s;

b) de administratieve procedures die moeten worden gevolgd om in aanmerking te komen voor financiering in het kader van een POP;

c) de procedures voor de behandeling van financieringsaanvragen;

d) de subsidiabiliteitsvoorwaarden en/of de criteria voor de selectie van de te financieren projecten en voor de evaluatie ervan;

e) de namen van personen of contactpunten op nationaal, regionaal of lokaal niveau die de werking van POP’s en de criteria voor het selecteren en evalueren van concrete acties kunnen toelichten;

f) de taak van de begunstigden het publiek te informeren over het doel van de concrete actie en de steun die uit het Elfpo voor de concrete actie wordt verstrekt, overeenkomstig deel 1, afdeling 2. De beheersautoriteit kan potentiële begunstigden verzoeken in hun aanvraag indicatieve communicatieactiviteiten voor te stellen die in verhouding staan tot de omvang van de concrete actie.

g) de procedures voor het onderzoek van klachten op grond van artikel 74, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

1.3.    Voorlichting van het grote publiek

De beheersautoriteit informeert het publiek over de inhoud van het POP, de goedkeuring ervan door de Commissie en de actualiseringen ervan, de belangrijkste verwezenlijkingen bij de uitvoering van het programma en de afsluiting ervan, alsook de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de Unieprioriteiten zoals vastgesteld in de partnerschapsovereenkomst.

De beheersautoriteit zorgt voor de oprichting van één website of één portaalsite met de in de punten 1.1 en 1.2 en de eerste alinea van dit punt bedoelde informatie. De oprichting van die website mag de soepele uitvoering van het Elfpo niet verstoren en de toegang van potentiële begunstigden en belanghebbenden tot de informatie niet beperken. De in deel 2, punt 1, genoemde elementen maken deel uit van de acties om het grote publiek voor te lichten.

1.4.    Betrokkenheid van instanties die als doorgeefluik functioneren

De beheersautoriteit zorgt ervoor dat bij de op potentiële begunstigden gerichte voorlichtingsacties instanties worden betrokken die als doorgeefluik kunnen fungeren, en met name

a) partners als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b) de centra voor voorlichting over Europa en de vertegenwoordigingen van de Commissie en de voorlichtingsbureaus van het Europees Parlement in de lidstaten;

c) onderwijs- en onderzoeksinstellingen.

1.5.    Kennisgeving van de toewijzing van steun

De beheersautoriteit zorgt ervoor dat de begunstigden in de kennisgeving van de toekenning van de steun wordt meegedeeld dat de actie wordt gefinancierd in het kader van een door het Elfpo medegefinancierd programma voor plattelandsontwikkeling en om welke maatregel en prioriteit van het POP het gaat.

2.    Verantwoordelijkheden van de begunstigden

2.1.

Bij alle voorlichtings- en communicatieacties van de begunstigden wordt duidelijk gemaakt dat voor de concrete actie steun is verleend uit het Elfpo:

a) door weergave van het embleem van de Unie;

b) door te verwijzen naar de steun uit het Elfpo.

Wanneer een voorlichtingsactie betrekking heeft op een of meer concrete acties die door meer dan één fonds worden medegefinancierd, kan de in onder b) bedoelde verwijzing worden vervangen door een verwijzing naar de ESI-fondsen.

2.2.

Tijdens de uitvoering van een concrete actie licht de begunstigde het publiek voor over de uit het Elfpo ontvangen steun:

a) door op zijn website voor professioneel gebruik, indien hij die heeft en er sprake is van een verband tussen het doel van de website en de aan de concrete actie verleende steun, een korte beschrijving van de concrete actie in verhouding tot het niveau van de steun te geven, met inbegrip van de doelstellingen en resultaten ervan, en daarbij de nadruk op de financiële steun van de Unie te leggen;

▼M1

b) voor niet onder punt c) vallende concrete acties waarvoor de totale overheidssteun meer dan 50 000 EUR bedraagt: door ten minste een affiche (ten minste A3-formaat) of informatieplaquette over het project, die de financiële steun van de Unie onder de aandacht brengt, aan te brengen op een voor het publiek gemakkelijk zichtbare plaats. De lidstaten kunnen evenwel besluiten dat deze vereiste niet geldt voor, of dat de drempel wordt verhoogd voor concrete acties die onder artikel 21, lid 1, punten a) en b) (betreffende kosten van gederfde landbouwinkomsten en onderhoudsactiviteiten) en onder de artikelen 28 tot en met 31, 33, 34 en 40 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallen. De lidstaten kunnen eveneens besluiten dat deze vereiste niet geldt voor, of dat de drempel wordt verhoogd voor andere concrete acties die niet tot een investering leiden, waarbij het door de aard van de gefinancierde concrete actie niet mogelijk is een geschikte plaats te vinden voor een affiche of een plaquette. Ook bij de gebouwen van in het kader van LEADER gefinancierde plaatselijke groepen wordt een informatieplaquette aangebracht;

▼B

c) door op een voor het publiek goed zichtbare plek een tijdelijk bord van aanzienlijk formaat aan te brengen voor elke concrete actie die in de financiering van infrastructuur of bouwwerkzaamheden bestaat en waarvoor de totale overheidssteun meer dan 500 000 EUR bedraagt.

Uiterlijk drie maanden na de voltooiing van een concrete actie plaatst de begunstigde een permanente plaat of permanent bord van aanzienlijk formaat op een voor het publiek goed zichtbare plek, wanneer het volgende van toepassing is:

i) de totale overheidssteun voor de concrete actie bedraagt meer dan 500 000 EUR;

ii) de concrete actie bestaat in de aankoop van een fysiek object of de financiering van infrastructuur of van bouwprojecten.

Op dit bord wordt de naam en het belangrijkste doel van de concrete actie vermeld en wordt de door de Unie verleende financiële steun onder de aandacht gebracht.

De borden, affiches, plaquettes en websites bevatten een beschrijving van het project/de concrete actie en de in deel 2, punt 1, bedoelde elementen. Die elementen beslaan ten minste 25 % van het oppervlak van het bord, de plaquette of de webpagina.

DEEL 2

Technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsacties

1.    Logo en slogan

Van elke voorlichtings- en publiciteitsactie maken de volgende elementen deel uit:

a) het embleem van de Unie volgens de grafische normen op http://europa.eu/abc/symbols/emblem/download_en.htm, vergezeld van een verklaring van de rol van de Unie aan de hand van de volgende vermelding:

„Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland”.

▼M2

b) voor de door Leader gefinancierde acties en maatregelen, het Leader-logo:

image

▼B

2.    Voorlichtings- en communicatiemateriaal

Op de titelpagina van publicaties (zoals brochures, folders en nieuwsbrieven) en op affiches over maatregelen en acties die worden medegefinancierd door het Elfpo, moet de deelneming door de Unie duidelijk zijn vermeld en moet het embleem van de Unie zijn aangebracht wanneer ook een nationaal of regionaal embleem is gebruikt. Publicaties moeten verwijzingen bevatten naar de instantie die verantwoordelijk is voor de inhoud, en naar de beheersautoriteit die is aangewezen voor de uitvoering van de betrokken Elfpo- en/of nationale steun.

Voor informatie die beschikbaar wordt gesteld met elektronische middelen (websites, databases voor potentiële begunstigden) of in de vorm van audiovisueel materiaal, is de eerste alinea van overeenkomstige toepassing.

Websites over het Elfpo moeten:

a) ten minste op de thuispagina melding maken van de bijdrage van het Elfpo;

b) een hyperlink naar de website van de Commissie over het Elfpo bevatten.




BIJLAGE IV

In artikel 14, lid 2, bedoelde gemeenschappelijke reeks context-, resultaat- en outputindicatoren

1.    Contextindicatoren

C1.

Bevolking

C2.

Leeftijdsopbouw

C3.

Gebied

C4.

Bevolkingsdichtheid

C5.

Arbeidsparticipatie ( *1 )

C6.

Percentage zelfstandigen

C7.

Percentage werklozen

C8.

Bbp per inwoner (*1) 

C9.

Armoedecijfer (*1) 

C10.

Structuur van de economie

C11.

Werkgelegenheidsstructuur

C12.

Arbeidsproductiviteit per economische sector

C13.

Werkgelegenheid per economische activiteit

C14.

Arbeidsproductiviteit in de landbouw

C15.

Arbeidsproductiviteit in de bosbouw

C16.

Arbeidsproductiviteit in de voedingsmiddelenindustrie

C17.

Landbouwbedrijven (boerderijen)

C18.

Landbouwareaal

C19.

Landbouwgrond met biologische landbouw

C20.

Geïrrigeerde grond

C21.

Grootvee-eenheden

C22.

Landbouwarbeidskrachten

C23.

Leeftijdsopbouw van bedrijfsleiders

C24.

Agrarische opleiding van bedrijfsleiders

C25.

Agrarisch factorinkomen (*1) 

C26.

Inkomen uit de landbouwbedrijfsuitoefening (*1) 

C27.

Totale factorproductiviteit in landbouw (*1) 

C28.

Bruto-investeringen in vaste activa in de landbouw

C29.

Bossen en andere beboste grond

C30.

Toeristische infrastructuur

C31.

Bodemgebruik

▼M2

C32.

Gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

▼B

C33.

Landbouwintensiteit

C34.

Natura 2000-gebieden

C35.

Index akker- en weidevogels (*1) 

C36.

Staat van instandhouding van habitats in de landbouw (grasland)

C37.

HNW-landbouw (*1)  (HNW = hoge natuurwaarde)

C38.

Beschermde bossen

C39.

Wateronttrekking in de landbouw (*1) 

C40.

Waterkwaliteit (*1) 

C41.

Organisch materiaal in bouwland (*1) 

C42.

Bodemerosie door water (*1) 

C43.

Productie van hernieuwbare energie door de land- en bosbouw

C44.

Energiegebruik in landbouw, bosbouw en voedingsindustrie

C45.

Emissies uit landbouw (*1) 

2.    Resultaatindicatoren

R1

:

percentage landbouwbedrijven met POP-steun voor investeringen in herstructurering of modernisering (aandachtsgebied 2A)

R2

:

Verandering van de landbouwproductie op ondersteunde landbouwbedrijven/JAE (jaar-arbeidseenheid) (aandachtsgebied 2A) ( *2 )

R3

:

percentage landbouwbedrijven met door POP ondersteund zakelijk ontwikkelingsplan/investeringen voor jonge landbouwers (aandachtsgebied 2B)

R4

:

percentage landbouwbedrijven dat steun ontvangt om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen, lokale markten en korte toeleveringsketens, en producentengroeperingen/-organisaties (aandachtsgebied 3A)

R5

:

percentage landbouwbedrijven dat deelneemt aan regelingen inzake risicobeheer (aandachtsgebied 3B)

R6

:

percentage bos of andere beboste gebieden onder beheerscontracten voor ondersteuning van de biodiversiteit (aandachtsgebied 4A)

R7

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter ondersteuning van de biodiversiteit en/of landschappen (aandachtsgebied 4A)

R7

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van het waterbeheer (aandachtsgebied 4B)

R9

:

percentage bosgrond onder beheerscontracten ter verbetering van het waterbeheer (aandachtsgebied 4B)

R10

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van bodembeheer en/of ter voorkoming van bodemerosie (aandachtsgebied 4C)

R10

:

percentage bosbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van bodembeheer en/of ter voorkoming van bodemerosie (aandachtsgebied 4C)

R12

:

percentage geïrrigeerde grond waarvoor op efficiëntere irrigatiesystemen wordt overgeschakeld (aandachtsgebied 5A)

R13

:

Toename van de doelmatigheid van het watergebruik in de landbouw in door POP ondersteunde projecten (aandachtsgebied 5A) (*2) 

R14

:

Toename van de doelmatigheid van het energiegebruik in de landbouw en levensmiddelenverwerking in door POP ondersteunde projecten (aandachtsgebied 5B) (*2) 

R15

:

Hernieuwbare energie uit ondersteunde projecten (aandachtsgebied 5C) (*2) 

R16

:

percentage GVE (grootvee-eenheden) betrokken bij investeringen in veehouderij met het oog op het verminderen van de uitstoot van bkg (broeikasgas) en/of ammoniak (aandachtsgebied 5D)

R17

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten gericht op het verminderen van de uitstoot van bkg en/of ammoniak (aandachtsgebied 5D)

R18

:

Verminderde uitstoot van methaan en distikstofoxide (aandachtsgebied 5D) (*2) 

R19

:

Verminderde uitstoot van ammoniak (aandachtsgebied 5D) (*2) 

R20

:

percentage landbouw- en bosgrond onder beheerscontracten die bijdragen aan koolstofvastlegging en -behoud (aandachtsgebied 5E)

R21

:

In de ondersteunde projecten gecreëerde banen (aandachtsgebied 6A)

R22

:

percentage van de plattelandsbevolking dat onder strategieën voor plaatselijke ontwikkeling valt (aandachtsgebied 6B)

R23

:

percentage van de plattelandsbevolking dat voordeel haalt uit verbeterde diensten/infrastructuur (aandachtsgebied 6B)

R24

:

In de ondersteunde projecten gecreëerde banen (aandachtsgebied 6B)

R25

:

percentage van de plattelandsbevolking dat voordeel haalt uit nieuwe of verbeterde diensten/infrastructuur (informatie- en communicatietechnologie - ICT) (aandachtsgebied 6C)

Gecursiveerde indicatoren zijn ook doelindicatoren zoals vermeld onder punt 4.

3.    PO-outputindicatoren



Aantal

Outputindicatoren

Codes van de maatregelen (artikelen van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.1

Totale overheidsuitgaven (1)

Alle maatregelen

O.2

Totale investering

4 (artikel 17), 5 (artikel 18), 6.4 (artikel 19), 7.2 tot en met 7.8 (artikel 20), 8.5 en 8.6 (artikel 21) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.3

Aantal gesteunde acties/concrete acties

1 (artikel 14), 2 (artikel 15), 4 (artikel 17), 7 (artikel 20), 8.5 en 8.6 (artikel 21), 9 (artikel 27), 17.2 en 17.3 (artikel 36) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.4

Aantal ondersteunde bedrijven/begunstigden

3 (artikel 16), 4.1 (artikel 17), 5 (artikel 18), 6 (artikel 19), 8.1 tot en met 8.4 (artikel 21), 11 (artikel 29), 12 (artikel 30), 13 (artikel 31), 14 (artikel 33), 17.1 (artikel 36) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.5

Totale oppervlakte (ha)

4 (artikel 17), 8.1 tot en met 8.5 (artikel 21), 10 (artikel 28), 11 (artikel 29), 12 (artikel 30), 13 (artikel 31), 15 (artikel 34) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.6

Ondersteund fysiek gebied (ha)

10 (artikel 28) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.7

Aantal gesteunde contracten

10 (artikel 28), 15 (artikel 34) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.8

Aantal ondersteunde grootvee-eenheden (GVE)

14 (artikel 33), 4 (artikel 17) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.9

Aantal landbouwbedrijven dat deelneemt aan ondersteunde regelingen

9 (artikel 27), 16.4 (artikel 35), 17.2 en 17.3 (artikel 36) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.10

Aantal landbouwers dat pay-outs ontvangt

17.2 en 17.3 (artikel 36) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.11

Aantal gegeven opleidingsdagen

1 (artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.12

Aantal deelnemers aan een opleiding

1 (artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.13

Aantal geadviseerde begunstigden

2 (artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.14

Aantal opgeleide adviseurs

2 (artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.15

Bevolking die voordeel haalt uit verbeterde diensten/infrastructuur (IT of andere)

7 (artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.16

Aantal door EIP ondersteunde groepen, aantal door EIP gesteunde acties en aantal en soort partners in EIP-groepen

16 (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.17

Aantal ondersteunde samenwerkingsoperaties (anders dan EIP)

16 (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.18

Bevolking die valt onder plaatselijke groepen

19 (artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.19

Aantal gekozen plaatselijke groepen

19 (artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.20

Aantal ondersteunde LEADER-projecten

19 (artikel 35, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.21

Aantal gesteunde samenwerkingsprojecten

19 (artikel 35, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.22

Aantal en soort initiatiefnemers van projecten

19 (artikel 35, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.23

Uniek identificatienummer van de bij het samenwerkingsproject betrokken plaatselijke groep

19 (artikel 35, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

O.24

Aantal thematische en analytische uitwisselingen, opgezet met de steun van NPN

Netwerken (artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.25

Aantal NPN-communicatiemiddelen

Netwerken (artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

O.26

Aantal ENPO-activiteiten waaraan het NPN heeft deelgenomen

Netwerken (artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

(*1)   Deze indicator komt overeen met de in artikel 5, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 215/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot methoden voor steun op het gebied van klimaatverandering, het vaststellen van mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader en de nomenclatuur van de categorieën steunverlening voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 65) vastgestelde prestatiekaderindicator.

4.    Doelindicatoren

D1

:

percentage uitgaven in het kader van de artikelen 14, 15 en 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 ten opzichte van de totale uitgaven voor het POP (aandachtsgebied 1A)

D2

:

Totaal aantal in het kader van de samenwerkingsmaatregel gesteunde concrete acties inzake samenwerking (artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1305/2013) (groepen, netwerken/clusters, proefprojecten...) (aandachtsgebied 1B)

D3

:

Totaal aantal in het kader van artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 opgeleide deelnemers (aandachtsgebied 1C)

D4

:

percentage landbouwbedrijven met POP-steun voor investeringen in herstructurering of modernisering (aandachtsgebied 2A)

D5

:

percentage landbouwbedrijven met POP-ondersteunde zakelijke ontwikkelingsplannen/investeringen voor jonge landbouwers (aandachtsgebied 2B)

D6

:

percentage landbouwbedrijven dat steun ontvangt om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen, lokale markten en korte toeleveringsketens, en producentengroeperingen/-organisaties (aandachtsgebied 3A)

D7

:

percentage landbouwbedrijven dat deelneemt aan regelingen inzake risicobeheer (aandachtsgebied 3B)

D8

:

percentage bos/andere beboste gebied onder beheerscontracten ter ondersteuning van de biodiversiteit (aandachtsgebied 4A)

R9

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter ondersteuning van de biodiversiteit en/of landschappen (aandachtsgebied 4A)

D10

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van het waterbeheer (aandachtsgebied 4B)

D11

:

percentage bosbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van het waterbeheer (aandachtsgebied 4B)

D12

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van bodembeheer en/of ter voorkoming van bodemerosie (aandachtsgebied 4C)

D13

:

percentage bosbouwgrond onder beheerscontracten ter verbetering van bodembeheer en/of ter voorkoming van bodemerosie (aandachtsgebied 4C)

D14

:

percentage geïrrigeerde grond waarvoor op efficiëntere irrigatiesystemen wordt overgeschakeld (aandachtsgebied 5A)

D15

:

Totale investering voor energie-efficiëntie (aandachtsgebied 5B)

D16

:

Totale investering in productie van hernieuwbare energie (aandachtsgebied 5C)

D17

:

percentage GVE’s waarop investeringen in het beheer van de veestapel met het oog op het verminderen van de uitstoot van bkg en/of ammoniak betrekking hebben (aandachtsgebied 5D)

D18

:

percentage landbouwgrond onder beheerscontracten gericht op het verminderen van de uitstoot van bkg en/of ammoniak (aandachtsgebied 5D)

D19

:

percentage landbouwgrond en bosgrond onder beheerscontracten die bijdragen aan koolstofvastlegging en -behoud (aandachtsgebied 5E)

D20

:

In de ondersteunde projecten gecreëerde banen (aandachtsgebied 6A)

D21

:

percentage van de plattelandsbevolking dat onder strategieën voor plaatselijke ontwikkeling valt (aandachtsgebied 6B)

D22

:

percentage van de plattelandsbevolking dat voordeel haalt uit verbeterde diensten/infrastructuren (aandachtsgebied 6B)

D23

:

In de ondersteunde projecten gecreëerde banen (aandachtsgebied 6B)

D24

:

percentage van de plattelandsbevolking dat voordeel haalt uit nieuwe of verbeterde diensten/infrastructuren (ICT) (aandachtsgebied 6C)

5.    Voorgestelde prestatiekaderindicatoren



 

Indicatoren

Gerelateerde outputindicator

Prioriteit 2 (P2):

Totale overheidsuitgaven P2 (EUR)

O.1

Aantal landbouwbedrijven met POP-steun voor investeringen in de herstructurering en modernisering (aandachtsgebied 2a) + bedrijven met POP-ondersteunde zakelijke ontwikkelingsplannen/investeringen voor jonge landbouwers (aandachtsgebied 2B)

O.4

Prioriteit 3

(P3)

Totale overheidsuitgaven P3 (EUR)

O.1

Aantal landbouwbedrijven dat steun ontvangt om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen, lokale markten/korte toeleveringsketens, en producentengroeperingen (aandachtsgebied 3A)

O.4, O.9

Aantal landbouwbedrijven dat deelneemt aan regelingen inzake risicobeheer (aandachtsgebied 3B)

O.4, O.9

Prioriteit 4

(P4)

Totale overheidsuitgaven P4 (EUR)

O.1

Landbouwgrond onder beheerscontracten die bijdragen aan biodiversiteit (aandachtsgebied 4A) + het verbeteren van het waterbeheer (aandachtsgebied 4B) + het verbeteren van het bodembeheer en het voorkomen van bodemerosie (aandachtsgebied 4C)

O.5

Prioriteit 5

(P5)

Totale overheidsuitgaven P5 (EUR)

O.1

Aantal concrete acties inzake investeringen op het gebied van energiebesparing en energie-efficiëntie (aandachtsgebied 5B) + bij de productie van hernieuwbare energie (aandachtsgebied 5C)

O.3

Landbouwgrond en bosgrond onder beheer om koolstofvastlegging/-behoud te bevorderen (aandachtsgebied 5E) + landbouwgrond onder beheerscontracten die zijn gericht op vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en/of ammoniak (aandachtsgebied 5D) + geïrrigeerde grond waarvoor op efficiëntere irrigatiesystemen wordt overgeschakeld (aandachtsgebied 5A)

O.5

Prioriteit 6

(P6)

Totale overheidsuitgaven P6 (EUR)

O.1

Aantal gesteunde concrete acties ter verbetering van de basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden (aandachtsgebieden 6B en 6C)

O.3

Bevolking die valt onder plaatselijke groepen (aandachtsgebied 6B)

O.18




BIJLAGE V

Gemeenschappelijke evaluatievragen voor plattelandsontwikkeling

Aandachtsgebiedgebonden evaluatievragen

Voor elk in het POP opgenomen aandachtsgebied moet de desbetreffende vraag worden beantwoord in de in 2017 en 2019 in te dienen uitgebreide jaarlijkse uitvoeringsverslagen (hierna „JUV’s”) en in het verslag over de ex-postevaluatie.

1. Aandachtsgebied 1A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP innovatie, samenwerking en de ontwikkeling van de kennisbasis in plattelandsgebieden ondersteund?

2. Aandachtsgebied 1B: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan het verstevigen van de banden tussen landbouw, voedselproductie en bosbouw en onderzoek en innovatie, waaronder met het oog op beter milieubeheer en betere milieuprestaties?

3. Aandachtsgebied 1C: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP een leven lang leren en beroepsopleiding in de landbouw- en bosbouwsector ondersteund?

4. Aandachtsgebied 2A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan het verbeteren van de economische prestaties, de herstructurering en modernisering van ondersteunde landbouwbedrijven, met name door hun marktdeelname en landbouwdiversifiëring te verhogen?

5. Aandachtsgebied 2B: In hoeverre hebben de steunmaatregelen in het kader van het POP de instap van goedgeschoolde landbouwers in de landbouwsector en met name, de generatiewissel ondersteund?

6. Aandachtsgebied 3A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan het verbeteren van het concurrentievermogen van de primaire producenten door hen beter te integreren in de levensmiddelenketen met behulp van kwaliteitsregelingen, het toevoegen van waarde aan landbouwproducten, bevordering van afzet in plaatselijke markten en van korte toeleveringsketens, producentengroeperingen en brancheorganisaties?

7. Aandachtsgebied 3B: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP risicopreventie en -beheer op landbouwbedrijfsniveau ondersteund?

8. Aandachtsgebied 4A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP het herstel, de instandhouding en verbetering van de biodiversiteit, waaronder in Natura 2000-gebieden, gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen en HNW-landbouw, en de toestand van het Europese landschap ondersteund?

9. Aandachtsgebied 4B: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP de verbetering van het waterbeheer, met inbegrip van het beheer van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen ondersteund?

10. Aandachtsgebied 4C: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP de preventie van bodemerosie en de verbetering van bodembeheer ondersteund?

11. Aandachtsgebied 5A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan een efficiënter watergebruik in de landbouw?

12. Aandachtsgebied 5B: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan een efficiënter energiegebruik in de landbouw en de levensmiddelenverwerking?

13. Aandachtsgebied 5C: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan de levering en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, van bijproducten, afvalstoffen, residuen en andere non-foodgrondstoffen ten behoeve van de bio-economie?

14. Aandachtsgebied 5D: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP bijgedragen aan het verminderen van bkg en ammoniakemissies door de landbouw?

15. Aandachtsgebied 5E: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP koolstofbehoud en -vastlegging in de land- en bosbouw ondersteund?

16. Aandachtsgebied 6A: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP de diversifiëring, creatie en ontwikkeling van kleine ondernemingen en banenschepping ondersteund?

17. Aandachtsgebied 6B: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP de plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden ondersteund?

18. Aandachtsgebied 6C: In hoeverre hebben steunmaatregelen in het kader van het POP de toegankelijkheid, het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in plattelandsgebieden verbeterd?

Evaluatievragen met betrekking tot andere aspecten van het POP

De volgende vragen moeten worden beantwoord in de in 2017 en 2019 in te dienen uitgebreide JUV’s en in het verslag over de evaluatie achteraf.

19. In hoeverre hebben de synergieën tussen prioriteiten en aandachtsgebieden de effectiviteit van het POP verbeterd?

20. In hoeverre heeft de technische bijstand bijgedragen aan het verwezenlijken van de in artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde doelstellingen?

21. In hoeverre heeft het NPN bijgedragen aan het verwezenlijken van de in artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde doelstellingen?

Evaluatievragen met betrekking tot doelstellingen op Unieniveau

De volgende vragen moeten worden beantwoord in het in 2019 in te dienen uitgebreide JUV en in het verslag over de evaluatie achteraf.

22. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan het verwezenlijken van de Europa 2020-kerndoelstelling om het percentage werkenden in de leeftijdsgroep van 20 tot en met 64 tot ten minste 75 % te verhogen?

23. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan het verwezenlijken van de Europa 2020-kerndoelstellng om 3 % van het bbp van de EU te investeren in onderzoek en ontwikkeling en innovatie?

24. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering en aan het verwezenlijken van de Europa 2020-kerndoelstelling om de broeikasgasemissies met ten minste 20 % te verlagen ten opzichte van de niveaus van 1990, of met 30 % als de omstandigheden juist zijn, om het aandeel hernieuwbare energie in het finale energieverbruik met 20 % te verhogen en de energie-efficiëntie met 20 % te doen stijgen?

25. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan de verwezenlijking van de Europa 2020-kerndoelstelling om het aantal Europeanen dat onder de armoedegrens leeft te verlagen?

26. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan het verbeteren van het milieu en aan het verwezenlijken van de biodiversiteitsstrategiedoelstelling van de EU om het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten een halt toe te roepen en ze te herstellen?

27. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan de GLB-doelstelling om het concurrentievermogen van de landbouw te bevorderen?

28. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan de GLB-doelstelling om duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie te waarborgen?

29. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan de GLB-doelstelling om een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen te realiseren, onder meer door het scheppen en behouden van werkgelegenheid?

30. In hoeverre heeft het POP bijgedragen aan het bevorderen van innovatie?




BIJLAGE VI

Belangrijkste elementen van documenten inzake technische ondersteuning voor het monitoring- en evaluatiesysteem

Een van de belangrijkste elementen van het monitoring- en evaluatiesysteem voor plattelandsontwikkeling is de technische ondersteuning die de lidstaten, evaluatoren en andere belanghebbenden bij de evaluatie wordt geboden om evaluatiecapaciteit op te bouwen en de kwaliteit en consistentie van de evaluatieactiviteiten te verhogen. De Commissie zal in samenwerking met de lidstaten documenten inzake technische ondersteuning uitbrengen die de volgende onderwerpen bestrijken:

1. Fiches voor elk van de gemeenschappelijke indicatoren, met een definitie van de indicator; het verband met de interventielogica; de meeteenheid; de voor het verkrijgen van waarden gebruikte methodologie; de vereiste gegevens en de gegevensbronnen; informatie inzake gegevensverzameling, met inbegrip van de verantwoordelijke instantie en de frequentie van de gegevensverzameling; verslagleggingsvereisten.

2. Methodologische richtsnoeren om de lidstaten en evaluatoren te ondersteunen bij het vervullen van de vereisten van het monitoring- en evaluatiesysteem, die verscheidene onderdelen beslaan, waaronder evaluatiemethodologieën en -benaderingen, en ondersteuning met betrekking tot specifieke kwesties als de evaluatie van GGLO.

3. Richtsnoeren over de ex-ante-evaluatie van POP’s die het doel van ex-ante-evaluatie, het proces en de rollen van de betrokken actoren, en de reikwijdte van de exercitie behandelen en methodologische ondersteuning inzake geschikte benaderingen en methoden en een instrumentarium van indicatieve modellen bieden.

4. Richtsnoeren voor de opstelling van de evaluatieplannen die het doel en de voordelen van een evaluatieplan, de elementen die moeten worden opgenomen, en aanbevelingen inzake passende processen voor de opstelling ervan omvatten. Ze bevatten overwegingen in verband met het beheer en de uitvoering alsook indicatieve modellen voor aspecten van de exercitie.

5. Richtsnoeren inzake het gebruik en de ontwikkeling van vervangende indicatoren, in het bijzonder op regionale POP’s gericht, die het doel en de kenmerken van vervangende indicatoren beschrijven en gegevens en methoden aanwijzen die kunnen worden gebruikt wanneer vervangende indicatoren nodig zijn.

6. Richtsnoeren voor het indicatorplan die de op te nemen elementen, de toe te passen regels en de modeltabellen omvatten.

7. Richtsnoeren inzake monitoring die de in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen op te nemen elementen, de toe te passen regels en de modeltabellen omvatten.

8. Richtsnoeren voor de beoordeling van de waarden voor de aanvullende resultaatindicatoren, die de identificatie van de betrokken populatie van projecten, steekproefstrategieën, passende methodologieën, gegevensbronnen en beoordelingstechnieken behandelen.

9. Richtsnoeren voor het beoordelen van de impact van POP’s, die het doel en gebruik van impactindicatoren, verbanden tussen plattelandsontwikkelingsbeleid en andere beleidsterreinen en factoren die de impactindicatorwaarden beïnvloeden, en voorgestelde methoden om het netto-effect van steunmaatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling behelzen.

10. Richtsnoeren voor het beantwoorden van gemeenschappelijke evaluatievragen voor plattelandsontwikkeling, die verbanden met de interventielogica en gemeenschappelijke indicatoren omvatten en aanvullende gegevens, beoordelingscriteria en een reeks mogelijke benaderingen aanreiken die kunnen worden gebruikt om de vragen te beantwoorden.

11. Richtsnoeren over de ex-postevaluaties van de POP’s 2014-2020, die betrekking hebben op het doel, het proces en de reikwijdte van de exercitie, methodologische ondersteuning bieden en goede praktijken aanwijzen, en indicatieve modellen voor aspecten van de exercitie bevatten.




BIJLAGE VII

Structuur en inhoud van jaarlijkse uitvoeringsverslagen (als bedoeld in artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1305/2013)

1.    Belangrijke informatie over de uitvoering van het programma en de prioriteiten ervan

a)    Financiële gegevens

Gegevens over de financiële uitvoering met, voor elke maatregel en elk aandachtsgebied, een overzicht van de gedane en in de uitgavendeclaraties gedeclareerde uitgaven. Zij omvatten de totale gedane overheidsuitgaven alsook de financiële terugvorderingen en financiële correcties van de lidstaten in het vorige kalenderjaar.

b)    De gemeenschappelijke en programmaspecifieke indicatoren en gekwantificeerde streefwaarden

Informatie over de uitvoering van het POP zoals gemeten door gemeenschappelijke en specifieke indicatoren, met inbegrip van de geboekte vooruitgang met betrekking tot de voor elk aandachtsgebied gestelde doelstellingen en met betrekking tot de gerealiseerde output ten opzichte van de geplande output zoals vastgesteld in het indicatorplan. Te beginnen bij het in 2017 in te dienen jaarlijkse evaluatieverslag, de verwezenlijkingen in de richting van de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen (tabel F). Aanvullende informatie over de fase van de uitvoering van het POP wordt verstrekt aan de hand van gegevens over financiële verbintenissen per maatregel en aandachtsgebied en de daarmee verband houdende verwachte vooruitgang in de richting van de doelstellingen.

Tabellen:

 Tabel A Vastgelegde uitgaven per maatregel en aandachtsgebied

 Tabel B: Gerealiseerde outputindicatoren per maatregel en aandachtsgebied

▼M2

 Tabel C: Uitsplitsing voor relevante outputs en maatregelen per type gebied, geslacht en/of leeftijd en per concrete actie die bijdraagt aan de integratie van onderdanen van derde landen

▼B

 Tabel D: Vooruitgang richting doelstellingen

 Tabel E: Monitoring van overgangsmaatregelen

 Tabel F: Verwezenlijking van de prestatiekaderindicatoren

2.    De voortgang bij de uitvoering van het evaluatieplan wordt als volgt voorgesteld:

a) Beschrijving van eventuele wijzigingen in het evaluatieplan in het POP in de loop van het jaar, met de motivering ervan.

b) Een beschrijving van de in de loop van het jaar verrichte evaluatieactiviteiten (met betrekking tot afdeling 3 van het evaluatieplan) (*).

c) Een beschrijving van de activiteiten die zijn verricht in verband met de levering en het beheer van de gegevens (met betrekking tot punt 4 van het evaluatieplan) (*).

d) Een lijst van voltooide evaluaties, met inbegrip van verwijzingen naar de plaats waar zij online zijn gepubliceerd.

e) Een overzicht van de voltooide evaluaties, met de nadruk op de bevindingen ervan.

f) Een beschrijving van de met betrekking tot de publicatie van evaluatiebevindingen verrichte communicatieactiviteiten (met betrekking tot afdeling 6 van het evaluatieplan) (*).

g) Een beschrijving van de follow-up van de evaluatieresultaten (met betrekking tot afdeling 6 van het evaluatieplan) (*).

(*) Er moet worden verwezen naar het evaluatieplan, eventuele moeilijkheden bij de uitvoering moeten worden beschreven, samen met gekozen of voorgestelde oplossingen.

3.    Kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de genomen maatregelen

Beschrijving van de door de beheersautoriteit en het toezichtcomité ondernomen stappen om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering van het programma te waarborgen met name wat betreft kwesties die zich hebben voorgedaan bij het beheer van het programma en eventuele genomen corrigerende maatregelen, in het bijzonder naar aanleiding van opmerkingen van de Commissie.

4.    Stappen die zijn ondernomen om voorschriften inzake technische bijstand en publiciteit van het programma uit te voeren

a) In het geval dat het opzetten en het functioneren van het NPN behoort tot het onderdeel technische bijstand moeten de ondernomen stappen en de stand van zaken met betrekking tot het opzetten van het NPN en de uitvoering van het actieplan in het verslag worden beschreven.

b) Maatregelen om bekendheid aan het programma te geven (artikel 13 van deze verordening).

5.    Maatregelen die zijn genomen om te voldoen aan de ex-antevoorwaarden (in 2017 en 2016 indien van toepassing)

Beschrijvingen van per prioriteit/aandachtsgebied/maatregel ondernomen acties om te voldoen aan de prioriteitgebonden en algemene ex-antevoorwaarden die op het moment van de vaststelling van het POP niet of slechts gedeeltelijk waren vervuld. Hierbij moet worden verwezen naar de criteria die niet of slechts gedeeltelijk zijn nageleefd, naar elke strategie, rechtshandeling of elk ander ter zake relevant document, met inbegrip van verwijzingen naar de desbetreffende afdelingen en artikelen, en naar de voor de naleving verantwoordelijk instanties. Indien nodig kunnen de lidstaten toelichtingen of extra informatie verstrekken ter aanvulling van die beschrijving.

6.    Beschrijving van de uitvoering van subprogramma’s

De in 2017 en 2019 in te dienen JUV’s moeten ook informatie bevatten over de uitvoering zoals gemeten door gemeenschappelijke en specifieke indicatoren met inbegrip van de ten aanzien van de in het indicatorplan van het subprogramma vastgestelde doelstellingen alsook ten aanzien van de gerealiseerde output en uitgaven ten opzichte van de in het subprogramma geplande output en vastgestelde uitgaven.

7.    Beoordeling van de informatie en van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma

De in 2017 en 2019 in te dienen JUV’s moeten ook de volgende uit de evaluatieactiviteiten voortvloeiende informatie omvatten:

Rapportage en kwantificering van de resultaten van het programma, met name door middel van een beoordeling van de aanvullende resultaatindicatoren, en relevante evaluatievragen.

De in 2019 in te dienen JUV’s moeten ook de volgende uit de evaluatieactiviteiten voortvloeiende informatie omvatten:

Rapportage over de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en de bijdrage aan het verwezenlijken van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, onder meer door de nettobijdrage van het programma aan wijzigingen van de GLB-impactindicatorwaarden te beoordelen, en relevante evaluatievragen.

8.    Uitvoering van acties om rekening te houden met de in de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde beginselen

De in 2017 en 2019 in te dienen JUV’s moeten ook de volgende informatie omvatten:

a)    Bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en non-discriminatie (artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Beoordeling van de acties die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief worden meegewogen en bevorderd tijdens de voorbereiding en uitvoering van programma’s, onder meer op het vlak van monitoring, verslaglegging en evaluatie.

b)    Duurzame ontwikkeling (artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Beoordeling van de acties die zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en de uitvoering van het Elfpo in overeenstemming zijn met het beginsel van duurzame ontwikkeling en met de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 91, lid 1, van het Verdrag verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van het milieu, waarbij het beginsel „de vervuiler betaalt” wordt toegepast.

Bovendien wordt informatie verstrekt over de steun voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering (klimaatverandering volgen).

c)    De rol van de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde partners bij de uitvoering van het programma

Beoordeling van de acties die zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde partners bij de opstelling van voortgangsverslagen en gedurende de hele uitvoering van het programma worden betrokken, onder meer door deelname aan de toezichtcomités voor de programma’s overeenkomstig artikel 48 van die verordening en aan activiteiten van het NPN.

9.    De vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een geïntegreerde benadering

De in 2019 in te dienen JUV’s moeten ook de volgende informatie omvatten:

Beschrijving van de vorderingen bij het waarborgen van een geïntegreerde benadering om het Elfpo en andere financiële instrumenten van de Unie te gebruiken ter ondersteuning van de territoriale ontwikkeling van plattelandsgebieden, waaronder door middel van strategieën voor plaatselijke ontwikkeling.

10.    Verslag over de tenuitvoerlegging van de financiële instrumenten (artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

De JUV’s omvatten als bijlage ook:

een specifiek verslag over de concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten. De inhoud van dit verslag is vastgesteld in artikel 46, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de indiening ervan geschiedt door middel van het ESI-fondsenmodel.



( 1 ) Artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

( 2 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 184/2014 van de Commissie van 25 februari 2014 tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, van de voorwaarden voor het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie en tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, van de nomenclatuur van de categorieën steunverlening van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (PB L 57 van 27.2.2014, blz. 7).

( 3 ) Op basis van de totale Elfpo-bijdrage aan elk van de betrokken programma’s.

( 4 ) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

( 6 ) Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).

( 7 ) Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

( 8 ) Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

( 9 ) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

( 10 ) De indicatieve uitsplitsing van de totale bijdrage van de Unie per aandachtsgebied moet worden gebruikt in het kader van de bijdrage van het plattelandsontwikkelingsprogramma aan de in artikel 15, lid 1, onder a) iv), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde thematische doelstellingen en doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, in artikel 19, lid 5, en artikel 22, lid 6, van die verordening bedoelde schorsingen en, indien relevant, van de berekening van krachtens artikel 59, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 voor te behouden bedragen.

( 11 ) Artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (Life) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

( *1 Contextindicatoren waarin GLB-impactindicatoren zijn opgenomen

( *2 Aanvullende resultaatindicatoren