02014R0516 — NL — 12.04.2022 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 516/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad

(PB L 150 van 20.5.2014, blz. 168)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2018/2000 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2018

  L 328

78

21.12.2018

►M2

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/445 VAN DE COMMISSIE van 15 oktober 2019

  L 94

1

27.3.2020

►M3

VERORDENING (EU) 2022/585 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 april 2022

  L 112

1

11.4.2022




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 516/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.  
Bij deze verordening wordt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 het Fonds voor asiel, migratie en integratie (hierna „het Fonds” genoemd) opgericht.
2.  

Bij deze verordening worden vastgesteld:

a) 

de doelstellingen van financiële steun en de subsidiabele acties;

b) 

het algemene kader voor de uitvoering van subsidiabele acties;

c) 

de beschikbare financiële middelen en de verdeling daarvan;

d) 

de beginselen en het mechanisme voor de vaststelling van gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie, en

e) 

de financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk.

3.  
Deze verordening voorziet in de toepassing van de regels die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 514/2014, onverminderd artikel 4 van onderhavige verordening.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) 

„hervestiging”: het proces waarbij, op verzoek van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) op basis van de behoefte van een persoon aan internationale bescherming, onderdanen van derde landen vanuit een derde land worden overgebracht naar een lidstaat waar zij mogen verblijven met een van de volgende statussen:

i) 

een „vluchtelingenstatus” in de zin van artikel 2, onder e), van Richtlijn 2011/95/EU;

ii) 

een „subsidiaire beschermingsstatus” in de zin van artikel 2, onder g), van Richtlijn 2011/95/EU, of

iii) 

elke andere status die op grond van de nationale en de Uniewetgeving gelijkaardige rechten en voordelen verleent als de onder i) en ii) bedoelde statussen;

b) 

„andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden”: een ad-hocproces waarbij een lidstaat een aantal onderdanen van derde landen toestaat tijdelijk op zijn grondgebied te verblijven teneinde hen te beschermen tegen nijpende humanitaire crisissen ten gevolge van bijvoorbeeld politieke ontwikkelingen of conflicten;

c) 

„internationale bescherming”: vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus in de zin van Richtlijn 2011/95/EU;

d) 

„terugkeer”: het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG;

e) 

„onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, van het VWEU. Onder onderdanen van derde landen worden ook staatlozen en personen met niet-vastgestelde nationaliteit verstaan;

f) 

„verwijdering”: de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, dat wil zeggen de fysieke verwijdering uit de lidstaat, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG;

g) 

„vrijwillig vertrek”: het nakomen van de verplichting om binnen de in het terugkeerbesluit gestelde termijn terug te keren, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG;

h) 

„niet-begeleide minderjarige”: een onderdaan van een derde land, jonger dan 18 jaar, die zonder begeleiding van een krachtens de wet of de gangbare praktijk van de betrokken lidstaat voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt of is aangekomen, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van een lidstaat is aangekomen;

i) 

„kwetsbare persoon”: een onderdaan van een derde land die voldoet aan de definitie in het kader van het recht van de Unie die van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het Fonds ondersteunde actie behoort;

j) 

„gezinslid”: een onderdaan van een derde land die voldoet aan de definitie in het kader van het recht van Unie dat van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het Fonds ondersteunde actie behoort;

k) 

„noodsituatie”: een situatie die het gevolg is van:

i) 

zware migratiedruk in een of meer lidstaten die wordt gekenmerkt door een grote en onevenredige instroom van onderdanen van derde landen, waardoor de voorzieningen voor opvang en bewaring en de asielstelsels en -procedures onder grote en urgente druk komen te staan,

ii) 

de tenuitvoerlegging van tijdelijke beschermingsmechanismen in de zin van Richtlijn 2001/55/EG, of

iii) 

zware migratiedruk in derde landen waar vluchtelingen door gebeurtenissen zoals politieke ontwikkelingen of conflicten zijn gestrand.

Artikel 3

Doelstellingen

1.  
De algemene doelstelling van het Fonds is bij te dragen tot het efficiënte beheer van de migratiestromen en tot de uitvoering, versterking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, alsook het gemeenschappelijk immigratiebeleid, met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd.
2.  

In het kader van de algemene doelstelling, draagt het Fonds bij aan de verwezenlijking van de volgende gemeenschappelijke specifieke doelstellingen:

a) 

het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan;

b) 

het ondersteunen van de legale migratie naar de lidstaten overeenkomstig hun economische en sociale behoeften, zoals arbeidsmarktbehoeften, en tegelijkertijd het waarborgen van de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten, alsmede het bevorderen van de daadwerkelijke integratie van onderdanen van derde landen;

c) 

het bevorderen van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën in de lidstaten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale immigratie, met nadruk op de duurzaamheid van terugkeer en daadwerkelijke overname door de landen van herkomst en van doorreis;

d) 

het bevorderen van de solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, met name ten aanzien van de lidstaten die het meest te maken hebben met migratie en asielstromen, onder meer door praktische samenwerking.

De mate van verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het Fonds wordt beoordeeld in overeenstemming met artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014, aan de hand van in bijlage IV bij de onderhavige verordening geformuleerde gemeenschappelijke indicatoren en in nationale programma’s vervatte specifieke programma-indicatoren.

3.  
Maatregelen ter verwezenlijking van de in lid 1 en 2 vermelde doelstellingen zijn volledig coherent met de in het kader van de externe financieringsinstrumenten van de Unie ondersteunde maatregelen, en voldoen aan de beginselen en algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
4.  
De in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde doelstellingen worden verwezenlijkt met inachtneming van de beginselen en de doelstellingen van het humanitaire beleid van de Unie. De samenhang met de maatregelen die worden gefinancierd met externe financieringsinstrumenten van de Unie, moet overeenkomstig artikel 24 worden gewaarborgd.

Artikel 4

Partnerschap

Met het oog op het Fonds omvat het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde partnerschap relevante internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en sociale partners.



HOOFDSTUK II

GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES ASIELSTELSEL

Artikel 5

Opvang- en asielstelsels

1.  

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s vastgelegd in artikel 19 van de onderhavige verordening, ondersteunt het Fonds acties die zijn gericht op een of meer van de volgende categorieën onderdanen van derde landen:

a) 

zij die een vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus in de zin van Richtlijn 2011/95/EU genieten;

b) 

zij die een van onder a) bedoelde vormen van internationale bescherming hebben aangevraagd en nog geen definitieve beslissing hebben gekregen;

c) 

zij die tijdelijke bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2001/55/EG;

d) 

zij die in een lidstaat worden of zijn hervestigd of die vanuit een lidstaat zijn overgebracht.

Met betrekking tot opvangvoorzieningen en asielprocedures, ondersteunt het Fonds in het bijzonder de volgende, op de in de eerste alinea van dit lid genoemde categorieën personen gerichte acties:

a) 

het verstrekken van materiële hulp, met inbegrip van bijstand aan de grens, onderwijs, opleiding, ondersteunende diensten, medische en psychologische zorg;

b) 

het verlenen van ondersteunende diensten als vertalen en tolken, onderwijs, opleiding, waaronder taalonderricht, en andere initiatieven die stroken met de status van de betrokken persoon;

c) 

het opzetten en verbeteren van administratieve structuren, systemen en opleiding voor het personeel en de betrokken autoriteiten, teneinde te waarborgen dat asielzoekers op een vlotte en eenvoudige manier toegang krijgen tot asielprocedures en dat deze asielprocedures efficiënt en kwaliteitsvol zijn, in het bijzonder om waar nodig de ontwikkeling van het Unieacquis te ondersteunen;

d) 

het verlenen van sociale bijstand, voorlichting of hulp bij administratieve en/of gerechtelijke formaliteiten en voorlichting of advies over de mogelijke resultaten van de asielprocedure, inclusief over aspecten als terugkeerprocedures;

e) 

het verlenen van juridische bijstand en vertegenwoordiging;

f) 

het identificeren van kwetsbare groepen en specifieke bijstand aan kwetsbare personen, met name in overeenstemming met de punten a) tot en met e);

g) 

het opstellen, ontwikkelen en verbeteren van maatregelen die een alternatief vormen voor bewaring.

Indien het dienstig wordt geacht en het nationale programma van een lidstaat die mogelijkheid biedt, kan het Fonds ook steun verlenen aan integratiegerelateerde maatregelen zoals die van artikel 9, lid 1, met betrekking tot de opvang van in de eerste alinea van dit lid genoemde personen.

2.  

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties op het gebied van huisvestingsinfrastructuur en opvangregelingen:

a) 

het verbeteren en onderhouden van bestaande huisvestingsinfrastructuur en -diensten;

b) 

het versterken en verbeteren van administratieve structuren en systemen;

c) 

voorlichting voor lokale gemeenschappen;

d) 

de opleiding van het personeel van de autoriteiten, met inbegrip van de plaatselijke autoriteiten die omgaan met de in lid 1 bedoelde personen in het kader van hun opvang;

e) 

het oprichten, exploiteren en ontwikkelen van nieuwe huisvestingsinfrastructuur en -diensten en van administratieve structuren en systemen, met name om waar nodig te voldoen aan de structurele behoeften van de lidstaten.

3.  

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a) en d), vastgelegde specifieke doelstellingen en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19, ondersteunt het Fonds ook acties die vergelijkbaar zijn met die van lid 1 van dit artikel, wanneer dergelijke acties betrekking hebben op personen die tijdelijk verblijven:

— 
in transit- en verwerkingscentra voor vluchtelingen, met name ter ondersteuning van hervestigingsoperaties in samenwerking met het UNHCR, of
— 
op het grondgebied van een lidstaat in het kader van andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden.

Artikel 6

Capaciteit van de lidstaten om hun asielbeleid en -procedures te ontwikkelen,te monitoren en te evalueren

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten om hun asielbeleid en -procedures te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren:

a) 

acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten — mede met betrekking tot het in Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) vastgestelde mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheersing — om kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en statistieken over asielprocedures, opvangfaciliteiten en de hervestiging en het overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die om internationale bescherming verzoeken en/of personen die internationale bescherming genieten, te verzamelen, te analyseren en te verspreiden;

b) 

acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten om informatie over landen van herkomst te verzamelen, te analyseren en te verspreiden;

c) 

acties die rechtstreeks bijdragen aan de evaluatie van het asielbeleid, zoals nationale effectbeoordelingen, onderzoeken onder doelgroepen en andere betrokken partijen en aan de ontwikkeling van indicatoren en benchmarks.

Artikel 7

Hervestiging, het overbrengen van personen die internationale bescherming aanvragenen personen die internationale bescherming genieten,en andere ad-hoctoelating op humanitaire gronden

1.  

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a) en d), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties met betrekking tot de hervestiging van onderdanen van derde landen die worden of zijn hervestigd in een lidstaat, en met betrekking tot andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden:

a) 

het opstellen en ontwikkelen van nationale hervestigingsprogramma’s en -strategieën en andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden, met inbegrip van een behoefteanalyse, verbetering van indicatoren en evaluatie;

b) 

het opzetten van passende infrastructuur en diensten voor het waarborgen van een vlotte en doeltreffende uitvoering van hervestigingsacties en acties betreffende andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden, met inbegrip van taalkundige bijstand;

c) 

het opzetten van structuren, systemen en opleiding van personeel voor het uitvoeren van missies naar derde landen en/of andere lidstaten, voor het uitvoeren van interviews, en het uitvoeren van medische onderzoeken en veiligheidsonderzoeken;

d) 

het beoordelen van mogelijke hervestigingskandidaten en/of kandidaten voor een andere toelating op humanitaire gronden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, bijvoorbeeld door het uitvoeren van missies naar derde landen, het uitvoeren van interviews en het uitvoeren van medische onderzoeken en veiligheidsonderzoeken;

e) 

gezondheidsonderzoek en medische behandeling voorafgaand aan het vertrek, materiële voorzieningen voorafgaand aan het vertrek, informatie- en integratiemaatregelen en voorzieningen voorafgaand aan het vertrek in verband met de reis, met inbegrip van medische begeleiding;

f) 

informatie en bijstand bij aankomst of kort daarna, met inbegrip van de diensten van een tolk;

g) 

acties gericht op gezinshereniging van personen die worden hervestigd in een lidstaat;

h) 

het versterken van voor migratie en asiel relevante infrastructuur en diensten in de landen waarin regionale beschermingsprogramma’s zullen worden uitgevoerd;

i) 

het scheppen van voorwaarden die op de lange termijn bevorderlijk zijn voor de integratie, zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hervestigde vluchtelingen.

2.  
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder d), van de onderhavige verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds tevens acties op het gebied van het overbrengen van personen die om internationale bescherming verzoeken en/of personen die internationale bescherming genieten, die vergelijkbaar zijn met de acties in lid 1 van dit artikel, wanneer dat passend wordt geacht in het licht van beleidsontwikkelingen gedurende de uitvoeringsperiode van het Fonds of wanneer het nationale programma van een lidstaat die mogelijkheid biedt. Dergelijke operaties worden met de instemming van de betrokken personen uitgevoerd vanuit een lidstaat waar zij internationale bescherming genieten of die verantwoordelijk is voor het onderzoek van hun aanvraag, naar een andere betrokken lidstaat die hen dezelfde bescherming biedt of waar hun verzoek om internationale bescherming wordt behandeld.



HOOFDSTUK III

INTEGRATIE VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDENEN LEGALE MIGRATIE

Artikel 8

Immigratie en maatregelen vóór vertrek

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties in een derde land ten behoeve van onderdanen van derde landen, die voldoen aan specifieke maatregelen en/of voorwaarden vóór vertrek waarin het nationale recht voorziet en die stroken met het toepasselijke recht van de Unie, met inbegrip van voorwaarden in verband met het vermogen om zich in de samenleving van een lidstaat te integreren. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties:

a) 

informatiepakketten, bewustmakingscampagnes en campagnes om de interculturele dialoog te bevorderen, onder meer via gebruikersvriendelijke communicatie- en informatietechnologie en websites;

b) 

de beoordeling van vaardigheden en kwalificaties, alsmede de verbetering van de transparantie van in een derde land bestaande vaardigheden en kwalificaties, en verbetering van de verenigbaarheid ervan met die van de lidstaten;

c) 

opleiding om de inzetbaarheid in een lidstaat te verhogen;

d) 

alomvattende inburgeringscursussen en taalonderwijs;

e) 

bijstand bij aanvragen voor gezinshereniging in de zin van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad ( 2 ).

Artikel 9

Integratiemaatregelen

1.  

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die in het kader van samenhangende strategieën worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de integratiebehoeften van onderdanen van derde landen op lokaal en/of regionaal niveau. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties die gericht zijn op onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven of, waar passend, legaal verblijf in een lidstaat aan het verkrijgen zijn:

a) 

het opstellen en ontwikkelen van dergelijke integratiestrategieën met, waar passend, deelname van lokale en/of regionale actoren, met inbegrip van een behoefteanalyse, verbetering van integratie-indicatoren, en evaluatie, met inbegrip van participerende beoordelingen om beste praktijken vast te stellen;

b) 

het verlenen van advies en bijstand op gebieden als huisvesting, bestaansmiddelen, administratieve bijstand en rechtshulp, medische, psychische en sociale zorg, kinderopvang en gezinshereniging;

c) 

acties om onderdanen van derde landen vertrouwd te maken met de gastsamenleving en hen in staat te stellen zich daaraan aan te passen, zich te informeren over hun rechten en verplichtingen, deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde waarden te onderschrijven;

d) 

maatregelen gericht op onderwijs en opleiding, waaronder taallessen en voorbereidende acties ter verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt;

e) 

acties om de zelfredzaamheid te bevorderen en om onderdanen van derde landen in staat te stellen zelf in hun onderhoud te voorzien;

f) 

acties ter bevordering van verrijkende contacten en een constructieve dialoog tussen onderdanen van derde landen en de gastsamenleving en acties ter bevordering van de acceptatie door de gastsamenleving, onder meer via de media;

g) 

acties om te bevorderen dat onderdanen van derde landen in hun contacten met particuliere en overheidsdiensten verzekerd zijn van gelijke toegang en gelijke uitkomst, zoals de aanpassing van deze diensten aan de omgang met onderdanen van derde landen;

h) 

capaciteitsopbouw van begunstigden, zoals bepaald in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 514/2014, onder meer door de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken en netwerkactiviteiten.

2.  
Bij de in lid 1 bedoelde acties wordt waar nodig rekening gehouden met de specifieke behoeften van de verschillende categorieën onderdanen van derde landen, met inbegrip van personen die internationale bescherming genieten, hervestigde of overgebrachte personen en in het bijzonder kwetsbare personen.
3.  
Nationale programma’s kunnen de mogelijkheid bieden dat in de in lid 1 genoemde acties ook de naaste verwanten van de personen die tot de in dat lid bedoelde doelgroep behoren, worden opgenomen, voor zover dit noodzakelijk is voor de doeltreffende uitvoering van dergelijke acties.
4.  
Met het oog op de programmering en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde acties, omvat het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde partnerschap de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen voor het beheer van de bijstandsverlening uit het Europees Sociaal Fonds.

Artikel 10

Maatregelen inzake praktische samenwerking en capaciteitsopbouw

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die zijn gericht op een of meer van de volgende activiteiten:

a) 

het uitwerken van strategieën ter bevordering van legale migratie met het oog op het vereenvoudigen van de ontwikkeling en toepassing van flexibele toelatingsprocedures;

b) 

het ondersteunen van de samenwerking tussen derde landen en de wervingsbureaus, de diensten voor arbeidsvoorziening en de immigratiediensten van lidstaten, alsmede ondersteunen van lidstaten bij het toepassen van het recht van de Unie inzake migratie, het voeren van overleg met de belanghebbenden, het inwinnen van deskundig advies en het uitwisselen van informatie over benaderingen die op specifieke nationaliteiten of categorieën van onderdanen van derde landen zijn gericht, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften op de arbeidsmarkt;

c) 

het versterken van de capaciteit van de lidstaten om hun strategieën, beleid en maatregelen op het gebied van migratie te ontwikkelen, uit te voeren, te bewaken en te evalueren op verschillende niveaus en overheidsdiensten, met name door het vergroten van de capaciteit van de lidstaten om gedetailleerde en uitgesplitste gegevens en statistieken over migratieprocedures en -stromen en verblijfsvergunningen te verzamelen, te analyseren en te verspreiden, en door toezichtinstrumenten, beoordelingssystemen, indicatoren en benchmarks voor het meten van de resultaten van deze strategieën te ontwikkelen;

d) 

het opleiden van begunstigden als omschreven in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 514/2014, en personeelsleden die publieke en private diensten verlenen, waaronder onderwijsinstellingen, ter bevordering van de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken, samenwerking, netwerkvorming en interculturele capaciteiten, alsook verbeteren van de kwaliteit van de verstrekte diensten;

e) 

het opzetten van duurzame organisatiestructuren voor integratie- en diversiteitsmanagement, met name door samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden waardoor ambtenaren op verschillende overheidsniveaus snel informatie kunnen inwinnen over ervaringen en beste praktijken elders, en eventueel krachten en middelen tussen de betrokken autoriteiten en tussen gouvernementele en niet-gouvernementele instanties bundelen om doeltreffender diensten aan onderdanen van derde landen te kunnen verstrekken, onder meer door middel van eenloketfuncties (d.w.z. gecoördineerde integratie-ondersteuningscentra);

f) 

het bijdragen aan een dynamisch bilateraal proces van wederzijdse interactie dat ten grondslag ligt aan de integratiestrategieën op lokaal en regionaal niveau door de ontwikkeling van platforms voor de raadpleging van onderdanen van derde landen, de uitwisseling van informatie tussen belanghebbenden en interculturele gespreksplatforms en gespreksplatforms tussen geloofsgemeenschappen, tussen gemeenschappen van onderdanen van derde landen en de gastsamenleving en/of tussen deze gemeenschappen en de autoriteiten die het beleid en de besluitvorming bepalen;

g) 

het bevorderen en versterken van de praktische samenwerking tussen de betrokken autoriteiten van de lidstaten, met aandacht voor onder meer de uitwisseling van informatie, beste praktijken en strategieën en het ontwikkelen en uitvoeren van gezamenlijke acties, onder meer met het oog op het waarborgen van de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten.



HOOFDSTUK IV

TERUGKEER

Artikel 11

Begeleidende maatregelen inzake terugkeerprocedures

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, richt het Fonds zich, op het gebied van begeleidende maatregelen inzake terugkeerprocedures, op een of meer van de volgende categorieën onderdanen van derde landen:

a) 

onderdanen van derde landen die nog geen definitieve negatieve beslissing hebben ontvangen met betrekking tot hun verzoek om in een lidstaat te mogen verblijven, hun verzoek om een verblijfsvergunning en/of hun verzoek om internationale bescherming te genieten, en die ervoor kunnen kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren;

b) 

onderdanen van derde landen die in een lidstaat een verblijfsrecht, verblijfsvergunning hebben en/of internationale bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2011/95/EU, of tijdelijke bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2001/55/EG, en die ervoor hebben gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren;

c) 

onderdanen van derde landen die zich op het grondgebied van een lidstaat bevinden en niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang en/of verblijf in een lidstaat, onder meer de onderdanen van derde landen voor wie de verwijdering overeenkomstig artikel 9 en artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2008/115/EG is uitgesteld.

In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende, op de in de eerste alinea genoemde categorieën personen gerichte acties:

a) 

het invoeren, ontwikkelen en verbeteren van maatregelen die een alternatief vormen voor bewaring;

b) 

het verstrekken van sociale bijstand, voorlichting of hulp bij administratieve en/of gerechtelijke formaliteiten en voorlichting of advies;

c) 

het verlenen van rechtshulp en taalondersteuning;

d) 

specifieke bijstand aan kwetsbare groepen;

e) 

het invoeren en verbeteren van onafhankelijke en doeltreffende controlesystemen voor gedwongen terugkeer als bedoeld in artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG;

f) 

het opzetten, onderhouden en verbeteren van de infrastructuur, diensten en voorzieningen in verband met huisvesting, opvang of bewaring;

g) 

het opzetten van administratieve structuren en systemen, waaronder IT-hulpmiddelen;

h) 

het opleiden van personeel met het oog op vlotte en doeltreffende terugkeerprocedures, zowel wat het beheer als de uitvoering ervan betreft.

Artikel 12

Terugkeermaatregelen

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die op de in artikel 11 van deze verordening bedoelde personen zijn gericht. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties:

a) 

maatregelen ter voorbereiding van terugkeeroperaties, zoals die welke leiden tot de identificatie van onderdanen van derde landen, het afgeven van reisdocumenten en het traceren van gezinsleden;

b) 

samenwerking met consulaire diensten en immigratiediensten van derde landen om reisdocumenten te verkrijgen, repatriëring te vereenvoudigen en om overname te garanderen;

c) 

maatregelen inzake begeleide vrijwillige terugkeer, met inbegrip van medisch onderzoek en medische bijstand, regelingen in verband met de reis, financiële bijdragen, en bijstand en begeleiding voor en na terugkeer;

d) 

verwijderoperaties, waaronder de gerelateerde maatregelen, overeenkomstig de normen vastgelegd in het recht van de Unie, met uitzondering van dwanguitrusting;

e) 

maatregelen om met het oog op de persoonlijke ontwikkeling van de persoon die terugkeert de re-integratie op gang te brengen, zoals geldelijke stimulansen, opleiding, bijstand bij het vinden van werk en steun voor het opbouwen van economische activiteiten;

f) 

voorzieningen en diensten in derde landen voor passende tijdelijke huisvesting en opvang bij aankomst;

g) 

specifieke bijstand aan kwetsbare groepen.

Artikel 13

Maatregelen inzake praktische samenwerking en capaciteitsopbouw

In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds op het gebied van praktische samenwerking en capaciteitsopbouwende maatregelen, onder meer de volgende acties:

a) 

acties ter bevordering, ontwikkeling en versterking van de operationele samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de terugkeerdiensten en andere autoriteiten van de lidstaten die bij de terugkeer betrokken zijn, ook wat betreft de samenwerking met consulaire autoriteiten en immigratiediensten van derde landen en gezamenlijke terugkeeroperaties;

b) 

acties ter ondersteuning van de samenwerking tussen derde landen en de terugkeerdiensten van derde landen, met inbegrip van maatregelen voor het versterken van de capaciteit van derde landen om in het bijzonder in het kader van overnameovereenkomsten overname- en herintegratieactiviteiten te verrichten;

c) 

acties ter vergroting van de capaciteit om een doeltreffend en duurzaam terugkeerbeleid te ontwikkelen, met name door informatie over de situatie in de terugkeerlanden, beste praktijken en ervaring uit te wisselen en middelen van lidstaten te bundelen;

d) 

acties ter vergroting van de capaciteit inzake het verzamelen, analyseren en verspreiden van gedetailleerde en systematische gegevens en statistieken over terugkeerprocedures en -maatregelen, capaciteit op het gebied van opvang en bewaring, gedwongen en vrijwillige terugkeer, toezicht en herintegratie;

e) 

acties die rechtstreeks bijdragen aan de evaluatie van het terugkeerbeleid, zoals nationale effectbeoordelingen, onderzoeken onder doelgroepen en de ontwikkeling van indicatoren en benchmarks;

f) 

informatiemaatregelen en -campagnes in derde landen om passende legale immigratiekanalen en de risico’s van illegale immigratie meer onder de aandacht te brengen.



HOOFDSTUK V

FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER

Artikel 14

Totale middelen en uitvoering

1.  
De totale middelen voor de uitvoering van deze verordening bedragen 3 137 miljoen EUR in lopende prijzen.
2.  
De jaarlijkse kredieten voor het Fonds worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.
3.  

De totale middelen worden aangewend via:

a) 

nationale programma’s, overeenkomstig artikel 19;

b) 

acties van de Unie, overeenkomstig artikel 20;

c) 

noodhulp, overeenkomstig artikel 21;

d) 

het Europees Migratienetwerk, overeenkomstig artikel 22;

e) 

technische bijstand, overeenkomstig artikel 23.

4.  
Het budget dat uit hoofde van deze verordening wordt toegewezen aan acties van de Unie als bedoeld in artikel 20 van deze verordening, aan noodhulp als bedoeld in artikel 21 van deze verordening, aan het Europees Migratienetwerk, als bedoeld in artikel 22 van deze verordening, en aan technische bijstand als bedoeld in artikel 23 van deze verordening, wordt uitgevoerd onder direct beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder a), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en, waar passend, onder indirect beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Het budget dat wordt toegewezen aan nationale programma’s als bedoeld in artikel 19 van deze verordening wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder b), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
5.  
De Commissie blijft conform artikel 317 van het VWEU verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de Unie en brengt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de operaties die door andere entiteiten dan de lidstaten worden uitgevoerd.
6.  

Onverminderd de prerogatieven van het Europees Parlement en de Raad worden de financiële middelen die de voornaamste referentie vormen, indicatief als volgt gebruikt:

a) 

2 752 miljoen EUR voor de nationale programma’s van de lidstaten;

b) 

385 miljoen EUR voor acties van de Unie, noodhulp, het Europees Migratienetwerk en technische bijstand van de Commissie, waarvan ten minste 30 % wordt gebruikt voor acties van de Unie en het Europees Migratienetwerk.

Artikel 15

Middelen voor subsidiabele acties in de lidstaten

1.  

Het bedrag van 2 752 miljoen EUR wordt als volgt toegewezen aan de lidstaten:

a) 

2 392 miljoen EUR wordt toegewezen overeenkomstig bijlage I. De lidstaten bestemmen ten minste 20 % van deze middelen aan de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling en ten minste 20 % aan de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), genoemde specifieke doelstelling. De lidstaten kunnen slechts van die minimumpercentages afwijken indien zij in hun nationale programma op gedetailleerde wijze verklaren waarom het onder dat niveau toewijzen van middelen de verwezenlijking van de doelstelling niet in gevaar brengt. Wat betreft de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling gaan de lidstaten met structurele tekorten op het gebied van huisvesting, infrastructuur, en dienstverlening, niet lager dan het in deze verordening vastgelegde minimumpercentage;

b) 

360 miljoen EUR wordt toegewezen op grond van het verdelingsmechanisme voor de in artikel 16 bedoelde specifieke acties, het in artikel 17 bedoelde hervestigingsprogramma van de Unie en het in artikel 18 bedoelde overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die internationale bescherming genieten.

2.  

Het in lid 1, onder b), vermelde bedrag strekt tot ondersteuning van:

a) 

specifieke acties vermeld in bijlage II;

b) 

het hervestigingsprogramma van de Unie overeenkomstig artikel 17 en/of het overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die internationale bescherming genieten overeenkomstig artikel 18.

3.  
Wanneer uit hoofde van lid 1, onder b), van dit artikel een bedrag beschikbaar blijft of wanneer een ander bedrag beschikbaar is, wordt dat bedrag toegewezen in het kader van de tussentijdse evaluatie als vastgelegd in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 in verhouding tot de basisbedragen voor nationale programma’s als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 16

Middelen voor specifieke acties

1.  
Een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder a), kan worden toegewezen aan de lidstaten, mits het hiervoor in het programma is aangewezen en wordt gebruikt om de in bijlage II opgesomde specifieke acties uit te voeren.
2.  
De Commissie is bevoegd om in het licht van nieuwe beleidsontwikkelingen overeenkomstig artikel 26 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage II in het kader van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde tussentijdse evaluatie te herzien. Op grond van de herziene lijst van specifieke acties kunnen de lidstaten een aanvullend bedrag in de zin van lid 1 van dit artikel ontvangen, mits er middelen beschikbaar zijn.

▼M3

3.  
De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten toegewezen bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring of herziening van hun nationale programma’s in het kader van de tussentijdse evaluatie volgens de in de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure. Deze bedragen worden alleen gebruikt voor de uitvoering van de specifieke acties opgenomen in bijlage II bij deze verordening. Wanneer dit in het licht van nieuwe of onvoorziene omstandigheden noodzakelijk is, mag een lidstaat die bedragen echter gebruiken voor andere acties in het kader van zijn nationale programma, mits hij de Commissie raadpleegt alvorens tot dergelijk gebruik over te gaan.

▼B

Artikel 17

Middelen voor het hervestigingsprogramma van de Unie

1.  
De lidstaten ontvangen naast de overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), berekende toewijzing om de twee jaar een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder b), in de vorm van een vast bedrag van 6 000  EUR per hervestigde persoon.
2.  
Het in lid 1 bedoelde vast bedrag wordt verhoogd tot 10 000  EUR voor elke persoon die wordt hervestigd overeenkomstig de krachtens lid 3 en in bijlage III vastgestelde gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie en voor elke kwetsbare persoon als bepaald in lid 5.
3.  

Het gemeenschappelijke hervestigingsprogramma van de Unie is gebaseerd op de volgende algemene categorieën van personen:

a) 

personen die afkomstig zijn uit landen of regio’s die zijn aangewezen voor een regionaal beschermingsprogramma;

b) 

personen die afkomstig zijn uit landen of regio’s die worden vermeld in de UNHCR-hervestigingsprognose, voor zover een gemeenschappelijk optreden van de Unie er aanzienlijk toe kan bijdragen dat wordt voorzien in de behoefte aan bescherming;

c) 

personen die tot een specifieke categorie behoren die onder de UNHCR-hervestigingscriteria vallen.

4.  
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage III te wijzigen, op basis van de in lid 3 van dit artikel genoemde algemene categorieën, in duidelijk gemotiveerde gevallen of in het licht van eventuele aanbevelingen van het UNHCR.
5.  

Op de volgende kwetsbare groepen van personen is ook het in lid 2 bedoelde vast bedrag van toepassing:

a) 

vrouwen en kinderen die gevaar lopen,

b) 

niet-begeleide minderjarigen,

c) 

personen met medische behoeften waarin alleen door middel van hervestiging kan worden voorzien,

d) 

personen die voor juridische of fysieke bescherming dringend moeten worden hervestigd, met inbegrip van slachtoffers van geweld of foltering.

6.  
Wanneer een lidstaat een persoon hervestigt omdat de betrokkene onder meerdere van de in de leden 1 en 2 bedoelde categorieën valt, ontvangt hij het vaste bedrag slechts eenmaal voor die persoon.
7.  
In voorkomend geval, kunnen lidstaten ook voor een vast bedrag in aanmerking komen voor gezinsleden van de in de leden 1, 3 en 5 bedoelde personen, mits die gezinsleden overeenkomstig deze verordening zijn hervestigd.
8.  
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het tijdschema en andere uitvoeringsvoorwaarden in verband met het toewijzingsmechanisme voor de middelen van het hervestigingsprogramma van de Unie vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

▼M3

9.  
De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten om de twee jaar toegewezen — de eerste keer bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s volgens de in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure, en nadien in een financieringsbesluit dat bij de besluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s wordt gevoegd. Deze bedragen kunnen niet worden overgedragen naar andere acties in het kader van het nationaal programma. Wanneer dit in het licht van nieuwe of onvoorziene omstandigheden noodzakelijk is, mag een lidstaat die bedragen echter overdragen naar andere acties in het kader van zijn nationale programma, mits hij de Commissie raadpleegt alvorens tot een dergelijke overdracht over te gaan.

▼B

10.  
Teneinde de doelstellingen van het hervestigingsprogramma van de Unie doeltreffend na te streven, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde, zo nodig, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde vaste bedragen aan te passen. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met actuele inflatiepercentages, relevante ontwikkelingen op hervestigingsgebied en factoren die bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële stimulans die met de vaste bedragen wordt gegeven.

Artikel 18

▼M1

Middelen voor het overbrengen van personen die internationale bescherming aanvragen of genieten

▼B

1.  
Met het oog op de toepassing van het beginsel van solidariteit en eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden en in het licht van beleidsontwikkelingen in de Unie gedurende de uitvoeringsperiode van het Fonds, ontvangen de lidstaten, naast de overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), berekende toewijzing een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder b), in de vorm van een vast bedrag van 6 000  EUR per ►M1  persoon die internationale bescherming aanvraagt of geniet ◄ en die uit een andere lidstaat is overgebracht.
2.  
In voorkomend geval, kunnen lidstaten ook voor een vast bedrag in aanmerking komen voor gezinsleden van de in lid 1 bedoelde personen, mits die gezinsleden overeenkomstig deze verordening zijn overgebracht.

▼M1

3.  
De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten voor het eerst toegewezen bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring van hun nationale programma's, volgens de in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure, en nadien in een financieringsbesluit dat bij de besluiten tot goedkeuring van hun nationale programma wordt gevoegd. Nieuwe vastleggingen van die bedragen voor dezelfde actie in het kader van het nationale programma of overdrachten van die bedragen naar andere acties in het kader van het nationale programma zijn mogelijk als zij naar behoren worden gemotiveerd in de herziening van het desbetreffende nationale programma. Een bedrag mag slechts één keer opnieuw worden vastgelegd of overgedragen. De Commissie keurt de nieuwe vastlegging of de overdracht goed via de herziening van het nationale programma.

Met betrekking tot bedragen die afkomstig zijn van de bij Besluiten (EU) 2015/1523 ( 3 ) en (EU) 2015/1601 ( 4 ) van de Raad vastgestelde voorlopige maatregelen, met het oog op het versterken van de solidariteit en overeenkomstig artikel 80 VWEU, wijzen de lidstaten ten minste 20 % van die bedragen opnieuw toe of dragen die over aan acties in het kader van nationale programma's voor de overbrenging van personen die internationale bescherming aanvragen of genieten, voor hervestiging of andere ad-hoctoelatingen op humanitaire gronden, alsook voor voorbereidende maatregelen voor de overbrenging van personen die internationale bescherming aanvragen na hun aankomst in de Unie, ook over zee, of voor de overbrenging van personen die internationale bescherming genieten. Dergelijke maatregelen omvatten geen maatregelen met betrekking tot detentie. Indien een lidstaat middelen opnieuw vastlegt of overdraagt die beneden dat minimumpercentage liggen, is het niet mogelijk om het verschil tussen de opnieuw vastgelegde of overgedragen middelen en het minimumpercentage over te dragen naar andere acties in het kader van nationale programma.

▼M1

3 bis.  
Met het oog op de toepassing van artikel 50, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 worden bedragen die afkomstig zijn van de bij Besluiten (EU) nr. 2015/1523 en (EU) nr. 2015/1601 vastgestelde voorlopige maatregelen en die opnieuw worden vastgelegd voor dezelfde actie in het kader van het nationaal programma of worden overgedragen naar andere acties in het kader van het nationaal programma, overeenkomstig lid 3 van dit artikel, beschouwd als bedragen die zijn vastgelegd in het jaar van de herziening van het nationaal programma waarbij de nieuwe vastlegging of overdracht in kwestie wordt goedgekeurd.
3 ter.  
In afwijking van artikel 50, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 wordt de uiterste termijn voor de vrijmaking van de in lid 3 bis van dit artikel bedoelde bedragen verlengd met een periode van zes maanden.
3 quater.  
De Commissie brengt elk jaar bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van dit artikel.

▼M1

4.  
Om gestalte te geven aan de doelstellingen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten als bedoeld in artikel 80 VWEU, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 van deze verordening en binnen de grenzen van de beschikbare middelen gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde het in lid 1 van dit artikel bedoelde vaste bedrag aan te passen; daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met actuele inflatiepercentages, relevante ontwikkelingen op het gebied van het van de ene lidstaat naar de andere overbrengen van personen die internationale bescherming aanvragen of genieten, en op het gebied van hervestiging en andere ad-hoctoelating op humanitaire gronden, alsmede met factoren die kunnen bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële prikkel die met het vaste bedrag wordt gegeven.

▼B

Artikel 19

Nationale programma’s

1.  

In het kader van de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 te onderzoeken en goed te keuren nationale programma’s streven de lidstaten, binnen de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde doelstellingen, en rekening houdend met de resultaten van de beleidsdialoog bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014, in het bijzonder de volgende doelstellingen na:

a) 

het tot stand brengen van een sterkere basis voor het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel door ervoor te zorgen dat het acquis van de Unie inzake asiel efficiënt en uniform wordt toegepast en dat Verordening (EU) nr. 604/2013 correct functioneert. Dergelijke acties kunnen tevens het opstellen en ontwikkelen van het hervestigingsprogramma van de Unie omvatten;

b) 

het opstellen en ontwikkelen van integratiestrategieën die verschillende aspecten van het bilaterale dynamische proces bestrijken, en die naargelang het geval op nationaal, lokaal of regionaal niveau moeten worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de integratiebehoeften van onderdanen van derde landen op lokaal/regionaal niveau, wordt tegemoetgekomen aan specifieke behoeften van de verschillende categorieën migranten, en doeltreffende partnerschappen tussen belanghebbenden ter zake worden ontwikkeld;

c) 

het ontwikkelen van een terugkeerprogramma met een component begeleide vrijwillige terugkeer en, indien nodig, een component herintegratie.

2.  
De lidstaten zorgen ervoor dat alle uit dit Fonds ondersteunde acties worden uitgevoerd met conform de grondrechten en met eerbiediging van de menselijke waardigheid. De acties moeten met name worden uitgevoerd met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.  
Onverminderd het vereiste om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, streven de lidstaten, rekening houdend met hun individuele omstandigheden, naar een billijke en transparante verdeling van de middelen over de in artikel 3, lid 2, genoemde specifieke doelstellingen.

Artikel 20

Acties van de Unie

1.  
Op initiatief van de Commissie kan het Fonds worden gebruikt voor het financieren van transnationale of voor de Unie bijzonder belangrijke acties („acties van de Unie”) betreffende de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.
2.  

Om voor financiering uit het Fonds in aanmerking te komen, moeten acties van de Unie met name strekken tot ondersteuning van:

a) 

het bevorderen van de samenwerking op Unieniveau bij de uitvoering van wetgeving en het delen van beste praktijken van de Unie op asielgebied, met name wat betreft de hervestiging en het overbrengen van asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten van een lidstaat naar een andere, mede door de vorming van netwerken en de uitwisseling van gegevens, legale migratie, integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van steun bij aankomst en coördinatieactiviteiten ter bevordering van hervestiging in de gemeenschappen die de hervestigde vluchtelingen moeten opvangen, alsmede bij terugkeer;

b) 

het opzetten van transnationale samenwerkingsnetwerken en proefprojecten, waaronder innovatieve projecten, op basis van transnationale partnerschappen tussen organen in twee of meer lidstaten, die zijn geconcipieerd om innovatie en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken te bevorderen;

c) 

studies en onderzoek naar eventuele nieuwe vormen van samenwerking van de Unie op het gebied van asiel, immigratie, integratie, terugkeer en het relevante recht van de Unie, de verspreiding en uitwisseling van informatie over beste praktijken en alle andere beleidsaspecten van asiel, immigratie, integratie en terugkeer, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie;

d) 

het ontwikkelen en toepassen door de lidstaten van gemeenschappelijke statistische hulpmiddelen, methoden en indicatoren voor het meten van beleidsontwikkelingen op het gebied van asiel, legale migratie, integratie en terugkeer;

e) 

voorbereidende, toezicht gerelateerde, administratieve en technische bijstand, en ontwikkeling van een evaluatiemechanisme dat nodig is voor de uitvoering van het asiel- en immigratiebeleid;

f) 

samenwerking met derde landen op grond van de totaalaanpak van de Unie van migratie en mobiliteit, met name in het kader van de uitvoering van overnameovereenkomsten, mobiliteitspartnerschappen en regionale beschermingsprogramma’s;

g) 

informatiemaatregelen en -campagnes in derde landen om passende wettelijke immigratiekanalen en de risico’s van illegale immigratie meer onder de aandacht te brengen.

3.  
De acties van de Unie worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 514/2014.
4.  
De Commissie zorgt voor een eerlijke en transparante verdeling van de middelen onder de in artikel 3, lid 2, bedoelde doelstellingen.

Artikel 21

Noodhulp

1.  
Het Fonds verleent financiële bijstand om in het geval van een noodsituatie, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder k), te voorzien in dringende en specifieke behoeften. De maatregelen die in overeenstemming met dit artikel in derde landen worden uitgevoerd moeten consistent zijn met en in voorkomend geval een aanvulling vormen op het humanitaire beleid van de Unie en moeten de humanitaire beginselen zoals vastgesteld in de consensus betreffende humanitaire hulp in acht nemen.
2.  
Noodhulp wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) nr. 514/2014.

Artikel 22

Europees Migratienetwerk

1.  
Het Fonds ondersteunt het Europees Migratienetwerk en verleent de nodige financiële bijstand voor zijn activiteiten en zijn toekomstige ontwikkeling.
2.  
Het voor het Europees Migratienetwerk bestemde deel van de jaarlijkse kredieten van het Fonds en het werkprogramma met de prioriteiten voor het netwerk worden, na goedkeuring door de Raad van bestuur, door de Commissie vastgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 4, lid 5, onder a), van Beschikking 2008/381/EG. Het besluit van de Commissie vormt een financieringsbesluit op grond van artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
3.  
De financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk wordt naargelang het geval overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 verstrekt in de vorm van subsidies aan de nationale contactpunten bedoeld in artikel 3 van Beschikking 2008/381/EG en van overheidsopdrachten. Met de bijstand wordt gezorgd voor passende en tijdige financiële steun aan die nationale contactpunten. De kosten voor de uitvoering van de acties van die contactpunten die in 2014 subsidies hebben genoten, komen in aanmerking voor subsidiëring met ingang van 1 januari 2014.
4.  

Beschikking 2008/381/EG wordt als volgt gewijzigd:

a) 

artikel 4, lid 5, onder a), wordt vervangen door:

„a) 

ontwerpwerkprogramma’s van de activiteiten op te stellen en goed te keuren, met name wat betreft de doelstellingen, thematische prioriteiten alsmede indicatieve bedragen voor de begroting van elk nationaal contactpunt om ervoor te zorgen dat het Europees Migratienetwerk goed functioneert, zulks op basis van een voorstel van de voorzitter;”;

b) 

artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

i) 

lid 4 wordt vervangen door:

„4.  
De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het werkprogramma van de activiteiten en brengt regelmatig aan de Raad van Bestuur verslag uit over de uitvoering ervan en over de ontwikkeling van het Europees Migratienetwerk.”;
ii) 

de leden 5 tot en met 8 worden geschrapt;

c) 

artikel 11 wordt geschrapt;

d) 

artikel 12 wordt geschrapt.

Artikel 23

Technische bijstand

1.  
Op initiatief van en/of namens de Commissie wordt jaarlijks maximaal 2,5 miljoen EUR van het Fonds gebruikt voor technische bijstand, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 514/2014.
2.  
Op initiatief van een lidstaat kan het Fonds activiteiten voor technische bijstand financieren, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 514/2014. Het voor technische bijstand gereserveerde bedrag bedraagt voor de periode 2014-2020 niet meer dan 5,5 % van het aan een lidstaat toegewezen totaalbedrag, vermeerderd met 1 000 000  EUR.

Artikel 24

Coördinatie

De Commissie en de lidstaten, waar passend, samen met de Europese Dienst voor extern optreden, zorgen ervoor dat de acties in en ten aanzien van derde landen worden uitgevoerd in synergie en in samenhang met andere acties buiten de Unie die met instrumenten van de Unie worden gesubsidieerd. Zij zien er met name op toe dat deze acties:

a) 

samenhang vertonen met het externe beleid van de Unie en met name met het beginsel van beleidssamenhang op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, en coherent zijn met de strategische programmeringsdocumenten voor de regio of het land in kwestie;

b) 

zich toespitsen op maatregelen die niet op ontwikkeling zijn gericht;

c) 

het belang van het interne beleid van de Unie dienen en consistent zijn met de binnen de Unie ondernomen activiteiten.



HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Specifieke bepalingen inzake vaste bedragen voor hervestiging en het overbrengen,van een lidstaat naar een andere, van ►M1  personen die internationale bescherming aanvragen of genieten ◄

In afwijking van de in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde voorschriften over de subsidiabiliteit van uitgaven, met name wat betreft vaste bedragen en vaste percentages, geldt voor de vaste bedragen die de lidstaten op grond van deze verordening worden toegewezen voor hervestiging en/of het overbrengen, van een lidstaat naar een andere, van ►M1  personen die internationale bescherming aanvragen of genieten ◄ , dat zij:

a) 

niet op statistische of historische gegevens hoeven te worden gebaseerd, en

b) 

worden toegekend mits de persoon voor wie het vaste bedrag wordt toegewezen overeenkomstig deze verordening is hervestigd en/of overgebracht.

Artikel 26

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 21 mei 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van drie jaar verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar tegen deze verlenging verzet.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.  
Een overeenkomstig artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 27

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan het Comité voor de Fondsen voor asiel, migratie en integratie, en interne veiligheid, dat is opgericht bij artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 28

Evaluatie

Uiterlijk op 30 juni 2020 herzien het Europees Parlement en de Raad, op grond van een voorstel van de Commissie, deze verordening.

Artikel 29

Toepasselijkheid van Verordening (EU) nr. 514/2014

Op dit Fonds zijn de bepalingen van Verordening (EU) nr. 514/2014 van toepassing, onverminderd artikel 4 van deze verordening.

Artikel 30

Intrekking

Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 31

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van de betrokken projecten en jaarprogramma’s tot de afsluiting ervan of van financiële bijstandsverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstandsverlening van toepassing is. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van financiële steun die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Beschikking 2008/381/EG of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstand van toepassing is.
2.  
Wanneer zij besluiten neemt over medefinanciering uit hoofde van deze verordening, neemt de Commissie de maatregelen in aanmerking die vóór 20 mei 2014 op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG, 2007/435/EG en 2008/381/EG zijn genomen en die financiële gevolgen hebben tijdens de door die medefinanciering bestreken periode.
3.  
De voor medefinanciering vastgelegde bedragen die door de Commissie tussen 1 januari 2011 en 31 december 2014 zijn goedgekeurd en waarvoor de voor afsluiting van de acties vereiste documenten op de uiterste datum voor indiening van het eindverslag nog niet bij de Commissie zijn ingediend, worden door de Commissie uiterlijk op 31 december 2017 ambtshalve vrijgemaakt en geven aanleiding tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
4.  
Bedragen die verband houden met acties die zijn geschorst wegens een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, worden bij de berekening van de ambtshalve vrij te maken bedragen buiten beschouwing gelaten.
5.  
Uiterlijk op 30 juni 2015 dienen de lidstaten voor de periode 2011-2013 bij de Commissie evaluatieverslagen in over de resultaten en de effecten van acties die op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG zijn medegefinancierd.
6.  
Uiterlijk op 31 december 2015 dient de Commissie voor de periode 2011-2013 verslagen van de evaluatie achteraf op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel 32

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.




BIJLAGE I



Meerjarige uitsplitsing per lidstaat voor de periode 2014-2020 (in EUR)

Lidstaat

Minimumbedrag

% gemiddelde toewijzingen in 2011-2013 EVF+EIF+ERF

Gemiddeld bedrag 2011-2013

TOTAAL

AT

5 000 000

2,65  %

59 533 977

64 533 977

BE

5 000 000

3,75  %

84 250 977

89 250 977

BG

5 000 000

0,22  %

5 006 777

10 006 777

CY

10 000 000

0,99  %

22 308 677

32 308 677

CZ

5 000 000

0,94  %

21 185 177

26 185 177

DE

5 000 000

9,05  %

203 416 877

208 416 877

EE

5 000 000

0,23  %

5 156 577

10 156 577

ES

5 000 000

11,22  %

252 101 877

257 101 877

FI

5 000 000

0,82  %

18 488 777

23 488 777

FR

5 000 000

11,60  %

260 565 577

265 565 577

GR

5 000 000

11,32  %

254 348 877

259 348 877

HR

5 000 000

0,54  %

12 133 800

17 133 800

HU

5 000 000

0,83  %

18 713 477

23 713 477

IE

5 000 000

0,65  %

14 519 077

19 519 077

IT

5 000 000

13,59  %

305 355 777

310 355 777

LT

5 000 000

0,21  %

4 632 277

9 632 277

LU

5 000 000

0,10  %

2 160 577

7 160 577

LV

5 000 000

0,39  %

8 751 777

13 751 777

MT

10 000 000

0,32  %

7 178 877

17 178 877

NL

5 000 000

3,98  %

89 419 077

94 419 077

PL

5 000 000

2,60  %

58 410 477

63 410 477

PT

5 000 000

1,24  %

27 776 377

32 776 377

RO

5 000 000

0,75  %

16 915 877

21 915 877

SE

5 000 000

5,05  %

113 536 877

118 536 877

SI

5 000 000

0,43  %

9 725 477

14 725 477

SK

5 000 000

0,27  %

5 980 477

10 980 477

UK

5 000 000

16,26  %

365 425 577

370 425 577

Totaal lidstaten

145 000 000

100,00  %

2 247 000 000

2 392 000 000




BIJLAGE II

Lijst van specifieke acties bedoeld in artikel 16

1. 

Oprichting en ontwikkeling in de Unie van transit- en verwerkingscentra voor vluchtelingen, met name ter ondersteuning van hervestigingsoperaties in samenwerking met het UNHCR

2. 

Nieuwe benaderingen, in samenwerking met het UNHCR, betreffende de toegang tot asielprocedures gericht op de belangrijkste doorreislanden, zoals beschermingsprogramma’s voor bijzondere groepen of bepaalde procedures voor de behandeling van asielaanvragen

3. 

Gezamenlijke initiatieven van lidstaten op het gebied van integratie, zoals het vaststellen van benchmarks, intercollegiale toetsingen of toetsing van Europese modules, bijvoorbeeld met betrekking tot de verwerving van taalvaardigheden of de organisatie van introductieprogramma’s en ter verbetering van de beleidscoördinatie tussen de lidstaten, de regio’s en de plaatselijke autoriteiten

4. 

Gezamenlijke initiatieven voor het identificeren en uitvoeren van nieuwe benaderingen met betrekking tot de procedures bij het eerste contact, en beschermingsnormen en bijstand voor niet-begeleide minderjarigen

5. 

Gezamenlijke terugkeeroperaties, met inbegrip van gezamenlijke acties tot uitvoering van overnameovereenkomsten van de Unie

6. 

Gezamenlijke herintegratieprojecten in de landen van herkomst met het oog op duurzame terugkeer, alsmede gezamenlijke acties ter vergroting van de capaciteit van derde landen om met de Unie gesloten overnameovereenkomsten uit te voeren

7. 

Gezamenlijke initiatieven voor herstel van de eenheid van het gezin en de herintegratie van niet-begeleide minderjarigen in hun land van herkomst

8. 

Gezamenlijke initiatieven van lidstaten op het gebied van legale migratie, met inbegrip van het opzetten van gezamenlijke migratiecentra in derde landen, alsmede gezamenlijke projecten tussen de lidstaten ter bevordering van het gebruik van uitsluitend legale migratiekanalen en voorlichting over de gevaren van illegale immigratie.

▼M2

9. 

In lidstaten die worden geconfronteerd met een grote of buitensporige migratiedruk, of beide, de oprichting, ontwikkeling en inwerkingstelling van adequate voorzieningen en bijbehorende diensten voor de opvang, huisvesting en bewaring van aanvragers van internationale bescherming of onderdanen van derde landen die zich in een lidstaat ophouden en die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot of verblijf in een lidstaat, of beide, alsook huisvestingsondersteuning voor personen die internationale bescherming genieten.

▼B




BIJLAGE III

Lijst van gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie

1. 

Regionaal beschermingsprogramma in Oost-Europa (Belarus, Moldavië, Oekraïne)

2. 

Regionaal beschermingsprogramma in de Hoorn van Afrika (Djibouti, Kenia, Jemen)

3. 

Regionaal beschermingsprogramma in Noord-Afrika (Egypte, Libië, Tunesië)

4. 

Vluchtelingen in de regio Oost-Afrika/Grote Merengebied

5. 

Iraakse vluchtelingen in Syrië, Libanon en Jordanië

6. 

Iraakse vluchtelingen in Turkije

7. 

Syrische vluchtelingen in de regio




BIJLAGE IV

Lijst van gemeenschappelijke indicatoren voor het meten van de specifieke doelstellingen

a) 

Het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan

i) 

Aantal doelgroeppersonen aan wie bijstand is verleend door middel van projecten op het gebied van opvangvoorzieningen en asielregelingen die uit hoofde van het Fonds worden ondersteund

Met het oog op de jaarlijkse uitvoeringsverslagen als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 514/2014 wordt deze indicator verder opgesplitst in subcategorieën zoals:

— 
aantal doelgroeppersonen dat in de gehele loop van de asielprocedures informatie en bijstand heeft gekregen;
— 
aantal doelgroeppersonen dat juridische bijstand en vertegenwoordiging geniet;
— 
aantal kwetsbare personen en niet-begeleide minderjarigen dat specifieke bijstand geniet.
ii) 

Capaciteit (dat wil zeggen het aantal plaatsen) van nieuwe infrastructuur voor opvangaccommodatie die volgens de in het Unieacquis vastgestelde minimumeisen voor voorzieningen inzake opvangaccommodatie is opgezet en van bestaande opvangaccommodatie die volgens dezelfde eisen is verbeterd, welke het resultaat is van de uit hoofde van dit Fonds ondersteunde projecten, en het percentage daarvan in de totale capaciteit voor opvangaccommodatie.

iii) 

Aantal personen dat met de steun van het Fonds opleiding over asielgerelateerde onderwerpen opleiding heeft gekregen, en dat aantal als percentage van het totale aantal personeelsleden dat die opleiding heeft genoten.

iv) 

Aantal producten met gegevens over landen van oorsprong en met de steun van het Fonds verrichte informatiemissies.

v) 

Aantal uit hoofde van het Fonds ondersteunde projecten voor de ontwikkeling, de monitoring en de evaluatie van het asielbeleid in de lidstaten.

vi) 

Aantal personen dat met de steun van het Fonds is hervestigd.

b) 

Het ondersteunen van legale migratie naar de lidstaten overeenkomstig hun economische en sociale behoeften zoals arbeidsmarktbehoeften en het tegelijkertijd terugdringen van het misbruik van legale migratie, alsmede het bevorderen van de werkelijke integratie van onderdanen van derde landen:

i) 

Aantal doelgroeppersonen dat gebruik heeft gemaakt van uit hoofde van het Fonds ondersteunde maatregelen vóór het vertrek.

ii) 

Aantal doelgroeppersonen dat in het kader van het Fonds bijstand heeft gekregen door middel van integratiemaatregelen in het kader van nationale, lokale en regionale strategieën.

Met het oog op de jaarlijkse uitvoeringsverslagen als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) nr. 514/2014 wordt deze indicator verder opgesplitst in subcategorieën zoals:

— 
aantal doelgroeppersonen dat bijstand heeft gekregen door middel van maatregelen gericht op onderwijs en opleiding, waaronder taallessen en voorbereidende acties ter verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt;
— 
aantal doelgroeppersonen dat door het verlenen van advies en bijstand steun heeft gekregen op het gebied van huisvesting;
— 
aantal doelgroeppersonen dat bijstand heeft gekregen in de vorm van medische en psychologische zorg;
— 
aantal doelgroeppersonen dat bijstand heeft gekregen in de vorm van maatregelen in verband met deelname aan het democratisch bestel.
iii) 

Aantal lokale, regionale en nationale beleidskaders/maatregelen/instrumenten ten behoeve van de integratie van onderdanen van derde landen en met de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, de migrantengemeenschappen en alle relevante belanghebbenden, dat het gevolg is van de uit hoofde van het Fonds ondersteunde maatregelen.

iv) 

Aantal samenwerkingsprojecten met andere lidstaten inzake de integratie van onderdanen van derde landen, dat uit hoofde van het Fonds wordt ondersteund.

v) 

Aantal uit hoofde van het Fonds ondersteunde projecten voor de ontwikkeling, de monitoring en de evaluatie van het asielbeleid in de lidstaten.

c) 

Het bevorderen van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën in de lidstaten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale immigratie, met nadruk op de duurzaamheid van terugkeer en werkelijke overname door de landen van herkomst en doorreis.

i) 

Aantal personen dat met de steun van het Fonds opleiding over terugkeergerelateerde onderwerpen heeft gekregen.

ii) 

Aantal personen dat is teruggekeerd en dat vóór of na terugkeer door het Fonds medegefinancierde herintegratiebijstand heeft gekregen.

iii) 

Aantal personen dat is teruggekeerd en van wie de terugkeer door het Fonds medegefinancierd is (vrijwillig teruggekeerde personen en verwijderde personen).

iv) 

Aantal door het Fonds medegefinancierde verwijderingsoperaties.

v) 

Aantal uit hoofde van het Fonds ondersteunde projecten voor de ontwikkeling, de monitoring en de evaluatie van het asielbeleid in de lidstaten.

d) 

Het bevorderen van de solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, met name ten aanzien van de lidstaten die het meest te maken hebben met migratie en asielstromen:

i) 

Aantal personen dat om internationale bescherming verzoekt en dat internationale bescherming geniet dat met de steun van het Fonds van een lidstaat is overgebracht naar een andere.

ii) 

Aantal samenwerkingsprojecten met andere lidstaten ter bevordering van de solidariteit en verdeling van verantwoordelijkheid tussen de uit hoofde van het Fonds ondersteunde lidstaten.



( 1 ) Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).

( 2 ) Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12).

( 3 ) Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en van Griekenland (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 146).

( 4 ) Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015 tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 80).