02014D0119 — NL — 13.09.2022 — 012.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
BESLUIT 2014/119/GBVB VAN DE RAAD van 5 maart 2014 (PB L 066 van 6.3.2014, blz. 26) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
UITVOERINGSBESLUIT 2014/216/GBVB VAN DE RAAD van 14 april 2014 |
L 111 |
91 |
15.4.2014 |
|
L 24 |
16 |
30.1.2015 |
||
L 62 |
25 |
6.3.2015 |
||
L 142 |
30 |
6.6.2015 |
||
L 259 |
23 |
6.10.2015 |
||
L 60 |
76 |
5.3.2016 |
||
L 58 |
34 |
4.3.2017 |
||
L 63 |
48 |
6.3.2018 |
||
L 64 |
7 |
5.3.2019 |
||
L 71 |
10 |
6.3.2020 |
||
L 77 |
29 |
5.3.2021 |
||
L 70 |
7 |
4.3.2022 |
||
L 235 |
32 |
12.9.2022 |
Gerectificeerd bij:
BESLUIT 2014/119/GBVB VAN DE RAAD
van 5 maart 2014
betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne
Artikel 1
Voor de toepassing van dit besluit worden onder meer beschouwd als personen die zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen alle personen tegen wie door de Oekraïense autoriteiten een onderzoek is ingesteld wegens:
het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan, of
machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan.
De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit, ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.
De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een scheidsrechterlijke beslissing die is gegeven vóór de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1, op de lijst in bijlage is geplaatst, dan wel van een vóór of na die datum in de Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing, of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing;
de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan de vorderingen die bij een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften betreffende de rechten van de houders van dergelijke vorderingen;
de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam; en
de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.
De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
Lid 2 is niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:
rente of andere inkomsten op die rekeningen;
betalingen die verschuldigd zijn overeenkomstig contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 voorziene maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden; of
betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke beslissing die in de Unie is gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is,
mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de in lid 1 voorziene maatregelen.
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Om het effect van de in artikel 1, leden 1 en 2, bedoelde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen te treffen als de in dit besluit voorziene.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Dit besluit is van toepassing tot en met 6 maart 2023.
Dit besluit wordt doorlopend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.
BIJLAGE
A.
|
Naam |
Nadere gegevens |
Motivering |
Datum van aanwijzing |
▼M13 ————— |
||||
2. |
Vitalii Yuriyovych Zakharchenko (Вiталiй Юрiйович Захарченко), Vitaliy Yurievich Zakharchenko (Виталий Юрьевич Захарченко) |
Geboren op 20 januari 1963 in Kostiantynivka (Donetsk oblast), voormalig minister van Binnenlandse Zaken |
Persoon tegen wie een strafrechtelijke vervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor de verduistering van overheidsmiddelen of activa en in verband met machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van de Oekraïense overheidsmiddelen of activa. |
6.3.2014 |
▼M13 ————— |
||||
▼M8 ————— |
||||
▼M9 ————— |
||||
6. |
Viktor Ivanovych Ratushniak (Вiктор Iванович Ратушняк) |
geboren op 16 oktober 1959, voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan. |
6.3.2014 |
▼M13 ————— |
||||
▼M4 ————— |
||||
▼M13 ————— |
||||
▼M8 ————— |
||||
▼M10 ————— |
||||
12. |
Serhiy Vitalyovych Kurchenko (Сергiй Вiталiйович Курченко) |
geboren op 21 september 1985 in Kharkiv, zakenman |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor machtsmisbruik om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of overheidsactiva. |
6.3.2014 |
▼M11 ————— |
||||
▼M6 ————— |
||||
▼M11 ————— |
||||
▼M7 ————— |
||||
▼M12 ————— |
||||
▼M10 ————— |
B. Rechten van de verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming
De rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming uit hoofde van het wetboek van strafvordering van Oekraïne
In artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) is bepaald dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafproces de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om het recht om te weten van welk strafbaar feit hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten uit hoofde van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor procedurele handelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter.
In artikel 303 van het wetboek van strafvordering wordt een onderscheid gemaakt tussen beslissingen en omissies die tijdens het vooronderzoek kunnen worden aangevochten (eerste lid) en beslissingen en een handelen of nalaten die tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank in aanmerking kunnen worden genomen (tweede lid). In artikel 306 van het wetboek van strafvordering is bepaald dat klachten tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. In artikel 308 van het wetboek van strafvordering is bepaald dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters vatbaar zijn voor beroep, en dat andere beslissingen door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen uit hoofde van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen uit hoofde van de artikelen 176-178, van het wetboek van strafvordering).
Toepassing van de rechten van de verdediging en van het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen
▼M13 —————
2. Vitalii Yuriyovych Zakharchenko (Nederlandse transliteratie: Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko)
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 april 2021 op grond waarvan de heer Zachartsjenko hechtenis is opgelegd, alsook uit de uitspraak van de rechtbank van het Petsjerski-district in Kiev van 10 augustus 2021 waarbij toestemming werd verleend om een bijzonder vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000002929 uit te voeren. Die beslissingen van de onderzoeksrechters bevestigen de status van de heer Zachartsjenko als verdachte en wijzen erop dat de verdachte zich voor het onderzoek verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.
Bovendien beschikt de Raad over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Zachartsjenko op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Zachartsjenko op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en het verzoek door te sturen naar de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen. Voorts heeft Oekraïne op 11 mei 2021 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie gericht om de verblijfplaats van de heer Zachartsjenko vast te stellen, welk verzoek op 31 augustus 2021 door Rusland is afgewezen.
Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Zachartsjenko zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de bovenbeschreven omstandigheden die de heer Zachartsjenko aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
▼M13 —————
6. Viktor Ivanovych Ratushniak (Nederlandse transliteratie: Viktor Ivanovitsj Ratusjniak)
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 19 april 2021 op grond waarvan de heer Ratusjniak hechtenis is opgelegd, alsook uit de uitspraak van de rechtbank van het Petsjerski-district in Kiev van 10 augustus 2021 waarbij toestemming werd verleend om een bijzonder vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000002929 uit te voeren. Die beslissingen van de onderzoeksrechters bevestigen de status van de heer Ratusjniak als verdachte en wijzen erop dat de verdachte zich voor het onderzoek verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Ratusjniak op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Ratusjniak op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne het verzoek toe te sturen zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen. Voorts heeft Oekraïne op 11 mei 2021 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie gericht om de verblijfplaats van de heer Ratusjniak vast te stellen, welk verzoek op 31 augustus 2021 door Rusland is afgewezen.
Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Ratusjniak zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Ratusjniak worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
▼M13 —————
12. Serhiy Vitalyovych Kurchenko (Nederlandse transliteratie: Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko)
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dat blijkt met name uit het feit dat de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis werd gesteld dat het vooronderzoek in strafrechtelijke procedure nr. 42016000000003393 was afgesloten en dat zij toegang heeft gekregen tot de stukken van het dossier om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad beschikt over informatie dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met het dossier. Op 11 oktober 2021 heeft het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne de advocaten van de verdediging van de heer Koertsjenko bovendien laten weten dat het vooronderzoek was afgerond en dat zij toegang kreeg tot de stukken van het vooronderzoek om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad heeft informatie ontvangen over het feit dat het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne een verzoek heeft ingediend om een termijn vast te stellen waarbinnen de verdediging de stukken van het vooronderzoek kan bestuderen, teneinde de vertraging tegen te gaan die de verdediging in dat verband heeft opgelopen.
In het kader van strafrechtelijke procedure nr. 12014160020000076 heeft het Hof van Beroep van Odessa bij beslissing van 18 september 2020 het beroep van de openbaar aanklager toegewezen en de heer Koertsjenko preventieve hechtenis opgelegd. Het Hof heeft ook verklaard dat de heer Koertsjenko in 2014 uit Oekraïne is vertrokken en dat zijn woonplaats niet kan worden vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de heer Koertsjenko zich verborgen houdt voor de onderzoeksinstanties om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen. Op 20 december 2021 heeft de rechtbank van het Kievski-district in de stad Odessa toestemming verleend om een bijzonder vooronderzoek bij verstek uit te voeren. Voorts heeft de rechtbank van het Kievski-district in de stad Odessa op 20 oktober 2021 het beroep van de advocaten tot intrekking van het besluit van de openbaar aanklager van 27 juli 2021 betreffende de opschorting van het vooronderzoek verworpen.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Koertsjenko op te sporen. Op 13 mei 2021 heeft het hoofdbureau van de nationale politie van de regio Odessa het Oekraïense bureau van Interpol en Europol verzocht om een red notice met betrekking tot Koertsjenko openbaar te maken, die momenteel in behandeling is. De Raad werd ervan in kennis gesteld dat de Oekraïense autoriteiten op 29 april 2020 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie hebben gericht, dat op 28 juli 2020 is teruggestuurd en niet zou worden uitgevoerd.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Koertsjenko het onderzoek ontwijkt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn worden geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van de rechter beschreven omstandigheden die de heer Koertsjenko worden aangerekend en de niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.