02013R0952 — NL — 01.01.2020 — 003.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 952/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD

van 9 oktober 2013

tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

(herschikking)

(PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2016/2339 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 december 2016

  L 354

32

23.12.2016

►M2

VERORDENING (EU) 2019/474 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 19 maart 2019

  L 83

38

25.3.2019

►M3

VERORDENING (EU) 2019/632 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 april 2019

  L 111

54

25.4.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 287, 29.10.2013, blz.  90 (952/2013)

►C2

Rectificatie, PB L 267, 30.9.2016, blz.  2 (952/2013)

►C3

Rectificatie, PB L 289, 8.11.2019, blz.  59 (952/2013)

►C4

Rectificatie, PB L 317, 1.10.2020, blz.  41 (952/2013)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 952/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD

van 9 oktober 2013

tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

(herschikking)



INHOUDSOPGAVE

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities

HOOFDSTUK 2

Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving

Afdeling 1

Informatieverstrekking

Afdeling 2

Vertegenwoordiging bij de douane

Afdeling 3

Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

Afdeling 4

Geautoriseerde marktdeelnemer

Afdeling 5

Sancties

Afdeling 6

Beroep

Afdeling 7

Goederencontrole

Afdeling 8

Bewaren van bescheiden en overige gegevens, en heffingen en kosten

HOOFDSTUK 3

Valutaomrekening en termijnen

TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN INVOER- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

HOOFDSTUK 2

Oorsprong van goederen

Afdeling 1

Niet-preferentiële oorsprong

Afdeling 2

Preferentiële oorsprong

Afdeling 3

Bepaling van de oorsprong van specifieke goederen

HOOFDSTUK 3

Douanewaarde van goederen

TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSSTELLING

HOOFDSTUK 1

Ontstaan van de douaneschuld

Afdeling 1

Douaneschuld bij invoer

Afdeling 2

Douaneschuld bij uitvoer

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor douaneschuld bij invoer en bij uitvoer

HOOFDSTUK 2

Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

HOOFDSTUK 3

Invordering, betaling, terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

Afdeling 1

Vaststelling van het bedrag aan in- en uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

Afdeling 2

Betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten

Afdeling 3

Terugbetaling en kwijtschelding

HOOFDSTUK 4

Tenietgaan van de douaneschuld

TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE

HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij binnenbrengen

HOOFDSTUK 2

Aankomst van goederen

Afdeling 1

Binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie

Afdeling 2

Aanbrengen, lossen en onderzoek van goederen

Afdeling 3

Tijdelijke opslag van goederen

TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Douanestatus van goederen

HOOFDSTUK 2

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Afdeling 2

Standaard douaneaangiften

Afdeling 3

Vereenvoudigde douaneaangiften

Afdeling 4

Op alle douaneaangiften toepasselijke bepalingen

Afdeling 5

Overige vereenvoudigingen

HOOFDSTUK 3

Verificatie en vrijgave van goederen

Afdeling 1

Verificatie

Afdeling 2

Vrijgave

HOOFDSTUK 4

Verwijdering van goederen

TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN

HOOFDSTUK 1

In het vrije verkeer brengen

HOOFDSTUK 2

Vrijstelling van invoerrechten

Afdeling 1

Terugkerende goederen

Afdeling 2

Zeevisserij en uit zee gewonnen producten

TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 2

Douanevervoer

Afdeling 1

Extern en intern douanevervoer

Afdeling 2

Uniedouanevervoer

HOOFDSTUK 3

Opslag

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Afdeling 2

Douane-entrepots

Afdeling 3

Vrije zones

HOOFDSTUK 4

Specifieke bestemming

Afdeling 1

Tijdelijke invoer

Afdeling 2

Bijzondere bestemming

HOOFDSTUK 5

Veredeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Afdeling 2

Actieve veredeling

Afdeling 3

Passieve veredeling

TITEL VIII

GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN

HOOFDSTUK 1

Formaliteiten voorafgaand aan het uitgaan van goederen

HOOFDSTUK 2

Formaliteiten bij het uitgaan van goederen

HOOFDSTUK 3

Uitvoer en wederuitvoer

HOOFDSTUK 4

Summiere aangifte bij uitgaan

HOOFDSTUK 5

Kennisgeving van wederuitvoer

HOOFDSTUK 6

Vrijstelling van uitvoerrechten

TITEL IX

ELEKTRONISCHE SYSTEMEN, VEREENVOUDIGINGEN, BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, COMITEPROCEDURE EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Ontwikkeling van elektronische systemen

HOOFDSTUK 2

Vereenvoudigingen bij de toepassing van de douanewetgeving

HOOFDSTUK 3

Bevoegdheidsdelegatie en comitéprocedure

HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN



HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities

Artikel 1

Ontwerp en toepassingsgebied

1.  Bij deze verordening wordt het douanewetboek van de Unie (het wetboek) vastgesteld, houdende de algemene voorschriften en procedures betreffende goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

Onverminderd het internationaal recht, internationale overeenkomsten en Uniewetgeving op andere gebieden, is het wetboek op eenvormige wijze van toepassing in het gehele douanegebied van de Unie.

2.  Sommige bepalingen van de douanewetgeving kunnen buiten het douanegebied van de Unie van toepassing zijn in het kader van wetgeving op specifieke gebieden dan wel van internationale overeenkomsten.

3.  Sommige bepalingen van de douanewetgeving, met inbegrip van de vereenvoudigingen daarin, zijn van toepassing op de handel in Uniegoederen tussen delen van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG of Richtlijn 2008/118/EG gelden en delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden, alsmede op de handel tussen delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden.

Artikel 2

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is overeenkomstig artikel 284 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter uitwerking van de bepalingen van de douanewetgeving en de vereenvoudiging ervan inzake de douaneaangifte, het bewijs van de douanestatus en het gebruik van de regeling intern Uniedouanevervoer, voor zover dat een correcte toepassing van de betrokken fiscale maatregelen niet in de weg staat, die van toepassing zijn op de in artikel 1, lid 3, bedoelde handel in Uniegoederen. Deze handelingen kunnen voorzien in maatregelen voor bijzondere omstandigheden in verband met de handel in Uniegoederen waarbij slechts één lidstaat betrokken is.

Artikel 3

Missie van de douaneautoriteiten

De douaneautoriteiten hebben voornamelijk als opdracht toezicht te houden op het internationale handelsverkeer van de Unie en aldus bij te dragen tot eerlijke en open handel, de uitvoering van de externe aspecten van de interne markt, van het gemeenschappelijk handelsbeleid en van ander gemeenschappelijk beleid van de Unie dat verband houdt met de handel, en de algemene veiligheid van de toeleveringsketen. De douaneautoriteiten stellen maatregelen vast die met name strekken tot:

a) 

de bescherming van de financiële belangen van de Unie en haar lidstaten;

b) 

de bescherming van de Unie tegen oneerlijke en illegale handel en de ondersteuning van de legale handel;

c) 

het garanderen van de veiligheid van de Unie en haar ingezetenen en van de bescherming van het milieu, in voorkomend geval in nauwe samenwerking met andere autoriteiten; en

d) 

het handhaven van een billijk evenwicht tussen de douanecontroles en de facilitering van de legale handel.

Artikel 4

Douanegebied

1.  Het douanegebied van de Unie omvat de volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim:

— 
het grondgebied van het Koninkrijk België;
— 
het grondgebied van de Republiek Bulgarije;
— 
het grondgebied van de Tsjechische Republiek;
— 
het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van de Faeroër en Groenland;
— 
het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland, met uitzondering van het eiland Helgoland en het grondgebied van Büsingen (Verdrag van 23 november 1964 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Zwitserse Bondsstaat);
— 
het grondgebied van de Republiek Estland;
— 
het grondgebied van Ierland;
— 
het grondgebied van de Helleense Republiek;
— 
het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van Ceuta en Melilla;
— 
het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van de Franse landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het VWEU van toepassing zijn;
— 
het grondgebied van de Republiek Kroatië;

▼M2

— 
het grondgebied van de Italiaanse Republiek, met uitzondering van de gemeente Livigno;

▼B

— 
het grondgebied van de Republiek Cyprus overeenkomstig de bepalingen van de Toetredingsakte van 2003;
— 
het grondgebied van de Republiek Letland;
— 
het grondgebied van de Republiek Litouwen;
— 
het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;
— 
het grondgebied van Hongarije;
— 
het grondgebied van Malta;
— 
het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;
— 
het grondgebied van de Republiek Oostenrijk;
— 
het grondgebied van de Republiek Polen;
— 
het grondgebied van de Portugese Republiek;
— 
het grondgebied van Roemenië;
— 
het grondgebied van de Republiek Slovenië;
— 
het grondgebied van de Slowaakse Republiek;
— 
het grondgebied van de Republiek Finland;
— 
het grondgebied van het Koninkrijk Zweden; en
— 
het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man.

2.  De volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim, die buiten het grondgebied van de lidstaten zijn gelegen, worden, met inachtneming van de verdragen en overeenkomsten die erop van toepassing zijn, beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Unie:

a) 

FRANKRIJK

Het grondgebied van Monaco als omschreven in de te Parijs op 18 mei 1963 ondertekende Douaneovereenkomst (Journal officiel de la République Française (Staatsblad van de Franse Republiek) van 27 september 1963, blz. 8679);

b) 

CYPRUS

Het grondgebied van Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen als omschreven in het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus, ondertekend in Nicosia op 16 augustus 1960 (United Kingdom Treaty Series No 4 (1961), Cmnd. 1252).

Artikel 5

Definities

In dit wetboek wordt verstaan onder:

1)

"douaneautoriteiten" : de douanediensten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de toepassing van de douanewetgeving, en alle overige autoriteiten die krachtens het nationale recht belast zijn met de toepassing van bepaalde onderdelen van de douanewetgeving;

2)

"douanewetgeving" :

het geheel van wetgeving bestaande uit de volgende elementen

a) 

het wetboek en de op niveau van de Unie of op nationaal niveau vastgestelde bepalingen ter aanvulling of uitvoering ervan,

b) 

het gemeenschappelijk douanetarief,

c) 

de wetgeving betreffende de instelling van een Unieregeling inzake douanevrijstellingen,

d) 

internationale overeenkomsten houdende douanevoorschriften, voor zover deze van toepassing zijn in de Unie;

3)

"douanecontroles" : door de douaneautoriteiten verrichte specifieke handelingen voor het waarborgen van de naleving van de douanewetgeving en andere wetgeving betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Unie en landen of gebieden daarbuiten worden vervoerd, en betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst;

4)

"persoon" : een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend;

5)

"marktdeelnemer" : de persoon die zich in het kader van zijn bedrijfsvoering bezighoudt met activiteiten die onder de douanewetgeving vallen;

6)

"douanevertegenwoordiger" : iedere persoon die door een andere persoon is aangewezen voor het vervullen van de in de douanewetgeving voorgeschreven handelingen en formaliteiten bij de douaneautoriteiten;

7)

"risico" :

de waarschijnlijkheid dat zich, in relatie tot het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen of de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Unie en landen of gebieden buiten dat gebied worden vervoerd, en in verband met de aanwezigheid van goederen binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen, een gebeurtenis voordoet, en de effecten van zulke gebeurtenis, die:

a) 

de correcte toepassing van Unie- of nationale maatregelen in de weg staat,

b) 

de financiële belangen van de Unie en haar lidstaten schaadt, of

c) 

een gevaar vormt voor de veiligheid van de Unie en haar ingezetenen, de gezondheid van mens, dier of plant, het milieu of de consument;

8)

"douaneformaliteiten" : alle handelingen die door een persoon en door de douaneautoriteiten moeten worden verricht om aan de douanewetgeving te voldoen;

9)

"summiere aangifte bij binnenbrengen" : de handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de Unie zullen binnenkomen;

10)

"summiere aangifte bij uitgaan" : de handeling waarbij een persoon de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze, en binnen een specifieke termijn, meedeelt dat goederen het douanegebied van de Unie zullen verlaten;

11)

"aangifte tot tijdelijke opslag" : de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze kenbaar maakt dat hij goederen in tijdelijke opslag plaatst;

12)

"douaneaangifte" : de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, in voorkomend geval met opgave van eventuele specifieke procedures die moeten worden toegepast;

13)

"aangifte tot wederuitvoer" : de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om niet-Uniegoederen, met uitzondering van die zich onder de regeling vrije zone bevinden of die in tijdelijke opslag zijn, buiten het douanegebied van de Unie te brengen;

14)

"kennisgeving van wederuitvoer" : de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om niet-Uniegoederen die zich onder een regeling vrije zone bevinden, of in tijdelijke opslag zijn, buiten het douanegebied van de Unie te brengen;

15)

"aangever" : de persoon die in eigen naam een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer indient, dan wel de persoon namens wie deze aangifte of deze kennisgeving wordt ingediend;

16)

"douaneregeling" :

een van de onderstaande regelingen waaronder goederen overeenkomstig het wetboek kunnen worden geplaatst:

a) 

in het vrije verkeer brengen,

b) 

bijzondere regelingen,

c) 

uitvoer;

17)

"tijdelijke opslag" : de toestand van tijdelijk onder douanetoezicht opgeslagen niet-Uniegoederen tussen het moment waarop zij bij de douane zijn aangebracht en het moment waarop zij onder een douaneregeling zijn geplaatst of zijn weder uitgevoerd;

18)

"douaneschuld" : de verplichting van een persoon tot betaling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat uit hoofde van de geldende douanewetgeving verschuldigd is;

19)

"schuldenaar" : elke persoon die een douaneschuld verschuldigd is;

20)

"invoerrecht" : het douanerecht dat bij de invoer van goederen verschuldigd is;

21)

"uitvoerrecht" : het douanerecht dat bij de uitvoer van goederen verschuldigd is;

22)

"douanestatus" : de status van goederen, zijnde hetzij Unie-, hetzij niet-Uniegoederen;

23)

"Uniegoederen" :

goederen behorende tot een van de volgende categorieën:

a) 

goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Unie zonder toevoeging van goederen die zijn ingevoerd uit landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie,

b) 

goederen die in het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht uit landen of gebieden buiten dat gebied en die in het vrije verkeer zijn gebracht,

c) 

goederen die in het douanegebied van de Unie zijn verkregen of vervaardigd, hetzij uitsluitend uit goederen als bedoeld onder b), hetzij uit goederen als bedoeld onder a) en b);

24)

"niet-Uniegoederen" : andere dan de in punt 23 bedoelde goederen of goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben verloren;

25)

"risicobeheer" : het systematisch in kaart brengen van risico's, waaronder door middel van steekproefcontroles, en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico's te beperken;

26)

"vrijgave van goederen" : terbeschikkingstelling door de douaneautoriteiten van goederen voor de doeleinden die zijn voorzien in de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst;

27)

"douanetoezicht" : de activiteiten die door de douaneautoriteiten in het algemeen worden ontplooid teneinde te zorgen voor de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn;

28)

"terugbetaling" : de teruggave van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die zijn voldaan;

29)

"kwijtschelding" : ontheffing van de verplichting tot betaling van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die niet zijn voldaan;

30)

"veredelingsproducten" : onder een veredelingsregeling geplaatste goederen die veredeld zijn;

31)

"in het douanegebied van de Unie gevestigd persoon" :

a) 

indien het een natuurlijk persoon betreft, eenieder die in het douanegebied van de Unie zijn normale verblijfplaats heeft,

b) 

indien het een rechtspersoon of een vereniging van personen betreft, elke persoon die zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting heeft in het douanegebied van de Unie;

32)

"vaste inrichting" : een vaste vestiging voor bedrijfsuitoefening waar de nodige menselijke en technische hulpbronnen permanent voorhanden zijn en waarmee de douanetransacties van een persoon volledig of gedeeltelijk worden uitgevoerd;

33)

"aanbrengen bij de douane" : mededeling aan de douaneautoriteiten dat de goederen bij het douanekantoor of op enige andere, door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats zijn aangekomen en beschikbaar zijn voor douanecontrole;

34)

"houder van de goederen" : de persoon die de eigenaar is van de goederen, een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er fysieke controle over uitoefent;

35)

"houder van de regeling" :

a) 

de persoon die de douaneaangifte doet, of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan, of

b) 

de persoon aan wie de uit een douaneregeling voortvloeiende rechten en plichten zijn overgedragen;

36)

"handelspolitieke maatregelen" : de niet-tarifaire maatregelen die in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid zijn vastgesteld in de vorm van Unievoorschriften inzake de internationale handel in goederen;

37)

"veredeling" :

een van de onderstaande handelingen:

a) 

de bewerking van goederen, met inbegrip van het monteren, het assembleren en het aanpassen ervan aan andere goederen,

b) 

de verwerking van goederen,

c) 

de vernietiging van goederen,

d) 

de herstelling van goederen, met inbegrip van revisie en afstelling,

e) 

het gebruik van goederen die zelf niet meer in de veredelingsproducten voorkomen, maar die de vervaardiging van deze producten mogelijk maken of vergemakkelijken, ook indien zij tijdens dit proces geheel of gedeeltelijk verdwijnen (bij de productie gebruikte hulpmiddelen);

38)

"opbrengst" : de hoeveelheid of het percentage veredelingsproducten verkregen bij de veredeling van een bepaalde hoeveelheid onder een veredelingsregeling geplaatste goederen;

39)

"beschikking" : elke beslissing welke verband houdt met de douanewetgeving die door een douaneautoriteit over een bepaald geval wordt genomen en die voor de betrokken persoon of betrokken personen rechtsgevolgen heeft;

40)

"vervoerder" :

a) 

in de context van het binnenbrengen, de persoon die de goederen naar het douanegebied van de Unie brengt of die zich met het vervoer van de goederen naar het douanegebied van de Unie belast. Daarbij geldt echter het volgende:

i) 

bij gecombineerd vervoer wordt onder "vervoerder" de persoon verstaan die het vervoermiddel bestuurt dat, nadat het op het douanegebied van de Unie is binnengebracht, zichzelf zal voortbewegen als actief vervoermiddel;

ii) 

in het geval van zee- of luchtvervoer in het kader van een charterovereenkomst of een overeenkomst voor het delen van laadruimte wordt onder "vervoerder" de persoon verstaan die een overeenkomst sluit en het cognossement of de luchtvrachtbrief afgeeft voor het feitelijke vervoer van de goederen naar het douanegebied van de Unie;

b) 

in de context van het uitgaan, de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie brengt of die zich met het vervoer van de goederen buiten het douanegebied van de Unie belast. Daarbij geldt echter het volgende:

i) 

bij gecombineerd vervoer, wanneer het actieve vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie verlaat slechts een ander vervoermiddel vervoert dat, na de aankomst van het actieve vervoermiddel ter bestemming, zichzelf zal voortbewegen als een actief vervoermiddel, wordt onder "vervoerder" de persoon verstaan die het vervoermiddel dat zichzelf zal voortbewegen, zal besturen, nadat het vervoermiddel dat het douanegebied van de Unie heeft verlaten ter bestemming is aangekomen;

ii) 

in het geval van zee- of luchtvervoer in het kader van een charterovereenkomst of een overeenkomst voor het delen van laadruimte wordt onder "vervoerder" de persoon verstaan die een overeenkomst sluit en het cognossement of de luchtvrachtbrief afgeeft voor het feitelijke vervoer van de goederen uit het douanegebied van de Unie;

41)

"inkoopcommissies" : de door een importeur aan een agent betaalde vergoedingen voor zijn vertegenwoordiging bij de aankoop van goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald.



HOOFDSTUK 2

Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving



Afdeling 1

Informatieverstrekking

Artikel 6

Middelen voor het uitwisselen en het opslaan van informatie en gemeenschappelijke gegevensvereisten

1.  Alle uitwisselingen van informatie, zoals aangiften, aanvragen of beschikkingen tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, alsmede de door de douanewetgeving vereiste opslag van die informatie, geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

2.  Voor de uitwisseling en de opslag van informatie, bedoeld in lid 1, worden gemeenschappelijke gegevensvereisten opgesteld.

3.  Voor de uitwisseling en de opslag van informatie mogen andere middelen dan de in lid 1 bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken als volgt worden gebruikt:

a) 

op permanente basis, wanneer het soort verkeer zulks naar behoren rechtvaardigt, of wanneer het gebruik van elektronische gegevensverwerkingstechnieken ongeschikt is voor de douaneformaliteiten in kwestie;

b) 

op tijdelijke basis, in geval van een tijdelijke storing van het computersysteem van de douaneautoriteiten of van de marktdeelnemers.

4.  In afwijking van lid 1, kan de Commissie in uitzonderlijke gevallen besluiten vaststellen waarbij aan een of meer lidstaten wordt toegestaan om voor de uitwisseling en de opslag van informatie andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken te gebruiken.

Een dergelijk besluit tot afwijking wordt gerechtvaardigd door de specifieke situatie in de verzoekende lidstaat en de afwijking wordt voor een bepaalde periode toegestaan. De afwijking wordt regelmatig geëvalueerd en kan, wanneer de geadresseerde lidstaat daarom vraagt, met nieuwe specifieke termijnen worden verlengd. Zij wordt ingetrokken wanneer zij niet langer gerechtvaardigd is.

De afwijking doet noch afbreuk aan de uitwisseling van informatie tussen de geadresseerde lidstaat en de overige lidstaten, noch aan de uitwisseling met en opslag van informatie in andere lidstaten ten behoeve van de toepassing van de douanewetgeving.

Artikel 7

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 6, lid 2, bedoelde gemeenschappelijke gegevensvereisten, rekening houdend met de noodzaak om de in de douanewetgeving vastgelegde douaneformaliteiten uit te voeren en met de aard en het doel van de in artikel 6, lid 1, bedoelde uitwisseling en opslag van informatie;

b) 

de specifieke gevallen waarin andere middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken mogen worden gebruikt overeenkomstig artikel 6, lid 3, onder a);

c) 

het soort informatie en de gegevens die moeten worden opgenomen in de in artikel 148, lid 4, en artikel 214, lid 1, bedoelde administratie.

Artikel 8

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende nader:

a) 

indien nodig, het formaat en de code van de in artikel 6, lid 2, bedoelde gemeenschappelijke gegevensvereisten;

b) 

de procedureregels betreffende de uitwisseling en de opslag van informatie die met behulp van andere middelen dan de in artikel 6, lid 3, bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken kan gebeuren.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie stelt de besluiten betreffende de in artikel 6, lid 4, bedoelde afwijkingen door middel van uitvoeringshandelingen vast.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 285, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 9

Registratie

1.  Marktdeelnemers die in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij gevestigd zijn.

2.  In specifieke gevallen, laten marktdeelnemers die niet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, zich registreren door de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij voor het eerst een aangifte of een aanvraag voor een beschikking hebben ingediend.

3.  Andere personen dan marktdeelnemers zijn niet verplicht zich door de douaneautoriteiten te laten registeren, tenzij anders wordt bepaald.

Indien de in de eerste alinea bedoelde personen zich moeten laten registreren, geldt het volgende:

a) 

wanneer zij in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zij zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij gevestigd zijn;

b) 

wanneer zij niet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, laten zij zich registreren bij de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de plaats waar zij in voor het eerst een aangifte of een aanvraag voor een beschikking hebben ingediend.

4.  In specifieke gevallen, wordt de registratie door de douaneautoriteiten nietig verklaard.

Artikel 10

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 9, lid 2, bedoelde gevallen waarin marktdeelnemers die niet in het douanegebied van de Unie gevestigd zijn, zich moeten registreren bij de douaneautoriteiten;

b) 

de in artikel 9, lid 3, eerste alinea, bedoelde gevallen waarin personen andere dan marktdeelnemers zich moeten registreren bij de douaneautoriteiten;

c) 

de in artikel 9, lid 4, bedoelde gevallen waarin de douaneautoriteiten een registratie nietig verklaren.

Artikel 11

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de douaneautoriteit verantwoordelijk voor de registratie bedoeld in artikel 9.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 12

Verstrekking van inlichtingen en gegevensbescherming

1.  Alle door de douaneautoriteiten bij de uitoefening van hun taken verkregen inlichtingen die van vertrouwelijke aard is of die als vertrouwelijk is verstrekt, valt onder het beroepsgeheim. Zij wordt, behalve overeenkomstig artikel 47, lid 2, door de bevoegde autoriteiten niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die ze heeft verstrekt.

Deze inlichtingen mogen evenwel zonder toestemming worden bekendgemaakt indien de douaneautoriteiten daartoe overeenkomstig de geldende bepalingen, met name inzake gegevensbescherming, of in het kader van gerechtelijke procedures gehouden of gemachtigd zijn.

2.  Vertrouwelijke informatie bedoeld in lid 1 mag worden verstrekt aan de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie ten behoeve van de douanesamenwerking met die landen of gebieden in het kader van een internationale overeenkomst of Uniewetgeving op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid.

3.  Bij het bekendmaken of mededelen van inlichtingen als bedoeld in de leden 1 en 2 wordt een adequaat niveau van gegevensbescherming gegarandeerd en worden de geldende bepalingen inzake gegevensbescherming onverkort in acht genomen.

Artikel 13

Uitwisseling van aanvullende inlichtingen tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers

1.  Douaneautoriteiten en marktdeelnemers kunnen inlichtingen uitwisselen die niet specifiek krachtens de douanewetgeving moeten worden verstrekt, in het bijzonder met het oog op wederzijdse samenwerking om risico's in kaart te brengen en tegen te gaan. Deze uitwisseling kan geschieden op basis van een schriftelijke overeenkomst en kan inhouden dat de douaneautoriteiten toegang krijgen tot de computersystemen van marktdeelnemers.

2.  Alle inlichtingen die de partijen elkaar in het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking verstrekken, zijn vertrouwelijk, tenzij beide partijen anders besluiten.

Artikel 14

Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten

1.  Eenieder kan de douaneautoriteiten om inlichtingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving verzoeken. Een dergelijk verzoek kan worden afgewezen indien het geen verband houdt met een daadwerkelijk voorgenomen activiteit in het kader van het internationale goederenverkeer.

2.  De douaneautoriteiten voeren regelmatig overleg met marktdeelnemers en andere autoriteiten die betrokken zijn bij het internationale goederenverkeer. Zij bevorderen de transparantie door de douanewetgeving, algemene bestuurlijke beslissingen en aanvraagformulieren vrijelijk, indien mogelijk gratis, en via het internet beschikbaar te stellen.

Artikel 15

Verstrekking van inlichtingen aan de douaneautoriteiten

1.  Eenieder die direct of indirect bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles is betrokken, dient de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen in de passende vorm alle nodige bescheiden en inlichtingen te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles.

2.  Eenieder die een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer bij de douaneautoriteiten indient, of een aanvraag voor een vergunning of enige andere beschikking indient, aanvaardt de aansprakelijkheid voor al het volgende:

a) 

de juistheid en volledigheid van de in de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag verstrekte inlichtingen;

b) 

de echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag;

c) 

in voorkomend geval, het nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling of het verrichten van toegestane handelingen.

▼C4

De eerste alinea is ook van toepassing op alle inlichtingen die in enigerlei andere vorm door de douaneautoriteiten worden verlangd of aan hen worden verstrekt.

▼B

Indien de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag wordt ingediend, of de inlichtingen worden verstrekt door een douanevertegenwoordiger van de betrokken persoon, zoals bedoeld in artikel 18, gelden de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde verplichtingen ook voor die douanevertegenwoordiger.

Artikel 16

Elektronische systemen

1.  De lidstaten werken samen met de Commissie met het oog op de ontwikkeling, het onderhoud en het gebruik van elektronische systemen voor de uitwisseling van informatie tussen de douaneautoriteiten onderling en met de Commissie en voor de opslag van dergelijke informatie, overeenkomstig het wetboek.

2.  Lidstaten waaraan een afwijking is toegestaan overeenkomstig artikel 6, lid 4, hoeven de in lid 1 van dit artikel bedoelde elektronische systemen niet te ontwikkelen, onderhouden of gebruiken binnen de werkingssfeer van die afwijking.

Artikel 17

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de technische regelingen voor de ontwikkeling, het onderhoud en het gebruik van de in artikel 16, lid 1, bedoelde elektronische systemen.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Vertegenwoordiging bij de douane

Artikel 18

Douanevertegenwoordiger

1.  Eenieder kan zich laten vertegenwoordigen door een douanevertegenwoordiger.

De vertegenwoordiging kan direct zijn, in welk geval de douanevertegenwoordiger in naam en voor rekening van een andere persoon handelt, dan wel indirect, in welk geval de douanevertegenwoordiger in eigen naam doch voor rekening van een andere persoon handelt.

2.  Een douanevertegenwoordiger is gevestigd in het douanegebied van de Unie.

Tenzij anders is bepaald, is de douanevertegenwoordiger ontheven van die verplichting indien hij handelt voor rekening van personen die niet verplicht zijn om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn.

3.  De lidstaten kunnen, in overeenstemming met het Unierecht, de voorwaarden bepalen waaronder een douanevertegenwoordiger diensten mag verstrekken in zijn lidstaat van vestiging. Onverminderd de toepassing van minder strikte criteria door de betrokken lidstaat is een douanevertegenwoordiger die voldoet aan de in artikel 39, punten a) tot en met d), genoemde criteria evenwel bevoegd om deze diensten te verstrekken in een andere lidstaat dan die waar hij is gevestigd.

4.  De lidstaten mogen de voorwaarden die zij overeenkomstig lid 3, eerste zin, hebben bepaald, toepassen op niet in het douanegebied van de Unie gevestigde douanevertegenwoordigers.

Artikel 19

Vertegenwoordigingsbevoegdheid

1.  Een douanevertegenwoordiger dient in zijn contact met de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft.

Een persoon die niet verklaart te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen.

2.  De douaneautoriteiten kunnen van personen die verklaren als douanevertegenwoordiger te handelen, verlangen dat zij bewijzen dat hen door de vertegenwoordigde persoon vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend.

In specifieke gevallen zien de douaneautoriteiten af van deze eis.

3.  De douaneautoriteiten leggen een als douanevertegenwoordiger handelend persoon die regelmatig handelingen en formaliteiten vervult, niet de verplichting op om iedere keer een bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid over te leggen, mits de betrokken persoon in staat is dat bewijs over te leggen wanneer de douaneautoriteiten daarom verzoeken.

Artikel 20

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de gevallen waarin de in artikel 18, lid 2, tweede alinea, bedoelde ontheffing niet van toepassing is;

b) 

de gevallen waarin de douaneautoriteiten het in artikel 19, lid 2, eerste alinea, bedoelde bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet verlangen.

Artikel 21

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het verlenen en bewijzen van de in artikel 18, lid 3, bedoelde bevoegdheid.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 3

Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

Artikel 22

Beschikkingen naar aanleiding van aanvragen

1.  Indien een persoon een beschikking betreffende de toepassing van de douanewetgeving aanvraagt, verstrekt hij alle door de bevoegde douane autoriteiten gevraagde inlichtingen die het voor hen mogelijk maken om een beschikking af te geven.

Een beschikking mag ook worden aangevraagd door en gericht worden tot verschillende personen, overeenkomstig de in de douanewetgeving vastgelegde voorwaarden.

Tenzij anders is bepaald, is de bevoegde douaneautoriteit de autoriteit van de plaats waar de hoofdadministratie voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar deze toegankelijk is, en waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de beschikking moeten vallen, zal worden uitgevoerd.

2.  De douaneautoriteiten gaan onverwijld, doch uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag voor een beschikking, na of aan de voorwaarden voor aanvaarding van de aanvraag is voldaan.

Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen dat de aanvraag alle inlichtingen bevat opdat zij de beschikking zouden kunnen verlenen, stellen zij de aanvrager binnen de in de eerste alinea vermelde termijn daarvan in kennis.

3.  De bevoegde douaneautoriteit verleent een beschikking als bedoeld in lid 1 en deelt deze aan de aanvrager onverwijld en uiterlijk 120 dagen nadat de aanvraag is aanvaard mee, tenzij anders is bepaald.

Indien de douaneautoriteiten de termijn voor het verlenen van een beschikking niet kunnen naleven, stellen zij de aanvrager daarvan in kennis vóór het verstrijken van die termijn, met opgave van de redenen en van de nieuwe termijn die zij nodig achten om een beschikking af te geven. Tenzij anders bepaald, is die nieuwe termijn niet langer dan 30 dagen.

Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea kunnen de douaneautoriteiten de termijn voor het verlenen van een beschikking, zoals vastgelegd in de douanewetgeving, verlengen indien de aanvrager daarom verzoekt voor het uitvoeren van aanpassingen teneinde aan de voorwaarden en criteria te voldoen. Deze aanpassingen en de aanvullende termijn die noodzakelijk is om ze uit te voeren, worden ter kennis gebracht van de douaneautoriteiten, die een besluit nemen over de verlenging.

4.  Tenzij in de beschikking of de douanewetgeving anders is bepaald, wordt de beschikking van kracht op de datum waarop de aanvrager deze ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen. Met uitzondering van de in artikel 45, lid 2, bedoelde gevallen zijn de afgegeven beschikkingen vanaf die datum uitvoerbaar door de douaneautoriteiten.

5.  Tenzij de douanewetgeving anders bepaalt, is de beschikking onbeperkt geldig.

6.  Voordat een voor de aanvrager ongunstige beschikking wordt verleend, delen de douaneautoriteiten hem mee op welke gronden zij voornemens zijn hun beschikking te baseren. De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken binnen een specifieke termijn, die aanvangt op de datum waarop hij die mededeling ontvangt of wordt geacht die te hebben ontvangen. Na het verstrijken van deze termijn wordt aan de aanvrager in de passende vorm mededeling gedaan van de beschikking.

De eerste alinea is niet van toepassing in elk van de volgende gevallen:

a) 

indien het een beschikking betreft als bedoeld in artikel 33, lid 1;

b) 

indien de toekenning van een tariefcontingent wordt geweigerd wanneer het vastgestelde volume van het tariefcontingent is bereikt, als bedoeld in artikel 56, lid 4, eerste alinea;

c) 

indien de aard of de omvang van een gevaar voor de veiligheid van de Unie en haar ingezetenen, de gezondheid van mens, dier of plant, het milieu of de consument daartoe aanleiding geeft;

d) 

indien de beschikking strekt tot uitvoering van een andere beschikking waarvoor de eerste alinea is toegepast, onverminderd het recht van de betrokken lidstaat;

e) 

indien dit een onderzoek met het oog op de bestrijding van fraude zou belemmeren;

f) 

andere specifieke gevallen.

7.  Een voor de aanvrager ongunstige beschikking wordt met redenen omkleed en maakt melding van de mogelijkheid tot beroep als bepaald in artikel 44.

Artikel 23

Beheer van beschikkingen naar aanleiding van aanvragen

1.  De houder van de beschikking komt de daaruit voortvloeiende verplichtingen na.

2.  De houder van de beschikking stelt de douaneautoriteit onverwijld in kennis van alle voorvallen die zich na de vaststelling van de beschikking voordoen en die op de continuïteit of de inhoud ervan van invloed kunnen zijn.

3.  Onverminderd bepalingen op andere gebieden tot vaststelling van de gevallen waarin beschikkingen geen werking hebben of hun werking verliezen, kunnen de douaneautoriteiten die een beschikking hebben afgegeven, deze op elk moment nietig verklaren, wijzigen of intrekken indien zij niet in overeenstemming is met de douanewetgeving.

4.  In specifieke gevallen, gaan de douaneautoriteiten over tot:

a) 

herziening van een beschikking;

b) 

schorsing van een beschikking die niet nietig verklaard, ingetrokken of gewijzigd moet worden.

5.  De douaneautoriteiten verifiëren de voorwaarden en criteria waaraan de houder van een beschikking moet voldoen. Zij gaan tevens na of alle uit de beschikking voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen. Indien de houder van de beschikking minder dan drie jaar gevestigd is, wordt deze in het eerste jaar na het verlenen van de beschikking door de douaneautoriteiten grondig gecontroleerd.

Artikel 24

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de uitzonderingen op artikel 22, lid 1, derde alinea;

b) 

de voorwaarden voor de aanvaarding van een aanvraag als bedoeld in artikel 22, lid 2;

c) 

de termijn om een specifieke beschikking vast te stellen, of een verlenging van die termijn, overeenkomstig artikel 22, lid 3;

d) 

de in artikel 22, lid 4, bedoelde gevallen waarin de beschikking van kracht wordt op een andere datum dan die waarop de aanvrager de beschikking ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen;

e) 

de in artikel 22, lid 5, bedoelde gevallen waarin de beschikking niet onbeperkt geldig is;

f) 

de lengte van de in de eerste alinea van artikel 22, lid 6, bedoelde termijn;

g) 

de specifieke gevallen als bedoeld in artikel 22, lid 6, tweede alinea, punt f), waarin de aanvrager niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn standpunt kenbaar te maken;

h) 

de gevallen en regels betreffende de herziening en schorsing van beschikkingen overeenkomstig artikel 23, lid 4.

Artikel 25

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels vast betreffende:

a) 

de indiening en de aanvaarding van een aanvraag voor een beschikking, bedoeld in artikel 22, leden 1 en 2;

b) 

de vaststelling van de in artikel 22 bedoelde beschikking, zo nodig na overleg met de betrokken lidstaten;

c) 

de verificatie van een beschikking overeenkomstig artikel 23, lid 5.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 26

Geldigheid van beschikkingen in de gehele Unie

Tenzij de gevolgen van een beschikking zich beperken tot één of enkele lidstaten, zijn beschikkingen in verband met de toepassing van de douanewetgeving geldig in het gehele douanegebied van de Unie.

Artikel 27

Nietigverklaring van gunstige beschikkingen

1.  De douaneautoriteiten verklaren een voor de houder van de beschikking gunstige beschikking nietig als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) 

de beschikking is gegeven op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

b) 

de houder van de beschikking wist of had redelijkerwijze moeten weten dat de gegevens onjuist of onvolledig waren;

c) 

indien de gegevens juist en volledig waren geweest, zou de beschikking anders hebben geluid.

2.  Aan de houder van de beschikking wordt mededeling gedaan van de nietigverklaring van de beschikking.

3.  De nietigverklaring wordt van kracht op de datum waarop de oorspronkelijke beschikking van kracht werd, tenzij in de beschikking anders is bepaald overeenkomstig de douanewetgeving.

Artikel 28

Intrekking en wijziging van gunstige beschikkingen

1.  Een gunstige beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in artikel 27 bedoelde gevallen:

a) 

aan een of meer voor de afgifte van de beschikking gestelde voorwaarden niet of niet meer is voldaan; of

b) 

de houder van de beschikking daarom verzoekt.

2.  Tenzij anders is bepaald, kan een voor meerdere geadresseerden gunstige beschikking worden ingetrokken ten aanzien van slechts één geadresseerde die een op hem krachtens die beschikking rustende verplichting niet nakomt.

3.  Aan de houder van de beschikking wordt mededeling gedaan van de intrekking of de wijziging van de beschikking.

4.  Artikel 22, lid 4, is van toepassing op de intrekking of de wijziging van de beschikking.

In uitzonderlijke gevallen en voor zover de rechtmatige belangen van de houder van de beschikking dit vereisen, kunnen de douaneautoriteiten evenwel de datum waarop de intrekking of de wijziging van kracht wordt, later, doch binnen een jaar, doen ingaan. Die datum wordt vermeld in de beschikking tot intrekking of wijziging.

Artikel 29

Beschikkingen zonder voorafgaande aanvraag

Tenzij een douaneautoriteit als gerechtelijke autoriteit optreedt, gelden de leden 4, 5, 6 en 7 van artikel 22, en lid 3 van artikel 23, evenals de artikelen 26, 27 en 28 ook voor beschikkingen van de douaneautoriteiten zonder voorafgaande aanvraag van de belanghebbende.

Artikel 30

Beperkingen van toepassing op beschikkingen inzake goederen die onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst

Tenzij wanneer de betrokken persoon zulks verzoekt, heeft de intrekking, wijziging of schorsing van een gunstige beschikking geen gevolgen voor goederen die, op het tijdstip waarop de intrekking, wijziging of schorsing van kracht wordt, uit hoofde van de ingetrokken, gewijzigde of geschorste beschikking al onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst en zich nog steeds onder die regeling bevinden.

Artikel 31

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 28, lid 2, bedoelde gevallen waarin een voor meerdere geadresseerden gunstige beschikking kan worden ingetrokken ten aanzien van andere personen dan degene die een op hem krachtens die beschikking rustende verplichting niet nakomt;

b) 

de uitzonderlijke gevallen waarin de douaneautoriteiten de datum waarop de intrekking of de wijziging van kracht wordt, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 28, lid 4, later kunnen doen ingaan.

Artikel 32

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor de nietigverklaring, intrekking of wijziging van gunstige beschikkingen vast.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 33

Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

1.  De douaneautoriteiten geven op aanvraag beschikkingen inzake bindende tariefinlichtingen (BTI-beschikkingen) of beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen (BOI-beschikkingen) af.

Een dergelijke aanvraag wordt in de volgende omstandigheden niet aanvaard:

a) 

indien de aanvraag reeds bij hetzelfde of een ander douanekantoor wordt of is ingediend door of namens de houder van een beschikking in verband met dezelfde goederen en, als het BOI-beschikkingen betreft, in de omstandigheden die ook voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn;

b) 

indien de aanvraag geen verband houdt met een voorgenomen gebruik van de BTI- of BOI-beschikking of een voorgenomen gebruik van een douaneregeling.

▼C4

2.  BTI- of BOI-beschikkingen zijn slechts verbindend met betrekking tot de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong van de goederen:

a) 

voor de douaneautoriteiten, jegens de houder van de beschikking, ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt;

b) 

voor de houder van de beschikking, jegens de douaneautoriteiten, met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.

▼B

3.  BTI- of BOI-beschikkingen gelden voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

4.  Voor de toepassing van een BTI- of BOI-beschikking in het kader van een specifieke douaneregeling kan de houder van de beschikking aantonen dat:

a) 

in het geval van een BTI-beschikking, de aangegeven goederen in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen;

b) 

in het geval van een BOI-beschikking, de betrokken goederen en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden.

Artikel 34

Beheer van beschikkingen aangaande bindende inlichtingen

▼C4

1.  Een BTI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 33, lid 3, bedoelde periode indien zij niet langer in overeenstemming is met het geldende recht, ten gevolge van één van de volgende gevallen:

▼B

a) 

de wijziging van de nomenclaturen, als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder a) en b);

b) 

de vaststelling van maatregelen als bedoeld in artikel 57, lid 4;

met ingang van de datum waarop de wijziging of de maatregelen van toepassing wordt of worden.

2.  Een BOI-beschikking verliest haar geldigheid voor het einde van de in artikel 33, lid 3, bedoelde periode in elk van de volgende gevallen:

a) 

indien een verordening wordt aangenomen of een overeenkomst wordt gesloten die in de Unie van toepassing wordt, en de BOI-beschikking niet langer in overeenstemming is met het aldus geldende recht, met ingang van de datum van toepassing van de verordening of de overeenkomst;

b) 

indien zij niet langer verenigbaar is met de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation - WTO) vastgestelde Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels, of met de toelichtingen of een advies in verband met oorsprong die ter uitlegging van die overeenkomst zijn vastgesteld, met ingang van de datum waarop deze in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

3.  BTI- of BOI-beschikkingen verliezen hun geldigheid niet met terugwerkende kracht.

4.  In afwijking van artikel 23, lid 3, en artikel 27 worden BTI- en BOI-beschikkingen nietig verklaard indien zij op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager zijn gegeven.

5.  BTI- en BOI-beschikkingen worden ingetrokken overeenkomstig artikel 23, lid 3, en artikel 28. Dergelijke beschikkingen worden echter niet ingetrokken als de houder van de beschikking daarom verzoekt.

6.  BTI- en BOI-beschikkingen kunnen niet worden gewijzigd.

▼C3

7.  De douaneautoriteiten trekken BTI-beschikkingen in:

▼B

a) 

wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van een van de nomenclaturen als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder a) en b), ten gevolge van een van de volgende gevallen:

i) 

de in artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 1 ) bedoelde toelichtingen met ingang van de datum waarop deze worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;

ii) 

een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie;

iii) 

indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door de organisatie die is opgezet bij het Verdrag houdende oprichting van een Internationale Douaneraad, gedaan te Brussel op 15 december 1950, met ingang van de datum waarop de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt; of

b) 

andere specifieke gevallen.

8.  BOI-beschikkingen worden ingetrokken:

a) 

wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie met ingang van de bekendmaking van het dictum van het arrest in het Publicatieblad van de Europese Unie; of

b) 

andere specifieke gevallen.

▼M2

9.  Wanneer een BTI- of BOI-beschikking haar geldigheid verliest overeenkomstig lid 1, onder b), of lid 2, dan wel wordt ingetrokken overeenkomstig de leden 5, 7 of 8, mag de BTI- of BOI-beschikking nog worden gebruikt in het kader van bindende, op de beschikking gebaseerde contracten die al waren gesloten voordat deze haar geldigheid verloor of werd ingetrokken. Dat verlengde gebruik geldt niet voor BOI-beschikkingen in verband met voor de uitvoer bestemde goederen.

▼B

Het in de eerste alinea bedoelde verlengde gebruik beloopt ten hoogte zes maanden vanaf de datum waarop de BTI- of BOI-beschikking haar geldigheid verloor of ingetrokken werd. Voor een in artikel 57, lid 4, of artikel 67 bedoelde maatregel kan echter van dat verlengde gebruik worden afgeweken of een kortere termijn worden vastgesteld. Indien het gaat om producten waarvoor bij de vervulling van de douaneformaliteiten een invoer- of, uitvoercertificaat wordt overgelegd, wordt de periode van zes maanden vervangen door de resterende geldigheidsduur van het betrokken certificaat.

Om voor verlengd gebruik van een BTI- of BOI-beschikking in aanmerking te komen dient de houder van de beschikking bij de douaneautoriteit die de beschikking vaststelde, binnen 30 dagen nadat zij haar geldigheid verliest of ingetrokken wordt, een aanvraag in onder vermelding van de hoeveelheden waarvoor om een periode van verlengd gebruik wordt verzocht, alsmede van de lidstaat of lidstaten waarin de goederen waarvoor het verlengd gebruik geldt, worden ingeklaard. De douaneautoriteit neemt een besluit over het verlengd gebruik en stelt de houder onverwijld doch uiterlijk binnen 30 dagen na de datum waarop de douaneautoriteiten alle voor de beschikking benodigde inlichtingen hebben ontvangen, daarvan in kennis.

10.  De Commissie stelt de douaneautoriteiten daarvan in kennis indien:

a) 

er een schorsing geldt ten aanzien van het afgeven van BTI- en BOI-beschikkingen voor goederen waarvan de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong niet gegarandeerd is; of

b) 

de onder a) bedoelde schorsing is ingetrokken.

11.  De Commissie kan besluiten vaststellen waarbij aan lidstaten het verzoek wordt gericht om BTI- of BOI-beschikkingen in te trekken, teneinde de correctheid en uniformiteit van de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong van goederen te garanderen.

Artikel 35

Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in verband met de overige factoren

In specifieke gevallen, geven de douaneautoriteiten, wanneer zij daartoe een aanvraag krijgen, beschikkingen betreffende bindende inlichtingen in verband met de overige in titel II bedoelde factoren die ten grondslag liggen aan de toepassing van invoer- of uitvoerrechten en andere maatregelen waaraan het goederenverkeer is onderworpen.

Artikel 36

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de specifieke gevallen bedoeld in artikel 34, lid 7, onder b), en lid 8, onder b), indien BTI- en BOI-beschikkingen dienen te worden ingetrokken;

b) 

de in artikel 35 bedoelde gevallen waarin beschikkingen betreffende bindende inlichtingen worden gegeven in verband met de overige factoren die ten grondslag liggen aan de toepassing van invoer- of uitvoerrechten en andere maatregelen waaraan het goederenverkeer is onderworpen.

Artikel 37

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels vast betreffende:

a) 

het gebruik van een BTI- of BOI-beschikking nadat deze haar geldigheid heeft verloren of is ingetrokken overeenkomstig artikel 34, lid 9;

b) 

de regels volgens welke de Commissie de douaneautoriteiten in kennis stelt overeenkomstig artikel 34, lid 10, onder a) en b);

c) 

het gebruik van de in artikel 35 bedoelde beschikkingen overeenkomstig artikel 36, onder b), wanneer zij hun geldigheid verloren hebben;

d) 

de schorsing van de in artikel 35 bedoelde, overeenkomstig artikel 36, onder b), vastgestelde beschikkingen, en de melding van de schorsing of intrekking ervan aan de douaneautoriteiten.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie neemt door middel van uitvoeringshandelingen, de besluiten aan waarin de lidstaten wordt verzocht volgende beschikkingen in te trekken:

a) 

beschikkingen bedoeld in artikel 34, lid 11;

b) 

beschikkingen bedoeld in artikel 35 die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 36, onder b).

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 285, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.



Afdeling 4

Geautoriseerde marktdeelnemer

Artikel 38

Aanvraag en vergunning

1.  Een marktdeelnemer die in het douanegebied van de Unie is gevestigd en aan de in artikel 39 gestelde criteria voldoet, kan de status van geautoriseerde marktdeelnemer aanvragen.

Deze status wordt door de douaneautoriteiten verleend, indien nodig na overleg met andere bevoegde autoriteiten, en is aan toezichtonderworpen.

2.  De status van geautoriseerde marktdeelnemer bestaat uit de volgende soorten vergunningen:

a) 

die van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen, op grond waarvan de houder overeenkomstig de douanewetgeving kan gebruikmaken van bepaalde vereenvoudigingen; of

b) 

die van geautoriseerde marktdeelnemer voor veiligheid, op grond waarvan de houder faciliteiten krijgt op het gebied van veiligheid.

3.  Beide in lid 2 bedoelde soorten vergunningen kunnen tegelijkertijd worden gehouden.

4.  De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt, onder voorbehoud van de artikelen 39, 40 en 41, erkend door de douaneautoriteiten in alle lidstaten.

5.  De douaneautoriteiten verlenen, op grond van de erkenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen en mits is voldaan aan de eisen voor een bepaalde vorm van bij de douanewetgeving vastgestelde vereenvoudiging, toestemming aan de betrokkene om van die vereenvoudiging gebruik te maken. Criteria die reeds onderzocht zijn bij de verlening van de status van geautoriseerde marktdeelnemer, worden niet opnieuw door de douaneautoriteiten onderzocht.

6.  De in lid 2 bedoelde geautoriseerde marktdeelnemer krijgt op het vlak van douanecontroles, naargelang de verleende vergunning, een gunstiger behandeling dan andere marktdeelnemers, onder meer in de vorm van minder fysieke en op documenten gebaseerde controles.

7.  De douaneautoriteiten verlenen voordelen die voortvloeien uit de status van geautoriseerd marktdeelnemer aan personen die in landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie gevestigd zijn en voldoen aan de verplichtingen van de desbetreffende wetgeving van die landen en gebieden, voor zover die voorwaarden en verplichtingen door de Unie erkend worden als gelijkwaardig met die welke gelden voor geautoriseerde marktdeelnemers die gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie. Het verlenen van die voordelen is gebaseerd op het wederkerigheidsbeginsel, tenzij de Unie anders beslist, en wordt gesteund door een internationale overeenkomst of de Uniewetgeving op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid.

Artikel 39

Verlenen van status

De criteria voor de toekenning van de status van "geautoriseerde marktdeelnemer" zijn de volgende:

a) 

geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften en geen strafblad met zware misdrijven in verband met de economische activiteit van de aanvrager;

b) 

de aanvrager kan aantonen dat hij zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;

c) 

financiële solvabiliteit die geacht wordt aangetoond te zijn als de aanvrager een goede financiële positie heeft die hem in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij naar behoren wordt gelet op de kenmerken van het type zakelijke activiteiten in kwestie;

d) 

met betrekking tot de in artikel 38, lid 2, onder a), bedoelde vergunning, de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit; en

e) 

met betrekking tot de in artikel 38, lid 2, punt b), bedoelde vergunning, passende veiligheidsnormen waaraan geacht wordt voldaan te zijn als de aanvrager kan aantonen dat hij passende maatregelen handhaaft om de veiligheid van de internationale toeleveringsketen te waarborgen, onder andere op het gebied van de fysieke integriteit, toegangscontroles, logistieke processen, behandeling van specifieke soorten goederen, personeel en identificatie van zijn zakenpartners.

Artikel 40

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 38, lid 2, onder a), bedoelde vereenvoudigingen;

b) 

de in artikel 38, lid 2, onder b), bedoelde faciliteiten;

c) 

de in artikel 38, lid 6, bedoelde gunstigere behandeling.

Artikel 41

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de nadere bepalingen vast voor de toepassing van de in artikel 39 bedoelde criteria.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 5

Sancties

Artikel 42

Opleggen van sancties

1.  Iedere lidstaat stelt sancties vast voor het niet naleven van de douanewetgeving. Dergelijke sancties moeten effectief, proportioneel en afschrikkend zijn.

2.  Wanneer bestuurlijke sancties worden opgelegd, kunnen deze onder meer een of beide van de volgende vormen aannemen:

a) 

een geldboete opgelegd door de douaneautoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van een schikking die in de plaats komt van een strafrechtelijke sanctie;

b) 

de intrekking, schorsing of wijziging van een vergunning van de betrokken persoon.

3.  De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 180 dagen na de datum van toepassing van dit artikel, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 288, lid 2, de in lid 1 van dit artikel beoogde geldende interne bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die van invloed zijn op die bepalingen.



Afdeling 6

Beroep

Artikel 43

Beslissingen van een rechterlijke instantie

De artikelen 44 en 45 zijn niet van toepassing op beroepen die zijn ingesteld met het oog op de nietigverklaring, intrekking of wijziging van een beslissing van een rechterlijke instantie of van een als een rechterlijke instantie optredende douaneautoriteit betreffende de toepassing van de douanewetgeving.

Artikel 44

Recht op beroep

1.  Eenieder heeft het recht beroep in te stellen tegen beschikkingen van de douaneautoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van de douanewetgeving en die hem rechtstreeks en individueel raken.

Eenieder die bij de douaneautoriteiten een beschikking heeft aangevraagd, doch binnen de in artikel 22, lid 3, bedoelde termijn geen beschikking heeft verkregen, heeft eveneens het recht beroep in te stellen.

2.  Het recht op beroep kan in ten minste twee fasen worden uitgeoefend:

a) 

eerst bij de douaneautoriteiten of een rechterlijke instantie dan wel een andere instantie die daartoe door de lidstaten is aangewezen;

b) 

vervolgens bij een hogere onafhankelijke instantie die overeenkomstig de in de lidstaten geldende bepalingen een rechterlijke instantie dan wel een gelijkwaardige gespecialiseerde instantie kan zijn.

3.  Het beroep wordt ingesteld in de lidstaat waar de beschikking werd verleend of aangevraagd.

4.  De lidstaten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedure een snelle bevestiging of correctie van door de douaneautoriteiten gegeven beschikkingen mogelijk maakt.

Artikel 45

Schorsing van de tenuitvoerlegging

1.  Instelling van beroep heeft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking geen schorsende werking.

2.  De douaneautoriteiten schorsen evenwel de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking geheel of gedeeltelijk indien zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat zij niet in overeenstemming is met de douanewetgeving of dat de betrokkene onherstelbare schade dreigt te lijden.

3.  In de in lid 2 bedoelde gevallen dient, indien de aangevochten beschikking tot verschuldigdheid van een invoer- of een uitvoerrecht leidt, in geval van schorsing van de tenuitvoerlegging van deze beschikking zekerheid te worden gesteld, tenzij op basis van een gedocumenteerde beoordeling is vastgesteld dat dit waarschijnlijk voor de schuldenaar ernstige economische of sociale moeilijkheden zou kunnen veroorzaken.



Afdeling 7

Goederencontrole

Artikel 46

Risicobeheer en douanecontroles

1.  De douaneautoriteiten kunnen elke controlemaatregel nemen die zij nodig achten.

De controlemaatregelen kunnen met name inhouden onderzoek van goederen, monsterneming, verificatie van de juistheid en volledigheid van de in het kader van een aangifte of een kennisgeving verstrekte informatie en de aanwezigheid, echtheid, juistheid of geldigheid van documenten, onderzoek van de bedrijfsboekhouding van marktdeelnemers en van andere bescheiden, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen, officieel onderzoek en soortgelijke handelingen.

2.  Douanecontroles, andere dan steekproefcontroles, moeten hoofdzakelijk gebaseerd zijn op een met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyse, die ertoe strekt om aan de hand van op nationaal, Unie- en indien beschikbaar internationaal niveau vastgestelde criteria de risico's in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen.

3.  Douanecontroles worden uitgevoerd binnen een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, gebaseerd op de uitwisseling van informatie betreffende risico's en resultaten van risicoanalyse tussen de douanediensten, waarbij gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden worden vastgesteld.

Controles aan de hand van dergelijke informatie en criteria worden uitgevoerd onverminderd andere controles die worden uitgevoerd overeenkomstig lid 1 of andere vigerende bepalingen.

4.  De douaneautoriteiten verrichten risicobeheer om een onderscheid te maken tussen de niveaus van risico verbonden aan goederen die aan douanecontrole of douanetoezicht zijn onderworpen en om te bepalen of de goederen aan bijzondere douanecontroles zullen worden onderworpen, en zo ja, waar.

Dit risicobeheer omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico's, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van dat proces en de resultaten ervan, op basis van internationale, Unie- en nationale bronnen en strategieën.

5.  De douaneautoriteiten wisselen informatie betreffende risico's en resultaten van risicoanalyses uit indien:

a) 

een douaneautoriteit oordeelt dat de risico's significant zijn en een douanecontrole noodzakelijk is, en bij de controle blijkt dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan; of

b) 

bij de controle blijkt niet dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan, maar de betrokken douaneautoriteit oordeelt dat de dreiging elders in de Unie een hoog risico vormt.

6.  Voor de vaststelling van de gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, de controlemaatregelen en de prioritaire controlegebieden als bedoeld in lid 3 wordt rekening gehouden met al het volgende:

a) 

de evenredigheid met het risico;

b) 

de dringendheid van de uit te voeren controles;

c) 

de waarschijnlijke gevolgen voor het handelsverkeer, de afzonderlijke lidstaten en de beschikbare controlemiddelen.

7.  De in lid 3 bedoelde gemeenschappelijke risicocriteria en -normen omvatten al het volgende:

a) 

een beschrijving van de risico's;

b) 

de te gebruiken risicofactoren of -indicatoren om goederen of marktdeelnemers voor douanecontroles te selecteren;

c) 

de aard van de door de douaneautoriteiten uit te voeren douanecontroles;

d) 

de toepassingsduur van de onder c) bedoelde douanecontroles.

8.  Prioritaire controlegebieden omvatten bepaalde douaneregelingen, soorten goederen, vervoerstrajecten, vervoerswijzen of marktdeelnemers die gedurende een bepaalde periode in hogere mate aan risicoanalyses en douanecontroles worden onderworpen, onverminderd andere controles die de douaneautoriteiten doorgaans verrichten.

Artikel 47

Samenwerking tussen autoriteiten

1.  Indien dezelfde goederen moeten worden onderworpen aan andere controles dan douanecontroles door andere bevoegde autoriteiten dan de douaneautoriteiten, trachten de douaneautoriteiten deze controles in nauwe samenwerking met die andere autoriteiten te verrichten, waar mogelijk op dezelfde plaats en op hetzelfde tijdstip als de douanecontroles (one-stop-shop); de douaneautoriteiten vervullen in dit verband de rol van coördinator.

2.  In het kader van de in deze afdeling bedoelde controlemaatregelen kunnen de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten, indien dit vereist is om de risico's zoveel mogelijk te beperken en fraude te bestrijden, de door hen ontvangen gegevens betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen, met inbegrip van het postverkeer, die tussen het douanegebied van de Unie en landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie worden vervoerd, betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, alsmede de resultaten van eventuele controles, met elkaar en met de Commissie uitwisselen. De douaneautoriteiten en de Commissie kunnen zulke gegevens ook uitwisselen om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving uniform wordt toegepast.

Artikel 48

Controle na vrijgave

Ten behoeve van douanecontrole kunnen de douaneautoriteiten de juistheid en de volledigheid van de informatie die is verstrekt in een douaneaangifte, aangifte tot tijdelijke opslag, summiere aangifte bij binnenbrengen, summiere aangifte bij uitgaan, aangifte tot wederuitvoer of kennisgeving van wederuitvoer, en het bestaan, de echtheid, de juistheid en de geldigheid van bewijsstukken controleren, alsook de bedrijfsboekhouding van de aangever en andere bescheiden betreffende deze goederen of betreffende voorafgaande of latere handelstransacties met deze goederen, na de vrijgave daarvan, onderzoeken. Die autoriteiten kunnen eveneens overgaan tot onderzoek van de goederen en/of tot het nemen van monsters, zolang zij daartoe nog de mogelijkheid hebben.

Deze controles kunnen worden verricht bij de houder van de goederen of zijn vertegenwoordiger, bij elke persoon die beroepshalve direct of indirect bij deze transacties is betrokken, en bij elke andere persoon die beroepshalve over die documenten en gegevens beschikt.

Artikel 49

Vluchten en zeereizen binnen de Unie

1.  Alleen indien de douanewetgeving daarin voorziet, worden douanecontroles verricht of douaneformaliteiten vervuld ten aanzien van de handbagage en de ruimbagage van personen op vluchten binnen de Unie of bij zeereizen binnen de Unie.

2.  Lid 1 is van toepassing onverminderd:

a) 

veiligheidscontroles;

b) 

controles in verband met verboden of beperkingen.

Artikel 50

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast om een uniforme toepassing van de douanecontroles te garanderen, met inbegrip van de uitwisseling van informatie betreffende risico's en risicoanalyse-resultaten, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, de controlemaatregelen en de prioritaire controlegebieden bedoeld in artikel 46, lid 3.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen, naar behoren gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld het gemeenschappelijke kader voor risicobeheer te actualiseren en de uitwisseling van informatie betreffende risico's en risicoanalyse, gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden aan te passen aan de ontwikkeling van risico's, stelt de Commissie volgens de in artikel 285, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.

2.  De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de havens en luchthavens waar overeenkomstig artikel 49 douanecontroles worden verricht en douaneformaliteiten worden vervuld ten aanzien van:

a) 

de handbagage en de ruimbagage van personen:

i) 

aan boord van een luchtvaartuig dat, van een niet-Unieluchthaven komend, na een tussenstop in een Unieluchthaven, deze vlucht voortzet naar een andere Unieluchthaven;

ii) 

aan boord van een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt in een Unieluchthaven alvorens zijn vlucht naar een niet-Unieluchthaven voort te zetten;

iii) 

die gebruik maken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen, eindigt of een tussenstop maakt in een niet-Uniehaven;

iv) 

aan boord van een pleziervaartuig of van een sportvliegtuig of zakenvliegtuig;

b) 

handbagage en ruimbagage:

i) 

die op een Unieluchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-Unieluchthaven komt en op deze Unieluchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert;

ii) 

die op een Unieluchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een vlucht binnen de Unie uitvoert, waarbij deze bagage op een andere Unieluchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een luchthaven buiten de Unie als bestemming heeft.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 8

Bewaren van bescheiden en overige gegevens, en heffingen en kosten

Artikel 51

Bewaren van bescheiden en overige gegevens

1.  De betrokken persoon dient, met het oog op een douanecontrole, de in artikel 15, lid 1, bedoelde bescheiden en gegevens gedurende ten minste drie jaren te bewaren op een wijze die toegankelijk en aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten.

Voor goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in andere dan de in de derde alinea bedoelde gevallen of voor goederen die ten uitvoer zijn aangegeven, begint deze termijn aan het einde van het jaar waarin de douaneaangifte voor het vrije verkeer of de aangifte ten uitvoer is aanvaard.

Voor goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, begint deze termijn aan het einde van het jaar waarin het douanetoezicht op de goederen is opgeheven.

Voor goederen die onder een andere douaneregeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst, vangt deze termijn aan op het einde van het jaar waarin de betreffende douaneregeling is gezuiverd of de tijdelijke opslag is beëindigd.

2.  Onverminderd artikel 103, lid 4, worden, indien uit een douanecontrole in verband met een douaneschuld blijkt dat de desbetreffende boeking moet worden herzien, en indien de betrokkene hiervan in kennis is gesteld, de bescheiden en de informatie na afloop van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn nog drie jaar langer bewaard.

Indien beroep is ingesteld of een gerechtelijke procedure is ingeleid, moeten de bescheiden en de informatie worden bewaard gedurende de in lid 1 vastgestelde termijn of totdat de beroeps- of rechtsprocedure is voltooid, naargelang welke datum het laatst valt.

Artikel 52

Heffingen en kosten

1.  De douaneautoriteiten leggen geen heffingen op voor het verrichten van douanecontroles dan wel het anderszins toepassen van de douanewetgeving tijdens de officiële openingsuren van hun bevoegde douanekantoren.

2.  Douaneautoriteiten kunnen echter wel heffingen opleggen of kosten in rekening brengen voor met name de volgende specifieke diensten:

a) 

de aanwezigheid, op verzoek, van douanepersoneel buiten de officiële kantooruren of op een andere plaats dan op een douanekantoor;

b) 

analyses of deskundigenverslagen van goederen en portokosten voor het retourneren van de goederen aan de aanvrager, met name bij beschikkingen op grond van artikel 33 of de verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 14, lid 1;

c) 

het onderzoek of de monsterneming van goederen voor controledoeleinden, of de vernietiging van goederen, indien andere kosten dan die voor de inzet van douanepersoneel zijn gemaakt;

d) 

uitzonderlijke controlemaatregelen, indien de aard van de goederen of een potentieel risico zulks vereisen.



HOOFDSTUK 3

Valutaomrekening en termijnen

Artikel 53

Valutaomrekening

1.  De bevoegde autoriteiten publiceren de geldende wisselkoers en/of maken deze op het internet bekend indien een valuta moet worden omgerekend om een van de onderstaande redenen:

a) 

de elementen aan de hand waarvan de douanewaarde van goederen wordt vastgesteld, zijn in een andere valuta uitgedrukt dan die van de lidstaat waar deze waarde wordt bepaald;

b) 

de tegenwaarde van de euro in nationale valuta is vereist voor de vaststelling van de tariefindeling van goederen en het bedrag aan invoer- en uitvoerrechten, met inbegrip van drempelbedragen in het gemeenschappelijk douanetarief.

2.  Indien om andere dan de in lid 1 genoemde redenen een valuta moet worden omgerekend, wordt de tegenwaarde van de euro in nationale valuta die in het kader van de douanewetgeving moet worden toegepast, minstens eenmaal per jaar vastgesteld.

Artikel 54

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften voor de valutaomrekening vast voor de toepassing van artikel 53, leden 1 en 2.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 55

Termijnen, data en aanvangs- en vervaldagen

1.  Tenzij anders is bepaald, kan indien in de douanewetgeving een termijn, datum of vervaldag is vastgesteld, een dergelijke termijn niet worden verlengd of verkort en een dergelijke datum of vervaldag niet worden uitgesteld of vervroegd.

2.  De in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden ( 2 ) vastgestelde voorschriften voor termijnen, datums en vervaldagen zijn van toepassing, behalve wanneer in de douanewetgeving anders is bepaald.



TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN INVOER- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN



HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

Artikel 56

Gemeenschappelijk douanetarief en -toezicht

1.  De verschuldigde invoer- en uitvoerrechten zijn gebaseerd op het gemeenschappelijk douanetarief.

Andere maatregelen die op grond van Uniebepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld, worden, in voorkomend geval, volgens de tariefindeling van deze goederen toegepast.

2.  Het gemeenschappelijk douanetarief omvat al het volgende:

a) 

de gecombineerde nomenclatuur van goederen als vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87;

b) 

iedere andere nomenclatuur waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen en die voor de toepassing van tariefmaatregelen in het kader van het goederenverkeer bij specifieke Uniebepalingen is vastgesteld;

c) 

de conventionele of gewone autonome douanerechten van toepassing op goederen die onder de gecombineerde nomenclatuur vallen;

d) 

de preferentiële tariefmaatregelen in de overeenkomsten die de Unie met bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie heeft gesloten;

e) 

de preferentiële tariefmaatregelen die door de Unie ten aanzien van bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie unilateraal zijn vastgesteld;

f) 

de autonome maatregelen waarbij voor bepaalde goederen in een verlaging of een vrijstelling van douanerechten is voorzien;

g) 

de gunstige tariefbehandeling voor bepaalde goederen op grond van hun aard of bijzondere bestemming in het kader van de onder c) tot en met f) of onder h) bedoelde maatregelen;

h) 

de overige tariefmaatregelen waarin landbouw- of handelsvoorschriften of overige Unievoorschriften voorzien.

3.  Indien de betrokken goederen voldoen aan de voorwaarden die in de in lid 2, onder d) tot en met g), vastgestelde maatregelen zijn vervat, treden de in die bepalingen bedoelde maatregelen op aanvraag van de aangever in de plaats van de onder c) van dat lid genoemde maatregelen. Deze aanvraag kan achteraf worden ingediend zolang aan de in de toepasselijke maatregel of het wetboek vastgestelde termijnen en voorwaarden is voldaan.

4.  Indien de toepassing van de in lid 2, onder d) tot en met g), bedoelde maatregelen of de vrijstelling van de onder h) van dat lid bedoelde maatregelen tot een bepaald invoer- of uitvoervolume wordt beperkt, neemt deze toepassing of vrijstelling, in het geval van tariefcontingenten, een einde zodra het vastgestelde invoer- of uitvoervolume is bereikt.

In het geval van tariefplafonds houdt deze toepassing op bij besluit van de Unie.

5.  Het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen waarop de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen van toepassing zijn, kan worden onderworpen aan toezicht.

Artikel 57

Tariefindeling van goederen

1.  Voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief betekent "tariefindeling" van goederen het vaststellen van een van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

2.  Voor de toepassing van niet-tarifaire maatregelen betekent "tariefindeling" van goederen het vaststellen van een van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur of van enige andere nomenclatuur die bij Unie besluit is vastgesteld en waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen, waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

3.  De overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde onderverdeling of verdere indeling wordt gebruikt voor de toepassing van de aan die onderverdeling gekoppelde maatregelen.

4.  De Commissie kan overeenkomstig de leden 1 en 2 maatregelen aannemen tot vaststelling van de tariefindeling van goederen.

Artikel 58

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast voor het uniforme beheer van de tariefcontingenten en tariefplafonds als bedoeld in artikel 56, lid 4, en voor het beheer van het toezicht op het in het vrije verkeer brengen en de uitvoer van goederen als bedoeld in artikel 56, lid 5.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie stelt de in artikel 57, lid 4, bedoelde maatregelen door middel van uitvoeringshandelingen vast.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en die naar behoren gemotiveerd zijn door de noodzaak om onverwijld de juiste en uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 285, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.



HOOFDSTUK 2

Oorsprong van goederen



Afdeling 1

Niet-preferentiële oorsprong

Artikel 59

Toepassingsgebied

In de artikelen 60 en 61 zijn de regels vastgesteld voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen met het oog op de toepassing van:

a) 

het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de in artikel 56, lid 2, onder d) en e), bedoelde maatregelen;

b) 

andere maatregelen dan tariefmaatregelen die op grond van Uniebepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld; en

c) 

andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen.

Artikel 60

Verkrijging van de oorsprong

1.  Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn.

2.  Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is, worden geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

Artikel 61

Bewijs van de oorsprong

1.  Indien in de douaneaangifte de oorsprong van de goederen is vermeld overeenkomstig de douanewetgeving, kunnen de douaneautoriteiten van de aangever eisen dat hij die oorsprong aantoont.

2.  Indien het bewijs van oorsprong van de goederen wordt geleverd overeenkomstig de douanewetgeving of andere Uniewetgeving met betrekking tot specifieke gebieden, kunnen de douaneautoriteiten, in geval van gegronde twijfel, elk aanvullend bewijs eisen dat noodzakelijk is om te waarborgen dat de vermelding van de oorsprong voldoet aan de regels die bij de desbetreffende Unievoorschriften zijn vastgesteld.

3.  Waar de handelsvoorschriften zulks vereisen, kan een document tot bewijs van de oorsprong in de Unie worden afgegeven conform de oorsprongsregels die van kracht zijn in het land of het gebied van bestemming of een andere methode om aan te geven in welk land de goederen geheel zijn verkregen of de laatste ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan.

Artikel 62

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de regels volgens welke de goederen, waarvan voor de toepassing van de in artikel 59 bedoelde maatregelen van de Unie de niet-preferentiële oorsprong moeten worden vastgesteld, worden geacht geheel en al in één enkel land of gebied te zijn verkregen of overeenkomstig artikel 60 in een land of een gebied zijn verkregen waar de laatste ingrijpende, economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden in een daartoe ingerichte onderneming die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt.

Artikel 63

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels vast inzake het leveren en de controle van het in artikel 61 bedoelde bewijs van oorsprong.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Preferentiële oorsprong

Artikel 64

Preferentiële oorsprong van goederen

1.  Om voor de in artikel 56, lid 2, onder d) of e), bedoelde maatregelen of voor niet-tarifaire preferentiële maatregelen in aanmerking te komen, moeten goederen voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde regels betreffende de preferentiële oorsprong.

2.  Voor goederen die in aanmerking komen voor preferentiële maatregelen in het kader van overeenkomsten die de Unie met bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie heeft gesloten, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong bij die overeenkomsten vastgesteld.

3.  Voor goederen die in aanmerking komen voor de preferentiële tariefmaatregelen die unilateraal door de Unie zijn vastgesteld ten gunste van bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie, behalve die welke in lid 5 worden genoemd, neemt de Commissie maatregelen tot vaststelling van de regels betreffende de preferentiële oorsprong.

Die regels zijn gebaseerd op het criterium dat de goederen geheel verkregen zijn of op het criterium dat de goederen het resultaat zijn van een toereikende be- of verwerking.

4.  Voor goederen die in aanmerking komen voor de in Protocol nr. 2 bij de Toetredingsakte van 1985 opgenomen preferentiële maatregelen die van toepassing zijn op de handel tussen het douanegebied van de Unie en Ceuta en Melilla, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van dat protocol.

5.  Voor goederen die in aanmerking komen voor de preferentiële maatregelen in de preferentiële regelingen ten gunste van de met de Unie geassocieerde landen en gebieden overzee, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 203 VWEU.

6.  De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een begunstigd land of gebied, dat land of gebied voor bepaalde goederen een tijdelijke afwijking toestaan van de in lid 3 bedoelde regels betreffende de preferentiële oorsprong.

De tijdelijke afwijking wordt gerechtvaardigd door een van de volgende redenen:

a) 

het begunstigde land of gebied kan door interne of externe factoren tijdelijk niet voldoen aan de regels betreffende de preferentiële oorsprong;

b) 

het begunstigde land of gebied heeft een aanpassingsperiode nodig om zich voor te bereiden teneinde aan deze regels te kunnen voldoen.

Een verzoek om een afwijking wordt door het betrokken begunstigde land of gebied schriftelijk gericht tot de Commissie. Het verzoek zal, zoals in de tweede alinea is gesteld, een opgave van de redenen waarom een afwijking gerechtvaardigd is, bevatten, alsmede vergezeld zijn van de nodige bewijsstukken.

De tijdelijke afwijking geldt zolang de gevolgen van de interne of externe factoren die tot de afwijking hebben geleid, voortduren of gedurende de tijd die het begunstigde land of gebied nodig heeft om aan de regels te kunnen voldoen.

Wanneer een afwijking wordt toegekend, moet door het begunstigde land of gebied worden voldaan aan eventuele voorwaarden in verband met de aan de Commissie te verstrekken informatie over het gebruik van de afwijking en het beheer van de hoeveelheden waarvoor de afwijking was toegekend.

Artikel 65

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de regels betreffende de preferentiële oorsprong als bedoeld in artikel 64, lid 3.

Artikel 66

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het volgende vast:

a) 

de procedureregels, bedoeld in artikel 64, lid 1, om de vaststelling, in de Unie, van de preferentiële oorsprong van de goederen in de Unie te vergemakkelijken;

b) 

een maatregel waarbij aan een begunstigd land of gebied de tijdelijke afwijking als bedoeld in artikel 64, lid 6, wordt toegestaan.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 3

Bepaling van de oorsprong van specifieke goederen

Artikel 67

Door de Commissie genomen maatregelen

De Commissie kan maatregelen vaststellen om de oorsprong van specifieke goederen te bepalen, overeenkomstig de op deze goederen toepasselijke oorsprongsregels.

Artikel 68

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de in artikel 67 bedoelde maatregelen vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en naar behoren worden gemotiveerd door de noodzaak om onverwijld de juiste en uniforme toepassing van de regels van oorsprong te garanderen, stelt de Commissie volgens de in artikel 285, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.



HOOFDSTUK 3

Douanewaarde van goederen

Artikel 69

Toepassingsgebied

De douanewaarde van goederen met het oog op de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en van niet-tarifaire maatregelen die bij Uniebepalingen in het kader van het goederenverkeer met betrekking tot specifieke gebieden zijn vastgesteld, wordt overeenkomstig de artikelen 70 en 74 vastgesteld.

Artikel 70

Op de transactiewaarde gebaseerde methode voor de vaststelling van de douanewaarde

1.  De primaire basis voor de douanewaarde van goederen is de transactiewaarde, te weten: de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, waar nodig aangepast.

2.  De werkelijk betaalde of te betalen prijs is de totale betaling die door de koper aan de verkoper of door de koper aan een derdeten behoeve van de verkoper voor de ingevoerde goederen is of moet worden verricht, en omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen werkelijk zijn of moeten worden verricht.

3.  De transactiewaarde is van toepassing mits aan alle van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

er zijn geen beperkingen ten aanzien van de overdracht of het gebruik van de goederen door de koper, behalve in een van de volgende gevallen:

i) 

bij de wet of door de autoriteiten in de Unie worden beperkingen opgelegd of voorgeschreven;

ii) 

er gelden beperkingen ten aanzien van het geografische gebied waarbinnen de goederen mogen worden doorverkocht;

iii) 

de douanewaarde van de goederen wordt door de beperkingen niet aanzienlijk beïnvloed;

b) 

de verkoop of de prijs is niet afhankelijk gesteld van enige voorwaarde of prestatie waarvan de waarde met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, niet kan worden vastgesteld;

c) 

geen enkel deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop of overdracht of later gebruik van de goederen door de koper zal de verkoper direct of indirect ten goede komen, tenzij een toepasselijke aanpassing kan worden aangebracht;

d) 

koper en verkoper zijn niet verbonden, of hun verbondenheid is niet van dien aard dat de prijs erdoor wordt beïnvloed.

Artikel 71

Elementen van de transactiewaarde

1.  Voor het vaststellen van de douanewaarde krachtens artikel 70 wordt de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs verhoogd met:

a) 

de volgende elementen, voor zover deze ten laste komen van de koper en zij niet begrepen zijn in de werkelijk voor de goederen betaalde of te betalen prijs:

i) 

commissies en courtage, met uitzondering van inkoopcommissies;

ii) 

kosten van verpakkingsmiddelen die voor douanedoeleinden worden geacht met de goederen één geheel te vormen; en

iii) 

kosten van het verpakken, waaronder zowel het arbeidsloon als het materiaal is begrepen;

b) 

de op passende wijze toegerekende waarde van de onderstaande goederen en diensten indien deze gratis of tegen verminderde prijs direct of indirect door de koper worden geleverd om te worden gebruikt bij de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, voor zover deze waarde niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs is begrepen:

i) 

materialen, samenstellende delen, onderdelen en dergelijke die in de ingevoerde goederen worden verwerkt;

ii) 

werktuigen, matrijzen, gietvormen en dergelijke voorwerpen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden gebruikt;

iii) 

materialen die bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen worden verbruikt; en

iv) 

engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, en tekeningen en schetsen die buiten de Unie zijn verricht of vervaardigd en die noodzakelijk zijn voor de productie van de ingevoerde goederen;

c) 

royalty's en licentierechten met betrekking tot de goederen waarvan de waarde wordt bepaald, die de koper als voorwaarde voor de verkoop van deze goederen direct of indirect moet betalen, voor zover deze royalty's en licentierechten niet in de werkelijk betaalde of te betalen prijs zijn begrepen;

d) 

de waarde van elk deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop, overdracht of gebruik van de ingevoerde goederen dat de verkoper direct of indirect ten goede komt; en

e) 

de volgende kosten tot aan de plaats waar de goederen in het douanegebied van de Unie worden gebracht:

i) 

de kosten van vervoer en verzekering van de ingevoerde goederen, en

ii) 

de met het vervoer verband houdende kosten van het laden en behandelen van de ingevoerde goederen.

2.  Wanneer overeenkomstig lid 1 elementen aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs worden toegevoegd, geschiedt zulks enkel op basis van objectieve en meetbare gegevens.

3.  Ter bepaling van de douanewaarde worden aan de werkelijke betaalde of te betalen prijs geen andere elementen toegevoegd dan die waarin dit artikel voorziet.

Artikel 72

Niet in de douanewaarde te begrijpen elementen

Bij het vaststellen van de douanewaarde volgens artikel 70, worden de volgende elementen niet inbegrepen:

a) 

kosten van vervoer van de ingevoerde goederen na binnenkomst ervan in het douanegebied van de Unie;

b) 

kosten van constructiewerkzaamheden, installatie, montage, onderhoud of technische bijstand welke met betrekking tot ingevoerde goederen, zoals industriële installaties, machines of materieel, na de binnenkomst ervan in het douanegebied van de Unie zijn verricht;

c) 

te betalen rente uit hoofde van een door de koper in verband met de aankoop van ingevoerde goederen gesloten financieringsovereenkomst, ongeacht of de financiering door de verkoper of door een andere persoon wordt verstrekt, wanneer die financieringsovereenkomst schriftelijk is, en de koper, desgevraagd, kan aantonen dat:

i) 

die goederen werkelijk tegen de prijs die als werkelijk betaalde of te betalen prijs is aangegeven, worden verkocht, en

ii) 

de gevraagde rentevoet niet hoger is dan in het land waar en op het tijdstip waarop de financiering heeft plaatsgevonden voor dergelijke transacties gebruikelijk is;

d) 

de kosten ter verkrijging van het recht tot verveelvoudiging van de in de Unie ingevoerde goederen;

e) 

inkoopcommissies;

f) 

rechten bij invoer en andere belastingen die in de Unie vanwege de invoer of de verkoop van de goederen dienen te worden voldaan;

g) 

onverminderd artikel 71, lid 1, onder c), door de koper verrichte betalingen ter verkrijging van het recht tot distributie of wederverkoop van de ingevoerde goederen, indien deze betalingen geen voorwaarde zijn voor de verkoop van de goederen voor uitvoer naar de Unie.

Artikel 73

Vereenvoudiging

De douaneautoriteiten kunnen desgevraagd toestaan dat de volgende bedragen bepaald worden op basis van specifieke criteria wanneer die bedragen niet meetbaar zijn op de datum waarop de douaneaangifte is aanvaard:

a) 

bedragen die in de douanewaarde moeten worden begrepen overeenkomstig artikel 70, lid 2; en

b) 

de in de artikelen 71 en 72 bedoelde bedragen.

Artikel 74

Bijkomende methoden voor de vaststelling van de douanewaarde

1.  Indien de douanewaarde van de goederen niet met toepassing van artikel 70 kan worden vastgesteld, dient achtereenvolgens te worden nagegaan welk van de punten a) tot en met d) van lid 2 van toepassing is en dient de douanewaarde van de goederen te worden vastgesteld met toepassing van het eerste punt dat die vaststelling mogelijk maakt.

De volgorde waarin de punten c) en d) van lid 2 worden toegepast, dient te worden omgekeerd indien de aangever daarom verzoekt.

2.  De douanewaarde overeenkomstig lid 1 is:

a) 

de transactiewaarde van identieke goederen die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip naar het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd als de te waarderen goederen;

b) 

de transactiewaarde van soortgelijke goederen die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip naar het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd als de te waarderen goederen;

c) 

de waarde gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen of identieke of soortgelijke ingevoerde goederen in het douanegebied van de Unie in de grootste samengevoegde hoeveelheid zijn verkocht aan personen die niet zijn verbonden met de verkopers; of

d) 

de berekende waarde, bestaande uit de som van:

i) 

de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging of van andere, bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen verrichte be- of verwerkingen;

ii) 

een bedrag voor winst en bedrijfskosten dat gelijk is aan het bedrag dat gewoonlijk in aanmerking wordt genomen wanneer producenten in het land van uitvoer goederen van dezelfde aard of dezelfde soort als die waarvan de waarde dient te worden bepaald, voor uitvoer naar de Unie verkopen;

iii) 

de kosten of waarde van de in artikel 71, lid 1, onder e), genoemde elementen.

3.  Indien de douanewaarde niet met toepassing van lid 1 kan worden vastgesteld, wordt zij aan de hand van in het douanegebied van de Unie beschikbare gegevens vastgesteld met gebruikmaking van redelijke middelen die in overeenstemming zijn met de beginselen en de algemene bepalingen van al het volgende:

a) 

de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel;

b) 

artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel;

c) 

dit hoofdstuk.

Artikel 75

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor het toekennen van de toestemming, als bedoeld in artikel 73.

Artikel 76

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de vaststelling van de douanewaarde overeenkomstig artikel 70, leden 1 en 2, artikel 71 en artikel 72, waaronder de regels voor het aanpassen van de werkelijk betaalde of te betalen prijs;

b) 

de toepassing van de in artikel 70, lid 3, bedoelde voorwaarden;

c) 

de vaststelling van de douanewaarde als bedoeld in artikel 74.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING



HOOFDSTUK 1

Ontstaan van de douaneschuld



Afdeling 1

Douaneschuld bij invoer

Artikel 77

In het vrije verkeer brengen en tijdelijke invoer

1.  Een douaneschuld bij invoer ontstaat indien aan invoerrechten onderworpen niet-Uniegoederen onder een van de volgende douaneregelingen worden geplaatst:

a) 

in het vrije verkeer brengen, ook onder de voorschriften inzake bijzondere bestemming;

b) 

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.

2.  Een douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

3.  Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de douaneaangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

Indien een douaneaangifte voor een van de in lid 1 bedoelde regelingen is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de invoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geïnd, is de persoon die de voor het opstellen van de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en wist, of redelijkerwijze had moeten weten, dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 78

Bijzondere bepalingen betreffende goederen die niet van oorsprong zijn

1.  Indien er een verbod geldt op terugbetaling of kwijtschelding of vrijstelling van invoerrechten voor niet van oorsprong zijnde goederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van producten waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling tussen de Unie en bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie, ontstaat een douaneschuld bij invoer ten aanzien van die niet van oorsprong zijnde goederen door de aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer voor de betrokken producten.

2.  Indien een douaneschuld ontstaat overeenkomstig lid 1, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten vastgesteld alsof het een douaneschuld betreft die is ontstaan door de aanvaarding, op dezelfde datum, van de douaneaangifte voor het vrije verkeer van de niet van oorsprong zijnde goederen die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de betrokken producten, ter beëindiging van de regeling actieve veredeling.

3.  Artikel 77, leden 2 en 3, is van toepassing. Bij niet-Uniegoederen als bedoeld in artikel 270 is evenwel de persoon die de aangifte tot wederuitvoer doet, schuldenaar. In geval van indirecte vertegenwoordiging, is de persoon voor wiens rekening de aangifte wordt gedaan eveneens schuldenaar.

Artikel 79

Ontstaan van douaneschuld door niet-naleving

1.  Ten aanzien van aan invoerrechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij invoer door niet-naleving van:

a) 

een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie, de onttrekking van dergelijke goederen aan douanetoezicht, of het verkeer, de veredeling, de opslag, de tijdelijke opslag, de tijdelijke invoer of de verwijdering van dergelijke goederen binnen dat douanegebied;

b) 

een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende de bijzondere bestemming van goederen binnen het douanegebied van de Unie; of

c) 

een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

2.  Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

a) 

het ogenblik waarop niet of niet langer wordt voldaan aan de verplichting waarvan de niet-naleving de douaneschuld doet ontstaan, of

b) 

het ogenblik waarop een douaneaangifte voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling wordt aanvaard, indien achteraf blijkt dat in feite niet was voldaan aan een voorwaarde voor de plaatsing onder de regeling of de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht uit hoofde van de bijzondere bestemming van de goederen.

3.  In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen is de schuldenaar:

a) 

eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

b) 

eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan en die handelde voor rekening van de persoon die de verplichting diende na te komen, of die deelnam aan de handeling die tot de niet-naleving van de verplichting leidde;

c) 

eenieder die de betrokken goederen heeft verworven of deze onder zich heeft gehad en die op het ogenblik waarop hij de goederen verwierf of ontving, wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan.

4.  In de in lid 1, onder c), bedoelde gevallen is de schuldenaar de persoon die dient te voldoen aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder een douaneregeling, voor de douaneaangifte van de onder die douaneregeling geplaatste goederen, of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

Indien een douaneaangifte voor een van de in lid 1, onder c), bedoelde douaneregelingen wordt opgesteld en aan de douaneautoriteiten gegevens worden verstrekt die vereist zijn krachtens de douanewetgeving betreffende de plaatsing van goederen onder die douaneregeling, en de invoerrechten ten gevolge daarvan geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, is de persoon die de voor de opstelling van de douaneaangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 80

Aftrek van een bedrag aan reeds betaalde invoerrechten

1.  Indien overeenkomstig artikel 79, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt het bij het in het vrije verkeer brengen betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.

De eerste alinea is van toepassing indien een douaneschuld ontstaat ten aanzien van de resten en afval die het resultaat zijn van de vernietiging van dergelijke goederen.

2.  Indien overeenkomstig artikel 79, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten zijn geplaatst, wordt het onder de regeling voor de gedeeltelijke vrijstelling betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.



Afdeling 2

Douaneschuld bij uitvoer

Artikel 81

Uitvoer en passieve veredeling

1.  Een douaneschuld bij uitvoer ontstaat indien goederen die aan uitvoerrechten zijn onderworpen, onder de regeling uitvoer of de regeling passieve veredeling worden geplaatst.

2.  De douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

3.  Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de douaneaangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

Indien een douaneaangifte is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de uitvoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, is de persoon die de voor de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 82

Ontstaan van douaneschuld door niet-naleving

1.  Ten aanzien van aan uitvoerrechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij uitvoer door niet-naleving van:

a) 

een van de in de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het uitgaan van de goederen;

b) 

de voorwaarden waarop de goederen het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten.

2.  Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

a) 

het tijdstip waarop de goederen het douanegebied van de Unie daadwerkelijk verlaten zonder douaneaangifte;

b) 

het tijdstip waarop de goederen een andere bestemming bereiken dan die op grond waarvan zij het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten;

c) 

indien de douaneautoriteiten het onder b) bedoelde tijdstip niet kunnen bepalen, het tijdstip waarop de termijn verstrijkt waarbinnen het bewijs moest worden geleverd dat aan de voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling is voldaan.

3.  In de in lid 1, onder a), genoemde gevallen is schuldenaar:

a) 

eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

b) 

eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan de verplichting ter zake niet was voldaan en die handelde namens de persoon die de verplichting diende na te komen;

c) 

eenieder die heeft deelgenomen aan de handeling die tot de niet-naleving van de verplichting leidde, en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat geen douaneaangifte was ingediend, ofschoon een dergelijke aangifte wel had moeten worden ingediend.

4.  In de in lid 1, onder b), genoemde gevallen is schuldenaar eenieder die moet voldoen aan de voorwaarden waaronder de goederen het douanegebied van de Unie met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten.



Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor douaneschuld bij invoer en bij uitvoer

Artikel 83

Verboden en beperkingen

1.  De douaneschuld bij invoer of uitvoer ontstaat ook voor goederen waarvoor enig verbod op of enige beperking van de invoer of de uitvoer geldt.

2.  Er ontstaat evenwel geen douaneschuld:

a) 

bij het op illegale wijze binnenbrengen in het douanegebied van de Unie van vals geld;

b) 

bij het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie van verdovende middelen en psychotrope stoffen, tenzij die welke streng gecontroleerd worden door de bevoegde autoriteiten met het oog op hun gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden.

3.  Voor de toepassing van sancties op inbreuken op de douanewetgeving wordt de douaneschuld toch geacht te zijn ontstaan indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat invoer- of uitvoerrechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

Artikel 84

Meerdere schuldenaren

Indien meerdere personen schuldenaren zijn van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met één douaneschuld, zijn zij gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk tot betaling van dat bedrag.

Artikel 85

Algemene regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

1.  Het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt vastgesteld op basis van de regels voor de berekening van de rechten die van toepassing waren op het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan.

2.  Indien het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt dat tijdstip geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die een douaneschuld heeft doen ontstaan.

Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikken, evenwel blijkt dat de douaneschuld vroeger is ontstaan dan op het tijdstip waarop zij tot die vaststelling kwamen, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op het vroegste tijdstip waarop het bestaan van die situatie kan worden vastgesteld.

Artikel 86

Bijzondere regels voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten

1.  Indien voor onder een douaneregeling of in tijdelijke opslag geplaatste goederen in het douanegebied van de Unie kosten voor opslag of gebruikelijke behandelingen zijn ontstaan, worden deze kosten of de waardevermeerdering niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten voor zover de aangever afdoende bewijs van het bestaan van die kosten levert.

De douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van niet-Uniegoederen die bij de behandelingen zijn gebruikt, worden echter wel in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten.

2.  Indien de tariefindeling van onder een douaneregeling geplaatste goederen verandert als gevolg van gebruikelijke behandelingen in het douanegebied van de Unie, wordt op verzoek van de aangever de oorspronkelijke tariefindeling voor de onder deze regeling geplaatste goederen toegepast.

3.  Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten op verzoek van de aangever vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip waarop de douaneaangifte voor die goederen is aanvaard.

4.  In specifieke gevallen, wordt het bedrag aan invoerrechten bepaald overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel zonder een daartoe strekkend verzoek van de aangever, teneinde ontduiking van tariefmaatregelen als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder h), te voorkomen.

5.  Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling passieve veredeling of vervangende producten als bedoeld in artikel 261, lid 1, wordt het bedrag aan invoerrechten berekend op basis van de kosten van de buiten het douanegebied van de Unie verrichte veredeling.

6.  Indien de douanewetgeving in een gunstige tariefbehandeling, een ontheffing of een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoer- of uitvoerrechten voorziet overeenkomstig artikel 56, lid 2, onder d) tot en met g), de artikelen 203, 204, 205 en 208 of de artikelen 259 tot en met 262 van deze verordening, dan wel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen ( 3 ), is die gunstige tariefbehandeling, ontheffing of vrijstelling ook van toepassing indien een douaneschuld ontstaat overeenkomstig de artikelen 79 of 82 van deze verordening, mits het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, geen poging tot bedrog inhield.

Artikel 87

Plaats waar de douaneschuld ontstaat

1.  Een douaneschuld ontstaat op de plaats waar de in de artikelen 77, 78 en 81 bedoelde douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer wordt ingediend.

In alle andere gevallen is de plaats waar een douaneschuld ontstaat, de plaats waar de feiten zich voordoen die tot het ontstaan van deze schuld leiden.

Indien deze plaats niet kan worden bepaald, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van een douaneschuld heeft geleid.

2.  Indien de goederen zich onder een niet-gezuiverde douaneregeling bevinden of de tijdelijke opslag niet naar behoren is beëindigd en de plaats waar de douaneschuld ontstaat, niet overeenkomstig lid 1, tweede of derde alinea, binnen een specifieke termijn kan worden vastgesteld, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de goederen onder de betrokken regeling zijn geplaatst dan wel het douanegebied van de Unie onder deze regeling zijn binnengekomen of in tijdelijke opslag waren.

3.  Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikt, blijkt dat de douaneschuld op verschillende plaatsen kan zijn ontstaan, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op de plaats waar deze schuld het eerst is ontstaan.

4.  Indien een douaneautoriteit vaststelt dat krachtens artikel 79 of 82 in een andere lidstaat een douaneschuld is ontstaan en het met die schuld overeenkomend bedrag aan invoer- of uitvoerrechten minder is dan 10 000 EUR, wordt deze geacht te zijn ontstaan in de lidstaat waarin het ontstaan van die douaneschuld is vastgesteld.

Artikel 88

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de regels voor de berekening van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten die van toepassing zijn op goederen waarvoor een douaneschuld is ontstaan in het kader van een bijzondere regeling, ter aanvulling van de in de artikelen 85 en 86 vastgestelde regels;

b) 

de in artikel 86, lid 4, bedoelde gevallen;

c) 

de in artikel 87, lid 2, bedoelde termijn.



HOOFDSTUK 2

Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

Artikel 89

Algemene bepalingen

1.  Dit hoofdstuk heeft betrekking op de zekerheidstelling voor zowel douaneschulden die reeds zijn ontstaan als die welke kunnen ontstaan, tenzij anders bepaald.

2.  Indien de douaneautoriteiten eisen dat een zekerheid wordt gesteld voor een mogelijke of bestaande douaneschuld, dekt deze zekerheid het bedrag aan in- of uitvoerrechten en de in verband met de in- of uitvoer van de goederen verschuldigde overige heffingen indien:

a) 

de zekerheid wordt gebruikt voor de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer; of

b) 

de zekerheid in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt.

Een zekerheid die niet mag worden gebruikt buiten de lidstaat waar zij vereist is, is alleen in die lidstaat geldig en dekt ten minste het bedrag aan in- of uitvoerrechten.

3.  Indien de douaneautoriteiten eisen dat zekerheid wordt gesteld, dient deze te worden gesteld door de schuldenaar of door de persoon die de schuldenaar kan worden. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat zekerheid wordt gesteld door een andere persoon dan die van wie de zekerheidstelling wordt geëist.

4.  Onverminderd artikel 97 eisen de douaneautoriteiten voor bepaalde goederen of een bepaalde aangifte slechts één zekerheidstelling.

De voor een bepaalde aangifte gestelde zekerheid geldt voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen ten aanzien van alle onder die aangifte vallende of vrijgegeven goederen, ongeacht of deze aangifte juist is.

Indien de zekerheidstelling niet is vrijgegeven, kan zij ook worden gebruikt, binnen de grenzen van het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld, voor de invordering van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die verschuldigd worden bij een controle achteraf.

5.  Op aanvraag van de in lid 3 van dit artikel bedoelde persoon kunnen de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 95, leden 1, 2 en 3, vergunning geven voor het stellen van een doorlopende zekerheid ter dekking van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor twee of meer transacties, aangiften of douaneregelingen.

6.  De douaneautoriteiten houden toezicht op de zekerheid.

7.  Er wordt geen zekerheidstelling geëist van staten, regionale en plaatselijke overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen in verband met de activiteiten die zij als overheid uitoefenen.

8.  Er wordt geen zekerheid geëist in elk van de volgende gevallen:

a) 

voor goederen vervoerd over de Rijn, de Rijnvaartwegen, de Donau of de vaarwegen van de Donau;

b) 

voor goederen vervoerd in een vaste transportinrichting;

c) 

in specifieke gevallen waarin de goederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;

d) 

voor onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen waarvoor de in artikel 233, lid 4, onder e), bedoelde vereenvoudiging wordt gebruikt en die over zee of door de lucht worden vervoerd tussen havens of luchthavens van de Unie.

9.  De douaneautoriteiten kunnen afzien van de eis tot zekerheidstelling indien het bedrag van de zeker te stellen invoer- of uitvoerrechten niet hoger is dan de in artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen ( 4 ) vastgestelde statistische drempel in waarde voor aangiften.

Artikel 90

Verplichte zekerheid

1.  Indien zekerheidstelling verplicht is, stellen de douaneautoriteiten het bedrag van de zekerheid vast op een niveau dat gelijk is aan het precieze met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen, indien dit bedrag op het tijdstip waarop de zekerheidstelling wordt geëist, nauwkeurig kan worden bepaald.

Indien het niet mogelijk is het precieze bedrag te bepalen, wordt het bedrag van de zekerheid vastgesteld op het door de douaneautoriteiten geraamde hoogste met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen die zijn ontstaan of kunnen ontstaan.

2.  Onverminderd artikel 95 dient, indien een doorlopende zekerheid wordt gesteld voor het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvan het bedrag in de tijd varieert, deze zekerheid op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen steeds zijn gedekt.

Artikel 91

Facultatieve zekerheid

Indien de zekerheidstelling facultatief is, wordt zij in ieder geval door de douaneautoriteiten geëist als deze van oordeel zijn dat de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn onzeker is. Het bedrag van de zekerheid wordt door deze autoriteiten vastgesteld op een niveau dat niet hoger is dan bedoeld in artikel 90.

Artikel 92

Zekerheidstelling

1.  Een zekerheid kan in een van de volgende vormen worden gesteld:

a) 

door storting van contant geld of door iedere andere vorm van betaling die door de douaneautoriteiten wordt gelijkgesteld met een storting van contant geld, in euro of in de valuta van de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist;

b) 

door borgstelling;

c) 

door een andere vorm van zekerheid die een gelijkwaardige garantie voor de betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen biedt.

2.  Een zekerheid in de vorm van een storting van contant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel dient te worden gesteld overeenkomstig de geldende voorschriften in de lidstaat waar de zekerheidstelling wordt geëist.

Het stellen van een zekerheid door middel van een storting in contanten of een gelijkwaardig betaalmiddel geeft geen recht op betaling van interesten door de douaneautoriteiten.

Artikel 93

Keuze van zekerheid

De persoon die zekerheid moet stellen, heeft de keuze tussen de in artikel 92, lid 1, genoemde vormen van zekerheid.

De douaneautoriteiten kunnen echter weigeren de gekozen vorm van zekerheid te aanvaarden indien deze onverenigbaar is met de goede werking van de desbetreffende douaneregeling.

De douaneautoriteiten kunnen eisen dat de gekozen vorm van zekerheid gedurende een bepaalde periode gehandhaafd blijft.

Artikel 94

Borg

1.  De in artikel 92, lid 1, onder b), bedoelde borg is een in het douanegebied van de Unie gevestigde derde. De douaneautoriteiten die de zekerheid eisen, moeten hun goedkeuring geven aan de borg, tenzij de borg een kredietinstelling, financiële instelling of verzekeringsmaatschappij is die in de Unie overeenkomstig de geldende Unieregelgeving is erkend.

2.  De borg verbindt zich er schriftelijk toe het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvoor zekerheid is gesteld, te betalen.

3.  De douaneautoriteiten kunnen weigeren hun goedkeuring te geven aan de voorgestelde borg of soort zekerheid, indien deze naar hun mening niet alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn zal worden betaald.

Artikel 95

Doorlopende zekerheid

1.  De in artikel 89, lid 5, bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend aan personen die de al de volgende voorwaarden vervullen:

a) 

zij zijn in het douanegebied van de Unie gevestigd;

b) 

zij voldoen aan de in artikel 39, onder a), genoemde criteria;

c) 

zij maken geregeld gebruik van de betrokken douaneregelingen of zij zijn beheerders van faciliteiten voor tijdelijke opslag of zij voldoen aan de in artikel 39, punt d), genoemde criteria.

2.  Indien een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor mogelijke douaneschulden en andere heffingen, kan een marktdeelnemer worden toegestaan een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen dan wel kan hij van zekerheidstelling worden ontheven, mits hij aan de in artikel 39, onder b) en c), genoemde criteria voldoet.

3.  Indien een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor bestaande douaneschulden en andere heffingen, kan een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen desgevraagd worden toegestaan een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen.

4.  De in lid 3 bedoelde doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag staat gelijk aan een zekerheidstelling.

Artikel 96

Tijdelijke verboden betreffende het gebruik van de doorlopende zekerheid

1.  In het kader van bijzondere regelingen of tijdelijke opslag kan de Commissie besluiten om een tijdelijk verbod op te leggen een beroep te doen op elk van het volgende:

a) 

een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag of een ontheffing van zekerheidstelling als bedoeld in artikel 95, lid 2;

b) 

de in artikel 95 bedoelde doorlopende zekerheid voor goederen waarmee op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.

2.  Indien lid 1, onder a) of b), van dit artikel van toepassing is, kan een beroep op een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag of een ontheffing van zekerheid of een beroep op de doorlopende zekerheid in de zin van artikel 95 worden toegestaan indien de betrokkene voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a) 

die persoon kan aantonen dat met betrekking tot de goederen in kwestie geen douaneschuld is ontstaan bij zijn verrichtingen in de twee jaar vóór de beslissing bedoeld in lid 1;

b) 

die persoon, indien een douaneschulden zijn ontstaan in de twee jaar vóór de beslissing bedoeld in lid 1, kan aantonen dat die schulden binnen de vastgestelde termijn volledig zijn voldaan door hetzij de schuldenaar of schuldenaars, hetzij de borg.

Om toestemming voor het gebruik van een tijdelijk verboden doorlopende zekerheid te verkrijgen, dient de betrokkene eveneens te voldoen aan de criteria van artikel 39, onder b) en c).

Artikel 97

Aanvullende of vervangende zekerheid

Indien de douaneautoriteiten vaststellen dat de gestelde zekerheid niet of niet meer alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn volledig zal worden voldaan, eisen zij van een van de in artikel 89, lid 3, bedoelde personen dat deze, naar eigen keuze, hetzij een aanvullende zekerheid stelt, hetzij de oorspronkelijke zekerheid door een nieuwe vervangt.

Artikel 98

Vrijgave van de zekerheid

1.  De zekerheid wordt door de douaneautoriteiten onmiddellijk vrijgegeven indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor andere heffingen is tenietgegaan of niet meer kan ontstaan.

2.  Indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor andere heffingen ten dele is tenietgegaan of nog maar voor een gedeelte van het bedrag waarvoor zekerheid werd gesteld, kan ontstaan, wordt de gestelde zekerheid op verzoek van de betrokkene dienovereenkomstig gedeeltelijk vrijgegeven, tenzij het betrokken bedrag zulks niet rechtvaardigt.

Artikel 99

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 284 ter bepaling van:

a) 

de specifieke gevallen, bedoeld in artikel 89, lid 8, onder c), waarin geen zekerheidstelling wordt geëist voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;

b) 

de vorm van de zekerheid, bedoeld in artikel 92, lid 1, onder c), en de regels betreffende de borg bedoeld in artikel 94;

c) 

de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning voor het gebruik van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag dan wel voor ontheffing van zekerheidstelling als bedoeld in artikel 95, lid 2;

d) 

de termijnen voor de vrijgave van een zekerheid.

Artikel 100

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

de vaststelling van het bedrag van de zekerheid, inclusief het in artikel 95, leden 2 en 3, bedoelde verminderd bedrag;

b) 

de zekerheidstelling en het toezicht erop bedoeld in artikel 89, de intrekking en opzegging van de verbintenis van de borg bedoeld in artikel 94, en de vrijgave van de zekerheid bedoeld in artikel 98;

c) 

de tijdelijke verboden bedoeld in artikel 96.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie stelt de in artikel 96 bedoelde maatregelen door middel van uitvoeringshandelingen vast.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om dwingende redenen van urgentie die verband houden met dergelijke maatregelen en die naar behoren worden gerechtvaardigd door de noodzaak om onverwijld de financiële belangen van de Unie en haar lidstaten beter te beschermen, stelt de Commissie volgens de in artikel 285, lid 5, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.



HOOFDSTUK 3

Invordering, betaling, terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten



Afdeling 1

Vaststelling van het bedrag aan in- en uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

Artikel 101

Vaststelling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten

1.  Het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt vastgesteld door de douaneautoriteiten die bevoegd zijn op de plaats waar de douaneschuld overeenkomstig artikel 87 is ontstaan of wordt geacht te zijn ontstaan, zodra zij over de nodige gegevens beschikken.

2.  Onverminderd artikel 48 kunnen de douaneautoriteiten het door de aangever vastgestelde verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten aanvaarden.

3.  Indien het te betalen bedrag aan invoer- of uitvoerrechten geen rond getal is, kan het worden afgerond.

Luidt het in de eerste alinea bedoelde bedrag in euro, dan mag de afronding niet meer bedragen dan de afronding naar het dichtstbijzijnde hogere of lagere ronde getal.

Een lidstaat die de euro niet als munteenheid heeft, kan hetzij mutatis mutandis het bepaalde in de tweede alinea toepassen, hetzij van deze alinea afwijken, mits de op de afronding toepasselijke regels geen grotere financiële gevolgen hebben dan de in de tweede alinea vermelde regels.

Artikel 102

Mededeling van de douaneschuld

1.  De douaneschuld wordt meegedeeld aan de schuldenaar in de vorm die is voorgeschreven op de plaats waar de douaneschuld is ontstaan of wordt geacht te zijn ontstaan overeenkomstig artikel 87.

De in de eerste alinea bedoelde mededeling wordt niet gedaan in elk van de volgende gevallen:

a) 

indien, in afwachting van de definitieve vaststelling van het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten, een voorlopige handelspolitieke maatregel in de vorm van een recht is vastgesteld;

b) 

indien het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten hoger is dan het bedrag dat is vastgesteld op basis van een overeenkomstig artikel 33 afgegeven beschikking;

c) 

indien het oorspronkelijke besluit om de douaneschuld niet mee te delen of om een lager bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dan het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten mee te delen, is genomen op grond van algemene bepalingen die bij een rechterlijke uitspraak op een latere datum ongeldig worden verklaard;

d) 

indien de douaneautoriteiten krachtens de douanewetgeving zijn vrijgesteld van de verplichting tot mededeling van de douaneschuld.

2.  Indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten gelijk is aan het in de douaneaangifte vermelde bedrag, staat de vrijgave van de goederen door de douaneautoriteiten gelijk aan een mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar.

3.  Indien lid 2 niet van toepassing is, wordt de douaneschuld aan de schuldenaar medegedeeld door de douaneautoriteiten wanneer deze het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten kunnen vaststellen en een besluit daarover kunnen nemen.

Indien de mededeling van de douaneschuld echter een strafonderzoek zou schaden, dan kunnen de douaneautoriteiten deze mededeling evenwel uitstellen totdat deze het strafonderzoek niet langer schaadt.

4.  Mits de betaling is gewaarborgd, kan de douaneschuld die gelijk is aan het volledige bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die tijdens een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode ten gunste van eenzelfde persoon werden vrijgegeven, aan het eind van die periode worden meegedeeld. De door de douaneautoriteiten vastgestelde periode bedraagt hoogstens 31 dagen.

Artikel 103

Verjaringstermijnen van de douaneschuld

1.  De mededeling van een douaneschuld aan de schuldenaar vindt plaats binnen drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan.

2.  Wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was, wordt de in lid 1 vastgestelde termijn van drie jaar in overeenstemming met het nationaal recht verlengd tot minimaal vijf en maximaal 10 jaar.

3.  De in de leden 1 en 2 bedoelde perioden worden opgeschort, indien:

a) 

overeenkomstig artikel 44 beroep wordt ingesteld; dergelijke opschorting wordt toegepastvanaf de datum waarop het beroep is ingesteld en loopt voor de duur van de beroepsprocedure; of

b) 

de douaneautoriteiten de schuldenaar overeenkomstig artikel 22, lid 6, hebben medegedeeld op welke gronden zij voornemens zijn mededeling te doen van de douaneschuld; dergelijke opschorting wordt toegepast vanaf de datum van die mededeling tot het einde van de periode waarbinnen de schuldenaar in de gelegenheid wordt gesteld zijn standpunt kenbaar te maken.

4.  Indien een douaneschuld overeenkomstig artikel 116, lid 7, opnieuw verschuldigd wordt, worden de bij de leden 1 en 2 vastgestelde termijnen geacht te zijn opgeschort vanaf de dag waarop de aanvraag tot terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig artikel 121 is ingediend tot de dag waarop het besluit over de terugbetaling of de kwijtschelding is gegeven.

Artikel 104

Boeking

1.  De in artikel 101 bedoelde douaneautoriteiten boeken het overeenkomstig dat artikel vastgestelde verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten zoals door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven.

De eerste alinea is niet van toepassing in de in artikel 102, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen.

2.  De douaneautoriteiten behoeven geen bedragen aan invoer- of uitvoerrechten te boeken die overeenkomstig artikel 103 overeenkomen met een douaneschuld waarvan geen mededeling aan de schuldenaar meer kon worden gedaan.

3.  De lidstaten stellen de praktische voorschriften vast voor de boeking van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten. Deze voorschriften kunnen verschillen naargelang de douaneautoriteiten ervan verzekerd zijn dat, gezien de omstandigheden waarin de douaneschuld is ontstaan, die bedragen zullen worden betaald.

Artikel 105

Tijdstip van boeking

1.  Indien door de aanvaarding van de douaneaangifte van goederen voor een andere douaneregeling dan die van tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten, of door enige andere handeling die dezelfde rechtsgevolgen heeft als die aanvaarding, een douaneschuld ontstaat, boeken de douaneautoriteiten het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten uiterlijk veertien dagen na de vrijgave van de goederen.

Niettemin kan, mits de betaling is gewaarborgd, het volledige bedrag aan invoer- of uitvoerrechten voor alle goederen die tijdens een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen ten gunste van eenzelfde persoon werden vrijgegeven, aan het einde van deze periode in één keer worden geboekt. Deze boeking dient te geschieden uiterlijk veertien dagen na afloop van de betrokken periode.

2.  Indien goederen kunnen worden vrijgegeven op bepaalde voorwaarden die aan de vaststelling dan wel de inning van het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten zijn verbonden, geschiedt de boeking uiterlijk veertien dagen na vaststelling van het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of de verplichting tot betaling van die rechten.

Indien de douaneschuld evenwel betrekking heeft op een voorlopige handelspolitieke maatregel in de vorm van een recht, wordt het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk twee maanden na de dag waarop de verordening tot instelling van de definitieve handelspolitieke maatregel in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

3.  Indien een douaneschuld ontstaat onder andere dan de in lid 1 bedoelde omstandigheden, wordt het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop de douaneautoriteiten in staat zijn het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten vast te stellen en een beschikking af te geven.

4.  Lid 3 is van toepassing op het in te vorderen of nog in te vorderen bedrag aan invoer- of uitvoerrechten indien het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten niet is geboekt overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 of indien een lager dan het verschuldigde bedrag is vastgesteld en geboekt.

5.  De in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde termijnen voor boeking zijn niet van toepassing in onvoorziene gevallen of bij overmacht.

6.  De boeking kan in de in de tweede alinea van artikel 102, lid 3, bedoelde gevallen worden uitgesteld totdat de mededeling van de douaneschuld een strafonderzoek niet langer schaadt.

Artikel 106

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ►C2  ter bepaling van de in artikel 102, lid 1, tweede alinea, onder d), bedoelde gevallen ◄ waarin de douaneautoriteiten zijn vrijgesteld van de verplichting tot mededeling van de douaneschuld.

Artikel 107

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen vast teneinde wederzijdse bijstand tussen de douaneautoriteiten te garanderen wanneer een douaneschuld is ontstaan.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten

Artikel 108

Algemene termijn voor betaling en schorsing van de termijn voor betaling

1.  Elk bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomt met een douaneschuld, meegedeeld overeenkomstig artikel 102, wordt binnen de door de douaneautoriteiten voorgeschreven termijn door de schuldenaar voldaan.

Onverminderd artikel 45, lid 2, bedraagt deze termijn niet meer dan tien dagen vanaf de mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar. In geval van boeking van alle bedragen in één keer op de voorwaarden van artikel 105, lid 1, tweede alinea, wordt de termijn zodanig vastgesteld dat de schuldenaar geen langere betalingstermijn wordt toegekend dan indien hij voor uitstel van betaling in aanmerking zou zijn gekomen overeenkomstig artikel 110.

De douaneautoriteiten kunnen die termijn op aanvraag van de schuldenaar verlengen, indien het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten is vastgesteld bij een controle achteraf als bedoeld in artikel 48. Onverminderd artikel 112, lid 1, bedraagt de aldus toegestane verlenging van de termijn niet meer dan de tijd die de schuldenaar nodig heeft om de voor de nakoming van zijn verplichtingen noodzakelijke maatregelen te nemen.

2.  Indien de schuldenaar voor een van de in de artikelen 110 tot en met 112 vastgestelde betalingsfaciliteiten in aanmerking komt, geschiedt de betaling binnen de in het kader van deze faciliteiten vastgestelde termijn of termijnen.

3.  De betalingstermijn van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt geschorst in elk van de volgende gevallen:

a) 

overeenkomstig artikel 121 een aanvraag tot kwijtschelding van de rechten wordt ingediend;

b) 

goederen moeten worden verbeurdverklaard, moeten worden vernietigd of aan de staat moeten worden afgestaan;

c) 

de douaneschuld is ontstaan op grond van artikel 79 en er meer dan één schuldenaar is.

Artikel 109

Betaling

1.  De betaling geschiedt in contanten of met elk ander middel dat een soortgelijk bevrijdend karakter heeft, compensatie daaronder begrepen, in overeenstemming met de nationale wetgeving.

2.  De betaling kan door een andere persoon dan de schuldenaar worden verricht.

3.  In ieder geval kan de schuldenaar een deel van, of het gehele bedrag aan invoer- of uitvoerrechten betalen voordat de hem toegestane betalingstermijn is verstreken.

Artikel 110

Uitstel van betaling

De douaneautoriteiten staan de belanghebbende, indien deze een aanvraag daartoe indient en zekerheid stelt, uitstel van betaling van de verschuldigde rechten toe op een van de onderstaande wijzen:

a) 

afzonderlijk voor elk bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat overeenkomstig artikel 105, lid 1, eerste alinea, of artikel 105, lid 4, is geboekt;

b) 

voor het geheel van alle bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die overeenkomstig artikel 105, lid 1, eerste alinea, zijn geboekt binnen een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen;

c) 

hetzij voor het totaal van de bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die op grond van artikel 105, lid 1, tweede alinea, in één keer worden geboekt.

Artikel 111

Termijnen waarvoor uitstel van betaling wordt verleend

1.  De termijn waarvoor uitstel van betaling krachtens artikel 110 wordt verleend, bedraagt 30 dagen.

2.  Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 110, onder a), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de douaneschuld aan de schuldenaar is meegedeeld.

3.  Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 110, onder b), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de periode verstrijkt waarbinnen de bedragen aan rechten waarvoor uitstel van betaling wordt verleend, zijn geboekt. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

4.  Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 110, onder c), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de periode verstrijkt die is vastgesteld voor de vrijgave van de betrokken goederen. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

5.  Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden uit een oneven aantal dagen bestaan, is het aantal dagen dat overeenkomstig deze leden op de termijn van 30 dagen in mindering moet worden gebracht, gelijk aan de helft van het even getal dat onmiddellijk aan het oneven getal voorafgaat.

6.  Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden weken zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de vrijdag van de vierde week volgende op de betrokken week.

Indien deze perioden maanden zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de zestiende dag van de maand volgende op de betrokken maand.

Artikel 112

Overige betalingsfaciliteiten

1.  De douaneautoriteiten kunnen de schuldenaar andere betalingsfaciliteiten dan uitstel van betaling toestaan mits zekerheid wordt gesteld.

2.  Indien faciliteiten worden verleend overeenkomstig lid 1, wordt over het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten kredietrente in rekening gebracht.

Voor een lidstaat die de euro heeft aangenomen, is de kredietrentevoet gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met één punt.

Voor een lidstaat die niet de euro heeft aangenomen, is de kredietrentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de nationale centrale bank op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met één punt, of, voor een lidstaat waarvoor de rentevoet van de nationale centrale bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met één punt.

3.  De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien zekerheidsstelling te eisen of kredietrente in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

4.  De douaneautoriteiten zien ervan af kredietrente in rekening te brengen indien het bedrag voor elke invordering lager is dan 10 EUR.

Artikel 113

Afdwinging van betaling

Indien het verschuldigde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten niet binnen de gestelde termijn is voldaan, verzekeren de douaneautoriteiten zich van de betaling van dat bedrag met alle middelen die hun krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat ter beschikking staan.

Artikel 114

Vertragingsrente

1.  Over het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt vertragingsrente in rekening gebracht vanaf de datum waarop de gestelde termijn afloopt tot de datum waarop dat bedrag is voldaan.

Voor een lidstaat die de euro heeft aangenomen, is de rentevoet op achterstallen gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, serie C, vermeerderd met twee punten.

Voor een lidstaat die niet de euro heeft aangenomen, is de rentevoet op achterstallen gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de nationale centrale bank op haar basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee punten, of, voor een lidstaat waarvoor de rentevoet van de nationale centrale bank niet beschikbaar is, de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, vermeerderd met twee punten.

2.  Indien de douaneschuld is ontstaan op basis van artikel 79 of 82 of indien de mededeling van de douaneschuld het gevolg is van een controle achteraf, wordt behalve het bedrag aan in- of uitvoerrechten rente op achterstallen in rekening gebracht vanaf de dag waarop de douaneschuld is ontstaan tot de dag waarop de schuld is medegedeeld.

De rentevoet op achterstallen wordt vastgesteld overeenkomstig lid 1.

3.  De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien rente op achterstallen in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

4.  De douaneautoriteiten zien ervan af rente op achterstallen in rekening te brengen indien het bedrag voor elke invordering lager is dan 10 EUR.

Artikel 115

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de regels te bepalen voor de schorsing van de betalingstermijn van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten als bedoeld in artikel 108, lid 3, en voor de schorsingstermijn.



Afdeling 3

Terugbetaling en kwijtschelding

Artikel 116

Algemene bepalingen

1.  Onder de bij deze afdeling vastgestelde voorwaarden wordt overgegaan tot terugbetaling of kwijtschelding van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten, om elk van de volgende redenen:

a) 

invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht;

b) 

goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn;

c) 

vergissing van de bevoegde autoriteiten;

d) 

billijkheid.

Indien een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten is betaald en de desbetreffende douaneaangifte overeenkomstig artikel 174 ongeldig wordt gemaakt, wordt dat bedrag terugbetaald.

2.  De douaneautoriteiten gaan over tot terugbetaling of kwijtschelding van het in lid 1 bedoelde bedrag aan invoer- of uitvoerrechten van 10 EUR of meer, tenzij de betrokkene verzoekt om terugbetaling of kwijtschelding van een lager bedrag.

3.  Indien de douaneautoriteiten van mening zijn dat terugbetaling of kwijtschelding moet worden verleend op basis van artikel 119 of 120, legt de betrokken lidstaat het dossier met het oog op een beschikking voor aan de Commissie in de volgende gevallen:

a) 

indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de bijzondere omstandigheden het gevolg zij van het feit dat de Commissie haar verplichtingen niet is nagekomen;

b) 

indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de Commissie een vergissing heeft begaan in de zin van artikel 119;

c) 

indien de omstandigheden in het betrokken geval verband houden met de resultaten van een door de Unie verricht onderzoek op grond van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften ( 5 ), dan wel op grond van enige andere bepaling van de Uniewetgeving of door de Unie met bepaalde landen of groepen van landen gesloten overeenkomst die in de mogelijkheid van dergelijke door de Unie te verrichten onderzoeken voorziet;

d) 

indien het bedrag waarvoor de betrokkene met betrekking tot één of meer invoer- of uitvoertransacties aansprakelijk kan zijn, door een vergissing of bijzondere omstandigheden gelijk is aan of hoger is dan 500 000 EUR.

Niettegenstaande de eerste alinea, worden dossiers niet voorgelegd in de volgende gevallen:

a) 

indien de Commissie reeds een beschikking heeft verleend in een zaak die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is;

b) 

indien bij de Commissie reeds een zaak is ingeleid die feitelijk en juridisch vergelijkbaar is.

4.  Met inachtneming van de bevoegdheidsregels gaan de douaneautoriteiten, indien zij binnen de in artikel 121, lid 1, bedoelde termijnen tot de vaststelling komen dat een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten overeenkomstig de artikelen 117, 119 of 120 voor terugbetaling of kwijtschelding in aanmerking komt, op eigen initiatief tot terugbetaling of kwijtschelding over.

5.  Rechten worden niet terugbetaald of kwijtgescholden indien de situatie die tot de mededeling van de douaneschuld heeft geleid, door frauduleuze handelingen van de schuldenaar is ontstaan.

6.  Terugbetaling geeft geen aanleiding tot betaling van rente door de douaneautoriteiten.

Er wordt echter wel rente betaald indien een beschikking tot terugbetaling niet binnen drie maanden vanaf de dag waarop deze beschikking werd verleend, ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de niet-naleving van deze termijn niet aan de douaneautoriteiten te wijten is.

In dit geval wordt de rente betaald vanaf de dag waarop de termijn van drie maanden verstrijkt tot de dag van terugbetaling. Het tarief van deze rente wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 112.

7.  Indien de douaneautoriteiten ten onrechte terugbetaling of kwijtschelding hebben toegestaan, wordt de oorspronkelijke douaneschuld opnieuw verschuldigd, mits de geldigheid ervan niet overeenkomstig artikel 103 is verjaard.

In dit geval ►C2  dient alle op grond van lid 6, tweede alinea, betaalde rente te worden terugbetaald. ◄

Artikel 117

Invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht

1.  Een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt terugbetaald of kwijtgescholden indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt of indien de douaneschuld ►C2  in strijd met artikel 102, lid 1, tweede alinea, onder c) of d), ◄ aan de schuldenaar was meegedeeld.

2.  Wanneer het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding is gegrond op het bestaan, op het tijdstip van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de goederen, van een verlaagd recht of een nulrecht bij invoer in het kader van een tariefcontingent, een tariefplafond of een andere gunstige tariefbehandeling, wordt de terugbetaling of kwijtschelding slechts verleend indien, op het tijdstip waarop het verzoek, voorzien van alle nodige bescheiden, wordt ingediend, is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

a) 

indien het een tariefcontingent betreft, dit niet is uitgeput;

b) 

in de overige gevallen, het normaal verschuldigde recht niet opnieuw is ingesteld.

Artikel 118

Goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn

1.  Een bedrag aan invoerrechten wordt terugbetaald of kwijtgescholden indien de mededeling van de douaneschuld betrekking heeft op goederen die door de importeur zijn geweigerd omdat zij op het tijdstip van de vrijgave gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract op grond waarvan zij waren ingevoerd.

Goederen die vóór de vrijgave zijn beschadigd, worden gelijkgesteld met goederen die gebreken vertonen.

2.  Niettegenstaande lid 3 wordt terugbetaling of kwijtschelding verleend mits de goederen niet zijn gebruikt, tenzij een begin van gebruik noodzakelijk was om vast te stellen dat deze goederen gebreken vertoonden of dat zij niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming waren, en mits zij uit het douanegebied van de Unie worden gebracht.

3.  Terugbetaling of kwijtschelding wordt niet verleend indien:

a) 

de goederen, alvorens deze voor het vrije verkeer worden vrijgegeven, onder een bijzondere regeling voor proefneming zijn geplaatst, tenzij het vaststaat dat het feit dat de goederen gebreken vertonen of niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn, in de loop van deze proefnemingen niet op normale wijze ontdekt had kunnen worden;

b) 

bij het opstellen van het contract, voordat de genoemde goederen onder een douaneregeling werden geplaatst die tot een douaneschuld leidt, rekening is gehouden met de gebreken, met name ten aanzien van de prijs, welke deze goederen vertonen; of

c) 

de goederen door de aanvrager werden verkocht nadat was geconstateerd dat zij gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract.

4.  De douaneautoriteitenstaan, op aanvraag van de betrokkene, toe om de goederen, in plaats van ze buiten het douanegebied van de Unie te brengen, te plaatsen onder de regeling actieve veredeling, ook voor vernietiging, of de regeling extern douanevervoer, douane-entrepots of vrije zones.

Artikel 119

Vergissing van de bevoegde autoriteiten

1.  In andere dan de in artikel 116, lid 1, tweede alinea, en in de artikelen 117, 118 en 120 genoemde gevallen, wordt een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten terugbetaald of kwijtgescholden wanneer, als gevolg van een vergissing van de bevoegde autoriteiten, het met de oorspronkelijk meegedeelde douaneschuld overeenkomende bedrag lager was dan het verschuldigde bedrag, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de schuldenaar had de vergissing redelijkerwijze niet kunnen ontdekken; en

b) 

de schuldenaar heeft te goeder trouw gehandeld.

2.  Indien de in artikel 117, lid 2, genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt terugbetaling of kwijtschelding verleend wanneer het verlaagde recht of het nulrecht als gevolg van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf, niet werd toegepast op goederen waarvan de douaneaangifte voor het vrije verkeer alle gegevens bevatte en vergezeld was van alle voor de toepassing van het verlaagde recht of het nulrecht vereiste documenten.

3.  Indien de preferentiële behandeling van de goederen wordt toegekend in het kader van de administratieve samenwerking met autoriteiten van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie, wordt de afgifte van een onjuist certificaat door deze autoriteiten aangemerkt als een vergissing die redelijkerwijze niet had kunnen worden ontdekt in de zin van lid 1, onder a).

De afgifte van een onjuist certificaat wordt echter niet als een vergissing aangemerkt indien het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, tenzij de autoriteiten die het certificaat afgaven, kennelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

De schuldenaar wordt geacht te goeder trouw te hebben gehandeld indien hij kan aantonen dat hij in de periode van de betrokken handelstransacties het nodige heeft gedaan om ervoor te zorgen dat aan alle voorwaarden voor een preferentiële behandeling werd voldaan.

De schuldenaar kan zich evenwel niet op zijn goede trouw beroepen indien de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft laten weten dat er gegronde twijfel bestaat over de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde land of gebied.

Artikel 120

Billijkheid

1.  In andere dan de in artikel 116, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 117, 118 en 119 bedoelde gevallen wordt een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten om redenen van billijkheid terugbetaald of kwijtgescholden indien een douaneschuld is ontstaan in bijzondere omstandigheden waarin de schuldenaar geen bedrog heeft gepleegd noch kennelijk nalatig is geweest.

2.  De bijzondere omstandigheden bedoeld in lid 1 worden geacht te bestaan indien uit de omstandigheden van de zaak blijkt dat de schuldenaar zich in een uitzonderlijke situatie bevindt ten opzichte van andere deelnemers die dezelfde activiteit uitoefenen, en indien de schuldenaar in afwezigheid van dergelijke omstandigheden niet het nadeel zou hebben geleden door de inning van het bedrag aan in- of uitvoerrechten.

Artikel 121

Procedure voor terugbetaling en kwijtschelding

1.  Een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding krachtens artikel 116 wordt ingediend bij de betrokken douaneautoriteit, binnen de volgende termijnen:

a) 

in geval van bedragen aan invoer- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht, vergissing van de bevoegde autoriteiten of om redenen van billijkheid: binnen drie jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

b) 

in geval van goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn: binnen één jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

c) 

in geval van ongeldigmaking van een douaneaangifte: binnen de termijn die is vastgesteld in de regels voor ongeldigmaking.

De in de eerste alinea, onder a) en b), genoemde termijnen worden verlengd indien de indiener aantoont dat hij, ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht, een verzoek niet binnen de voorgeschreven termijn heeft kunnen indienen.

2.  Indien de bevoegde douaneautoriteit niet in staat is om, op basis van de aangevoerde gronden, terugbetaling of kwijtschelding te verlenen van een bedrag aan in- of uitvoerrechten, dient zij dit verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding op zijn merites te onderzoeken in het licht van de andere in artikel 116 genoemde gronden voor terugbetaling of kwijtschelding.

3.  Indien krachtens artikel 44 beroep is ingesteld tegen de mededeling van de douaneschuld, wordt de in lid 1, eerste alinea, genoemde termijn geschorst voor de duur van de beroepsprocedure vanaf de datum waarop het beroep is ingesteld.

4.  Wanneer een douaneautoriteit terugbetaling of kwijtschelding verleent overeenkomstig de artikelen 119 en 120, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 122

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter vastlegging van de regels die zij moet nakomen bij het verlenen van een in artikel 116, lid 3, bedoelde beschikking, en met name regels met betrekking tot:

a) 

de voorwaarden voor de aanvaarding van het dossier;

b) 

de termijn waarbinnen een beschikking moet worden genomen en de schorsing van de termijn;

c) 

de mededeling van de redenen waarop de Commissie haar beschikking wil baseren, voordat er een voor de betrokkene ongunstig beschikking wordt verleend;

d) 

de mededeling van de beschikking;

e) 

de gevolgen bij het uitblijven van een beschikking of het uitblijven van de mededeling van een dergelijke beschikking.

Artikel 123

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

1.  De Commissie bepaalt door middel van een uitvoeringshandeling nader de procedureregels voor:

a) 

terugbetaling en kwijtschelding, zoals bedoeld in artikel 116;

b) 

de kennisgeving aan de Commissie overeenkomstig artikel 121, lid 4, en de te verstrekken informatie.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie stelt de in artikel 116, lid 3, bedoelde beschikking door middel van een uitvoeringshandeling vast.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 285, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wanneer het advies van het in artikel 285, lid 1, bedoelde comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen, is artikel 285, lid 6, van toepassing.



HOOFDSTUK 4

Tenietgaan van de douaneschuld

Artikel 124

Tenietgaan

1.  Onverminderd de geldende bepalingen inzake de niet-invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten in geval van een gerechtelijk geconstateerde insolventie van de schuldenaar, gaat een douaneschuld bij invoer of uitvoer teniet op een van de volgende wijzen:

a) 

de douaneschuld kan overeenkomstig artikel 103 niet meer aan de schuldenaar worden meegedeeld;

b) 

het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt betaald;

c) 

het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten wordt kwijtgescholden, behoudens lid 5;

d) 

ten aanzien van goederen die zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van invoer- of uitvoer rechten voortvloeit, wordt de douaneaangifte ongeldig gemaakt;

e) 

indien goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, in beslag worden genomen en tegelijkertijd of naderhand worden verbeurdverklaard;

f) 

goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, worden onder douanetoezicht vernietigd of aan de staat afgestaan;

g) 

de verdwijning van de goederen of de niet-naleving van de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichtingen is het gevolg van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van die goederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de douaneautoriteiten; voor de toepassing van dit punt worden goederen geacht onherstelbaar verloren te zijn indien zij voor eenieder onbruikbaar zijn geworden;

h) 

de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 79 of 82 en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

▼M2

i) 

het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, had geen werkelijke gevolgen voor het juiste functioneren van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling en hield geen poging tot bedrog in;

▼B

ii) 

alle formaliteiten die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren, worden naderhand vervuld;

i) 

goederen die vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, zijn uitgevoerd met de toestemming van de douaneautoriteiten;

j) 

de schuld is ontstaan overeenkomstig artikel 78 en de formaliteiten ter verkrijging van de in dat artikel bedoelde preferentiële tariefbehandeling zijn geannuleerd;

k) 

indien, behoudens lid 6, de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 79 en ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en het douanegebied van de Uniehebben verlaten.

2.  In de gevallen als bedoeld in lid 1, onder e), wordt evenwel, voor de toepassing van sancties op inbreuken op de douanewetgeving, de douaneschuld geacht niet te zijn tenietgegaan indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat invoer- of uitvoerrechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

3.  Indien, overeenkomstig lid 1, onder g), een douaneschuld is tenietgegaan ten aanzien van goederen die vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, worden alle resten en afval van de vernietiging geacht niet-Uniegoederen te zijn.

4.  De geldende bepalingen met betrekking tot vaste percentages voor onherstelbaar verlies dat voortvloeit uit de aard van goederen, zijn van toepassing wanneer door de belanghebbende niet wordt aangetoond dat het werkelijke verlies groter is dan het verlies berekend door het toepassen van het vast percentage op de betrokken goederen.

5.  Indien er voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten meerdere schuldenaren zijn en deze schuld wordt kwijtgescholden, gaat de douaneschuld slechts teniet ten aanzien van de persoon of de personen aan wie kwijtschelding wordt verleend.

6.  In het in lid 1, onder k), bedoelde geval gaat de douaneschuld niet teniet ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog te plegen.

7.  Indien de douaneschuld overeenkomstig artikel 79 is ontstaan, gaat de douaneschuld teniet ten aanzien van de persoon die op generlei wijze heeft getracht bedrog te plegen en die heeft bijgedragen tot de bestrijding van fraude.

Artikel 125

Opleggen van sancties

Het tenietgaan van de douaneschuld op basis van artikel 124, lid 1, onder h), vormt geen beletsel voor de lidstaten om sancties op te leggen wegens niet-naleving van de douanewetgeving.

▼M2

Artikel 126

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de verschillende vormen van verzuim zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling, en ter aanvulling van de bepalingen van artikel 124, lid 1, onder h), i).

▼B



TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE



HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij binnenbrengen

Artikel 127

Indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1.  Voor goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt een summiere aangifte bij binnenbrengen gedaan.

2.  Van de in lid 1 bedoelde verplichting wordt afgezien:

a) 

in het geval van vervoermiddelen en de daarmee vervoerde goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt; en

b) 

in andere gevallen die naar behoren worden gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer of die voortvloeien uit verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten.

3.  De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt binnen een specifieke termijn bij het douanekantoor van eerste binnenkomst ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij binnenkomst wordt ingediend bij een ander douanekantoor, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.

4.  De summiere aangifte wordt ingediend door de vervoerder.

Niettegenstaande de verplichtingen van de vervoerder kan de summiere aangifte bij binnenbrengen in zijn plaats worden ingediend door een van de volgende personen:

a) 

de importeur of ontvanger van de goederen of een andere persoon in wiens naam of voor wiens rekening de vervoerder handelt;

b) 

eenieder die in staat is de goederen bij het douanekantoor van binnenkomst aan te brengen of te doen aanbrengen.

5.  De summiere aangifte bij binnenbrengen bevat de informatie die nodig is voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden.

6.  In specifieke gevallen, wanneer alle in lid 5 bedoelde benodigde gegevens niet verstrekt kunnen worden door de in lid 4 bedoelde personen, kan andere personen die over de gegevens beschikken en deze mogen verstrekken, daarom worden verzocht.

7.  De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat gebruik wordt gemaakt van systemen voor handels-, haven- of vervoersinformatie voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen, op voorwaarde dat deze systemen de noodzakelijke gegevens voor een summiere aangifte bij binnenbrengen bevat en dat deze gegevens binnen een specifieke termijn beschikbaar zijn, voordat de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen.

8.  De douaneautoriteiten kunnen ermee instemmen dat in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen een kennisgeving wordt ingediend en toegang wordt verleend tot de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in het computersysteem van de marktdeelnemer.

Artikel 128

Risicoanalyse

Het in artikel 127, lid 3, bedoelde douanekantoor zorgt ervoor dat binnen een specifieke termijn een risicoanalyse wordt uitgevoerd, hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden, op basis van de in artikel 127, lid 1, bedoelde summiere aangifte bij binnenbrengen of de in artikel 127, lid 8, bedoelde gegevens, en neemt de nodige maatregelen op basis van de resultaten van die risicoanalyse.

Artikel 129

Wijziging en ongeldigmaking van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1.  De aangever kan, op diens verzoek, worden toegestaan een of meer gegevens in de summiere aangifte bij binnenbrengen te wijzigen nadat deze is ingediend.

Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende feiten:

a) 

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b) 

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen onjuist zijn;

c) 

de goederen zijn reeds bij de douane aangebracht.

▼M2

2.  Indien de goederen waarvoor een summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend, niet het douanegebied van de Unie binnenkomen, maken de douaneautoriteiten deze aangifte onmiddellijk ongeldig in elk van de volgende gevallen:

a) 

op verzoek van de aangever, of

b) 

indien na de indiening van de aangifte 200 dagen zijn verstreken.

▼B

Artikel 130

Aangiften ingediend in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1.  Het in artikel 127, lid 3, bedoelde douanekantoor kan ontheffing verlenen voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen met betrekking tot goederen waarvoor, vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van die aangifte, een douaneaangifte is ingediend. In dat geval dient de douaneaangifte ten minste de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen benodigde gegevens te bevatten. Totdat de douaneaangifte is aanvaard overeenkomstig artikel 172, heeft zij de status van summiere aangifte bij binnenbrengen.

2.  Het in artikel 127, lid 3, bedoelde douanekantoor kan ontheffing verlenen voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen met betrekking tot goederen waarvoor, vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van die aangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend. Deze aangifte bevat ten minste de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen benodigde gegevens. Tot het moment dat de aangegeven goederen bij de douane zijn aangebracht overeenkomstig artikel 139, heeft de aangifte tot tijdelijke opslag de status van een summiere aangifte bij binnenbrengen.

Artikel 131

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

▼C2

a) 

de gevallen waarin ontheffing wordt verleend van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen overeenkomstig artikel 127, lid 2, onder b);

▼B

b) 

de in artikel 127, leden 3 en 7, bedoelde specifieke termijn, waarbinnen een summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Unie binnenkomen, rekening houdend met het type goederen of het soort vervoer;

c) 

de in artikel 127, lid 6, bedoelde gevallen en de andere personen die in die gevallen de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen moeten verstrekken.

Artikel 132

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader:

a) 

de procedureregels voor het indienen van de in artikel 127 bedoelde summiere aangifte bij binnenbrengen;

b) 

de procedureregels en de verstrekking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door de in artikel 127, lid 6, bedoelde andere personen;

c) 

de termijn waarbinnen een risicoanalyse moet worden verricht en de nodige maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig artikel 128;

d) 

de procedureregels voor de wijziging van de summiere aangifte bij binnenbrengen, overeenkomstig artikel 129, lid 1;

e) 

de procedureregels voor de ongeldigmaking van de summiere aangifte bij binnenbrengen, overeenkomstig artikel 129, lid 2, rekening houdend met een correct beheer van het binnenbrengen van goederen.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 2

Aankomst van goederen



Afdeling 1

Binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Unie

Artikel 133

Kennisgeving van aankomst van een zeeschip of luchtvaartuig over zee of door de lucht

1.  De exploitant van een zeeschip of van een luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie binnenkomt, meldt de aankomst aan het douanekantoor van eerste binnenkomst bij de aankomst van het vervoermiddel.

Wanneer de douaneautoriteiten beschikken over informatie over de aankomst van een schip of luchtvaartuig, kunnen zij ontheffing verlenen voor het in de eerste alinea bedoelde bericht.

2.  De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat gebruik wordt gemaakt van haven- of luchthavensystemen of andere beschikbare informatiemethoden om de aankomst van een vervoermiddel te melden.

Artikel 134

Douanetoezicht

1.  Goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen, zijn aan douanetoezicht onderworpen vanaf het tijdstip van binnenkomst en kunnen aan douanecontroles worden onderworpen. Zij zijn in voorkomend geval onderworpen aan de verboden of beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van, onder meer, de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit en de bescherming van industriële en commerciële eigendom, inclusief controles op drugsprecursoren, goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en liquide middelen, alsmede aan de uitvoering van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en van handelspolitieke maatregelen.

Deze goederen blijven onder dit toezicht zolang dit nodig is om de douanestatus ervan te bepalen en worden er niet aan onttrokken zonder toestemming van de douaneautoriteiten.

Onverminderd artikel 254 zijn Uniegoederen niet aan douanetoezicht onderworpen zodra de douanestatus ervan is vastgesteld.

Niet-Uniegoederen blijven aan douanetoezicht onderworpen totdat zij een andere douanestatus krijgen of totdat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten of vernietigd zijn.

2.  De houder van goederen onder douanetoezicht kan, met toestemming van de douaneautoriteiten, op elk tijdstip de goederen onderzoeken of daarvan monsters nemen, met name om de tariefindeling, douanewaarde of douanestatus vast te stellen.

Artikel 135

Vervoer naar de plaats van bestemming

1.  De persoon die goederen het douanegebied van de Unie binnenbrengt, brengt deze onverwijld, in voorkomend geval via de door de douaneautoriteiten aangegeven route en op de door hen vastgestelde wijze, naar het door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoor of naar enige andere door deze autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats of naar een vrije zone.

2.  Goederen die voor een vrije zone zijn bestemd, worden rechtstreeks naar de vrije zone gebracht, over zee of door de lucht of, indien over land, zonder gebruik te maken van een ander deel van het douanegebied van de Unie, waar de vrije zone grenst aan de landgrens tussen een lidstaat en een derde land.

3.  Eenieder die verantwoordelijk is voor het vervoer van goederen nadat deze het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen, is tot de in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen gehouden.

4.  Goederen die, hoewel ze zich nog buiten het douanegebied van de Unie bevinden, door de douaneautoriteiten van een lidstaat aan douanecontroles kunnen worden onderworpen ingevolge een overeenkomst met een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie, worden op een dezelfde wijze behandeld als in het douanegebied van de Unie binnengekomen goederen.

5.  De leden 1 en 2 laten de toepassing van bijzondere voorschriften met betrekking tot in het grensgebied vervoerde goederen of in pijpleidingen of via kabels vervoerde goederen evenals goederenverkeer van verwaarloosbaar economisch belang zoals brieven, briefkaarten, drukwerk en de elektronische equivalenten daarvan op andere media, of goederen die reizigers bij zich dragen, onverlet, voor zover het douanetoezicht en de mogelijkheden tot douanecontroles hierdoor niet in het gedrang komen.

6.  Lid 1 is niet van toepassing op vervoermiddelen en daarmee vervoerde goederen die door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

▼M1

Artikel 136

Goederen die het douanegebied van de Unie tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten

1.  De artikelen 127 tot en met 130, alsmede artikel 133, zijn niet van toepassing in gevallen waar niet-Uniegoederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht nadat zij dat gebied tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten en rechtstreeks zijn vervoerd zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Unie.

2.  De artikelen 127 tot en met 130, alsmede artikel 133, zijn niet van toepassing in gevallen waar Uniegoederen waarvan de douanestatus van Uniegoederen moet worden aangetoond overeenkomstig artikel 153, lid 2, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht nadat zij dat gebied tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten en rechtstreeks zijn vervoerd zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Unie.

3.  De artikelen 127 tot en met 130, alsmede de artikelen 133, 139 en 140 zijn niet van toepassing in gevallen waar Uniegoederen die worden vervoerd zonder wijziging van hun douanestatus overeenkomstig artikel 155, lid 2, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht nadat zij dat gebied tijdelijk over zee of door de lucht hebben verlaten en rechtstreeks zijn vervoerd zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Unie.

▼B

Artikel 137

Vervoer in bijzondere omstandigheden

1.  Indien de in artikel 135, lid 1, bedoelde verplichting ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht niet kan worden nagekomen, stelt de persoon op wie deze verplichting rust of iedere andere persoon die voor zijn rekening handelt, de douaneautoriteiten hiervan onverwijld in kennis. Indien de goederen ondanks de niet te voorziene omstandigheden of de overmacht niet volledig zijn teloorgegaan, worden de douaneautoriteiten bovendien in kennis gesteld van de juiste plaats waar deze goederen zich bevinden.

2.  Indien een in artikel 135, lid 6, bedoeld schip of luchtvaartuig ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht wordt gedwongen het douanegebied van de Unie aan te doen of daar tijdelijk te verblijven zonder aan de in artikel 135, lid 1, bedoelde verplichting te kunnen voldoen, stelt de persoon die dit schip of luchtvaartuig in het douanegebied van de Unie heeft gebracht, of ieder ander persoon die voor zijn rekening handelt, de douaneautoriteiten hiervan onverwijld in kennis.

3.  De douaneautoriteiten stellen de maatregelen vast die in acht moeten worden genomen om het douanetoezicht op de in lid 1 bedoelde goederen of, in de lid 2 genoemde omstandigheden, op het schip of luchtvaartuig en de zich aldaar bevindende goederen mogelijk te maken en om er in voorkomend geval voor te zorgen dat deze goederen vervolgens naar een douanekantoor of een andere door hen aangewezen of goedgekeurde plaats worden overgebracht.

Artikel 138

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

de kennisgeving van aankomst bedoeld in artikel 133;

b) 

het vervoer van goederen bedoeld in artikel 135, lid 5.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Aanbrengen, lossen en onderzoek van goederen

Artikel 139

Aanbrengen van goederen bij de douane

1.  Goederen die in het douanegebied van de Unie worden gebracht, worden onmiddellijk bij aankomst bij de douane aangebracht bij het aangewezen douanekantoor, of op een daartoe door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats, of in de vrije zone, door een van de volgende personen:

a) 

de persoon die de goederen in het douanegebied van de Unie heeft gebracht;

b) 

de persoon in wiens naam of voor wiens rekening degene handelt die de goederen in het douanegebied van de Unie heeft gebracht;

c) 

de persoon die aansprakelijk is voor het vervoer van de goederen na het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie.

2.  Goederen die het douanegebied van de Unie over zee of door de lucht binnenkomen en die aan boord blijven van hetzelfde vervoermiddel, worden alleen in de haven of luchthaven waar zij worden gelost of overgeladen bij de douane aangebracht. Goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen en die worden gelost om tijdens de reis op hetzelfde vervoermiddel te worden geladen teneinde het lossen of laden van andere goederen mogelijk te maken, worden echter niet bij de douane van die haven of luchthaven aangebracht.

3.  Niettegenstaande de verplichtingen van de in lid 1 bedoelde persoon kunnen de goederen ook worden aangebracht door een van de volgende personen:

a) 

eenieder die de goederen onmiddellijk onder een douaneregeling plaatst;

b) 

de houder van een vergunning voor het beheer van een opslagruimte of eenieder die activiteiten uitoefent in een vrije zone.

4.  De persoon die de goederen aanbrengt, verwijst naar de voor deze goederen ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen of, in de in artikel 130 bedoelde gevallen, naar de douaneaangifte of aangifte tot tijdelijke opslag, tenzij ontheffing is verleend van de verplichting een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen.

▼M2

5.  Indien bij de douane aangebrachte niet-Uniegoederen niet zijn gedekt door een summiere aangifte bij binnenbrengen, en tenzij ontheffing is verleend van de verplichting een dergelijke aangifte in te dienen, dient een van de in artikel 127, lid 4, bedoelde personen, onverminderd artikel 127, lid 6, onmiddellijk een dergelijke aangifte in dan wel in plaats daarvan, mits dit is toegestaan door de douaneautoriteiten, een douaneaangifte of een aangifte tot tijdelijke opslag. Indien in dergelijke omstandigheden een douaneaangifte of een aangifte tot tijdelijke opslag wordt ingediend, bevat de aangifte ten minste de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen benodigde gegevens.

▼B

6.  Lid 1 laat de toepassing van bijzondere voorschriften met betrekking tot in het grensgebied vervoerde goederen of in pijpleidingen of via kabels vervoerde goederen evenals goederenverkeer van verwaarloosbaar economisch belang zoals brieven, briefkaarten, drukwerk en alle elektronische equivalenten daarvan op andere media, of goederen die reizigers bij zich dragen, onverlet, voor zover het douanetoezicht en de mogelijkheden tot douanecontroles hierdoor niet in het gedrang komen.

7.  Bij de douane aangebrachte goederen mogen niet zonder toestemming van de douaneautoriteiten worden weggevoerd van de plaats waar zij zijn aangebracht.

Artikel 140

Lossen en onderzoek van goederen

1.  Het lossen of overladen van goederen uit het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, mag slechts met toestemming van de douaneautoriteiten en op de door deze autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen geschieden.

Deze toestemming is evenwel niet vereist in het geval van een dreigend gevaar dat ertoe noopt de goederen onverwijld geheel of gedeeltelijk te lossen. In dat geval worden de douaneautoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.

2.  De douaneautoriteiten kunnen op ieder ogenblik eisen dat goederen worden gelost en uitgepakt teneinde deze te onderzoeken of te bemonsteren dan wel het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, te controleren.

Artikel 141

Goederen die onder douanevervoer zijn vervoerd

1.  Artikel 135, leden 2 tot en met 6, en de artikelen 139, 140 en 144 tot en met 149 zijn niet van toepassing op reeds onder een regeling douanevervoer geplaatste goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht.

2.  De artikelen 140 en 144 tot en met 149 zijn van toepassing op niet-Uniegoederen die onder een regeling douanevervoer zijn vervoerd, zodra deze goederen overeenkomstig de voorschriften inzake de regeling douanevervoer zijn aangebracht bij het douanekantoor van bestemming in het douanegebied van de Unie.

Artikel 142

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor het goedkeuren van de plaatsen bedoeld in artikel 139, lid 1.

Artikel 143

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het aanbrengen van goederen bij de douane als bedoeld in artikel 139.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 3

Tijdelijke opslag van goederen

Artikel 144

Goederen in tijdelijke opslag

Niet-Uniegoederen zijn in tijdelijke opslag vanaf het moment dat zij bij de douane worden aangebracht.

Artikel 145

Aangifte tot tijdelijke opslag

1.  Bij de douane aangebrachte niet-Uniegoederen worden gedekt door een aangifte tot tijdelijke opslag die alle gegevens bevat die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor tijdelijke opslag.

2.  De documenten in verband met goederen in tijdelijke opslag worden aan de douaneautoriteiten verstrekt indien de Uniewetgeving dat vereist of indien dat met het oog op douanecontroles noodzakelijk is.

3.   ►C2  De aangifte tot tijdelijke opslag wordt door een van de in artikel 139, lid 1 of lid 3, genoemde personen ingediend, ◄ ten laatste op het moment dat de goederen bij de douane worden aangebracht.

4.  Tenzij ontheffing is verleend van de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen, bevat de aangifte tot tijdelijke opslag een verwijzing naar elke summiere aangifte bij binnenbrengen die voor de bij de douane aangebrachte goederen is ingediend, behalve indien deze goederen reeds in tijdelijke opslag waren of onder een douaneregeling zijn geplaatst en het douanegebied van de Unie niet hebben verlaten.

5.  De douaneautoriteiten mogen ook toestaan dat de aangifte tot tijdelijke opslag in één van de onderstaande vormen wordt gedaan:

a) 

een verwijzing naar een elke summiere aangifte bij binnenkomst die is ingediend voor de betrokken goederen, aangevuld door de gegevens van een summiere aangifte tot tijdelijke opslag;

b) 

een manifest of ander vervoerdocument, mits dit de gegevens van een aangifte tot tijdelijke opslag bevat, waaronder een verwijzing naar elke summiere aangifte bij binnenkomst voor de betrokken goederen.

6.  De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat gebruik wordt gemaakt van systemen voor handels-, haven- of vervoersinformatie voor het indienen van een aangifte tot tijdelijke opslag, op voorwaarde dat deze de nodige gegevens voor een dergelijke aangifte bevatten en dat deze gegevens overeenkomstig lid 3 beschikbaar zijn.

7.  De artikelen 188 tot en met 193 zijn van toepassing op de aangifte tot tijdelijke opslag.

8.  De aangifte tot tijdelijke opslag kan ook worden gebruikt voor:

a) 

het bericht van aankomst, als bedoeld in artikel 133; of

b) 

het aanbrengen van de goederen bij de douane, zoals bedoeld in artikel 139, voor zover dit voldoet aan de voorwaarden die in die bepalingen zijn vastgelegd.

9.  Een aangifte tot tijdelijke opslag is niet vereist indien, ten laatste op het moment van het aanbrengen van de goederen bij de douane, de douanestatus van Uniegoederen is vastgesteld overeenkomstig de artikelen 153 tot en met 156.

10.  De aangifte tot tijdelijke opslag wordt door de douaneautoriteiten bewaard of is voor hen toegankelijk, teneinde te kunnen verifiëren dat de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft, onder een douaneprocedure worden geplaatst of worden wederuitgevoerd overeenkomstig artikel 149.

11.  Voor de doeleinden van de leden 1 tot en met 10 worden, voor niet-Uniegoederen die onder een regeling voor douanevervoer zijn vervoerd en bij de douane worden aangebracht bij een kantoor van bestemming binnen het douanegebied van de Unie, de gegevens over het vervoer beschouwd als aangifte tot tijdelijke opslag, voor zover zij aan de eisen voldoen. De houder van de goederen kan evenweleen aangifte tot tijdelijke opslag indienen na beëindiging van de regeling douanevervoer.

Artikel 146

Wijziging en ongeldigmaking van een aangifte tot tijdelijke opslag

1.  De aangever wordt, op diens aanvraag, toegestaan een of meer gegevens in de aangifte tot tijdelijke opslag te wijzigen nadat deze is ingediend. De wijziging mag niet inhouden dat de aangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.

Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende feiten:

a) 

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de aangifte heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b) 

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de aangifte onjuist zijn.

▼M2

2.  Indien de goederen waarvoor een aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend, niet bij de douane zijn aangebracht, maken de douaneautoriteiten die aangifte onmiddellijk ongeldig in elk van de volgende gevallen:

a) 

op verzoek van de aangever, of

b) 

indien na de indiening van de aangifte 30 dagen zijn verstreken.

▼B

Artikel 147

Voorwaarden en verantwoordelijkheden voor de tijdelijke opslag van goederen

1.  Goederen in tijdelijke opslag worden alleen in ruimten voor tijdelijke opslag opgeslagen overeenkomstig artikel 148, of, indien gerechtvaardigd, op andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen.

2.  Onverminderd artikel 134, lid 2, mogen goederen die onder de regeling tijdelijke opslag zijn geplaatst, geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om deze goederen in ongewijzigde staat te behouden zonder dat de presentatie of de technische kenmerken worden gewijzigd.

3.  De houder van de in artikel 148 bedoelde vergunning of de persoon die de goederen opslaat in de gevallen waarin de goederen zijn opgeslagen op andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen, is verantwoordelijk voor al het volgende:

a) 

het verzekeren dat de goederen in tijdelijke opslag niet aan het douanetoezicht worden onttrokken;

b) 

het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de opslag van goederen in tijdelijke opslag.

4.  Indien goederen om enigerlei reden niet langer in tijdelijke opslag kunnen worden gehouden, nemen de douaneautoriteiten onverwijld alle nodige maatregelen om de situatie van deze goederen te regulariseren overeenkomstig de artikelen 197, 198 en 199.

Artikel 148

Vergunning voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag

1.  Voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag is een vergunning van de douaneautoriteiten vereist. Een dergelijke vergunning is niet vereist indien de beheerder van de tijdelijke opslagruimte de douaneautoriteit zelf is.

De voorwaarden waaronder het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.

2.  De in lid 1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend aan personen die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

a) 

zij zijn in het douanegebied van de Unie gevestigd;

b) 

zij bieden de nodige waarborgen voor het goede gebruik van de regeling; een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen wordt geacht aan die voorwaarde te voldoen indien in de in artikel 38, lid 2, onder a), bedoelde vergunning rekening is gehouden met het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag;

c) 

zij stellen zekerheid overeenkomstig artikel 89.

Wanneer er een doorlopende zekerheid wordt gesteld, worden de aan die zekerheid verbonden verplichtingen op passende wijze gecontroleerd.

3.  De in lid 1 bedoelde vergunning wordt slechts toegekend indien de douaneautoriteiten douanetoezicht kunnen uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de economische behoeften.

4.  De houder van de vergunning voert een passende administratie in een door de douaneautoriteiten goedgekeurde vorm.

Aan de hand van de informatie en de gegevens in die administratie moeten de douaneautoriteiten in staat zijn toezicht uit te oefenen op het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag, met name wat de identificatie, de douanestatus en het verkeer van de opgeslagen goederen betreft.

Een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen wordt geacht aan de in de eerste en de tweede alinea vastgestelde verplichting te voldoen voor zover zijn administratie passend is met het oog op het beheer van de tijdelijke opslag.

5.  De douaneautoriteiten kunnen de houder van de vergunning, op voorwaarde dat het frauderisico daardoor niet toeneemt, toestaan goederen in tijdelijke opslag over te brengen tussen de verschillende opslagruimten voor tijdelijke opslag,op de volgende manieren:

a) 

de overbrenging vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van één douaneautoriteit;

b) 

de overbrenging vindt plaats onder dekking van één vergunning afgegeven aan een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen; of

c) 

in andere gevallen van overbrengingen.

6.  Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kunnen de douaneautoriteiten vergunning geven voor de opslag van Uniegoederen in een ruimte voor tijdelijke opslag. Deze goederen worden niet als goederen in tijdelijke opslag beschouwd.

Artikel 149

Beëindiging van tijdelijke opslag

Niet-Uniegoederen in tijdelijke opslag worden binnen 90 dagen onder een douaneregeling geplaatst of wederuitgevoerd.

Artikel 150

Keuze van een douaneregeling

Tenzij anders is bepaald, staat het de aangever vrij de douaneregeling te kiezen waaronder de goederen, onder de voorwaarden van die regeling, ongeacht hun aard of hoeveelheid dan wel hun land van oorsprong, van verzending of van bestemming, worden geplaatst.

Artikel 151

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 147, lid 1, bedoelde voorwaarden voor het goedkeuren van de plaatsen;

b) 

de in artikel 148 bedoelde voorwaarden voor het verlenen van de vergunning voor het beheer van de opslagruimten voor tijdelijke opslag;

c) 

de in artikel 148, lid 5, onder c), bedoelde gevallen van overbrenging.

Artikel 152

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheid

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels vast voor:

a) 

de indiening van de in artikel 145 bedoelde aangifte tot tijdelijke opslag;

b) 

de wijziging van de aangifte tot tijdelijke opslag overeenkomstig artikel 146, lid 1;

c) 

de ongeldigmaking van de aangifte tot tijdelijke opslag overeenkomstig artikel 146, lid 2;

d) 

de overbrenging van de goederen in tijdelijke opslag bedoeld in artikel 148, lid 5.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN



HOOFDSTUK 1

Douanestatus van goederen

Artikel 153

Vermoeden van douanestatus van Uniegoederen

1.  Alle goederen in het douanegebied van de Unie worden vermoed Uniegoederen te zijn, tenzij wordt vastgesteld dat zij geen Uniegoederen zijn.

2.  In specifieke gevallen waarin het in lid 1 neergelegde vermoeden niet van toepassing is, moet de douanestatus van Uniegoederen worden aangetoond.

3.  In specifieke gevallen hebben goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Unie, niet de douanestatus van Uniegoederen indien zij zijn verkregen uit goederen in tijdelijke opslag of die onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst.

Artikel 154

Verlies van douanestatus van Uniegoederen

In de volgende gevallen worden Uniegoederen niet-Uniegoederen:

a) 

indien zij het douanegebied van de Unie verlaten, voor zover de voorschriften inzake intern douanevervoer niet van toepassing zijn;

b) 

indien zij onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, voor zover de douanewetgeving dit toestaat;

c) 

indien zij onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst en vervolgens ofwel aan de staat worden afgestaan, ofwel worden vernietigd en er afval overblijft;

d) 

indien de aangifte voor het vrije verkeer na vrijgave van de goederen ongeldig wordt gemaakt.

Artikel 155

Uniegoederen die het douanegebied van de Unie tijdelijk verlaten

1.  In de in artikel 227, lid 2, onder b) tot en met f), bedoelde gevallen behouden goederen hun status van Uniegoederen alleen als die status onder bepaalde voorwaarden en met behulp van in de douanewetgeving bepaalde middelen is vastgesteld.

2.  In specifieke gevallen mogen Uniegoederen die niet onder een douaneregeling zijn geplaatst, van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Unie en tijdelijk daarbuiten worden vervoerd zonder wijziging van hun douanestatus.

Artikel 156

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de gevallen waarin het in artikel 153, lid 1, neergelegde vermoeden niet van toepassing is;

b) 

de voorwaarden voor het toestaan van vereenvoudigingen voor het vaststellen van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen;

c) 

de gevallen waarin de in artikel 153, lid 3, bedoelde goederen niet de douanestatus van Uniegoederen hebben;

d) 

de gevallen waarin de douanestatus van in artikel 155, lid 2, bedoelde goederen niet wijzigt.

Artikel 157

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het leveren en het verifiëren van het bewijs van de douanestatus van Uniegoederen.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 2

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling



Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 158

Douaneaangifte van goederen en douanetoezicht op Uniegoederen

1.  Voor alle goederen die bestemd zijn om onder een douaneregeling te worden geplaatst, met uitzondering van de regeling vrije zone, moet een douaneaangifte tot plaatsing onder de desbetreffende regeling worden gedaan.

2.   ►C2  In specifieke, niet in artikel 6, lid 3, genoemde gevallen, kan een douaneaangifte worden ingediend ◄ met gebruikmaking van andere dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken

3.  Uniegoederen die zijn aangegeven voor uitvoer, voor intern Uniedouanevervoer of voor passieve veredeling, bevinden zich onder douanetoezicht vanaf de aanvaarding van de in lid 1 bedoelde aangifte totdat zij het douanegebied van de Unie verlaten, totdat zij aan de staat worden afgestaan, totdat zij worden vernietigd of totdat de douaneaangifte ongeldig is gemaakt.

Artikel 159

Bevoegde douanekantoren

1.  Tenzij in de Uniewetgeving anders is bepaald, stellen de lidstaten de plaats en de bevoegdheid van de diverse op hun grondgebied gelegen douanekantoren vast.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat voor deze kantoren officiële openingstijden worden vastgesteld die redelijk en passend zijn, rekening houdend met de aard van het verkeer en van de goederen, en met de douaneregelingen waaronder deze moeten worden geplaatst, zodat het internationale goederenverkeer niet belemmerd of verstoord wordt.

3.  Tenzij anders is bepaald, is het bevoegde douanekantoor voor het plaatsen van de goederen onder een douaneregeling, het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar de goederen zijn aangebracht.

Artikel 160

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de gevallen waarin een douaneaangifte kan worden ingediend met gebruikmaking van andere dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken, overeenkomstig artikel 158, lid 2.

Artikel 161

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

het vaststellen van de andere bevoegde douanekantoren dan de in artikel 159, lid 3, bedoelde kantoren, met inbegrip van de douanekantoren van binnenkomst en van uitgang;

b) 

het indienen van de douaneaangiften in de in artikel 158, lid 2, bedoelde gevallen.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Standaard douaneaangiften

Artikel 162

Inhoud van een standaard douaneaangifte

Standaard douaneaangiften bevatten alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven.

Artikel 163

Bewijsstukken

1.  De bewijsstukken die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven, zijn in het bezit van de aangever en staan ter beschikking van de douaneautoriteiten op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt ingediend.

2.  De bewijsstukken worden aan de douaneautoriteiten verstrekt indien de Uniewetgeving dat vereist of indien dat met het oog op douanecontroles noodzakelijk is.

3.  In specifieke gevallen kunnen marktdeelnemers de bewijsstukken opstellen, op voorwaarde dat zij daarvoor toestemming van de douaneautoriteiten hebben gekregen.

Artikel 164

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de regels voor het verlenen van de toestemming bedoeld in artikel 163, lid 3.

Artikel 165

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de indiening van de normale douaneaangifte als bedoeld in artikel 162;

b) 

het beschikbaar maken van de in artikel 163, lid 1, bedoelde bewijsstukken.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 3

Vereenvoudigde douaneaangiften

Artikel 166

Vereenvoudigde aangifte

1.  De douaneautoriteiten kunnen aanvaarden dat een persoon goederen onder een douaneregeling laat plaatsen op basis van een vereenvoudigde aangifte waaruit bepaalde in artikel 162 bedoelde informatie of de in artikel 163 bedoelde bewijsstukken kunnen worden weggelaten.

2.  Voor het regelmatige gebruik van de in lid 1 bedoelde vereenvoudigde aangifte is de toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

Artikel 167

Aanvullende aangifte

1.  Bij een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 166 of een inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 182 dient de aangever binnen een specifieke termijn bij het bevoegde douanekantoor een aanvullende aangifte in met de gegevens die vereist zijn voor de betrokken douaneregeling.

Bij een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 166 moeten de nodige bewijsstukken binnen een specifieke termijn in het bezit zijn van de aangever en ter beschikking staan van de douaneautoriteiten.

De aanvullende aangifte kan een algemeen, periodiek of samenvattend karakter hebben.

2.  In de volgende gevallen wordt ontheffing verleend van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte:

a) 

de goederen zijn onder het stelsel van douane-entrepots geplaatst;

b) 

andere specifieke gevallen.

3.  Onder de volgende voorwaarden kunnen de douaneautoriteiten afzien van de eis dat een aanvullende aangifte moet worden ingediend:

a) 

de vereenvoudigde aangifte betreft goederen waarvan de waarde en hoeveelheid onder de statistische drempel liggen;

b) 

de vereenvoudigde aangifte bevat reeds alle informatie die nodig is voor de betreffende douaneregeling; en

c) 

de vereenvoudigde aangifte is niet ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever.

4.  De in artikel 166 bedoelde vereenvoudigde aangifte of de in artikel 182 bedoelde inschrijving in de administratie van de aangever wordt geacht samen met de aanvullende aangifte een enkele en ondeelbare akte te vormen, die geldig is respectievelijk vanaf de datum van aanvaarding van de vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 172 en vanaf de datum van inschrijving van de goederen in de administratie van de aangever.

5.  Voor de toepassing van artikel 87 wordt de plaats waar de aanvullende aangifte moet worden ingediend, geacht de plaats te zijn waar de douaneaangifte is ingediend.

Artikel 168

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in artikel 166, lid 2;

b) 

de in artikel 167, lid 1, eerste alinea, bedoelde specifieke termijn waarbinnen een aanvullende aangifte moet worden ingediend;

c) 

de in artikel 167, lid 1, tweede alinea, bedoelde specifieke termijn waarbinnen de bewijsstukken in het bezit van de aangever moeten zijn;

d) 

de specifieke gevallen waarin ontheffing wordt verleend van de verplichting tot indiening van een aanvullende aangifte overeenkomstig artikel 167, lid 2, onder b).

Artikel 169

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de vereenvoudigde aangifte bedoeld in artikel 166;

b) 

de aanvullende aangifte bedoeld in artikel 167.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 4

Op alle douaneaangiften toepasselijke bepalingen

Artikel 170

Indienen van een douaneaangifte

1.  Onverminderd artikel 167, lid 1, kan een douaneaangifte worden ingediend door eenieder die in staat is alle informatie te verstrekken die vereist is voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. Die persoon moet ook in staat zijn de goederen bij de douane aan te brengen of te doen aanbrengen.

Indien de aanvaarding van een douaneaangifte evenwel bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon meebrengt, wordt die aangifte door deze persoon zelf of door zijn vertegenwoordiger ingediend.

2.  De aangever is in het douanegebied van de Unie gevestigd.

3.  In afwijking van lid 2, zijn de volgende aangevers evenwel niet verplicht om in het douanegebied van de Unie gevestigd te zijn:

a) 

personen die een douaneaangifte voor douanevervoer of tijdelijke invoer indienen;

b) 

personen die incidenteel een douaneaangifte indienen, mede voor bijzondere bestemming of actieve veredeling, voor zover de douaneautoriteiten zulks gerechtvaardigd achten;

c) 

personen die gevestigd zijn in een land waarvan het grondgebied grenst aan het douanegebied van de Unie, en die de goederen waarop de douaneaangifte betrekking heeft, aanbrengen bij een douanekantoor in de Unie dat grenst aan dat land, op voorwaarde dat het land waarin de personen zijn gevestigd deze voordelen ook verlenen aan personen die in het douanegebied van de Unie zijn gevestigd.

4.  De douaneaangiften worden gewaarmerkt.

Artikel 171

Indiening van een douaneaangifte vóór de aanbrenging van de goederen

Een douaneaangifte kan worden ingediend voor het tijdstip waarop de goederen naar verwachting bij de douane zullen worden aangebracht. Indien de goederen niet binnen 30 dagen na de indiening van de douaneaangifte worden aangebracht, wordt de douaneaangifte geacht niet te zijn ingediend.

Artikel 172

Aanvaarding van een douaneaangifte

1.  Douaneaangiften die aan de voorwaarden van dit hoofdstuk voldoen, worden onmiddellijk door de douaneautoriteiten aanvaard, voor zover de desbetreffende goederen bij de douane zijn aangebracht

2.  De datum van aanvaarding van de douaneaangifte door de douaneautoriteiten is, tenzij anderszins is bepaald, de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen zijn aangegeven en voor alle andere invoer- of uitvoerformaliteiten.

Artikel 173

Wijziging van een douaneaangifte

1.  De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de douaneaangifte te wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de douaneaangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.

2.  Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:

a) 

de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;

b) 

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;

c) 

de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.

3.  Op verzoek van de aangever kan, binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, worden toegestaan dat de douaneaangifte wordt gewijzigd na vrijgave van de goederen, zodat de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen.

Artikel 174

Ongeldigmaking van een douaneaangifte

1.  Op verzoek van de aangever maken de douaneautoriteiten een reeds aanvaarde douaneaangifte ongeldig in elk van de volgende gevallen:

a) 

indien voldoende wordt aangetoond dat de goederen onmiddellijk onder een andere douaneregeling zullen worden geplaatst;

b) 

indien voldoende wordt aangetoond dat ten gevolge van bijzondere omstandigheden de plaatsing van de goederen onder de douaneregeling waarvoor zij zijn aangegeven, niet meer gerechtvaardigd is.

Indien de douaneautoriteiten de aangever evenwel in kennis hebben gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, kan het verzoek tot ongeldigmaking van de douaneaangifte slechts worden aanvaard nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden.

2.  De douaneaangifte wordt niet ongeldig gemaakt nadat de goederen zijn vrijgegeven, tenzij anders is bepaald.

Artikel 175

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen, ter bepaling van de gevallen waarin de douaneaangifte ongeldig wordt gemaakt na vrijgave van de goederen, als bedoeld in artikel 174, lid 2.

Artikel 176

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

het indienen van een douaneaangifte overeenkomstig artikel 171;

b) 

de aanvaarding van een douaneaangifte als bedoeld in artikel 172, inclusief de toepassing van die regels in de in artikel 179 bedoelde gevallen;

c) 

de wijziging van de douaneaangifte na vrijgave van de goederen overeenkomstig artikel 173, lid 3.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 5

Overige vereenvoudigingen

Artikel 177

Vereenvoudiging van de opstelling van douaneaangiften betreffende goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen

1.  Indien een zending bestaat uit goederen waarvan de tariefonderverdelingen verschillend zijn en het opstellen van de douaneaangifte van elk dezer goederen volgens zijn tariefonderverdeling werk en kosten zouden meebrengen die niet in verhouding staan tot het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer of bij uitvoer, kunnen de douaneautoriteiten er op aanvraag van de aangever mee instemmen dat de rechten bij invoer of bij uitvoer worden aangerekend op de gehele zending op grond van de tariefonderverdeling van de goederen die aan het hoogste recht bij invoer of uitvoer zijn onderworpen.

2.  De douaneautoriteiten weigeren de vereenvoudiging bedoeld in lid 1 toe te passen op goederen die zijn onderworpen aan verboden of beperkingen of aan accijnzen, en waarbij de correcte indeling noodzakelijk is om de maatregel toe te passen.

Artikel 178

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie neemt, door middel van uitvoeringshandelingen, maatregelen aan voor de vaststelling van de tariefonderverdeling voor de toepassing van artikel 177, lid 1.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 179

Gecentraliseerde vrijmaking

1.  De douaneautoriteiten kunnen een persoon, op diens verzoek, vergunning geven om bij het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar hij is gevestigd, een douaneaangifte in te dienen voor goederen die bij een ander douanekantoor bij de douane worden aangebracht.

Voor de in de eerste alinea bedoelde vereiste vergunning kan ontheffing worden verleend wanneer de douaneaangifte wordt ingediend en de goederen bij de douane worden aangebracht onder de verantwoordelijkheid van één douaneautoriteit.

2.  De aanvrager van de in lid 1 bedoelde vergunning moet een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen zijn.

3.  Het douanekantoor waar de douaneaangifte wordt ingediend:

a) 

houdt toezicht op het plaatsen van de goederen onder de betreffende douaneregeling;

b) 

voert de douanecontroles uit voor de verificatie van de douaneaangifte, zoals bedoeld in artikel 188, onder a) en b);

c) 

verzoekt in gerechtvaardigde gevallen het douanekantoor waarbij de goederen zijn aangebracht, om de douanecontroles voor de verificatie van de douaneaangifte uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 188, onder c) en d); en

d) 

vervult de douaneformaliteiten voor de invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten.

4.  Het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend en het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht, wisselen de nodige informatie uit voor de verificatie van de douaneaangifte en voor de vrijgave van de goederen.

5.  Het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht, verricht, onverminderd zijn eigen controles met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten, de in lid 3, onder c), genoemde douanecontroles en verstrekt de resultaten daarvan aan het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend.

6.  Het douanekantoor waar de douaneaangifte is ingediend, geeft de goederen vrij overeenkomstig de artikelen 194 en 195, met inachtneming van:

a) 

de resultaten van zijn eigen controles voor de verificatie van de douaneaangifte;

b) 

de resultaten van de controles door het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht voor de verificatie van de douaneaangifte en de controles met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten.

Artikel 180

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor het toekennen van een vergunning, als bedoeld in de eerste alinea van artikel 179, lid 1.

Artikel 181

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de gecentraliseerde vrijmaking, met inbegrip van de relevante douaneformaliteiten en -controles bedoeld in artikel 179;

b) 

de ontheffing van de verplichting om goederen aan te brengen als bedoeld in artikel 182, lid 3, in het kader van gecentraliseerde vrijmaking.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 182

Inschrijving in de administratie van de aangever

1.  De douaneautoriteiten kunnen een persoon, op diens verzoek, vergunning geven om een douaneaangifte, waaronder begrepen een vereenvoudigde aangifte in te dienen in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, op voorwaarde dat de gegevens van die aangifte ter beschikking staan van de douaneautoriteiten in het elektronische systeem van de aangever op het tijdstip waarop de douaneaangifte, in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, wordt ingediend.

2.  De douaneaangifte wordt geacht te zijn aanvaard op het tijdstip van inschrijving van de goederen in de administratie.

3.  De douaneautoriteiten kunnen, op verzoek, ontheffing verlenen van de verplichting om de goederen aan te brengen. In dat geval worden de goederen geacht te zijn vrijgegeven op het moment van inschrijving in de administratie.

Deze ontheffing kan worden toegestaan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de aangever is een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen;

b) 

de aard van de goederen en de goederenstroom van de betrokken goederen dit rechtvaardigen zulks en bekend zijn bij de douaneautoriteit;

c) 

het toezichthoudende douanekantoor heeft toegang tot alle informatie welke zij nodig acht om, indien nodig, haar recht te kunnen uitoefenen de goederen te controleren, indien nodig;

d) 

op het moment van de inschrijving in de administratie zijn de goederen niet langer onderhevig aan verboden of beperkingen, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Het toezichthoudende douanekantoor kan in specifieke situaties evenwel verzoeken om de goederen aan te brengen.

4.  De voorwaarden waaronder de vrijgave van de goederen is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.

Artikel 183

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in artikel 182, lid 1.

Artikel 184

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor de inschrijving in de administratie van de aangever, bedoeld in artikel 182, met inbegrip van de relevante douaneformaliteiten en -controles.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 185

Beoordeling door de marktdeelnemer zelf

1.  De douaneautoriteiten kunnen een marktdeelnemer, op diens verzoek, vergunning geven om bepaalde douaneformaliteiten te vervullen die door de douaneautoriteiten moeten worden vervuld, het verschuldigde bedrag aan invoer- en uitvoerrechten vast te stellen en bepaalde controles uit te voeren onder douanetoezicht.

2.  De aanvrager van de in lid 1 bedoelde vergunning moet een geautoriseerde marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen zijn.

Artikel 186

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning als bedoeld in artikel 185, lid 1;

b) 

de douaneformaliteiten en -controles die door de houder van de vergunning moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig artikel 185, lid 1.

Artikel 187

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende de douaneformaliteiten en -controles die door de houder van de vergunning moeten worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 185, lid 1.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 3

Verificatie en vrijgave van goederen



Afdeling 1

Verificatie

Artikel 188

Verificatie van een douaneaangifte

Met het oog op de verificatie van de juistheid van de in de aanvaarde douaneaangifte vermelde gegevens kunnen de douaneautoriteiten:

a) 

de aangifte en de bij te voegen documenten aan een onderzoek onderwerpen;

b) 

van de aangever eisen dat andere documenten worden overgelegd;

c) 

de goederen aan een onderzoek onderwerpen;

d) 

monsters nemen voor een analyse of grondige controle van de goederen.

Artikel 189

Onderzoek en monsterneming van goederen

1.  Het vervoer van de goederen naar de plaats waar het onderzoek en de monsterneming dienen plaats te vinden, alsmede alle handelingen die voor dit onderzoek of deze monsterneming noodzakelijk zijn, worden door de aangever of onder zijn verantwoordelijkheid verricht. De hieraan verbonden kosten komen ten laste van de aangever.

2.  De aangever heeft het recht bij het onderzoek van de goederen en bij de monsterneming aanwezig te zijn of te worden vertegenwoordigd. Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten van de aangever eisen dat hij bij het onderzoek van de goederen of de monsterneming aanwezig is of zich daarbij laat vertegenwoordigen dan wel dat hij hun de noodzakelijke bijstand verleent om dit onderzoek of deze monsterneming te vergemakkelijken.

3.  Indien de monsterneming volgens de geldende bepalingen plaatsvindt, geeft dit geen aanleiding tot enige vergoeding door de douaneautoriteiten, maar de kosten van analyse of controle komen wel ten laste van hem.

Artikel 190

Gedeeltelijk onderzoek en monsterneming van goederen

1.  Indien slechts een gedeelte van de goederen waarop een douaneaangifte betrekking heeft, wordt onderzocht, of daarvan monsters worden genomen, gelden de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek, of van de analyse of het onderzoek van de monsters, voor alle goederen van deze aangifte.

De aangever kan evenwel om een aanvullend onderzoek of aanvullende monsterneming van de goederen verzoeken indien hij van mening is dat de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek, of van de analyse of het onderzoek van de genomen monsters, niet voor de rest van de aangegeven goederen gelden. Dit verzoek wordt ingewilligd mits de goederen nog niet zijn vrijgegeven of, indien zij reeds zijn vrijgegeven, dat de aangever aantoont dat zij op generlei wijze zijn gewijzigd.

2.  Voor de toepassing van lid 1 worden de gegevens in een douaneaangifte, wanneer deze betrekking heeft op goederen die verscheidene artikelen omvat, met betrekking tot elk artikel, geacht een afzonderlijke aangifte te vormen.

Artikel 191

Resultaten van de verificatie

1.  De resultaten van de verificatie van de douaneaangifte dienen als grondslag voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

2.  Indien de douaneaangifte niet wordt geverifieerd, is lid 1 van toepassing op basis van de in die aangifte vermelde gegevens.

3.  De resultaten van de verificatie door de douaneautoriteiten hebben in het gehele douanegebied van de Unie dezelfde bindende kracht.

Artikel 192

Identificatiemaatregelen

1.  De douaneautoriteiten of, waar passend, marktdeelnemers die daarvoor vergunning hebben gekregen van de douaneautoriteiten, nemen de nodige maatregelen om de goederen te kunnen identificeren, indien deze identificatie noodzakelijk is ter waarborging van de naleving van de bepalingen die zijn verbonden aan de douaneregeling waarvoor de betrokken goederen zijn aangegeven.

Deze identificatiemaatregelen hebben in het gehele douanegebied van de Unie dezelfde rechtsgevolgen.

2.  De identificatiemiddelen die op de goederen, verpakking of vervoermiddelen zijn aangebracht, mogen alleen worden verwijderd of vernietigd door de douaneautoriteiten of door marktdeelnemers die door deze autoriteiten daartoe zijn gemachtigd, tenzij ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht het verwijderen of vernietigen ervan voor het behoud van de goederen of de vervoermiddelen absoluut noodzakelijk is.

Artikel 193

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de maatregelen betreffende de verificatie van de douaneaangifte, het onderzoek en de monsterneming van goederen en de resultaten van de verificatie.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Vrijgave

Artikel 194

Vrijgave van de goederen

1.  Mits is voldaan aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder de betrokken regeling en voor zover er geen beperking op de goederen is gesteld en de goederen niet onder een verbod vallen, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij zodra de vermeldingen op de douaneaangifte zijn geverifieerd of zonder verificatie zijn aanvaard.

De eerste alinea is tevens van toepassing indien een in artikel 188 bedoelde verificatie niet binnen een redelijke termijn kan worden beëindigd en de goederen niet meer aanwezig behoeven te zijn met het oog op de verificatie.

2.  Alle goederen waarop een aangifte betrekking heeft, worden tegelijkertijd vrijgegeven.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden in een douaneaangifte die betrekking heeft op goederen die onder twee of meer artikelen vallen, de gegevens inzake goederen die onder hetzelfde artikel vallen, geacht een afzonderlijke douaneaangifte te vormen.

Artikel 195

Vrijgave afhankelijk van betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten of zekerheidstelling

1.  Indien het plaatsen van goederen onder een douaneregeling een douaneschuld doet ontstaan, kunnen de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft slechts worden vrijgegeven indien het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten is betaald of indien daarvoor zekerheid is gesteld.

Onverminderd de derde alinea is de eerste alinea evenwel niet van toepassing op tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.

Indien de douaneautoriteiten op grond van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven, eisen dat zekerheid wordt gesteld, kan de vrijgave van de goederen voor de betrokken douaneregeling slechts worden toegestaan nadat zekerheid is gesteld.

2.  In specifieke gevallen is, met betrekking tot goederen waarvoor een aanvraag is ingediend tot opneming uit een tariefcontingent, een zekerheidsstelling geen voorwaarde voor de vrijgave van de goederen.

3.  Wanneer een vereenvoudiging als bedoeld in de artikelen 166, 182 en 185 wordt toegepast en een doorlopende zekerheid is gesteld, is toezicht op de zekerheid door de douaneautoriteiten geen voorwaarde voor de vrijgave van de goederen.

Artikel 196

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de in artikel 195, lid 2, bedoelde gevallen.



HOOFDSTUK 4

Verwijdering van goederen

Artikel 197

Vernietiging van goederen

Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten de vernietiging van bij de douane aangebrachte goederen eisen. Zij stellen de houder van de goederen daarvan in kennis. De aan de vernietiging verbonden kosten komen ten laste van de houder van de goederen.

Artikel 198

Door de douaneautoriteiten te nemen maatregelen

1.  De douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen, inclusief verbeurdverklaring en verkoop, of vernietiging, voor de verwijdering van goederen in de volgende gevallen:

a) 

indien een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie niet is nagekomen of de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken;

b) 

indien de goederen niet kunnen worden vrijgegeven om een van de volgende redenen:

i) 

het onderzoek van de goederen kon niet binnen de door de douaneautoriteiten gestelde termijnen worden aangevangen of voortgezet om redenen die aan de aangever te wijten zijn;

ii) 

de bescheiden die moeten worden overgelegd voordat de goederen kunnen worden geplaatst onder of vrijgegeven voor de douaneregeling waarvoor zij werden aangegeven, zijn niet overgelegd;

iii) 

de invoer- of uitvoerrechten, naargelang van het geval, werden niet binnen de gestelde termijn betaald of er werd binnen die termijn geen zekerheid gesteld;

iv) 

de goederen zijn onderworpen aan verboden of beperkingen;

c) 

indien de goederen na de vrijgave niet binnen een redelijke termijn zijn weggevoerd;

d) 

indien na de vrijgave blijkt dat de goederen niet aan de voorwaarden voor vrijgave voldeden, of

e) 

indien de goederen overeenkomstig artikel 199 aan de staat worden afgestaan.

2.  Niet-Uniegoederen die aan de staat zijn afgestaan, in beslag zijn genomen of zijn verbeurd verklaard, worden geacht onder de regeling douane-entrepot te zijn geplaatst. Zij worden in de administratie van de beheerder van het douane-entrepot opgenomen, of indien de douaneautoriteiten de beheerder zijn, in de administratie van de douaneautoriteiten.

Wanneer al een douaneaangifte is ingediend voor goederen die zullen worden vernietigd, aan de staat afgestaan, in beslag genomen of verbeurdverklaard, dient de administratie een verwijzing naar de douaneaangifte te bevatten. De douaneautoriteiten maken deze douaneaangifte ongeldig.

3.  De kosten van de in lid 1 genoemde maatregelen komen ten laste van:

a) 

eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen of de goederen aan het douanetoezicht heeft onttrokken, in de in lid 1, onder a), bedoelde gevallen;

b) 

de aangever, in de in lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen;

c) 

de persoon die dient te voldoen aan de voorwaarden voor de vrijgave van de goederen, in het in lid 1, onder d), bedoelde geval;

d) 

de persoon die de goederen afstaat aan de staat, in het in lid 1, onder e), bedoelde geval.

Artikel 199

Afstand van goederen

Niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, kunnen met voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten door de houder van de regeling of in voorkomend geval de houder van de goederen aan de staat worden afgestaan.

Artikel 200

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

de in artikel 197 bedoelde vernietiging van goederen;

b) 

de in artikel 198, lid 1, bedoelde verkoop van goederen;

c) 

de afstand van goederen aan de staat overeenkomstig artikel 199.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN



HOOFDSTUK 1

In het vrije verkeer brengen

Artikel 201

Toepassingsgebied en werking

1.  Niet-Uniegoederen die bestemd zijn om op de markt van de Unie te worden gebracht of bestemd zijn voor particulier gebruik of consumptie binnen het douanegebied van de Unie, worden geplaatst onder de regeling in het vrije verkeer brengen.

2.  Het in het vrije verkeer brengen omvat het volgende:

a) 

de inning van verschuldigde invoerrechten;

b) 

de inning, voor zover van toepassing, van andere heffingen, overeenkomstig de relevante voorschriften met betrekking tot de inning van deze heffingen;

c) 

de toepassing van handelspolitieke maatregelen en verboden en beperkingen voor zover deze niet in een eerder stadium moeten worden toegepast, en

d) 

de vervulling van de andere formaliteiten voor de invoer van de goederen.

3.  Niet-Uniegoederen die in het vrije verkeer worden gebracht, verkrijgen daardoor de douanestatus van Uniegoederen.

Artikel 202

Handelspolitieke maatregelen

1.  Indien na actieve veredeling verkregen veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht en de berekening van het bedrag van de invoerrechten plaatsvindt overeenkomstig artikel 86, lid 3, gelden de handelspolitieke maatregelen die van toepassing zijn voor het in het vrije verkeer brengen van de onder actieve veredeling geplaatste goederen.

2.  Het eerste lid is niet van toepassing op afval en resten.

3.  Indien na actieve veredeling verkregen veredelingsproducten in het vrije verkeer worden gebracht en de berekening van het bedrag van de invoerrechten plaatsvindt overeenkomstig artikel 85, lid 1, gelden de handelspolitieke maatregelen die op die goederen van toepassing zijn alleen indien de onder actieve veredeling geplaatste goederen aan dergelijke maatregelen onderworpen zijn.

4.  Wanneer bij Uniewetgeving handelspolitieke maatregelen worden vastgesteld voor het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn dergelijke maatregelen niet van toepassing op in het vrije verkeer gebrachte na passieve veredeling verkregen veredelingsproducten, indien:

a) 

de veredelingsproducten hun oorsprong in de Unie behouden in de zin van artikel 60;

b) 

de passieve veredeling een herstelling betreft, met inbegrip van het in artikel 261 bedoelde systeem uitwisselingsverkeer; of

c) 

na de passieve veredeling verdere veredeling volgt overeenkomstig artikel 258.



HOOFDSTUK 2

Vrijstelling van invoerrechten



Afdeling 1

Terugkerende goederen

Artikel 203

Toepassingsgebied en werking

1.  Niet-Uniegoederen die, na oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie te zijn uitgevoerd, dit douanegebied binnen drie jaar opnieuw binnenkomen en in het vrije verkeer worden gebracht, worden op aanvraag van de belanghebbende van invoerrechten vrijgesteld.

De eerste alinea is eveneens van toepassing wanneer de terugkerende goederen slechts een deel vertegenwoordigen van de goederen die voordien uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd.

2.  De in lid 1 bedoelde termijn van drie jaar kan worden overschreden om rekening te houden met bijzondere omstandigheden.

3.  Indien de terugkerende goederen vóór hun uitvoer uit het douanegebied van de Unie in het vrije verkeer waren gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts verleend indien de goederen voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht.

Indien de goederen niet voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht, wordt het bedrag aan invoerrechten verminderd met het bedrag dat is geïnd op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt geen terugbetaling verleend.

4.  Indien Uniegoederen hun douanestatus van Uniegoederen hebben verloren overeenkomstig artikel 154 en vervolgens in het vrije verkeer worden gebracht, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing.

5.  De vrijstelling van invoerrechten wordt slechts verleend indien de goederen terugkeren in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

6.  De vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling zijn vervuld.

Artikel 204

Goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Er wordt geen vrijstelling van invoerrechten als bepaald in artikel 203 verleend voor goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, tenzij in specifieke gevallen anders is bepaald.

Artikel 205

Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst

1.  Artikel 203 is van toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling.

2.  Op aanvraag van de aangever en mits de aangever de benodigde gegevens verstrekt, wordt het bedrag aan invoerrechten voor de goederen waarop lid 1 betrekking heeft, vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 3. De datum van aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer wordt beschouwd als de datum van het in het vrije verkeer brengen.

3.  De in artikel 203 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c), tenzij wordt gegarandeerd dat er geen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.

Artikel 206

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de gevallen waarin goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd;

b) 

de specifieke gevallen als bedoeld in artikel 204.

Artikel 207

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het verstrekken van informatie bedoeld in artikel 203, lid 6.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Zeevisserij en uit de zee gewonnen producten

Artikel 208

Producten van zeevisserij en andere uit de zee gewonnen producten

1.  Onverminderd artikel 60, lid 1, geldt een vrijstelling van invoerrechten voor het in het vrije verkeer brengen van:

a) 

visserijproducten en andere producten die in de territoriale zee van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie zijn gewonnen door uitsluitend in een lidstaat ingeschreven of geregistreerde schepen die de vlag van deze lidstaat voeren;

b) 

producten die zijn verkregen uit de onder a) bedoelde producten aan boord van fabrieksschepen en die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld onder a).

2.  De in lid 1 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door het bewijs dat de in dat lid vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

Artikel 209

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het verstrekken van bewijs bedoeld in artikel 208, lid 2.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN



HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 210

Toepassingsgebied

Goederen kunnen onder een van de volgende bijzondere regelingen worden geplaatst:

a) 

douanevervoer, inhoudende extern en intern douanevervoer;

b) 

opslag, inhoudende douane-entrepot en vrije zones;

c) 

specifieke bestemming, inhoudende tijdelijke invoer en bijzondere bestemming;

d) 

veredeling, inhoudende actieve en passieve veredeling.

Artikel 211

Vergunning

1.  Een vergunning van de douaneautoriteiten is vereist voor:

a) 

het gebruik van de regeling actieve of passieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming;

b) 

het beheer van een opslagruimte voor opslag in een douane-entrepot, tenzij de opslagruimte wordt beheerd door de douaneautoriteit zelf.

De voorwaarden waaronder één of meer van de in de eerste alinea bedoelde regelingen mogen worden gebruikt of het beheer van opslagruimten is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.

2.  De douaneautoriteiten verlenen met terugwerkende kracht een vergunning indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

er is een bewezen economische behoefte;

b) 

de aanvraag houdt geen verband met een poging tot bedrog;

c) 

de aanvrager heeft op basis van boekhouding of bescheiden aangetoond dat:

i) 

aan alle procedurevereisten is voldaan;

ii) 

de goederen, waar nodig, voor de betrokken periode kunnen worden geïdentificeerd;

iii) 

de procedure kan worden gecontroleerd aan de hand van de boekhouding of bescheiden;

d) 

alle formaliteiten om de situatie van de goederen te regulariseren kunnen worden verricht, zo nodig met inbegrip van de ongeldigmaking van de betrokken douaneaangiften;

e) 

aan de aanvrager is geen vergunning met terugwerkende kracht verleendin de afgelopen drie jaar voor de datum waarop de aanvraag is aanvaard;

f) 

de economische voorwaarden hoeven niet te worden onderzocht, tenzij een aanvraag betrekking heeft op een vernieuwing van een vergunning voor dezelfde soort activiteiten en goederen;

g) 

de aanvraag heeft geen betrekking op het beheer van een opslagruimte voor het douane-entrepot van goederen;

h) 

indien een aanvraag betrekking heeft op een vernieuwing van een vergunning voor dezelfde soort activiteiten en goederen, wordt de aanvraag ingediend binnen drie jaar na het verstrijken van de oorspronkelijke vergunning.

De douaneautoriteiten kunnen tevens een vergunning met terugwerkende kracht verlenen indien de goederen die onder een douaneregeling waren geplaatst, niet langer beschikbaar zijn op het moment dat de vergunningsaanvraag was aanvaard.

3.  Tenzij anders is bepaald, wordt de in lid 1 bedoelde vergunning slechts verleend aan personen die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

a) 

zij zijn in het douanegebied van de Unie gevestigd;

b) 

zij bieden de nodige waarborgen voor het goede gebruik van de regeling; een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen wordt geacht aan deze voorwaarde te voldoen voor zover bij het verlenen van de in artikel 38, lid 2, onder a), bedoelde vergunning rekening is gehouden met relevante activiteiten voor de betreffende bijzondere regeling;

c) 

zij stellen zekerheid overeenkomstig artikel 89, indien een douaneschuld kan ontstaan of andere heffingen verschuldigd kunnen worden voor de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen;

d) 

in het geval van de regeling tijdelijke invoer of actieve veredeling gebruiken zij de goederen of laten deze gebruiken, respectievelijk veredelen zij de goederen of laten deze veredelen.

4.  Tenzij anders is bepaald en ter aanvulling van lid 3, wordt de in lid 1 bedoelde vergunning slechts verleend indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de douaneautoriteiten kunnen douanetoezicht uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften;

b) 

de wezenlijke belangen van producenten in de Unie worden niet geschaad door een vergunning voor de regeling veredeling (economische voorwaarden).

5.  De wezenlijke belangen van producenten in de Unie worden geacht niet te zijn geschaad in de zin van lid 4, onder b), totdat het tegendeel is bewezen, of indien de economische voorwaarden vervuld worden geacht.

6.  Indien wordt aangetoond dat de wezenlijke belangen van producenten in de Unie waarschijnlijk zullen worden geschaad, worden de economische voorwaarden op Unieniveau onderzocht.

Artikel 212

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning voor de regelingen als bedoeld in artikel 211, lid 1;

b) 

de uitzonderingen op de voorwaarden als bedoeld in artikel 211, leden 3 en 4;

c) 

de gevallen waarin de economische voorwaarden vervuld worden geacht als bedoeld in artikel 211, lid 5.

Artikel 213

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het onderzoek naar economische voorwaarden bedoeld in artikel 211, lid 6.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 214

Administratie

1.  Behalve voor de regeling douanevervoer of indien anders is bepaald, voeren de houder van de vergunning, de houder van de regeling en eenieder die activiteiten uitoefent in verband met hetzij de opslag, bewerking of verwerking van de goederen, hetzij de koop of verkoop van goederen in een vrije zone, een passende administratie in een door de douaneautoriteiten goedgekeurde vorm.

Aan de hand van de informatie en de gegevens in die administratie moeten de douaneautoriteiten in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het overbrengen van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

2.  Een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen wordt geacht aan de in lid 1 vastgestelde voorwaarde te voldoen voor zover zijn administratie passend is met het oog op de betrokken bijzondere regeling.

Artikel 215

Zuivering van een bijzondere regeling

1.  Behalve voor de regeling douanevervoer en onverminderd artikel 254 wordt een bijzondere regeling gezuiverd indien de onder de regeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, het douanegebied van de Unie verlaten, vernietigd zijn zonder afvalresten of aan de staat worden afgestaan overeenkomstig artikel 199.

2.  De douaneautoriteiten zuiveren de regeling douanevervoer indien zij op grond van een vergelijking van de gegevens van het douanekantoor van vertrek met die van het douanekantoor van bestemming, kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.

3.  De douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de situatie te regelen van goederen waarvoor de regeling niet onder de vastgestelde voorwaarden is gezuiverd.

4.  De regeling dient binnen een bepaalde termijn te worden gezuiverd, tenzij anders is bepaald.

Artikel 216

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de in artikel 215, lid 4, bedoelde termijn.

Artikel 217

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

▼C2

De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de procedureregels inzake de zuivering van een bijzondere regeling bedoeld in artikel 215.

▼B

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 218

Overdracht van rechten en plichten

De rechten en plichten van de houder van een regeling betreffende goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer zijn geplaatst, kunnen volledig of gedeeltelijk worden overgedragen aan een andere persoon die voldoet aan de voorwaarden van de betrokken regeling.

Artikel 219

Het verkeer van goederen

In specifieke gevallen kunnen goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst, tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd.

Artikel 220

Gebruikelijke behandelingen

Goederen die onder een regeling douane-entrepot, onder een veredelingsregeling of in een vrije zone zijn geplaatst, kunnen gebruikelijke behandelingen ondergaan om ze in goede staat te bewaren, ter verbetering van de presentatie of handelskwaliteit of ter voorbereiding van de distributie of wederverkoop.

Artikel 221

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling van:

a) 

de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het overbrengen van goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of vrije zone zijn geplaatst overeenkomstig artikel 219 mogelijk is;

b) 

de gebruikelijke behandelingen van goederen die onder een regeling douane-entrepot, onder een veredelingsregeling of in een vrije zone zijn geplaatst als bedoeld in artikel 220.

Artikel 222

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

de overdracht van rechten en plichten van de houder van de regeling aangaande goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer zijn geplaatst overeenkomstig artikel 218;

b) 

de regels voor het overbrengen van goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst overeenkomstig artikel 219.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 223

Equivalente goederen

1.  Equivalente goederen zijn Uniegoederen die in plaats van de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen worden opgeslagen, gebruikt ofverwerkt.

In het kader van de regeling passieve veredeling zijn equivalente goederen niet-Uniegoederen die worden verwerkt in plaats van onder de regeling passieve veredeling geplaatste Uniegoederen.

Tenzij anders is bepaald, moeten equivalente goederen onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken hebben als de goederen die zij vervangen.

2.  Op voorwaarde dat de goede werking van de regeling, met name wat het douanetoezicht betreft, is verzekerd, kunnen de douaneautoriteiten op aanvraag vergunning verlenen voor het volgende:

a) 

het gebruik van equivalente goederen onder een regeling douane-entrepot, in een vrije zone, onder een regeling bijzondere bestemming en onder een veredelingsregeling;

b) 

in specifieke gevallen, het gebruik van equivalente goederen onder de regeling tijdelijke invoer;

c) 

in geval van de regeling actieve veredeling, de uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de invoer van de goederen die zij vervangen;

d) 

in geval van de regeling passieve veredeling, de invoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de uitvoer van de goederen die zij vervangen.

Een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde dat het goed functioneren van de regeling is verzekerd, voor zover in de in artikel 38, lid 2, onder a), bedoelde vergunning rekening is gehouden met de activiteit in het kader van het gebruik van equivalente goederen voor de betrokken regeling.

3.  Het gebruik van equivalente goederen wordt niet toegestaan in de volgende gevallen:

a) 

indien uitsluitend gebruikelijke behandelingen als omschreven in artikel 220 worden verricht in het kader van de regeling actieve veredeling;

b) 

indien er een verbod geldt op terugbetaling of vrijstelling van invoerrechten voor niet van oorsprong zijnde goederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van veredelingsproducten die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden en waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling tussen de Unie en bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Unie;

c) 

indien dit zou leiden tot een onbillijk voordeel op het vlak van invoerrechten of waarvoor in Uniewetgeving is voorzien.

4.  In het in lid 2, onder c), bedoelde geval stelt, indien de veredelingsproducten aan uitvoerrechten zouden zijn onderworpen indien zij niet in het kader van de regeling actieve veredeling werden uitgevoerd, de houder van de vergunning een zekerheid voor betaling van de uitvoerrechten, indien de niet-Uniegoederen niet binnen de bij artikel 257, lid 3, gestelde termijn worden ingevoerd.

Artikel 224

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de uitzonderingen van artikel 223, lid 1, derde alinea;

b) 

de voorwaarden waaronder equivalente goederen worden gebruikt overeenkomstig artikel 223, lid 2;

c) 

de specifieke gevallen waarin equivalente goederen worden gebruikt in het kader van de regeling tijdelijke invoer overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder b);

d) 

de gevallen waarin het gebruik van equivalente goederen niet is toegestaan overeenkomstig artikel 223, lid 3, onder c).

Artikel 225

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het gebruik van equivalente goederen, waarvoor overeenkomstig artikel 223, lid 2, een vergunning is verleend.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 2

Douanevervoer



Afdeling 1

Extern en intern douanevervoer

Artikel 226

Extern douanevervoer

1.  Onder de regeling extern douanevervoer kunnen niet-Uniegoederen worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie zonder dat zij worden onderworpen aan:

a) 

invoerrechten;

b) 

andere heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

c) 

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

2.  In specfieke gevallen, moeten Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer worden geplaatst.

3.  Het in lid 1 bedoelde vervoer dient op een van de volgende wijzen te geschieden:

a) 

met toepassing van de regeling extern Uniedouanevervoer;

b) 

overeenkomstig de TIR-overeenkomst, op voorwaarde dat dit vervoer:

i) 

buiten het douanegebied van de Unie is begonnen of eindigt;

ii) 

geschiedt tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie, over het grondgebied van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie;

c) 

overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanboel wanneer douanevervoer plaatsvindt;

d) 

onder geleide van het Rijnvaartmanifest (artikel 9 van de Herziene Rijnvaartakte);

e) 

onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

f) 

onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

Artikel 227

Intern douanevervoer

1.  Onder de regeling intern douanevervoer kunnen, onder de in lid 2 genoemde voorwaarden, Uniegoederen worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie over een buiten dat douanegebied gelegen land of grondgebied, zonder wijziging van hun douanestatus.

2.  Het in lid 1 bedoelde vervoer dient op een van de volgende wijzen te geschieden:

a) 

onder de regeling intern Uniedouanevervoer, indien een internationale overeenkomst in deze mogelijkheid voorziet;

b) 

overeenkomstig de TIR-overeenkomst;

c) 

overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanboel wanneer douanevervoer plaatsvindt;

d) 

onder geleide van het Rijnvaartmanifest (artikel 9 van de Herziene Rijnvaartakte);

e) 

onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

f) 

onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

Artikel 228

Eén grondgebied voor vervoerdoeleinden

Wanneer goederen binnen het douanegebied van de Unie worden vervoerd overeenkomstig de TIR-overeenkomst, de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanboel, onder geleide van formulier 302 of onder het poststelsel, wordt het douanegebied van de Unie, voor de doeleinden van dat vervoer, beschouwd als één enkel gebied.

Artikel 229

Uitsluiting van personen van TIR-operaties

1.  Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat op grond van artikel 38 van de TIR-overeenkomst een persoon uitsluiten van TIR-operaties, geldt dat besluit voor het gehele douanegebied van de Unie en worden de door die persoon ingediende carnets TIR door geen enkele douanekantoor aanvaard.

2.  Een lidstaat deelt zijn besluit bedoeld in lid 1, samen met de datum van toepassing erva,n mee aan de overige lidstaten en aan de Commissie.

Artikel 230

Voor TIR-doeleinden toegelaten geadresseerde

De douaneautoriteiten kunnen desgevraagd een persoon machtigen, een toegelaten geadresseerde genoemd, om overeenkomstig de TIR-overeenkomst vervoerde goederen te ontvangen op een goedgekeurde plaats zodat de regeling wordt beëindigd overeenkomstig artikel 1, onder d), van de TIR-overeenkomst.

Artikel 231

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de specifieke gevallen waarin Uniegoederen onder de regeling extern douanevervoer moeten worden geplaatst overeenkomstig artikel 226, lid 2;

b) 

de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning bedoeld in artikel 230.

Artikel 232

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels om in het douanegebied van de Unie artikel 226, lid 3, onder b) tot en met f), en artikel 227, lid 2, onder b) tot en met f), toe te passen, rekening houdende met de behoeften van de Unie.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Uniedouanevervoer

Artikel 233

Verplichtingen van de houder van de regeling Uniedouanevervoer en van de vervoerder en de ontvanger van goederen die krachtens de regeling Uniedouanevervoer worden vervoerd

1.  De houder van de regeling Uniedouanevervoer is verantwoordelijk voor al het volgende:

a) 

het ongeschonden en met de vereiste gegevens binnen de gestelde termijn aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen;

b) 

het naleven van de douanebepalingen betreffende de regeling;

c) 

tenzij anders is bepaald in de douanewetgeving, het stellen van een zekerheid voor de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten dat kan ontstaan of andere heffingen die verschuldigd kunnen worden op grond van andere toepasselijke voorschriften.

2.  De houder van de regeling is zijn verplichtingen nagekomen en de regeling douanevervoer is beëindigd, als de onder de regeling geplaatste goederen en de vereiste informatie op het douanekantoor van bestemming beschikbaar zijn overeenkomstig de douanewetgeving.

3.  Een vervoerder of een ontvanger van goederen die goederen aanvaardt in de wetenschap dat deze onder de regeling Uniedouanevervoer zijn geplaatst, is eveneens verplicht deze binnen de gestelde termijn ongeschonden bij het douanekantoor van bestemming aan te brengen met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen.

4.  De douaneautoriteiten kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor een van de volgende vereenvoudigingen betreffende de plaatsing van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer of de beëindiging van die regeling:

a) 

de status van toegelaten afzender, die de houder van de vergunning in staat stelt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen zonder die bij de douane aan te brengen;

b) 

de status van toegelaten geadresseerde, die de houder van de vergunning in staat stelt om onder de regeling Uniedouanevervoer vervoerde goederen op een goedgekeurde plaats te ontvangen om de regeling overeenkomstig artikel 233, lid 2, te beëindigen;

c) 

het gebruik van zegels van een speciaal soort, indien verzegeling vereist is voor de identificatie van de onder de regeling Uniedouanevervoer geplaatste goederen;

d) 

het gebruik van een douaneaangifte met beperkte gegevensvereisten om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen;

e) 

het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als douaneaangifte om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen, op voorwaarde dat het de gegevens van de aangifte bevat en die gegevensop het douanekantoor van vertrek en van bestemming beschikbaar zijn zodat douanetoezicht op de goederen en zuivering van de regeling mogelijk is.

Artikel 234

Goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer worden vervoerd via het grondgebied van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie

1.  De regeling extern Uniedouanevervoer is van toepassing op goederen die over een land of een grondgebied buiten het douanegebied van de Unie worden vervoerd, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

een internationale overeenkomst voorziet in een dergelijke mogelijkheid;

b) 

het vervoer over dat land of grondgebied geschiedt onder geleide van één enkel in het douanegebied van de Unie opgesteld vervoersdocument.

2.  In het in lid 1, onder b), bedoelde geval wordt de werking van de regeling extern Uniedouanevervoer geschorst zolang de goederen zich buiten het douanegebied van de Unie bevinden.

Artikel 235

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning bedoeld in artikel 233, lid 4.

Artikel 236

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende:

a) 

het plaatsen van goederen onder de regeling Uniedouanevervoer en de beëindiging van die regeling;

b) 

de werking van de in artikel 233, lid 4, bedoelde vereenvoudigingen;

c) 

het douanetoezicht op in artikel 234 bedoelde goederen die onder de regeling extern Uniedouanevervoer worden vervoerd via het grondgebied van een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 3

Opslag



Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 237

Toepassingsgebied

1.  Onder een opslagregeling kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie worden opgeslagen zonder dat zij worden onderworpen aan:

a) 

invoerrechten;

b) 

andere heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

c) 

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

2.  Uniegoederen kunnen onder de regeling douane-entrepot of vrije zone worden geplaatst overeenkomstig specifieke Uniewetgeving, of om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten.

3.  Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kunnen de douaneautoriteiten toestemming verlenen voor de opslag van Uniegoederen in een opslagruimte in een douane-entrepot. Die goederen worden geacht zich niet onder de regeling douane-entrepot te bevinden.

Artikel 238

Duur van een opslagregeling

1.  Goederen kunnen gedurende een onbeperkte periode onder een regeling opslag blijven.

2.  In uitzonderlijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten een termijn voor de zuivering van een regeling opslag vaststellen, met name wanneer de soort en de aard van de goederen in geval van langdurige opslag een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid van mens, dier en plant of voor het milieu.

Artikel 239

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het plaatsen van Uniegoederen onder de regeling douane-entrepot of de regeling vrije zone bedoeld in artikel 237, lid 2.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



Afdeling 2

Douane-entrepots

Artikel 240

Opslag in douane-entrepots

1.  Onder de regeling douane-entrepot kunnen niet-Uniegoederen worden opgeslagen in daartoe door de douaneautoriteiten goedgekeurde en onder toezicht van de douaneautoriteiten staande ruimten of andere locaties ("douane-entrepots").

2.  De douane-entrepots kunnen worden gebruikt voor de opslag van goederen, ofwel door iedereen ("publiek douane-entrepot"), ofwel door de houders van een vergunning douane-entrepot ("particulier douane-entrepot").

3.  De onder de regeling douane-entrepots geplaatste goederen kunnen tijdelijk uit het douane-entrepot worden uitgeslagen. Voor dergelijke uitslag is, behalve in geval van overmacht, voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

Artikel 241

Veredeling

1.  Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat goederen in het kader van de regeling actieve veredeling of de regeling bijzondere bestemming, op de voor de desbetreffende regeling vastgestelde voorwaarden, in een douane-entrepot worden veredeld.

2.  De in lid 1 bedoelde goederen worden geacht zich niet onder de regeling douane-entrepot te bevinden.

Artikel 242

Verantwoordelijkheden van de houder van de vergunning of de regeling

1.  De houder van de vergunning en de houder van de regeling zijn ervoor verantwoordelijk dat:

a) 

goederen onder de regeling douane-entrepot niet aan het douanetoezicht worden onttrokken; en

b) 

de verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit de opslag van goederen die zich onder de regeling douane-entrepots bevinden.

2.  In afwijking van lid 1 kan indien de vergunning een publiek douane-entrepot betreft, in die vergunning worden bepaald dat de in lid 1, onder a) of b), bedoelde verantwoordelijkheden uitsluitend bij de houder van de regeling berusten.

3.  De houder van de regeling is gehouden tot de verplichtingen die voortvloeien uit de plaatsing van de goederen onder de regeling douane-entrepot.



Afdeling 3

Vrije zones

Artikel 243

Instelling van vrije zones

1.  De lidstaten kunnen in bepaalde delen van het douanegebied van de Unie vrije zones instellen.

De lidstaten bepalen van elke vrije zone de geografische grenzen en stellen de in- en uitgangen ervan vast.

2.  De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over hun vrije zones die in gebruik zijn.

3.  De vrije zones zijn afgesloten.

De grenzen en de in- en uitgangen van de vrije zones staan onder douanetoezicht.

4.  Personen, goederen en vervoermiddelen die een vrije zone binnenkomen of verlaten, kunnen aan douanecontroles worden onderworpen.

Artikel 244

Gebouwen en activiteiten in vrije zones

1.  Voor het oprichten van gebouwen in een vrije zone is voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

2.  Onder de voorwaarden van de douanewetgeving is in een vrije zone elke industriële, handels- of dienstverlenende activiteit toegestaan. De douaneautoriteiten worden voorafgaand aan de uitoefening van deze activiteiten hiervan in kennis gesteld.

3.  De douaneautoriteiten kunnen, rekening houdend met de aard van de goederen dan wel de eisen inzake douanetoezicht of inzake veiligheid, verboden of beperkingen op de in lid 2 bedoelde activiteiten instellen.

4.  De douaneautoriteiten kunnen personen die niet de nodige waarborgen bieden voor de naleving van de douanevoorschriften, de uitoefening van een activiteit in een vrije zone verbieden.

Artikel 245

Aanbrenging van goederen en plaatsing onder de regeling

1.  In elk van de volgende gevallen worden goederen die in een vrije zone zijn binnengebracht bij de douane aangebracht en worden ten aanzien van deze goederen de voorgeschreven douaneformaliteiten vervuld:

a) 

indien zij rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Unie in de vrije zone zijn binnengebracht;

b) 

indien zij onder een douaneregeling zijn geplaatst die wordt beëindigd of gezuiverd als zij onder de regeling vrije zone worden geplaatst;

c) 

indien zij onder de regeling vrije zone worden geplaatst om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten;

d) 

indien andere dan de douanewetgeving dergelijke formaliteiten vereist.

2.  Goederen die in andere dan de in lid 1 genoemde omstandigheden een vrije zone worden binnengebracht, worden niet bij de douane aangebracht.

3.  Onverminderd artikel 246 worden in een vrije zone binnengebrachte goederen geacht onder de regeling vrije zone te worden geplaatst:

a) 

op het tijdstip waarop zij in een vrije zone worden binnengebracht, tenzij zij al onder een andere douaneregeling zijn geplaatst, of

b) 

op het tijdstip waarop een regeling douanevervoer wordt beëindigd, tenzij zij onmiddellijk onder een volgende douaneregeling worden geplaatst.

Artikel 246

Uniegoederen in vrije zones

1.  Uniegoederen mogen een vrije zone worden binnengebracht en daar worden opgeslagen, vervoerd, gebruikt, veredeld of verbruikt. In dergelijke gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling vrije zone te bevinden.

2.  Op aanvraag van de belanghebbende bevestigen de douaneautoriteiten met betrekking tot de elk van de volgende goederen dat zij de douanestatus van Uniegoederen hebben:

a) 

Uniegoederen die een vrije zone worden binnengebracht;

b) 

Uniegoederen die in een vrije zone zijn veredeld;

c) 

goederen die in een vrije zone in het vrije verkeer zijn gebracht.

Artikel 247

Niet-Uniegoederen in vrije zones

1.  Niet-Uniegoederen kunnen tijdens hun verblijf in een vrije zone in het vrije verkeer worden gebracht of onder de regeling actieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming worden geplaatst onder de voor die regelingen geldende voorwaarden.

In dergelijke gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling vrije zone te bevinden.

2.  Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op leveranties en bevoorradingsproducten en voor zover de betrokken regeling dit toestaat, vormt lid 1 geen beletsel voor het gebruik of verbruik van goederen die, indien zij in het vrije verkeer werden gebracht of tijdelijk werden ingevoerd, niet aan de toepassing van invoerrechten of aan maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid zouden zijn onderworpen.

In geval van zulk gebruik of verbruik wordt geen douaneaangifte voor het vrije verkeer of voor de regeling tijdelijke invoer ingediend.

Een dergelijke aangifte wordt wel ingediend als voor deze goederen een tariefcontingent of -plafond geldt.

Artikel 248

Goederen uit een vrije zone halen

1.  Onverminderd andere dan de douanewetgeving kunnen goederen in een vrije zone uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd of wederuitgevoerd, of in andere delen van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht.

2.  De artikelen 134 tot en met 149 zijn van toepassing op goederen die vanuit een vrije zone in andere delen van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht.

Artikel 249

Douanestatus

Goederen die uit een vrije zone in een andere deel van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht of onder een douaneregeling worden geplaatst, worden als niet-Uniegoederen beschouwd tenzij hun douanestatus van Uniegoederen is aangetoond.

Voor de toepassing van uitvoerrechten en uitvoercertificaten of van uitvoercontrolemaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid worden deze goederen evenwel als Uniegoederen beschouwd tenzij is vastgesteld dat zij niet de douanestatus van Uniegoederen hebben.



HOOFDSTUK 4

Specifieke bestemming



Afdeling 1

Tijdelijke invoer

Artikel 250

Toepassingsgebied

1.  Onder de regeling tijdelijke invoer kan aan voor wederuitvoer bestemde niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie een specifieke bestemming worden gegeven, met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten, zonder dat zij aan een van de volgende maatregelen onderworpen zijn:

a) 

andere heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

b) 

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

2.  De regeling tijdelijke invoer mag alleen worden gebruikt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de goederen zijn niet bestemd om enige wijziging te ondergaan, met uitzondering van hun normale waardevermindering door gebruik;

b) 

de onder de regeling geplaatste goederen kunnen worden geïdentificeerd, behalve indien het ontbreken van identificatiemaatregelen wegens de aard van de goederen of het voorgenomen gebruik niet tot misbruik van de regeling kan leiden of, in het in artikel 223 bedoelde geval, de naleving van aan equivalente goederen gestelde voorwaarden kan worden gecontroleerd;

c) 

de houder van de regeling is buiten het douanegebied van de Unie gevestigd, tenzij anders is bepaald;

d) 

er wordt voldaan aan de eisen voor volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten volgens de douanewetgeving.

Artikel 251

Termijn gedurende welke goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden

1.  De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen de goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, wederuitgevoerd moeten zijn of onder een volgende douaneregeling moeten zijn geplaatst. Deze termijn moet lang genoeg zijn om het doel van het toegestane gebruik te bereiken.

2.  Behalve wanneer anders is bepaald, bedraagt de maximale termijn gedurende welke goederen zich voor dezelfde doeleinden en onder de verantwoordelijkheid van dezelfde vergunninghouder onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden, 24 maanden, ook als de regeling werd gezuiverd door de goederen onder een andere bijzondere regeling te plaatsen en ze vervolgens opnieuw onder de regeling tijdelijke invoer te plaatsen.

3.  Indien in uitzonderlijke omstandigheden het doel van het toegestane gebruik niet kan worden bereikt binnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen, kunnen de douaneautoriteiten deze termijnen met een redelijke duur verlengen, indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

4.  Behoudens in niet voorziene gevallen, is de totale termijn gedurende welke goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden, niet langer dan 10 jaar.

Artikel 252

Bedrag aan invoerrechten bij tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten

1.  Het bedrag aan invoerrechten voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten zijn geplaatst, is 3 % van het bedrag aan invoerrechten dat over die goederen zou zijn geheven indien deze op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

Dit bedrag is verschuldigd per maand of maanddeel dat de goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten hebben bevonden.

2.  Het bedrag aan invoerrechten mag niet hoger zijn dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de betrokken goederen op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

Artikel 253

Bevoegdheidsdelegatie

►C2  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ◄ ter bepaling van:

a) 

de specifieke bestemming als bedoeld in artikel 250, lid 1;

b) 

de eisen als bedoeld in artikel 250, lid 2, onder d).



Afdeling 2

Bijzondere bestemming

Artikel 254

Regeling bijzondere bestemming

1.  Onder de regeling bijzondere bestemming kunnen goederen op grond van hun specifieke bestemming met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht in het vrije verkeer worden gebracht.

2.  Indien de goederen zich in een productiefase bevinden waarin economisch gezien alleen de voorgeschreven bijzondere bestemming mogelijk is, kunnen de douaneautoriteiten in de vergunning de voorwaarden vaststellen waaronder de goederen worden geacht te zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor het toepassen van een vrijstelling of een verlaagd invoerrecht.

3.  Indien goederen geschikt zijn voor herhaald gebruik en de douaneautoriteiten douanetoezicht nodig achten ter voorkoming van misbruik, zal dit toezicht voor een termijn van niet langer dan twee jaar na de datum van eerste gebruik worden voortgezet voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor het toepassen van een vrijstelling of een verlaagd invoerrecht.

4.  Het douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming eindigt in elk van de volgende gevallen:

a) 

indien de goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor het toepassen van de vrijstelling of het verlaagde recht;

b) 

indien de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten, of zijn vernietigd of afgestaan aan de staat;

c) 

indien de goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.

5.  Indien een opbrengst wordt vereist, is artikel 255 van toepassing op de regeling bijzondere bestemming.

6.  Resten en afvallen die zijn ontstaan tijdens het be- of verwerkingsproces van de goederen overeenkomstig de bijzondere bestemming alsmede verliezen als gevolg van natuurlijke oorzaken worden geacht de bijzondere bestemming te hebben gevolgd.

7.  Resten en afvallen van de vernietiging van onder de regeling bijzondere bestemming geplaatste goederen worden geacht onder de regeling douane-entrepot te zijn geplaatst.



HOOFDSTUK 5

Veredeling



Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 255

Opbrengst

Tenzij in specifieke Uniewetgeving een opbrengst is bepaald, stellen de douaneautoriteiten hetzij de opbrengst of de gemiddelde opbrengst van de veredeling vast, hetzij, in voorkomend geval, de wijze waarop deze opbrengst wordt bepaald.

De opbrengst of gemiddelde opbrengst wordt vastgesteld met inachtneming van de werkelijke omstandigheden waarin de veredeling geschiedt of zal geschieden. Deze opbrengst kan in voorkomend geval overeenkomstig artikel 28 worden aangepast.



Afdeling 2

Actieve veredeling

Artikel 256

Toepassingsgebied

1.  Onverminderd artikel 223 kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie onder de regeling actieve veredeling worden gebruikt bij één of meer veredelingen zonder dat zij worden onderworpen aan:

a) 

invoerrechten;

b) 

andere heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

c) 

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.

2.  In andere gevallen dan herstelling en vernietiging mag uitsluitend van de regeling actieve veredeling gebruik worden gemaakt indien, onverminderd het gebruik van hulpmiddelen bij de productie, de onder de regeling geplaatste goederen in de veredelingsproducten kunnen worden geïdentificeerd.

In het in artikel 223 bedoelde geval kan de regeling worden gebruikt voor zover de naleving van de ten aanzien van equivalente goederen gestelde eisen kan worden gecontroleerd.

3.  Naast de in leden 1 en 2 bedoelde gevallen kan van de regeling actieve veredeling ook gebruik worden gemaakt voor elk van de volgende goederen:

a) 

goederen die bestemd zijn om te worden bewerkt om ze in overeenstemming te brengen met technische vereisten zodat ze in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;

b) 

goederen die gebruikelijke behandelingen overeenkomstig artikel 220 moeten ondergaan.

Artikel 257

Termijn voor zuivering

1.   ►C2  De douaneautoriteiten stellen overeenkomstig artikel 215 de termijn vast waarbinnen de regeling actieve veredeling moet worden gezuiverd. ◄

Deze termijn gaat in op de datum waarop de niet-Uniegoederen onder de regeling zijn geplaatst en wordt vastgesteld met inachtneming van de tijd die nodig is om de veredeling uit te voeren en de regeling te zuiveren.

2.  De douaneautoriteiten kunnen de krachtens lid 1 vastgestelde termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

In de vergunning kan worden bepaald dat termijnen die ingaan in de loop van een maand, kwartaal of halfjaar, verstrijken op de laatste dag van een volgende maand respectievelijk van een volgend kwartaal of halfjaar.

3.  In het geval van voorafgaande uitvoer overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c), wordt in de vergunning de termijn bepaald waarbinnen de niet-Uniegoederen voor de regeling actieve veredeling moeten worden aangegeven, met inachtneming van de benodigde tijd voor verwerving en vervoer naar het douanegebied van de Unie.

De in de eerste alinea bedoelde termijn wordt in maanden uitgedrukt en is niet langer dan zes maanden. Deze termijn gaat in op de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer van de veredelingsproducten die uit de betrokken equivalente goederen zijn verkregen.

4.  Op verzoek van de houder van de vergunning kan de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden ook na het verstrijken worden verlengd, op voorwaarde dat de totale termijn niet langer is dan 12 maanden.

Artikel 258

Tijdelijke wederuitvoer voor verdere veredeling

Op aanvraag kunnen de douaneautoriteiten vergunning verlenen om de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk weder uit te voeren met het oog op een aanvullende veredeling buiten het douanegebied van de Unie, overeenkomstig de voor de regeling passieve veredeling vastgestelde voorwaarden.



Afdeling 3

Passieve veredeling

Artikel 259

Toepassingsgebied

1.  Onder de regeling passieve veredeling kunnen Uniegoederen tijdelijk uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd om te worden veredeld. De uit die goederen voortkomende veredelingsproducten kunnen met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten in het vrije verkeer worden gebracht, op verzoek van de vergunninghouder of ieder ander persoon die in het douanegebied van de Unie is gevestigd, op voorwaarde dat die persoon toestemming heeft van de vergunninghouder en dat aan de voorwaarden voor de vergunning wordt voldaan.

2.  Passieve veredeling is niet toegestaan voor de elk van de volgende Uniegoederen:

a) 

goederen waarvan de uitvoer een terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten tot gevolg heeft;

b) 

goederen die, voorafgaand aan de uitvoer, op grond van hun bijzondere bestemming met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht in het vrije verkeer zijn gebracht, zolang die bijzondere bestemming nog niet is vervuld, tenzij deze goederen herstellingen moeten ondergaan;

c) 

goederen waarvan de uitvoer aanleiding geeft tot de toekenning van restituties bij uitvoer;

d) 

goederen waarvoor wegens de uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een ander financieel voordeel dan de onder c) genoemde restituties wordt toegekend.

3.  De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen tijdelijk uitgevoerde goederen in de vorm van veredelingsproducten opnieuw in het douanegebied van de Unie moeten worden ingevoerd en in het vrije verkeer moeten worden gebracht om in aanmerking te kunnen komen voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten. Zij kunnen deze termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient.

Artikel 260

Gratis herstelde goederen

1.  Indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt vastgesteld dat de herstelling gratis werd verricht, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een fabricagefout of een materiaalfout, wordt algehele vrijstelling van invoerrechten verleend.

2.  Lid 1 is niet van toepassing wanneer op het tijdstip waarop de betrokken goederen voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht, rekening is gehouden met de fabricagefout of materiaalfout.

▼M2

Artikel 260 bis

Goederen die zijn hersteld of gewijzigd in het kader van internationale overeenkomsten

1.  Er wordt volledige vrijstelling van invoerrechten verleend voor veredelingsproducten die voortkomen uit onder de regeling passieve veredeling geplaatste goederen wanneer ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) 

die goederen zijn hersteld of gewijzigd in een land of gebied buiten het douanegebied van de Unie waarmee de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten die in een dergelijke vrijstelling voorziet, en

b) 

aan de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten waarin de onder a) bedoelde overeenkomst voorziet, is voldaan.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op veredelingsproducten die voortkomen uit equivalente goederen als bedoeld in artikel 223, en op vervangende producten als bedoeld in de artikelen 261 en 262.

▼B

Artikel 261

Systeem uitwisselingsverkeer

1.  Onder het systeem uitwisselingsverkeer kan een ingevoerd goed ("vervangend product") overeenkomstig de leden 2 tot en met 5, in de plaats treden van een veredelingsproduct.

2.  De douaneautoriteiten staan, op verzoek, gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer toe, indien de veredeling bestaat in de herstelling van andere Uniegoederen die gebreken vertonen dan die welke vallen onder maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of onder specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn.

3.  De vervangende producten zijn onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld en hebben dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken als de gebrekkige goederen indien deze de herstelling hadden ondergaan.

4.  Indien de gebrekkige goederen voorafgaand aan de uitvoer zijn gebruikt, moeten de vervangende producten eveneens zijn gebruikt.

De douaneautoriteiten zien evenwel af van de in de eerste alinea gestelde eis indien het vervangende product gratis is geleverd, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een materiaalfout of een fabricagefout.

5.  De bepalingen die van toepassing zouden zijn op de veredelingsproducten, zijn eveneens van toepassing op de vervangende producten.

Artikel 262

Voorafgaande invoer van vervangende producten

1.  De douaneautoriteiten staan, op verzoek van de belanghebbende, toe dat de vervangende producten onder de door hen vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd voordat de gebrekkige goederen worden uitgevoerd.

Bij voorafgaande invoer van een vervangend product dient zekerheid te worden gesteld voor het bedrag aan invoerrechten dat verschuldigd zou zijn indien de gebrekkige goederen niet overeenkomstig lid 2 worden uitgevoerd.

2.  De gebrekkige goederen worden uitgevoerd binnen twee maanden na de aanvaarding door de douaneautoriteiten van de aangifte voor het vrije verkeer van de vervangende producten.

3.  Indien in uitzonderlijke omstandigheden de uitvoer van de gebrekkige goederen niet kan geschieden binnen de in lid 2 bedoelde termijn, kunnen de douaneautoriteiten deze termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een gerechtvaardigd verzoek daartoe indient.



TITEL VIII

GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE UNIE VERLATEN



HOOFDSTUK 1

Formaliteiten voorafgaand aan het uitgaan van goederen

Artikel 263

Aangifte vóór vertrek

1.  Goederen die het douanegebied van de Unie gaan verlaten, gaan vergezeld van een aangifte vóór vertrek die binnen een specifieke termijn bij het bevoegde douanekantoor wordt ingediend voordat de goederen uit het douanegebied van de Unie worden gebracht.

2.  Van de in lid 1 bedoelde verplichting wordt afgezien:

a) 

in het geval van vervoermiddelen en de daarmee vervoerde goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Unie worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt, of

b) 

in andere specifieke gevallen die naar behoren zijn gerechtvaardigd door het soort goederen of het soort vervoer of die voortvloeien uit verplichtingen uit hoofde van internationale overeenkomsten.

3.  De aangifte vóór vertrek gebeurt in één van onderstaande vormen:

a) 

een douaneaangifte, indien de goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, onder een douaneregeling zijn geplaatst waarvoor een dergelijke aangifte vereist is;

b) 

een aangifte tot wederuitvoer overeenkomstig artikel 270;

c) 

een summiere aangifte bij uitgaan overeenkomstig artikel 271.

4.  De aangifte vóór vertrek bevat de gegevens die nodig zijn voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden.

Artikel 264

Risicoanalyse

Het in artikel 263 bedoelde douanekantoor, waar de aangifte vóór vertrek is ingediend, zorgt er voor dat binnen een specifieke termijn een risicoanalyse op basis van die aangifte wordt verricht, hoofdzakelijk voor veiligheidsdoeleinden, en neemt de nodige maatregelen op basis van de resultaten van die risicoanalyse.

Artikel 265

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:

a) 

de in artikel 263, lid 1, bedoelde specifieke termijn waarbinnen een aangifte vóór vertrek moet worden ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Unie uitgaan, rekening houdend met het soort vervoer;

▼C2

b) 

de specifieke gevallen waarin ontheffing wordt verleend van de verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek overeenkomstig artikel 263, lid 2, onder b).

▼B

Artikel 266

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de in artikel 264 bedoelde termijn waarbinnen de risicoanalyse moet worden uitgevoerd, rekening houdend met de termijn bedoeld in artikel 263, lid 1.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 2

Formaliteiten bij het uitgaan van goederen

Artikel 267

Douanetoezicht en formaliteiten bij uitgaan

1.  Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, zijn onderworpen aan douanetoezicht en kunnen worden onderworpen aan douanecontroles. In voorkomend geval kunnen de douaneautoriteiten vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het douanegebied van de Unie moeten verlaten.

2.  Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden bij uitgaan bij de douane aangebracht door een van de volgende personen:

a) 

de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert;

b) 

de persoon namens wie of voor wiens rekening de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert, optreedt;

c) 

de persoon die zich belast met het vervoer van de goederen vóór het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie.

3.  Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden, indien van toepassing, aan het volgende onderworpen:

a) 

de terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten;

b) 

de betaling van restituties bij uitvoer;

c) 

de inning van uitvoerrechten;

d) 

de formaliteiten krachtens de vigerende voorschriften inzake andere heffingen;

e) 

de toepassing van verboden of beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van, onder meer, de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit en de bescherming van industriële of commerciële eigendom, inclusief controles op drugsprecursoren, goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, en liquide middelen, alsmede de uitvoering van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en van handelspolitieke maatregelen.

4.  Goederen worden door de douaneautoriteiten voor uitgaan uit het douanegebied van de Unie vrijgegeven op voorwaarde dat deze goederen dit gebied verlaten in dezelfde staat als op het tijdstip dat:

a) 

de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer was aanvaard; of

b) 

de summiere aangifte bij uitgaan was ingediend.

Artikel 268

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels betreffende het in artikel 267 bedoelde uitgaan.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 3

Uitvoer en wederuitvoer

Artikel 269

Uitvoer van Uniegoederen

1.  Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden onder de regeling uitvoer geplaatst.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op elk van de volgende Uniegoederen:

a) 

onder de regeling passieve veredeling geplaatste goederen;

b) 

goederen die het douanegebied van de Unie hebben verlaten na onder de regeling bijzondere bestemming te zijn geplaatst;

c) 

goederen die vrijgesteld van BTW of accijns geleverd worden als vliegtuig- of scheepsvoorraden, ongeacht de bestemming van het vliegtuig of het schip, waarvoor een bewijs van levering vereist is;

d) 

onder de regeling intern douanevervoer geplaatste goederen;

e) 

overeenkomstig artikel 155 tijdelijk uit het douanegebied van de Unie vervoerde goederen.

3.  De formaliteiten, voorgeschreven in de douanewetgeving, betreffende de douaneaangifte bij uitvoer zijn van toepassing op de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde gevallen.

Artikel 270

Wederuitvoer van niet-Uniegoederen

1.  In het geval van niet-Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten, wordt bij het bevoegde douanekantoor aangifte tot wederuitvoer ingediend.

2.  De artikelen 158 tot en met 195 zijn van toepassing op de aangifte tot wederuitvoer.

3.  Lid 1 is niet van toepassing op elk van de volgende goederen:

a) 

goederen die onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst en slechts over het douanegebied van de Unie worden vervoerd;

b) 

goederen die worden overgeladen in of rechtstreeks worden wederuitgevoerd uit een vrije zone;

c) 

goederen in tijdelijke opslag die rechtstreeks worden wederuitgevoerd uit een ruimte voor tijdelijke opslag.



HOOFDSTUK 4

Summiere aangifte bij uitgaan

Artikel 271

Indiening van een summiere aangifte bij uitgaan

1.  Indien goederen het douanegebied van de Unie verlaten, en er geen douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer is ingediend als aangifte vóór vertrek, wordt bij het douanekantoor van uitgang een summiere aangifte bij uitgaan ingediend.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij uitgaan wordt ingediend bij een ander douanekantoor, mits dat kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van uitgang.

2.  De summiere aangifte bij uitgaan wordt ingediend door de vervoerder.

Niettegenstaande de verplichtingen van de vervoerder kan de summiere aangifte bij uitgaan worden ingediend door een van de volgende personen in plaats van door de vervoerder:

a) 

de exporteur of ontvanger van de goederen of een andere persoon in wiens naam of voor wiens rekening de vervoerder handelt;

b) 

eenieder die in staat is de goederen bij het douanekantoor van uitgang aan te brengen of te doen aanbrengen.

3.  De douaneautoriteiten kunnen aanvaarden dat gebruik wordt gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen voor het indienen van een summiere aangifte bij uitgaan, op voorwaarde dat deze de noodzakelijke gegevens voor de aangifte bevatten en dat deze gegevens binnen een specifieke termijn beschikbaar zijn, voordat de goederen het douanegebied van de Unie verlaten.

4.  De douaneautoriteiten kunnen ermee instemmen dat in plaats van een summiere aangifte bij uitgaan een kennisgeving wordt ingediend en toegang wordt verleend tot de gegevens van de summiere aangifte bij uitgaan in het computersysteem van de marktdeelnemer.

Artikel 272

Wijziging en ongeldigmaking van summiere aangiften bij uitgaan

1.  De aangever wordt, op diens aanvraag, toegestaan een of meer van de gegevens in de summiere aangifte bij uitgaan te wijzigen nadat deze is ingediend.

Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende feiten:

a) 

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de summiere aangifte bij uitgaan heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b) 

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat een of meer gegevens van de summiere aangifte bij uitgaan onjuist of onvolledig zijn;

c) 

de douaneautoriteiten hebben de goederen reeds vrijgegeven voor uitgaan.

▼M2

2.  Indien de goederen waarvoor een summiere aangifte bij uitgaan is ingediend, niet het douanegebied van de Unie verlaten, maken de douaneautoriteiten deze aangifte onmiddellijk ongeldig:

a) 

op verzoek van de aangever, of

b) 

indien na de indiening van de aangifte 150 dagen zijn verstreken.

▼B

Artikel 273

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de indiening van de summiere aangifte bij uitgaan bedoeld in artikel 271;

b) 

het wijzigen van de summiere aangifte bij uitgaan overeenkomstig de eerste alinea van artikel 272, lid 1;

c) 

de ongeldigmaking van de summiere aangifte bij uitgaan overeenkomstig artikel 272, lid 2.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 5

Kennisgeving van wederuitvoer

Artikel 274

Indiening van een kennisgeving van wederuitvoer

1.  Indien niet-Uniegoederen als bedoeld in artikel 270, lid 3, onder b) en c), het douanegebied van de Unie verlaten en er wordt ontheffing verleend van de verplichting om voor die goederen een summiere aangifte bij uitgaan in te dienen, wordt een kennisgevingvan wederuitvoer ingediend.

2.  De kennisgeving van wederuitvoer wordt ingediend bij het douanekantoor van uitgang van de goederen door de persoon die overeenkomstig artikel 267, lid 2, belast is met het aanbrengen van de goederen bij de douane bij uitgaan.

3.  De kennisgeving van wederuitvoer bevat de nodige gegevens om de regeling vrije zone te zuiveren of de tijdelijke opslag te beëindigen.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat gebruik wordt gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen voor het indienen van een kennisgeving van wederuitvoer, op voorwaarde dat deze de noodzakelijke gegevens voor de kennisgeving bevatten en dat deze gegevens beschikbaar zijn voordat de goederen het douanegebied van de Unie verlaten.

4.  De douaneautoriteiten kunnen ermee instemmen dat in plaats van het indienen van een kennisgeving van wederuitvoer, een kennisgeving wordt ingediend en toegang wordt verleend tot de gegevens van een kennisgeving van wederuitvoer in het computersysteem van de marktdeelnemer.

Artikel 275

Wijziging en ongeldigmaking van kennisgevingen van wederuitvoer

1.  De aangever wordt, op diens verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de kennisgeving van wederuitvoer te wijzigen nadat dit is ingediend.

Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende feiten:

a) 

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de kennisgeving van wederuitvoer heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b) 

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat een of meer gegevens van de kennisgeving van wederuitvoer onjuist of onvolledig zijn;

c) 

de douaneautoriteiten hebben de goederen reeds vrijgegeven voor uitgaan.

▼M2

2.  Indien de goederen waarvoor een kennisgeving van wederuitvoer is ingediend, niet het douanegebied van de Unie verlaten, maken de douaneautoriteiten deze kennisgeving onmiddellijk ongeldig:

a) 

op verzoek van de aangever, of

b) 

indien na de indiening van de kennisgeving 150 dagen zijn verstreken.

▼B

Artikel 276

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels voor:

a) 

de indiening van de kennisgeving van wederuitvoer bedoeld in artikel 274;

b) 

de wijziging van een kennisgeving van wederuitvoer overeenkomstig de eerste alinea van artikel 275, lid 1;

c) 

de ongeldigmaking van de kennisgeving van wederuitvoer overeenkomstig artikel 275, lid 2.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 6

Vrijstelling van uitvoerrechten

Artikel 277

Vrijstelling van uitvoerrechten voor tijdelijk uitgevoerde Uniegoederen

Onverminderd artikel 259 komen Uniegoederen die tijdelijk uit het douanegebied van de Unie worden uitgevoerd, in aanmerking voor vrijstelling van uitvoerrechten op voorwaarde van hun wederinvoer.



TITEL IX

ELEKTRONISCHE SYSTEMEN, VEREENVOUDIGINGEN, BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, COMITÉPROCEDURE EN SLOTBEPALINGEN



HOOFDSTUK 1

Ontwikkeling van elektronische systemen

▼M3

Artikel 278

Overgangsmaatregelen

1.  Uiterlijk tot en met 31 december 2020 mogen andere middelen voor de uitwisseling en opslag van informatie dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken op overgangsbasis worden gebruikt, indien de elektronische systemen die nodig zijn voor de toepassing van andere dan de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde bepalingen van het wetboek nog niet operationeel zijn.

2.  Uiterlijk tot en met 31 december 2022 mogen andere middelen dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken op overgangsbasis worden gebruikt, indien de elektronische systemen die nodig zijn voor de toepassing van de volgende bepalingen van het wetboek nog niet operationeel zijn:

a) 

de bepalingen inzake de kennisgeving van de aankomst, inzake het aanbrengen en inzake aangiften van tijdelijke opslag als bedoeld in de artikelen 133, 139, 145 en 146, en

b) 

de bepalingen inzake de douaneaangifte voor goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht als bedoeld in de artikelen 158, 162, 163, 166, 167, 170 tot en met 174, 201, 240, 250, 254 en 256.

3.  Uiterlijk tot en met 31 december 2025 mogen andere middelen dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken op overgangsbasis worden gebruikt, indien de elektronische systemen die nodig zijn voor de toepassing van de volgende bepalingen van het wetboek nog niet operationeel zijn:

a) 

de in artikel 89, lid 2, onder b), en lid 6, neergelegde bepalingen inzake zekerheidstellingen voor mogelijke of bestaande douaneschulden;

b) 

de in de artikelen 46, 47, 127, 128 en 129 neergelegde bepalingen inzake summiere aangiften bij binnenbrengen en risicoanalyse;

c) 

de in artikel 153, lid 2, neergelegde bepalingen inzake de douanestatus van goederen;

d) 

de in artikel 179 neergelegde bepalingen inzake gecentraliseerde vrijmaking;

e) 

de in artikel 210, onder a), artikel 215, lid 2, en de artikelen 226, 227, 233 en 234 neergelegde bepalingen inzake douanevervoer, en

f) 

de bepalingen inzake passieve veredeling, aangifte vóór vertrek, formaliteiten bij het uitgaan van goederen, de uitvoer van Uniegoederen, de wederuitvoer van niet-Uniegoederen, en summiere aangiften bij uitgaan voor goederen die het douanegebied van de Unie verlaten als bedoeld in de artikelen 258, 259, 263, 267, 269, 270, 271, 272, 274 en 275.

▼M3

Artikel 278 bis

Verslagleggingsverplichtingen

1.  Uiterlijk op 31 december 2019 en daarna elk jaar tot de datum waarop de in artikel 278 bedoelde elektronische systemen volledig operationeel zijn, dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen bij de ontwikkeling van die elektronische systemen.

2.  Het jaarverslag bevat een beoordeling van de vorderingen die de Commissie en de lidstaten hebben geboekt bij de ontwikkeling van elk van de elektronische systemen, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende mijlpalen:

a) 

de datum van bekendmaking van de technische specificaties voor de externe communicatie van het elektronische systeem;

b) 

de periode voor het verrichten van conformiteitstests met de marktdeelnemers, en

c) 

de verwachte en de daadwerkelijke datum van de uitrol van de elektronische systemen.

3.  Indien bij de beoordeling blijkt dat de geboekte vorderingen onvoldoende zijn, wordt in het verslag ook aangegeven welke mitigerende maatregelen moeten worden genomen om de uitrol van de elektronische systemen vóór het eind van de toepasselijke overgangsperiode te verzekeren.

4.  De lidstaten doen de Commissie twee keer per jaar een geactualiseerde tabel toekomen met de door hen geboekte vorderingen bij de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen. De Commissie maakt deze geactualiseerde informatie bekend op haar website.

▼M3

Artikel 279

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de regels betreffende de uitwisseling en de opslag van gegevens in de in artikel 278 bedoelde situaties nader te bepalen.

▼B

Artikel 280

Werkprogramma

1.  Teneinde de ontwikkeling van de in artikel 278 bedoelde elektronische systemen te steunen en het vaststellen van overgangstermijnen te regelen, stelt de Commissie uiterlijk op 1 mei 2014 een werkprogramma op ten aanzien van de ontwikkeling en de implementatie van de in artikel 16, lid 1, bedoelde elektronische systemen.

2.  Het in lid 1 bedoelde werkprogramma heeft de volgende prioriteiten:

a) 

de geharmoniseerde uitwisseling van informatie op basis van internationaal aanvaarde gegevensmodellen en berichtenformaten;

b) 

de herinrichting van douane- en douanegerelateerde processen om deze efficiënter en effectiever te maken, de uniforme toepassing te verbeteren en de conformiteitskosten van douaneverplichtingen te verminderen, en

c) 

het aanbieden van een breed scala van elektronische douanediensten aan de marktdeelnemers, waardoor deze hun verplichtingen bij de douaneautoriteiten van de lidstaten op dezelfde wijze kunnen vervullen.

3.  Het in lid 1 bedoelde werkprogramma wordt regelmatig geactualiseerd.

Artikel 281

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt het in artikel 280 bedoelde werkprogramma door middel van uitvoeringshandelingen vast.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼C2

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼B



HOOFDSTUK 2

Vereenvoudigingen bij de toepassing van de douanewetgeving

Artikel 282

Testen

De Commissie kan een of meer lidstaten op hun verzoek toestaan gedurende een beperkte tijd vereenvoudigingen bij de toepassing van de douanewetgeving, met name inzake IT, te testen. Die testen doen geen afbreuk aan de toepassing van de douanewetgeving in de lidstaten die er niet aan deelnemen, en zullen regelmatig worden geëvalueerd.

Artikel 283

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt de in artikel 282 bedoelde besluiten door middel van uitvoeringshandelingen vast.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.



HOOFDSTUK 3

Bevoegdheidsdelegatie en comitéprocedure

Artikel 284

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in de artikelen 2, 7, 10, 20, 24, 31, 36, 40, 62, 65, 75, 88, 99, 106, 115, 122, 126, 131, 142, 151, 156, 160, 164, 168, 175, 180, 183, 186, 196, 206, 212, ►C2  216 ◄ , 221, 224, 231, 235, 253, 265 en 279 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 30 oktober 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van 5 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 2, 7, 10, 20, 24, 31, 36, 40, 62, 65, 75, 88, 99, 106, 115, 122, 126, 131, 142, 151, 156, 160, 164, 168, 175, 180, 183, 186, 196, 206, 212, ►C2  216 ◄ , 221, 224, 231, 235, 253, 265 en 279 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig de artikelen 2, 7, 10, 20, 24, 31, 36, 40, 62, 65, 75, 88, 99, 106, 115, 122, 126, 131, 142, 151, 156, 160, 164, 168, 175, 180, 183, 186, 196, 206, ►C2  216 ◄ , 213, 221, 224, 231, 235, 253, 265 en 279 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 285

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

4.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

6.  Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure moet worden verkregen en naar dit lid wordt verwezen, wordt die procedure slechts zonder gevolg beëindigd indien daartoe door de voorzitter van het comité wordt besloten binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies.



HOOFDSTUK 4

Slotbepalingen

Artikel 286

Intrekking en wijziging van geldende wetgeving

1.  Verordening (EG) nr. 450/2008 wordt ingetrokken.

2.  Verordening (EEG) nr. 3925/91, Verordening (EEG) nr. 2913/92 en Verordening (EG) nr. 1207/2001 worden ingetrokken vanaf de in artikel 288, lid 2, bedoelde datum.

3.  Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabellen in de bijlage.

4.  In het zesde streepje van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 worden de woorden "en Mayotte" met ingang van 1 januari 2014 geschrapt.

5.  Het eerste streepje van artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt met ingang van de in artikel 288, lid 2, bedoelde datum geschrapt.

Artikel 287

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 288

Toepassing

1.  De artikelen 2, 7, 8, 10, 11, 17, 20, 21, 24, 25, 31, 32, 36, 37, 40, 41, 50, 52, 54, 58, 62, 63, 65, 66, 68, 75, 76, 88, 99, 100, 106, 107, 115, 122, 123, 126, 131, 132, 138, 142, 143, 151, 152, 156, 157, 160, 161, 164, 165, 168, 169, 175, 176, 178, 180, 181, 183, 1844, 186, 187, 193, 196, 200, 206, 207, 209, 212, 213, 216, 217, 221, 222, 224, 225, 231, 232, 235, 236, 239, 253, 265, 266, 268, 273, 276, 279, 280, 281, 283, 284, 285 en 286 zijn van toepassing vanaf 30 oktober 2013.

▼C1

2.  De andere dan de in lid 1 vermelde artikelen zijn van toepassing met ingang van 1 mei 2016.

▼B

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE



CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 450/2008

Deze verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, lid 3, eerste alinea

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3, tweede alinea

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, punten 1 tot en met 8

Artikel 5, punten 1 tot en met 8

Artikel 4, punt 9

Artikel 5, punten 9 en 10

Artikel 4, punt 10

Artikel 5, punt 12

Artikel 4, punten 11 tot en met 12

Artikel 5, punten 15 en 16

Artikel 4, punten 13 tot en met 17

Artikel 5, punten 18 tot en met 22

Artikel 4, punt 18 a), eerste zin

Artikel 5, punt 23, onder a)

Artikel 4, punt 18 a), tweede zin

Artikel 130, lid 3

Artikel 4, punten 18, onder b), en 18 c)

Artikel 5, punten 23, onder b) en c)

Artikel 4, punten 19 tot en met 26

Artikel 5, punten 24 tot en met 31

Artikel 4, punten 27 tot en met 32

Artikel 5, punten 33 tot en met 38

Artikel 4, punt 33

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 6, lid 1

Artikel 5, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 6, lid 3, en artikel 7, onder b)

Artikel 5, lid 2

Artikel 6, lid 2, artikel 7, onder a) en artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 6

Artikel 12

Artikel 7

Artikel 13

Artikel 8

Artikel 14

Artikel 9

Artikel 15

Artikel 10, lid 1

Artikel 9 en artikel 16, lid 1

Artikel 10, lid 2

De artikelen 10, 11 en 17

Artikel 11, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 18

Artikel 11, lid 1, derde alinea

Artikel 18, lid 2, eerste alinea

Artikel 11, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 11, lid 3, onder a)

Artikel 18, lid 2, tweede alinea, en artikel 21, onder a)

Artikel 11, lid 3, onder b)

Artikel 21

Artikel 11, lid 3, onder c)

Artikel 12, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 12, lid 2, eerste alinea

Artikel 19, lid 2, eerste alinea

Artikel 12, lid 2, tweede alinea

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, en artikel 20, onder c)

Artikel 13, lid 1

Artikel 38, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 38, leden 2 en 3

Artikel 13, lid 3

Artikel 38, lid 4

Artikel 13, lid 4

Artikel 38, lid 5, eerste zin

Artikel 13, lid 5

Artikel 13, lid 6

Artikel 23, lid 2

Artikel 14

Artikel 39

Artikel 15, lid 1, onder a)

Artikel 22, artikel 24, onder a) tot en met g), en artikel 25, onder a) en b)

Artikel 15, lid 1, onder b)

Artikel 23, lid 4, onder b) en artikel 24, onder h)

Artikel 15, lid 1, onder c)

Artikel 15, lid 1, onder d)

Artikel 22, lid 1, derde alinea, en artikel 24, onder a)

Artikel 15, lid 1, onder e)

Artikel 40, onder b)

Artikel 15, lid 1, onder f)

Artikel 25, onder b)

Artikel 15, lid 1, onder g)

Artikel 23, lid 4, onder b), artikel 24, onder h), artikel 24, onder c), artikel 28, artikel 31, onder b), en artikel 32

Artikel 15, lid 1, onder h)

Artikel 15, lid 2

Artikel 16, lid 1

Artikel 22, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 16, lid 2

Artikel 22, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 16, lid 3

Artikel 22, lid 2

Artikel 16, lid 4, eerste alinea

Artikel 22, lid 6, eerste alinea, eerste zin

Artikel 16, lid 4, tweede alinea

Artikel 22, lid 6, eerste alinea, en artikel 22, lid 7

Artikel 16, lid 5, onder a)

Artikel 22, lid 6, tweede alinea, en artikel 24, onder g)

Artikel 16, lid 5, onder b)

Artikel 24, onder f)

Artikel 16, lid 6

Artikel 23, lid 3

Artikel 16, lid 7

Artikel 29

Artikel 17

Artikel 26

Artikel 18, leden 1 tot en met 3

Artikel 27

Artikel 18, lid 4

Artikel 32

Artikel 19, lid 1

Artikel 28, lid 1, onder a)

Artikel 19, leden 2 en 3

Artikel 28, leden 2 en 3

Artikel 19, lid 4

Artikel 28, lid 4, eerste alinea, en artikel 29, lid 4, tweede alinea, eerste zin

Artikel 19, lid 5

Artikel 31, onder a)

Artikel 20, leden 1 tot en met 4

Artikel 33

Artikel 20, lid 5

Artikel 34, lid 4

Artikel 20, lid 6, eerste alinea

Artikel 34, lid 5, eerste zin

Artikel 20, lid 6, tweede alinea

Artikel 34, lid 6

Artikel 20, lid 7

De artikelen 22, 23, 24, 25 en 32

Artikel 20, lid 8, onder a)

Artikel 34, leden 1 tot en met 3

Artikel 20, lid 8, onder b)

Artikel 34, lid 6, en artikel 37, lid 1, onder a)

Artikel 20, lid 8, onder c)

Artikel 34, lid 11, en artikel 37, lid 2

Artikel 20, lid 9

Artikel 35, artikel 36, onder b), en artikel 37, lid 1, onder c) en d)

Artikel 21

Artikel 42

Artikel 22

Artikel 43

Artikel 23

Artikel 44

Artikel 24, leden 1 en 2

Artikel 45, leden 1 en 2

Artikel 24, lid 3, eerste alinea

Artikel 45, lid 3

Artikel 24, lid 3, tweede alinea

Artikel 25, lid 1

Artikel 46, lid 1

Artikel 25, lid 2, eerste alinea

Artikel 46, lid 2

Artikel 25, lid 2, tweede en derde alinea

Artikel 46, lid 3

Artikel 25, lid 3

Artikel 46, leden 4 tot en met 8, en artikel 50

Artikel 26

Artikel 47

Artikel 27

Artikel 48

Artikel 28, leden 1 en 2

Artikel 49

Artikel 28, lid 3

Artikel 50, lid 2

Artikel 29

Artikel 51

Artikel 30, lid 1

Artikel 52

Artikel 30, lid 2

Artikel 31, lid 1

Artikel 53, lid 1

Artikel 31, lid 2

Artikel 53, lid 3

Artikel 31, lid 3

Artikel 54

Artikel 32

Artikel 55

Artikel 33, leden 1 tot en met 4

Artikel 56, leden 1 tot en met 4

Artikel 33, lid 5

de artikelen 56, lid 5, en 58, lid 1

Artikel 34

Artikel 57, leden 1, 2 en 3

Artikel 35

Artikel 59

Artikel 36

Artikel 60

Artikel 37

Artikel 61

Artikel 38

Artikel 62, 63, 67 en 68

Artikel 39, leden 1 en 2

Artikel 64, leden 1 en 2

Artikel 39, lid 3

Artikel 64, lid 3, eerste alinea

Artikel 39, leden 4 en 5

Artikel 64, leden 4 en 5

Artikel 39, lid 6

Artikel 64, lid 3, tweede alinea, artikel 64, lid 6, en de artikelen 57 tot en met 68

Artikel 40

Artikel 69

Artikel 41

Artikel 70

Artikel 42, lid 1

Artikel 74, lid 1

Artikel 42, lid 2

Artikel 74, lid 2, onder a) tot en met c), en de inleidende zin van onder d)

Artikel 42, lid 3

Artikel 74, lid 3

Artikel 43, onder a)

De artikelen 71, 72 en artikel 76, onder a)

Artikel 43, onder b)

Artikel 74, lid 2, onder d), i), ii) en iii)

Artikel 43, onder c)

Artikel 43, onder d)

De artikelen 73 en 75 en artikel 76, onder b) en c)

Artikel 44

Artikel 77

Artikel 45

Artikel 78

Artikel 46

Artikel 79

Artikel 47

Artikel 80

Artikel 48

Artikel 81

Artikel 49

Artikel 82

Artikel 50

Artikel 83

Artikel 51

Artikel 84

Artikel 52

Artikel 85

Artikel 53, leden 1 tot en met 3

Artikel 86, leden 1 tot en met 3

Artikel 53, lid 4

Artikel 86, lid 6

Artikel 54, onder a) en b)

Artikel 86, lid 5, en artikel 88, onder a)

Artikel 54, onder c)

Artikel 86, lid 4, en artikel 88, onder b)

Artikel 55, lid 1

Artikel 87, lid 1

Artikel 55, lid 2, eerste alinea

Artikel 75, lid 2

Artikel 55, lid 2, tweede alinea

Artikel 88, onder c)

Artikel 55, leden 3 en 4

Artikel 87, leden 3 en 4

Artikel 56, leden 1 tot en met 5

Artikel 89, leden 1 tot en met 5

Artikel 56, lid 6

Artikel 89, lid 7

Artikel 56, lid 7

Artikel 89, lid 9

Artikel 56, lid 8

Artikel 89, lid 2, tweede alinea

Artikel 56, lid 9, eerste streepje

Artikel 100, lid 1, onder b)

Artikel 56, lid 9, tweede streepje

Artikel 89, lid 8, en artikel 99, onder a)

Artikel 56, lid 9, derde streepje

Artikel 89, lid 2, tweede alinea

Artikel 57, leden 1 en 2

Artikel 90

Artikel 57, lid 3

Artikel 100, lid 1, onder a)

Artikel 58, eerste alinea

Artikel 91

Artikel 58, tweede alinea

Artikel 59, lid 1, eerste alinea

Artikel 100, lid 1

Artikel 59, lid 1, tweede alinea

Artikel 99, onder b)

Artikel 59, lid 2

Artikel 92, lid 2

Artikel 60

Artikel 93

Artikel 61

Artikel 94

Artikel 62, leden 1 en 2

Artikel 95, leden 1 en 2

Artikel 62, lid 3

Artikel 22, artikel 24, onder a) tot en met g), artikel 25, onder a) en b), en artikel 99, onder c)

Artikel 63, leden 1 en 2

Artikel 63, lid 3, onder a)

Artikel 63, lid 3, onder b)

Artikel 96, lid 1, onder a), artikel 96, lid 2, artikel 100, lid 1, onder c), en artikel 100, lid 2

Artikel 63, lid 3, onder c)

Artikel 96, lid 1, onder b), artikel 96, lid 2, artikel 100, lid 1, onder c), en artikel 100, lid 2

Artikel 64

Artikel 97

Artikel 65, leden 1 en 2

Artikel 98

Artikel 65, lid 3

Artikel 99, onder d), en artikel 100, lid 1, onder b)

Artikel 66

Artikel 101, leden 1 en 2

Artikel 67, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 102, lid 1

Artikel 67, lid 1, derde alinea

Artikel 106

Artikel 67, leden 2 en 3

Artikel 102, lid 2, en artikel 90, lid 3, eerste alinea

Artikel 68, leden 1 en 2

Artikel 103, leden 1 en 2

Artikel 68, lid 3

Artikel 103, lid 3, onder a)

Artikel 68, lid 4

Artikel 103, lid 4

Artikel 69

Artikel 104

Artikel 70

Artikel 105, leden 1 tot en met 5

Artikel 71

Artikel 105, lid 6

Artikel 72, leden 1 en 2

Artikel 108, leden 1 en 2

Artikel 72, lid 3

Artikel 108, lid 3, en artikel 115

Artikel 73

Artikel 109

Artikel 74

Artikel 110

Artikel 75

Artikel 111

Artikel 76

Artikel 77, lid 1, eerste alinea

Artikel 112, lid 1

Artikel 77, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 112, lid 2

Artikel 77, lid 2

Artikel 112, lid 3

Artikel 77, lid 3

Artikel 112, lid 4

Artikel 78, lid 1, eerste alinea

Artikel 113

Artikel 78, lid 1, tweede alinea

Artikel 99, onder d), en artikel 100, lid 1, onder b)

Artikel 78, leden 2 tot en met 4

Artikel 114, leden 1 tot en met 3

Artikel 78, lid 5

Artikel 114, lid 4

Artikel 79, lid 1

Artikel 116, lid 1

Artikel 79, leden 2 tot en met 5

Artikel 116, leden 4 tot en met 7

Artikel 80

Artikel 117, lid 1

Artikel 81, leden 1 en 2

Artikel 118, leden 1 en 2

Artikel 81, lid 3

Artikel 118, lid 4

Artikel 82, lid 1

Artikel 119, lid 1

Artikel 82, lid 2

Artikel 119, lid 3

Artikel 83

Artikel 120, lid 1

Artikel 84, lid 1

Artikel 121, lid 1

Artikel 84, lid 2

Artikel 121, lid 3

Artikel 85, eerste zin

Artikel 116, lid 2, artikel 117, lid 2, artikel 118, lid 3, artikel 119, lid 2, artikel 120, lid 2, artikel 121, lid 2 en artikel 123, lid 1

Artikel 85, tweede zin

Artikel 106, lid 3, artikel 122, en artikel 123, lid 2

Artikel 86, lid 1, inleidende zin

Artikel 124, lid 1, inleidende zin en onder a)

Artikel 86, lid 1, onder a) tot en met c)

Artikel 124, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 86, lid 1, onder d) en e)

Artikel 124, lid 1, onder e)

Artikel 86, lid 1, onder f) tot en met k)

Artikel 124, lid 1, onder f) tot en met k)

Artikel 86, leden 2 en 3

Artikel 124, leden 2 en 3

Artikel 86, leden 4 tot en met 6

Artikel 124, leden 5 tot en met 7

Artikel 86, lid 7

Artikel 126

Artikel 87, lid 1

Artikel 127, lid 1, en artikel 127, lid 2, onder a)

Artikel 87, lid 2, eerste alinea

Artikel 127, lid 3, eerste alinea

Artikel 87, lid 2, tweede alinea

Artikel 127, lid 8

Artikel 87, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 127, lid 2, onder b), en artikel 131, onder a)

Artikel 87, lid 3, eerste alinea, onder b) en c)

Artikel 131, onder b)

Artikel 87, lid 3, eerste alinea, onder d)

Artikel 127, lid 3, en artikel 161, onder a)

Artikel 87, lid 3, tweede alinea

Artikel 88, lid 1, eerste alinea, eerste zin

Artikel 6, lid 1

Artikel 88, lid 1, eerste alinea, tweede zin

Artikel 127, lid 7

Artikel 88, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 88, lid 2

Artikel 127, lid 4, eerste alinea

Artikel 88, lid 3

Artikel 127, lid 4, tweede alinea, en lid 6

Artikel 88, lid 4, eerste alinea

Artikel 133, lid 1, eerste alinea

Artikel 88, lid 4, tweede en derde alinea

Artikel 6, lid 2, en artikel 7, onder a)

Artikel 89, lid 1

Artikel 129, lid 1

Artikel 89, lid 2

Artikel 89, lid 2

Artikel 90

Artikel 130, lid 1

Artikel 91

Artikel 134

Artikel 92, lid 1, eerste alinea

Artikel 135, lid 1

Artikel 92, lid 1, tweede alinea

Artikel 135, lid 2

Artikel 92, lid 1, derde alinea

Artikel 92, leden 2 tot en met 5

Artikel 135, leden 3 tot en met 6

Artikel 93, lid 1

Artikel 135

Artikel 93, lid 2

Artikel 94

Artikel 137

Artikel 95, lid 1

Artikel 139, lid 1

Artikel 95, leden 2 en 3

Artikel 139, leden 2 en 3

Artikel 95, lid 4

Artikel 139, lid 6

Artikel 96, leden 1 en 2

Artikel 140

Artikel 96, lid 3

Artikel 139, lid 7

Artikel 97, lid 1

Artikel 149

Artikel 97, lid 2

Artikel 150

Artikel 98, lid 1

Artikel 144

Artikel 98, lid 2

Artikel 139, lid 5

Artikel 99

Artikel 141, lid 1

Artikel 100

Artikel 141, lid 2

Artikel 101, lid 1

Artikel 153, lid 1

Artikel 101, lid 2, onder a)

Artikel 153, lid 2, en artikel 156, onder a)

Artikel 101, lid 2, onder b)

Artikel 156, onder b), en artikel 157

Artikel 101, lid 2, onder c)

Artikel 153, lid 3, en artikel 156, onder c)

Artikel 102

Artikel 154

Artikel 103

Artikel 155, lid 2, en artikel 156, onder d)

Artikel 104, lid 1

Artikel 158, lid 1

Artikel 104, lid 2

Artikel 158, lid 3

Artikel 105, lid 1

Artikel 159, leden 1 en 2

Artikel 105, lid 2, onder a) en b)

Artikel 159, lid 3, en artikel 161, onder a)

Artikel 105, lid 2, onder c)

Artikel 22, lid 1, derde alinea, en artikel 25, onder c)

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, eerste zin

Artikel 179, lid 1, eerste alinea

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, tweede zin

Artikel 106, lid 2

Artikel 179, leden 3 en 6

Artikel 106, lid 3

Artikel 179, lid 5

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder a)

Artikel 22, artikel 24, onder a) tot en met g), en artikel 25, onder a) en b)

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder b)

Artikel 23, lid 4, onder a), en artikel 24, onder h)

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder c)

Artikel 179, lid 1, tweede alinea, artikel 179, lid 2, en artikel 180

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder d)

Artikel 22, lid 1, derde alinea, en artikel 24, onder a)

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder e)

Artikel 25, onder b)

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder f)

Artikel 23, lid 4, onder b), artikel 24, onder h), artikel 28, artikel 31, onder b), en artikel 32

Artikel 106, lid 4, eerste alinea, onder g) en h)

Artikel 181

Artikel 106, lid 4, tweede alinea

Artikel 107, lid 1, eerste zin

Artikel 6, lid 1

Artikel 107, lid 1, tweede zin

Artikel 182, lid 1

Artikel 107, lid 2

Artikel 158, lid 2

Artikel 107, lid 3

Artikel 160, artikel 161, onder b), artikel 182, leden 2 tot en met 4, de artikelen 183 en 184

Artikel 108, lid 1, eerste zin

Artikel 162

Artikel 108, lid 1, eerste alinea, tweede en derde zin

Artikel 170, lid 4

Artikel 108, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2, artikel 7, onder a), en artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 108, lid 2

Artikel 163, leden 1 en 2

Artikel 108, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 1

Artikel 108, lid 3, tweede alinea

Artikel 108, lid 4

Artikel 163, lid 3, artikel 164 en artikel 165, onder b)

Artikel 109, lid 1

Artikel 166, lid 1

Artikel 109, lid 2

Artikel 166, lid 2, en artikel 168, onder a)

Artikel 109, lid 3

Artikel 6, lid 2, artikel 7, onder a), artikel 8, lid 1, onder a), en artikel 165, onder a)

Artikel 110, lid 1, eerste alinea

Artikel 167, lid 1, eerste alinea

Artikel 110, lid 1, tweede alinea

Artikel 167, lid 1, derde alinea

Artikel 110, lid 1, derde alinea

Artikel 167, leden 2 en 3, en artikel 168, onder d)

Artikel 110, leden 2 en 3

Artikel 167, leden 4 en 5

Artikel 111, lid 1

Artikel 170, lid 1

Artikel 111, lid 2, eerste zin

Artikel 170, lid 2

Artikel 111, lid 2, tweede zin

Artikel 170, lid 3, onder a) en b)

Artikel 111, lid 3

Artikel 170, lid 3, onder c)

Artikel 112, lid 1, eerste alinea

Artikel 172, lid 1

Artikel 112, lid 1, tweede alinea, eerste zin

Artikel 182, lid 3

Artikel 112, lid 1, tweede alinea, tweede zin

Artikel 182, lid 3

Artikel 112, lid 2

Artikel 112, lid 3

Artikel 172, lid 2

Artikel 112, lid 4

Artikel 176, onder b)

Artikel 113, leden 1 en 2

Artikel 173, leden 1 en 2

Artikel 113, lid 3

Artikel 173, lid 3, en artikel 176, onder c)

Artikel 114, lid 1

Artikel 174, lid 1

Artikel 114, lid 2, eerste alinea

Artikel 174, lid 2

Artikel 115, eerste alinea

Artikel 177, lid 1

Artikel 115, tweede alinea

Artikel 177, lid 2, en artikel 178

Artikel 116, lid 1

Artikel 185, lid 1

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 22, artikel 24, onder a) tot en met g), en artikel 25, onder a) en b)

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 23 lid 4, onder a), artikel 23, lid 5, artikel 24, onder h) en artikel 25, onder c)

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder c) en d)

Artikel 185, lid 2, en artikel 186, onder a)

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder e)

Artikel 22, lid 1, derde alinea, en artikel 24, onder a)

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder f)

Artikel 25, onder b)

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder g)

Artikel 23, lid 4, onder b), artikel 24, onder h), artikel 28, artikel 31, onder b), en artikel 32

Artikel 116, lid 2, eerste alinea, onder h) en i)

Artikel 186, onder b), en artikel 187

Artikel 116, lid 2, tweede alinea

Artikel 117

Artikel 188

Artikel 118

Artikel 189

Artikel 119, leden 1 en 2

Artikel 190

Artikel 119, lid 3

Artikel 193

Artikel 120

Artikel 194

Artikel 121

Artikel 192

Artikel 122

Artikel 193

Artikel 123, leden 1 en 2

Artikel 194

Artikel 123, lid 3

Artikel 179, lid 4

Artikel 124, lid 1

Artikel 195, lid 1

Artikel 124, lid 2

Artikel 195, leden 2 en 3, en artikel 196

Artikel 125

Artikel 197

Artikel 126, lid 1

Artikel 198, lid 1

Artikel 126, lid 2

Artikel 198, lid 2, eerste alinea, eerste zin

Artikel 127, lid 1

Artikel 199

Artikel 127, lid 2

Artikel 198, lid 3, onder d)

Artikel 128

Artikel 198, lid 2, eerste alinea, tweede zin en tweede alinea, artikel 198, lid 3, onder a) tot en met c), en artikel 200

Artikel 129

Artikel 201

Artikel 130, lid 1

Artikel 203, lid 1, eerste alinea

Artikel 130, leden 2 tot en met 5

Artikel 203, leden 2 tot en met 5

Artikel 131, onder a)

Artikel 131, onder b)

Artikel 204

Artikel 132

Artikel 205

Artikel 133

Artikel 208, lid 1

Artikel 134

Artikel 202, artikel 203, lid 1, tweede alinea, artikel 203, lid 6, en de artikelen 206, 207 en 209

Artikel 135

Artikel 210

Artikel 136, lid 1

Artikel 211, lid 1

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 22, artikel 24, onder a) tot en met g), en artikel 25, onder a) en b)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 23, lid 4, onder a), en artikel 24, onder h)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder c)

Artikel 212, onder a)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder d)

Artikel 22, lid 1, derde alinea, en 24, onder a)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder e)

Artikel 25, onder b)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder f)

Artikel 23, lid 4, onder b), artikel 24, onder h), artikel 28, artikel 31, onder b), en artikel 32

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder g)

Artikel 136, lid 2, eerste alinea, onder h)

Artikel 136, lid 2, tweede alinea

Artikel 136, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 211, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 136, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 211, lid 3, eerste alinea, onder b) en c)

Artikel 136, lid 3, eerste alinea, onder c)

Artikel 211, lid 3, eerste alinea, onder d)

Artikel 136, lid 3, tweede alinea

Artikel 212, onder b)

Artikel 136, lid 4, eerste alinea

Artikel 211, lid 4

Artikel 136, lid 4, tweede alinea

Artikel 211, lid 5

Artikel 136, lid 4, derde alinea

Artikel 211, lid 6

Artikel 136, lid 4, vierde alinea, onder a) en b)

Artikel 213

Artikel 136, lid 4, vierde alinea, onder c)

Artikel 212, onder c)

Artikel 136, lid 5

Artikel 23, lid 2

Artikel 137, lid 1

Artikel 214, lid 1

Artikel 137, lid 2

Artikel 214, lid 2, en artikel 7, onder c)

Artikel 138

Artikel 215, leden 1 tot en met 3

Artikel 139

Artikel 218

Artikel 140, lid 1

Artikel 219

Artikel 140, lid 2

Artikel 221, onder a), en artikel 222, onder b)

Artikel 141

Artikel 220

Artikel 142, lid 1, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 223, lid 1

Artikel 142, lid 1, vierde alinea

Artikel 224, onder a)

Artikel 142, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 223, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 142, lid 2, eerste alinea, onder b) en c)

Artikel 223, lid 2, eerste alinea, onder c) en d)

Artikel 142, lid 2, tweede alinea

Artikel 223, lid 2, eerste alinea, onder b), en artikel 224, onder c)

Artikel 142, lid 3, eerste alinea

Artikel 223, lid 3

Artikel 142, lid 3, tweede alinea

Artikel 224, onder d)

Artikel 142, lid 4

Artikel 223, lid 4

Artikel 143

Artikel 211, lid 2, de artikelen 216 en 217, artikel 221, onder b), artikel 222, onder b), artikel 224, onder b), de artikelen 225, 228, 229 en 230, artikel 231, onder b), artikel 232, artikel 233, lid 4, de artikelen 235 en 236, artikel 243, lid 2, artikel 251, lid 4, artikel 254, leden 2, 3, 6 en 7, en artikel 257, lid 4

Artikel 144, lid 1

Artikel 226, lid 1

Artikel 144, lid 2

Artikel 226, lid 2, en artikel 231, onder a)

Artikel 144, lid 3

Artikel 231, lid 3

Artikel 144, lid 4

Artikel 145, leden 1 en 2

Artikel 227

Artikel 145, lid 3, eerste alinea

Artikel 155, lid 1

Artikel 145, lid 3, tweede alinea

Artikel 157

Artikel 146

Artikel 233, leden 1 tot en met 3

Artikel 147

Artikel 234

Artikel 148, lid 1

Artikel 237, lid 1

Artikel 148, lid 2, eerste alinea

Artikel 237, lid 2

Artikel 148, lid 2, tweede alinea

Artikel 237, lid 3, en artikel 239

Artikel 149

Artikel 242

Artikel 150, lid 1

Artikel 238, lid 1

Artikel 150, lid 2, onder a)

Artikel 150, lid 2, onder b)

Artikel 238, lid 2

Artikel 150, lid 3

Artikel 151, lid 1, eerste alinea

Artikel 144

Artikel 151, lid 1, tweede alinea

Artikel 145, lid 3

Artikel 151, lid 2

Artikel 145, leden 5 en 11

Artikel 151, lid 3

Artikel 151, lid 4

Artikel 147, lid 4

Artikel 151, lid 5

Artikel 145, leden 1, 2, 4 en 6 tot en met 10, artikel 146, artikel 147, leden 3 en 4, en de artikelen 148 en 151

Artikel 152

Artikel 147, leden 1 en 2

Artikel 153

Artikel 240

Artikel 154, lid 1, onder a)

Artikel 237, lid 3, eerste zin

Artikel 154, lid 1, onder b)

Artikel 241, lid 1

Artikel 154, lid 2

Artikel 237, lid 3, tweede zin, en artikel 241, lid 2

Artikel 155, lid 1

Artikel 243, lid 1

Artikel 155, leden 2 en 3

Artikel 243, leden 3 en 4

Artikel 156

Artikel 244

Artikel 157

Artikel 245

Artikel 158

Artikel 246

Artikel 159

Artikel 247

Artikel 160

Artikel 248

Artikel 161

Artikel 249

Artikel 162

Artikel 250

Artikel 163

Artikel 251, leden 1 tot en met 3

Artikel 164, eerste alinea

Artikel 253

Artikel 164, tweede alinea

Artikel 165

Artikel 252

Artikel 166, lid 1

Artikel 254, lid 1

Artikel 166, leden 2 en 3

Artikel 254, leden 4 en 5

Artikel 167

Artikel 255

Artikel 168

Artikel 256

Artikel 169

Artikel 257, leden 1 tot en met 3

Artikel 170

Artikel 258

Artikel 171, leden 1 en 2

Artikel 259, leden 1 en 2

Artikel 171, lid 3

Artikel 86, lid 5

Artikel 171, lid 4

Artikel 259, lid 3

Artikel 172

Artikel 260

Artikel 173

Artikel 261

Artikel 174

Artikel 262

Artikel 175, lid 1, eerste alinea

Artikel 263, lid 1

Artikel 175, lid 1, tweede alinea

Artikel 263, lid 2, onder a)

Artikel 175, leden 2 en 3

Artikel 263, leden 3 en 4

Artikel 176, lid 1, onder a) en b)

Artikel 263, lid 2, onder b), en artikel 265, onder b)

Artikel 176, lid 1, onder c) en d)

Artikel 265, onder b)

Artikel 176, lid 1, onder e)

Artikel 161, onder a)

Artikel 176, lid 2

Artikel 177, leden 1 en 2

Artikel 267, leden 1 en 3

Artikel 177, lid 3

Artikel 267, lid 2

Artikel 177, lid 4

Artikel 267, lid 2

Artikel 177, lid 5

Artikel 268

Artikel 178, lid 1

Artikel 269, lid 1

Artikel 178, lid 2, onder a)

Artikel 269, lid 2, onder a) en b)

Artikel 178, lid 2, onder b)

Artikel 269, lid 2, onder d) en e)

Artikel 178, lid 3

Artikel 269, lid 3

Artikel 179

Artikel 270

Artikel 180, lid 1

Artikel 271, lid 1, eerste alinea

Artikel 180, lid 2, eerste zin

Artikel 6, lid 1

Artikel 180, lid 2, tweede zin

Artikel 271, lid 3

Artikel 180, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 180, lid 3, tweede alinea

Artikel 271, lid 4

Artikel 180, lid 4

Artikel 271, lid 2

Artikel 181, eerste en tweede alinea

Artikel 272, lid 1

Artikel 181, tweede en derde alinea

Artikel 182, lid 1

Artikel 27

Artikel 182, lid 2

Artikel 183, lid 1

Artikel 16, lid 1, en artikel 17

Artikel 183, lid 2, onder a) en b)

Artikel 183, lid 2, onder c)

De artikelen 280 en 283

Artikel 184

Artikel 285

Artikel 185

Artikel 186

Artikel 286, leden 2 en 3

Artikel 187

Artikel 287

Artikel 188, lid 1

Artikel 288, lid 1

Artikel 188, lid 2

Artikel 288, lid 2

Artikel 188, lid 3

Artikel 288, lid 1



( 1 ) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

( 2 ) PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

( 3 ) PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23.

( 4 ) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23.

( 5 ) PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.