02013D1313 — NL — 21.03.2019 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

BESLUIT Nr. 1313/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

VERORDENING (EU) 2018/1475 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 2 oktober 2018

  L 250

1

4.10.2018

►M2

BESLUIT (EU) 2019/420 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 maart 2019

  L 77I

1

20.3.2019




▼B

BESLUIT Nr. 1313/2013/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 december 2013

betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

ALGEMENE EN BIJZONDERE DOELSTELLINGEN, ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Algemene doelstelling, en onderwerp

1.  Het Uniemechanisme voor civiele bescherming ("het Uniemechanisme") is gericht op het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, om zodoende te komen tot een grotere doeltreffendheid van systemen op het gebied van de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.

2.  Het Uniemechanisme waarborgt in de eerste plaats de bescherming van mensen, maar ook die van het milieu en van eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, bij alle soorten door de mens of de natuur veroorzaakte rampen, waaronder de gevolgen van terreurdaden, technologische, stralings- en milieurampen, verontreiniging van de zee en acute noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, die zich binnen of buiten de Unie voordoen. Met betrekking tot de gevolgen van terreurdaden of stralingsrampen is het toepassingsgebied van het Uniemechanisme beperkt tot paraatheids- en responsacties.

3.  Het Uniemechanisme bevordert de solidariteit tussen de lidstaten door middel van praktische coördinatie en samenwerking, zonder afbreuk te doen aan de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten om mensen, het milieu en eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, op hun grondgebied tegen rampen te beschermen en hun systemen voor rampenbeheersing toe te rusten met voldoende capaciteit om adequaat en op een consistente manier te kunnen reageren op rampen die naar hun aard en omvang redelijkerwijs te verwachten zijn en waarop men zich redelijkerwijs kan voorbereiden.

4.  Dit besluit bevat de algemene voorschriften voor het Uniemechanisme en de voorschriften voor het verstrekken van financiële bijstand in het kader van het Uniemechanisme.

5.  Het Uniemechanisme doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit bestaande relevante rechtshandelingen van de Unie, uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of uit bestaande internationale overeenkomsten.

6.  Dit besluit is niet van toepassing op acties die vallen onder Verordening (EG) nr. 1257/96, Verordening (EG) nr. 1406/2002, Verordening (EG) nr. 1717/2006, Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) of Uniewetgeving betreffende actieprogramma's op het gebied van gezondheid, binnenlandse zaken en justitie.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.  Dit besluit is van toepassing op de samenwerking op het gebied van civiele bescherming. Deze samenwerking omvat onder meer:

a) preventie en paraatheidsacties binnen de Unie en, voor zover het artikel 5, lid 2, artikel 13, lid 2, en artikel 28 betreft, ook buiten de Unie; en

b) acties voor het verlenen van bijstand bij de respons op de onmiddellijke nadelige gevolgen van een ramp, binnen of buiten de Unie, met inbegrip van de in artikel 28, lid 1, bedoelde landen, naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het Uniemechanisme.

2.  In dit besluit wordt rekening gehouden met de speciale behoeften van geïsoleerde, ultraperifere en andere gebieden of eilanden van de Unie op het gebied van rampenpreventie, -paraatheid en -respons, en met de speciale behoeften van overzeese landen en gebieden op het gebieden van rampenrespons.

Artikel 3

Specifieke doelstellingen

1.  Het Uniemechanisme biedt ondersteuning en aanvulling, en vergemakkelijkt de coördinatie van de acties van de lidstaten ter verwezenlijking van de volgende gemeenschappelijke specifieke doelstellingen:

a) het bereiken van een hoog niveau van bescherming tegen rampen door de potentiële gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen, door een preventiecultuur te bevorderen en door de samenwerking tussen de civielebeschermings- en andere bevoegde diensten te verbeteren;

b) het vergroten van de paraatheid op het niveau van de lidstaten en van de Unie om te kunnen reageren op rampen;

▼M2

c) het bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij rampen of dreigende rampen, onder meer door maatregelen te treffen om de onmiddellijke gevolgen van rampen te beperken;

▼B

d) vergroten van het bewustzijn en de paraatheid van het publiek met betrekking tot rampen;

▼M2

e) het vergroten van de beschikbaarheid en het gebruik van wetenschappelijke kennis over rampen; en

f) het opvoeren van de samenwerkings- en coördinatieactiviteiten op grensoverschrijdend niveau en tussen de lidstaten die blootstaan aan dezelfde soort rampen.

▼B

2.  Indicatoren worden gebruikt voor het monitoren, evalueren en herzien, naar gelang van het geval, van de toepassing van dit besluit. Deze indicatoren zijn de volgende:

▼M2

a) vooruitgang in de implementatie van het rampenpreventiekader, die wordt afgemeten aan het aantal lidstaten dat de in artikel 6, lid 1, onder d), bedoelde informatie ter beschikking van de Commissie heeft gesteld;

▼B

b) vooruitgang in het vergroten van de rampenparaatheid, die wordt afgemeten aan het aantal responscapaciteiten dat is opgenomen in de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ met betrekking tot de capaciteitsdoelen, bedoeld in artikel 11, en het aantal modules dat in het CECIS geregistreerd is;

c) de vooruitgang in het verbeteren van de respons op rampen wordt afgemeten aan de snelheid waarmee acties in het kader van het Uniemechanisme worden uitgevoerd en de mate waarin de bijstand inspeelt op de behoeften in het veld; en

d) de vooruitgang bij de bewustmaking van het publiek en met betrekking tot de paraatheid voor rampen, afgemeten aan de mate waarin Unieburgers zich bewust zijn van de risico's in hun regio.

Artikel 4

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder

1.

"ramp" : elke situatie die ernstige gevolgen voor mensen, het milieu, of eigendommen, waaronder cultureel erfgoed, heeft of kan hebben;

2.

"respons" : elke actie die, naar aanleiding van een verzoek om bijstand, bij een dreigende ramp of tijdens of na een ramp in het kader van het Uniemechanisme wordt ondernomen, om de onmiddellijke nadelige gevolgen daarvan te bestrijden;

3.

"paraatheid" : een als gevolg van vooraf ondernomen actie bewerkstelligde staat van gereedheid en capaciteit aan menselijke en materiële middelen, structuren, gemeenschappen en organisaties waardoor door hen snel en doeltreffend op een ramp kan worden gereageerd;

4.

"preventie" : elke actie gericht op het verminderen van risico's of het verzachten van de nadelige gevolgen van een ramp voor mensen, het milieu en eigendommen, waaronder cultureel erfgoed;

5.

"vroegtijdige waarschuwing" : de tijdige en doeltreffende verstrekking van informatie waardoor maatregelen kunnen worden genomen om risico's en nadelige gevolgen van een ramp te voorkomen of te verminderen en de paraatheid voor een doeltreffende respons te bevorderen;

6.

"module" : een zelfvoorzienende en autonome, vooraf omschreven en taak- en behoeftegericht samenstelling van capaciteiten van de lidstaten of een mobiel operationeel team van de lidstaten dat een combinatie van menselijke en materiële middelen vormt in termen van interventie- en uitvoeringscapaciteit;

7.

"risicobeoordeling" : het algemeen sectoroverschrijdend proces van het in kaart brengen, analyseren en beoordelen van risico's op nationaal of een passend subnationaal niveau;

8.

"risicobeheersingsvermogen" :

het vermogen van een lidstaat of van zijn regio's om de in zijn risicobeoordelingen vastgestelde risico's te beperken, zich er aan aan te passen of deze te verzachten, met name wat betreft de gevolgen en de waarschijnlijkheid ervan, tot een voor die lidstaat aanvaardbaar niveau. Het risicobeheersingsvermogen wordt beoordeeld in termen van technische, financiële en bestuurlijke capaciteit tot het uitvoeren van adequate:

a) risicobeoordelingen

b) risicobeheersingsplanning (voor preventie en paraatheid) en

c) preventie- en paraatheidsmaatregelen;

9.

"gastlandondersteuning" : elke actie die in de paraatheids- en responsfase wordt ondernomen door het land dat bijstand ontvangt of zendt, of door de Commissie, om voorzienbare belemmeringen voor de via het Uniemechanisme verstrekte internationale bijstand weg te nemen. Het omvat steun van de lidstaten om de doorvoer van deze bijstand over hun grondgebied te faciliteren

10.

"responscapaciteit" : bijstand die via het Uniemechanisme op verzoek kan worden verstrekt;

11.

"logistieke ondersteuning" : de essentiële uitrusting of diensten waarover deskundigenteams bedoeld in artikel 17, lid 1, moeten beschikken om hun taken te vervullen, waaronder communicatiemiddelen, tijdelijke huisvesting, levensmiddelen en vervoer in het land;

▼M2

12.

"deelnemend land" : een derde land dat overeenkomstig artikel 28, lid 1, deelneemt aan het Uniemechanisme.

▼B



HOOFDSTUK II

PREVENTIE

Artikel 5

Preventieacties

1.  Voor het verwezenlijken van de preventiedoelstellingen en het uitvoeren van de -preventieacties neemt de Commissie de volgende maatregelen:

▼M2

a) verbeteren van de kennisbasis betreffende rampenrisico's, en beter faciliteren en bevorderen van samenwerking en de uitwisseling van kennis, de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en innovatie, beste praktijken en informatie, met name onder lidstaten die met dezelfde risico's worden geconfronteerd;

▼B

b) ondersteunen en bevorderen van de risicobeoordelings- en -inventarisatieactiviteiten van de lidstaten via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

c) opstellen en regelmatig actualiseren van een horizontaal overzicht en horizontale inventaris van de risico's op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waarmee de Unie geconfronteerd kan worden, waarbij een coherente aanpak gehanteerd wordt voor alle verschillende beleidsterreinen die zich met rampenpreventie bezighouden of daarvoor relevant zijn, en terdege rekening wordt gehouden met de vermoedelijke gevolgen van de klimaatverandering;

d) aanmoedigen van het uitwisselen van goede praktijken inzake het voorbereiden van de nationale systemen voor civiele bescherming op de gevolgen van klimaatverandering;

e) bevorderen en ondersteunen van de ontwikkeling en uitvoering van de risicobeheersactiviteit van de lidstaten via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

▼M2

f) bundelen en verspreiden van door de lidstaten ter beschikking gestelde informatie; organiseren van een uitwisseling van ervaring in verband met de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen; en faciliteren van de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van preventie- en paraatheidsplanning, onder meer door middel van vrijwillige collegiale toetsingen;

▼B

g) met inachtneming van de in artikel 6, onder c), vastgestelde termijnen periodiek verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen met de uitvoering van artikel 6;

h) bevorderen van het gebruik van verschillende financiële middelen van de Unie die duurzame rampenpreventie kunnen ondersteunen en de lidstaten en regio's ertoe aanmoedigen deze financieringsmogelijkheden te benutten;

▼M2

i) wijzen op het belang van risicopreventie, ondersteunen van de lidstaten bij bewustmaking, voorlichting en educatie van het grote publiek, en ondersteunen van de inspanningen van de lidstaten inzake voorlichting van het grote publiek over alarmsystemen, door richtsnoeren over die systemen te verstrekken, onder meer op grensoverschrijdend niveau;

▼B

j) bevorderen van preventiemaatregelen in de lidstaten en de in artikel 28 bedoelde derde landen via het uitwisselen van goede praktijken, en het bevorderen van de toegang tot specifieke kennis en expertise betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang; en

k) in nauw overleg met de lidstaten uitvoeren van extra ondersteunende en aanvullende preventieacties die nodig zijn om de in artikel 3, lid 1, onder a), genoemde doelstelling te verwezenlijken.

2.  Op verzoek van een lidstaat, een derde land of de Verenigde Naties of een VN-organisatie kan de Commissie een deskundigenteam ter plaatse uitzenden om advies over preventiemaatregelen te verstrekken.

▼M2

Artikel 6

Risicobeheersing

1.  Met het oog op het bevorderen van een effectieve en coherente benadering van de preventie van en paraatheid bij rampen door het uitwisselen van niet-gevoelige informatie waarvan de openbaarmaking niet in strijd is met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten, en het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken in het kader van het Uniemechanisme, doen de lidstaten het volgende:

a) doorgaan met het opstellen van risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau;

b) doorgaan met het ontwikkelen van de beoordeling van risicobeheersingsvermogen op nationaal of passend subnationaal niveau;

c) doorgaan met het ontwikkelen en verfijnen van rampenrisicobeheersingsplanning op nationaal of passend subnationaal niveau;

d) een samenvatting van de relevante onderdelen van de onder a) en b) bedoelde beoordelingen aan de Commissie ter beschikking stellen waarin de nadruk op de belangrijkste risico's wordt gelegd. Voor de belangrijkste risico's met grensoverschrijdende gevolgen, alsmede, in voorkomend geval, de weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen, beschrijven de lidstaten prioritaire preventie- en paraatheidsmaatregelen. De samenvatting wordt uiterlijk 31 december 2020 en nadien om de drie jaar en telkens wanneer er belangrijke veranderingen zijn, aan de Commissie verstrekt;

e) op vrijwillige basis deelnemen aan collegiale toetsingen van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen.

2.  De Commissie kan in samenwerking met de lidstaten ook specifieke overlegmechanismen opzetten om te komen tot betere passende preventie- en paraatheidsplanning en -coördinatie tussen de lidstaten die blootstaan aan gelijkaardige soorten rampen, onder meer voor uit hoofde van lid 1, onder d), vastgestelde grensoverschrijdende risico's en weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen.

3.  De Commissie zorgt uiterlijk 22 december 2019 samen met de lidstaten voor de nadere uitwerking van richtsnoeren inzake de indiening van de in lid 1, onder d), bedoelde samenvatting.

4.  Indien een lidstaat via het Uniemechanisme herhaaldelijk om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, kan de Commissie, na een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de activering, en met het doel de betrokken lidstaat steun te verlenen bij het versterken van zijn preventie- en paraatheidsniveau:

a) de lidstaat verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over specifieke preventie- en paraatheidsmaatregelen in verband met het navenante risico van dat soort ramp, en

b) waar passend, op basis van de verstrekte informatie:

i) voorstellen een deskundigenteam ter plaatse in te zetten om advies te verlenen over preventie- en paraatheidsmaatregelen, of

ii) aanbevelingen formuleren om het preventie- en paraatheidsniveau in de betrokken lidstaat te verbeteren. De Commissie en die lidstaat houden elkaar op de hoogte van eventueel naar aanleiding van dergelijke aanbevelingen getroffen maatregelen.

Indien een lidstaat via het Uniemechanisme driemaal binnen drie opeenvolgende jaren om dezelfde soort bijstand voor dezelfde soort ramp verzoekt, zijn de punten a) en b) van toepassing, tenzij uit een zorgvuldige analyse van de redenen en omstandigheden van de herhaalde activeringen blijkt dat dit niet nodig is.

▼B



HOOFDSTUK III

PARAATHEID

Artikel 7

Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties

Dit besluit richt het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (Emergency Response Coordination Centre - ERCC) op. De capaciteit van het ERCC is voldoende om vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, operationeel te zijn en het ERCC staat ten dienste van de lidstaten en de Commissie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Uniemechanisme.

Artikel 8

Algemene paraatheidsacties van de Commissie

De Commissie voert de volgende acties uit in verband met paraatheid:

a) beheren van het ERCC;

b) beheren van een gemeenschappelijk noodcommunicatie- en informatiesysteem (CECIS), dat het ERCC en de nationale contactpunten van de lidstaten in staat stelt om met elkaar te communiceren en informatie uit te wisselen;

c) bijdragen tot de ontwikkeling en betere integratie van transnationale systemen voor opsporing en vroegtijdige waarschuwing en alarmering van Europees belang om snel te kunnen reageren, alsmede bevorderen van het koppelen van de nationale systemen voor vroegtijdige waarschuwing en alarmering aan elkaar en aan het ERCC en het CECIS. Bij de verdere ontwikkeling van die systemen moet rekening worden gehouden met en worden voortgebouwd op bestaande en toekomstige bronnen en systemen voor informatievergaring, monitoring en opsporing;

d) ontwikkelen en beheren van de noodzakelijke capaciteit om in voorkomend geval teams van deskundigen te kunnen mobiliseren en uit te zenden voor het:

i) vaststellen van de behoeften waaraan door het Uniemechanisme kan worden tegemoet gekomen in de staat die om bijstand verzoekt,

ii) zo nodig helpen met het ter plaatse coördineren van hulp bij rampenrespons en onderhouden van de contacten met de bevoegde instanties van de verzoekende staat, en

iii) ondersteunen van de verzoekende staat met expertise op het gebied van preventie-, paraatheids- of responsacties;

e) ontwikkelen en handhaven van de capaciteit voor het verstrekken van logistieke ondersteuning aan deze deskundigenteams;

f) een netwerk van opgeleide deskundigen van de lidstaten die op korte termijn beschikbaar kunnen worden gesteld om het ERCC bijstand te verlenen bij monitoring van informatie en het faciliteren van de coördinatie;

g) faciliteren van de coördinatie van het vooraf positioneren door de lidstaten van rampenresponscapaciteit binnen de Unie.

h) ondersteunen van inspanningen ter verbetering van de interoperabiliteit van de modules en andere responscapaciteit, rekening houdend met de beste werkwijzen op het niveau van de lidstaten en op internationaal niveau.

i) binnen zijn bevoegdheidsgebied, de noodzakelijke maatregelen nemen ter facilitering van gastlandondersteuning, onder meer door het ontwikkelen en actualiseren, tezamen met de lidstaten, van richtsnoeren voor gastlandondersteuning op grond van praktijkervaring;

j) ondersteuning van het opzetten van vrijwillige, op vooraf bepaalde criteria gebaseerde programma's voor collegiale toetsing van de paraatheidstrategieën van de lidstaten, waarmee aanbevelingen kunnen worden geformuleerd om de paraatheid van de Unie te verbeteren; en

k) in nauw overleg met de lidstaten uitvoeren van extra ondersteunende en aanvullende paraatheidacties teneinde de in artikel 3, lid 1, onder b), genoemde doelstelling te verwezenlijken.

Artikel 9

Algemene paraatheidacties van lidstaten

1.  De lidstaten werken op vrijwillige basis aan de ontwikkeling van modules, met name om in het kader van het Uniemechanisme tegemoet te komen aan prioritaire interventie- of ondersteuningsbehoeften.

De lidstaten wijzen van te voren de modules, andere responscapaciteiten en deskundigen aan die binnen hun bevoegde diensten, in het bijzonder binnen hun civielebeschermings- en andere nooddiensten, op verzoek via het Uniemechanisme beschikbaar kunnen worden gesteld voor interventies. Zij houden er rekening mee dat de samenstelling van de modules of andere responscapaciteiten afhankelijk kan zijn van het soort ramp en de specifieke behoeften die door rampen ontstaan.

2.  De modules zijn samengesteld uit de middelen van een of meer lidstaten en

a) zijn in staat om vooraf omschreven responstaken uit te voeren overeenkomstig erkende internationale richtlijnen, en kunnen bijgevolg

i) op zeer korte termijn worden uitgezonden naar aanleiding van een verzoek via het ERCC; en

ii) gedurende een bepaalde periode op zelfvoorzienende en autonome wijze functioneren;

b) interoperabel zijn met andere modules;

c) een opleiding volgen en oefeningen houden om te kunnen voldoen aan de eisen inzake interoperabiliteit;

d) onder het gezag staan van een persoon die verantwoordelijk is voor het functioneren van modules, en

e) in staat zijn, naar gelang het geval, samen te werken met andere organen van de Unie en/of internationale organisaties, met name de Verenigde Naties.

3.  De lidstaten wijzen op vrijwillige basis van te voren de deskundigen aan die als lid van een deskundigenteam kunnen worden uitgezonden, zoals omschreven in artikel 8, onder d).

4.  De lidstaten overwegen om zo nodig ook andere responscapaciteiten ter beschikking te stellen waarvoor de middelen bij de bevoegde diensten beschikbaar kunnen zijn, of door niet-gouvernementele organisaties en andere relevante entiteiten verstrekt kunnen worden.

Andere responscapaciteiten kunnen middelen van een of meer lidstaten omvatten en, waar nodig:

a) zijn in staat om responstaken uit te voeren overeenkomstig erkende internationale richtlijnen en kunnen bijgevolg

i) op zeer korte termijn worden uitgezonden naar aanleiding van een verzoek via het ERCC; en

ii) gedurende een bepaalde periode op zelfvoorzienende en autonome wijze functioneren;

b) zij zijn in staat samen te werken met andere organen van de Unie en/of internationale organisaties, met name de Verenigde Naties, wanneer van toepassing.

5.  De lidstaten kunnen, met inachtneming van passende veiligheidswaarborgen, informatie verstrekken over relevante militaire capaciteit die in laatste instantie kan worden gebruikt als onderdeel van de bijstand die in het kader van het Uniemechanisme wordt verstrekt, zoals vervoer en logistieke of medische ondersteuning.

6.  De lidstaten verstrekken de Commissie relevante informatie over de deskundigen, modules en andere responscapaciteiten die zij beschikbaar stellen voor bijstand via het Uniemechanisme, als bedoeld in de leden 1 tot en met 4 en actualiseren deze informatie wanneer dat nodig is.

7.  De lidstaten wijzen de contactpunten als bedoeld in artikel 8, onder b), aan en stellen de Commissie daarvan in kennis.

8.  De lidstaten ondernemen passende paraatheidsacties om in voorkomend geval de gastlandondersteuning te faciliteren.

9.  De lidstaten nemen, met steun van de Commissie overeenkomstig artikel 23, passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de door hen aangeboden hulpmiddelen tijdig worden vervoerd.

Artikel 10

Planning van operaties

▼M2

1.  De Commissie en de lidstaten werken samen aan het verbeteren van de planning van responsoperaties bij — zowel door de natuur als door de mens veroorzaakte — rampen in het kader van het Uniemechanisme, onder meer door het opstellen van scenario's voor respons op rampen gebaseerd op de risicobeoordelingen als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), en het overzicht van risico's als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), het in kaart brengen van de beschikbare middelen en het opstellen van plannen voor de inzet van de responscapaciteit.

▼B

2.  De Commissie en de lidstaten bepalen en bevorderen de synergie tussen de bijstand op het gebied van civiele bescherming en financiële middelen voor humanitaire hulp die door de Unie en de lidstaten worden verstrekt bij het plannen van responsoperaties in geval van humanitaire crises buiten de Unie.

Artikel 11

▼M2

Europese pool voor civiele bescherming

1.  Er wordt een Europese pool voor civiele bescherming opgericht. Deze bestaat uit een pool van vrijwillig vooraf toegezegde responscapaciteit van de lidstaten en omvat modules, andere responscapaciteit en categorieën van deskundigen.

1 bis.  De door een lidstaat via de Europese pool voor civiele bescherming verleende bijstand vormt een aanvulling op de bestaande capaciteit in de verzoekende lidstaat, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten voor rampenpreventie en -respons op hun grondgebied.

2.  Op basis van de vastgestelde risico's, algehele capaciteit en tekorten, bepaalt de Commissie, bij krachtens artikel 32, lid 1, onder f), vastgestelde uitvoeringshandelingen, het soort en de hoeveelheid cruciale responscapaciteit die nodig is voor de Europese pool voor civiele bescherming („capaciteitsdoelen”).

De Commissie monitort in samenwerking met de lidstaten de vorderingen met de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen die in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen zijn beschreven, en stelt potentieel aanzienlijke responscapaciteitstekorten in de Europese pool voor civiele bescherming vast. Indien dergelijke tekorten worden vastgesteld, gaat de Commissie na of de lidstaten de noodzakelijke capaciteit elders dan in de Europese pool voor civiele bescherming kunnen vinden. De Commissie moedigt de lidstaten aan aanzienlijke responscapaciteittekorten in de Europese pool voor civiele bescherming op te vangen, en kan de lidstaten steun verlenen overeenkomstig artikel 20, artikel 21, lid 1, onder i), en artikel 21, lid 2.

▼B

3.  De Commissie stelt kwaliteitseisen vast voor de responscapaciteiten die de lidstaten voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ toezeggen. De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op erkende internationale standaarden voor zover dergelijke standaarden reeds bestaan. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun responscapaciteiten.

4.  De Commissie stelt een proces vast voor de certificatie en registratie van de responscapaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ en voert het beheer over dit proces.

5.  De lidstaten inventariseren en registreren op vrijwillige basis de responscapaciteiten die zij voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ vastleggen. Multinationale modules die worden geleverd door twee of meer lidstaten, worden door de betrokken lidstaten gezamenlijk geregistreerd.

6.  De responscapaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ blijven te allen tijde beschikbaar voor nationale doeleinden.

7.  De responscapaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ worden beschikbaar gesteld voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het ERCC. De definitieve beslissing over de inzet ervan wordt genomen door de lidstaten die de betrokken responscapaciteit hebben geregistreerd. De lidstaat die wegens een binnenlandse noodsituatie, overmacht of, in uitzonderlijke gevallen, ernstige redenen niet in staat is deze responscapaciteiten voor een specifieke ramp beschikbaar te stellen, stelt de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk onder verwijzing naar dit artikel in kennis.

8.  Wanneer de responscapaciteiten van de lidstaten worden ingezet, blijven zij onder hun leiding en controle staan en kunnen zij wanneer een lidstaat wegens een binnenlandse noodsituatie, overmacht of, in uitzonderlijke gevallen, ernstige redenen niet in staat is deze responscapaciteiten beschikbaar te houden, in overleg met de Commissie worden teruggetrokken. Waar nodig faciliteert de Commissie de coördinatie van de verschillende responscapaciteiten via het ERCC overeenkomstig de artiikelen 15 en 16.

9.  De lidstaten en de Commissie zorgen voor een passende bewustwording van het publiekmet betrekking tot de interventies waarbij de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ betrokken is.

▼M2

Artikel 12

rescEU

1.  rescEU wordt opgezet om bijstand te verlenen in overweldigende situaties waarbij de algehele bestaande capaciteit op nationaal niveau en de door de lidstaten aan de Europese pool voor civiele bescherming vooraf toegezegde capaciteit in de gegeven omstandigheden niet volstaan om doeltreffend te reageren op de in artikel 1, lid 2, bedoelde verschillende soorten rampen.

Teneinde een doeltreffende rampenrespons te waarborgen, zorgen de Commissie en de lidstaten waar passend voor een adequate geografische spreiding van rescEU-capaciteit.

2.  De Commissie bepaalt, bij krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandelingen, de capaciteit waaruit rescEU wordt samengesteld, rekening houdend met vastgestelde en nieuwe risico's, algehele capaciteit en tekorten op Unieniveau, met name op het gebied van de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, en medische noodrespons. Die uitvoeringshandelingen waarborgen consistentie met ander toepasselijk Unierecht. De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 22 juni 2019 vastgesteld.

3.  rescEU-capaciteit wordt aangekocht, gehuurd of geleaset door de lidstaten. Daartoe kan de Commissie de lidstaten rechtstreekse subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen. Indien de Commissie rescEU-capaciteit aankoopt namens de lidstaten, is de gezamenlijke aanbestedingsprocedure van toepassing. Financiële bijstand van de Unie wordt toegekend met inachtneming van de financiële regels van de Unie.

rescEU-capaciteit wordt ondergebracht bij de lidstaten die deze capaciteit aankopen, huren of leasen. In geval van gezamenlijke aanbesteding wordt rescEU-capaciteit ondergebracht bij de lidstaten namens welke de rescEU-capaciteit is aangekocht.

4.  De Commissie stelt in overleg met de lidstaten kwaliteitseisen vast voor de responscapaciteit die deel uitmaakt van rescEU. De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op erkende internationale standaarden voor zover dergelijke standaarden reeds bestaan.

5.  Een lidstaat die rescEU-capaciteit bezit, huurt of leaset, zorgt voor de registratie van die capaciteit in het Cecis, en voor de beschikbaarheid en inzetbaarheid van die capaciteit voor operaties van het Uniemechanisme.

rescEU-capaciteit mag uitsluitend voor nationale doeleinden, als bedoeld in artikel 23, lid 4 bis, worden gebruikt wanneer de capaciteit niet wordt gebruikt of niet nodig is voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme.

rescEU-capaciteit wordt gebruikt overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandelingen en operationele overeenkomsten tussen de Commissie en de lidstaat die dergelijke capaciteit bezit, leaset of huurt, waarin de algemene voorwaarden voor de inzet van rescEU-capaciteit, met inbegrip van deelnemend personeel, nader worden bepaald.

6.  rescEU-capaciteit is beschikbaar voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het ERCC overeenkomstig artikel 15 of artikel 16, leden 1 tot en met 9 en leden 11, 12 en 13. Het besluit over de inzet en demobilisatie, en besluiten in geval van strijdige verzoeken, worden door de Commissie genomen in nauwe samenspraak met de verzoekende lidstaat en de lidstaat die de capaciteit bezit, leaset of huurt, overeenkomstig de in lid 5, derde alinea, van dit artikel beschreven operationele overeenkomsten.

De lidstaat op het grondgebied waarvan rescEU-capaciteit wordt ingezet, is verantwoordelijk voor het sturen van de responsoperaties. In geval van inzet buiten de Unie zijn de lidstaten waarbij rescEU-capaciteit is ondergebracht, ervoor verantwoordelijk dat rescEU-capaciteit volledig in de algehele respons wordt geïntegreerd.

7.  In geval van inzet van rescEU-capaciteit komt de Commissie via het ERCC de operationele aspecten ervan overeen met de verzoekende lidstaat. De verzoekende lidstaat faciliteert de operationele coördinatie van zijn eigen capaciteit met de rescEU-activiteiten tijdens de operaties.

8.  Waar nodig faciliteert de Commissie de coördinatie van de verschillende responscapaciteiten via het ERCC overeenkomstig de artikelen 15 en 16.

9.  De lidstaten worden via het Cecis op de hoogte gesteld van de operationele status van rescEU-capaciteit.

10.  Indien een ramp buiten de Unie aanzienlijke gevolgen kan hebben voor een of meer lidstaten of de burgers ervan, kan rescEU-capaciteit worden ingezet, overeenkomstig de leden 6 tot en met 9 van dit artikel.

Indien rescEU-capaciteit in derde landen wordt ingezet, kunnen lidstaten in specifieke gevallen, overeenkomstig de krachtens artikel 32, lid 1, onder g), vastgestelde uitvoeringshandeling en zoals nader beschreven in de in lid 5, derde alinea, van dit artikel bedoelde operationele overeenkomsten, weigeren hun eigen personeel in te zetten.

▼B

Artikel 13

▼M2

Kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming

1.  De Commissie zet een netwerk op van relevante actoren en instellingen inzake civiele bescherming en rampenbeheersing, met inbegrip van kenniscentra, universiteiten en onderzoekers, die tezamen met de Commissie een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming vormen. De Commissie houdt daarbij rekening met de deskundigheid die beschikbaar is in de lidstaten en bij de organisaties die op dit gebied actief zijn.

Het netwerk voert op het gebied van opleiding, oefeningen, geleerde lessen en kennisverspreiding de volgende taken uit, daarbij strevend naar een genderevenwichtige samenstelling, waar passend in nauwe coördinatie met de relevante kenniscentra:

a) het opzetten en beheren van een opleidingsprogramma voor het personeel voor civiele bescherming en aanpak van noodsituaties inzake preventie van, paraatheid bij en respons op rampen. Het programma wordt zodanig opgezet dat de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van civiele bescherming wordt gefaciliteerd, en bevat gezamenlijke cursussen en een systeem voor het uitwisselen van deskundigheid op het gebied van de aanpak van noodsituaties, waaronder uitwisselingen van jonge beroepsbeoefenaren en ervaren vrijwilligers, en de detachering van deskundigen van de lidstaten.

Het opleidingsprogramma heeft ten doel de coördinatie, compatibiliteit en complementariteit van de in de artikelen 9, 11 en 12 bedoelde capaciteit alsmede de bekwaamheid van de in artikel 8, onder d) en f), bedoelde deskundigen te verbeteren;

▼B

b) het opzetten en beheren van een netwerk van opleidingscentra voor personeel voor civiele bescherming en crisisbeheersing en andere betrokken actoren en instanties inzake preventie van, paraatheid bij en respons op rampen.

Het opleidingsnetwerk heeft ten doel:

i) alle fasen van het rampenbeheer te versterken, rekening houdend met de aanpassing aan en de mitigatie van klimaatverandering;

ii) synergie tot stand te brengen tussen de leden door middel van de uitwisseling van ervaring en beste praktijken, nuttig onderzoek, geleerde lessen, cursussen en workshops, oefeningen en proefprojecten; en

iii) het opstellen van richtsnoeren voor opleidingen betreffende civiele bescherming op internationaal en Unieniveau, waaronder opleidingen op het gebied van preventie van, paraatheid voor en respons op rampen;

c) het ontwikkelen van een strategisch kader waarin de doelstellingen en de rol van de oefeningen worden vastgesteld, van een algemeen langetermijnplan met prioriteiten voor de oefeningen, en het opzetten en beheren van een oefeningenprogramma,

d) het opzetten en beheren van een programma voor het trekken van lessen uit de in het kader van het Uniemechanisme ondernomen acties op het gebied van de civiele bescherming, waarbij aandacht wordt besteed aan aspecten uit de gehele rampenbeheersingscyclus teneinde een brede basis te leggen voor de leerprocessen en de kennisontwikkeling. Het programma behelst onder meer:

i) het monitoren, analyseren en evalueren van alle relevante acties op het gebied van civiele bescherming binnen het Uniemechanisme;

ii) het bevorderen van de toepassing van de geleerde lessen om een op ervaring gebaseerd fundament te leggen voor het ontwikkelen van activiteiten in het kader van de rampenbeheersingscyclus; en

iii) het ontwikkelend van methoden en hulpmiddelen voor het verzamelen, analyseren, bevorderen en toepassen van geleerde lessen.

Dat programma omvat ook, indien van toepassing, uit interventies buiten de Unie geleerde lessen met betrekking tot het benutten van verbanden en synergie tussen in het kader van het Uniemechanisme verstrekte bijstand en humanitaire respons;

e) het opstellen van richtsnoeren betreffende kennisverspreiding en betreffende de uitvoering van de verschillende onder a) tot en met d) genoemde taken op het niveau van de lidstaten, en

▼M2

f) het stimuleren van onderzoek en innovatie en het aanmoedigen van de invoering en toepassing van relevante nieuwe technologieën ten behoeve van het Uniemechanisme.

▼B

2.  Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken houdt de Commissie specifiek rekening met de behoeften en belangen van lidstaten die het risico lopen te worden getroffen door rampen van soortgelijke aard.

3.  Op verzoek van een lidstaat, derde land, de Verenigde Naties of een VN-organisatie kan de Commissie een deskundigenteam ter plaatse uitzenden om advies te verstrekken over paraatheidsmaatregelen.

▼M2

4.  De Commissie voert de samenwerking inzake opleiding op en bevordert de uitwisseling van kennis en ervaring tussen het kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming en internationale organisaties en derde landen, teneinde bij te dragen tot het nakomen van internationale afspraken met betrekking tot rampenrisicovermindering, met name in de context van het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, vastgesteld op 18 maart 2015 op de derde wereldconferentie van de VN over rampenrisicovermindering in Sendai, Japan.

▼B



HOOFDSTUK IV

RESPONS

Artikel 14

Kennisgeving van rampen binnen de Unie

1.  Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden met grensoverschrijdende of mogelijk grensoverschrijdende effecten of met gevolgen of mogelijke gevolgen voor andere lidstaten, stelt de lidstaat waar de ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden de lidstaten die mogelijk door de ramp worden getroffen daarvan onverwijld in kennis, evenals, wanneer de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn, de Commissie.

De eerste alinea is niet van toepassing indien aan de verplichting tot kennisgeving reeds is voldaan op grond van andere Uniewetgeving, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie of van bestaande internationale overeenkomsten.

2.  Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden die waarschijnlijk zal leiden tot een verzoek om bijstand van één of meer lidstaten, brengt de lidstaat waar de ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden de Commissie er onverwijld van op de hoogte wanneer een mogelijk verzoek om bijstand via het ERCC kan worden verwacht, zodat de Commissie zo nodig de overige lidstaten kan inlichten en haar bevoegde diensten in staat van paraatheid kan brengen.

3.  De in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgevingen gebeuren zo nodig via het CECIS.

Artikel 15

Respons bij rampen binnen de Unie

▼M2

1.  Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan de getroffen lidstaat via het ERCC om bijstand verzoeken. Dit verzoek dient zo concreet mogelijk te zijn. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende bijstand rechtvaardigen.

▼B

2.  In uitzonderlijke situaties waarin sprake is van een verhoogd risico, kan een lidstaat ook verzoeken om bijstand in de vorm van het vooraf, voor beperkte duur, opslaan van responscapaciteit.

3.  Na ontvangst van een verzoek om bijstand gaat de Commissie onverwijld over tot, voor zover van toepassing,

a) het doorzenden van het verzoek naar de contactpunten van andere lidstaten;

b) het verzamelen, samen met de getroffen lidstaat, van gevalideerde informatie over de situatie en het doorgeven van die informatie aan de lidstaten;

c) het in overleg met de verzoekende lidstaat maken van aanbevelingen voor de verlening van bijstand via het Uniemechanisme, die gebaseerd zijn op de behoeften ter plaatse en de desbetreffende vooraf opgestelde plannen, als bedoeld in artikel 10, lid 1, en het doen van een verzoek aan de lidstaten om specifieke capaciteiten in te zetten, alsmede het faciliteren van de coördinatie van de vereiste bijstand; en

d) het nemen van aanvullende maatregelen om de coördinatie van de respons te vergemakkelijken.

4.  Een lidstaat die via het Uniemechanisme om bijstand wordt verzocht, bepaalt onverwijld of hij de vereiste bijstand kan geven en stelt de verzoekende lidstaat via het CECIS van zijn besluit in kennis, met vermelding van de omvang, de voorwaarden en, in voorkomend geval, de kosten van de bijstand die kan worden gegeven. Het ERCC houdt de lidstaten op de hoogte.

5.  De verzoekende lidstaat heeft de leiding over de bijstandsinterventies. De autoriteiten van de verzoekende lidstaat stellen richtsnoeren vast voor en bakenen de eventuele grenzen af van de taken waarvoor modules en andere responscapaciteiten worden ingezet. De concrete invulling van deze taken valt onder de verantwoordelijkheid van de daartoe door de bijstandverlenende lidstaat aangewezen persoon. De verzoekende lidstaat kan ook verzoeken om de inzet van een deskundigenteam dat helpt bij de analyses of het verzorgen van de coördinatie ter plaatse (tussen de teams van de lidstaten), of technisch advies verstrekt.

6.  De verzoekende lidstaat neemt passende maatregelen om het verlenen van gastlandondersteuning voor de inkomende hulp te faciliteren.

7.  De rol van de Commissie als beschreven in dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten voor hun teams, modules en andere ondersteuningscapaciteiten, waaronder militaire vermogens. Met name geeft de coördinatie door de Commissie geen aanleiding tot het geven van bevelen aan en het uitoefenen van toezicht op teams, modules en andere steun van de lidstaten, die op vrijwillige basis worden ingezet in overeenstemming met de coördinatie op het niveau van het hoofdkwartier en ter plaatse.

Artikel 16

Bevorderen van samenhang in de respons op rampen buiten de Unie

▼M2

1.  Wanneer buiten de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan het betrokken land via het ERCC om bijstand verzoeken. Er kan ook om bijstand worden verzocht via of door de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende bijstand rechtvaardigen.

2.  Interventies als bedoeld in dit artikel, kunnen hetzij als autonome bijstandsinterventie, hetzij als bijdrage tot een door een internationale organisatie geleide interventie worden uitgevoerd. De coördinatie door de Unie wordt volledig geïntegreerd in de algemene coördinatie door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA), waarbij de leidende rol van deze organisatie in acht wordt genomen. In geval van door de mens veroorzaakte rampen of complexe noodsituaties, ziet de Commissie toe op de conformiteit met de Europese consensus over humanitaire hulp ( 2 ), en het respect voor de humanitaire beginselen.

▼B

3.  De Commissie bevordert de samenhang in de bijstandverlening met de volgende acties:

a) onderhouden van een dialoog met de contactpunten van de lidstaten om ervoor te zorgen dat via het Uniemechanisme een effectieve en samenhangende Uniebijdrage inzake rampenrespons wordt geleverd tot de algehele noodhulpinspanning, in het bijzonder door:

i) de lidstaten onverwijld in kennis te stellen van de volledige inhoud van bijstandsverzoeken;

ii) het ondersteunen van een gemeenschappelijke situatie- en behoeftenanalyse, het verstrekken van technische bijstand en/of het faciliteren van de bijstandcoördinatie ter plaatse door een team van deskundigen op het gebied van civiele bescherming dat ter plaatse aanwezig is;

iii) het delen van relevante evaluaties en analyses met alle betrokken actoren;

iv) het verstrekken van een overzicht van de bijstand die door lidstaten en andere actoren wordt aangeboden;

v) het verstrekken van advies over het soort bijstand dat nodig is, zodat de verleende bijstand in overeenstemming is met de behoefteanalyses; en

vi) het verlenen van bijstand bij het oplossen van praktische moeilijkheden bij de aanvoer van hulp, op terreinen zoals doorvoer en douane;

b) waar mogelijk in samenwerking met het getroffen land, onmiddellijk maken van aanbevelingen op basis van de behoeften ter plaatse en van de nodige vooraf ontwikkelde plannen, doen van een verzoek aan de lidstaten om specifieke capaciteiten in te zetten en faciliteren van de coördinatie van de gevraagde bijstand;

c) onderhouden van contacten met het getroffen land over technische details, zoals de precieze behoefte aan bijstand, de aanvaarding van aangeboden bijstand en de praktische regeling van de lokale ontvangst en distributie van de bijstand;

d) onderhouden van contacten met of ondersteunen van OCHA en samenwerken met andere betrokken actoren die bijdragen tot de algehele noodhulpinspanning, om te komen tot maximale synergie en complementariteit en om overlappingen en lacunes te voorkomen; en

e) onderhouden van contacten met alle relevante actoren, met name in de eindfase van de bijstandsinterventie in het kader van het Uniemechanisme, om een probleemloze overdracht te bevorderen.

4.  Onverminderd de rol van de Commissie zoals omschreven in lid 3 en de noodzaak van een onmiddellijke operationele respons in het kader van het Uniemechanisme, stelt de Commissie bij de activering van het Uniemechanisme de Europese Dienst voor extern optreden op de hoogte, zodat de civiele beschermingsoperatie kan verlopen in overeenstemming met de algemene betrekkingen van de Unie met het getroffen land. Overeenkomstig artikel 2 houdt de Commissie de lidstaten volledig op de hoogte.

5.  Ter plaatse verlopen de contacten met de regering van het getroffen land in voorkomend geval via de delegatie van de Unie. Zo nodig verstrekt de delegatie van de Unie logistieke ondersteuning aan de deskundigenteams als bedoeld in lid 3, onder a), punt ii).

6.  Een lidstaat die via het Uniemechanisme om bijstand wordt verzocht, bepaalt onverwijld of hij de vereiste bijstand kan geven en stelt het ERCC via het CECIS van zijn besluit in kennis, met vermelding van de omvang en de voorwaarden van de bijstand die kan worden gegeven. Het ERCC houdt de lidstaten op de hoogte.

7.  Het Uniemechanisme kan ook worden gebruikt voor het verlenen van steun in het kader van civiele bescherming voor consulaire bijstand aan burgers van de Unie die in een derde land in een rampsituatie verkeren, indien de consulaire autoriteiten van de betrokken lidstaten een daartoe strekkend verzoek doen.

8.  Op grond van een verzoek om bijstand, kan de Commissie extra ondersteunende en aanvullende maatregelen nemen die nodig zijn om te zorgen voor samenhang in de bijstandverlening.

9.  De coördinatie via het Uniemechanisme doet geen afbreuk aan bilaterale contacten tussen lidstaten en het getroffen land, noch aan de samenwerking tussen lidstaten en de Verenigde Naties en andere bevoegde internationale organisaties. Deze bilaterale contacten kunnen worden gebruikt voor het bevorderen van de coördinatie via het Uniemechanisme.

10.  De rol van de Commissie als beschreven in dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten voor hun teams, modules en andere ondersteuning, waaronder militaire capaciteiten. Met name geeft de steun door de Commissie geen aanleiding tot het geven van bevelen aan en het uitoefenen van toezicht op de teams, modules en andere steun van de lidstaten, die op vrijwillige basis worden ingezet in overeenstemming met de coördinatie op het niveau van het hoofdkwartier en ter plaatse.

11.  Er wordt gestreefd naar synergie met andere instrumenten van de Unie, in het bijzonder de acties die worden gefinancierd krachtens Verordening (EG) nr. 1257/96. De Commissie zorgt voor coördinatie tussen de instrumenten en ziet er, waar passend, op toe dat de acties op het gebied van civiele bescherming van de lidstaten die bijdragen tot een ruimere humanitaire respons, voor zover mogelijk uit hoofde van dit besluit gefinancierd worden.

12.  Wanneer een beroep gedaan wordt op het Uniemechanisme, houden de lidstaten die bijstand verstrekken, het ERCC volledig op de hoogte van hun activiteiten.

13.  De teams en modules van de lidstaten die ter plaatse deelnemen aan de interventie in het kader van het Uniemechanisme onderhouden nauwe contacten met het ERCC en de deskundigenteams ter plaatse, als bedoeld in lid 3, onder a), punt ii).

Artikel 17

Ondersteuning op locatie

1.  De Commissie kan een deskundigenteam selecteren, aanwijzen en uitzenden dat is samengesteld uit deskundigen die zijn geleverd door de lidstaten:

a) in geval van een ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16, lid 3;

b) in geval van een ramp binnen de Unie als bedoeld in artikel 15, lid 5;

c) naar aanleiding van een verzoek om een preventie-expertise overeenkomstig artikel 5, lid 2; of

d) naar aanleiding van een verzoek om een paraatheidsexpertise overeenkomstig artikel 13, lid 3.

Ter ondersteuning van dit team en ter facilitering van de contacten met het ERCC kunnen deskundigen van de Commissie en andere diensten van de Unie aan het team worden toegevoegd. Deskundigen van VN-OCHA en andere internationale organisaties kunnen aan het team worden toegevoegd om de samenwerking te versterken en behulpzaam te zijn bij gezamenlijke beoordelingen

2.  De procedure voor de selectie en benoeming van deskundigen verloopt als volgt:

a) de lidstaten wijzen deskundigen aan die onder hun verantwoordelijkheid vallen en die kunnen worden ingezet als lid van een deskundigenteam;

b) de Commissie selecteert de deskundigen voor deze teams en de teamleiders op basis van hun kwalificaties en ervaring, waaronder de opleiding die zij in het kader van het Uniemechanisme hebben gevolgd en ervaring met eerdere missies in het kader van het Uniemechanisme en ander internationaal hulpverleningswerk. De selectie wordt tevens gebaseerd op andere criteria, zoals talenkennis, teneinde ervoor te zorgen dat de teams als geheel beschikken over de vaardigheden die nodig zijn voor een specifieke situatie;

c) de Commissie wijst de deskundigen/teamleiders voor de missie aan in overeenstemming met de lidstaat waardoor zij zijn voorgedragen.

3.  Wanneer een deskundigenteam wordt uitgezonden, bevordert het de coördinatie tussen de interventieteams van de lidstaten en onderhoudt het contacten met de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat, als bepaald in artikel 8, onder d). Het ERCC onderhoudt nauwe contacten met het team en geeft sturing en logistieke ondersteuning.

Artikel 18

Vervoer en uitrusting

1.  Bij een ramp binnen of buiten de Unie kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en vervoermiddelen door

a) het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en vervoermiddelen die door de lidstaten beschikbaar kunnen worden gesteld, teneinde de bundeling van deze uitrusting en vervoermiddelen te vergemakkelijken;

b) het bijstaan van lidstaten bij het vaststellen welke vervoermiddelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze vervoermiddelen; of

c) het bijstaan van lidstaten bij het vaststellen van uitrusting die uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen.

2.  De Commissie kan de door lidstaten verstrekte vervoermiddelen aanvullen door het financieren van aanvullende vervoermiddelen die nodig zijn voor een snelle respons bij rampen.



HOOFDSTUK V

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 19

Begrotingsmiddelen

▼M2

1.  De financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme voor de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 574 028 000  EUR in lopende prijzen.

Het bedrag van 425 172 000  EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 3 („Veiligheid en burgerschap”) en 148 856 000  EUR in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 4 („De EU als mondiale partner”) van het meerjarig financieel kader.

▼B

2.  Kredieten die het gevolg zijn van vergoedingen die door begunstigden voor responsacties bij rampen zijn betaald, worden beschouwd als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012.

3.  De in lid 1 bedoelde financiële middelen zijn ook bestemd voor uitgaven voor voorbereidings-, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die noodzakelijk zijn voor het beheer van het Uniemechanisme en het verwezenlijken van de doelstellingen ervan.

Deze uitgaven kunnen met name betrekking hebben op studies, bijeenkomsten van deskundigen en voorlichtings- en communicatieactiviteiten, waaronder de communicatie over de politieke prioriteiten van de E Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van het Uniemechanisme, alsook uitgaven in verband met IT-netwerken voor het verwerken en uitwisselen van informatie (inclusief de koppeling van deze netwerken aan bestaande of toekomstige systemen die zijn of worden opgezet voor het bevorderen van sectoroverschrijdende gegevensuitwisseling en daarmee verband houdende apparatuur), en alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie voor het beheer van het programma moet doen.

4.  De financiële middelen als bedoeld in lid 1 worden voor de periode 2014-2020 toegewezen conform de in bijlage I opgenomen percentages en beginselen.

5.  De Commissie herziet de in bijlage I opgenomen uitsplitsing in het licht van de resultaten van de tussentijdse evaluatie bedoeld in artikel 34, lid 2, onder a). De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 29 bis, indien nodig als gevolg van de resultaten van die evaluatie, gedelegeerde handelingen vast te stellen, ten einde elk van de cijfers in bijlage I met meer dan 8 procentpunten, oplopend tot 16 procentpunten, aan te passen. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 30 juni 2017 vastgesteld.

6.  Indien dit in geval een noodzakelijke herziening van de begrotingsmiddelen die beschikbaar zijn voor responsacties om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen ten einde elk van de cijfers in bijlage I met meer dan 8 procentpunten, oplopend tot 16 procentpunten, aan te passen, binnen de beschikbare begrotingstoewijzingen en volgens de procedure bepaald in artikel 31.

Artikel 20

Algemene acties die in aanmerking komen voor financiële bijstand

De volgende algemene acties komen in aanmerking voor financiële bijstand ter verbetering van preventie van, paraatheid bij en doeltreffende respons op rampen:

a) studies, enquêtes, modellen en scenario's voor het vergemakkelijken van de uitwisseling van kennis, beste praktijken en informatie;

b) opleidingen, oefeningen, workshops, uitwisseling van personeel en deskundigen, creëren van netwerken, demonstratieprojecten en overdracht van technologie;

c) monitoring, beoordeling en evaluatie;

d) voorlichting, opleiding en bewustmaking van het grote publiek en daarmee verband houdende acties voor het verspreiden van informatie, teneinde de burgers te betrekken bij het voorkómen en tot een minimum beperken van de gevolgen van rampen in de Unie en Unieburgers te helpen zich doeltreffender en op duurzame wijze te beschermen;

e) opzetten en beheren van een programma van de lessen die zijn getrokken uit interventies en oefeningen die in het kader van het Uniemechanisme zijn uitgevoerd, onder meer op terreinen die van belang zijn voor preventie en paraatheid; en

f) communicatieacties en -maatregelen om de bekendheid met de werkzaamheden van de lidstaten en de Unie op het gebied van civiele bescherming, en meer in het bijzonder op het terrein van rampenpreventie, -paraatheid en -respons te vergroten.

▼M2

Artikel 20 bis

Zichtbaarheid en prijzen

1.  Elke bijstand of financiering die uit hoofde van dit besluit wordt verstrekt, dient de nodige zichtbaarheid te geven aan de Unie, met inbegrip van nadruk op het logo van de Unie voor de capaciteit die wordt genoemd onder de artikelen 11 en 12 en artikel 21, lid 2, onder c). De Commissie ontwikkelt een communicatiestrategie om de tastbare resultaten van de acties in het kader van het Uniemechanisme onder de aandacht van de burgers te brengen.

2.  De Commissie reikt medailles uit om langdurige inzet voor en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming van de Unie te erkennen en te eren.

▼B

Artikel 21

Preventie- en paraatheidsacties die in aanmerking komen voor financiële bijstand

1  De volgende preventie- en paraatheidsacties komen in aanmerking voor financiële bijstand:

a) de medefinanciering van projecten, studies, workshops, onderzoeken en soortgelijke maatregelen en activiteiten als bedoeld in artikel 5;

b) de medefinanciering van collegiale toetsingen als bedoeld in artikel 6, onder j) van artikel 8;

c) zorg dragen voor de vervulling van de taken van het ERCC, overeenkomstig artikel 8, onder a);

d) voorbereiden van het mobiliseren en uitzenden van de deskundigenteams als bedoeld in artikel 8, onder d), en artikel 17, en ontwikkelen en in stand houden van piekcapaciteit door een netwerk van opgeleide deskundigen van de lidstaten, als bedoeld in artikel 8, onder f);

e) opzetten en onderhouden van het CECIS en van andere instrumenten voor communicatie en informatie-uitwisseling tussen het ERCC, de contactpunten van de lidstaten en andere deelnemers in het kader van het Uniemechanisme;

f) bijdragen tot de ontwikkeling van transnationale systemen van Europees belang voor opsporing, vroegtijdige waarschuwing en alarmering om snel te kunnen reageren, alsmede bevorderen van het koppelen van de nationale systemen voor vroegtijdige waarschuwing en alarmering aan elkaar en aan het ERCC en het CECIS. Hierbij moet rekening worden gehouden met en voortgebouwd worden op bestaande en toekomstige bronnen en systemen voor informatievergaring, monitoring endetectie;

g) plannen van responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme, overeenkomstig artikel 10;

h) ondersteunen van de activiteiten inzake paraatheid, als bedoeld in artikel 13;

i) ontwikkelen van de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ , als bedoeld in artikel 11, overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

▼M2

j) opzetten, beheren en in stand houden van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12;

▼B

k) zorgen voor de beschikbaarheid van logistieke ondersteuning voor de deskundigenteams als bedoeld in artikel 17, lid 1,

l) faciliteren van de coördinatie van het vooraf opslaan door de lidstaten van responscapaciteit bij rampen binnen de Unie, als bedoeld in artikel 8, onder g); en

m) ondersteunen van de verstrekking, op verzoek van een lidstaat, een derde land, de Verenigde Naties of een VN-organisatie, van advies over preventie- en paraatheidsmaatregelen door het uitzenden van een deskundigenteam, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 13, lid 3.

2.  Het in aanmerking komen voor financiële bijstand van de actie bedoeld in punt i) van lid 1 wordt beperkt tot:

a) kosten op het niveau van de Unie voor het opzetten en beheren van de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ en de daarmee samenhangende processen, als bedoeld in artikel 11.

b) de kosten voor de verplichte opleidingscursussen, oefeningen en workshops voor de certificering van de responscapaciteiten die de lidstaten beschikbaar stellen voor de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ ("certificeringskosten"). De certificeringskosten bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of forfaitaire bedragen per soort capaciteit en kan oplopen tot 100 procent van de kosten die voor financiering in aanmerking komen, en

▼M2

c) kosten die samenhangen met het verbeteren of herstellen van responscapaciteit tot een staat van paraatheid en beschikbaarheid waardoor deze kan worden ingezet in het kader van de Europese pool voor civiele bescherming, conform de kwaliteitseisen voor de Europese pool voor civiele bescherming en, voor zover van toepassing, de tijdens het certificeringsproces geformuleerde aanbevelingen („aanpassingskosten”). Deze kosten kunnen onder meer kosten omvatten die verband houden met inzetbaarheid, interoperabiliteit van modules en andere responscapaciteit, autonomie, zelfvoorziening, vervoerbaarheid, verpakking en andere noodzakelijke kosten, mits deze specifiek samenhangen met de deelname van de capaciteit aan de Europese pool voor civiele bescherming.

Aanpassingskosten kunnen onder meer omvatten:

i) 75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een verbetering, mits dat bedrag niet meer bedraagt dan 50 % van de gemiddelde kosten van de ontwikkeling van de capaciteit, en

ii) 75 % van de voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten bij een herstel.

De responscapaciteit die financiering ontvangt uit hoofde van de punten i) en ii), wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de Europese pool voor civiele bescherming voor een minimale termijn die samenhangt met de ontvangen financiering en varieert tussen drie en tien jaar vanaf de daadwerkelijke beschikbaarstelling als deel van de Europese pool voor civiele bescherming, tenzij de economische levensduur ervan korter is.

De aanpassingskosten kunnen bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of uit vaste bedragen per soort capaciteit.

▼M2 —————

▼M2

3.  De financiële bijstand voor de activiteiten die zijn genoemd in lid 1, onder j), dekt de kosten die noodzakelijk zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen overeenkomstig de tweede alinea van dit lid.

De Commissie zorgt ervoor dat de in dit lid bedoelde financiële bijstand overeenkomt met minstens 80 % en hoogstens 90 % van de totale geraamde kosten die nodig zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen. Het resterende bedrag wordt gedragen door de lidstaten waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht. De totale geraamde kosten voor elke soort rescEU-capaciteit worden bepaald door middel van uitvoeringshandelingen die overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder g), worden vastgesteld. Bij het berekenen van de totale geraamde kosten wordt rekening gehouden met de in bijlage I bis vastgestelde categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bis wat betreft de categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

De in dit lid bedoelde financiële bijstand kan worden geïmplementeerd middels meerjarige werkprogramma's. Voor acties die langer dan één jaar duren, kunnen de begrotingsvastleggingen over jaarlijkse tranches worden verdeeld.

4.  Voor capaciteit die is opgezet om te reageren op weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen, zoals gedefinieerd in krachtens artikel 32, lid 1, onder h bis), vastgestelde uitvoeringshandelingen, dekt de financiële bijstand van de Unie alle kosten die nodig zijn om beschikbaarheid en inzetbaarheid te garanderen.

5.  De in lid 3 bedoelde kosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald per categorie of soort capaciteit, naargelang het geval.

▼B

Artikel 22

Responsacties die in aanmerking komen voor financiële bijstand

De volgende responsacties komen in aanmerking voor financiële bijstand:

a) uitsturen van deskundigenteams als bedoeld in artikel 17, lid 1, in combinatie met logistieke ondersteuning en het uitsturen van de deskundigenteams als bedoeld in artikel 8, onder d) en e),

b) in het geval van een ramp,ondersteuning van lidstaten bij het verkrijgen van toegang tot uitrusting en vervoermiddelen, zoals omschreven in artikel 23; en

c) op grond van een verzoek om bijstand, het nemen van extra ondersteunende en aanvullende maatregelen die nodig zijn om de respons op de meest doeltreffende wijze te coördineren.

Artikel 23

▼M2

Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties

▼B

1.  De volgende acties komen in aanmerking voor financiële bijstand voor het verschaffen van toegang tot uitrusting en vervoermiddelen in het kader van het Uniemechanisme:

a) het verstrekken en uitwisselen van informatie over uitrusting en vervoermiddelen die de lidstaten besluiten beschikbaar te stellen, om het bundelen van deze uitrusting en vervoermiddelen te vergemakkelijken;

b) het bijstaan van lidstaten bij het vaststellen welke vervoermiddelen uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kunnen worden verkregen, en het bevorderen van de toegang tot deze vervoermiddelen;

c) het bijstaan van lidstaten bij het vaststellen welke uitrusting uit andere bronnen, waaronder de commerciële markt, kan worden verkregen; en

d) het financieren van vervoermiddelen die nodig zijn voor een snelle reactie op rampen. Deze acties komen alleen in aanmerking voor financiële steun als aan de volgende criteria is voldaan:

i) in het kader van het Uniemechanisme is een verzoek om bijstand gedaan, overeenkomstig de artiikelen 15 en 16;

ii) de aanvullende vervoermiddelen zijn nodig voor een effectieve rampenrespons in het kader van het Uniemechanisme;

iii) de bijstand is in overeenstemming met de door het ERCC vastgestelde behoeften en wordt geleverd overeenkomstig de aanbevelingen van het ERCC betreffende technische specificaties, kwaliteit, tijdstip en voorwaarden voor levering;

iv) de bijstand is door het verzoekende land rechtstreeks of via de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie aanvaard in het kader van het Uniemechanisme; en

v) de bijstand vormt een aanvulling, in het geval van rampen in derde landen, op alle humanitaire hulpverlening van de Unie.

▼M2

1 bis.  Het bedrag van financiële bijstand van de Unie voor het vervoer van capaciteit die niet vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming en die wordt ingezet in geval van een ramp of een dreigende ramp binnen of buiten de Unie, bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten.

▼M2

2.  De financiële bijstand van de Unie voor capaciteit die vooraf is toegezegd aan de Europese pool voor civiele bescherming, bedraagt ten hoogste 75 % van de kosten die voor de inzet van de capaciteit, met inbegrip van vervoer, noodzakelijk zijn bij een ramp of een dreigende ramp binnen de Unie of een deelnemend land.

3.  De financiële bijstand van de Unie voor vervoermiddelen bedraagt ten hoogste 75 % van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten in verband met vervoer van de capaciteit die vooraf is toegezegd voor de Europese pool voor civiele bescherming, indien zij wordt ingezet bij een ramp of een dreigende ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16.

4.  De financiële bijstand van de Unie voor vervoermiddelen mag voorts 100 % dekken van de totale voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten als omschreven onder a), b), c) en d), indien dit noodzakelijk is om de bijstand van de lidstaten op een operationeel doeltreffende manier te bundelen en indien de kosten verband houden met een van de volgende zaken:

a) de huur voor korte tijd van opslagcapaciteit om de bijstand van de lidstaten tijdelijk op te slaan teneinde het gecoördineerde vervoer ervan te faciliteren;

b) het vervoer vanuit de lidstaat die de bijstand verstrekt, naar de lidstaat die het gecoördineerde vervoer ervan faciliteert;

c) het herverpakken van de bijstand van de lidstaten om de beschikbare vervoerscapaciteit optimaal te benutten of aan specifieke operationele vereisten te voldoen, of

d) het lokale vervoer, de doorvoer en de opslag van gebundelde bijstand met het oog op een gecoördineerde levering op de eindbestemming in het verzoekende land.

4 bis.  Indien rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12, lid 5, voor nationale doeleinden wordt gebruikt, worden alle kosten, waaronder onderhouds- en herstelkosten, gedekt door de lidstaat die de capaciteit gebruikt.

4 ter.  In geval van inzet van rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme dekt de financiële bijstand van de Unie 75 % van de operationele kosten.

In afwijking van het bepaalde in voorgaande alinea dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten van de voor weinig waarschijnlijke rampen met ernstige gevolgen nodige rescEU-capaciteit die wordt ingezet in het kader van het Uniemechanisme.

4 quater.  Voor in artikel 12, lid 10, bedoelde inzet buiten de Unie, dekt de financiële bijstand van de Unie 100 % van de operationele kosten.

4 quinquies.  Indien de in dit artikel bedoelde financiële bijstand van de Unie niet 100 % van de kosten dekt, wordt het resterende bedrag van de kosten gedragen door de verzoeker van de bijstand, tenzij anders overeengekomen met de lidstaat die bijstand aanbiedt of de lidstaat waarbij de rescEU-capaciteit is ondergebracht.

▼B

5.  In het geval van bundeling van vervoer operaties waarbij meerdere lidstaten zijn betrokken, kan een van hen bij het aanvragen van financiële steun het voortouw nemen en om steun voor de gehele operatie vragen.

6.  Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een contract te sluiten voor de levering van vervoer diensten, verzoekt de Commissie om gedeeltelijke vergoeding van de kosten overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 4 vermelde financieringspercentages.

7.  De volgende kosten komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie voor vervoermiddelen in de zin van dit artikel: alle kosten die verband houden met de verplaatsing van de vervoermiddelen, met inbegrip van de kosten van alle diensten, honoraria, logistieke en afhandelingskosten, brandstof en mogelijke verblijfskosten, alsmede andere indirecte kosten zoals belastingen, heffingen in het algemeen en doorvoerkosten.

▼M2

8.  De vervoerskosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald volgens de categorie van de kosten.

▼B

Artikel 24

Begunstigden

Financiële steun uit hoofde van dit besluit kan worden verleend aan privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 25

Financieringsvormen en uitvoeringsprocedures

1.  De Commissie verleent de financiële bijstand van de Unie overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012.

2.  Financiële bijstand uit hoofde van dit besluit kan alle in Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012voorziene vormen aannemen, met name subsidies, onkostenvergoedingen, overheidsopdrachten of bijdragen aan trustfondsen.

3.  Voor de uitvoering van dit besluit stelt de Commissie jaarlijkse door middel van uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma's vast, uitgezonderd voor acties die vallen onder respons op rampen als omschreven in hoofdstuk IV, die niet op voorhand kunnen worden voorzien. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 33, lid 2. De jaarlijks werkprogramma's bevatten de doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode en het totale bedrag dat met de uitvoering is gemoeid. Ook bevatten zij een beschrijving van de te financieren acties, een indicatie van het bedrag dat aan elke actie wordt toegewezen en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. Voor de in artikel 28, lid 2, bedoelde financiële bijstand worden in de jaarlijkse werkprogramma’s de acties beschreven die voor elk daarin bedoeld land zijn voorzien.

Artikel 26

Complementariteit en samenhang van acties van de Unie

▼M2

1.  Acties waarvoor uit hoofde van dit besluit financiële bijstand wordt verleend, komen niet in aanmerking voor bijstand uit hoofde van andere financiële instrumenten van de Unie. Overeenkomstig artikel 191, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 ( 3 ) belet financiële bijstand die op grond van de artikelen 21, 22 en 23 van dit besluit is toegekend, echter niet dat financiële bijstand wordt toegekend ten laste van andere financiële instrumenten van de Unie volgens de daarin vervatte voorwaarden.

De Commissie ziet erop toe dat aanvragers van financiële bijstand uit hoofde van dit besluit, en de ontvangers van die bijstand, haar informatie verstrekken over financiële bijstand uit andere bronnen, inclusief de algemene begroting van de Unie, alsmede over lopende aanvragen voor deze bijstand.

2.  Er worden synergieën, complementariteit en meer coördinatie met andere instrumenten van de Unie ontwikkeld, bijvoorbeeld de instrumenten ter ondersteuning van cohesie-, plattelandsontwikkelings-, onderzoeks-, gezondheids-, migratie- en veiligheidsbeleid, alsmede het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Bij optreden in humanitaire crises in derde landen zorgt de Commissie ervoor dat de acties die uit hoofde van dit besluit worden gefinancierd met acties die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 worden gefinancierd samenhangend en complementair zijn, en dat die acties in overeenstemming met de Europese consensus over humanitaire hulp worden uitgevoerd.

▼B

3.  Indien bijstand uit hoofde van het Uniemechanisme bijdraagt aan humanitair optreden van de Unie, in het bijzonder in complexe noodsituaties, moeten acties waarvoor financiële bijstand uit hoofde van dit besluit wordt ontvangen, gebaseerd zijn op vastgestelde behoeften en in overeenstemming zijn met de humanitaire beginselen en de beginselen ten aanzien van het gebruik van middelen voor civiele bescherming en militaire middelen, als neergelegd in de Europese consensus over humanitaire hulp.

Artikel 27

Bescherming van financiële belangen van Unie

1.  De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden gevrijwaard door de toepassing van preventieve maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.  De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van dit besluit financiële middelen van de EU hebben ontvangen, aan de hand van stukken en ter plaatse te controleren.

3.  Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad ( 5 ), onderzoek uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om na te gaan of in verband met een subsidieovereenkomst, een subsidiebesluit of een contract waarvoor uit hoofde van dit besluit financiële bijstand wordt verleend fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.  Onverminderd de leden 1, 2 en 3, bevatten samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen om binnen hun respectieve bevoegdheden dergelijke audits en onderzoeken te verrichten.



HOOFDSTUK VI

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 28

Derde landen en internationale organisaties

▼M2

1.  Het Uniemechanisme staat open voor deelname van:

a) de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de voorwaarden van de EER-overeenkomst, en andere Europese landen indien overeenkomsten en procedures dit bepalen;

b) toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of overeenkomsten van gelijke strekking.

1 bis.  De deelname aan het Uniemechanisme omvat de deelname aan de activiteiten ervan overeenkomstig de in dit besluit bepaalde doelstellingen, voorschriften, criteria, procedures en termijnen, en voldoet aan de specifieke voorwaarden die zijn vastgelegd in de overeenkomsten tussen de Unie en het deelnemend land.

▼B

2.  Financiële bijstand als bedoeld in artikel 20 en artikel 21, lid 1, onder a), b), f) en h) kan ook worden verleend aan kandidaat-lidstaten en aan potentiële kandidaat die niet aan het Uniemechanisme deelnemen en aan landen die deel uitmaken van het ENB, voor zover deze financiële bijstand een aanvulling vormt op financiering in het kader van een toekomstige wetgevingshandeling van de Unie in verband met de instelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) en een toekomstige wetgevingshandeling van de Unie in verband met de instelling van het Europees nabuurschapsinstrument.

▼M2

3.  Internationale of regionale organisaties, of landen die deel uitmaken van het Europese nabuurschapsbeleid kunnen deelnemen aan activiteiten in het kader van het Uniemechanisme indien toepasselijke bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen die organisaties of landen en de Unie in die mogelijkheid voorzien.

▼B

Artikel 29

Bevoegde instanties

Voor de toepassing van dit besluit wijzen de lidstaten de bevoegde instanties aan en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

▼M2

Artikel 30

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De bevoegdheid om de in artikel 19, leden 5 en 6, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2020.

3.  De in artikel 21, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 21 maart 2019.

4.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 19, leden 5 en 6, en artikel 21, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

5.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

6.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

7.  Een overeenkomstig artikel 19, leden 5 en 6, en artikel 21, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼B

Artikel 31

Spoedprocedure

1.  Gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 30, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 32

Uitvoeringshandelingen

1.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast betreffende

a) de interactie van de ERCC met de contactpunten van de lidstaten, zoals voorzien in artikel 8, onder b), artikel 15, lid 3, en artikel 16, lid 3, onder a); alsmede de operationele procedures voor rampenrespons binnen de Unie, zoals voorzien in artikel 15, en buiten de Unie, zoals voorzien in artikel 16, inclusief het bepalen van de relevante internationale organisaties;

b) de componenten van CECIS en de organisatie van informatie-uitwisseling via CECIS, zoals voorzien in artikel 8, onder b);

c) het proces voor de inzet van de deskundigenteams, zoals voorzien in artikel 17;

d) het in kaart brengen van modules, andere responscapaciteit en deskundigen, zoals voorzien in artikel 9, lid 1;

e) de operationele vereisten voor het functioneren en de interoperabiliteit van modules, zoals voorzien in artikel 9, lid 2, met inbegrip van hun taken, capaciteiten, belangrijkste componenten, zelfvoorziening en inzet;

f) de capaciteitsdoelen, de kwaliteits- en interoperabiliteitseisen en de certificerings- en registratieprocedure noodzakelijk voor het functioneren van de ►M2  Europese pool voor civiele bescherming ◄ , als voorzien in artikel 11, alsmede de financiële regelingen, als voorzien in artikel 21, lid 2;

▼M2

g) het opzetten, beheren en in stand houden van rescEU, overeenkomstig artikel 12, inclusief de criteria voor inzetbesluiten, operationele procedures, alsmede de in artikel 21, lid 3, bedoelde kosten;

h) het opzetten en organiseren van een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming, overeenkomstig artikel 13;

h bis) de in artikel 21, lid 4, bedoelde categorieën weinig waarschijnlijke risico's met ernstige gevolgen en de navenante capaciteit om die te beheersen;

h ter) de criteria en procedures voor het erkennen van langdurige inzet en buitengewone bijdragen aan de civiele bescherming van de Unie, overeenkomstig artikel 20 bis; en

▼B

i) de organisatie van de steun voor het vervoer van bijstand, zoals voorzien in de artiikelen 18 en 23.

2.  Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 33

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M2

Artikel 34

Evaluatie

1.  Acties waarvoor financiële bijstand wordt verleend, worden regelmatig gemonitord teneinde de uitvoering ervan te volgen.

2.  De Commissie dient om de twee jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de operaties en de vooruitgang die in verband met de artikelen 11 en 12 wordt geboekt. Het verslag bevat informatie over de vorderingen met de verwezenlijking van de capaciteitsdoelen en resterende tekorten bedoeld in artikel 11, lid 2, rekening houdend met het opzetten van rescEU-capaciteit overeenkomstig artikel 12. Het verslag biedt ook een overzicht van de budgettaire en kostenontwikkelingen in verband met responscapaciteit, en een beoordeling van de noodzaak deze capaciteit verder te ontwikkelen.

3.  De Commissie evalueert de toepassing van dit besluit en verstrekt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 31 december 2023 en vervolgens om de vijf jaar een mededeling over de doeltreffendheid, kosteneffectiviteit en lopende uitvoering van dit besluit, met name wat betreft artikel 6, lid 4, alsmede van rescEU-capaciteit. Die mededeling gaat, waar passend, vergezeld van voorstellen tot wijzigingen van dit besluit.

▼B



HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

▼M2

Artikel 35

Overgangsbepalingen

Tot 1 januari 2025 kan financiële bijstand van de Unie worden verstrekt om 75 % te dekken van de kosten die moeten worden gemaakt om snelle toegang te garanderen tot nationale capaciteit die overeenkomt met de in artikel 12, lid 2, beschreven capaciteit. Daartoe kan de Commissie de lidstaten directe subsidies toekennen zonder een oproep tot het indienen van voorstellen.

De in de eerste alinea bedoelde capaciteit wordt tot het einde van de overgangsperiode aangemerkt als rescEU-capaciteit.

In afwijking van artikel 12, lid 6, wordt het besluit over de inzet van de in de eerste alinea bedoelde capaciteit genomen door de lidstaat die deze als rescEU-capaciteit beschikbaar heeft gesteld. De lidstaat die wegens een binnenlandse noodsituatie, overmacht of, in uitzonderlijke gevallen, ernstige redenen niet in staat is deze capaciteit voor een specifieke ramp beschikbaar te stellen, stelt de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk onder verwijzing naar dit artikel in kennis.

▼B

Artikel 36

Intrekking

Beschikking 2007/162/EG, Euratom en Beschikking 2007/779 /EG, Euratom worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen gelden als verwijzingen naar dit besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 37

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

▼M2 —————

▼B




BIJLAGE I

Percentages voor de toewijzing van de financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme, bedoeld in artikel 19, lid 1

Preventie

:

20 % +/- 8 procentpunten

Paraatheid

:

50 % +/- 8 procentpunten

Respons

:

30 % +/- 8 procentpunten

Beginselen

Bij het uitvoeren van dit besluit, verleent de Commissie prioriteit aan acties waarvoor in dit besluit een termijn is vastgesteld binnen de periode tot het verstrijken van die termijn, met het oog op het halen van die termijn.

▼M2




BIJLAGE I BIS

Categorieën van voor financiële bijstand in aanmerking komende kosten in verband met de berekening van de totale geraamde kosten overeenkomstig artikel 21, lid 3

1. Kosten voor uitrusting

2. Onderhoudskosten, waaronder herstelkosten

3. Verzekeringskosten

4. Opleidingskosten

5. Opslagkosten

6. Registratie- en certificeringskosten

7. Kosten voor verbruiksgoederen

8. Kosten van personeel dat de beschikbaarheid en inzetbaarheid van rescEU-capaciteit moet waarborgen.

▼B




BIJLAGE II



Concordantietabel

Besluit van de Raad 2007/162 EG, Euratom

Besluit van de Raad 2007/779 EG, Euratom

Dit besluit

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 1, lid 2

 

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 3

 

Artikel 1, lid 4

Artikel 1(2)

Artikel 2, lid 2

 

Artikel 1, lid 1

 

Artikel 1, lid 2, eerste alinea

Artikel 1, lid 2

 

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 1, lid 5

Artikel 2, lid 1

 

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 2

 

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 3

 

Artikel 1, lid 6

 

Artikel 2, punt 1)

 

Artikel 2, punt 2)

Artikel 13, lid 1, onder a)

 

Artikel 2, punt 3)

Artikel 20, onder b)

 

Artikel 2, punt 4)

Artikel 8, onder d)

 

Artikel 2, punt 5)

Artikel 7 en artikel 8, onder a)

 

Artikel 2, punt 6)

Artikel 8, onder b)

 

Artikel 2, punt 7)

Artikel 8, onder c)

 

Artikel 2, punt 8)

Artikel 18, lid 1

 

Artikel 2, punt 9)

Artikel 18, lid 2

 

Artikel 2, punt 10)

Artikel 16, lid 7

 

Artikel 2, punt 11)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, lid 1

 

Artikel 20 en artikel 21

Artikel 4, lid 2, onder a)

 

Artikel 22, onder a)

Artikel 4, lid 2, onder b)

 

Artikel 22, onder b), en Artikel 23, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 4, lid 2, onder c)

 

Artikel 23, lid 1, onder d)

Artikel 4, lid 3

 

Artikel 23, lid 2 en lid 4

Artikel 4, lid 4

 

Artikel 32, lid 1, punt i)

 

Artikel 4, lid 1

Artikel 9, lid 1

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 9, lid 3

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 9, lid 1 en lid 2

 

Artikel 4, lid 4

Artikel 9, lid 4

 

Artikel 4, lid 5

Artikel 9, lid 5

 

Artikel 4, lid 6

Artikel 9, lid 6

 

Artikel 4, lid 7

Artikel 9, lid 9

 

Artikel 4, lid 8

Artikel 9, lid 7

Artikel 5

 

Artikel 24

 

Artikel 5, punt 1)

Artikel 8, onder a)

 

Artikel 5, punt 2)

Artikel 8, onder b)

 

Artikel 5, punt 3)

Artikel 8, onder c)

 

Artikel 5, punt 4)

Artikel 8, onder d)

 

Artikel 5, punt 5)

Artikel 13, lid 1, onder a)

 

Artikel 5, punt 6)

 

Artikel 5, punt 7)

Artikel 13, lid 1, onder d)

 

Artikel 5, punt 8)

Artikel 13, lid 1, onder f)

 

Artikel 5, punt 9)

Artikel 18

 

Artikel 5, punt 10)

Artikel 8, onder e)

 

Artikel 5, punt 11)

Artikel 8, onder g)

Artikel 6, lid 1

 

Artikel 25, lid 1

Artikel 6, lid 2

 

Artikel 25, lid 2

Artikel 6, lid 3

 

Artikel 25, lid 3, derde en vierde zin

Artikel 6, lid 4

 

Artikel 6, lid 5

 

Artikel 25, lid 3, eerste en tweede zin

Artikel 6, lid 6

 

 

Artikel 6

Artikel 14

Artikel 7

 

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 15, lid 1

 

Artikel 7, lid 2

Artikel 15, lid 3

 

Artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 15, lid 3, onder a)

 

Artikel 7, lid 2, onder c)

Artikel 15, lid 3, onder b)

 

Artikel 7, lid 2, onder b)

Artikel 15, lid 3, onder c)

 

Artikel 7, lid 3, eerste en derde zin

Artikel 15, lid 4 en Artikel 16, lid 6

 

Artikel 7, lid 4

Artikel 15, lid 5

 

Artikel 7, lid 5

 

Artikel 7, lid 6

Artikel 17, lid 3, eerste zin

Artikel 8

 

Artikel 26

 

Artikel 8, lid 1 eerste alinea

Artikel 16, lid 1

 

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, lid 2, eerste zin

 

Artikel 8, lid 1, derde alinea

 

Artikel 8, lid 1, vierde alinea

 

Artikel 8, lid 2

Artikel 16, lid 4

 

Artikel 8, lid 3

 

Artikel 8, lid 4, onder a)

Artikel 16, lid 3, onder a)

 

Artikel 8, lid 4, onder b)

Artikel 16, lid 3, onder c)

 

Artikel 8, lid 4, onder c)

Artikel 16, lid 3, onder d)

 

Artikel 8, lid 4, onder d)

Artikel 16, lid 3, onder e)

 

Artikel 8, lid 5

Artikel 16, lid 8

 

Artikel 8, lid 6, eerste alinea

Artikel 17, lid 1 en artikel 17, lid 2, onder b)

 

Artikel 8, lid 6, tweede alinea

Artikel 17, lid 3, tweede zin

 

Artikel 8, lid 7, eerste alinea

 

Artikel 8, lid 7, tweede alinea

Artikel 16, lid 2, tweede zin

 

Artikel 8, lid 7, derde alinea

Artikel 16, lid 9

 

Artikel 8, lid 7, vierde alinea

Artikel 16, lid 11

 

Artikel 8, lid 7, vijfde alinea

 

Artikel 8, lid 8

Artikel 16, lid 10

 

Artikel 8, lid 9, onder a)

Artikel 16, lid 12

 

Artikel 8, lid 9, onder b)

Artikel 16, lid 13

Artikel 9

 

Artikel 16, lid 2

 

Artikel 9

Artikel 18

Artikel 10

 

Artikel 19, lid 3

 

Artikel 10

Artikel 28

Artikel 11

 

 

Artikel 11

Artikel 29

Artikel 12, lid 1

 

Artikel 27, lid 1

Artikel 12, lid 2

 

Artikel 12, lid 3

 

Artikel 12, lid 4

 

Artikel 12, lid 5

 

 

Artikel 12, lid 1

Artikel 32, lid 1, onder e)

 

Artikel 12, lid 2

Artikel 32, lid 1, onder a)

 

Artikel 12, lid 3

Artikel 32, lid 1, onder b)

 

Artikel 12, lid 4

Artikel 32, lid 1, onder c)

 

Artikel 12, lid 5

Artikel 32, lid 1, onder h)

 

Artikel 12, lid 6

Artikel 32, lid 1, onder d)

 

Artikel 12, lid 7

 

Artikel 12, lid 8

 

Artikel 12, lid 9

Artikel 32, lid 1, tweede deel van onder a)

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 33

Artikel 14

 

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 14

Artikel 34

 

Artikel 15

Artikel 36

Artikel 16

 

Artikel 37, tweede zin

Artikel 17

Artikel 16

Artikel 38



( 1 ) Besluit 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en tot intrekking van Besluit nr. 2119/98EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

( 2 ) PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.

( 3 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

( 5 ) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).