02012R0648 — NL — 18.06.2020 — 016.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 648/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2012

betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 575/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 juni 2013

  L 176

1

27.6.2013

►M2

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1002/2013 VAN DE COMMISSIE van 12 juli 2013

  L 279

2

19.10.2013

 M3

RICHTLIJN 2014/59/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 15 mei 2014

  L 173

190

12.6.2014

►M4

VERORDENING (EU) Nr. 600/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014

  L 173

84

12.6.2014

►M5

RICHTLIJN (EU) 2015/849 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 20 mei 2015

  L 141

73

5.6.2015

 M6

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1515 VAN DE COMMISSIE van 5 juni 2015

  L 239

63

15.9.2015

►M7

VERORDENING (EU) 2015/2365 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 november 2015

  L 337

1

23.12.2015

 M8

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/610 VAN DE COMMISSIE van 20 december 2016

  L 86

3

31.3.2017

►M9

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/979 VAN DE COMMISSIE van 2 maart 2017

  L 148

1

10.6.2017

►M10

VERORDENING (EU) 2017/2402 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017

  L 347

35

28.12.2017

►M11

VERORDENING (EU) 2019/834 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 2019

  L 141

42

28.5.2019

►M12

VERORDENING (EU) 2019/2099 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 oktober 2019

  L 322

1

12.12.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 321, 30.11.2013, blz.  6 (575/2013)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 648/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2012

betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Bij deze verordening worden vereisten voor clearing en bilateraal risicobeheer met betrekking tot over-the-counter („otc”)-derivatencontracten, rapportagevereisten met betrekking tot derivatencontracten en uniforme vereisten voor de uitvoering van de activiteiten van centrale tegenpartijen („CTP's”) en transactieregisters vastgesteld.

2.  Deze verordening is van toepassing op CTP's en hun clearingleden, financiële tegenpartijen en transactieregisters. Zij is van toepassing op niet-financiële tegenpartijen en handelsplatforms indien daarin is voorzien.

3.  Titel V van deze verordening is uitsluitend van toepassing op effecten en geldmarktinstrumenten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 18, onder a) en b), en punt 19 van Richtlijn 2004/39/EG.

4.  Deze verordening is niet van toepassing op:

a) 

de leden van het ESCB en andere organen van de lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen in de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld;

b) 

de Bank voor Internationale Betalingen;

▼M2

c) 

de centrale banken en overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in de volgende landen:

i) 

Japan;

ii) 

Verenigde Staten van Amerika;

▼M9

iii) 

Australië;

iv) 

Canada;

v) 

Hongkong;

vi) 

Mexico;

vii) 

Singapore;

viii) 

Zwitserland.

▼B

5.  Met uitzondering van de rapportageverplichtingen uit hoofde van artikel 9, is deze verordening niet van toepassing op de volgende entiteiten:

a) 

multilaterale ontwikkelingsbanken als vermeld in bijlage VI, punt 1, punt 4.2, van Richtlijn 2006/48/EG;

b) 

publiekrechtelijke lichamen in de zin van artikel 4, punt 18, van Richtlijn 2006/48/EG die in eigendom van centrale overheden zijn en beschikken over uitdrukkelijke garantieregelingen die door de centrale overheid zijn ingesteld;

c) 

de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme.

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 4 bedoelde lijst te wijzigen.

Met het oog daarop dient de Commissie tegen 17 november 2012 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in ter beoordeling van de internationale status van de overheidsorganen die belast zijn met of betrokken bij het beheer van de overheidsschuld en van de centrale banken.

Dit verslag bevat een vergelijkende analyse van de status van deze organen en van de centrale banken binnen het rechtskader van een groot aantal derde landen, waaronder in ieder geval de drie belangrijkste rechtsgebieden wat betreft omvang van de contracten die worden verhandeld, en van de risicobeheernormen die van toepassing zijn op de derivatentransacties die door deze organen en de centrale banken in deze rechtsgebieden zijn aangegaan. Indien uit de resultaten van het verslag, met name in het licht van de vergelijkende analyse, naar voren komt dat de centrale banken van deze derde landen wat betreft hun monetaire verantwoordelijkheden moeten worden ontheven van de clearing- en rapportageverplichting, neemt de Commissie ze in de in lid 4 bedoelde lijst op.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

„centrale tegenpartij (CTP)” : een rechtspersoon die zichzelf plaatst tussen de tegenpartijen bij contracten die op een of meer financiële markten worden verhandeld en daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper;

2)

„transactieregister” : een rechtspersoon die vastleggingen betreffende derivaten centraal verzamelt en bewaart;

3)

„clearing” : het proces waarbij een CTP posities vaststelt, inclusief het berekenen van nettoverplichtingen, en ervoor zorgt dat financiële instrumenten, contanten of beide beschikbaar zijn om de uit deze posities voortkomende risicopositie zeker te stellen;

4)

„handelsplatform” : een systeem dat wordt geëxploiteerd door een beleggingsonderneming of een marktexploitant in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1 en punt 13, van Richtlijn 2004/39/EG, met uitzondering van een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 7, van die richtlijn,die meerdere koop- en verkoopintenties met betrekking tot financiële instrumenten in dit systeem samenbrengt op een zodanige wijze, dat er een overeenkomst tot stand komt in overeenstemming met titel II of titel III van die richtlijn;

5)

„derivaat” of „derivatencontract” : een financieel instrument als vermeld in bijlage I, punt C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG, zoals geïmplementeerd bij artikel 38 en artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1287/2006;

6)

„klasse van derivaten” : een subgroep van derivaten die essentiële kenmerken gemeen hebben, waaronder ten minste de verhouding tot de onderliggende activa, het type van de onderliggende activa en de valuta's waarin zij luiden. Derivaten die punt uitmaken van dezelfde klasse van derivaten kunnen verschillende looptijden hebben;

▼M7

7)

„OTC-derivaat” of „OTC-derivatencontract” : een derivatencontract waarvan de uitvoering niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG, of op een markt van een derde land die overeenkomstig artikel 2 bis van deze verordening wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt;

▼M11

8)

„financiële tegenpartij” :

a) 

een beleggingsonderneming waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

b) 

een kredietinstelling waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );

c) 

een verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 3 );

d) 

een icbe en, indien van toepassing, haar beheermaatschappij, waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG, tenzij die icbe uitsluitend is opgericht voor het beheer van een of meer aandelenkoopregelingen voor werknemers;

e) 

een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV) in de zin van artikel 6, punt 1), van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );

f) 

een alternatieve beleggingsinstelling (abi) in de zin van artikel 4, lid 1, punt a), van Richtlijn 2011/61/EU die hetzij in de Unie is gevestigd, hetzij wordt beheerd door een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder), waaraan een vergunning is verleend of die is geregistreerd overeenkomstig die richtlijn, tenzij die abi uitsluitend is opgericht voor het beheer van een of meer aandelenkoopregelingen voor werknemers of tenzij die abi een voor een bijzonder doel opgerichte securitisatie-entiteit is als bedoeld in artikel 2, lid 3, punt g), van Richtlijn 2011/61/EU, en, in voorkomend geval, haar in de Unie gevestigde abi-beheerder;

g) 

een centrale effectenbewaarinstelling waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 );

▼B

9)

„niet-financiële tegenpartij” : een in de Unie gevestigde onderneming met uitzondering van de in punt 1 en punt 8 bedoelde entiteiten;

10)

„pensioenregeling” :

a) 

instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, onder a), van Richtlijn 2003/41/EG, met inbegrip van de in artikel 2, lid 1, van die richtlijn bedoelde vergunninghoudende lichamen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van deze instellingen en in hun naam handelen, alsook juridische entiteiten die zijn opgericht voor de beleggingsactiviteiten van deze instellingen en die uitsluitend handelen in het belang van deze instellingen;

b) 

de werkzaamheden op het gebied van bedrijfspensioenvoorziening van de in Richtlijn 2003/41/EG, artikel 3, bedoelde instellingen;

c) 

de werkzaamheden op het gebied van bedrijfspensioenvoorziening van onder Richtlijn 2002/83/EG vallende levensverzekeringsondernemingen, mits alle met die werkzaamheden overeenkomende activa en verplichtingen zijn afgescheiden en gescheiden van de overige werkzaamheden van de verzekeringsondernemingen worden beheerd en georganiseerd, zonder dat er enige mogelijkheid tot overdracht bestaat;

d) 

elke andere vergunninghoudende en onder toezicht staande entiteit, of regelingen die op een nationale basis functioneren, op voorwaarde dat zij:

i) 

naar nationaal recht zijn erkend, en

ii) 

hoofdzakelijk ten doel hebben in pensioenuitkeringen te voorzien;

11)

„tegenpartijkredietrisico” : het risico dat de tegenpartij bij een transactie in gebreke blijft voordat de definitieve afwikkeling van de met de transactie samenhangende kasstromen heeft plaatsgevonden;

12)

„interoperabiliteitsregeling” : een regeling tussen twee of meer CTP's die betrekking heeft op een systeemoverschrijdende uitvoering van transacties;

13)

„bevoegde autoriteit” : de autoriteit die als bevoegde autoriteit is aangewezen in de wetgeving als bedoeld in punt 8 van dit artikel, de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 10, lid 5, of de autoriteit die overeenkomstig artikel 22 door elke lidstaat wordt aangewezen;

14)

„clearinglid” : een onderneming die aan een CTP deelneemt en verantwoordelijk is voor het vervullen van de uit die deelname voortvloeiende financiële verplichtingen;

15)

„cliënt” : een onderneming die een contractuele relatie heeft met een clearinglid van een CTP waardoor die onderneming in staat is haar transacties bij die CTP te clearen;

16)

„groep” : de groep van ondernemingen die bestaat uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG, of de groep van ondernemingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, en artikel 80, leden 7 en 8, van Richtlijn 2006/48/EG;

17)

„financiële instelling” : een onderneming die geen kredietinstelling is en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verwerven van deelnemingen of in het uitoefenen van een of meer van de activiteiten als opgesomd in bijlage I, punten 2 tot en met 12, van Richtlijn 2006/48/EG;

18)

„financiële holding” : een financiële instelling waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk kredietinstellingen of financiële instellingen zijn, van welke dochterondernemingen er ten minste één een kredietinstelling is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 2, lid 15, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat ( 6 );

19)

„onderneming die nevendiensten verricht” : een onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten of het beheren van onroerend goed, het beheren van gegevensverwerkingsdiensten of een soortgelijke activiteit welke ten opzichte van de hoofdactiviteit van een of meer kredietinstellingen het karakter van een ondersteunende activiteit heeft;

20)

„gekwalificeerde deelneming” : het rechtstreeks of middellijk bezitten van een deelneming in een CTP of een transactieregister van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten, als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten ( 7 ), daarbij rekening houdend met de in artikel 12, leden 4 en 5, van genoemde richtlijn vervatte voorwaarden voor samenvoeging daarvan, dan wel van een deelneming die de mogelijkheid inhoudt substantiële invloed uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de CTP of het transactieregister waarin wordt deelgenomen;

21)

„moederonderneming” : een moederonderneming als beschreven in de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG;

22)

„dochteronderneming” : een dochteronderneming in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG, waaronder inbegrepen elke dochteronderneming van een dochteronderneming van een moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

23)

„zeggenschap” : de relatie die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG;

24)

„nauwe banden” :

een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

a) 

een deelneming, bij wijze van rechtstreeks eigenaarschap of door middel van een zeggenschapsband van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming, of

b) 

een zeggenschapsband of een soortgelijke band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming, of dochteronderneming van een dochteronderneming die eveneens wordt beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat.

Onder een nauwe band tussen twee of meer natuurlijke of rechtspersonen wordt tevens verstaan een situatie waarin deze personen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon.

25)

„kapitaal” : geplaatst kapitaal in de zin van artikel 22 van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen ( 8 ) voor zover dit is uitbetaald, plus de daarmee verbonden agiorekening, het verliezen in doorgaande bedrijfsvoering volledig opvangt en het in geval van faillissement of liquidatie achtergesteld is bij alle andere schuldvorderingen;

26)

„reserves” : reserves in de zin van artikel 9 van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen ( 9 ) en de resultaten van het voorgaande jaar die zijn overgedragen door bestemming van het definitieve resultaat;

27)

„raad” : raad van bestuur of raad van toezicht, of beide, overeenkomstig het nationale vennootschapsrecht;

28)

„onafhankelijk lid van de raad” : een lid van de raad dat geen zakelijke, familiale of andere band heeft waardoor een belangenconflict met de betrokken CTP, de aandeelhouders met zeggenschap, het management daarvan of haar clearingleden ontstaat, en dat daarmee gedurende de vijf jaar die aan zijn lidmaatschap van de raad voorafgingen geen soortgelijke band heeft gehad;

29)

„directie” : de persoon of de personen die daadwerkelijk de activiteiten van de CTP of het transactieregister leiden en het bij de dagelijkse leiding betrokken lid of de bij de dagelijkse leiding betrokken leden van de raad;

▼M10

30)

„gedekte obligatie” : een obligatie die voldoet aan de vereisten van artikel 129 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

31)

„gedekteobligatie-entiteit” : de emittent van de gedekte obligatie of de dekkingspool van een gedekte obligatie.

▼M7

Artikel 2 bis

Gelijkwaardigheidsbesluiten voor de toepassing van de definitie van otc-derivaat

1.  Voor de toepassing van artikel 2, punt 7), van deze verordening, wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG mits zij voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van die richtlijn vastgelegde voorschriften en zij in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving is onderworpen, als door de Commissie geconstateerd overeenkomstig de in lid 2 van dit artikel bedoelde procedure.

2.  De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij voor de toepassing van lid 1 wordt geconstateerd dat een markt van een derde land voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen is.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 86, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

3.  De Commissie en de ESMA maken op hun respectieve websites een lijst bekend van de markten die overeenkomstig de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandeling als gelijkwaardig moeten worden beschouwd. Deze lijst wordt periodiek bijgewerkt.

▼B

Artikel 3

Intragroeptransacties

1.  Met betrekking tot een niet-financiële tegenpartij wordt onder een intragroeptransactie verstaan een otc-derivatencontract dat wordt gesloten met een andere tegenpartij die deel uitmaakt van dezelfde groep, mits beide tegenpartijen zijn opgenomen in dezelfde volledige consolidatie en onderworpen zijn aan passende gecentraliseerde risicobeoordelings-, meet- en controleprocedures en die tegenpartij gevestigd is in de Unie of — indien zij gevestigd is in een derde land — de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 13, lid 2, met betrekking tot dat derde land.

2.  Met betrekking tot een financiële tegenpartij wordt onder een intragroeptransactie verstaan:

a) 

een otc-derivatencontract dat wordt gesloten met een andere tegenpartij die deel uitmaakt van dezelfde groep, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i) 

de financiële tegenpartij is gevestigd in de Unie of, indien zij in een derde land gevestigd is, de Commissie heeft een uitvoeringshandeling in overeenstemming met artikel 13, lid 2, vastgesteld met betrekking tot dat derde land;

ii) 

de andere tegenpartij is een financiële tegenpartij, een financiële holding, een financiële instelling, of een nevendiensten verrichtende onderneming waarop passende prudentiële vereisten van toepassing zijn;

iii) 

beide tegenpartijen zijn op volledige basis opgenomen in dezelfde consolidatie, en

iv) 

beide tegenpartijen zijn onderworpen aan passende gecentraliseerde risicobeoordelings-, meet- en controleprocedures;

b) 

een otc-derivatencontract dat wordt gesloten met een andere tegenpartij waarbij beide tegenpartijen behoren tot hetzelfde institutioneel protectiestelsel, als bedoeld in artikel 80, lid 8, van Richtlijn 2006/48/EG, mits de voorwaarde als bedoeld in punt a, onder ii), van dit lid is vervuld;

c) 

een otc-derivatencontract dat wordt gesloten tussen kredietinstellingen die zijn aangesloten bij hetzelfde centraal orgaan, of tussen een dergelijke kredietinstelling en dat centraal orgaan als bedoeld in artikel 3, lid 1, Richtlijn 2006/48/EG, of

d) 

een otc-derivatencontract dat wordt gesloten met een niet-financiële tegenpartij die deel uitmaakt van dezelfde groep, mits beide tegenpartijen zijn opgenomen in dezelfde volledige consolidatie en onderworpen zijn aan passende gecentraliseerde risicobeoordelings-, meet- en controleprocedures en die tegenpartij gevestigd is in de Unie of in het rechtsgebied van een derde land waarvoor de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 13, lid 2, met betrekking tot dat derde land.

3.  Voor de toepassing van dit artikel worden tegenpartijen geacht in dezelfde consolidatie te zijn opgenomen wanneer zij beide:

a) 

hetzij in een consolidatie zijn opgenomen overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG of in overeenstemming met de Internationale Standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 1606/2002 dan wel, wanneer het een groep betreft waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor in een derde land heeft, overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen van een derde land die worden geacht gelijkwaardig te zijn aan de IFRSin overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1569/2007 (of overeenkomstig de boekhoudkundige normen van een derde land waarvan het gebruik is toegestaan op grond van artikel 4 van die verordening); hetzij

b) 

onder hetzelfde toezicht op geconsolideerde basis staan overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG of Richtlijn 2006/49/EG, of — indien het de moederonderneming van een groep betreft die haar hoofdkantoor heeft in een derde land — zij onder hetzelfde toezicht op geconsolideerde basis door de bevoegde instantie van een derde land valt, dat als gelijkwaardig is gecontroleerd aan het toezicht volgens de beginselen van artikel 143 van Richtlijn 2006/48/EG, of van artikel 2 van Richtlijn 2006/49/EG.



TITEL II

CLEARING, RAPPORTAGE EN INPERKING VAN HET RISICO VAN OTC-DERIVATEN

Artikel 4

Clearingverplichting

1.  Tegenpartijen clearen alle otc-derivatencontracten welke behoren tot een klasse van otc-derivaten waarop de clearingverplichting in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van toepassing is verklaard, indien die contracten aan de beide volgende voorwaarden voldoen:

a) 

zij zijn gesloten:

▼M11

i) 

tussen twee financiële tegenpartijen die voldoen aan de in artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden;

ii) 

tussen een financiële tegenpartij die voldoet aan de in artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden, en een niet-financiële tegenpartij die voldoet aan de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden;

iii) 

tussen twee niet-financiële tegenpartijen die voldoen aan de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden;

iv) 

tussen, enerzijds, een financiële tegenpartij die voldoet aan de in artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden, of een niet-financiële tegenpartij die voldoet aan de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, vastgestelde voorwaarden, en, anderzijds, een in een derde land gevestigde entiteit die aan de clearingverplichting zou zijn onderworpen indien zij in de Unie was gevestigd;

▼B

v) 

tussen twee entiteiten die gevestigd zijn in een of meer derde landen die aan de clearingverplichting onderworpen zouden zijn indien zij in de Unie gevestigd waren, als het contract aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie heeft of indien een daartoe strekkende verplichting passend of noodzakelijk is om te voorkomen dat bepalingen van deze verordening worden omzeild, en

▼M11

b) 

zij worden gesloten of verlengd op of na de datum waarop de clearingverplichting in werking treedt, mits beide tegenpartijen op de datum waarop zij worden gesloten of verlengd aan de in punt a) vastgestelde voorwaarden voldoen.

▼B

2.  Onverminderd de toepassing van risicolimiteringstechnieken als bedoeld in artikel 11, zijn otc-derivaten die zijn aan te merken als intragroeptransacties in de zin van artikel 3 niet aan de clearingverplichting onderworpen.

De vrijstelling als neergelegd in de eerste alinea is alleen van toepassing:

a) 

indien twee in de Unie gevestigde tegenpartijen die tot dezelfde groep behoren hun respectieve bevoegde autoriteiten vooraf schriftelijk in kennis hebben gesteld van hun voornemen om gebruik te maken van de vrijstelling voor de tussen hen onderling aangegane otc-derivatencontracten. De kennisgeving dient uiterlijk 30 kalenderdagen voor het beoogde gebruik van de ontheffing plaats te vinden. Binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van die kennisgeving kunnen de bevoegde autoriteiten bezwaar maken tegen het gebruik van deze vrijstelling indien de transacties tussen de tegenpartijen niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten om na de verstrijking van deze periode van 30 kalenderdagen bezwaar aan te tekenen indien aan die voorwaarden niet langer wordt voldaan. Als er tussen de bevoegde autoriteiten een verschil van mening bestaat, kan ESMA deze autoriteiten overeenkomstig haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 helpen overeenstemming te bereiken;

b) 

voor otc-derivatencontracten tussen twee tegenpartijen die behoren tot dezelfde groep en die zijn gevestigd in een lidstaat en in een derde land, indien de tegenpartij die gevestigd is in de Unie van haar bevoegde autoriteit binnen 30 kalenderdagen nadat deze daarvan door de in de Unie gevestigde tegenpartij in kennis is gesteld, toestemming heeft gekregen om deze vrijstelling toe te passen, met dien verstande dat aan de in artikel 3 neergelegde voorwaarden moet zijn voldaan. De bevoegde autoriteit stelt ESMA van dat besluit in kennis.

3.  De otc-derivatencontracten die uit hoofde van lid 1 aan een clearingverplichting onderworpen zijn, worden gecleard in een CTP die overeenkomstig artikel 14 beschikt over een vergunning of overeenkomstig artikel 25 beschikt over een erkenning voor het clearen van de desbetreffende klasse van otc-derivaten en die is opgenomen in het register in overeenstemming met artikel 6, lid 2, onder b).

Hiertoe moet een tegenpartij clearinglid of cliënt worden, of dient zij indirecte clearingregelingen te treffen met een clearinglid, met dien verstande dat deze regelingen niet resulteren in een verhoging van het tegenpartijrisico en er garant voor staan dat de activa en posities van de tegenpartij voor beschermingsmaatregelen van gelijke werking in aanmerking komen als die waarnaar wordt verwezen in de artikelen 39 en 48.

4.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de contracten die worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben of van de gevallen waarin het passend of noodzakelijk is te voorkomen dat bepalingen van deze verordening worden omzeild als bedoeld in lid 1, onder a), punt v), alsmede de soorten indirecte contractuele regelingen die voldoen aan de voorwaarden waarop wordt gedoeld in de tweede alinea van lid 3.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M10

5.  Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot otc-derivatencontracten die door gedekteobligatie-entiteiten in verband met een gedekte obligatie of door een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met een securitisatie in de zin van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) worden gesloten mits:

a) 

in geval van special purpose entity’s voor securitisatiedoeleinden, de special purpose entity voor securitisatiedoeleinden uitsluitend securitisaties uitgeeft die voldoen aan de vereisten van artikel 18, en van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2017/2402[de securitisatieverordening];

b) 

het otc-derivatencontract uitsluitend wordt gebruikt voor het afdekken van rente- of valutamismatches in het kader van de gedekte obligatie of de securitisatie, en

c) 

de regelingen in het kader van de gedekte obligatie of de securitisatie op toereikende wijze tegenpartijkredietrisico limiteren met betrekking tot de otc-derivatencontracten die door de gedekteobligatie-entiteit of de special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met de gedekte obligatie of de securitisatie worden gesloten.

6.  Om voor een consistente toepassing van dit artikel te zorgen, en rekening houdend met de noodzaak om regelgevingsarbitrage te voorkomen, ontwikkelen de ETA’s ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de criteria om te bepalen welke regelingen in het kader van gedekte obligaties of securitisaties op toereikende wijze tegenpartijkredietrisico limiteren, in de zin van lid 5.

De ETA’s dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juli 2018 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 of (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M11

Artikel 4 bis

Aan de clearingverplichting onderworpen financiële tegenpartijen

1.  Elke twaalf maanden kan een financiële tegenpartij die posities in otc-derivatencontracten inneemt, haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden berekenen overeenkomstig lid 3.

Indien een financiële tegenpartij haar positie niet berekent of het resultaat van die berekening een van de overeenkomstig artikel 10, lid 4, punt b), gespecificeerde clearingdrempels overschrijdt, moet de financiële tegenpartij:

a) 

ESMA en de betrokken bevoegde autoriteit onmiddellijk daarvan in kennis stellen, en, indien relevant, de voor de berekening gebruikte periode vermelden;

b) 

clearingregelingen treffen binnen vier maanden na de in punt a) van deze alinea bedoelde kennisgeving, en

c) 

komen te vallen onder de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting voor alle otc-derivatencontracten die behoren tot alle onder de clearingverplichting vallende klassen van otc-derivaten en die zijn gesloten of verlengd na meer dan vier maanden te rekenen vanaf de in punt a) van deze alinea bedoelde kennisgeving.

2.  Een financiële tegenpartij die op 17 juni 2019 onder de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting valt of die overeenkomstig lid 1, tweede alinea, onder die verplichting komt te vallen, blijft onderworpen aan die verplichting en blijft clearing verrichten totdat die financiële tegenpartij aan de betrokken bevoegde autoriteit aantoont dat haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden de overeenkomstig artikel 10, lid 4, punt b), bepaalde clearingdrempel niet overschrijdt.

De financiële tegenpartij is in staat aan de betrokken bevoegde autoriteit aan te tonen dat de berekening van de geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden niet leidt tot een systematische onderwaardering van die positie.

3.  Bij het berekenen van de in lid 1 bedoelde posities neemt de financiële tegenpartij alle otc-derivatencontracten mee die zijn gesloten door die financiële tegenpartij of door andere entiteiten binnen de groep waartoe die financiële tegenpartij behoort.

Niettegenstaande de eerste alinea worden de in lid 1 bedoelde posities voor icbe's en abi's op het niveau van de instelling berekend.

Icbe-beheermaatschappijen die meer dan één icbe beheren en abi-beheerders die meer dan één abi beheren, zijn in staat aan de betrokken bevoegde autoriteit aan te tonen dat de berekening van posities op het niveau van de instelling niet leidt tot:

a) 

een systematische onderwaardering van de posities van ongeacht welke instelling die zij beheren, of van de posities van de beheerder, en

b) 

een omzeiling van de clearingverplichting.

De betrokken bevoegde autoriteiten van de financiële tegenpartij en van de andere entiteiten binnen de groep zetten samenwerkingsprocedures op met het oog op het doeltreffend berekenen van de posities op groepsniveau.

▼B

Artikel 5

Procedure betreffende de clearingverplichting

▼M11

1.  Indien een bevoegde autoriteit krachtens artikel 14 of artikel 15 aan een CTP een vergunning verleent om een klasse van otc-derivaten te clearen of indien een klasse van otc-derivaten die een CTP voornemens is te beginnen clearen onder een bestaande, overeenkomstig artikel 14 of artikel 15 verleende vergunning valt, stelt de bevoegde autoriteit ESMA onmiddellijk in kennis van die vergunning of van de klasse van otc-derivaten die de CTP voornemens is te beginnen clearen.

▼B

2.  Binnen zes maanden na ontvangst van een kennisgeving uit hoofde van lid 1 of na afsluiting van een erkenningsprocedure overeenkomstig artikel 25 stelt ESMA, na daarover een openbare raadpleging te hebben gehouden en na het ESRB — en in voorkomend geval de bevoegde autoriteiten van derde landen — te hebben geraadpleegd, ontwerpen van technische reguleringsnormen op, en legt zij deze ter goedkeuring aan de Commissie voor, die het volgende bepalen:

a) 

de klasse van otc-derivaten die onder de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting dient te vallen;

b) 

de datum(s) met ingang waarvan de clearingverplichting in werking treedt, met inbegrip van een eventuele gefaseerde invoering en de categorieën van tegenpartijen waarvoor de verplichting geldt.

▼M11 —————

▼B

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M4

Bij het opstellen van de ontwerpen van technische reguleringsnormen op grond van dit lid doet de ESMA geen afbreuk aan de in artikel 95 van Richtlijn 2014/65/EU ( 11 ) opgenomen overgangsbepaling met betrekking tot de in deel C, punt 6, vermelde derivatencontracten inzake energie.

▼B

3.  ESMA inventariseert op eigen initiatief, nadat zij een openbare raadpleging heeft gehouden en nadat zij het ESRB en, waar passend, de bevoegde autoriteiten van derde landen heeft geraadpleegd, op basis van de in lid 4, punten a), b) en c), neergelegde criteria, de klassen van derivaten die onderwerp moeten zijn van de clearingverplichting als bedoeld in artikel 4 maar waarvoor tot dusverre nog geen CTP een vergunning heeft gekregen, en meldt deze aan de Commissie.

Na daarvan melding te hebben gemaakt publiceert ESMA een oproep tot het ontwikkelen van voorstellen voor de clearing van die klassen van derivaten.

4.  Ter verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling het systeemrisico te beperken wordt in de ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het in lid 2, punt a), bedoelde onderdeel rekening gehouden met de volgende criteria:

a) 

de mate waarin de contractvoorwaarden en de operationele processen met betrekking tot de betrokken klasse van otc-derivaten zijn gestandaardiseerd;

b) 

het volume en de liquiditeit van de betrokken klasse van otc-derivaten;

c) 

de beschikbaarheid van eerlijke, betrouwbare en algemeen aanvaarde informatie over de prijsstelling in de desbetreffende klasse van otc-derivaten;

Bij het opstellen van deze ontwerpen van technische reguleringsnormen kan ESMA rekening houden met de interrelaties tussen tegenpartijen die gebruikmaken van de desbetreffende klassen van otc-derivaten, het verwachte effect op de niveaus van de tegenpartijkredietrisico's tussen tegenpartijen, alsook met de Uniebrede gevolgen op het gebied van mededinging.

Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de in de eerste alinea onder a), b) en c) bedoelde gegevens.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010, artikelen 10 tot en met 14, de in de derde alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen.

5.  In de ontwerpen van technische reguleringsnormen voor het in lid 2, punt b, bedoelde onderdeel wordt rekening gehouden met de volgende criteria:

a) 

het verwachte volume van de betrokken klasse van otc-derivaten;

b) 

de vraag of meer dan één CTP reeds dezelfde klasse van otc-derivaten clearen;

c) 

het vermogen van de betrokken CTP's om het verwachte volume te verwerken en om het risico dat voortvloeit uit de clearing van de betrokken klasse van otc-derivaten te beheersen;

d) 

het type en de aantallen tegenpartijen die in de markt voor de betrokken klasse van otc-derivaten actief zijn en naar verwachting actief zullen zijn;

e) 

de vraag hoeveel tijd een onder de clearingverplichting vallende tegenpartij nodig heeft om regelingen te treffen voor het clearen van haar otc-derivatencontracten via een CTP;

f) 

het risicobeheer en de juridische en operationele capaciteit van het scala aan tegenpartijen die actief zijn in de markt voor de betrokken klasse van otc-derivaten en die onder de clearingverplichting van artikel 4, lid 1, zouden vallen.

6.  Indien er voor een bepaalde klasse otc-derivatencontracten geen CTP meer is die over een vergunning of erkenning beschikt voor het clearen van deze contracten conform deze verordening, valt zij niet meer onder de in artikel 4 en lid 3 van dit artikel bedoelde clearingverplichting.

Artikel 6

Openbaar register

1.  ESMA zorgt voor het aanleggen, onderhouden en actualiseren van een openbaar register dat de correcte en ondubbelzinnige inventarisatie van de onder de clearingverplichting vallende klassen van otc-derivaten mogelijk maakt. Het openbaar register is op de website van ESMA beschikbaar.

2.  Het register bevat de volgende informatie:

a) 

de klassen van derivaten die onder de clearingverplichting vallen op grond van artikel 4;

▼M12

b) 

de CTP’s die overeenkomstig artikel 17 over een vergunning beschikken of overeenkomstig artikel 25 over een erkenning, en de datum van vergunning respectievelijk erkenning, met vermelding welke CTP’s met het oog op de clearingverplichting over een vergunning of erkenning beschikken;

▼B

c) 

de data vanaf welke de clearingverplichting in werking treedt, met inbegrip van een eventuele gefaseerde invoering;

d) 

de klassen van derivaten die door ESMA overeenkomstig artikel 5, lid 3, zijn vastgesteld;

▼M11 —————

▼B

f) 

de CTP's die met het oog op de clearingverplichting door de bevoegde autoriteit bij ESMA zijn aangemeld en de datum van kennisgeving van elk van hen.

▼M11

3.  Indien een CTP overeenkomstig deze verordening niet meer beschikt over een vergunning of erkenning voor het clearen van een specifieke klasse van otc-derivaten, verwijdert ESMA die CTP onmiddellijk uit het openbaar register voor wat betreft die klasse van otc-derivaten.

▼B

4.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, kan ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen opstellen om de details te specificeren, die moeten worden opgenomen in het openbaar register als bedoeld in lid 1.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M11

Artikel 6 bis

Opschorting van de clearingverplichting

1.  ESMA kan de Commissie verzoeken om de in artikel 4, lid 1, bedoelde clearingverplichting op te schorten voor specifieke klassen van otc-derivaten of voor een specifiek type tegenpartij, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de specifieke klassen van otc-derivaten komen niet langer in aanmerking voor centrale clearing overeenkomstig de in artikel 5, lid 4, eerste alinea, en lid 5, bedoelde criteria;

b) 

het is waarschijnlijk dat een CTP de clearing van die specifieke klassen van otc-derivaten zal stopzetten en er is geen andere CTP in staat die specifieke klassen van otc-derivaten zonder onderbreking te clearen;

c) 

de opschorting van de clearingverplichting voor die specifieke klassen van otc-derivaten of voor een specifiek type tegenpartij is noodzakelijk om een ernstige dreiging voor de financiële stabiliteit of voor de ordelijke werking van financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken, en staat in verhouding tot die doelstellingen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt c), en voordat het in de eerste alinea bedoelde verzoek wordt ingediend, raadpleegt ESMA het ESRB en de overeenkomstig artikel 22 aangewezen bevoegde autoriteiten.

Het in de eerste alinea bedoelde verzoek gaat vergezeld van bewijs dat aan ten minste een van de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Indien de opschorting van de clearingverplichting door ESMA wordt beschouwd als een materiële wijziging in de criteria voor de inwerkingtreding van de handelsverplichting, als bedoeld in artikel 32, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014, kan het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verzoek ook een verzoek omvatten om de in artikel 28, leden 1 en 2, van die verordening neergelegde handelsverplichting op te schorten voor dezelfde specifieke klassen van otc-derivaten die het voorwerp vormen van het verzoek om opschorting van de clearingverplichting.

2.  Onder de in lid 1 van dit artikel vastgestelde voorwaarden kunnen de met het toezicht op clearingleden belaste bevoegde autoriteiten en de overeenkomstig artikel 22 aangewezen bevoegde autoriteiten ESMA vragen een verzoek om opschorting van de clearingverplichting bij de Commissie in te dienen. Het opschortingsverzoek door de bevoegde autoriteit wordt gemotiveerd en gestaafd met bewijs waaruit blijkt dat aan ten minste één van de in lid 1, eerste alinea, van dit artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Binnen 48 uur na ontvangst van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verzoek van de bevoegde autoriteit en op basis van de door de bevoegde autoriteit verstrekte motivering en bewijzen, verzoekt ESMA de Commissie de in artikel 4, lid 1, bedoelde clearingverplichting op te schorten of wijst zij het in de eerste alinea van dit lid bedoelde verzoek af. ESMA stelt de betrokken bevoegde autoriteit in kennis van haar besluit. Indien ESMA het door de bevoegde autoriteit ingediende verzoek afwijst, geeft zij hiervoor schriftelijk de redenen op.

3.  De in de leden 1 en 2 bedoelde verzoeken worden niet openbaar gemaakt.

4.  Na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek en op basis van de door ESMA verstrekte motivering en bewijsstukken gaat de Commissie zonder onnodige vertraging door middel van een uitvoeringshandeling over tot de opschorting van de clearingverplichting voor specifieke klassen van otc-derivaten of voor het specifieke type tegenpartij als bedoeld in lid 1, dan wel tot de afwijzing van het opschortingsverzoek. Wijst de Commissie het opschortingsverzoek af, dan geeft zij daarvoor schriftelijk de redenen op aan ESMA. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan onmiddellijk in kennis en stuurt hun de aan ESMA opgegeven redenen toe. Die informatie wordt niet openbaar gemaakt.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 86, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

5.  Indien ESMA daarom overeenkomstig dit artikel, lid 1, vierde alinea, verzoekt, kan de uitvoeringshandeling tot opschorting van de clearingverplichting voor specifieke klassen van otc-derivaten tevens voorzien in de opschorting van de in artikel 28, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgelegde handelsverplichting voor dezelfde specifieke klassen van otc-derivaten waarop de opschorting van de clearingverplichting van toepassing is.

6.  De opschorting van de clearingverplichting en, in voorkomend geval, de handelsverplichting wordt aan ESMA meegedeeld en in het Publicatieblad van de Europese Unie, op de website van de Commissie en in het in artikel 6 bedoelde openbaar register bekendgemaakt.

7.  De in lid 4 bedoelde opschorting van de clearingverplichting is geldig voor een initiële periode van niet meer dan drie maanden vanaf de datum van toepassing van die opschorting.

De in lid 5 bedoelde opschorting van de handelsverplichting geldt voor dezelfde initiële periode.

8.  Indien de redenen voor de opschorting blijven gelden, kan de Commissie de in lid 4 bedoelde opschorting bij uitvoeringshandeling verlengen met aanvullende perioden van niet meer dan drie maanden, waarbij de totale periode van de opschorting niet meer dan twaalf maanden bedraagt. Alle verlengingen van de opschorting worden bekendgemaakt overeenkomstig lid 6.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 86, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

ESMA verstrekt de Commissie geruime tijd voor het einde van de in lid 7 van dit artikel bedoelde opschortingsperiode of van de verlengingsperiode als bedoeld in de eerste alinea van dit lid, een advies over de vraag of de redenen voor de opschorting blijven gelden. Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, punt c), van dit artikel raadpleegt ESMA het ESRB en de overeenkomstig artikel 22 aangewezen bevoegde autoriteiten. ESMA doet een exemplaar van dat advies toekomen aan het Europees Parlement en aan de Raad. Dat advies wordt niet openbaar gemaakt.

De uitvoeringshandeling tot verlenging van de opschorting van de clearingverplichting kan tevens voorzien in de verlenging van de in lid 7 bedoelde periode van de opschorting van de handelsverplichting.

De verlenging van de opschorting van de handelsverplichting geldt voor dezelfde periode als de verlenging van de opschorting van de clearingverplichting.

▼B

Artikel 7

Toegang tot een CTP

▼M4

1.  Een CTP die over een vergunning beschikt om otc-derivatencontracten te clearen, aanvaardt deze contracten te clearen op niet-discriminerende en transparante basis, met inbegrip van de onderpandvereisten en vergoedingen voor toegang, ongeacht het handelsplatform. Dit moet er in het bijzonder voor zorgen dat een handelsplatform het recht op niet-discriminerende behandeling geniet voor wat betreft de manier waarop contracten via dat handelsplatform worden verhandeld met betrekking tot:

a) 

de onderpandvereisten en de verrekening van economisch gelijkwaardige contracten, indien het meerekenen van dergelijke contracten bij de vroegtijdige berekening (close-out) en andere verrekeningsprocedures van een CTP overeenkomstig de toepasselijke insolventiewetgeving de soepele en ordelijke werking, de geldigheid of afdwingbaarheid van dergelijke procedures niet in gevaar zou brengen; en

b) 

cross-margining met gecorreleerde contracten die door dezelfde CTP worden gecleard op grond van een risicomodel dat voldoet aan artikel 41.

Een CTP kan verlangen dat een handelsplatform voldoet aan de door de CTP gestelde operationele en technische eisen, ook op het gebied van risicobeheersing.

▼B

2.  Een CTP dient een door een handelsplatform gedaan formeel verzoek om toegang binnen drie maanden in te willigen of af te wijzen.

3.  Wanneer een CTP weigert toegang te verlenen in de zin van lid 2, dient zij de motieven voor die weigering jegens het handelsplatform omstandig toe te lichten.

4.  Tenzij de bevoegde autoriteit van het handelsplatform en die van de CTP weigeren toegang te verlenen, verleent de CTP, onder voorbehoud van het bepaalde in de tweede alinea, overeenkomstig lid 2 binnen drie maanden na een besluit tot inwilliging van een formeel verzoek van een handelsplatform toegang.

De bevoegde autoriteit van het handelsplatform en die van de CTP kunnen de CTP na een formeel verzoek van het handelsplatform alleen weigeren toegang te verlenen wanneer die toegang een bedreiging zou vormen voor de soepele en ordelijke werking van de markten of negatieve gevolgen zou hebben in termen van systeemrisico.

5.  Ingeval van een meningsverschil tussen de bevoegde autoriteiten, wordt elk geschil tussen deze bevoegde autoriteiten door ESMA geschikt in overeenstemming met haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼M4

6.  De in lid 1 vermelde voorwaarden betreffende niet-discriminerende behandeling wat betreft de wijze waarop de contracten die via dat handelsplatform worden verhandeld worden behandeld met betrekking tot de onderpandvereisten en de verrekening van economisch gelijkwaardige contracten en cross-margining met gecorreleerde contracten die door dezelfde CTP worden gecleard, worden nader gespecificeerd door de technische normen die krachtens artikel 35, lid 6, onder e) van Verordening (EU) nr. 600/2014 ( 12 ) worden vastgesteld.

▼B

Artikel 8

Toegang tot een handelsplatform

1.  Een handelsplatform verstrekt op niet-discriminerende en transparante basis trade feeds aan elke CTP met een vergunning voor het clearen van op dat handelsplatform verhandelde otc-derivatencontracten die daarom verzoekt.

2.  Wanneer een CTP bij een handelsplatform een formeel verzoek om toegang tot dat platform heeft ingediend, krijgt de CTP daarop van het handelsplatform binnen drie maanden antwoord.

3.  Indien een handelsplatform de toegang weigert, stelt het de CTP van zijn volledig met redenen omklede weigering in kennis.

4.  Onverminderd het besluit van de voor het handelsplatform en de voor de CTP bevoegde autoriteiten biedt het handelsplatform toegang binnen drie maanden na een positief antwoord op een desbetreffend verzoek.

De CTP krijgt alleen toegang tot het handelsplatform voor zover die toegang geen interoperabiliteit vergt noch een bedreiging vormt voor de soepele en ordelijke werking van de markten, in het bijzonder als gevolg van liquiditeitsfragmentatie, en mits het handelsplatform beschikt over passende mechanismen om die fragmentatie te voorkomen.

5.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op, waarin het begrip „liquiditeitsfragmentatie” nader wordt gespecificeerd.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 9

Rapportageverplichting

▼M11

1.  Tegenpartijen en CTP's zorgen ervoor dat de gegevens betreffende elk derivatencontract dat zij hebben gesloten en betreffende elke wijziging van het contract of de beëindiging ervan, overeenkomstig de leden 1 bis tot en met 1 septies van dit artikel worden gerapporteerd aan een overeenkomstig artikel 55 geregistreerd of een overeenkomstig artikel 77 erkend transactieregister. De gegevens worden uiterlijk op de werkdag volgend op de sluiting, wijziging of beëindiging van het contract gerapporteerd.

De rapportageverplichting is van toepassing op derivatencontracten die:

a) 

vóór 12 februari 2014 zijn gesloten en op deze datum nog uitstonden;

b) 

op of na 12 februari 2014 zijn gesloten.

Niettegenstaande het bepaalde in artikel 3 is de rapportageverplichting niet van toepassing op derivatencontracten binnen dezelfde groep indien ten minste een van de tegenpartijen een niet-financiële tegenpartij is of als niet-financiële tegenpartij zou worden aangemerkt als zij in de Unie was gevestigd, mits:

a) 

beide tegenpartijen op volledige basis zijn opgenomen in dezelfde consolidatie;

b) 

beide tegenpartijen zijn onderworpen aan passende gecentraliseerde risicobeoordelings-, meet- en controleprocedures, en

c) 

de moederonderneming geen financiële tegenpartij is.

De tegenpartijen stellen hun bevoegde autoriteiten in kennis van hun voornemen om de in de derde alinea bedoelde vrijstelling toe te passen. De vrijstelling is geldig tenzij de in kennis gestelde bevoegde autoriteiten de in de derde alinea bedoelde voorwaarden binnen drie maanden na de datum van kennisgeving niet vervuld achten.

▼M11

1 bis.  Financiële tegenpartijen zijn als enige verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportage, namens beide tegenpartijen, van de gegevens betreffende otc-derivatencontracten die zijn gesloten met een niet-financiële tegenpartij die niet voldoet aan de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, bedoelde voorwaarden, alsmede voor de juistheid van de gerapporteerde gegevens.

Opdat de financiële tegenpartij beschikt over alle gegevens die het nodig heeft om aan de rapportageverplichting te voldoen, verstrekt de niet-financiële tegenpartij de financiële tegenpartij de gegevens van de tussen hen gesloten otc-derivatentransacties waarvan redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat de financiële tegenpartij erover beschikt. De niet-financiële tegenpartij is verantwoordelijk voor de juistheid van die gegevens.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen niet-financiële tegenpartijen die al hebben geïnvesteerd in een rapportagesysteem, beslissen de gegevens betreffende hun otc-derivatencontracten met financiële tegenpartijen te rapporteren aan een transactieregister. In dat geval stellen de niet-financiële tegenpartijen de financiële tegenpartijen waarmee zij otc-derivatencontracten hebben gesloten voor rapportage van die gegevens in kennis van hun beslissing. In dat geval is de niet-financiële tegenpartij verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportage en juistheid van die gegevens.

Een niet-financiële tegenpartij die niet voldoet aan de in artikel 10, lid 1, tweede alinea, bedoelde voorwaarden, en die een otc-derivatencontract sluit met een in een derde land gevestigde entiteit wordt is niet verplicht op grond van dit artikel te rapporteren, noch wettelijk aansprakelijk voor de rapportage of voor de juistheid van gegevens van dergelijke otc-derivatencontracten, mits:

a) 

die entiteit uit het derde land als een financiële tegenpartij zou worden beschouwd indien zij in de Unie gevestigd zou zijn;

b) 

het wettelijke rapportagekader dat voor die entiteit uit het derde land geldt op grond van artikel 13 gelijkwaardig is verklaard, en

c) 

de financiële tegenpartij uit het derde land die informatie heeft gerapporteerd op grond van het wettelijke kader van dat derde land inzake rapportage aan een handelsregister dat onderworpen is aan een wettelijk bindende en afdwingbare verplichting om de in artikel 81, lid 3, bedoelde entiteiten rechtstreekse en onmiddellijke toegang tot de gegevens te verlenen;

1 ter.  De icbe-beheermaatschappij is verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportage van de gegevens betreffende otc-derivatencontracten waarbij die icbe een tegenpartij is, alsmede voor de juistheid van de gerapporteerde gegevens.

1 quater.  De abi-beheerder is verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportage van de gegevens betreffende otc-derivatencontracten waarbij de betrokken abi een tegenpartij is, alsmede voor de juistheid van de gerapporteerde gegevens.

1 quinquies.  De vergunninghoudende entiteit die verantwoordelijk is voor het beheren en handelen in naam van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig nationaal recht geen rechtspersoonlijkheid heeft, is verantwoordelijk en wettelijk aansprakelijk voor de rapportage van de gegevens betreffende otc-derivatencontracten waarbij die IBPV een tegenpartij is, alsmede voor de juistheid van de gerapporteerde gegevens.

1 sexies.  Tegenpartijen en CTP's die verplicht zijn de gegevens betreffende derivatencontracten te rapporteren, zorgen ervoor dat dergelijke gegevens juist en niet dubbel worden gerapporteerd.

1 septies.  Tegenpartijen en CTP's die onderworpen zijn aan de in lid 1 bedoelde rapportageverplichting, kunnen die rapportageverplichting delegeren.

▼B

2.  Tegenpartijen houden ten minste gedurende vijf jaar na de beëindiging van een contract een register bij van alle derivatencontracten die zij hebben gesloten en van alle daarin aangebrachte wijzigingen.

3.  Als er geen transactieregister beschikbaar is om de gegevens betreffende een derivatencontract vast te leggen, zorgen de tegenpartijen en de CTP's dat dergelijke gegevens aan ESMA worden gerapporteerd.

In dat geval zorgt ESMA dat alle in artikel 81, lid 3, bedoelde entiteiten toegang hebben tot alle gegevens betreffende derivatencontracten die zij nodig hebben om hun verantwoordelijkheden en taken te vervullen.

4.  Een entiteit of een CTP die namens een tegenpartij de gegevens betreffende een derivatencontract meldt aan een transactieregister of aan ESMA, dan wel aan een entiteit die dergelijke gegevens rapporteert namens een tegenpartij of een CTP, wordt niet geacht enige bij dat contract of bij een wettelijke of administratiefrechtelijke bepaling opgelegde openbaarmakingsbeperking te overtreden.

Noch op de rapporterende entiteit, noch op haar leiding of werknemers rust enige uit die openbaarmaking voortvloeiende aansprakelijkheid.

5.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op om voor de verschillende klassen van derivaten de gegevens en het type rapporten als bedoeld in de leden 1 en 3 nader te bepalen.

In de rapporten in de zin van de leden 1 en 3 worden ten minste vermeld:

a) 

de partijen bij het derivatencontract en, voor zover verschillend, de begunstigde van de eruit voortvloeiende rechten en verplichtingen;

b) 

de voornaamste kenmerken van de derivatencontracten, waaronder hun type, de onderliggende waarde, de looptijd en de nominale waarde, de prijs en de afwikkelingsdatum.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M11

6.  Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de leden 1 en 3 te garanderen, stelt ESMA in nauwe samenwerking met het ESCB ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot bepaling van:

a) 

de gegevensnormen en -formats voor de informatie die moet worden gerapporteerd, waaronder ten minste het volgende:

i) 

mondiale identificatiecodes voor juridische entiteiten (legal entity identifier — LEI's);

ii) 

internationale effectenidentificatienummers (international securities identification numbers — ISIN's);

iii) 

unieke transactie-identificatiecodes (unique trade identifier — UTI's);

b) 

de methoden en regelingen voor rapportage;

c) 

de frequentie van de rapportage;

d) 

de uiterste datum waarop de derivatencontracten moeten worden gerapporteerd.

Bij het ontwikkelen van die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen houdt ESMA rekening met internationale ontwikkelingen en op Unie- of mondiaal niveau overeengekomen normen, en met de consistentie ervan met de rapportagevereisten die zijn vastgelegd in artikel 4 van Verordening (EU) 2015/2365 ( 13 ) en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 juni 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 10

Niet-financiële tegenpartijen

▼M11

1.  Elke twaalf maanden kan een niet-financiële tegenpartij die posities in otc-derivatencontracten inneemt, haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden berekenen overeenkomstig lid 3.

Indien een niet-financiële tegenpartij haar posities niet berekent of het resultaat van die berekening met betrekking tot een of meer klassen van otc-derivaten de op grond van lid 4, eerste alinea, punt b), van dit artikel bepaalde clearingdrempels overschrijdt, moet die financiële tegenpartij:

a) 

ESMA en de relevante bevoegde autoriteit onmiddellijk daarvan in kennis stellen en, indien relevant, de voor de berekening gebruikte periode vermelden;

b) 

clearingregelingen treffen binnen vier maanden na de in punt a) van deze alinea bedoelde kennisgeving;

c) 

komen te vallen onder de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting voor de otc-derivatencontracten die meer dan vier maanden na de in punt a) van deze alinea bedoelde kennisgeving zijn gesloten of verlengd en die behoren tot die activaklassen waarvoor het resultaat van de berekening de clearingdrempels overschrijdt of, indien de niet-financiële tegenpartij haar positie niet heeft berekend, die behoren tot alle klassen van otc-derivaten die onder de clearingverplichting vallen.

2.  Een niet-financiële tegenpartij die op 17 juni 2019 onder de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting valt of die overeenkomstig lid 1, tweede alinea, van dit artikel onder die verplichting komt te vallen, blijft onderworpen aan die verplichting en blijft clearing verrichten totdat die niet-financiële tegenpartij aan de relevante bevoegde autoriteit aantoont dat haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden de op grond van lid 4, eerste alinea, punt b), van dit artikel bepaalde clearingdrempel niet overschrijdt.

De niet-financiële tegenpartij is in staat aan de betrokken bevoegde autoriteit aan te tonen dat de berekening van de geaggregeerde gemiddelde positie aan het einde van de maand voor de voorgaande twaalf maanden niet leidt tot een systematische onderwaardering van de positie.

▼M11

2a.  De betrokken bevoegde autoriteiten van de niet-financiële tegenpartij en van de andere entiteiten binnen de groep zetten samenwerkingsprocedures op met het oog op het doeltreffend berekenen van de posities op groepsniveau.

▼B

3.  Bij de berekening van de in lid 1 bedoelde posities houdt de niet-financiële tegenpartij rekening met alle otc-derivatencontracten die zijn gesloten door de niet-financiële tegenpartij of door andere niet-financiële entiteiten binnen de groep waartoe de niet-financiële tegenpartij behoort en waarvan niet objectief kan worden aangetoond dat ze risico's verminderen die rechtstreeks met de commerciële bedrijvigheid of de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen van de niet-financiële tegenpartij of van die groep verband houden.

4.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA, na raadpleging van het ESRB en andere relevante autoriteiten, ontwerpen van technische reguleringsnormen op, waarin wordt gespecificeerd:

a) 

criteria om te bepalen van welke otc-derivatencontracten objectief kan worden vastgesteld, dat zij risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteiten of de activiteiten betreffende kasbeheer als bedoeld in lid 3, en

b) 

de waarden van de clearingdrempels die worden vastgesteld met inachtneming van de systeemrelevantie van de som van de nettoposities en risicoposities per tegenpartij en per klasse van otc-derivaten.

Na een open publieke raadpleging te hebben gehouden, legt ESMA deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M11

ESMA toetst, na raadpleging van het ESRB en andere relevante autoriteiten, periodiek de in de eerste alinea, punt b), bedoelde clearingdrempels en doet waar nodig, met name rekening houdend met de verwevenheid van financiële tegenpartijen, voorstellen tot wijziging van de technische reguleringsnormen overeenkomstig dit lid.

Die periodieke toetsing gaat vergezeld van een verslag ter zake van ESMA.

▼B

5.  Elke lidstaat belast een autoriteit met de verantwoordelijkheid om zorg te dragen dat de bij lid 1 opgelegde verplichting wordt nageleefd.

Artikel 11

Risico-inperkingstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten

1.  Financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen die een niet door een CTP gecleard otc-derivatencontract sluiten, zien er met de nodige zorgvuldigheid op toe dat passende procedures en regelingen worden ingevoerd om operationele risico's en tegenpartijkredietrisico's te meten, te bewaken en te limiteren, waaronder ten minste:

a) 

elektronische middelen — voor zover beschikbaar — om de tijdige bevestiging van de voorwaarden van het desbetreffende otc-derivatencontract te verzekeren;

b) 

gestandaardiseerde processen die robuust, veerkrachtig en controleerbaar zijn, om portefeuilles te laten aansluiten, het gerelateerde risico te beheren, geschillen tussen partijen vroegtijdig vast te stellen en op te lossen, en de waarde van uitstaande contracten te bewaken.

2.  Financiële tegenpartijen en de in artikel 10 bedoelde niet-financiële tegenpartijen waarderen uitstaande contracten dagelijks tegen marktwaarde. Indien waardering tegen marktwaarde door de marktomstandigheden onmogelijk wordt gemaakt, wordt gebruikgemaakt van een betrouwbare en prudente waardering op basis van een modellenbenadering.

3.  Financiële tegenpartijen beschikken over risicobeheerprocedures die een tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden voorschrijven met betrekking tot otc-derivatencontracten die op of na 16 augustus 2012 worden gesloten. Niet-financiële tegenpartijen als bedoeld in artikel 10 beschikken over risicobeheerprocedures die een tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden voorschrijven met betrekking tot otc-derivatencontracten die worden gesloten op of na de datum waarop de clearingdrempel wordt overschreden.

4.  Financiële tegenpartijen houden met het oog op het beheer van niet door een passende uitwisseling van zekerheden gedekte risico's in passende en evenredige mate kapitaal aan.

5.  Het in lid 3 van dit artikel neergelegde vereiste is niet van toepassing op een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3 welke wordt gesloten door tegenpartijen die in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, mits er geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien is die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

6.  Een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a), b) of c), welke wordt gesloten door tegenpartijen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn, wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van het in lid 3 van dit artikel neergelegde vereiste op basis van een positief besluit van beide relevante bevoegde autoriteiten, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) 

de risicobeheerprocedures van de tegenpartijen zijn voldoende degelijk en solide, en zijn consistent met het complexiteitsniveau van de derivatentransactie;

b) 

er is geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

Indien de bevoegde autoriteiten er niet in slagen binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het verzoek om vrijstelling tot een positief besluit te komen, kan ESMA deze autoriteiten assisteren bij het bereiken van een akkoord in overeenstemming met haar bevoegdheden tot schikking van meningsverschillen krachtens artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

7.  Een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3, lid 1, welke wordt gesloten door niet-financiële tegenpartijen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn, wordt vrijgesteld van het in lid 3 van dit artikel neergelegde vereiste, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) 

de risicobeheerprocedures van de tegenpartijen zijn voldoende degelijk en solide, en zijn consistent met het complexiteitsniveau van de derivatentransactie;

b) 

er is geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

De niet-financiële tegenpartijen stellen de in artikel 10, lid 5, bedoelde bevoegde autoriteiten in kennis van hun voornemen om de vrijstelling toe te passen. De vrijstelling is geldig tenzij een van beide in kennis gestelde bevoegde autoriteiten de in onder a) of onder b) van de eerste alinea bedoelde voorwaarden binnen drie maanden na de datum van kennisgeving niet vervuld acht.

8.  Een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met d), die wordt gesloten door een tegenpartij die in de Unie is gevestigd en een tegenpartij die in het rechtsgebied van een derde land gevestigd is, wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van het in lid 3 van dit artikel neergelegde vereiste op basis van een positief besluit van de relevante bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de in de Unie gevestigde tegenpartij, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) 

de risicobeheerprocedures van de tegenpartijen zijn voldoende degelijk en solide, en zijn consistent met het complexiteitsniveau van de derivatentransactie;

b) 

er is geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

9.  Een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3, lid 1, van dit artikel welke wordt gesloten door een niet-financiële tegenpartij die in de Unie is gevestigd en een tegenpartij die in het rechtsgebied van een derde land gevestigd is, wordt vrijgesteld van het in lid 3 neergelegde vereiste, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) 

de risicobeheerprocedures van de tegenpartijen zijn voldoende degelijk en solide, en zijn consistent met het complexiteitsniveau van de derivatentransactie;

b) 

er is geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

De niet-financiële tegenpartij stelt de in artikel 10, lid 5, bedoelde bevoegde autoriteit in kennis van haar voornemen om de vrijstelling toe te passen. De vrijstelling is geldig tenzij één van de in kennis gestelde bevoegde autoriteiten de in onder a) of onder b) van de eerste alinea bedoelde voorwaarden binnen drie maanden na de datum van kennisgeving niet vervuld acht.

10.  Een intragroeptransactie als bedoeld in artikel 3, lid 1, van dit artikel welke wordt gesloten door een niet-financiële tegenpartij en een financiële tegenpartij die in verschillende lidstaten gevestigd zijn, wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van het in lid 3 neergelegde vereiste op basis van een positief besluit van de relevante bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de financiële tegenpartij, mits de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) 

de risicobeheerprocedures van de tegenpartijen zijn voldoende degelijk en solide, en zijn consistent met het complexiteitsniveau van de derivatentransactie;

b) 

er is geen praktische of juridische belemmering aanwezig of te voorzien die een onmiddellijke overdracht van eigen vermogen of terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen kan verhinderen.

De relevante bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de financiële tegenpartij stelt de in artikel 10, lid 5, bedoelde bevoegde autoriteit in kennis van het bedoelde besluit. De vrijstelling geldt tenzij de in kennis gestelde bevoegde autoriteit de in onder a) of onder b) van de eerste alinea bedoelde voorwaarden niet vervuld acht. Indien de bevoegde autoriteiten het niet eens worden, kan ESMA die autoriteiten helpen tot overeenstemming te komen overeenkomstig haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 19 Verordening (EU) nr. 1095/2010.

11.  De tegenpartij van een intragroeptransactie waarvoor vrijstelling van het in lid 3 neergelegde vereiste is verleend, maakt de gegevens betreffende de vrijstelling openbaar.

Een bevoegde autoriteit stelt ESMA in kennis van elk besluit dat uit hoofde van lid 6, lid 8 of lid 10 is genomen alsook van elke kennisgeving die zij uit hoofde van lid 7, lid 9 of lid 10 heeft ontvangen, en doet de gegevens inzake de betrokken intragroeptransactie aan ESMA toekomen.

12.  De in de leden 1 tot en met 11 vervatte verplichtingen gelden voor derivatencontracten welke gesloten zijn tussen entiteiten van een derde land die aan deze verplichtingen onderworpen zouden zijn indien zij in de Unie gevestigd waren, als deze contracten aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie hebben of indien de verplichting in kwestie passend of noodzakelijk is om te voorkomen dat bepalingen van deze verordening worden omzeild.

13.  ESMA controleert regelmatig de activiteiten met betrekking tot derivaten die niet voor clearing in aanmerking komen, teneinde mogelijke systeemrisico's die van een bepaalde klasse van contracten uitgaan, te kunnen opsporen en om regelgevingsarbitrage tussen geclearde en niet-geclearde derivatentransacties te voorkomen. In het bijzonder neemt ESMA, na raadpleging van het ESRB, maatregelen in overeenstemming met artikel 5, lid 3, of herziet de technische reguleringsnormen inzake marginvereisten, zoals neergelegd in lid 14 van dit artikel en in artikel 41.

14.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op, waarin wordt gespecificeerd:

a) 

de procedures en regelingen als bedoeld in lid 1;

b) 

de marktomstandigheden waardoor waardering tegen marktwaarde onmogelijk wordt gemaakt, en de criteria voor waardering op basis van een modellenbenadering als bedoeld in lid 2;

c) 

de gegevens betreffende de vrijgestelde intragroeptransacties die moeten worden opgenomen in de kennisgeving als bedoeld in de leden 7, 9 en 10;

d) 

de nadere gegevens betreffende vrijgestelde intragroeptransacties als bedoeld in lid 11;

e) 

de contracten die worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben of de gevallen waarin het passend of noodzakelijk is te voorkomen dat bepalingen van deze verordening als bedoeld in lid 12 worden omzeild.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M10

15.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stellen de ETA’s ontwerpen van gemeenschappelijke technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

▼M11

a) 

de risicobeheerprocedures, inclusief de niveaus en de soorten zekerheden en scheidingsregelingen, bedoeld in lid 3;

▼M11

a bis) 

de toezichtsprocedures voor het waarborgen van de initiële en doorlopende validering van die risicobeheerprocedures;

▼M10

b) 

de procedures die de tegenpartijen en de betrokken bevoegde autoriteiten moeten volgen voor het aanvragen van vrijstellingen in de zin van de leden 6 tot en met 10;

c) 

de toepasselijke criteria als bedoeld in de leden 5 tot en met 10, met name ter bepaling van hetgeen moet worden beschouwd als een praktische of juridische belemmering voor de onmiddellijke overboeking van eigen vermogen en de terugbetaling van passiva tussen de tegenpartijen.

Het niveau en type van de vereiste zekerheden met betrekking tot otc-derivatencontracten die door gedekteobligatie-entiteiten in verband met een gedekte obligatie of door een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden in verband met een securitisatie in de zin van deze verordening worden gesloten en voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 5, van deze verordening en de vereisten van artikel 18, en van de artikelen 19 tot en met 22 of de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2017/2402 [de securitisatieverordening], worden bepaald rekening houdend met belemmeringen bij de uitwisseling van zekerheden met betrekking tot bestaande zekerheids-overeenkomsten in het kader van de gedekte obligatie of securitisatie.

▼M11

De ESA's dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen, uitgezonderd die welke zijn bedoeld in de eerste alinea, punt a bis), uiterlijk 18 juli 2018 bij de Commissie in.

EBA dient in samenwerking met ESMA en EIOPA de in de eerste alinea, punt a bis), bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juni 2020 bij de Commissie in.

▼M10

Afhankelijk van het juridische karakter van de tegenpartij wordt aan de Commissie de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 of (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 12

Sancties

1.  De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties op overtredingen van de regels van deze titel en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. Die sancties omvatten ten minste administratieve geldboeten. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de voor het toezicht op de financiële en, in voorkomend geval, niet-financiële tegenpartijen verantwoordelijke bevoegde autoriteiten elke wegens overtreding van de artikelen 4, 5 en 7 tot en met 11 opgelegde sanctie openbaar maken, tenzij daardoor de financiële markten ernstig in gevaar zouden worden gebracht of aan de betrokken partijen onevenredige schade zou worden toegebracht. De lidstaten publiceren op gezette tijden evaluatieverslagen over de effectiviteit van de toegepaste sanctieregels. De aldus bekendgemaakte en gepubliceerde informatie mag geen persoonsgegevens in de zin van artikel 2, punt a, van Richtlijn 95/46/EG bevatten.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 17 februari 2013 van de in lid 1 bedoelde regels in kennis. Zij stellen de Commissie zonder uitstel van alle volgende wijzigingen daarvan in kennis.

3.  Overtredingen van de onder deze titel opgenomen regels hebben geen invloed op de geldigheid van een otc-derivatencontract noch op de mogelijkheid van de betrokken partijen om naleving van de bepalingen van een otc-derivatencontract af te dwingen. Aan overtreding van de onder deze titel opgenomen regels kan geen enkel recht op schadevergoeding worden ontleend ten aanzien van een partij bij een otc-derivatencontract.

Artikel 13

Mechanisme ter voorkoming van overlappende of tegenstrijdige regels

1.  De Commissie wordt door ESMA bijgestaan bij het monitoren van en het aan de Raad en het Europees Parlement verslag uitbrengen over de internationale toepassing van de in de artikelen 4, 9, 10 en 11 vervatte beginselen, inzonderheid met betrekking tot potentieel overlappende of tegenstrijdige vereisten met betrekking tot marktdeelnemers, en zij beveelt mogelijke maatregelen aan.

2.  De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij zij verklaart dat het juridisch, toezichthoudend en handhavingskader van een derde land:

a) 

gelijkwaardig is aan de in de artikelen 4, 9, 10 en 11 neergelegde vereisten;

b) 

waarborgen inzake het beroepsgeheim biedt die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vervatte waarborgen, en

c) 

die metterdaad op een billijke en niet-verstorende wijze worden toegepast en gehandhaafd, zodat effectief toezicht en effectieve handhaving in dat derde land zijn gewaarborgd.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 86, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.  Een uitvoeringshandeling inzake gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 2 behelst dat tegenpartijen die een onder deze verordening vallende transactie sluiten, slechts geacht worden de in de artikelen 4, 9, 10 en 11 neergelegde verplichtingen te hebben vervuld indien ten minste één van de tegenpartijen in dat derde land gevestigd is.

4.  De Commissie verricht in samenwerking met ESMA de monitoring naar de effectieve uitvoering door derde landen ten aanzien waarvan een uitvoeringshandeling inzake gelijkwaardigheid is vastgesteld, van de vereisten die gelijkwaardig zijn aan de in de artikelen 4, 9, 10 en 11 neergelegde vereisten en brengt regelmatig — en wel minstens eenmaal per jaar — verslag uit aan de het Europees Parlement en de Raad. Indien uit het verslag blijkt dat de autoriteiten van een derde land de gelijkwaardige vereisten op ontoereikende of inconsistente wijze toepassen, trekt de Commissie de erkenning van het als gelijkwaardig aangemerkte juridisch kader van het derde land in kwestie in binnen 30 kalenderdagen na de presentatie van het verslag. Indien de uitvoeringshandeling inzake gelijkwaardigheid wordt ingetrokken, zijn de tegenpartijen automatisch opnieuw aan alle in de verordening vastgestelde vereisten onderworpen.



TITEL III

VERGUNNINGVERLENING AAN EN TOEZICHT OP CTP'S



HOOFDSTUK 1

Voorwaarden en procedures voor vergunningverlening aan een CTP

Artikel 14

Vergunningverlening aan een CTP

1.  Wanneer een rechtspersoon die in de Unie is gevestigd voornemens is om als CTP clearingdiensten te verrichten, vraagt hij volgens de procedure van artikel 17 een vergunning aan bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd (de voor de CTP bevoegde autoriteit).

2.  Zodra de overeenkomstig artikel 17 toegekende vergunning is verleend, geldt zij voor het gehele grondgebied van de Unie.

3.  De in lid 1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend voor met clearing verband houdende activiteiten verleend en specificeert welke diensten of activiteiten de centrale tegenpartij mag verrichten, met inbegrip van de klassen van financiële instrumenten die onder dergelijke vergunning ressorteren.

4.  Een CTP voldoet te allen tijde aan de voorwaarden voor vergunningverlening.

Een CTP stelt de bevoegde autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van alle materiële wijzigingen die van invloed zijn op de voorwaarden voor vergunningverlening.

5.  De vergunningverlening als bedoeld in lid 1 belet niet dat de lidstaten ten aanzien van op hun grondgebied gevestigde CTP's bijkomende vereisten vaststellen of blijven toepassen, inclusief bepaalde vergunningsvereisten uit hoofde van Richtlijn 2006/48/EG.

Artikel 15

Uitbreiding van activiteiten en diensten

1.  Een CTP die haar bedrijvigheid tot niet onder de initiële vergunning vallende bijkomende diensten of activiteiten wenst uit te breiden, dient bij de voor de CTP bevoegde autoriteit een verzoek in tot uitbreiding. Het aanbieden van clearingdiensten waarvoor aan de CTP niet reeds een vergunning is verleend, wordt als een uitbreiding van die vergunning beschouwd.

De uitbreiding van een vergunning vindt plaats in overeenstemmin met de procedure van artikel 17.

2.  Wanneer een CTP haar bedrijvigheid tot een andere lidstaat dan de lidstaat van vestiging wenst uit te breiden, stelt de voor de CTP bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

▼M12

3.  Ter wille van een consistente toepassing van dit artikel stelt ESMA, in samenwerking met het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder bijkomende diensten of activiteiten waartoe een CTP haar bedrijvigheid wil uitbreiden, niet onder de initiële vergunning vallen en zodoende overeenkomstig lid 1 van dit artikel een uitbreiding van een vergunning vereisen, en tot nadere bepaling van de procedure voor het raadplegen van het overeenkomstig artikel 18 opgerichte college over de vraag of al dan niet aan die voorwaarden is voldaan.

ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 2 januari 2021 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 16

Kapitaalvereisten

1.  Een CTP dient een permanent en beschikbaar initieel kapitaal van ten minste 7,5 miljoen EUR te hebben om een vergunning te kunnen ontvangen in de zin van artikel 14.

2.  Het kapitaal, inclusief de ingehouden winst en reserves, van een CTP staat in verhouding tot het risico dat is verbonden aan de activiteiten van de CTP. Het kapitaal is te allen tijde toereikend om een ordelijke liquidatie of herstructurering van de activiteiten gedurende een passende periode te waarborgen evenals een adequate bescherming van de CTP tegen krediet-, tegenpartij-, markt-, operationele, juridische en bedrijfsrisico's die niet reeds zijn gedekt met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44.

3.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt de EBA, in nauwe samenwerking met het ESCB en na raadpleging van ESMA, ontwerpen van technische reguleringsnormen vast tot nadere bepaling van de vereisten inzake het kapitaal, de ingehouden winst en de reserves van een CTP als bedoeld in lid 2.

EBA dient uiterlijk op 30 september 2012 een ontwerp van deze technische reguleringsnormen in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 vast te stellen.

Artikel 17

Procedure voor verlening en weigering van een vergunning

1.  De aanvragende CTP dient een vergunningsaanvraag in de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd.

2.  De aanvragende CTP verstrekt alle informatie die voor de bevoegde autoriteit noodzakelijk is om vast te stellen dat de aanvragende CTP op het moment van de vergunning alle regelingen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om aan de vereisten zoals neergelegd in deze Verordening te voldoen. De bevoegde autoriteit geeft alle informatie die zij van de aanvragende CTP ontvangt onverwijld door aan ESMA en het in artikel 18, lid 1, vermelde college.

▼M12

3.  Uiterlijk 30 werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifieert de bevoegde autoriteit of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde autoriteit een termijn vast waarbinnen de aanvragende CTP aanvullende informatie moet verstrekken. Bij ontvangst van de aanvullende informatie geeft de bevoegde autoriteit die onmiddellijk door aan ESMA en het overeenkomstig artikel 18, lid 1, opgerichte college. Nadat zij heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig is, stelt de bevoegde autoriteit de aanvragende CTP, de leden van het college en ESMA daarvan in kennis.

▼B

4.  De bevoegde autoriteit verleent een vergunning alleen indien zij er ten volle van overtuigd is dat de aanvragende CTP aan alle bij deze verordening vastgestelde vereisten voldoet en de CTP overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG als systeem is aangemeld.

De voor de bevoegde autoriteit houdt terdege rekening met het overeenkomstig artikel 19 tot stand gekomen advies van het college. Indien de bevoegde autoriteit van de CTP een positief advies van het college niet volgt, bevat haar besluit een volledige opgaaf van redenen en een toelichting op elke aanzienlijke afwijking van het positieve advies.

De CTP wordt een vergunning geweigerd wanneer alle leden van het college, met uitzondering van de autoriteiten van de lidstaat waar de CTP is gevestigd, overeenkomstig artikel 19, lid 1, in onderlinge overeenstemming tot een gezamenlijk advies zijn gekomen dat aan de CTP geen vergunning verleend wordt. In dat advies moeten uitdrukkelijk de volledige en gedetailleerde redenen worden opgegeven waarom het college van oordeel is dat de vereisten van deze verordening of van andere delen van het Unierecht niet zijn vervuld.

Daar waar er niet in onderlinge overeenstemming tot een gezamenlijk advies kan worden gekomen overeenkomstig de derde alinea, en een tweederde meerderheid in het college een negatief advies heeft uitgebracht, kan elke van de betrokken bevoegde autoriteiten binnen 30 kalenderdagen na de aanneming van dat negatieve advies op basis van een tweederde meerderheid in het college de aangelegenheid overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 naar ESMA doorverwijzen.

In dat besluit moeten uitdrukkelijk de volledige en gedetailleerde redenen worden opgegeven waarom de betrokken leden van het college van oordeel zijn dat de vereisten van deze verordening of van andere delen van het EU-recht niet zijn vervuld. In dat geval stelt de voor de CTP bevoegde autoriteit haar vergunningsbesluit uit in afwachting van een besluit dat ESMA overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 kan nemen met betrekking tot het verlenen van een vergunning aan die CTP, en neemt zij haar besluit in overeenstemming met het besluit van ESMA. Na het verstrijken van de periode van 30 dagen als bedoeld in de vierde alinea mag de aangelegenheid niet meer naar ESMA worden doorverwezen.

Indien alle leden van het college met uitzondering van de autoriteiten van de CTP in onderlinge overeenstemming tot een gezamenlijk advies komen dat de CTP geen vergunning krijgt uit hoofde van artikel 19, lid 1, kan de bevoegde autoriteit van de ct de aangelegenheid overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 naar ESMA doorverwijzen.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de CTP is gevestigd, zendt het besluit toe aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten.

5.  Ingeval de bevoegde autoriteit van de CTP de bepalingen van deze verordening niet heeft toegepast of heeft toegepast op een wijze die in strijd lijkt te zijn met het Unierecht, handelt ESMA overeenkomstig in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

ESMA kan, op verzoek van een lid van het college of op eigen initiatief en na de bevoegde autoriteit op de hoogte te hebben gebracht, een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht onderzoeken.

6.  Bij de uitoefening van hun taken mogen leden van het college in geen geval rechtstreeks of onrechtstreeks discriminerend optreden tegen een lidstaat of een groep van lidstaten als platform voor clearingdiensten in welke valuta dan ook.

7.  Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag deelt de bevoegde autoriteit de aanvragende schriftelijk onder opgaaf van alle redenen mee of de vergunning is verleend dan wel geweigerd.

Artikel 18

College

▼M12

1.  Uiterlijk 30 kalenderdagen na de indiening van een volledige aanvraag overeenkomstig artikel 17, richt de voor de CTP bevoegde autoriteit een college op dat zij beheert en voorzit, teneinde de uitvoering van de in de artikelen 15, 17, 30, 31, 32, 35, 49, 51 en 54 bedoelde taken te faciliteren.

▼B

2.  Het college bestaat uit:

▼M12

a) 

de voorzitter of een van de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s, als bedoeld in artikel 24 bis, lid 2, punt a), respectievelijk punt b);

▼B

b) 

de voor de CTP bevoegde autoriteit;

▼M12

c) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de clearingleden van de CTP die gevestigd zijn in de drie lidstaten met op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar de grootste bijdragen aan het in artikel 42 van deze verordening bedoelde wanbetalingsfonds van de CTP, met inbegrip van, in voorkomend geval, de ECB in het kader van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad ( 14 ) aan de ECB toevertrouwde taken in verband met het prudentieel toezicht op kredietinstellingen binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme;

▼M12

c bis) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op andere clearingleden van de CTP dan die welke worden bedoeld in punt c), onder voorbehoud van de goedkeuring door de voor de CTP bevoegde autoriteit. Die bevoegde autoriteiten verzoeken de voor de CTP bevoegde autoriteit om toestemming voor deelname aan het college, met een motivering van hun verzoek op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de financiële moeilijkheden van de CTP zouden kunnen hebben voor de financiële stabiliteit van hun respectieve lidstaat. Indien de voor de CTP bevoegde autoriteit geen gehoor geeft aan het verzoek, verstrekt zij een volledige en gedetailleerde schriftelijke motivering;

▼B

d) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de door de CTP bediende handelsplatforms;

e) 

de bevoegde autoriteiten die toezicht uitoefenen op de CTP's waarmee interoperabiliteitsregelingen zijn getroffen;

f) 

de bevoegde autoriteiten die toezicht uitoefenen op de centrale effectenbewaarinstellingen waarbij de CTP is aangesloten;

g) 

de relevante leden van het ESCB die verantwoordelijk zijn voor de supervisie op de CTP en de relevante leden van het ESCB die verantwoordelijk zijn voor de supervisie op de CTP's waarmee interoperabiliteitsregelingen zijn getroffen;

h) 

de centrale banken die de belangrijkste EU-valuta's van de geclearde financiële instrumenten uitgeven;

▼M12

i) 

andere centrale banken van uitgifte van de EU-valuta’s van de financiële instrumenten die door de CTP zijn gecleard of zullen worden gecleard dan die welke worden bedoeld in punt h), onder voorbehoud van de goedkeuring door de voor de CTP bevoegde autoriteit. Die centrale banken van uitgifte verzoeken de voor de CTP bevoegde autoriteit om toestemming voor deelname aan het college, met een motivering van hun verzoek op basis van hun beoordeling van de gevolgen die de financiële moeilijkheden van de CTP zouden kunnen hebben voor hun respectieve uitgegeven valuta. Indien de voor de CTP bevoegde autoriteit geen gehoor geeft aan het verzoek, verstrekt de voor de CTP bevoegde autoriteit een volledige en gedetailleerde schriftelijke motivering.

De voor de CTP bevoegde autoriteit publiceert op haar website een lijst van de leden van het college. Na elke wijziging in de samenstelling van het college wordt die lijst zonder onnodige vertraging door de voor de CTP bevoegde autoriteit geactualiseerd. Binnen 30 kalenderdagen na de oprichting van het college of de wijziging van de samenstelling ervan stelt de voor de CTP bevoegde autoriteit ESMA in kennis van die lijst. Na ontvangst van de kennisgeving door de voor de CTP bevoegde autoriteit publiceert ESMA zonder onnodige vertraging de lijst van de leden van dat college op haar website.

▼B

3.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat die geen deel uitmaakt van het college, mag het college te verzoeken om alle informatie die relevant is voor de uitoefening van haar toezichttaken.

4.  Onverminderd de verantwoordelijkheden van bevoegde autoriteiten ingevolge deze verordening zorgt het college voor:

a) 

de opstelling van het in artikel 19 bedoelde advies;

b) 

de uitwisseling van informatie, waaronder verzoeken om informatie uit hoofde van artikel 84;

c) 

overeenstemming betreffende de vrijwillige toevertrouwing van taken onder haar leden;

d) 

de coördinatie van toezichtinspectieprogramma's op basis van een risicobeoordeling van de CTP, en

e) 

de bepaling van procedures en calamiteitenplannen om noodsituaties aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 24.

▼M12

Teneinde de uitoefening van de op grond van de eerste alinea aan colleges toegewezen taken te faciliteren, krijgen de in lid 2 bedoelde leden van het college het recht om bij te dragen aan de opstelling van de agenda van de vergaderingen van het college, met name door punten aan de agenda van een vergadering toe te voegen.

▼B

5.  De oprichting en de werking van het college zijn gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst tussen alle leden ervan.

▼M12

In die overeenkomst worden de praktische regelingen voor het functioneren van het college vastgelegd, waaronder gedetailleerde regels betreffende:

i) 

de in artikel 19, lid 3, bedoelde stemprocedures;

ii) 

de procedures voor de opstelling van de agenda van vergaderingen van het college;

iii) 

de frequentie van de vergaderingen van het college;

iv) 

de vorm en reikwijdte van de informatie die de voor de CTP bevoegde autoriteit aan de leden van het college moet verstrekken, met name in verband met de overeenkomstig artikel 21, lid 4, te verstrekken informatie;

v) 

de passende minimumtermijnen voor het beoordelen van de relevante documentatie door de leden van het college;

vi) 

de middelen voor communicatie tussen de leden van het college.

In de overeenkomst kan tevens worden bepaald dat sommige taken aan de voor de CTP bevoegde autoriteit of een ander lid van het college worden toevertrouwd.

6.  Om de consistente en samenhangende werking van colleges in de Unie te garanderen, stelt ESMA, in samenwerking met het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder de in punt h) van lid 2 bedoelde EU-valuta’s als de meest relevante moeten worden beschouwd, alsmede van de gegevens omtrent de in lid 5 bedoelde praktische regelingen.

ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 2 januari 2021 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 19

Advies van het college

1.  Binnen vier maanden na de indiening van een compleet vergunningsverleningsverzoek door een CTP in overeenstemming met artikel 17, stelt de voor de CTP bevoegde autoriteit een risicobeoordeling op inzake de CTP en legt een rapport aan het college voor.

Op basis van de bevindingen van dat rapport komt het college binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het rapport tot een gezamenlijk advies waarin wordt bepaald of de aanvragende CTP voldoet aan alle vereisten zoals neergelegd in deze verordening.

Onverminderd het bepaalde in artikel 17, lid 4, vierde alinea, en indien binnen 30 kalenderdagen na de ontvangst van het rapport geen gezamenlijk advies wordt bereikt, stelt het college, binnen dezelfde termijn een meerderheidsadvies vast.

▼M12

1 bis.  Indien het college een advies op grond van deze verordening uitbrengt, kan dat advies, op verzoek van ongeacht welk lid van het college en na goedkeuring door een meerderheid van het college overeenkomstig lid 3 van dit artikel, naast de bepaling of de CTP aan deze verordening voldoet, aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van tekortkomingen in het risicobeheer van de CTP en het verbeteren van de veerkracht ervan.

Indien het college een advies kan geven, kan elke centrale bank van uitgifte die op grond van artikel 18, lid 2, punten h) en i), een lid van het college is, aanbevelingen uitbrengen in verband met de valuta die zij uitgeeft.

▼B

2.  ESMA faciliteert de vaststelling van het gezamenlijk advies overeenkomstig haar algemene coördinatiefunctie uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼M12

3.  Het meerderheidsadvies van het college wordt met gewone meerderheid van de leden vastgesteld.

Voor colleges met ten hoogste twaalf leden hebben ten hoogste twee collegeleden die tot dezelfde lidstaat behoren stemrecht, en heeft elk stemgerechtigd lid één stem. Voor colleges met méér dan twaalf leden hebben ten hoogste drie leden die tot dezelfde lidstaat behoren stemrecht, en heeft elk stemgerechtigd lid één stem.

Indien de ECB een lid van het college is op grond van artikel 18, lid 2, punten c) en h), heeft zij twee stemmen.

De in artikel 18, lid 2, punten a), c bis) en i), bedoelde leden van het college hebben geen stemrecht over de adviezen van het college.

▼M12

4.  Onverminderd de in artikel 17 voorgeschreven procedure houdt de bevoegde autoriteit terdege rekening met het overeenkomstig lid 1 van dit artikel bereikte advies, met inbegrip van eventuele aanbevelingen voor het verhelpen van tekortkomingen in het risicobeheer van de CTP en het verbeteren van de veerkracht ervan. Indien de voor de CTP bevoegde autoriteit niet akkoord gaat met het advies van het college, onder meer met eventueel daarin vervatte aanbevelingen voor het verhelpen van tekortkomingen in het risicobeheer van de CTP en het verbeteren van de veerkracht ervan, bevat haar besluit een volledige motivering van en uitleg voor elke aanzienlijke afwijking van dat advies of die aanbevelingen.

▼B

Artikel 20

Intrekking van de vergunning

1.  Onverminderd artikel 22, lid 3, trekt de voor de CTP bevoegde autoriteit de vergunning in indien de CTP:

a) 

binnen twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk afstand van de vergunning doet of de voorafgaande zes maanden geen diensten of activiteiten heeft verricht;

b) 

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend en de door de bevoegde autoriteit van de CTP verlangde corrigerende maatregel niet binnen een gestelde termijn heeft getroffen;

d) 

ernstig en systematisch één of meer van de vereisten als neergelegd in deze verordening heeft geschonden.

2.  Wanneer de bevoegde autoriteit van de CTP van oordeel is dat één van de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich heeft voorgedaan, stelt zij ESMA en de leden van het college dienovereenkomstig binnen vijf werkdagen daarvan in kennis.

3.  De bevoegde autoriteit van de CTP raadpleegt de leden van het college over de noodzaak om de vergunning van de CTP in te trekken, tenzij dat besluit dringend moet worden genomen.

4.  Elk lid van het college kan te allen tijde verzoeken dat de voor de CTP bevoegde autoriteit nagaat of de CTP blijft voldoen aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend.

5.  De bevoegde autoriteit van de CTP mag de intrekking beperken tot een bepaalde dienst, activiteit of een bepaalde klasse financiële instrumenten.

6.  De bevoegde autoriteit van de CTP stelt ESMA en de leden van het college in kennis van haar omstandig gemotiveerde besluit, waarin rekening wordt gehouden met de voorbehouden van de leden van het college.

7.  Het besluit tot intrekking van de vergunning wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht.

Artikel 21

Toetsing en evaluatie

▼M12

1.  Onverminderd de rol van het college toetsen de in artikel 22 bedoelde bevoegde autoriteiten de regelingen, strategieën, procedures en mechanismen die CTP’s met het oog op naleving van deze verordening hebben ingevoerd, en evalueren zij de risico’s, waaronder ten minste de financiële en operationele risico’s, waaraan CTP’s zijn of mogelijkerwijs worden blootgesteld.

▼B

2.  De in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie bestrijkt alle voorschriften betreffende CTP's zoals neergelegd in de onderhavige verordening.

▼M12

3.  De bevoegde autoriteiten stellen de frequentie en de grondigheid van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie vast, met bijzondere inachtneming van de omvang, het systeembelang, de aard, de schaal, de complexiteit van de activiteiten en de verwevenheid met andere financiële marktinfrastructuur van de betrokken CTP’s. De toetsing en de evaluatie worden ten minste eenmaal per jaar geactualiseerd.

CTP’s worden onderworpen aan inspecties ter plaatse. Op verzoek van ESMA kunnen de bevoegde autoriteiten personeel van ESMA uitnodigen om deel te nemen aan inspecties ter plaatse.

De bevoegde autoriteit kan alle informatie die van de CTP’s wordt ontvangen tijdens of in verband met inspecties ter plaatse aan ESMA doorsturen.

▼B

4.  De bevoegde autoriteiten informeren het college regelmatig en ten minste eenmaal per jaar over de resultaten van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie, inclusief corrigerende maatregelen en sancties.

5.  De bevoegde autoriteiten eisen van elke CTP die niet aan de vereisten zoals neergelegd in deze verordening voldoet, dat deze vroegtijdig de noodzakelijke maatregelen neemt om deze situatie te verhelpen.

▼M12

6.  Uiterlijk op 2 januari 2021 brengt ESMA, ter wille van de consistentie van de vorm, de frequentie en de grondigheid van de overeenkomstig dit artikel door de nationale bevoegde autoriteiten verrichte toetsing, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren uit tot nadere bepaling van de gemeenschappelijke procedures en methoden voor het in leden 1 en 2, en in de eerste alinea van lid 3, van dit artikel bedoelde proces van toetsing en evaluatie van het toezicht op een manier die in verhouding staat tot de omvang, de structuur en de interne organisatie van CTP’s en de aard, de reikwijdte en complexiteit van de activiteiten ervan.

▼B



HOOFDSTUK 2

Toezicht op de CTP's

Artikel 22

Bevoegde autoriteit

1.  Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de uit deze verordening voortvloeiende taken met betrekking tot de vergunningverlening aan en het toezicht op de op zijn grondgebied gevestigde CTP's en stelt de Commissie en ESMA daarvan in kennis.

Wanneer een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst, bakent hij duidelijk hun respectieve taken af en wijst hij één autoriteit aan als verantwoordelijke autoriteit voor het coördineren van de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de Commissie, ESMA, de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, de EBA en de betrokken leden van het ESCB overeenkomstig de artikelen 23, 24, 83 en 84.

2.  Elke lidstaat zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit over de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden beschikt die nodig zijn voor de uitoefening van haar functies.

3.  Elke lidstaat zorgt ervoor dat passende administratieve maatregelen conform het nationale recht kunnen worden genomen of opgelegd ten aanzien van de natuurlijke of de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de niet-naleving van deze verordening.

Deze maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en kunnen eisen tot het nemen van corrigerende maatregelen binnen een gestelde termijn omvatten.

4.  ESMA publiceert op haar website een lijst van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten.



HOOFDSTUK 3

Samenwerking

Artikel 23

Samenwerking tussen autoriteiten

1.  De bevoegde autoriteiten werken nauw samen met elkaar, met ESMA en, indien nodig, met het ESCB.

2.  De bevoegde autoriteiten nemen, uitgaande van de op het desbetreffende tijdstip beschikbare informatie, bij de uitoefening van hun algemene taken naar behoren de gevolgen in overweging die hun besluiten, met name in noodsituaties als bedoeld in artikel 24, kunnen hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in alle andere betrokken lidstaten.

▼M12

Artikel 23 bis

Samenwerking op toezichtsgebied tussen de bevoegde autoriteiten en ESMA met betrekking tot vergunninghoudende CTP’s

1.  ESMA vervult een coördinerende rol tussen de bevoegde autoriteiten en de respectieve colleges met het oog op de totstandbrenging van een gemeenschappelijke toezichtscultuur en van consistente toezichtspraktijken, met het oog op uniforme procedures en coherente strategieën, alsmede consistentere toezichtsresultaten, met name in verband met toezichtsgebieden met een grensoverschrijdende dimensie of een mogelijk grensoverschrijdend effect.

2.  De bevoegde autoriteiten dienen hun ontwerpbesluiten bij ESMA in voordat zij optreden of maatregelen treffen op grond van de artikelen 7, 8, 14, 15, 29 tot en met 33, 35, 36 en 54.

De bevoegde autoriteiten kunnen ook ontwerpbesluiten bij ESMA indienen voordat zij anderszins optreden of maatregelen treffen overeenkomstig hun taken op grond van artikel 22, lid 1.

3.  Binnen 20 werkdagen na ontvangst van een overeenkomstig lid 2 ingediend ontwerpbesluit in verband met een specifiek artikel, verstrekt ESMA aan de bevoegde autoriteit zo nodig een advies over dat ontwerpbesluit om een consistente en coherente toepassing van dat artikel te bevorderen.

Indien het bij ESMA overeenkomstig lid 2 ingediende ontwerpbesluit een gebrek aan convergentie of coherentie bij de toepassing van deze verordening vertoont, brengt ESMA op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren of aanbevelingen uit om de nodige consistentie of coherentie bij de toepassing van deze verordening te bevorderen.

4.  Indien ESMA overeenkomstig lid 3 een advies uitbrengt, houdt de bevoegde autoriteit daar terdege rekening mee en stelt zij ESMA ervan in kennis of zij op grond daarvan actie heeft ondernomen of daarvan heeft afgezien. Indien de bevoegde autoriteit het niet eens is met een advies van ESMA, levert zij aan ESMA commentaar over eventuele aanzienlijke afwijkingen van dat advies.

▼M12

Artikel 24

Noodsituaties

De voor de CTP bevoegde autoriteit of ongeacht welke andere relevante autoriteit informeert ESMA, het college, de relevante leden van het ESCB en andere relevante autoriteiten zonder onnodige vertraging over elke met een CTP verband houdende noodsituatie, waaronder ontwikkelingen op de financiële markten die een negatief effect kunnen hebben op de marktliquiditeit, de transmissie van het monetaire beleid, de goede werking van het betalingsverkeer of de stabiliteit van het financiële stelsel in ongeacht welke lidstaat waar de CTP of een van de clearingleden ervan is gevestigd.

▼M12



HOOFDSTUK 3 BIS

Comité voor toezicht op CTP’s

Artikel 24 bis

Comité voor toezicht op CTP’s

1.  ESMA stelt op grond van artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 een permanent intern comité in voor het opstellen van ontwerpbesluiten die door de raad van toezichthouders moeten worden goedgekeurd, en voor het uitoefenen van de in de leden 7, 9 en 10 van dit artikel beschreven taken („comité voor toezicht op CTP’s”).

2.  Het comité voor toezicht op CTP’s bestaat uit:

a) 

de voorzitter, die stemgerechtigd is;

b) 

twee onafhankelijke leden, die stemgerechtigd zijn;

c) 

de in artikel 22 van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten van lidstaten met een vergunninghoudende CTP, die stemgerechtigd zijn; indien een lidstaat meerdere bevoegde autoriteiten heeft aangewezen, kan elk van de aangewezen bevoegde autoriteiten van deze lidstaat besluiten een vertegenwoordiger te benoemen voor deelname op grond van dit punt, maar in het kader van de in artikel 24 quater beschreven stemprocedures worden de vertegenwoordigers van de respectieve lidstaat gezamenlijk als één stemgerechtigd lid beschouwd;

d) 

de volgende centrale banken van uitgifte:

i) 

indien het comité voor toezicht op CTP’s bijeenkomt in verband met CTP’s uit derde landen, wat betreft de voorbereiding van alle besluiten met betrekking tot de in lid 10 van dit artikel genoemde artikelen in verband met tier 2-CTP’s en tot artikel 25, lid 2 bis, de in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte die hebben verzocht om lidmaatschap van het comité voor toezicht op CTP’s, die niet-stemgerechtigd zijn;

ii) 

indien het comité voor toezicht op CTP’s bijeenkomt in verband met CTP’s waaraan overeenkomstig artikel 14 een vergunning is verleend, in het kader van besprekingen met betrekking tot lid 7, punt b), en punt c), subpunt iv), van dit artikel de centrale banken van uitgifte van de EU-valuta’s van de door vergunninghoudende CTP’s geclearde financiële instrumenten, die hebben verzocht om lidmaatschap van het comité voor toezicht op CTP’s, die niet-stemgerechtigd zijn.

Het lidmaatschap voor de toepassing van de subpunten i) en ii) wordt automatisch toegekend op eenmalig schriftelijk verzoek aan de voorzitter.

3.  De voorzitter kan, waar passend en noodzakelijk, andere leden van de in artikel 18 bedoelde colleges als waarnemer uitnodigen voor de vergaderingen van het comité voor toezicht op CTP’s.

4.  De vergaderingen van het comité voor toezicht op CTP’s worden door de voorzitter op eigen initiatief of op verzoek van een stemgerechtigd lid bijeengeroepen. Het comité voor toezicht op CTP’s komt ten minste vijf keer per jaar bijeen.

5.  De voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s zijn voltijdse onafhankelijke beroepsbeoefenaren. Zij worden door de raad van toezichthouders na een open selectieprocedure benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis op het gebied van clearing, transactieverwerking, prudentieel toezicht en financiële aangelegenheden, alsmede op basis van ervaring die relevant is voor toezicht op en regulering van CTP’s.

Vóór de benoeming van de voorzitter en van de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s, en maximaal één maand na hun selectie door de raad van toezichthouders, die zijn shortlist van met inachtneming van genderevenwicht geselecteerde kandidaten bij het Europees Parlement indient, gaat het Europees Parlement na een hoorzitting met de geselecteerde kandidaten over tot de goedkeuring of verwerping van hun selectie.

Indien de voorzitter of één van de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s niet langer voldoet aan de voorwaarden om zijn taken te kunnen vervullen, of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een uitvoeringsbesluit vaststellen om hem uit zijn ambt te ontzetten. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie meedelen dat de voorwaarden voor ontzetting uit het ambt van de voorzitter of van een van de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s vervuld worden geacht, waarop de Commissie reageert.

De ambtstermijn van de voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd.

6.  De voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s bekleden geen andere functie op nationaal, Unie- of internationaal niveau. Zij handelen onafhankelijk, objectief en uitsluitend in het belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van andere publieke of particuliere organen.

De lidstaten, de instellingen of organen van de Unie noch andere overheidsorganen of particuliere organen trachten invloed uit te oefenen op de voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s bij het vervullen van hun taken.

Overeenkomstig het in artikel 68 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde Statuut blijven de voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s na hun aftreden gebonden door de plicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of voordelen integer en discreet op te stellen.

7.  In verband met CTP’s waaraan een vergunning is verleend of die een vergunning aanvragen overeenkomstig artikel 14 van deze verordening stelt het comité voor toezicht op CTP’s, voor de toepassing van artikel 23 bis, lid 1, van deze verordening, besluiten op en oefent het de taken uit die aan ESMA worden toevertrouwd in artikel 23 bis, lid 3, van deze verordening, en in de volgende punten:

a) 

minstens eenmaal per jaar de toezichthoudende activiteiten van alle bevoegde autoriteiten met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan en het toezicht op CTP’s overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 aan een analyse door middel van een collegiale toetsing onderwerpen;

b) 

minstens eenmaal per jaar overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 Uniebrede evaluaties organiseren en coördineren ter beoordeling van de vraag in hoeverre CTP’s bestand zijn tegen ongunstige marktontwikkelingen;

c) 

onder overeenkomstig artikel 22, lid 1, van deze verordening, aangewezen bevoegde autoriteiten periodieke uitwisselingen en gedachtewisselingen bevorderen in verband met:

i) 

relevante toezichthoudende activiteiten en besluiten die door de in artikel 22 bedoelde bevoegde autoriteiten zijn vastgesteld bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening in verband met het verlenen van vergunningen aan en het toezicht op CTP’s die op hun grondgebied zijn gevestigd;

ii) 

de door een bevoegde autoriteit bij ESMA ingediende ontwerpbesluiten overeenkomstig artikel 23 bis, lid 2, eerste alinea;

iii) 

de door een bevoegde autoriteit vrijwillig bij ESMA ingediende ontwerpbesluiten overeenkomstig artikel 23 bis, lid 2, tweede alinea;

iv) 

relevante marktontwikkelingen, waaronder situaties of gebeurtenissen die gevolgen hebben of waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de prudentiële of financiële soliditeit of de veerkracht van CTP’s waaraan overeenkomstig artikel 14 een vergunning is verleend, of de clearingleden ervan;

d) 

in kennis worden gesteld van en besprekingen houden over alle op grond van artikel 19 van deze verordening door colleges vastgestelde adviezen en aanbevelingen, teneinde bij te dragen tot het consistente en coherente functioneren van de colleges en de coherente toepassing van deze verordening door de colleges te bevorderen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punten a) tot en met d), verstrekken de bevoegde autoriteiten ESMA zonder onnodige vertraging alle relevante informatie en documentatie.

8.  Indien uit de in de punten a) tot en met d) van lid 7, bedoelde activiteiten of uitwisseling een gebrek aan convergentie en samenhang bij de toepassing van deze verordening blijkt, brengt ESMA de nodige richtsnoeren of aanbevelingen op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 dan wel adviezen op grond van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 uit. Indien uit een evaluatie als bedoeld in punt b) van lid 7 blijkt dat de veerkracht van een of meer CTP’s te wensen overlaat, brengt ESMA op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de nodige aanbevelingen uit.

9.  Daarnaast kan het comité voor toezicht op CTP’s:

a) 

op basis van zijn activiteiten uit hoofde van lid 7, punten a) tot en met d), de raad van toezichthouders verzoeken te beoordelen of ESMA richtsnoeren, aanbevelingen en adviezen moet vaststellen om een gebrek aan convergentie en samenhang bij de toepassing van deze verordening door bevoegde autoriteiten en colleges weg te werken. De raad van toezichthouders neemt die verzoeken terdege in overweging en geeft een passend antwoord;

b) 

bij de raad van toezichthouders adviezen indienen betreffende overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 te nemen besluiten, met uitzondering van de besluiten in de artikelen 17 en 19 van die verordening, in verband met taken die aan de in artikel 22 van deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten zijn toegewezen.

10.  In verband met CTP’s uit derde landen stelt het comité voor toezicht op CTP’s door de raad van toezichthouders te nemen ontwerpbesluiten op en oefent het de in de artikelen 25, 25 bis, 25 ter, 25 septies tot en met 25 octodecies, en artikel 85, lid 6, aan ESMA toevertrouwde taken uit.

11.  In verband met CTP’s uit derde landen deelt het comité voor toezicht op CTP’s met het in artikel 25 quater bedoelde college voor CTP’s uit derde landen de agenda’s van zijn vergaderingen voordat die plaatsvinden, de notulen van zijn vergaderingen, de volledige ontwerpbesluiten die het aan de raad van toezichthouders voorlegt, en de uiteindelijke besluiten die de raad van toezichthouders vaststelt.

12.  Het comité voor toezicht op CTP’s krijgt ondersteuning van speciaal personeel van ESMA met voldoende kennis, vaardigheden en ervaring, teneinde:

a) 

de vergaderingen van het comité voor toezicht op CTP’s voor te bereiden;

b) 

de analyses voor te bereiden die het comité voor toezicht op CTP’s nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taken;

c) 

het comité voor toezicht op CTP’s ondersteuning te bieden bij zijn internationale samenwerking op administratief niveau.

13.  Voor de toepassing van deze verordening zorgt ESMA voor een organisatorische scheiding tussen het comité voor toezicht op CTP’s en andere in Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschreven functies.

Artikel 24 ter

Raadpleging van centrale banken van uitgifte

1.  In verband met op grond van de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54 te nemen besluiten inzake tier 2-CTP’s raadpleegt het comité voor toezicht op CTP’s de in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte. Elke centrale bank van uitgifte kan hierop reageren. Reacties moeten worden ontvangen binnen 10 werkdagen te rekenen vanaf de toezending van het ontwerpbesluit. In noodsituaties bedraagt deze termijn maximaal 24 uur. Indien een centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt of bezwaar aantekent tegen de ontwerpbesluiten van het comité voor toezicht op CTP’s op grond van de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54, verstrekt het daarvoor een volledige en gedetailleerde schriftelijke motivering. Na afloop van de raadplegingstermijn neemt het comité voor toezicht op CTP’s de wijzigingen die door de centrale banken van uitgifte worden voorgesteld, terdege in beraad.

2.  Indien het comité voor toezicht op CTP’s in zijn ontwerpbesluit geen rekening houdt met de door een centrale bank van uitgifte voorgestelde wijzigingen, stelt het comité voor toezicht op CTP’s die centrale bank van uitgifte daarvan schriftelijk in kennis met een volledige motivering van het niet in aanmerking nemen van de door die centrale bank van uitgifte voorgestelde wijzigingen, en een uitleg voor eventuele afwijkingen van die wijzigingen. Het comité voor toezicht op CTP’s legt de wijzigingen die door de centrale banken van uitgifte zijn voorgesteld en zijn motivering van het niet in aanmerking nemen ervan samen met zijn ontwerpbesluit aan de raad van toezichthouders voor.

3.  In verband met op grond van artikel 25, lid 2 quater, en artikel 85, lid 6, te nemen besluiten verzoekt het comité voor toezicht op CTP’s om de instemming van de in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte inzake aangelegenheden die betrekking hebben op de valuta die zij uitgeven. De instemming van elke centrale bank van uitgifte wordt verondersteld te zijn gegeven, tenzij de centrale bank van uitgifte binnen tien dagen te rekenen vanaf de toezending van het ontwerpbesluit wijzigingen voorstelt of bezwaar aantekent. Indien een centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt van of bezwaar aantekent tegen een ontwerpbesluit, verstrekt zij een volledige en gedetailleerde schriftelijke motivering. Indien een centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt met betrekking tot aangelegenheden in verband met de valuta die zij uitgeeft, mag het comité voor toezicht op CTP’s het ontwerpbesluit uitsluitend aan de raad van toezichthouders voorleggen in de met betrekking tot die aangelegenheden gewijzigde versie. Indien een centrale bank van uitgifte bezwaar aantekent met betrekking tot aangelegenheden in verband met op de valuta die zij uitgeeft, neemt het comité voor toezicht op CTP’s die aangelegenheden niet op in het ontwerpbesluit dat het ter goedkeuring voorlegt aan de raad van toezichthouders.

Artikel 24 quater

Besluitvorming in het comité voor toezicht op CTP’s

Het comité voor toezicht op CTP’s besluit bij gewone meerderheid van de stemgerechtigde leden. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Artikel 24 quinquies

Besluitvorming in de raad van toezichthouders

Indien het comité voor toezicht op CTP’s ontwerpbesluiten indient bij de raad van toezichthouders op grond van artikel 25, leden 2, 2 bis, 2 ter, 2 quater en 5, artikel 25 septdecies, artikel 85, lid 6, artikel 89, lid 3 ter, van deze verordening, en aanvullend alleen voor tier 2-CTP’s op grond van de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54 van deze verordening, neemt de raad van toezichthouders over die ontwerpbesluiten overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 binnen tien werkdagen een besluit.

Indien het comité voor toezicht op CTP’s bij de raad van toezichthouders ontwerpbesluiten indient op grond van andere dan de in de eerste alinea vermelde artikelen, neemt de raad van toezichthouders over die ontwerpbesluiten overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 binnen drie werkdagen een besluit.

Artikel 24 sexies

Verantwoordingsplicht

1.  Het Europees Parlement of de Raad kan de voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s verzoeken om, met volledige inachtneming van hun onafhankelijkheid, een verklaring af te leggen. De voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s leggen die verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoorden alle vragen van de leden van het Europees Parlement indien daarom wordt verzocht.

2.  Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat zij de in lid 1 bedoelde verklaring afleggen, brengen de voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s bij het Europees Parlement en bij de Raad schriftelijk verslag uit over de belangrijkste werkzaamheden van het comité voor toezicht op CTP’s.

3.  De voorzitter en de onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s rapporteren ad-hoc en op vertrouwelijke basis alle door het Europees Parlement opgevraagde relevante informatie. Die rapportage bevat geen vertrouwelijke informatie met betrekking tot individuele CTP’s.

▼B



HOOFDSTUK 4

Betrekkingen met derde landen

Artikel 25

Erkenning van een in een derde land gevestigde CTP

▼M12

1.  Een in een derde land gevestigde CTP mag uitsluitend clearingdiensten verrichten voor in de Unie gevestigde clearingleden of handelsplatforms indien die CTP door ESMA is erkend.

▼B

2.  ESMA kan, na raadpleging van de in lid 3 bedoelde autoriteiten, een in een derde land gevestigde CTP die erkenning heeft aangevraagd voor het verrichten van bepaalde clearingdiensten of -activiteiten, erkennen indien:

a) 

de Commissie heeft een uitvoeringshandeling vastgesteld in overeenstemming met lid 6;

b) 

de CTP beschikt over een vergunning in het desbetreffende derde land, en is daar onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving waardoor volledige naleving van de in dat derde land geldende prudentiële vereisten is gewaarborgd;

c) 

er zijn samenwerkingsregelingen getroffen overeenkomstig lid 7;

▼M5

d) 

de CTP is gevestigd of heeft een vergunning in een derde land dat niet door de Commissie, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ), is aangemerkt als een land met strategische gebreken in zijn wet- en regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, die een significante bedreiging vormt voor het financiële stelsel van de Unie;

▼M12

e) 

de CTP is overeenkomstig lid 2 bis niet aangewezen als een CTP die systeemrelevant is of waarschijnlijk systeemrelevant zal worden en is daarom een tier 1-CTP.

2 bis.  ESMA bepaalt, na raadpleging van het ESRB en de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte, of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk systeemrelevant zal worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of voor een of meer van haar lidstaten (tier 2-CTP), waarbij zij rekening houdt met alle volgende criteria:

a) 

de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de CTP in de Unie en buiten de Unie voor zover haar activiteiten systemische gevolgen kunnen hebben voor de Unie of een of meer van haar lidstaten, waaronder:

i) 

de waarde in geaggregeerde termen en in elke valuta van de Unie van de door de CTP geclearde transacties, of de geaggregeerde blootstelling van de clearingactiviteiten verrichtende CTP aan haar clearingleden en, voor zover de informatie beschikbaar is, hun in de Unie gevestigde cliënten en indirecte cliënten, onder meer indien zij op grond van artikel 131, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU door de lidstaten zijn aangemerkt als andere systeemrelevante instellingen (ASI’s), en

ii) 

het risicoprofiel van de CTP in termen van onder meer juridisch, operationeel en zakelijk risico;

b) 

de gevolgen die een faillissement of een verstoring van de CTP zou hebben voor:

i) 

financiële markten, onder meer voor de liquiditeit van de bediende markten;

ii) 

financiële instellingen;

iii) 

het financiële stelsel in brede zin, of

iv) 

de financiële stabiliteit van de Unie of een of meer van haar lidstaten;

c) 

de structuur van het clearinglidmaatschap van de CTP, waaronder, voor zover de informatie beschikbaar is, de structuur van het netwerk van cliënten en indirecte cliënten van haar clearingleden die in de Unie gevestigd zijn;

d) 

de mate waarin er voor clearingleden door andere CTP’s verstrekte alternatieve clearingdiensten bestaan in financiële instrumenten die in EU-valuta luiden en, voor zover de informatie beschikbaar is, hun cliënten en indirecte cliënten die in de Unie gevestigd zijn;

e) 

de betrekkingen, onderlinge afhankelijkheden of andere interacties van de CTP met andere financiëlemarktinfrastructuren, andere financiële instellingen en het financiële stelsel in brede zin, voor zover die waarschijnlijk gevolgen zullen hebben voor de financiële stabiliteit van de Unie of een of meer van haar lidstaten.

De Commissie stelt uiterlijk op 2 januari 2021 overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vast tot nadere bepaling van de in de eerste alinea beschreven criteria.

Binnen 30 werkdagen na de vaststelling dat de aanvraag van de CTP volledig is overeenkomstig lid 4, tweede alinea, deelt ESMA, zonder vooruit te lopen op het resultaat van de erkenningsprocedure, de aanvragende CTP na het verrichten van de in de eerste alinea bedoelde beoordeling mee of zij al dan niet wordt aangemerkt als een tier 1-CTP.

2 ter.  Indien ESMA overeenkomstig lid 2 bis vaststelt dat een CTP systeemrelevant is of waarschijnlijk systeemrelevant zal worden (tier 2-CTP), erkent zij die CTP met het oog op het verrichten van bepaalde clearingdiensten of -activiteiten alleen indien naast de in lid 2, punten a) tot en met d), bedoelde voorwaarden de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) 

de CTP voldoet op het moment van erkenning en daarna doorlopend aan de vereisten die in artikel 16 en in de titels IV en V zijn vastgesteld. Met betrekking tot de naleving door CTP’s van de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54 raadpleegt ESMA, overeenkomstig de in artikel 24 ter, lid 1, beschreven procedure, de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte. ESMA houdt overeenkomstig artikel 25 bis rekening met de mate waarin de naleving door een CTP van die vereisten blijkt uit de naleving door de CTP van vergelijkbare vereisten die in het derde land van toepassing zijn;

b) 

de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte hebben ESMA binnen 30 werkdagen te rekenen vanaf de vaststelling dat een CTP van een derde land geen tier 1-CTP is overeenkomstig lid 2 bis, of vanaf de toetsing overeenkomstig lid 5 een schriftelijke bevestiging toegezonden dat de CTP voldoet aan de volgende vereisten welke die centrale banken van uitgifte bij de uitoefening van hun monetaire beleidstaken kunnen hebben opgelegd:

i) 

het verstrekken van informatie die de centrale bank van uitgifte op een met redenen omkleed verzoek kan verlangen indien die informatie niet anderszins door ESMA is verkregen;

ii) 

het verlenen van volledige en correcte medewerking aan de centrale bank van uitgifte in het kader van de overeenkomstig artikel 25 ter, lid 3, verrichte beoordeling of de CTP bestand is tegen ongunstige marktontwikkelingen;

iii) 

het openen, of het kennis geven van het voornemen daartoe, van een girale depositorekening bij de centrale bank van uitgifte volgens de toepasselijke toegangscriteria en -vereisten;

iv) 

het naleven van de vereisten die in uitzonderlijke omstandigheden door de centrale bank van uitgifte binnen haar bevoegdheden worden toegepast om tijdelijke systemische liquiditeitsrisico’s op te vangen die de transmissie van het monetair beleid of de goede werking van het betalingsverkeer in het gedrang brengen en verband houden met liquiditeitsrisicobeheersing, marginvereisten, zekerheden, afwikkelingsregelingen of interoperabiliteitsregelingen.

De in subpunt iv) bedoelde vereisten waarborgen de efficiëntie, soliditeit en veerkracht van CTP’s en worden afgestemd op de in artikel 16 en de titels IV en V van de verordening beschreven vereisten.

De toepassing van de in subpunt iv) bedoelde vereisten is een erkenningsvoorwaarde voor een beperkte periode van maximaal zes maanden. Indien de centrale bank van uitgifte op het einde van die periode meent dat de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden, kan de toepassing van de vereisten voor erkenningsdoeleinden eenmaal worden verlengd met een periode van maximaal zes maanden.

Voordat de in subpunt iv) bedoelde vereisten worden opgelegd of de toepassing ervan wordt verlengd, informeert de centrale bank van uitgifte ESMA, de andere centrale banken van uitgifte als bedoeld in lid 3, punt f), en de leden van het college voor CTP’s uit derde landen, en verstrekt zij hun een uitleg over de gevolgen van de vereisten die zij voornemens is op te leggen voor de efficiëntie, soliditeit en veerkracht van CTP’s, alsmede een verantwoording waarom de vereisten noodzakelijk en evenredig zijn om de overdracht van het monetair beleid of de goede werking van het betalingsverkeer te waarborgen met betrekking tot de door haar uitgegeven valuta. ESMA verstrekt de centrale bank van uitgifte binnen 10 werkdagen te rekenen vanaf de toezending van het ontwerpvereiste of de ontwerpverlenging een advies. In noodsituaties bedraagt deze termijn maximaal 24 uur. In haar advies houdt ESMA met name rekening met de gevolgen van de opgelegde vereisten voor de efficiëntie, soliditeit en veerkracht van de CTP. De andere centrale banken van uitgifte als bedoeld in lid 3, punt f), kunnen binnen dezelfde termijn een advies verstrekken. Na afloop van de raadplegingstermijn neemt de centrale bank van uitgifte de wijzigingen die in de adviezen van ESMA of de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte worden voorgesteld, terdege in beraad.

De centrale bank van uitgifte stelt het Europees Parlement en de Raad tevens ervan in kennis dat zij de toepassing van de in subpunt iv) bedoelde vereisten gaat verlengen.

De centrale bank van uitgifte werkt doorlopend samen en wisselt doorlopend informatie uit met ESMA en de andere centrale banken van uitgifte bedoeld in lid 3, punt f), met betrekking tot de in subpunt iv) bedoelde vereisten, met name in verband met de beoordeling van systemische liquiditeitsrisico’s en de gevolgen van de opgelegde vereisten voor de efficiëntie, soliditeit en veerkracht van CTP’s.

Indien een centrale bank van uitgifte een van de in dit punt bedoelde vereisten oplegt nadat een tier 2-CTP is erkend, wordt de vervulling van elk van die vereisten beschouwd als een voorwaarde voor erkenning, en verstrekken de centrale banken van uitgifte ESMA binnen 90 dagen een schriftelijke bevestiging dat de CTP aan het vereiste voldoet.

Indien een centrale bank van uitgifte ESMA binnen de termijn geen schriftelijke bevestiging heeft verstrekt, mag ESMA dat vereiste als nageleefd beschouwen;

c) 

de CTP heeft ESMA het volgende verstrekt:

i) 

een door haar wettelijke vertegenwoordiger ondertekende schriftelijke verklaring verstrekt waarin de CTP er onvoorwaardelijk mee instemt:

— 
binnen drie werkdagen na de indiening van een verzoek door ESMA alle documenten, registers, informatie en gegevens te verstrekken die op het moment van de indiening van het verzoek in het bezit van de CTP zijn, en
— 
ESMA toegang te verlenen tot alle bedrijfsruimten van de CTP;
ii) 

een met redenen omkleed juridisch advies van een onafhankelijke juridisch expert waarin wordt bevestigd dat de verklaarde instemming geldig en afdwingbaar is krachtens de toepasselijke wetgeving ter zake;

d) 

de CTP heeft alle nodige maatregelen ingevoerd en alle nodige procedures vastgesteld opdat de in de punten a) en c) neergelegde vereisten daadwerkelijk worden nageleefd;

e) 

de Commissie heeft geen uitvoeringshandeling overeenkomstig lid 2 quater vastgesteld.

2 quater.  ESMA kan, na raadpleging van het ESRB en met instemming van de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte, overeenkomstig artikel 24 ter, lid 3, en in verhouding met het systemische belang van de CTP overeenkomstig lid 2 bis van dit artikel, op basis van een volledig met redenen omklede beoordeling concluderen dat een CTP of sommige van haar clearingdiensten van dusdanig wezenlijk systemisch belang zijn dat die CTP niet zou mogen worden erkend met het oog op het verrichten van bepaalde clearingdiensten of -activiteiten. De instemming van een centrale bank van uitgifte heeft uitsluitend betrekking op de valuta die zij uitgeeft en niet op de in de tweede alinea van dit lid bedoelde aanbeveling in haar geheel. In haar beoordeling moet ESMA tevens:

a) 

uitleggen hoe de naleving van de in lid 2 ter beschreven voorwaarden niet zou volstaan om het risico voor de financiële stabiliteit van de Unie of een of meer van haar lidstaten op te vangen;

b) 

de kenmerken van de door de CTP verrichte clearingdiensten beschrijven, met inbegrip van de liquiditeits- en fysieke afwikkelingsvereisten die gepaard gaan met de verrichting van die diensten;

c) 

een kwantitatieve technische beoordeling verstrekken van de kosten en baten en van de gevolgen van een besluit om de CTP niet te erkennen met het oog op het verrichten van bepaalde clearingdiensten of -activiteiten, rekening houdend met:

i) 

het bestaan van potentiële alternatieven voor het verrichten van de betrokken clearingdiensten in de betrokken valuta’s aan clearingleden, en, voor zover de informatie beschikbaar is, hun cliënten en indirecte cliënten die in de Unie zijn gevestigd;

ii) 

de mogelijke gevolgen van het opnemen van de bij de CTP openstaande contracten in het toepassingsgebied van de uitvoeringshandeling.

Op basis van haar beoordeling beveelt ESMA aan dat de Commissie bij uitvoeringshandeling bevestigt dat die CTP niet zou mogen worden erkend met het oog op het verrichten van bepaalde clearingdiensten of -activiteiten.

De Commissie heeft minimaal 30 werkdagen om de aanbeveling van ESMA te beoordelen.

Na indiening van de in de tweede alinea bedoelde aanbeveling kan de Commissie, in laatste instantie, een uitvoeringshandeling vaststellen waarin:

a) 

wordt bepaald dat na de overeenkomstig punt b) van deze alinea door de Commissie vastgestelde aanpassingsperiode alle of een deel van de clearingdiensten van die CTP uit een derde land uitsluitend door die CTP mogen worden verricht voor clearingleden en handelsplatforms die in de Unie zijn gevestigd, nadat haar hiervoor overeenkomstig artikel 14 een vergunning is verleend;

b) 

een passende aanpassingsperiode wordt bepaald voor de CTP, haar clearingleden en hun cliënten. De aanpassingsperiode bedraagt maximaal twee jaar en kan slechts eenmaal worden verlengd met een extra periode van zes maanden indien de redenen voor het verlenen van een aanpassingsperiode nog steeds gelden;

c) 

de voorwaarden worden bepaald waaronder de CTP gedurende de in punt b) bedoelde aanpassingsperiode bepaalde clearingdiensten of -activiteiten kan blijven verrichten;

d) 

alle maatregelen worden bepaald die tijdens de aanpassingsperiode moeten worden genomen om de potentiële kosten voor clearingleden en hun cliënten, met name die welke in de Unie zijn gevestigd, te beperken.

Bij het bepalen van de diensten en de aanpassingsperiode, bedoeld in de vierde alinea, punten a) en b), houdt de Commissie rekening met:

a) 

de kenmerken van de door de CTP verrichte diensten en de substitueerbaarheid ervan;

b) 

de vraag of en in hoeverre openstaande geclearde transacties in het toepassingsgebied van de uitvoeringshandeling moeten worden opgenomen, gezien de juridische en economische gevolgen van die opneming;

c) 

de potentiële kostenimplicaties voor clearingleden en, voor zover die informatie beschikbaar is, hun cliënten, met name die welke in de Unie zijn gevestigd.

De uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 86, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M12

3.  Bij het beoordelen of de in lid 2, punten a) tot en met d) bedoelde voorwaarden worden vervuld, raadpleegt ESMA:

▼B

a) 

de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de CTP clearingdiensten verricht of voornemens is clearingdiensten te verrichten en waarvoor de CTP heeft gekozen;

b) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de clearingleden van de CTP die gevestigd zijn in de drie lidstaten met de grootste, of de naar verwachting van het CTP grootste bijdragen in het in artikel 42 bedoelde wanbetalingsfonds van de CTP, op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar;

c) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de door de CTP bediende of te bedienen handelsplatforms in de Unie;

d) 

de bevoegde autoriteiten die toezicht uitoefenen op de in de Unie gevestigde CTP's waarmee interoperabiliteitsregelingen zijn getroffen;

e) 

de relevante leden van het ESCB van de lidstaten waar de CTP clearingdiensten verricht of voornemens is te verrichten en de relevante leden van het ESCB die verantwoordelijk zijn voor de supervisie op de CTP's waarmee interoperabiliteitsregelingen zijn getroffen;

▼M12

f) 

de centrale banken van uitgifte van alle EU-valuta’s van de door de CTP geclearde of te clearen financiële instrumenten.

▼B

4.  De in lid 1 bedoelde CTP dient haar aanvraag in bij ESMA.

▼M12

De aanvragende CTP verstrekt ESMA alle informatie die voor haar erkenning vereist is. Binnen 30 werkdagen na ontvangst verifieert ESMA of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt ESMA een termijn vast waarbinnen de aanvragende CTP aanvullende informatie moet verstrekken. ESMA zendt alle van de aanvragende CTP ontvangen informatie onmiddellijk toe aan het college voor CTP’s uit derde landen.

Het erkenningsbesluit wordt gebaseerd op de voorwaarden van lid 2 voor tier 1-CTP’s en de voorwaarden van lid 2, punten a) tot en met d), en lid 2 ter voor tier 2-CTP’s. Het staat los van beoordelingen die moeten dienen als basis voor het in artikel 13, lid 3, bedoelde gelijkwaardigheidsbesluit. Binnen 180 werkdagen na de vaststelling dat een aanvraag volledig is overeenkomstig de tweede alinea, informeert ESMA de aanvragende CTP schriftelijk onder opgaaf van alle redenen of de erkenning is verleend dan wel geweigerd.

ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening erkende CTP’s, met vermelding van hun indeling als tier 1-CTP of tier 2-CTP.

5.  ESMA toetst, na raadpleging van de in lid 3 bedoelde autoriteiten en entiteiten, de erkenning van een in een derde land gevestigde CTP:

a) 

indien die CTP voornemens is haar activiteiten en diensten in de Unie uit te breiden of te verminderen; in dat geval informeert de CTP ESMA daarover en dient zij alle nodige informatie in, en

b) 

in ieder geval elke vijf jaar.

Die toetsing geschiedt overeenkomstig de leden 2 tot en met 4.

Indien ESMA na de in de eerste alinea bedoelde toetsing bepaalt dat een CTP uit een derde land die als tier 1-CTP was ingedeeld, als tier 2-CTP moet worden ingedeeld, stelt zij een passende aanpassingsperiode van maximaal 18 maanden vast waarbinnen de CTP moet voldoen aan de in lid 2 ter bedoelde vereisten. ESMA kan die aanpassingsperiode verlengen met maximaal zes maanden op een met redenen omkleed verzoek van de CTP of de voor het toezicht op de clearingleden verantwoordelijke bevoegde autoriteit, indien die verlenging verantwoord is vanwege uitzonderlijke omstandigheden en de gevolgen voor de in de Unie gevestigde clearingleden.

6.  De Commissie kan op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 een uitvoeringshandeling vaststellen waarin wordt bepaald dat:

a) 

het rechts- en het toezichtskader van een derde land waarborgen dat CTP’s waaraan in dat derde land een vergunning is verleend, doorlopend voldoen aan wettelijk bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de in titel IV van deze verordening neergelegde vereisten;

b) 

die CTP’s doorlopend zijn onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving in dat derde land;

c) 

het juridisch kader van dat derde land voorziet in een doeltreffend gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP’s waaraan uit hoofde van rechtsstelsels van derde landen een vergunning is verleend.

De Commissie kan de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling afhankelijk stellen van de doorlopende daadwerkelijke naleving door een derde land van alle daarin vastgestelde vereisten, en van het vermogen van ESMA om haar taken met betrekking tot overeenkomstig de leden 2 en 2 ter erkende CTP’s uit derde landen of met betrekking tot de in lid 6 ter bedoelde monitoring daadwerkelijk uit te voeren, onder meer door de in lid 7 bedoelde samenwerkingsovereenkomsten te sluiten en toe te passen.

▼M12

6 bis.  De Commissie kan overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vaststellen tot nadere bepaling van de in lid 6, punten a), b) en c), bedoelde criteria.

6 ter.  ESMA monitort de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in derde landen waarvoor op grond van lid 6 uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld.

Indien ESMA in die derde landen ontwikkelingen op het gebied van regelgeving of toezicht vaststelt die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten, informeert zij onverwijld het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de leden van het in artikel 25 quater bedoelde college voor CTP’s uit derde landen. Al die informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

ESMA dient jaarlijks bij de Commissie en bij de leden van het college voor CTP’s uit derde landen, bedoeld in artikel 25 quater, een vertrouwelijk verslag in over de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in de in de eerste alinea bedoelde derde landen.

▼M12

7.  ESMA brengt doeltreffende samenwerkingsovereenkomsten tot stand met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechts- en het toezichtskader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. Die overeenkomsten vermelden in ieder geval:

a) 

het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen ESMA, de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte en de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde landen, met inbegrip van toegang tot alle door ESMA gevraagde informatie over CTP’s die in derde landen over een vergunning beschikken, zoals aanzienlijke wijzigingen in risicomodellen en -parameters, de uitbreiding van CTP-activiteiten en -diensten, wijzigingen in de structuur van de cliëntenrekeningen en in het gebruik van betalingssystemen die substantiële gevolgen hebben voor de Unie;

▼B

b) 

het mechanisme voor snelle kennisgeving aan ESMA wanneer de bevoegde autoriteit van een derde land van oordeel is dat een CTP waarop zij toezicht uitoefent, de voorwaarden van haar vergunning of andere wetgeving waaraan zij is onderworpen, schendt;

c) 

het mechanisme voor snelle kennisgeving aan ESMA door de bevoegde autoriteit van een derde land wanneer aan een CTP waarop zij toezicht uitoefent, het recht is verleend clearingdiensten te verrichten voor in de Unie gevestigde clearingleden of cliënten;

▼M12

d) 

de procedures voor de coördinatie van toezichtsactiviteiten, met inbegrip van de toestemming van autoriteiten van derde landen voor het verrichten van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 25 octies respectievelijk artikel 25 nonies;

▼M12

e) 

de procedures die nodig zijn voor de doeltreffende monitoring van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in een derde land;

f) 

de procedures voor autoriteiten van derde landen om ervoor te zorgen dat de besluiten die overeenkomstig de artikelen 25 ter, 25 septies tot en met 25 quaterdecies, 25 septdecies en 25 octodecies door ESMA zijn vastgesteld, doeltreffend worden gehandhaafd;

g) 

de procedures voor autoriteiten van derde landen om ESMA, het in artikel 25 quater bedoelde college voor CTP’s uit derde landen en de in lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte zonder onnodige vertraging in kennis te stellen van eventuele noodsituaties in verband met de erkende CTP, waaronder ontwikkelingen op financiële markten die een negatief effect kunnen hebben op de marktliquiditeit en de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of in een van haar lidstaten, en de procedures en noodplannen om die situaties op te vangen;

h) 

de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van derde landen voor het verder delen van de aan ESMA verstrekte informatie op grond van de samenwerkingsovereenkomsten met de in lid 3 bedoelde autoriteiten en de leden van het college voor CTP’s uit derde landen, met inachtneming van de in artikel 83 neergelegde vereisten met betrekking tot geheimhouding.

Indien ESMA van oordeel is dat een bevoegde autoriteit van een derde land de bepalingen die zijn neergelegd in een op grond van dit lid gesloten samenwerkingsovereenkomst, niet toepast, stelt zij de Commissie daarvan onverwijld vertrouwelijk in kennis. In dat geval kan de Commissie besluiten de overeenkomstig lid 6 vastgestelde uitvoeringshandeling te herzien.

▼B

8.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de bijzonderheden te specificeren van de informatie die de kandidaat-CTP in zijn erkenningsaanvraag dient te verstrekken.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M12

Artikel 25 bis

Vergelijkbare conformiteit

1.  Een CTP als bedoeld in artikel 25, lid 2 ter, kan een met redenen omkleed verzoek indienen waarbij ESMA wordt gevraagd te beoordelen of de CTP bij haar naleving van het toepasselijke kader voor derde landen, rekening houdend met de bepalingen van de overeenkomstig artikel 25, lid 6, vastgestelde uitvoeringshandeling, kan worden geacht te voldoen aan de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V. ESMA geeft het verzoek onmiddellijk door aan het college voor CTP’s uit derde landen.

2.  Het in lid 1 bedoelde verzoek verstrekt de feitelijke gegevens om de vergelijkbaarheid vast te stellen en de redenen waarom de conformiteit met de in het derde land toepasselijke vereisten voldoet aan de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V.

3.  Opdat bij de in lid 1 bedoelde beoordeling daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de regelgevingsdoelstellingen van de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V en met de belangen van de Unie als geheel, stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast waarin het volgende nader wordt bepaald:

a) 

de minimumelementen die bij de toepassing van lid 1 van dit artikel moeten worden beoordeeld;

b) 

de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden om de beoordeling te verrichten.

De Commissie stelt uiterlijk op 2 januari 2021 de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 82.

Artikel 25 ter

Doorlopende conformiteit met de erkenningsvoorwaarden

1.  ESMA is verantwoordelijk voor het vervullen van de taken die uit deze verordening voortvloeien op het gebied van het doorlopende toezicht op de conformiteit van erkende tier 2-CTP’s met de in artikel 25, lid 2 ter, punt a), bedoelde vereisten. Met betrekking tot besluiten op grond van de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54 raadpleegt ESMA overeenkomstig artikel 24 ter, lid 1, de in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte.

ESMA verlangt voor elke tier 2-CTP ten minste jaarlijks bevestiging dat de in artikel 25, lid 2 ter, punten a), c) en d), bedoelde vereisten nog altijd vervuld zijn.

Indien een in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale bank van uitgifte van oordeel is dat een tier 2-CTP niet langer voldoet aan de in artikel 25, lid 2 ter, punt b), bedoelde voorwaarde, stelt zij ESMA onmiddellijk daarvan in kennis.

2.  Indien een tier 2-CTP de in lid 1, tweede alinea, bedoelde bevestiging niet verstrekt aan ESMA of indien ESMA een kennisgeving op grond van lid 1, derde alinea, ontvangt, wordt de CTP geacht niet langer te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden op grond van artikel 25, lid 2 ter, en is de procedure van artikel 25 septdecies, leden 2, 3 en 4, van toepassing.

3.  In coördinatie met de in artikel 24 bis, lid 7, punt b), bedoelde beoordelingen verricht ESMA overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 in samenwerking met het ESRB beoordelingen van de vraag in hoeverre erkende tier 2-CTP’s bestand zijn tegen ongunstige marktontwikkelingen. De in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte kunnen bij de uitoefening van hun monetaire beleidstaken bijdragen aan die beoordelingen. Bij de uitvoering van deze beoordelingen houdt ESMA ten minste rekening met financiële en operationele risico’s, en zorgt zij voor samenhang met de beoordelingen van de veerkracht van CTP’s uit de Unie die zijn uitgevoerd op grond van artikel 24 bis, lid 7, punt b), van deze verordening.

Artikel 25 quater

College voor CTP’s uit derde landen

1.  ESMA richt een college voor CTP’s uit derde landen op om de uitwisseling van informatie te bevorderen.

2.  Het college bestaat uit:

a) 

de voorzitter van het comité voor toezicht op CTP’s, die het college voorzit;

b) 

de twee onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s;

c) 

de in artikel 22 bedoelde bevoegde autoriteiten; in lidstaten waar meer dan één autoriteit overeenkomstig artikel 22 als bevoegde autoriteit is aangewezen, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger;

d) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in de Unie gevestigde clearingleden;

e) 

de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op in de Unie gevestigde en door de CTP’s bediende of te bedienen handelsplatforms;

f) 

de bevoegde autoriteiten die toezicht uitoefenen op de in de Unie gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen waarbij de CTP’s zijn aangesloten of voornemens zijn zich aan te sluiten;

g) 

de leden van het ESCB.

3.  De leden van het college kunnen het comité voor toezicht op CTP’s verzoeken om specifieke zaken te bespreken met betrekking tot een in een derde land gevestigde CTP. Dat verzoek wordt schriftelijk gedaan en omvat een gedetailleerde motivering. Het comité voor toezicht op CTP’s neemt dergelijke verzoeken terdege in overweging en geeft een passend antwoord.

4.  De oprichting en de werking van het college zijn gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst tussen alle leden ervan. Het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 83 is van toepassing op alle leden van het college.

Artikel 21 quinquies

Vergoedingen

1.  ESMA rekent in een derde land gevestigde CTP’s de volgende vergoedingen aan overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de op grond van lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a) 

vergoedingen in verband met erkenningsaanvragen op grond van artikel 25;

b) 

jaarlijkse vergoedingen in verband met de taken van ESMA uit hoofde van deze verordening in verband met de overeenkomstig artikel 25 erkende CTP’s.

2.  De in lid 1 bedoelde vergoedingen staan in verhouding tot de omzet van de betrokken CTP en dekken alle door ESMA gemaakte uitgaven met betrekking tot de erkenning en de uitvoering van haar taken overeenkomstig deze verordening.

3.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vast tot nadere bepaling van:

a) 

de soorten vergoedingen;

b) 

de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn;

c) 

het bedrag van de vergoedingen;

d) 

de wijze waarop de vergoedingen moeten worden betaald door:

i) 

een CTP die de erkenning aanvraagt;

ii) 

een erkende CTP die overeenkomstig artikel 25, lid 2, als tier 1-CTP is ingedeeld;

iii) 

een erkende CTP die overeenkomstig artikel 25, lid 2 ter, als tier 2-CTP is ingedeeld.

Artikel 25 sexies

Uitoefening van de in de artikelen 25 septies tot en met 25 nonies bedoelde bevoegdheden

De door de artikelen 25 septies tot en met 25 nonies aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.

Artikel 25 septies

Verzoek om informatie

1.  ESMA kan, middels een eenvoudig verzoek of bij besluit, bij erkende CTP’s en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed, alle informatie opvragen die zij voor het vervullen van de haar krachtens deze verordening opgelegde taken nodig heeft.

2.  Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie op grond van lid 1 vermeldt ESMA al het volgende:

a) 

de verwijzing naar dit artikel als de rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) 

de reden van het verzoek;

c) 

de gewenste informatie;

d) 

de termijn om de informatie te verstrekken;

e) 

dat de aangezochte persoon niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;

f) 

de geldboete die overeenkomstig artikel 25 undecies in combinatie met bijlage III, punt V, punt a), wordt opgelegd indien de antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn.

3.  Indien bij besluit wordt verlangd dat de in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt, vermeldt ESMA al het volgende:

a) 

de verwijzing naar dit artikel als de rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) 

de reden van het verzoek;

c) 

de gewenste informatie;

d) 

de termijn om de informatie te verstrekken;

e) 

de dwangsom die overeenkomstig artikel 25 duodecies wordt opgelegd indien de gevraagde informatie niet volledig wordt verstrekt;

f) 

de geldboete die overeenkomstig artikel 25 undecies in combinatie met bijlage III, punt V, punt a), wordt opgelegd indien de gevraagde informatie niet wordt verstrekt of indien de antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn, en

g) 

het recht tegen het besluit bezwaar aan te tekenen bij de bezwaarcommissie van ESMA en het recht op beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie („Hof van Justitie”) tegen het besluit overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de gevraagde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

5.  ESMA zendt onverwijld een kopie van het eenvoudige verzoek of van haar besluit toe aan de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar de in lid 1 bedoelde personen op wie het verzoek om informatie betrekking heeft, woonachtig of gevestigd zijn.

Artikel 25 octies

Algemene onderzoeken

1.  Om haar taken krachtens deze verordening te vervullen, kan ESMA de nodige onderzoeken verrichten naar tier 2-CTP’s en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken, diensten of activiteiten hebben uitbesteed. In dit verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd om:

a) 

alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken die relevant zijn voor het vervullen van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;

b) 

voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) 

alle tier 2-CTP’s of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;

d) 

alle andere natuurlijke of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

e) 

overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.

De in artikel 25, lid 3, punt f) bedoelde centrale banken van uitgifte kunnen op gemotiveerd verzoek aan ESMA deelnemen aan die onderzoeken indien die relevant zijn voor de uitoefening van hun monetaire beleidstaken.

Het in artikel 25 quater bedoelde college voor CTP’s uit derde landen wordt zonder onnodige vertraging in kennis gesteld van bevindingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van zijn taken.

2.  De door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde functionarissen en andere personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden tevens de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 25 duodecies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal of de antwoorden op aan tier 2-CTP’s gestelde vragen niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de geldboeten die overeenkomstig artikel 25 undecies in combinatie met bijlage III, punt V, punt b), worden opgelegd indien de antwoorden op aan tier 2-CTP’s gestelde vragen onjuist of misleidend zijn.

3.  Tier 2-CTP’s zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Het besluit vermeldt het onderwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 duodecies van deze verordening worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit in beroep te gaan.

4.  Alvorens een tier 2-CTP van een onderzoek in kennis te stellen, brengt ESMA de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar het onderzoek moet plaatsvinden op de hoogte van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen kunnen, op verzoek van ESMA, bij het vervullen van hun taken worden bijgestaan door functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land mogen ook bij de onderzoeken aanwezig zijn. Overeenkomstig dit artikel in een derde land gevoerde onderzoeken worden gevoerd op grond van de met de betrokken bevoegde autoriteit van het derde land gesloten samenwerkingsovereenkomsten.

Artikel 25 nonies

Inspecties ter plaatse

1.  Om haar taken krachtens deze verordening te vervullen, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in alle bedrijfsruimten, op alle terreinen en in alle eigendommen van tier 2-CTP’s en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken, diensten of activiteiten hebben uitbesteed.

Indien dat van belang is voor het uitoefenen van hun monetaire beleidstaken, kunnen de in artikel 25, lid 3, punt f), bedoelde centrale banken van uitgifte bij ESMA een gemotiveerd verzoek om deelname aan zulke inspecties ter plaatse indienen.

Het in artikel 25 quater bedoelde college voor CTP’s uit derde landen wordt zonder onnodige vertraging in kennis gesteld van bevindingen die van belang kunnen zijn voor de uitoefening van zijn taken.

2.  De functionarissen en andere personen die door ESMA gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen alle bedrijfsruimten, alle terreinen en alle eigendommen van onder het inspectiebesluit van ESMA vallende rechtspersonen betreden en hebben alle in artikel 25 octies, lid 1, bepaalde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle bedrijfsruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie.

3.  ESMA stelt de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar de inspectie moet worden verricht, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspectie nodig is, kan ESMA, na de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land daarvan op de hoogte te hebben gebracht, de inspectie ter plaatse verrichten zonder voorafgaande kennisgeving aan de CTP. Overeenkomstig dit artikel gevoerde inspecties in een derde land worden gevoerd op grond van de met de betrokken bevoegde autoriteit van het derde land gesloten samenwerkingsovereenkomsten.

De functionarissen van ESMA en andere personen die door haar gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het onderwerp en het doel van de inspectie zijn vermeld, alsmede de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 duodecies worden opgelegd indien de betrokken personen zich niet aan de inspectie onderwerpen.

4.  Tier 2-CTP’s onderwerpen zich aan bij besluit van ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het onderwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 duodecies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit in beroep te gaan.

5.  De functionarissen van de bevoegde autoriteit van het derde land waar de inspectie moet worden verricht, alsmede de door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen functionarissen kunnen op verzoek van ESMA de functionarissen van ESMA en andere door haar gemachtigde personen actief bijstand verlenen. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land mogen eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.

6.  ESMA kan bevoegde autoriteiten van derde landen tevens vragen namens haar specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bedoeld in dit artikel en in artikel 25 octies, lid 1.

7.  Indien de door ESMA gemachtigde functionarissen en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat een persoon zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, kan ESMA de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land verzoeken de nodige bijstand te verlenen om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse te verrichten, zo nodig door de hulp in te roepen van de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.

Artikel 25 decies

Procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten

1.  Indien ESMA bij het vervullen van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die een of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken zouden kunnen vormen, wijst zij intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangewezen functionaris mag niet direct of indirect betrokken zijn of zijn geweest bij de erkenning van of het proces van toezicht op de betrokken CTP en vervult zijn taken onafhankelijk van ESMA.

2.  De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermoedelijke inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen personen in aanmerking, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan ESMA voorlegt.

Voor het vervullen van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid om informatie op te vragen overeenkomstig artikel 25 septies en om onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten overeenkomstig de artikelen 25 octies en 25 nonies. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 25 sexies.

Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar activiteiten vergaard heeft.

3.  Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen personen in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.

Het recht van verweer van de betrokken personen wordt in de loop van het onderzoek uit hoofde van dit artikel ten volle geëerbiedigd.

4.  Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voorlegt, stelt hij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dat feit. De aan het onderzoek onderworpen personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van ESMA.

5.  ESMA besluit op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en, indien zij daarom verzoeken, na de aan het onderzoek onderworpen personen overeenkomstig artikel 25 terdecies te hebben gehoord, of de aan het onderzoek onderworpen personen een of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken hebben gepleegd, neemt indien dit het geval is, een toezichtsmaatregel overeenkomstig artikel 25 octodecies en legt overeenkomstig artikel 25 undecies een geldboete op.

6.  De onderzoeksfunctionaris neemt niet aan de beraadslagingen van ESMA deel en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van ESMA.

7.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsook van de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

8.  Indien ESMA bij het vervullen van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten waarvan zij weet dat ze strafbaar zijn volgens het toepasselijke juridisch kader van een derde land, verwijst zij de zaak voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging door naar de bevoegde instanties. Bovendien ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen indien zij er weet van heeft dat een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 25 undecies

Geldboeten

1.  Indien ESMA overeenkomstig artikel 25 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een CTP opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, legt zij bij besluit een geldboete op overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

Een inbreuk door een CTP wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd indien ESMA objectieve elementen vindt die erop wijzen dat de CTP of het hogere management van de CTP doelbewust handelde om de inbreuk te plegen.

2.  De basisbedragen van de in lid 1 bedoelde geldboeten zijn tot tweemaal het bedrag van de verkregen winst of het vermeden verlies dankzij de overtreding, indien die winst of dat verlies kan worden vastgesteld, of tot 10 % van de totale jaaromzet, zoals omschreven in het desbetreffende Unierecht, over het voorgaande boekjaar van een rechtspersoon.

3.  De in lid 2 vermelde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren met de in bijlage IV bepaalde coëfficiënten aangepast.

De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd.

De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken.

4.  Niettegenstaande de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van de betrokken CTP over het voorgaande boekjaar, maar, indien de CTP direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

Indien een handeling of verzuim van een CTP meer dan één van de in bijlage III vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.

Artikel 25 duodecies

Dwangsommen

1.  ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:

a) 

een tier 2-CTP ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een op grond van artikel 25 octodecies, lid 1, punt a), genomen besluit;

b) 

een in artikel 25 septies, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen de volledige informatie te verstrekken die bij een besluit op grond van artikel 25 septies wordt verlangd;

c) 

een tier 2-CTP ertoe te dwingen:

i) 

zich aan een onderzoek te onderwerpen en in het bijzonder volledige vastleggingen, gegevens, procedures of ander vereist materiaal te verstrekken en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit op grond van artikel 25 octies ingesteld onderzoek is verstrekt, of

ii) 

zich aan een bij een besluit op grond van artikel 25 nonies gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.

2.  Een dwangsom is doeltreffend en proportioneel. De dwangsom wordt opgelegd voor elke dag van vertraging.

3.  Niettegenstaande lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorgaande boekjaar of, voor natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.

4.  Een dwangsom wordt opgelegd voor een termijn van maximaal zes maanden na de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die termijn beziet ESMA de maatregel opnieuw.

Artikel 25 terdecies

Horen van de betrokken personen

1.  Alvorens een besluit betreffende een geldboete of een dwangsom op grond van de artikelen 25 undecies en 25 duodecies te nemen, stelt ESMA de personen die aan de procedure worden onderworpen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA baseert haar besluiten uitsluitend op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.

De eerste alinea van dit lid 1 is niet van toepassing indien dringend moet worden opgetreden om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen in de gelegenheid gesteld zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit te worden gehoord.

2.  Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van ESMA.

Artikel 25 quaterdecies

Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de geldboeten en dwangsommen

1.  ESMA maakt alle op grond van de artikelen 25 undecies en 25 duodecies van deze verordening opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen. Deze openbaarmaking behelst geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.  Op grond van de artikelen 25 undecies en 25 duodecies opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een administratief karakter.

3.  Indien ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, brengt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land hiervan op de hoogte, onder vermelding van de redenen voor haar besluit.

4.  Op grond van de artikelen 25 undecies en 25 duodecies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.

De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt.

5.  De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 25 quindecies

Toetsing door het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsbevoegdheid om besluiten waarbij ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 25 sexdecies

Wijzigingen in bijlage IV

Teneinde rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen tot wijziging van bijlage IV.

Artikel 25 septdecies

Intrekking van de erkenning

1.  Onverminderd artikel 25 octodecies en met inachtneming van de volgende leden, trekt de ESMA, na raadpleging van de in artikel 25, lid 3, bedoelde autoriteiten en entiteiten, een overeenkomstig artikel 25 vastgesteld erkenningsbesluit in, indien:

a) 

de betrokken CTP binnen zes maanden geen gebruik heeft gemaakt van de erkenning, uitdrukkelijk afstand van de erkenning doet of sinds meer dan zes maanden haar diensten of activiteiten heeft gestaakt;

b) 

de betrokken CTP de erkenning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

de betrokken CTP de in artikel 25 neergelegde voorwaarden voor erkenning ernstig en stelselmatig heeft geschonden of niet langer voldoet aan die voorwaarden, en in die situaties niet de door ESMA vereiste corrigerende maatregelen heeft genomen binnen een op passende wijze vastgestelde termijn van maximaal zes maanden;

d) 

ESMA haar taken krachtens deze verordening niet effectief kan uitoefenen ten aanzien van de betrokken CTP, doordat de voor de CTP bevoegde autoriteit van het derde land ESMA niet alle relevante informatie verstrekt of met haar niet samenwerkt overeenkomstig artikel 25, lid 7;

e) 

de in artikel 25, lid 6, bedoelde uitvoeringshandeling is ingetrokken of geschorst, of aan een van de daaraan verbonden voorwaarden niet langer wordt voldaan.

ESMA kan de intrekking van de erkenning beperken tot een bepaalde dienst, activiteit of klasse van financiële instrumenten.

Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding van het besluit tot intrekking van de erkenning tracht ESMA een mogelijke marktverstoring tot een minimum te beperken en bepaalt zij een passende aanpassingsperiode van maximaal twee jaar.

2.  Alvorens de erkenning overeenkomstig punt c) van lid 1 van dit artikel in te trekken, neemt ESMA de mogelijkheid in overweging om maatregelen uit hoofde van artikel 25 octodecies, lid 1, punten a), b) en c), toe te passen.

Indien ESMA vaststelt dat binnen de vastgestelde termijn van maximaal zes maanden geen corrigerende maatregelen uit hoofde van punt c) van de eerste alinea van lid 1 van dit artikel zijn genomen of dat de genomen maatregelen niet adequaat zijn, trekt zij, na raadpleging van de in artikel 25, lid 3, bedoelde autoriteiten, het erkenningsbesluit in.

3.  ESMA stelt de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land zonder onnodige vertraging in kennis van een besluit tot intrekking van de erkenning van een erkende CTP.

4.  Een autoriteit als bedoeld in artikel 25, lid 3, die van oordeel is dat aan een van de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldaan is, kan ESMA verzoeken te onderzoeken of aan de voorwaarden voor de intrekking van de erkenning van een erkende CTP of haar erkenning voor een specifieke dienst, activiteit of klasse van financiële instrumenten voldaan is. Indien ESMA besluit de erkenning van de betrokken CTP niet in te trekken, motiveert zij dit besluit omstandig aan de verzoekende autoriteit.

Artikel 25 octodecies

Toezichtsmaatregelen van ESMA

1.  Indien ESMA overeenkomstig artikel 25 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een tier 2-CTP een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt zij een of meer van de volgende besluiten:

a) 

de CTP verzoeken een einde te maken aan de inbreuk;

b) 

krachtens artikel 25 undecies geldboeten opleggen;

c) 

bekendmakingen aan het publiek uitgeven;

d) 

de erkenning van de CTP of haar erkenning voor een bepaalde dienst, activiteit of klasse van financiële instrumenten, op grond van artikel 25 septdecies intrekken.

2.  Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk en neemt zij daarbij de volgende criteria in aanmerking:

a) 

de duur en frequentie van de inbreuk;

b) 

of de inbreuk ernstige of systeemzwakheden in de procedures van de CTP of in haar managementsystemen of interne controlemechanismen aan het licht heeft gebracht;

c) 

of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is dan wel op enige andere wijze toe te schrijven is aan de inbreuk;

d) 

of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gepleegd.

3.  Zonder onnodige vertraging stelt ESMA de betrokken CTP in kennis van alle besluiten die op grond van lid 1 zijn vastgesteld, en deelt zij die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land en aan de Commissie. Zij maakt dergelijke besluiten publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop de besluiten zijn vastgesteld.

Bij de openbaarmaking van een besluit als bedoeld in de eerste alinea vermeldt ESMA tevens dat de betrokken CTP bezwaar kan aantekenen tegen het besluit evenals, in voorkomend geval, dat een dergelijk bezwaar is aangetekend, daarbij vermeldend dat het bezwaar evenwel geen schorsende werking heeft, alsook dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.

▼B



TITEL IV

VEREISTEN VOOR CTP'S



HOOFDSTUK 1

Organisatorische vereisten

Artikel 26

Algemene bepalingen

1.  Een CTP beschikt over solide governancesystemen, waaronder een duidelijke organisatiestructuur met duidelijk omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden, effectieve procedures voor het vaststellen, beheren, bewaken en rapporteren van de risico's waaraan zij blootstaat of bloot kan komen te staan, en adequate interne controlemechanismen, zoals goede administratieve en boekhoudkundige procedures.

2.  Een CTP stelt beleid en procedures vast die voldoende effectief zijn om de naleving van deze verordening te garanderen, inclusief de naleving van alle bepalingen van deze verordening door de bestuurders en werknemers van de CTP.

3.  Een CTP beschikt over en werkt in het kader van een organisatiestructuur die de continuïteit en ordelijke werking bij het verrichten van haar diensten en activiteiten garandeert. Zij maakt gebruik van passende en evenredige systemen, middelen en procedures.

4.  Een CTP zorgt voor een duidelijke scheiding tussen de rapporteringslijnen voor risicobeheer en die voor de andere activiteiten van de CTP.

5.  Een CTP zorgt voor de vaststelling, toepassing en instandhouding van een vergoedingsbeleid dat gezond en effectief risicobeheer aanmoedigt en geen stimulansen creëert om de risiconormen te laten verslappen.

6.  Een CTP zorgt voor informatietechnologiesystemen die zijn aangepast aan de complexiteit, de diversiteit en het soort diensten en activiteiten die worden verricht, teneinde te garanderen dat strenge normen in acht worden genomen op het gebied van beveiliging en integriteit en vertrouwelijkheid van de bijgehouden informatie.

7.  Een CTP maakt haar governanceregelingen en de regels van de CTP en haar toelatingscriteria voor het clearinglidmaatschap kosteloos openbaar.

8.  Regelmatig worden onafhankelijke audits van de CTP uitgevoerd. De resultaten van deze audits worden meegedeeld aan de raad en worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit.

9.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA na overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin gespecificeerd is wat de in leden 1 tot en met 8 vermelde regels en governanceregelingen minstens moeten bevatten.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 27

Hoger management en de raad

1.  Het hoger management van een CTP moet voldoende betrouwbaar en moet voldoende ervaren zijn om de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de CTP te garanderen.

2.  Een CTP moet beschikken over een raad. Ten minste een derde van de leden van die raad van een CTP, maar niet minder dan twee leden, zijn onafhankelijk. Vertegenwoordigers van de cliënten van clearingleden worden uitgenodigd voor raadsvergaderingen voor aangelegenheden in verband met de artikelen 38 en 39. De vergoeding van de onafhankelijke en andere niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden van de raad mag niet gekoppeld zijn aan de bedrijfsprestaties van de CTP.

De leden van de raad van een CTP, inclusief de onafhankelijke leden, moeten over een goede reputatie en moeten over passende ervaring beschikken op het gebied van financiële diensten, risicobeheer en clearingdiensten.

3.  Een CTP stelt de taken en verantwoordelijkheden van de raad duidelijk vast en stelt de notulen van de raadsvergaderingen ter beschikking van de bevoegde autoriteit en controleurs.

Artikel 28

Risicocomité

1.  Een CTP richt een risicocomité op dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van haar clearingleden, onafhankelijke leden van de raad van bestuur en vertegenwoordigers van haar cliënten. Het risicocomité mag werknemers van de CTP en onafhankelijke externe deskundigen uitnodigen om punt te nemen aan vergaderingen van het risicocomité, zij het zonder stemrecht. Bevoegde autoriteiten mogen verzoeken om zonder stemrecht vergaderingen van het risicocomité bij te wonen en om naar behoren te worden geïnformeerd over de werkzaamheden en besluiten van het risicocomité. De bedrijfsleiding van de CTP mag geen enkele directe invloed uitoefenen op het advies van het risicocomité. Geen van de groepen vertegenwoordigers mag over een meerderheid in het risicocomité beschikken.

2.  Een CTP bepaalt duidelijk het mandaat, de governanceregelingen om haar onafhankelijkheid te garanderen, de operationele procedures, de toelatingscriteria en het mechanisme voor het kiezen van de leden van het risicocomité. De governanceregelingen worden openbaar gemaakt en moeten minstens garanderen dat het risicocomité wordt voorgezeten door een onafhankelijk lid van de raad en dat het risicocomité rechtstreeks aan de raad rapporteert en regelmatig bijeenkomt.

3.  Het risicocomité adviseert de raad over regelingen die gevolgen kunnen hebben voor het risicobeheer van de CTP, zoals onder meer een aanzienlijke wijziging in het risicomodel, de procedures in geval van wanbetaling, de criteria voor de aanvaarding van clearingleden, de clearing van nieuwe categorieën van financiële instrumenten of de uitbesteding van functies. Het advies van het risicocomité is niet vereist voor de dagelijkse activiteiten van de CTP. Er worden redelijke inspanningen verricht om het risicocomité te raadplegen over ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het risicobeheer van de CTP in noodsituaties.

4.  Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten om goed te worden geïnformeerd, zijn de leden van het risicocomité gehouden tot vertrouwelijkheid. Indien de voorzitter van het risicocomité vaststelt dat een lid een reëel of potentieel belangenconflict heeft met betrekking tot een bepaalde kwestie, mag dat lid niet stemmen over die kwestie.

5.  Een CTP stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van beslissingen van de raad om het advies van het risicocomité niet te volgen.

Artikel 29

Bijhouden van gegevens

1.  Een CTP houdt minstens tien jaar alle vastleggingen bij over de verrichte diensten en activiteiten, zodat de bevoegde autoriteit toezicht kan houden op de naleving door de CTP van deze verordening.

2.  Een CTP houdt minstens tien jaar na de beëindiging van een contract alle informatie bij over alle contracten die zij heeft verwerkt. Op basis van die informatie moet het minstens mogelijk zijn om de oorspronkelijke voorwaarden van een transactie vast te stellen vóór de clearing door die CTP.

3.  Een CTP stelt de in leden 1 en 2 bedoelde vastleggingen en informatie en alle informatie over de posities van geclearde contracten, ongeacht de plaats van uitvoering van de transactie, op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit, ESMA en de betrokken leden van het ESCB.

4.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de nadere regels zijn gespecificeerd voor de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde bij te houden vastleggingen en informatie.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

5.  Om te garanderen dat de leden 1 en 2 op uniforme wijze worden toegepast, stelt ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op ter bepaling van het formaat waarin de vastleggingen en informatie moeten worden bewaard.

ESMA dient deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 30

Aandeelhouders en leden met een gekwalificeerde deelneming

1.  De bevoegde autoriteit verleent een CTP geen vergunning tenzij zij in kennis is gesteld van de identiteit van de rechtstreekse of onrechtstreekse aandeelhouders of leden, natuurlijke of rechtspersonen, die een gekwalificeerde deelneming in die CTP bezitten, alsmede van het bedrag van die deelneming.

2.  De bevoegde autoriteit weigert om aan een CTP een vergunning te verlenen, indien ze er niet van overtuigd is van de geschiktheid van de aandeelhouders of leden die een gekwalificeerde deelneming in die CTP bezitten, daarbij rekening houdend met de noodzaak m de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de CTP te garanderen.

3.  Wanneer er nauwe banden bestaan tussen de CTP en andere natuurlijke of rechtspersonen, verleent de bevoegde autoriteit de vergunning slechts indien deze banden de effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit niet belemmeren.

4.  Wanneer de in lid 1 bedoelde personen een invloed uitoefenen die waarschijnlijk nadelig is voor de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de CTP, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om een einde te stellen aan die situatie, eventueel door middel van intrekking van de vergunning van de CTP.

5.  De bevoegde autoriteit weigert de vergunning indien de wetten of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de CTP nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de handhaving van die bepalingen, een belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van haar toezichthoudende taken.

Artikel 31

Informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten

1.  Een CTP stelt zijn bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen in haar management en verstrekt de bevoegde autoriteit alle informatie die nodig is om de naleving van artikel 27, lid 1, te beoordelen.

Indien het gedrag van een lid van de raad waarschijnlijk nadelig is voor de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de CTP, neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen, welke het ontslag van dat lid uit de raad kan omvatten.

2.  Iedere natuurlijke of rechtspersoon of dergelijke in onderlinge overeenstemming handelende personen („kandidaat-verwerver”), die besloten hebben om rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming in een CTP te verwerven dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks een dergelijke gekwalificeerde deelneming verder te vergroten, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal 10 %, 20 %, 30 % of 50 % bereikt of overschrijdt of waardoor de CTP hun dochteronderneming wordt („voorgenomen verwerving”), stellen de bevoegde autoriteiten van de CTP waarin zij een gekwalificeerde deelneming willen verwerven dan wel vergroten, daarvan vooraf schriftelijk in kennis, met vermelding van de omvang van de beoogde deelneming en de in artikel 32, lid 4, bedoelde relevante informatie.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon die heeft besloten rechtstreeks of onrechtstreeks zijn gekwalificeerde deelneming in een CTP af te stoten („kandidaat-verkoper”), stelt de bevoegde autoriteit daarvan vooraf schriftelijk in kennis, met vermelding van de omvang van de deelneming die hij wil afstoten. Een zodanig natuurlijke of rechtspersoon stelt de bevoegde autoriteit op dezelfde wijze in kennis, indien deze heeft besloten de omvang van een gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal onder 10 %, 20 %, 30 % of 50 % daalt of dat de CTP ophoudt zijn dochteronderneming te zijn.

De bevoegde autoriteit zendt de kandidaat-verwerver of -verkoper onverwijld en in elk geval binnen twee werkdagen na ontvangst van de in dit lid bedoelde kennisgeving, en van de in lid 3 bedoelde informatie, een schriftelijke ontvangstbevestiging.

Vanaf de datum van de schriftelijke bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving en alle vereiste documenten van de in artikel 32, lid 4, bedoelde lijst die bij de kennisgeving moet worden gevoegd, beschikt de bevoegde autoriteit over een termijn van 60 werkdagen („beoordelingsperiode”), om de in artikel 32, lid 1, bedoelde beoordeling („beoordeling”), uit te voeren.

De bevoegde autoriteit stelt de kandidaat-verwerver of -verkoper bij de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.

3.  De bevoegde autoriteit mag, indien nodig, tijdens de beoordelingsperiode, doch niet na de vijftigste werkdag daarvan, aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om de beoordeling te voltooien. In dit verzoek, dat schriftelijk moet worden gedaan, is vermeld welke aanvullende informatie nodig is.

De beoordelingsperiode wordt onderbroken vanaf de datum van het verzoek van de bevoegde autoriteit om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de kandidaat-verwerver. De onderbreking duurt ten hoogste 20 werkdagen. De bevoegde autoriteit mag eventueel aanvullende verzoeken ter vervollediging of verduidelijking van de informatie doen, maar deze hebben geen onderbreking van de beoordelingsperiode tot gevolg.

4.  De bevoegde autoriteit kan de in lid 3, tweede alinea, bedoelde onderbreking tot ten hoogste 30 werkdagen verlengen als de kandidaat-verwerver of -verkoper:

a) 

buiten de Unie is gevestigd of aan regulering is onderworpen;

b) 

een natuurlijke of rechtspersoon is die niet onderworpen is aan toezicht uit hoofde van deze verordening of van Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche ( 16 ) of de Richtlijnen 2002/83/EG, 2003/41/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG, 2006/48/EG, 2009/65/EG of 2011/61/EU.

5.  Indien de bevoegde autoriteit na voltooiing van de beoordeling besluit zich te verzetten tegen de voorgenomen verwerving, stelt zij de kandidaat-verwerver daarvan binnen twee werkdagen en zonder de beoordelingsperiode te overschrijden schriftelijk in kennis en deelt zij de redenen voor dat besluit mee. De bevoegde autoriteit stelt het college als bedoeld in artikel 18 hiervan in kennis. Onverminderd het nationale recht kan een passende motivering van het besluit op verzoek van de kandidaat-verwerver openbaar worden gemaakt. De lidstaten mogen de bevoegde autoriteit echter toestaan dergelijke informatie openbaar te maken zonder dat de kandidaat-verwerver daarom heeft verzocht.

6.  Indien de bevoegde autoriteit zich binnen de beoordelingsperiode niet schriftelijk verzet tegen de voorgenomen verwerving, wordt deze geacht te zijn goedgekeurd.

7.  De bevoegde autoriteit mag voor de voltooiing van de voorgenomen verwerving een maximumtermijn vaststellen en deze termijn zo nodig verlengen.

8.  De lidstaten mogen geen voorschriften inzake kennisgeving aan en goedkeuring door de bevoegde autoriteit van rechtstreekse of onrechtstreekse verwervingen van stemrechten of kapitaal opleggen die strenger zijn dan die welke in deze verordening zijn uiteengezet.

Artikel 32

Beoordeling

1.  Bij de beoordeling van de in artikel 31, lid 2, bedoelde kennisgeving en de in artikel 31, lid 3, bedoelde informatie beoordeelt de bevoegde autoriteit, met het oog op de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van de CTP waarop de voorgenomen verwerving betrekking heeft en rekening houdend met de waarschijnlijke invloed van de kandidaat-verwerver op de CTP, de geschiktheid van de kandidaat-verwerver en de financiële gezondheid van de voorgenomen verwerving op alle onderstaande criteria:

a) 

de reputatie en de financiële gezondheid van de kandidaat-verwerver;

b) 

de reputatie en ervaring van de personen die verantwoordelijk zullen zijn voor de bedrijfsvoering van de CTP als gevolg van de voorgenomen verwerving;

c) 

of de CTP in staat is aan deze verordening te voldoen en te blijven voldoen;

d) 

of er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat wordt of werd gepoogd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG of dat de voorgenomen verwerving het risico daarop zou kunnen vergroten.

Bij het beoordelen van de financiële gezondheid van de kandidaat-verwerver besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan het type werkzaamheden die verricht en beoogd worden in de CTP die het doelwit van de verwerving is.

Bij het beoordelen van het vermogen van de CTP om deze verordening na te leven, besteedt de bevoegde autoriteit bijzondere aandacht aan de vraag of de structuur van de groep waarvan de CTP deel gaat uitmaken het mogelijk maakt effectief toezicht uit te oefenen, op doeltreffende wijze gegevens uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bevoegde autoriteiten te bepalen.

▼M12

Over de beoordeling van de bevoegde autoriteit met betrekking tot de in artikel 31, lid 2, bedoelde kennisgeving en de in artikel 31, lid 3, bedoelde informatie, brengt het college op grond van artikel 19 advies uit.

▼B

2.  De bevoegde autoriteiten mogen zich alleen tegen de voorgenomen verwerving verzetten indien daarvoor goede redenen zijn op grond van de criteria van lid 1 of indien de door de kandidaat-verwerver verstrekte informatie onvolledig is.

3.  De lidstaten stellen geen voorafgaande voorwaarden aan de omvang van een deelneming die verworven dient te worden, noch staan zij hun bevoegde autoriteiten toe de voorgenomen verwerving te toetsen aan economische marktbehoeften.

4.  De lidstaten publiceren een lijst met informatie die nodig is voor de beoordeling en die bij de in artikel 31, lid 2, bedoelde kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt. De vereiste informatie staat in verhouding tot en is afgestemd op de aard van de kandidaat-verwerver en van de voorgenomen verwerving. De lidstaten verlangen geen informatie die niet relevant is voor een prudentiële beoordeling.

5.  Wanneer de bevoegde autoriteit in kennis wordt gesteld van twee of meer voornemens om een gekwalificeerde deelneming in dezelfde CTP te verwerven of te vergroten, worden de kandidaat-verwervers, niettegenstaande artikel 31, leden 2, 3 en 4, door de autoriteit op niet-discriminerende wijze behandeld.

6.  De bevoegde autoriteiten werken nauw samen bij de beoordeling indien de kandidaat-verwerver een van de volgende is:

a) 

een andere CTP, een kredietinstelling, een levensverzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een marktexploitant, een exploitant van een effectenafwikkelingssysteem, een icbe-beheermaatschappij of een beheerder van alternatieve beleggingsfondsen, waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend;

b) 

de moederonderneming van een andere CTP, een kredietinstelling, een levensverzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een marktexploitant, een exploitant van een effectenafwikkelingssysteem, een icbe-beheermaatschappij of een beheerder van alternatieve beleggingsfondsen, waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend;

c) 

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap uitoefent over een andere CTP, een kredietinstelling, een levensverzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een marktexploitant, een exploitant van een effectenafwikkelingssysteem, een icbe-beheermaatschappij of een beheerder van alternatieve beleggingsfondsen, waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend.

7.  De bevoegde autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging alle informatie die voor de beoordeling van essentieel belang of relevant is. Daartoe delen zij elkaar op verzoek alle relevante informatie mee en verstrekken zij uit eigen beweging alle essentiële informatie. In een besluit van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend aan de CTP welke het doelwit van de verwerving is, worden de standpunten en bedenkingen van de voor de kandidaat-verwerver verantwoordelijke bevoegde autoriteit vermeld.

Artikel 33

Belangenconflicten

1.  Een CTP treft en handhaaft effectieve schriftelijke organisatorische en administratieve regelingen om mogelijke belangenconflicten vast te stellen en te beheren tussen haarzelf, met inbegrip van haar bestuurders, werknemers of elke persoon met directe of indirecte zeggenschap of met nauwe banden, en haar clearingleden of de cliënten van die leden die bij de CTP bekend zijn. Zij handhaaft en implementeert passende procedures om mogelijke belangenconflicten op te lossen.

2.  Indien de door een CTP getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het beheer van belangenconflicten ontoereikend zijn om redelijkerwijs te garanderen dat risico's op schade aan de belangen van een clearinglid of cliënt worden voorkomen, maakt de CTP op heldere wijze de algemene aard of de bronnen van de belangenconflicten bekend aan het clearinglid alvorens nieuwe transacties van dat clearinglid te aanvaarden. Wanneer de CTP de cliënt kent, doet de CTP de mededeling aan de cliënt en aan het clearinglid wiens cliënt betrokken is.

3.  Wanneer de CTP een moeder- of dochteronderneming is, wordt in de schriftelijke regelingen ook rekening gehouden met de omstandigheden waarvan de CTP op de hoogte is of zou moeten zijn en die aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict ten gevolge van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere ondernemingen waarvan de CTP een moeder- of dochteronderneming is.

4.  De overeenkomstig lid 1 vastgestelde schriftelijke regelingen hebben ook betrekking op:

a) 

de omstandigheden die een belangenconflict vormen of aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict dat leidt tot een materieel risico dat de belangen van een of meer clearingleden of cliënten worden geschaad;

b) 

de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheer van dergelijke conflict.

5.  Een CTP neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de in haar systemen opgeslagen informatie en dat die informatie voor andere bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt. Een natuurlijke persoon die nauwe banden heeft met een CTP of een rechtspersoon die een moeder- of dochteronderneming van een CTP is, maakt geen gebruik van vertrouwelijke informatie die door de CTP is opgeslagen, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van de cliënt aan wie die vertrouwelijke informatie toebehoort.

Artikel 34

Bedrijfscontinuïteit

1.  Een CTP zorgt voor de vaststelling, toepassing en instandhouding van een passend bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplan dat tot doel heeft de functies van de CTP in stand te houden, de activiteiten tijdig te hervatten en de verplichtingen van de CTP na te komen. Een dergelijk plan moet ten minste mogelijk maken dat alle transacties op het ogenblik van de verstoring kunnen worden hersteld, zodat de CTP haar bedrijfsactiviteiten met zekerheid kan voortzetten en de afwikkeling op de geplande datum kan voltooien.

2.  Een CTP zorgt voor de vaststelling, toepassing en handhaving van een passende procedure voor een tijdige en ordelijke afwikkeling of overboeking van activa en posities van cliënten en clearingleden in geval van een intrekking van de vergunning op grond van een besluit uit hoofde van artikel 20.

3.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA na overleg met de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de minimale inhoud en vereisten van het bedrijfscontinuïteitsbeleid en van het noodherstelplan worden gespecificeerd.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 35

Uitbesteding

1.  Wanneer een CTP operationele taken, diensten of activiteiten uitbesteedt, blijft ze volledig verantwoordelijk voor het naleven van al haar verplichtingen in het kader van deze verordening en dient zij te allen tijde zeker te stellen dat:

a) 

uitbesteding geen overdracht van verantwoordelijkheid tot gevolg heeft;

b) 

de relatie van de CTP met haar clearingleden of, voor zover relevant, met haar cliënten, en de verplichtingen van de CTP tegenover deze leden of cliënten ongewijzigd blijft;

c) 

de voorwaarden voor de vergunning van de CTP ffectief ongewijzigd blijven;

d) 

uitbesteding de uitoefening van taken op het gebied van toezicht en supervisie onverlet laat, met inbegrip van toegang ter plaatse om alle relevante informatie te verkrijgen die nodig is voor het vervullen van die taken;

e) 

uitbesteding betekent niet dat de nodige risicobeheersystemen en -controles aan de CTP worden ontnomen;

f) 

de dienstverlener eisen op het gebied van de bedrijfscontinuïteit toepast, die gelijkwaardig zijn aan die waaraan een CTP op grond van deze verordening moet voldoen;

g) 

de CTP behoudt de vereiste deskundigheid en middelen om de kwaliteit van de verleende diensten en de organisatorische bekwaamheid en de kapitaaltoereikendheid van de dienstverlener te beoordelen, om effectief toezicht te houden op de uitbestede taken en om de aan de uitbesteding verbonden risico's te beheren, en houdt daarnaast toezicht op deze taken en beheert deze risico's op permanente basis;

h) 

de CTP heeft directe toegang tot de relevante informatie over de uitbestede taken;

i) 

de dienstverlener werkt samen met de bevoegde autoriteit met betrekking tot de uitbestede activiteiten;

j) 

de dienstverlener beschermt vertrouwelijke informatie over de CTP en haar clearingleden en cliënten of, daar waar die dienstverlener is gevestigd in een derde land, draagt hij ervoor zorg dat de gegevensbeschermingsnormen van dat derde land of die, welke vermeld zijn in de overeenkomst tussen de betrokken partijen, vergelijkbaar zijn met de in de Unie geldende gegevensbeschermingsnormen.

▼M12

Een CTP besteedt belangrijke activiteiten in verband met risicobeheer niet uit, tenzij de bevoegde autoriteit haar goedkeuring aan een dergelijke uitbesteding heeft verleend. Over het besluit van de bevoegde autoriteit brengt het college op grond van artikel 19 advies uit.

▼B

2.  De bevoegde autoriteit verplicht de CTP om haar rechten en plichten en die van de dienstverlener duidelijk toe te wijzen en deze duidelijk vast te leggen in een schriftelijke overeenkomst.

3.  Een CTP moet op verzoek alle informatie beschikbaar stellen die nodig is om de bevoegde autoriteit in staat te stellen na te gaan of de uitvoering van de uitbestede activiteiten voldoet aan deze verordening.



HOOFDSTUK 2

Gedragsregels

Artikel 36

Algemene bepalingen

1.  Bij het verlenen van diensten aan haar clearingleden en, voor zover van toepassing, hun cliënten, handelt een CTP eerlijk en professioneel, in het belang van die clearingleden en cliënten en met inachtneming van goed risicobeheer.

2.  Een CTP beschikt over toegankelijke, transparante en eerlijke regels voor de prompte afhandeling van klachten.

Artikel 37

Deelnamevereisten

1.  Op basis van het overeenkomstig artikel 28, lid 3, uitgebrachte advies van het risicocomité stelt een CTP, waar relevant per soort gecleard product, de categorieën van toegelaten clearingleden en de toelatingscriteria vast. Dergelijke criteria moeten niet-discriminerend, transparant en objectief zijn, zodat ze eerlijke en open toegang tot de CTP garanderen en ervoor zorgen dat clearingleden over voldoende financiële middelen en operationele capaciteit beschikken om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de deelname aan de CTP. Criteria die de toegang beperken, zijn alleen toegestaan als ze tot doel hebben het risico voor de CTP te beheersen.

2.  Een CTP ziet erop toe dat de in lid 1 vermelde criteria permanent worden nageleefd en krijgt tijdig toegang tot de informatie die nodig is voor die beoordeling. Een CTP voert minstens een keer per jaar een uitgebreide evaluatie uit om na te gaan of haar clearingleden dit artikel naleven.

3.  Clearingleden die namens hun cliënten transacties clearen, moeten over de nodige aanvullende financiële middelen en operationele capaciteit beschikken om deze taak uit te voeren. De regels van de CTP voor clearingleden moeten haar in staat stellen relevante basisinformatie te verzamelen om relevante risicoconcentraties in verband met de dienstverlening aan cliënten in kaart te brengen, te controleren en te beheren. Op verzoek stellen clearingleden de CTP in kennis van de criteria en regelingen die zij vaststellen om hun cliënten toegang te verlenen tot de diensten van de CTP. De clearingleden blijven er verantwoordelijk voor dat cliënten zich aan hun verplichtingen houden.

4.  Een CTP beschikt over objectieve en transparante procedures voor de schorsing en ordelijke uitstap van clearingleden die niet meer voldoen aan de in lid 1 vermelde criteria.

5.  Een CTP mag clearingleden die aan de in lid 1 vermelde criteria voldoen alleen toegang weigeren als dit afdoende schriftelijk gemotiveerd is en op basis van een diepgaande risicobeoordeling.

6.  Een CTP mag specifieke aanvullende verplichtingen opleggen aan clearingleden, met inbegrip van de deelname aan veilingen van de posities van in gebreke blijvende clearingleden. Dergelijke aanvullende verplichtingen moeten in verhouding staan tot het risico van het clearinglid en mogen de deelname niet beperkten tot bepaalde categorieën clearingleden.

Artikel 38

Transparantie

1.  Een CTP en haar clearingleden maken de prijzen en vergoedingen voor de verleende diensten openbaar. Zij maken de prijzen en vergoedingen voor elke afzonderlijke dienst bekend, inclusief kortingen en reducties en de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen. Een CTP biedt haar clearingleden en, voor zover relevant, hun cliënten, afzonderlijke toegang tot de specifieke diensten die zij verleent.

Een CTP voert een gescheiden boekhouding over kosten en inkomsten met betrekking tot de verleende diensten, en verstrekt die informatie aan de bevoegde autoriteit.

2.  Een CTP stelt de clearingleden en cliënten in kennis van de risico's die gepaard gaan met de verleende diensten.

3.  Een CTP maakt aan haar clearingleden en aan haar bevoegde autoriteit de prijsinformatie bekend, die wordt gebruikt om de risicoposities op haar clearingleden aan het einde van elke dag te berekenen.

Een CTP maakt op een geaggreerde basis de volumes openbaar van de geclearde transacties voor elke klasse van de door de CTP geclearde instrumenten.

4.  Een CTP maakt de operationele en technische vereisten openbaar die verband houden met de communicatieprotocollen voor de inhouds- en berichtgevingsformats die zij gebruikt om met derden te communiceren, met inbegrip van de operationele en technische eisen als bedoeld in artikel 7.

5.  Een CTP maakt eventuele inbreuken door clearingleden op de criteria van artikel 37, lid 1, en op de vereisten van lid 1 van dit artikel, openbaar, behalve indien de bevoegde autoriteit na overleg met ESMA van mening is dat die openbaarmaking de financiële stabiliteit of het vertrouwen in de markt in gevaar zou brengen of de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

▼M11

6.  Een CTP verschaft haar clearingleden een simulatie-instrument waarmee zij het bedrag van de aanvullende initiële margin, op brutobasis, kunnen bepalen die de CTP na het clearen van een nieuwe transactie kan verlangen. Dat instrument is enkel toegankelijk via een beveiligde toegang en de resultaten van de simulatie zijn niet bindend.

7.  Een CTP verschaft haar clearingleden informatie over de modellen voor initiële margins die zij gebruikt. Die informatie moet:

a) 

het ontwerp van het model voor initiële margins en de werking ervan duidelijk uitleggen;

b) 

de belangrijkste aannamen en beperkingen van het model voor initiële margins en de omstandigheden waaronder die aannamen niet meer gelden, duidelijk uitleggen;

c) 

gedocumenteerd zijn.

▼B

Artikel 39

Scheiding en overdraagbaarheid

1.  Een CTP houdt gescheiden vastleggingen en rekeningen bij die haar in staat stellen om te allen tijde en zonder vertraging in de rekeningen die bij de CTP worden aangehouden de op naam van een clearinglid aangehouden activa en posities te scheiden van de op naam van een ander clearinglid aangehouden activa en posities en van haar eigen activa.

2.  Een CTP biedt aan gescheiden vastleggingen en rekeningen bij te houden die elk clearinglid in staat stellen om in zijn rekeningen bij de CTP zijn activa en posities te scheiden van de op naam van zijn cliënten aangehouden activa en posities („omnibus-scheiding”).

3.  Een CTP biedt aan gescheiden vastleggingen en rekeningen bij te houden die elk clearinglid in staat stellen om in zijn rekeningen bij de CTP de op naam van een cliënt aangehouden activa en posities te scheiden van de op naam van andere cliënten aangehouden activa en posities („vermogensscheiding per individuele cliënt”). Op verzoek biedt de CTP de clearingleden de mogelijkheid om meerdere rekeningen op hun eigen naam of op naam van hun cliënten te openen.

4.  Een clearinglid houdt gescheiden boekhoudingen en rekeningen bij, die hem in staat stellen om zowel in de rekeningen die bij de CTP worden aangehouden als in zijn eigen rekeningen de op zijn naam aangehouden activa en posities te onderscheiden van de activa en posities die op naam van zijn cliënten bij de CTP worden aangehouden.

5.  Een clearinglid biedt zijn cliënten ten minste de keuze tussen „omnibusscheiding” en „vermogensscheiding per individuele cliënt” en stelt hen in kennis van de aan elke optie verbonden kosten en beschermingsniveaus als bedoeld in lid 7. De cliënt bevestigt zijn keuze schriftelijk.

6.  Wanneer een cliënt opteert voor vermogensscheiding per individuele cliënt worden de margins die het voor de cliënt vastgestelde vereiste overschrijden, eveneens bij de CTP gesteld en gescheiden van de margins van andere cliënten of clearingleden, en worden niet blootgesteld aan verliezen die verband houden met posities die in een andere rekening zijn vastgelegd.

7.  CTP's en clearingleden maken bekend welk beschermingsniveau en welke kosten verbonden zijn aan de verschillende niveaus van vermogensscheiding die zij aanbieden, en bieden deze diensten tegen redelijke commerciële voorwaarden aan. De bijzonderheden over de verschillende scheidingsniveaus omvatten een beschrijving van de belangrijkste juridische implicaties van de respectieve scheidingsniveaus die worden aangeboden, met inbegrip van informatie over het insolventierecht dat in het relevante rechtsgebied van kracht is.

8.  Een CTP heeft een gebruiksrecht op de margins en de bijdragen in het wanbetalingsfonds die via een financiëlezekerheidsovereenkomst worden geïnd in de zin van artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten ( 17 ), mits haar werkingsregels voorzien in het gebruik van dergelijke regelingen. Het clearinglid bevestigt schriftelijk dat hij instemt met de werkingsregels. De CTP maakt dit gebruiksrecht openbaar, welke wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 47.

9.  Het vereiste om activa en posities in de rekeningen van de CTP gescheiden te houden, is vervuld indien:

a) 

de activa en posities worden vastgelegd in gescheiden rekeningen;

b) 

het verrekenen van op verschillende rekeningen vastgelegde posities wordt voorkomen;

c) 

de activa die de posities dekken welke in een rekening zijn vastgelegd, staan niet bloot aan verliezen die verband houden met posities welke in een andere rekening zijn vastgelegd.

10.  Onder „activa” wordt een zekerheid verstaan die ter dekking van posities wordt aangehouden; hieronder is het recht op overdracht van activa die gelijkwaardig zijn aan die zekerheid of de opbrengst van om het even welke te gelde gemaakte zekerheid begrepen, maar niet de bijdragen in het wanbetalingsfonds.

▼M11

11.  De nationale insolventiewetgeving van de lidstaten belet niet dat een CTP handelt overeenkomstig artikel 48, leden 5, 6 en 7, met betrekking tot de activa en posities die zijn vastgelegd in de rekeningen, als bedoeld in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel.

▼B



HOOFDSTUK 3

Prudentiële vereisten

Artikel 40

Beheer van risicoposities

Een CTP meet en beoordeelt haar liquiditeits- en kredietposities op elk clearinglid en, voor zover relevant, op een andere CTP waarmee zij een interoperabiliteitsregeling is overeengekomen, op bijna-realtimebasis. Een CTP heeft op tijdige en niet-discriminerende basis toegang tot de relevante prijsbronnen om effectief haar risicopositie te kunnen meten. Dit vindt plaats tegen redelijke kosten.

Artikel 41

Marginvereisten

1.  Een CTP kan margins opleggen, verzoeken margins bij te storten of margins innen om haar kredietposities op haar clearingleden en, voor zover relevant, op CTP's waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, te beperken. Dergelijke margins moeten volstaan om potentiële risicoposities te dekken die zich volgens de ramingen van de CTP tot aan de liquidatie van de relevante posities kunnen voordoen. Zij moeten ook volstaan om de verliezen te dekken die voortvloeien uit minstens 99 % van alle risicobewegingen over een passende tijdshorizon en moeten zeker stellen dat een CTP haar risicoposities op al haar clearingleden, en daar waar relevant, op alle CTP's waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, ten minste op dagelijkse basis volledig zeker kan stellen. Een CTP controleert het peil van haar margins regelmatig en herziet indien nodig haar marginniveau om de actuele marktomstandigheden weerspiegelen, daarbij rekening houdend met elke mogelijke procyclisch effecten van dergelijke herzieningen.

2.  Bij het bepalen van haar marginvereisten stelt een CTP modellen en parameters vast die de risicokenmerken van de geclearde producten weergeven en rekening houden met het interval tussen inningen van margins, de marktliquiditeit en de mogelijkheid van veranderingen tijdens de duur van de transactie. De modellen en parameters worden door de bevoegde autoriteit gevalideerd en vormen het voorwerp van een advies, in overeenstemming met artikel 19.

3.  Een CTP verzoekt margins bij te storten en int margins op dagelijkse basis, tenminste wanneer vooraf vastgestelde drempels worden overschreden.

4.  Een CTP verzoekt margins bij te storten en int margins die toereikend zijn om het risico te dekken van de posities welke zijn geregistreerd op iedere rekening die wordt bijgehouden in overeenstemming met artikel 39 betreffende specifieke financiele instrumenten. Een CTP mag de margins met betrekking tot een portefeuille van financiële instrumenten alleen maar berekenen wanneer de gevolgde methode voorzichtig en degelijk is.

5.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA, na raadpleging van de EBA en het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van het juiste percentage en de juiste termijnen voor liquidatie en de berekening van de historische volatiliteit, als bedoeld in lid 1, die voor de verschillende categorieën financiële instrumenten in aanmerking moeten worden genomen, rekening houdend met de nagestreefde beperking van procyclische effecten en met de voorwaarden waaronder portefeuillemarginingpraktijken als bedoeld in lid 4 kunnen worden toegepast.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 42

Wanbetalingsfonds

1.  Om het risico van haar kredietposities op haar clearingleden verder te limiteren, houdt een CTP een voorgefinancierd wanbetalingsfonds in stand met het oog op het dekken van de verliezen die hoger uitvallen dan de verliezen die worden gedekt door de marginvereisten zoals neergelegd in artikel 41, en die het gevolg zijn van wanbetaling, inclusief het openen van een insolventieprocedure tegen een of meer clearingleden.

De CTP stelt een drempelbedrag vast waar de omvang van het wanbetalingsfonds in geen geval onder mag komen.

2.  Een CTP stelt de minimumomvang van het wanbetalingsfonds vast en de criteria voor het berekenen van de bijdragen van de afzonderlijke clearingleden. De bijdragen staan in verhouding staan tot het positierisico van elk clearinglid.

3.  Het wanbetalingsfonds stelt de CTP minstens in staat om onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de wanbetaling te dragen van het clearinglid ten overstaan waarvan het positierisico het grootst is of het tweede en het derde grootste clearinglid, indien de som van de positierisico's ten overstaan van deze leden groter is. Een CTP ontwikkelt scenario's voor extreme, maar plausibele marktomstandigheden. De scenario's hebben betrekking op de meest volatiele perioden die zich in het verleden op de markten waarvoor de CTP diensten verricht, hebben voorgedaan, alsook op een scala van toekomstige potentiële ontwikkelingen. In de scenario's wordt rekening gehouden met plotse verkopen van financiële middelen en met snelle dalingen van de marktliquiditeit.

4.  Een CTP kan meer dan één wanbetalingsfonds oprichten voor de verschillende klassen van instrumenten die zij cleart.

5.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA in nauwe samenwerking met het ESCB en na raadpleging van de EBA ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter vaststelling van het kader voor de definitie van extreme, maar plausibele marktomstandigheden als bedoeld in lid 3, die moet worden gehanteerd bij het bepalen van de omvang van het wanbetalingsfonds en de andere financiële middelen als bedoeld in artikel 43.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 43

Andere financiële middelen

1.  Een CTP houdt voldoende voorgefinancierde financiële middelen ter beschikking om potentiële verliezen te dekken die hoger uitvallen dan de verliezen die gedekt worden door de marginvereisten zoals neergelegd in artikel 41, en het in artikel 42 vermelde wanbetalingsfonds. Deze voorgefinancierde financiële middelen omvatten specifieke middelen van de CTP, staan vrij ter beschikking van de CTP en mogen niet worden gebruikt om aan de kapitaalvereisten van artikel 16 te voldoen.

2.  Het in artikel 42 vermelde wanbetalingsfonds en de andere in lid 1 van dit artikel vermelde financiële middelen stellen de CTP te allen tijde in staat om onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de wanbetaling te dragen van ten minste de twee clearingleden ten overstaan waarvan haar positierisico het grootst is.

3.  Een CTP mag niet in gebreke blijvende clearingleden verplichten aanvullende fondsen te verstrekken in geval van wanbetaling van een ander clearinglid. De clearingleden van een CTP dienen beperkte risicoposities te hebben op de CTP.

Artikel 44

Beheer van liquiditeitsrisico's

1.  Een CTP heeft te allen tijde toegang tot voldoende liquiditeit om haar diensten en activiteiten te verrichten. Daartoe verkrijgt zij de nodige kredietlijnen of soortgelijke voorzieningen om in haar liquiditeitsbehoeften te voorzien ingeval zij niet onmiddellijk kan beschikken over de financiële middelen die haar ter beschikking staan. Een clearinglid, en de moederonderneming of dochterondernemingen van dat clearinglid verstrekken tezamen niet meer dan 25 % van de door de CTP benodigde kredietlijnen.

Een CTP meet op dagelijkse basis haar potentiële liquiditeitsbehoefte. Zij houdt rekening met het liquiditeitsrisico ten gevolge van wanbetaling van ten minste de twee clearingleden ten overstaan waarvan haar positierisico het grootst is.

2.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA na overleg met de betrokken autoriteiten en de leden van het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen op, welke het kader specificeren voor het beheren van het liquiditeitsrisico dat de CTP moet kunnen dragen in overeenstemming met lid 1.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 45

Trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling

1.  Wanneer een clearinglid in gebreke blijft, gebruikt een CTP eerst de door dat lid gestelde margins om de verliezen te dekken, alvorens andere financiële middelen aan te spreken.

2.  Wanneer de door het in gebreke blijvende clearinglid gestelde margins niet volstaan om de verliezen van de CTP te dekken, gebruikt de CTP de bijdrage van dat in gebreke blijvende lid in het wanbetalingsfonds.

3.  Een CTP mag de bijdragen in het wanbetalingsfonds van de niet in gebreke blijvende clearingleden en andere financiële middelen als bedoeld in artikel 43, lid 1, pas aanwenden wanneer zij de bijdragen van het in gebreke blijvende clearinglid volledig heeft opgebruikt.

4.  Een CTP gebruikt specifieke eigen middelen alvorens de bijdragen in het wanbetalingsfonds van niet in gebreke blijvende clearingleden aan te spreken. Een CTP mag geen gebruikmaken van de margins die zijn gesteld door clearingleden die niet in gebreke zijn gebleven om de verliezen te dekken, die voortvloeien uit de wanbetaling van een ander clearinglid.

5.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA na overleg met de relevante bevoegde autoriteiten en de leden van het ESCB gemeenschappelijke ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter vaststelling van de methode voor het berekenen en handhaven van het niveau van de eigen middelen van de CTP die overeenkomstig lid 4 moeten worden aangewend.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 46

Zekerheidsvereisten

1.  Een CTP aanvaardt zeer liquide zekerheden met minimale krediet- en marktrisico's om haar initiële en latere risicopositie op haar clearingleden te dekken. Een CTP mag van niet-financiële tegenpartijen bankgaranties aanvaarden, waarbij zij deze garanties in aanmerking neemt bij haar uitzettingen op een bank die een clearinglid is. Zij past passende haircuts toe op de waarde van activa, die een weergave vormen van het mogelijke waardeverlies in de periode tussen hun laatste herwaardering en het ogenblik waarop redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze worden vereffend. Bij het vaststellen van een aanvaardbare zekerheid en passende haircuts houdt een CTP rekening met het liquiditeitsrisico ten gevolge van de wanbetaling van een marktdeelnemer en het concentratierisico op bepaalde activa.

2.  Voor zover van toepassing mag een CTP de onderliggende waarde van het derivatencontract of financiële instrument dat aan de basis ligt van de uitzetting van de CTP aanvaarden als zekerheid om haar marginvereisten te dekken, op voorwaarde dat zij voldoende voorzichtig te werk gaat.

3.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA in overleg met de EBA, het ECSR en het ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin gespecificeerd wordt:

a) 

welk type zekerheid als zeer liquide kan worden beschouwd, zoals contant geld, goud, overheidsobligaties en bedrijfsobligaties van hoge kwaliteit en gedekte obligaties,

b) 

de in lid 1 bedoelde haircuts, en

c) 

de voorwaarden waaronder garanties van commerciële banken als zekerheid onder lid 1 kunnen worden geaccepteerd.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 47

Beleggingsbeleid

1.  Een CTP belegt haar financiële middelen uitsluitend in contanten of in zeer liquide financiële instrumenten met een zeer laag markt- en kredietrisico. Een belegging van een CTP dient snel te kunnen worden vereffend met een minimaal negatief effect op de prijs.

2.  Het bedrag aan kapitaal, inclusief de ingehouden winst en reserves, van een CTP dat niet overeenkomstig lid 1 is belegd, wordt niet in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 16, lid 2, of artikel 45, lid 4.

3.  Financiële instrumenten die als margin of als bijdragen in het wanbetalingsfonds zijn gesteld, worden, indien beschikbaar, gedeponeerd bij exploitanten van effectenafwikkelingssystemen die volledige bescherming van de financiële instrumenten garanderen. Als alternatief kan gebruik worden gemaakt van andere bijzonder veilige regelingen bij vergunninghoudende financiële instellingen.

4.  Deposito's in contanten van een CTP worden verricht via bijzonder veilige regelingen met vergunninghoudende financiële instellingen dan wel via gebruikmaking van de vaste depositofaciliteiten van centrale banken of andere vergelijkbare door centrale banken aangeboden middelen.

5.  Indien een CTP activa bij een derde partij deponeert, zorgt zij ervoor dat de activa van de clearingleden kunnen worden onderscheiden van de activa van de CTP en van de activa van die derde partij, door middel van verschillend getitelde rekeningen in de boeken van de derde partij of door middel van andere vergelijkbare maatregelen waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt. Een CTP krijgt, indien nodig, onmiddellijk toegang tot de financiële instrumenten.

6.  Een CTP mag haar kapitaal of de sommen die voortvloeien uit de vereisten als neergelegd in de artikelen 41, 42, 43 of 44, niet beleggen in haar eigen effecten of die van haar moederonderneming of van haar dochterondernemingen.

7.  Een CTP houdt rekening met haar totale kredietrisicoblootstelling jegens individuele debiteuren bij het nemen van haar beleggingsbeslissingen, en ziet erop toe dat de concentratie van haar totale risicoblootstelling jegens elke individuele debiteur binnen aanvaardbare grenzen blijft.

8.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA in overleg met de EBA en de ESCB ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de in lid 1 vermelde financiële instrumenten die als zeer liquide instrumenten met een zeer laag markt- en kredietrisico kunnen worden beschouwd, de in de leden 3 en 4 bedoelde bijzonder veilige regelingen en de in lid 7 vermelde concentratiebeperkingen.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

Artikel 48

Procedures in geval van wanbetaling

1.  Een CTP beschikt over gedetailleerde procedures die moeten worden gevolgd wanneer een clearinglid de in artikel 37 vermelde deelnamevereisten van de CTP niet naleeft binnen de gestelde termijn en in overeenstemming met de door de CTP vastgestelde procedures. De CTP beschrijft gedetailleerd welke procedures moeten worden gevolgd ingeval de CTP een clearinglid niet in gebreke stelt. Die procedures worden jaarlijks getoetst.

2.  Een CTP neemt onmiddellijk maatregelen om de verliezen en liquiditeitsdruk ten gevolge van wanbetalingen te beperken en om te garanderen dat de liquidatie van de posities van een clearinglid haar activiteiten niet verstoort en de clearingleden die niet in gebreke zijn gebleven niet blootstelt aan verliezen die zij niet kunnen voorzien of beheersen.

3.  Indien een CTP van oordeel is dat het clearinglid niet aan zijn toekomstige verplichtingen zal kunnen voldoen, stelt zij de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis voordat de wanbetalingsprocedure wordt ingeroepen of ingeleid. De bevoegde autoriteit stelt deze informatie onmiddellijk ter beschikking van ESMA, van de betrokken leden van het ESCB en van de autoriteit die voor het toezicht op het in gebreke blijvende clearinglid verantwoordelijk is.

4.  Een CTP verifieert of haar wanbetalingsprocedures afdwingbaar zijn. Zij neemt alle redelijke stappen om te garanderen dat zij wettelijk bevoegd is om de posities waarvan het in gebreke blijvende clearinglid eigenaar is, te liquideren, en om de posities van de cliënten van het in gebreke blijvende clearinglid over te boeken of te liquideren.

5.  Wanneer activa en posities in overeenstemming met artikel 39, lid 2, in de vastleggingen en rekeningen van een CTP zijn vastgelegd als aangehouden voor rekening van cliënten van een in gebreke blijvend clearinglid, verbindt de CTP zich er contractueel ten minste toe om op verzoek van de cliënten, zonder toestemming van het in gebreke blijvende clearinglid, de procedure in te leiden waarbij de door het in gebreke blijvende clearinglid voor rekening van de cliënten aangehouden activa en posities worden overgeboekt naar een ander, door al deze cliënten aangewezen clearinglid. Het andere clearinglid is alleen verplicht deze activa en posities te aanvaarden indien het van tevoren een overeenkomst met de cliënten heeft gesloten waarbij het zich daartoe heeft verbonden. Indien de overboeking naar dat andere clearinglid om enigerlei reden niet binnen een vooraf in de werkingsregels van de CTP bepaalde overboekingstermijn geschiedt, kan de CTP alle krachtens die regels toegestane maatregelen nemen om de risico's in verband met deze posities actief te beheren, inclusief het liquideren van de activa en de posities die door het in gebreke blijvende clearinglid voor rekening van diens cliënten worden aangehouden.

6.  Wanneer activa en posities overeenkomstig artikel 39, lid 3, in de vastleggingen en rekeningen van een CTP zijn vastgelegd als aangehouden voor rekening van een cliënt van een in gebreke blijvend clearinglid, verbindt de CTP zich er contractueel ten minste toe om de procedures in te leiden waarbij de door het in gebreke blijvende clearinglid voor rekening van de cliënt aangehouden activa en posities naar een ander, door de cliënt aangewezen clearinglid worden overgeboekt, op verzoek van de cliënt en zonder de toestemming van het in gebreke blijvende clearinglid. Het andere clearinglid is alleen verplicht deze activa en posities te aanvaarden indien het van tevoren een overeenkomst met de cliënten heeft gesloten waarbij het zich daartoe heeft verbonden. Indien de overboeking naar dat andere clearinglid om enigerlei reden niet binnen een vooraf in de werkingsregels van de CTP bepaalde overboekingstermijn geschiedt, kan de CTP alle krachtens die regels toegestane maatregelen nemen om de risico's in verband met deze posities actief te beheren, inclusief het liquideren van de activa en de posities die door het in gebreke blijvende clearinglid voor rekening van de cliënt worden aangehouden.

7.  De overeenkomstig artikel 39, leden 2 en 3, gescheiden zekerheden van cliënten worden uitsluitend gebruikt om de voor hun rekening aangehouden posities te dekken. Indien de CTP, na het proces inzake het beheer van de wanbetalingen van het clearinglid te hebben afgerond, een bedrag verschuldigd blijft en de cliënten bij haar bekend zijn, wordt het bedrag onmiddellijk aan hen geretourneerd; zijn die cliënten niet bekend, dan wordt het bedrag geretourneerd aan de clearingleden voor rekening van de cliënt.

Artikel 49

Toetsing van modellen, stresstests en backtests

▼M12

1.  Een CTP toetst regelmatig de modellen en parameters die zij heeft vastgesteld om haar marginvereisten, bijdragen in het wanbetalingsfonds en zekerheidsvereisten te berekenen, alsook haar andere mechanismen voor risicobeheersing. Zij onderwerpt de modellen frequent aan strenge stresstests om de veerkracht ervan te testen in extreme maar plausibele marktomstandigheden, en voert backtests uit om de betrouwbaarheid van de gebruikte methode te beoordelen. De CTP verkrijgt onafhankelijke validatie, brengt haar bevoegde autoriteit en ESMA op de hoogte van de resultaten van de uitgevoerde tests en verkrijgt de validatie daarvan overeenkomstig de leden 1 bis tot en met 1 sexies alvorens aanzienlijke wijzigingen in de modellen en parameters aan te brengen.

De vastgestelde modellen en parameters, met inbegrip van alle aanzienlijke wijzigingen daarvan, vormen het voorwerp van een advies van het college overeenkomstig de volgende leden.

ESMA zorgt ervoor dat de informatie betreffende de resultaten van de stresstests aan de ESA’s, het ESCB en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad wordt doorgegeven om hen in staat te stellen de blootstelling van financiële instellingen aan de wanbetaling van CTP’s te beoordelen.

▼M12

1 bis.  Indien een CTP voornemens is een aanzienlijke wijziging in de in lid 1 bedoelde modellen en parameters aan te brengen, dient zij bij de bevoegde autoriteit en ESMA een aanvraag tot validatie van die wijziging in. De CTP voegt bij haar aanvraag een onafhankelijke validatie van de voorgenomen wijziging. De bevoegde autoriteit en ESMA bevestigen beide de ontvangst van de volledige aanvraag aan de CTP.

1 ter.  Binnen 50 werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag verrichten de bevoegde autoriteit en ESMA beide een risicobeoordeling van de aanzienlijke wijziging en doen zij beide verslag aan het overeenkomstig artikel 18 opgerichte college.

1 quater.  Binnen 30 werkdagen na ontvangst van het in lid 1 ter bedoelde verslag stelt het college overeenkomstig artikel 19, lid 3, een meerderheidsadvies vast. Niettegenstaande een voorlopige aanbrenging overeenkomstig lid 1 sexies stelt de bevoegde autoriteit geen besluit tot verlening of weigering van de validatie van aanzienlijke wijzigingen in modellen en parameters vast voordat het college een dergelijk advies heeft aangenomen, tenzij het college dat advies niet binnen de termijn heeft aangenomen.

1 quinquies.  Binnen 90 werkdagen na ontvangst van de in lid 1 bis bedoelde aanvraag delen de bevoegde autoriteit en ESMA beide de CTP en elkaar schriftelijk onder opgaaf van alle redenen mee of de validatie is verleend dan wel geweigerd.

1 sexies.  De CTP mag geen aanzienlijke wijziging in de modellen en parameters als bedoeld in lid 1 aanbrengen voordat zij de validaties van haar bevoegde autoriteit en ESMA heeft verkregen. De bevoegde autoriteit kan, in samenspraak met ESMA, in naar behoren gemotiveerde gevallen toestaan dat voorlopig een aanzienlijke wijziging in die modellen of parameters wordt aangebracht voorafgaand aan hun validaties.

▼B

2.  Een CTP test regelmatig de cruciale aspecten van haar wanbetalingsprocedures en neemt alle redelijke stappen om te garanderen dat alle clearingleden deze procedures begrijpen en over passende regelingen beschikken om te reageren op een geval van wanbetaling.

3.  Een CTP maakt cruciale informatie over haar risicobeheermodel, alsook de aannames voor de in lid 1 bedoelde stresstests openbaar.

4.  Om een consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA, na overleg met de EBA, andere relevante bevoegde autoriteiten en de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter nadere bepaling van:

a) 

het type tests dat moet worden uitgevoerd voor verschillende categorieën financiële instrumenten en portefeuilles;

b) 

de betrokkenheid van clearingleden of andere partijen bij de tests;

c) 

de frequentie van de tests;

d) 

het tijdsbestek waarop de tests betrekking hebben;

e) 

de in lid 3 bedoelde cruciale informatie.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 30 september 2012 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

▼M12

5.  Ter wille van eenvormige voorwaarden van toepassing van dit artikel stelt ESMA, na overleg met de EBA, andere relevante bevoegde autoriteiten en de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder de in lid 1 bedoelde wijzigingen van de modellen en parameters aanzienlijk zijn.

ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 2 januari 2021 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 50

Afwikkeling

1.  Een CTP gebruikt, voor zover uitvoerbaar, geld van centrale banken om haar transacties af te wikkelen, voor zover praktisch haalbaar en indien beschikbaar. Wanneer geen geld van centrale banken wordt gebruikt, worden stappen ondernomen om de risico's van de afwikkeling in contanten strikt te beperken.

2.  Een CTP vermeldt duidelijk haar verplichtingen met betrekking tot de levering van financiële instrumenten, inclusief of ze verplicht is een levering van een financieel instrument uit te voeren of te ontvangen en of ze deelnemers vergoedt voor verliezen tijdens het leveringsproces.

3.  Wanneer een CTP verplicht is leveringen van financiële instrumenten uit te voeren of te ontvangen, schakelt zij het hoofdrisico uit door in de mate van het mogelijke gebruik te maken van mechanismen voor betaling bij levering.

▼M1



HOOFDSTUK 4

Berekeningen en rapportage voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013

Artikel 50 bis

Berekening van KCCP

▼C1

1.  Voor de toepassing van artikel 308 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen ( 18 ) berekent een CTP K CCP als bepaald in lid 2 van dit artikel voor alle overeenkomsten en transacties die de CTP cleart voor al haar onder het wanbetalingsfonds in kwestie vallende clearingleden.

▼M1

2.  Een CTP berekent het hypothetische kapitaal (KCCP) als volgt:

image

waarbij:

EBRMi

=

de blootstellingswaarde vóór risicolimitering die gelijk is aan de blootstellingswaarde van de CTP op clearinglid i die voortvloeit uit alle overeenkomsten en transacties met dat clearinglid, berekend zonder rekening te houden met de door dat clearinglid gestorte zekerheid;

IMi

=

de door clearinglid i bij de CTP gestorte initiële marge;

DFi

=

de voorgefinancierde bijdrage van clearinglid i;

RW

=

een risicogewicht van 20 %;

capital ratio

=

8 %.

▼C1

Alle waarden in de formule in de eerste alinea hebben betrekking op de waardering aan het einde van de dag vóór de marge die gestort wordt bij de laatste margestorting van die dag wordt uitgewisseld.

▼M1

3.  Een CTP voert de bij lid 2 voorgeschreven berekening ten minste elk kwartaal uit, of vaker indien dit wordt voorgeschreven door de bevoegde autoriteiten van de instellingen onder haar clearingleden.

4.  De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot nadere bepaling van de volgende elementen voor de toepassing van lid 3:

a) 

de frequentie en de datums van de in lid 2 gespecificeerde berekeningen;

b) 

de situaties waarin de bevoegde autoriteit van een instelling die als clearinglid optreedt, een hogere berekenings- en rapportagefrequentie kan verlangen dan de in punt a) bedoelde frequentie.

De EBA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 50 ter

Algemene regels voor de berekening van KCCP

Voor de berekening overeenkomstig artikel 50 bis, lid 2, is het volgende van toepassing:

a) 

een CTP berekent de waarde van de blootstellingen met betrekking tot haar clearingleden als volgt:

▼C1

i) 

voor de blootstellingen die voortvloeien uit overeenkomsten en transacties vermeld in artikel 301, lid 1, punten a) en d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, berekent zij de waarde in overeenstemming met de in artikel 274 daarvan neergelegde op de waardering tegen marktwaarde gebaseerde methode;

▼M1

ii) 

voor de blootstellingen die voortvloeien uit overeenkomsten en transacties vermeld in artikel 301, lid 1, punten b), c) en e), van Verordening (EU) nr. 575/2013 overeenkomstig de in de artikel 223 van die verordening gespecificeerde uitgebreide benadering van financiële zekerheden, met de in de artikelen 223 en 224 van die verordening gespecificeerde volatiliteitsaanpassingen door de toezichthouder. De uitzondering van artikel 285, lid 3, onder a), van die verordening is niet van toepassing;

iii) 

voor de blootstellingen die voortvloeien uit transacties die niet vermeld zijn in artikel 301, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die uitsluitend afwikkelingsrisico met zich meebrengt overeenkomstig deel 3, titel V, van die verordening.

b) 

voor onder Verordening (EU) nr. 575/2013 vallende instellingen zijn de samenstellen van verrekenbare transacties dezelfde als die welke omschreven zijn in deel 3, titel II van die verordening;

c) 

bij de berekening van de in punt a) bedoelde waarden brengt de CTP op haar blootstellingen de door haar clearingleden gestorte zekerheden in mindering, op passende wijze verminderd door middel van de volatiliteitsaanpassingen door de toezichthouder overeenkomstig de in artikel 224 van Verordening (EU) nr. 575/2013 gespecificeerde uitgebreide benadering van financiële zekerheden;

▼C1

▼M1

e) 

indien een CTP blootstellingen heeft op een of meer CTP's, behandelt zij dergelijke blootstellingen alsof het blootstellingen aan clearingleden waren en betrekt zij de eventuele marge of voorgefinancierde bijdragen die van die CTP's zijn ontvangen bij de berekening van KCCP;

f) 

indien een CTP met haar clearingleden een bindende contractuele regeling is aangegaan op grond waarvan zij de initiële marge die zij van haar clearingleden heeft ontvangen, geheel of gedeeltelijk kan gebruiken alsof die voorgefinancierde bijdragen vertegenwoordigde, beschouwt het clearinglid voor de berekening in lid 1 die initiële marge als voorgefinancierde bijdrage en niet als initiële marge;

▼C1

▼M1

h) 

wanneer een CTP de op de waardering tegen marktwaarde gebaseerde methode als bepaald in artikel 274 van Verordening (EU) nr. 575/2013 toepast, vervangt zij de formule in artikel 298, lid 1, punt c), onder ii), van die verordeningdoor de volgende formule:

image

waarbij de teller van NGR wordt berekend overeenkomstig artikel 274, lid 1, van die verordening en juist voordat de feitelijke uitwisseling van variatiemarges aan het einde van de afwikkelingsperiode plaatsvindt, en de brutovervangingswaarde de noemer vormt;

i) 

indien een CTP niet in staat is de waarde van NGR als vermeld in artikel 298, lid 1, punt c), onder ii), van Verordening (EU) nr. 575/2013 te berekenen, gaat zij als volgt te werk:

i) 

zij stelt de instellingen onder haar clearingleden in kennis van het feit dat zij niet in staat is de waarde van NGR te berekenen, alsook van de redenen waarom zij niet in staat is de berekening te verrichten;

▼C1

ii) 

zij mag gedurende een periode van drie maanden een NGR-waarde van 0,3 gebruiken voor het verrichten van de berekening van PCE red als gespecificeerd in punt h) van dit artikel;

▼M1

j) 

indien de CTP aan het einde van de in punt i), onder ii), gespecificeerde periode nog steeds niet in staat is de waarde van de NGR te berekenen, gaat zij als volgt te werk:

i) 

zij houdt op KCCP te berekenen;

ii) 

zij stelt de instellingen onder haar clearingleden ervan in kennis dat zij opgehouden is met het berekenen van KCCP;

k) 
voor de berekening van de potentiële toekomstige positie voor opties en swaptions in het kader van de in artikel 274 van Verordening (EU) nr. 575/2013 gespecificeerde op de waardering tegen marktwaarde gebaseerde methode, vermenigvuldigt een CTP het notionele bedrag van het contract met de absolute waarde van de delta van de optie (

image

als vervat in artikel 280, lid 1, punt a), van die verordening;
l) 

indien een CTP meer dan één wanbetalingsfonds heeft, verricht zij de in artikel 50 bis, lid 2, bepaalde berekening voor elk wanbetalingsfonds afzonderlijk.

Artikel 50 quater

Rapportage van informatie

1.  Voor de toepassing van artikel 308 van Verordening (EU) nr. 575/2013 rapporteert een CTP aan de instellingen onder haar clearingleden en aan hun bevoegde autoriteiten de volgende informatie:

a) 

het hypothetische kapitaal (KCCP);

b) 

de som van de voorgefinancierde bijdragen (DFCM);

c) 

het bedrag van haar voorgefinancierde financiële middelen dat zij – bij wet of op grond van een contractuele regeling met haar clearingleden – gehouden is te gebruiken om haar verliezen te dekken na wanbetaling door een of meer van haar clearingleden alvorens gebruik te maken van de bijdragen aan het wanbetalingsfonds van de overige clearingleden (DFCCP);

d) 

het totale aantal van haar clearingleden (N);

▼C1

e) 

de concentratiefactor (β), als vervat in artikel 50 quinquies.

▼C1

▼M1

Indien een CTP meer dan één wanbetalingsfonds heeft, rapporteert zij de in de eerste alinea bedoelde informatie voor elk wanbetalingsfonds afzonderlijk.

2.  Een CTP stelt de instellingen onder haar clearingleden ten minste elk kwartaal van die informatie in kennis, of vaker indien dit wordt voorgeschreven door de bevoegde autoriteiten van die clearingleden.

3.  De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot nadere bepaling van:

a) 

het uniforme template voor de rapportage van de in lid 1 gespecificeerde informatie;

b) 

de frequentie en de datums van de in lid 2 gespecificeerde rapportage;

c) 

de situaties waarin de bevoegde autoriteit van een instelling die als clearinglid optreedt, een hogere rapportagefrequentie kan verlangen dan de in punt b) bedoelde.

De EBA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 50 quinquies

Berekening van specifieke door de CTP te rapporteren posten

Voor de toepassing van artikel 50 quater geldt het volgende:

a) 

indien de regels van een CTP erin voorzien dat zij, naast de voorgefinancierde bijdragen van haar clearingleden, een deel of het geheel van haar financiële middelen gebruikt op zodanige wijze dat die middelen gelijkwaardig zijn aan de voorgefinancierde bijdragen van een clearinglid uit het oogpunt van het opvangen van de verliezen van de CTP als gevolg van wanbetaling door of insolventie van een of meer van haar clearingleden, telt de CTP het bedrag van die financiële middelen op bij DFCM;

b) 
indien de regels van een CTP erin voorzien dat zij een deel of het geheel van haar financiële middelen gebruikt voor het dekken van haar verliezen als gevolg van wanbetaling door een of meer van haar clearingleden nadat zij haar wanbetalingsfonds heeft uitgeput, maar voordat zij de contractueel vastgelegde bijdragen van haar clearingleden opvraagt, telt de CTP het dienovereenkomstige bedrag van die additionele financiële middelen

image

op bij het totale bedrag van de voorgefinancierde bijdragen (DF) als volgt:

image

.
c) 

Een CTP berekent de concentratiefactor (β) volgens de volgende formule:

image

waarbij:

PCEred,i

=

het verlaagde bedrag van de potentiële blootstelling aan het toekomstig kredietrisico voor alle overeenkomsten en transacties van een CTP met clearinglid i;

PCEred,1

=

het verlaagde bedrag van de potentiële blootstelling aan het toekomstig kredietrisico voor alle overeenkomsten en transacties van een CTP met het clearinglid dat de hoogste PCEred-waarde heeft;

PCEred,2

=

het verlaagde bedrag van de potentiële blootstelling aan het toekomstig kredietrisico voor alle overeenkomsten en transacties van een CTP met het clearinglid dat de op één na de hoogste PCEred-waarde heeft.

▼B



TITEL V

INTEROPERABILITEITSREGELINGEN

Artikel 51

Interoperabiliteitsregelingen

1.  Een CTP kan toetreden tot een interoperabiliteitsregeling met een andere CTP indien aan de vereisten zoals neergelegd in de artikelen 52, 53 en 54 is voldaan.

2.  Bij het vaststellen van een interoperabiliteitsregeling met een andere CTP met het oog op het verlenen van diensten aan een specifiek handelsplatform, krijgt de CTP niet-discriminerende toegang tot zowel de gegevens die zij nodig heeft voor de uitvoering van haar taken op dat handelsplatform, voor zover de CTP voldoet aan de door het handelsplatform vastgestelde operationele en technische vereisten, als tot het betreffende afwikkelingssysteem.

3.  Het sluiten van een interoperabiliteitsregeling of de toegang tot gegevens of een afwikkelingssysteem, zoals bedoeld in de leden 1 en 2, mag alleen direct of indirect worden afgewezen of beperkt om risico's ten gevolge van die regeling of toegang te beheersen.

Artikel 52

Risicobeheer

1.  CTP's die toetreden tot een interoperabiliteitsregeling:

a) 

ontwikkelen passende beleidsmaatregelen, procedures en systemen met het oog op de effectieve vaststelling en bewaking en het effectieve beheer van de uit de regeling voortvloeiende risico's, zodat ze tijdig hun verplichtingen kunnen nakomen;

b) 

bereiken overeenstemming over hun rechten en plichten, inclusief de wetgeving die van toepassing is op hun betrekkingen;

c) 

zorgen voor de vaststelling, de bewaking en het effectieve beheer van krediet- en liquiditeitsrisico's, zodat het in gebreke blijven van een clearinglid van een CTP geen gevolgen heeft voor een interoperabele CTP;

d) 

zorgen voor de vaststelling, bewaking en aanpak van de mogelijke onderlinge afhankelijkheid en correlaties die voortvloeien uit een interoperabiliteitsregeling, die gevolgen kunnen hebben voor krediet- en liquiditeitsrisico's in verband met concentraties van clearingleden en samengevoegde financiële middelen.

Met het oog op het onder b) gestelde gebruiken CTP's dezelfde regels inzake het tijdstip van invoering van overboekingsopdrachten in hun respectieve systemen en het ogenblik waarop deze opdrachten niet meer kunnen worden herroepen, zoals uiteengezet in Richtlijn 98/26/EG, voor zover relevant.

Met het oog op het onder c) gestelde wordt in de voorwaarden van de regeling het proces uiteengezet voor het beheer van de gevolgen van de wanbetaling, wanneer een van de CTP's waarmee een interoperabiliteitsregeling is gesloten in gebreke blijft.

Met het oog op het onder d) gestelde beschikken CTP's over robuuste middelen ter controle van het hergebruik van de zekerheden van clearingleden in het kader van de regeling, indien dit is toegestaan door hun bevoegde autoriteiten. In de regeling is uiteengezet hoe deze risico's worden aangepakt, rekening houdende met voldoende dekking en de noodzaak om besmetting te beperken.

2.  Wanneer er verschillen bestaan tussen de risicobeheermodellen die de CTP's gebruiken om hun positierisico ten overstaan van hun clearingleden of ten overstaan van elkaar te dekken, inventariseren de CTP's deze verschillen, beoordelen zij de risico's die eruit kunnen voortvloeien en nemen zij maatregelen, waaronder het verwerven van aanvullende financiële middelen, die het effect van deze verschillen op de interoperabiliteitsregeling en de mogelijke besmettingsrisico's beperken, en zien zij erop toe dat deze verschillen geen gevolgen hebben voor het vermogen van elke CTP om de gevolgen van de wanbetaling van een clearinglid te beheren.

3.  Alle kosten die ontstaan door de toepassing van de leden 1 en 2 worden gedragen door de CTP die om interoperabiliteit of toegang verzoekt, tenzij tussen de partijen anders wordt overeengekomen.

Artikel 53

Bepaling van margins tussen CTP’s

1.  Een CTP houdt in rekeningen de activa en de posities die worden aangehouden voor rekening van CTP's waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, gescheiden van andere activa en posities.

2.  Indien een CTP die een interoperabiliteitsregeling met een andere CTP aangaat, die CTP alleen initiële margins verstrekt op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, heeft de ontvangende CTP geen gebruiksrecht op de door de andere CTP verstrekte margins.

3.  Zekerheid ontvangen in de vorm van financiële instrumenten wordt gedeponeerd bij exploitanten van effectenafwikkelingssystemen die zijn aangemeld krachtens Richtlijn 98/26/EG.

4.  De in de leden 1 en 2 bedoelde activa zijn alleen beschikbaar voor de ontvangende CTP in geval van wanbetaling van de CTP die de zekerheid heeft verstrekt in de context van een interoperabiliteitsregeling.

5.  In geval van wanbetaling van de CTP die de zekerheid heeft ontvangen in de context van een interoperabiliteitsregeling, wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde zekerheid onmiddellijk geretourneerd aan de verstrekkende CTP.

Artikel 54

Goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen

1.  Een interoperabiliteitsregeling moet vooraf worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de betrokken CTP's. De procedure van artikel 17 is van toepassing.

2.  De bevoegde autoriteiten keuren de interoperabiliteitsregeling alleen goed indien de betrokken CTP's een clearingvergunning hebben gekregen krachtens artikel 17 of erkend zijn krachtens artikel 25 of krachtens een eerder bestaand nationaal vergunningenstelsel een vergunning hebben gekregen gedurende een periode van ten minste drie jaar, indien is voldaan aan de in artikel 52 neergelegde vereisten, en indien de technische voorwaarden voor clearingtransacties in het kader van de regeling een vlotte en ordelijke werking van de financiële markten mogelijk maken en indien de regeling de effectiviteit van het toezicht niet ondermijnt.

3.  Wanneer een bevoegde autoriteit van oordeel is dat niet voldaan is aan de vereisten neergelegd in lid 2, licht zij haar risico-overwegingen schriftelijk toe aan de andere bevoegde autoriteiten en de betrokken CTP's. Zij stelt ook ESMA in kennis, die een advies uitbrengt over de effectieve validiteit van de risico-overwegingen waarop de weigering van de interoperabiliteitsregeling is gebaseerd. Het advies van ESMA wordt ter beschikking gesteld van alle betrokken CTP's. Wanneer het advies van ESMA verschilt van de beoordeling van de desbetreffende bevoegde autoriteit, herbekijkt deze autoriteit haar standpunt, rekening houdende met het advies van ESMA.

4.  Uiterlijk op 31 december 2012 verschaft ESMA richtsnoeren of aanbevelingen teneinde consistente, efficiënte en effectieve beoordelingen van interoperabiliteitsregelingen op te stellen, in overeenstemming met de procedure van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

ESMA stelt nadat zij de leden van het ESCB heeft geraadpleegd, de ontwerpen van deze richtsnoeren of aanbevelingen op.



TITEL VI

REGISTRATIE VAN EN TOEZICHT OP TRANSACTIEREGISTERS



HOOFDSTUK 1

Voorwaarden en procedures voor de registratie van een transactieregister

Artikel 55

Registratie van een transactieregister

1.  Een transactieregister wordt bij ESMA geregistreerd met het oog op de toepassing van artikel 9.

2.  Om krachtens dit artikel voor registratie in aanmerking te komen, moet een transactieregister een rechtspersoon zijn die in de Unie is gevestigd en voldoet aan de eisen zoals neergelegd in titel VII.

3.  De registratie van een transactieregister geldt voor het volledige grondgebied van de Unie.

4.  Een geregistreerd transactieregister voldoet te allen tijde aan de registratievoorwaarden. Een transactieregister stelt ESMA onverwijld in kennis van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor registratie.

Artikel 56

Registratieaanvraag

▼M11

1.  Voor de toepassing van artikel 55, lid 1, dient een transactieregister bij ESMA een van de volgende aanvragen in:

a) 

een registratieaanvraag;

b) 

een aanvraag tot verlenging van de registratie indien het transactieregister reeds is geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) 2015/2365.

▼B

2.  Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag beoordeelt ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, stelt ESMA een termijn vast waarbinnen het transactieregister aanvullende informatie moet verstrekken.

Wanneer ESMA een aanvraag volledig acht, stelt zij het transactieregister daarvan in kennis.

▼M11

3.  Om de consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op voor:

a) 

de gegevens in de in lid 1, punt a), bedoelde registratieaanvraag;

b) 

de gegevens van de vereenvoudigde aanvraag tot verlenging van de in lid 1, punt b), bedoelde registratie.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juni 2020 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van lid 1 te garanderen, stelt ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op voor:

a) 

het formaat van de in lid 1, punt a), bedoelde registratieaanvraag;

b) 

het formaat van de aanvraag tot verlenging van de in lid 1, punt b), bedoelde registratie.

Met betrekking tot punt b) van de eerste alinea ontwikkelt ESMA een vereenvoudigd format.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 juni 2020 in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 57

Aan registratie voorafgaande kennisgeving aan en raadpleging van de bevoegde autoriteiten

1.  Indien een transactieregister dat een aanvraag tot registratie indient, een entiteit is die een vergunning heeft gekregen van of is geregistreerd door een bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het gevestigd is, gaat ESMA zonder onnodige vertraging over tot kennisgeving aan en raadpleging van die bevoegde autoriteit alvorens het transactieregister te registreren.

2.  ESMA en de relevante bevoegde autoriteit wisselen alle informatie uit die nodig is om het transactieregister te registreren en om toezicht uit te oefenen op de naleving door het transactieregister van de registratie- of vergunningsvereisten in de lidstaat waar het gevestigd is.

Artikel 58

Onderzoek van de aanvraag

1.  Binnen 40 werkdagen na de in artikel 56, lid 2, derde alinea, vermelde kennisgeving beoordeelt ESMA de aanvraag tot registratie op basis van de naleving door het transactieregister van artikelen 78 tot en met 81, en stelt zij een gemotiveerd besluit tot registratie of een gemotiveerd besluit tot weigering van de registratie vast.

2.  Een uit hoofde van lid 1 uitgegeven besluit van ESMA wordt van kracht op de vijfde werkdag nadat het is vastgesteld.

Artikel 59

Kennisgeving van het ESMA besluit met betrekking tot registratie

1.  Wanneer ESMA een besluit tot registratie of een besluit tot weigering van de registratie of tot intrekking van de registratie vaststelt, stelt zij het transactieregister binnen vijf werkdagen in kennis van een gemotiveerde toelichting bij haar besluit.

ESMA stelt de in artikel 57, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van haar besluit.

2.  ESMA stelt de Commissie in kennis van alle overeenkomstig lid 1 vastgestelde besluiten.

3.  ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening geregistreerde transactieregisters. Deze lijst wordt binnen vijf werkdagen na vaststelling van een besluit ingevolge lid 1 geactualiseerd.

Artikel 60

Uitoefening van de in de artikelen 61 tot en met 63 bedoelde bevoegdheden

De bevoegdheden op grond van de artikelen 61 tot en met 63 verleend aan ESMA of aan een functionaris van ESMA of aan een andere door ESMA gemachtigde persoon worden niet gebruikt om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.

Artikel 61

Verzoek om informatie

1.  ESMA kan middels een eenvoudig verzoek of bij besluit bij transactieregisters en gelieerde derden waaraan de transactieregisters operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed, alle informatie opvragen die zij voor het vervullen van de haar krachtens deze verordening opgelegde taken nodig heeft.

2.  Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie krachtens lid 1 neemt ESMA het volgende in acht:

a) 

zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) 

zij vermeldt de reden van het verzoek;

c) 

zij specificeert welke informatie verlangd wordt;

d) 

zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) 

zij deelt de aangezochte persoon mee dat deze niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist en misleidend mag zijn, en

f) 

zij vermeldt welke boete er wordt opgelegd overeenkomstig artikel 65 in combinatie met bijlage I, afdeling IV, onder a), indien antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn.

3.  Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:

a) 

zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor het verzoek;

b) 

zij vermeldt de reden van het verzoek;

c) 

zij specificeert welke informatie verlangd wordt;

d) 

zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

e) 

zij vermeldt welke dwangsom overeenkomstig artikel 66 wordt opgelegd indien de gevraagde informatie niet volledig wordt overgelegd;

f) 

zij vermeldt welke boete wordt opgelegd overeenkomstig artikel 65 in combinatie met bijlage I, afdeling IV, onder a), indien antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn, en

g) 

zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden aangetekend bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie („Hof van Justitie”) tegen het besluit in beroep kan worden gegaan overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4.  De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de gevraagde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte inlichtingen onvolledig, onjuist of misleidend zijn.

5.  ESMA zendt onverwijld een kopie van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 bedoelde door het verzoek om informatie betroffen personen woonachtig of gevestigd zijn.

Artikel 62

Algemene onderzoeken

1.  Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 61, lid 1, bedoelde personen verrichten. In dit verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:

a) 

alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;

b) 

voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c) 

alle in artikel 61, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;

d) 

alle andere natuurlijke en rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

e) 

overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.

2.  De door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde functionarissen en andere personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden tevens de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 66 worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander materiaal of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 61, lid 1, bedoelde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de boete die overeenkomstig artikel 65 in combinatie met bijlage I, afdeling IV, onder b), wordt opgelegd indien antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 61, lid 1, bedoelde personen, onjuist of misleidend zijn.

3.  De in artikel 61, lid 1, bedoelde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 66 worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit in beroep te gaan.

4.  Tijdig vóór het onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betreffende bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.

▼M11

5.  Indien nationale regels voorschrijven dat de nationale bevoegde autoriteiten voor een verzoek om de in lid 1, punt e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie vragen, vraagt ESMA eveneens om dergelijke toestemming. ESMA kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel om toestemming vragen.

▼B

6.  Wanneer om toestemming als bedoeld in lid 5 wordt verzocht, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van ESMA op haar authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere uitleg vragen, die in het bijzonder betrekking kan hebben op de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op deze verordening, en op de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat ze in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op haar wettigheid worden getoetst volgens de procedure vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 63

Inspecties ter plaatse

▼M11

1.  Om haar taken krachtens deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse in elke bedrijfsruimte en op elk terrein of elke eigendom van de in artikel 61, lid 1, bedoelde rechtspersonen verrichten. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan ESMA de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten.

2.  De functionarissen en andere personen die door ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten, terreinen of eigendommen van onder de onderzoeksbeschikking van ESMA vallende rechtspersonen betreden en hebben alle in artikel 62, lid 1, bedoelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de inspectie.

▼B

3.  De functionarissen van ESMA en andere personen die door ESMA gemachtigd zijn een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 66 worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, zijn gespecificeerd. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie hiervan in kennis.

4.  De in artikel 61, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan bij besluit van ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 66 worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen de beschikking in beroep te gaan. ESMA neemt een dergelijk besluit na de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie moet worden verricht, te hebben geraadpleegd.

5.  De functionarissen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden verricht alsook door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen verlenen op verzoek van ESMA de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen actief bijstand. Daartoe genieten zij de in lid 2 genoemde bevoegdheden. Functionarissen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat mogen op verzoek eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.

6.  ESMA mag bevoegde autoriteiten tevens vragen namens haar specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bedoeld in dit artikel en in artikel 62, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 62, lid 1.

7.  Wanneer functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen vaststellen dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.

▼M11

8.  Indien nationale regels voorschrijven dat een bevoegde nationale autoriteit voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie behoeft, vraagt ESMA eveneens om dergelijke toestemming. ESMA kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel om toestemming vragen.

▼B

9.  Wanneer wordt verzocht om toestemming als bedoeld in lid 8 toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van ESMA op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere uitleg vragen. Een dergelijk verzoek om nadere uitleg kan in het bijzonder betrekking hebben op de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op deze verordening, alsook op de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek toetsen, noch de informatie in het dossier van ESMA opvragen. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op haar wettigheid worden getoetst volgens de procedure zoals vervat in Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 64

Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van boeten

1.  Indien ESMA bij het verrichten van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die een of meer van de in bijlage I vermelde inbreuken zouden kunnen vormen, wijst ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangewezen functionaris dient niet betrokken te zijn geweest bij het directe of indirecte toezicht op of het registratieproces van het betrokken transactieregister en verricht zijn taken onafhankelijk van ESMA.

2.  De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermeende inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen personen in aanmerking, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan EAEM voorlegt.

Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid om informatie op te vragen overeenkomstig artikel 61 en om onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten overeenkomstig de artikelen 62 en 63. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 60.

Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtactiviteiten vergaard heeft.

3.  Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen personen in de gelegenheid over de onderzochte punten van bezwaar te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokkenen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.

Het recht van verweer van de betrokken personen wordt in de loop van het onderzoek uit hoofde van dit artikel ten volle geëerbiedigd.

▼M11

4.  Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met de in lid 3 bedoelde bevindingen aan ESMA voorlegt, stelt hij de aan het onderzoek onderworpen personen daarvan in kennis. Die personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van ESMA.

▼B

5.  ESMA besluit op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de aan het onderzoek onderworpen personen op hun verzoek overeenkomstig artikel 67 te hebben gehoord, of door de aan het onderzoek onderworpen personen al dan niet een of meer van de in bijlage I vermelde inbreuken hebben gepleegd, en in voorkomend geval neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 73 en legt zij overeenkomstig artikel 65 een boete op.

6.  De onderzoeksfunctionaris neemt niet punt aan de beraadslagingen van ESMA en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van ESMA.

7.  De Commissie stelt nadere procedureregels vast voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen, zoals bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsmede gedetailleerde voorschriften betreffende verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

De in de eerste alinea bedoelde regels worden vastgesteld bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 82.

▼M11

8.  Indien ESMA bij het vervullen van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten waarvan zij weet dat ze strafbaar zijn volgens het toepasselijke recht, verwijst zij de zaak voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging door naar de relevante bevoegde instanties. Bovendien ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer zij er weet van heeft dat een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.

▼B

Artikel 65

Geldboeten

1.  Indien ESMA overeenkomstig artikel 64, lid 5, tot de bevinding komt dat een transactieregister, opzettelijk of uit onachtzaamheid, een van de in bijlage I vermelde inbreuken heeft gepleegd, legt zij bij besluit een geldboete op overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

Een inbreuk door een transactieregister wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd, indien ESMA objectieve elementen vindt die erop wijzen dat het transactieregister of het hoger management van het transactieregister doelbewust handelde om de overtreding te plegen.

2.  De basisbedragen voor de in lid 1 bedoelde geldboeten worden als volgt begrensd:

a) 

voor de inbreuken bedoeld in bijlage I, afdeling I, onder c), in bijlage I, afdeling II, punten c) tot en met g), en in bijlage I, afdeling III, punten a) en b), bedragen de geldboeten niet minder dan 10 000 EUR en niet meer dan ►M11  200 000 EUR ◄ ;

▼M11

b) 

voor de inbreuken, bedoeld in bijlage I, afdeling I, punten a), b) en d) tot en met k), en in bijlage I, afdeling II, punten a), b) en h), bedragen de geldboeten niet minder dan 5 000 EUR en niet meer dan 100 000 EUR;

▼M11

c) 

voor de inbreuken, bedoeld in bijlage I, afdeling IV, bedragen de geldboeten niet minder dan 5 000 EUR en niet meer dan 10 000 EUR.

▼B

ESMA houdt bij haar besluit om het basisbedrag van de geldboeten dichter bij de benedengrens, het midden, dan wel de bovengrens van de hierboven vermelde bedragen vast te stellen, rekening met de jaaromzet van het betrokken transactieregister over het voorgaande boekjaar. Het basisbedrag ligt dicht bij de benedengrens voor transactieregisters met een jaaromzet van minder dan 1 miljoen EUR, dicht bij het midden voor transactieregisters met een jaaromzet tussen 1 en 5 miljoen EUR en dicht bij de bovengrens voor transactieregisters met een jaaromzet van meer dan 5 miljoen EUR.

3.  De in lid 2 vermelde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in bijlage II bepaalde coëfficiënten aangepast.

De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd.

De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken.

4.  Niettegenstaande de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van het betrokken transactieregister over het voorgaande boekjaar, maar is, wanneer het transactieregister direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.

Indien een handeling of verzuim van een transactieregister meer dan één van de in bijlage I vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.

Artikel 66

Dwangsommen

1.  ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:

a) 

een transactieregister ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 73, lid 1, onder a), genomen besluit, of

b) 

een persoon als bedoeld in artikel 61, lid 1, ertoe te dwingen:

i) 

volledige informatie te verstrekken dat bij een besluit uit hoofde van artikel 61 is verzocht;

ii) 

zich aan een onderzoek te onderwerpen en in het bijzonder volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander vereist materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 62 ingesteld onderzoek is verstrekt;

iii) 

zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 63 gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.

2.  Een dwangsom moet doeltreffend en evenredig zijn. De dwangsom wordt opgelegd voor iedere dag van vertraging.

3.  Niettegenstaande lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorgaande boekjaar of, voor natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.

4.  Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden na de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van de periode herbeziet ESMA de maatregel.

Artikel 67

Horen van de betrokken personen

▼M11

1.  Alvorens een besluit ingevolge artikel 73, lid 1, en betreffende een dwangsom ingevolge artikel 66 te nemen, stelt ESMA de personen die aan een procedure worden onderworpen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA baseert haar besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken.

De eerste alinea van dit lid is niet van toepassing op de besluiten, bedoeld in artikel 73, lid 1, punten a), c) en d), indien dringende maatregelen nodig zijn ter voorkoming van significante en dreigende schade aan het financiële stelsel of van significante en dreigende schade aan de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, met inbegrip van schade aan de stabiliteit of de nauwkeurigheid van de aan transactieregisters gerapporteerde gegevens. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

▼B

2.  Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne documenten van ESMA.

Artikel 68

Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de geldboeten en dwangsommen

1.  ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 65 en 66 opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen. Deze openbaarmaking behelst geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.

2.  Overeenkomstig de artikelen 65 en 66 opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een administratief karakter.

3.  Indien ESMA besluit geen boetes of dwangsommen op te leggen, stelt zij de het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis onder vermelding van de redenen voor haar besluit.

4.  Overeenkomstig de artikelen 65 en 66 opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.

De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die door de regering van elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing geeft zij kennis aan ESMA en aan het Hof van Justitie.

Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.

De tenuitvoerlegging kan niet worden geschorst dan krachtens een beslissing van het Hof van Justitie. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort evenwel tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat.

5.  De bedragen van de geldboeten en de dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 69

Toetsing door het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsbevoegdheid om besluiten waarbij ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 70

Wijzigingen in bijlage II

Om rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten, is de Commissie bevoegd overeenkomstig 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen tot wijziging van bijlage II.

Artikel 71

Intrekking van een registratie

1.  Onverminderd artikel 73 trekt ESMA de registratie van een transactieregister in indien het transactieregister:

a) 

uitdrukkelijk afziet van de registratie of de voorgaande zes maanden geen ratings heeft afgegeven;

b) 

de registratie heeft verkregen door valse verklaringen af te leggen of op een andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waaronder het is geregistreerd.

2.  ESMA stelt de in artikel 57, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit zonder onnodige vertraging in kennis van haar besluit tot intrekking van de registratie van een transactieregister.

3.  Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het transactieregister zijn diensten en activiteiten verricht van oordeel is dat een van de voorwaarden van lid 1 is vervuld, kan zij ESMA verzoeken na te gaan of aan de voorwaarden voor intrekking van de registratie van het betrokken transactieregister is voldaan. Indien ESMA besluit de registratie van het betrokken transactieregister niet in te trekken, motiveert zij dit besluit omstandig.

4.  De in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteit is de autoriteit die ingevolge artikel 22 is aangewezen.

Artikel 72

Vergoedingen voor toezicht

1.  ESMA brengt de transactieregisters vergoedingen in rekening overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA welke nodig zijn voor de registratie van en het toezicht op transactieregisters en voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 74 gedelegeerde taken, worden door deze vergoedingen volledig gedekt.

▼M11

2.  Het bedrag van alle vergoedingen die een transactieregister wordt aangerekend, dekt alle door ESMA in verband met haar activiteiten op het gebied van registratie en toezicht redelijkerwijs gemaakte administratieve kosten en is evenredig met de omzet van het betrokken transactieregister en het type registratie en toezicht dat door ESMA is uitgeoefend.

▼B

3.  De Commissie stelt overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vast ter nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald.

Artikel 73

Toezichtmaatregelen van ESMA

1.  Indien ESMA in overeenstemming met artikel 64, lid 5, tot de bevinding komt dat een transactieregister een van de in bijlage I vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt zij een of meer van de volgende besluiten:

a) 

het verzoek aan het transactieregister om een einde te maken aan de inbreuk;

b) 

het opleggen van geldboeten krachtens artikel 65;

c) 

het uitgeven van bekendmakingen aan het publiek;

d) 

in laatste instantie, het intrekken van de registratie van het transactieregister.

2.  Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op grond van de volgende criteria:

a) 

de duur en de frequentie van de inbreuk;

b) 

of de inbreuk ernstige of systeemzwakheden binnen de procedures van de onderneming of in zijn managementsystemen of interne controlemechanismen aan het licht heeft gebracht;

c) 

of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is dan wel op enige andere wijze toe te schrijven is aan de inbreuk;

d) 

of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gepleegd.

3.  Zonder onnodige vertraging stelt ESMA stelt het transactieregister in kwestie in kennis van besluiten die op grond van lid 1 zijn genomen en deelt zij die besluiten mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt dergelijke besluiten publiekelijk bekend op haar website binnen 10 werkdagen vanaf de datum waarop de besluiten zijn genomen.

Bij de openbaarmaking van een besluit als bedoeld in de eerste alinea vermeldt ESMA tevens dat het betrokken transactieregister bezwaar kan aantekenen tegen het besluit evenals, in voorkomend geval, dat een dergelijk bezwaar is aangetekend, daarbij vermeldend dat het bezwaar evenwel geen opschortende werking heeft, alsook dat de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.

Artikel 74

Delegatie van taken van ESMA aan bevoegde autoriteiten

1.  ESMA kan, indien dit nodig is voor de deugdelijke uitoefening van een toezichttaak, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gegeven richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Die gedelegeerde toezichttaken kunnen met name betrekking hebben op de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 61 informatie op te vragen en om overeenkomstig artikel 62 en artikel 63, lid 6, onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten.

2.  Alvorens taken te delegeren, raadpleegt ESMA de betrokken bevoegde autoriteit. Deze raadpleging heeft betrekking op:

a) 

de reikwijdte van de te delegeren taak;

b) 

het tijdschema voor het vervullen van de taak, en

c) 

het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.

3.  ESMA vergoedt de bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt bij het verrichten van een gedelegeerde, in overeenstemming met de door de Commissie uit hoofde van artikel 72, lid 3, vastgestelde regeling inzake vergoedingen.

4.  ESMA heroverweegt het in lid 1 bedoelde besluit met passende tussenpozen. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.

5.  Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar bevoegdheid ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding en toezicht uit te oefenen. Toezichthoudende verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening, waaronder registratiebesluiten en besluiten omtrent de definitieve beoordeling van en vervolgcontrole bij inbreuken, worden niet gedelegeerd.



HOOFDSTUK 2

Betrekkingen met derde landen

Artikel 75

Gelijkwaardigheid en internationale overeenkomsten

1.  De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen waarin wordt bepaald dat het juridisch en het toezichthoudend kader van een derde land het volgende moet waarborgen:

a) 

transactieregisters die in dat derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening neergelegde vereisten;

b) 

transactieregisters zijn in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen, en

c) 

in dat derde land gelden waarborgen inzake het beroepsgeheim, inclusief de bescherming van zakengeheimen die de autoriteiten met derden delen, welke ten minste gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vervatte waarborgen.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 86, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.  De Commissie dient, in voorkomend geval en in ieder geval na een uitvoeringshandeling als bedoeld in lid 1 te hebben vastgesteld, bij de Raad aanbevelingen in voor onderhandelingen met de relevante derde landen over internationale overeenkomsten inzake wederzijdse toegang tot en uitwisseling van informatie betreffende derivatencontracten die wordt bewaard in transactieregisters die in die derde landen gevestigd zijn, op een wijze die garandeert dat de autoriteiten van de Unie, inclusief ESMA, onmiddellijk en permanent toegang hebben tot alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.

3.  Nadat de in lid 2 bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, gaat ESMA in overeenstemming met die overeenkomsten samenwerkingsregelingen aan met de bevoegde autoriteiten van de relevante derde landen. In die regelingen wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

a) 

een mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen ESMA en andere autoriteiten van de Unie die verantwoordelijkheden uitoefenen in het kader van deze verordening, enerzijds, en de relevante bevoegde autoriteiten van betrokken derde landen, anderzijds, en

b) 

de procedures in verband met de coördinatie van toezichtactiviteiten.

4.  Met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens aan een derde land past ESMA Verordening (EG) nr. 45/2001 toe.

Artikel 76

Samenwerkingsregelingen

Bevoegde autoriteiten van derde landen binnen wier rechtsgebied geen transactieregister is gevestigd, kunnen contact opnemen met ESMA om samenwerkingsregelingen vast te stellen met betrekking tot toegang tot in transactieregisters in de Unie bewaarde informatie over derivatencontracten.

ESMA kan samenwerkingsregelingen treffen met die desbetreffende autoriteiten met betrekking tot de toegang tot in transactieregisters in de Unie bewaarde informatie over derivatencontracten die genoemde autoriteiten nodig hebben voor de vervulling van hun taken en opdrachten, mits er waarborgen bestaan voor beroepsgeheim, met inbegrip van de bescherming van zakelijke geheimen die de autoriteiten met derden delen.

▼M11

Artikel 76 bis

Wederzijdse rechtstreekse toegang tot gegevens

1.  Indien zulks voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is, krijgen de betrokken autoriteiten van derde landen waar een of meer transactieregisters zijn gevestigd, rechtstreeks toegang tot in transactieregisters in de Unie bewaarde informatie, op voorwaarde dat de Commissie daartoe overeenkomstig lid 2 een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld.

2.  Bij de indiening van een verzoek door de in lid 1 van dit artikel bedoelde autoriteiten kan de Commissie volgens de in artikel 86, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vaststellen waarin wordt bepaald of de regelgeving van het derde land van de verzoekende autoriteit beantwoordt aan alle volgende voorwaarden:

a) 

aan in dat derde land gevestigde transactieregisters is een vergunning verleend;

b) 

transactieregisters in dat derde land zijn doorlopend aan effectief toezicht en handhaving onderworpen;

c) 

er bestaan waarborgen inzake het beroepsgeheim, met inbegrip van de bescherming van bedrijfsgeheimen die de autoriteiten met derden delen, die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening opgenomen waarborgen;

d) 

de transactieregisters waaraan in dat derde land een vergunning is verleend, zijn onderworpen aan een wettelijk bindende en afdwingbare verplichting om de in artikel 81, lid 3, bedoelde entiteiten rechtstreekse en onmiddellijke toegang tot de gegevens te verlenen.

▼B

Artikel 77

Erkenning van transactieregisters

1.  Een in een derde land gevestigd transactieregister mag alleen diensten en activiteiten met het oog op de toepassing van artikel 9 verrichten voor in de Unie gevestigde entiteiten nadat dat transactieregister door ESMA is erkend overeenkomstig lid 2.

2.  Een transactieregister als bedoeld in lid 1 dient zijn aanvraag tot erkenning in bij ESMA, vergezeld van alle noodzakelijke gegevens en ten minste de informatie die nodig is om na te gaan of het transactieregister beschikt over een vergunning en onder effectief toezicht staat in een derde land dat:

a) 

door de Commissie bij een uitvoeringshandeling uit hoofde van artikel 75, lid 1, is erkend als hebbende een gelijkwaardig en afdwingbaar juridisch en toezichthoudend kader;

b) 

met de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 75, lid 2, en

c) 

samenwerkingsregelingen is aangegaan in overeenstemming met artikel 75, lid 3, om te garanderen dat de autoriteiten van de Unie, inclusief ESMA, onmiddellijk en permanent toegang hebben tot alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.

Uiterlijk 30 werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifieert ESMA of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt ESMA een termijn vast waarbinnen het aanvragende transactieregister aanvullende informatie moet verstrekken.

Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag informeert ESMA het aanvragende transactieregister schriftelijk onder opgaaf van alle redenen of de erkenning is verleend dan wel geweigerd.

ESMA publiceert op haar website een lijst van overeenkomstig deze verordening erkende transactieregisters.



TITEL VII

VEREISTEN VOOR TRANSACTIEREGISTERS

Artikel 78

Algemene vereisten

1.  Een transactieregister moet over robuuste governanceregelingen beschikken, die een duidelijke organisatiestructuur omvatten met welomschreven, transparante en consequente verantwoordelijkheden en passende interne controlemechanismen, inclusief gezonde administratieve en boekhoudkundige procedures om elke openbaarmaking van vertrouwelijke informatie te voorkomen.

2.  Een transactieregister handhaaft en hanteert effectieve, schriftelijk vastgelegde organisatorische en administratieve regelingen om mogelijke belangenconflicten vast te stellen en te beheren met betrekking tot zijn managers, werknemers of personen die direct of indirect met hem verbonden zijn door nauwe banden.

3.  Een transactieregister stelt passende beleidsmaatregelen en procedures vast die volstaan om te garanderen dat het transactieregister, inclusief zijn managers en werknemers, beantwoordt aan alle bepalingen van deze verordening.

4.  Een transactieregister zorgt voor de opstelling en handhaving van een passende organisatiestructuur die de continuïteit en ordelijke werking van het transactieregister garandeert bij het verrichten van zijn diensten en activiteiten. Het transactieregister maakt gebruik van passende en evenredige systemen, middelen en procedures.

5.  Indien een transactieregister nevendiensten aanbiedt, zoals het bevestigen van transacties, het matchen van transacties, dienstverlening rond kredietgebeurtenissen en het reconciliëren of comprimeren van portefeuilles, houdt het transactieregister die nevendiensten operationeel gescheiden van de taak van het transactieregister om de vastleggingen van derivaten centraal te verzamelen en te bewaren.

6.  Het hoger management en de leden van de raad van een transactieregister moeten voldoende betrouwbaar en ervaren zijn om de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van het transactieregister te garanderen.

7.  Een transactieregister beschikt over objectieve, niet-discriminerende en openbaar gemaakte vereisten voor toegang voor ondernemingen die onderworpen zijn aan de rapportageverplichting uit hoofde van artikel 9. Een transactieregister verleent dienstverleners op niet-discriminerende basis toegang tot in zijn systemen bewaarde informatie, op voorwaarde dat de relevante tegenpartijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Criteria die de toegang beperken, zijn alleen toegestaan als ze tot doel hebben het risico voor de gegevens die door een transactieregister worden bijgehouden, te beheersen.

8.  Een transactieregister maakt de prijzen en vergoedingen voor de krachtens deze verordening verrichte diensten openbaar. Het maakt de prijzen en vergoedingen voor elke afzonderlijke dienst bekend, inclusief kortingen en reducties en de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen. Het staat toe dat rapporterende entiteiten afzonderlijke toegang krijgen tot specifieke diensten. De prijzen en vergoedingen die door een transactieregister in rekening worden gebracht, moeten in verhouding staan tot de kosten.

Artikel 79

Operationele betrouwbaarheid

1.  In een transactieregister worden bronnen van operationele risico's vastgesteld en tot een minimum beperkt via de ontwikkeling van passende systemen, controles en procedures. Deze systemen zijn betrouwbaar en veilig en hebben de passende capaciteit om de ontvangen informatie te behandelen.

2.  Een transactieregister zorgt voor de opstelling, uitvoering en handhaving van een passend bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplan om te waarborgen dat de functies van het transactieregister in stand worden gehouden, de activiteiten tijdig worden hervat en de verplichtingen van het transactieregister worden nagekomen. Een dergelijk plan voorziet minstens in de inrichting van back-upfaciliteiten.

3.  Een transactieregister waarvan de registratie is ingetrokken neemt alle nodige maatregelen om de ordelijke vervanging te waarborgen, met inbegrip van de overdracht van gegevens aan andere transactieregisters en de verlegging van rapporteringsstromen naar andere transactieregisters.

Artikel 80

Bescherming en registratie

1.  Een transactieregister garandeert de vertrouwelijkheid, integriteit en bescherming van de overeenkomstig artikel 9 ontvangen informatie.

2.  Een transactieregister mag de gegevens die het krachtens deze verordening ontvangt, slechts voor commerciële doeleinden gebruiken indien de relevante tegenpartijen daarvoor toestemming hebben gegeven.

3.  Een transactieregister registreert onmiddellijk de overeenkomstig artikel 9 ontvangen informatie en houdt deze bij tot minstens tien jaar na de beëindiging van de desbetreffende contracten. Het transactieregister past procedures voor tijdige en efficiënte gegevensregistratie toe teneinde wijzigingen van geregistreerde informatie te documenteren.

4.  Een transactieregister berekent de posities per klasse van derivaten en per rapporteringsentiteit op basis van de gegevens betreffende de derivatencontracten die overeenkomstig artikel 9 worden gerapporteerd.

5.  Een transactieregister biedt de partijen bij een contract de mogelijkheid de informatie betreffende dat contract tijdig in te zien en te corrigeren.

▼M11

5 bis.  Op verzoek verschaft een transactieregister de tegenpartijen die op grond van artikel 9, leden 1 bis tot en met 1 quinquies, niet verplicht zijn de gegevens van hun otc-derivatencontracten te rapporteren en de tegenpartijen en CTP's die hun rapportageverplichting overeenkomstig artikel 9, lid 1 septies, hebben gedelegeerd, toegang tot de namens hen gerapporteerde informatie.

▼B

6.  Een transactieregister neemt alle redelijke maatregelen om elk misbruik van de in zijn systemen bewaarde informatie te voorkomen.

Een natuurlijke persoon die nauwe banden heeft met een transactieregister of een rechtspersoon die een moederonderneming of dochteronderneming van het transactieregister is, maakt geen gebruik van de in het transactieregister opgeslagen, vertrouwelijke informatie voor commerciële doeleinden.

Artikel 81

Transparantie en beschikbaarheid van gegevens

1.  Een transactieregister publiceert, op regelmatige basis en op een eenvoudig toegankelijke manier, geaggregeerde posities per categorie derivaten waarop de gerapporteerde contracten betrekking hebben

2.  Een transactieregister verzamelt en bewaart gegevens en zorgt ervoor dat de in lid 3 bedoelde entiteiten rechtstreeks en onmiddellijk toegang hebben tot de nadere gegevens betreffende derivatencontracten die zij nodig hebben om hun verantwoordelijkheden en taken te vervullen.

▼M7

3.  Een transactieregister stelt de nodige informatie ter beschikking van de volgende entiteiten teneinde hen in staat te stellen hun taken en opdrachten te vervullen:

a) 

de ESMA;

b) 

de EBA;

c) 

de EIOPA;

d) 

het ESRB;

e) 

de bevoegde autoriteit die toezicht houdt op CTP’s die toegang hebben tot de transactieregisters;

f) 

de bevoegde autoriteit die toezicht houdt op de handelsplatforms van de gerapporteerde contracten;

g) 

de relevante leden van het ESCB, met inbegrip van de ECB bij de uitoefening van haar taken in het kader van een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad ( 19 );

h) 

de relevante autoriteiten van een derde land dat met de Unie een internationale overeenkomst als bedoeld in artikel 75 heeft gesloten;

i) 

toezichthoudende autoriteiten die uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 20 ) zijn aangewezen;

j) 

de relevante effecten- en marktautoriteiten van de Unie wier respectieve taken en opdrachten inzake toezicht betrekking hebben op contracten, markten, deelnemers en onderliggende waarden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

k) 

de relevante autoriteiten van een derde land die met de ESMA een samenwerkingsregeling als bedoeld in artikel 76 hebben gesloten;

l) 

het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulatoren opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 21 );

m) 

de afwikkelingsautoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 22 );

n) 

de bij Verordening (EU) nr. 806/2014 ingestelde gemeenschappelijke afwikkelingsraad;

o) 

bevoegde autoriteiten of nationale bevoegde autoriteiten in de zin van de Verordeningen (EU) nr. 1024/2013 en (EU) nr. 909/2014 en de Richtlijnen 2003/41/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU en 2014/65/EU, en toezichthoudende autoriteiten in de zin van Richtlijn 2009/138/EG;

p) 

de overeenkomstig artikel 10, lid 5, van deze verordening aangewezen bevoegde autoriteiten;

▼M11

q) 

de betrokken autoriteiten van een derde land waarvoor overeenkomstig artikel 76 bis een uitvoeringshandeling is vastgesteld.

▼M4

Een transactieregister geeft gegevens door aan de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de vereisten op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr 600/2014 ( 23 ).

▼B

4.  ESMA deelt de informatie die nodig is voor de uitoefening van haar taken met andere relevante autoriteiten van de Unie.

▼M11

5.  Om de consistente toepassing van dit artikel te garanderen, stelt ESMA, nadat zij de leden van het ESCB heeft geraadpleegd, ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van:

a) 

de informatie die moet worden bekendgemaakt of beschikbaar moet worden gesteld overeenkomstig de leden 1 en 3;

b) 

de frequentie van de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde informatie;

c) 

de operationele normen die nodig zijn om gegevens tussen transactieregisters te kunnen aggregeren en vergelijken, en om de in lid 3 bedoelde entiteiten toegang tot deze informatie te kunnen verschaffen;

d) 

de voorwaarden, regelingen en vereiste documentatie op basis waarvan transactieregisters toegang verlenen tot de in lid 3 bedoelde entiteiten.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 18 juni 2020 in bij de Commissie.

Bij het opstellen van deze ontwerpen van technische reguleringsnormen draagt ESMA er zorg voor dat er bij de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde informatie geen contractpartijen worden geïdentificeerd.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 82

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

▼M12

2.  De in artikel 1, lid 6, artikel 4, lid 3 bis, artikel 25, lid 2 bis, artikel 25, lid 6 bis, artikel 25 bis, lid 3, artikel 25 quinquies, lid 3, artikel 25 decies, lid 7, artikel 25 sexdecies, artikel 64, lid 7, artikel 70, artikel 72, lid 3, en artikel 85, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 6, artikel 4, lid 3 bis, artikel 25, lid 2 bis, artikel 25, lid 6 bis, artikel 25 bis, lid 3, artikel 25 quinquies, lid 3, artikel 25 decies, lid 7, artikel 25 sexdecies, artikel 64, lid 7, artikel 70, artikel 72, lid 3, en artikel 85, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling streeft de Commissie ernaar ESMA te raadplegen en raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

▼M11

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

▼M12

6.  Een op grond van artikel 1, lid 6, artikel 4, lid 3 bis, artikel 25, lid 2 bis, artikel 25, lid 6 bis, artikel 25 bis, lid 3, artikel 25 quinquies, lid 3, artikel 25 decies, lid 7, artikel 25 sexdecies, artikel 64, lid 7, artikel 70, artikel 72, lid 3, en artikel 85, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

▼B



TITEL VIII

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 83

Beroepsgeheim

1.  Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de overeenkomstig artikel 22 aangewezen bevoegde autoriteiten en de autoriteiten als bedoeld in artikel 81, lid 3, ESMA of voor de auditors en deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten of ESMA handelen. Vertrouwelijke informatie waarvan deze personen bij de uitoefening van hun taken kennis krijgen, wordt aan geen enkele persoon of autoriteit bekend gemaakt, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat individuele CTP's, transactieregisters of andere personen niet herkenbaar zijn, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht of het belastingrecht of onder deze verordening vallen.

2.  Wanneer een CTP failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mag vertrouwelijke informatie die geen betrekking heeft op derden in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures openbaar worden gemaakt voor zover dat nodig is voor de afwikkeling van de procedure.

3.  Onverminderd zaken die onder het strafrecht of het belastingrecht vallen, mogen de bevoegde autoriteiten, ESMA, andere instanties of natuurlijke of rechtspersonen dan de bevoegde autoriteiten die ingevolge deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen deze, wanneer het om bevoegde autoriteiten gaat, uitsluitend gebruiken bij de vervulling van hun taken en voor de uitoefening van hun functies binnen het toepassingsgebied van deze verordening of, wanneer het om andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen gaat, voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt is of in het kader van administratieve of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden. Wanneer ESMA, de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit, instantie of persoon die de informatie heeft verstrekt daarin toestemt, mag de ontvangende autoriteit de informatie evenwel voor niet-commerciële doeleinden gebruiken.

4.  Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of overgebrachte vertrouwelijke informatie valt onder de in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde voorwaarden inzake het beroepsgeheim. Deze voorwaarden vormen evenwel geen beletsel voor ESMA, de bevoegde autoriteiten of de betrokken centrale banken om vertrouwelijke gegevens uit te wisselen of door te geven, overeenkomstig deze verordening en andere wetgeving betreffende beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, pensioenfondsen, icbe's, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, verzekeringsondernemingen, gereglementeerde markten of marktexploitanten, dan wel met instemming van de bevoegde autoriteit of een andere autoriteit of instantie of natuurlijke of rechtspersoon die deze gegevens heeft verstrekt.

5.  De leden 1, 2 en 3 beletten niet dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht vertrouwelijke informatie uitwisselen of overbrengen die niet van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat is ontvangen.

Artikel 84

Uitwisseling van gegevens

1.  De bevoegde autoriteiten, ESMA en andere relevante autoriteiten verstrekken elkaar zonder onnodige vertraging de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken.

2.  De bevoegde autoriteiten, ESMA, andere relevante autoriteiten en andere instanties of natuurlijke personen en rechtspersonen die bij de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, gebruiken deze uitsluitend bij de vervulling van hun taken.

3.  De bevoegde autoriteiten delen informatie aan de relevante leden van het ESCB mee als die informatie relevant is voor de vervulling van hun taken.



TITEL IX

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 85

Verslag en toetsing

▼M11

1.  Uiterlijk op 18 juni 2024 beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening en stelt zij er een algemeen verslag over op. De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.

▼M11

1 bis.  Uiterlijk op 17 juni 2023 dient ESMA bij de Commissie een verslag in over het volgende:

a) 

het effect van Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad ( 24 ) op het niveau van clearing door financiële en niet-financiële tegenpartijen en de distributie van clearing binnen elk type tegenpartij, met name met betrekking tot financiële tegenpartijen met een beperkt activiteitsvolume op de markt voor otc-derivaten en met betrekking tot de geschiktheid van de in artikel 10, lid 4, bedoelde clearingdrempels;

b) 

het effect van Verordening (EU) 2019/834 op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de aan transactieregisters gerapporteerde gegevens, alsmede op de kwaliteit van de door de transactieregisters beschikbaar gestelde informatie;

c) 

de wijzigingen in het rapportagekader, met inbegrip van de invoering en uitvoering van gedelegeerde rapportage als bepaald in artikel 9, lid 1 bis, en met name het effect ervan op de rapportagelast voor niet-financiële tegenpartijen waarvoor geen clearingverplichting geldt;

d) 

de toegankelijkheid van clearingdiensten, met name of de verplichting tot het rechtstreeks of onrechtstreeks verrichten van clearingdiensten onder eerlijke, redelijke, niet-discriminerende en transparante handelsvoorwaarden als bedoeld in artikel 4, lid 3 bis, de toegang tot clearing daadwerkelijk heeft gefaciliteerd.

▼M11

2.  Uiterlijk op 18 juni 2020 en vervolgens om de twaalf maanden tot de laatste verlenging als bedoeld in de derde alinea, stelt de Commissie een verslag op waarin beoordeeld wordt of haalbare technische oplossingen zijn ontwikkeld voor de overdracht door pensioenregelingen van contanten en andere zekerheden dan contanten als variatiemarge en of er behoefte is aan maatregelen om die haalbare technische oplossingen te faciliteren.

ESMA dient uiterlijk op 18 december 2019 en vervolgens om de twaalf maanden tot de laatste verlenging als bedoeld in de derde alinea, in samenwerking met de EIOPA, EBA en het ESRB, een verslag in bij de Commissie, waarin het volgende wordt beoordeeld:

a) 

of centrale tegenpartijen, clearingleden en pensioenregelingen passende inspanningen hebben geleverd en haalbare technische oplossingen hebben ontwikkeld ter bevordering van de deelname van dergelijke regelingen aan centrale clearing door het storten van contanten en andere zekerheden dan contanten als variatiemarge, met inbegrip van de gevolgen van die oplossingen voor de liquiditeit van de markt en procyclische effecten en de mogelijke juridische en andere implicaties daarvan;

b) 

het volume en de aard van de activiteiten van pensioenregelingen op geclearde en niet-geclearde otc-derivatenmarkten, per activaklasse, en eventuele daarmee verband houdende systeemrisico's voor het financiële stelsel;

c) 

indien pensioenregelingen aan de clearingverplichting voldoen, de gevolgen daarvan voor hun beleggingsstrategieën, met inbegrip van elke verandering in hun contante en niet-contante allocatie van activa;

d) 

de gevolgen van de op grond van artikel 10, lid 4, onder b), bepaalde clearingdrempels voor pensioenregelingen;

e) 

het effect van andere wettelijke voorschriften op de kostenverschillen tussen geclearde en niet-geclearde otc-derivatencontracten, met inbegrip van marginvereisten voor niet-geclearde derivaten en de berekening van de hefboomratio overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013;

f) 

of er verdere maatregelen nodig zijn ter bevordering van een clearingoplossing voor pensioenregelingen.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vaststellen om de in artikel 89, lid 1, bedoelde termijn van twee jaar tweemaal telkens met één jaar te verlengen, indien zij tot de conclusie komt dat er geen haalbare technische oplossing is ontwikkeld en dat de negatieve gevolgen van het centraal clearen van derivatencontracten voor het pensioeninkomen van toekomstige gepensioneerden ongewijzigd blijven.

CTP's, clearingleden en pensioenregelingen spannen zich tot het uiterste in om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van haalbare technische oplossingen die de clearing van otc-derivatencontracten door dergelijke regelingen vergemakkelijken.

De Commissie richt een deskundigengroep op bestaande uit vertegenwoordigers van CTP's, clearingleden, pensioenregelingen en andere relevante partijen die bij die haalbare technische oplossingen zijn betrokken, teneinde hun inspanningen te monitoren en de voortgang te beoordelen die is geboekt bij het ontwikkelen van haalbare technische oplossingen die de clearing van otc-derivatencontracten door pensioenregelingen, met inbegrip van de overdracht door dergelijke regelingen van contanten en andere zekerheden dan contanten als variatiemarge, vergemakkelijken. Die deskundigengroep komt ten minste om de zes maanden bijeen. Bij het opstellen van haar verslagen overeenkomstig de eerste alinea, neemt de Commissie de door de CTP's, clearingleden en pensioenregelingen verrichte inspanningen in aanmerking.

3.  Uiterlijk op 18 december 2020 stelt de Commissie een verslag op waarin wordt beoordeeld:

a) 

of de verplichtingen tot het rapporteren van transacties uit hoofde van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en de onderhavige verordening, leiden tot een dubbele rapportageverplichting voor transacties van niet-otc-derivaten, en of het rapporteren van niet-otc-transacties voor alle tegenpartijen kan worden verminderd of vereenvoudigd zonder onnodig verlies van informatie;

b) 

of het noodzakelijk en gepast is de handelsverplichting voor derivaten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 600/2014 af te stemmen op de wijzigingen die bij Verordening (EU) 2019/834 zijn doorgevoerd met betrekking tot de clearingverplichting voor derivaten, met name wat betreft de soorten entiteiten die onder de clearingverplichting vallen;

c) 

of transacties die rechtstreeks voortvloeien uit posttransactionele risicobeperkingsdiensten, waaronder portefeuillecompressie, vrijgesteld moeten worden van de in artikel 4, lid 1, bedoelde clearingverplichting, rekening houdend met de mate waarin deze diensten risico's limiteren, met name tegenpartijkredietrisico en operationeel risico, met de ruimte voor het omzeilen van de clearingverplichting en het mogelijk ontmoedigende effect voor centrale clearing.

De Commissie legt het in de eerste alinea bedoelde verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.

▼M11

3 bis.  Uiterlijk op 18 mei 2020 dient ESMA een verslag in bij de Commissie met een beoordeling van:

a) 

de samenhang van de rapportageverplichtingen voor niet-otc-derivaten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 600/2014 en uit hoofde van artikel 9 van de onderhavige verordening, zowel wat betreft de gegevens van de te rapporteren derivatencontracten als wat betreft de toegang tot gegevens voor de relevante entiteiten en of die verplichtingen met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht;

b) 

de haalbaarheid om de rapportageketens voor alle tegenpartijen, inclusief voor alle indirecte cliënten, verder te vereenvoudigen, gezien de noodzaak van tijdige rapportage en rekening houdend met de maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de onderhavige verordening en artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014;

c) 

de afstemming van de handelsverplichting voor derivaten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 600/2014 op de wijzigingen die bij Verordening (EU) 2019/834 zijn doorgevoerd met betrekking tot de clearingverplichting voor derivaten, met name wat betreft de soorten entiteiten die onder de clearingverplichting vallen;

d) 

in samenwerking met het ESRB, de vraag of transacties die rechtstreeks voortvloeien uit posttransactionele risicobeperkingsdiensten, waaronder portefeuillecompressie, vrijgesteld moeten worden van de in artikel 4, lid 1, bedoelde clearingverplichting; in dat verslag:

i) 

worden het comprimeren van portefeuilles en andere beschikbare niet-prijsvormende posttransactionele risicobeperkingsdiensten onderzocht die niet-marktrisico's in derivatenportefeuilles verlagen, zonder het marktrisico van de portefeuilles te veranderen, zoals herbalanceringstransacties;

ii) 

worden de doelstellingen en de werking van dergelijke posttransactionele risicobeperkingsdiensten uiteengezet, alsmede de mate waarin deze risico's limiteren, met name het tegenpartijkredietrisico en het operationele risico, en wordt beoordeeld of het nodig is om die transacties te clearen of om ze vrij te stellen van clearing, met het oog op het beheer van systeemrisico, en

iii) 

wordt beoordeeld in hoeverre een vrijstelling van de clearingverplichting voor dergelijke diensten centrale clearing ontmoedigt en ertoe kan leiden dat tegenpartijen de clearingverplichting omzeilen;

e) 

de vragen of de lijst van financiële instrumenten die als zeer liquide instrumenten met een zeer laag markt- en kredietrisico worden beschouwd, overeenkomstig artikel 47 kan worden uitgebreid en of in die lijst een of meer geldmarktfondsen waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad ( 25 ), kunnen worden opgenomen.

▼B

4.  Na een beoordeling van het ESRB te hebben gevraagd, stelt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten en ESMA, een jaarverslag op waarin alle mogelijke systeemrisico's en kostenimplicaties van interoperabiliteitsregelingen worden beoordeeld.

In dat verslag wordt aandacht besteed aan het aantal en de complexiteit van dergelijke regelingen, en aan de adequaatheid van de risicobeheersystemen en -modellen. De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.

Het ESRB verstrekt de Commissie haar beoordeling van alle implicaties die interoperabiliteitsregelingen met betrekking tot systeemrisico's kunnen hebben.

5.  ESMA legt aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een jaarverslag voor over de sancties die door bevoegde autoriteiten zijn opgelegd, met inbegrip van de toezichtmaatregelen, geldboeten en dwangsommen.

▼M12

6.  ESMA dient in samenwerking met het ESRB en, overeenkomstig artikel 24 ter, lid 3, in overleg met de centrale banken van uitgifte van alle EU-valuta’s van de financiële instrumenten die worden gecleard of moeten worden gecleard door de CTP uit een derde land waaraan de in artikel 25, lid 2 quater, tweede alinea, bedoelde uitvoeringshandeling is gericht, een verslag in bij de Commissie over de toepassing van de bepalingen van die uitvoeringshandeling, waarbij zij met name nagaat of het risico voor de financiële stabiliteit van de Unie of voor een of meer van haar lidstaten voldoende wordt beperkt. ESMA dient haar verslag binnen twaalf maanden na het verstrijken van de overeenkomstig artikel 25, lid 2 quater, vierde alinea, punt b), vastgestelde aanpassingsperiode bij de Commissie in. De instemming van een centrale bank van uitgifte heeft uitsluitend betrekking op de valuta die zij uitgeeft en niet op het verslag in zijn geheel.

Binnen twaalf maanden na de toezending van het in de eerste alinea bedoelde verslag stelt de Commissie een verslag op over de toepassing van de bepalingen van de uitvoeringshandeling. De Commissie legt haar verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad, eventueel met passende voorstellen.

7.  Uiterlijk op 2 januari 2023 stelt de Commissie een verslag op met een beoordeling van de effectiviteit van:

a) 

de taken van ESMA, met name die van het comité voor toezicht op CTP’s, voor het bevorderen van een convergente en coherente toepassing van deze verordening door de in artikel 22 bedoelde autoriteiten en de in artikel 18 bedoelde colleges;

b) 

het kader voor de erkenning van en het toezicht op CTP’s uit derde landen;

c) 

het kader voor het garanderen van een gelijk speelveld tussen CTP’s waaraan overeenkomstig artikel 14 vergunning is verleend, alsmede tussen vergunninghoudende CTP’s en overeenkomstig artikel 25 erkende CTP’s uit derde landen;

d) 

de bevoegdheidsverdeling tussen ESMA, de bevoegde autoriteiten en de centrale banken van uitgifte.

De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.

▼B

Artikel 86

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor het effectenbedrijf dat is ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie ( 26 ). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M11

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 juncto artikel 5 van die verordening, van toepassing.

▼B

Artikel 87

Wijziging van Richtlijn 98/26/EG

1.  Aan artikel 9, lid 1, van Richtlijn 98/26/EG wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een systeemexploitant een zakelijke zekerheid heeft verstrekt aan een andere systeemexploitant in verband met een interoperabel systeem, worden de rechten van de systeemexploitant die de zakelijke zekerheid verstrekt niet aangetast door insolventieprocedures tegen de ontvangende systeemexploitant.”.

2.  De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op 17 augustus 2014 te voldoen aan punt 1, en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar Richtlijn 98/26/EG verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 88

Websites

1.  ESMA onderhoudt een website die voorziet in gegevens over het volgende:

a) 

contracten die op grond van artikel 5 in aanmerking komen voor de clearingverplichting;

b) 

sancties voor overtreding van de artikelen 4, 5 en 7 tot en met 11;

c) 

de CTP's die in de EU zijn gevestigd en die bevoegd zijn om diensten of activiteiten aan te bieden, met een overzicht van die diensten en activiteiten waarvoor zij een vergunning hebben, inclusief de klassen van financiële instrumenten die onder deze vergunning ressorteren;

d) 

sancties voor overtreding van titel IV en titel V;

e) 

de CTP's die in een derde land zijn gevestigd en over een vergunning beschikken om diensten of activiteiten aan te bieden in de Unie, met een overzicht van die diensten en activiteiten waarvoor zij een vergunning hebben, inclusief de klassen van financiële instrumenten die onder deze vergunning ressorteren;

f) 

de transactieregisters met een vergunning voor de levering van diensten en activiteiten in de Unie;

g) 

sancties en boetes die worden opgelegd overeenkomstig de artikelen 65 en 66;

h) 

het in artikel 6 bedoelde openbaar register.

2.  Voor de toepassing van lid 1, onder b), c) en d), onderhouden de bevoegde autoriteiten websites die worden gelinkt aan de website van ESMA.

3.  Alle websites waarnaar in dit artikel wordt verwezen, zijn openbaar toegankelijk, worden regelmatig bijgewerkt en verstrekken informatie op duidelijke wijze.

Artikel 89

Overgangsbepalingen

▼M11

1.  Tot en met 18 juni 2021 is de in artikel 4 vastgestelde clearingverplichting niet van toepassing op otc-derivatencontracten waarvan objectief kan worden aangetoond dat ze beleggingsrisico's verminderen die rechtstreeks met de financiële solvabiliteit van pensioenregelingen verband houden, noch op entiteiten die zijn opgericht om leden van dergelijke regelingen te compenseren wanneer een pensioenregeling in gebreke blijft.

De in artikel 4 vastgestelde clearingverplichting is niet van toepassing op in de eerste alinea van dit lid bedoelde otc-derivatencontracten die door pensioenregelingen zijn gesloten in de periode van 17 augustus 2018 tot en met 16 juni 2019.

▼B

De door deze entiteiten gedurende deze periode gesloten otc-derivatencontracten welke anders aan de clearingverplichting van artikel 4 onderworpen zouden zijn, worden onderworpen aan de vereisten als neergelegd in artikel 11.

2.  Ten aanzien van de in artikel 2, lid 10, onder c) en d), bedoelde pensioenregelingen wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde vrijstelling door de relevante bevoegde autoriteit verleend per type entiteit of regeling. De bevoegde autoriteit stelt ESMA en de EIOPA van het ontvangen verzoek in kennis. Uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving brengt ESMA in overleg met de EIOPA een advies uit waarin zij beoordeelt of het type entiteit of het type regeling voldoet aan artikel 2, lid 10, onder c) of d), alsook of de vrijstelling gerechtvaardigd is omdat het type entiteit of het type regeling problemen ondervindt om aan de vereisten inzake de variatiemargin te voldoen. De bevoegde autoriteit verleent uitsluitend een vergunning als zij er geheel van overtuigd is dat het type entiteit of het type regeling voldoet aan artikel 2, lid 10, onder c) of d), en problemen ondervindt om aan de vereisten inzake de variatiemargin te voldoen. De bevoegde autoriteit neemt binnen tien werkdagen na de ontvangst van het advies van ESMA een besluit, en neemt dat advies daarbij naar behoren in aanmerking Indien de bevoegde autoriteit het advies van ESMA niet volgt, omkleedt ze haar besluit volledig met redenen en licht zij elke aanzienlijke afwijking van dat advies toe.

ESMA publiceert op haar website een lijst van de typen entiteiten en de typen van de in artikel 2, lid 10, onder c) en d), bedoelde pensioenregelingen waaraan overeenkomstig de eerste alinea een vrijstelling is verleend. ESMA wijdt jaarlijks een collegiale toetsing aan de in de lijst opgenomen entiteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te versterken, overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

3.  Een CTP die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening in haar lidstaat van vestiging overeenkomstig het nationaal recht van die lidstaat een vergunning heeft gekregen om clearingdiensten te verrichten voordat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 4, 5, 8 tot en met 11, 16, 18, 25, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 46, 47, 49, 56 en 81 door de Commissie zijn vastgesteld, dient binnen zes maanden nadat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 16, 25, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 47 en 49 in werking zijn getreden, voor de toepassing van deze verordening krachtens artikel 14 een aanvraag voor een vergunning in.

Een in een derde land gevestigde CTP die in een lidstaat overeenkomstig het nationaal recht van die lidstaat erkend is om clearingdiensten te verrichten voordat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 16, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 47 en 49 door de Commissie zijn vastgesteld, dient binnen zes maanden nadat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 16, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 47 en 49 in werking zijn getreden, voor de toepassing van deze verordening krachtens artikel 25 een aanvraag tot erkenning in.

▼M12

3 bis.  ESMA oefent haar bevoegdheden op grond van artikel 25, leden 2 bis, 2 ter en 2 quater, niet uit vóór de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea, en in artikel 25 bis, lid 3, en, met betrekking tot CTP’s waarvoor ESMA geen erkenningsbesluit op grond van artikel 25 heeft vastgesteld vóór 1 januari 2020, vóór de datum van inwerkingtreding van de toepasselijke uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 25, lid 6.

3 ter.  Op grond van artikel 25 quater wordt door ESMA voor alle CTP’s die overeenkomstig artikel 25 vóór 1 januari 2020 zijn erkend, binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea, bedoelde gedelegeerde handeling, een college opgericht en beheerd.

3 quater.  ESMA toetst, overeenkomstig artikel 25, lid 5, de erkenningsbesluiten die vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea, en in artikel 25 bis, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen op grond van artikel 25, lid 1, zijn vastgesteld, binnen 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea, bedoelde gedelegeerde handeling.

Indien ESMA na de in de eerste alinea van dit lid bedoelde toetsing bepaalt dat een vóór 1 januari 2020 erkende CTP overeenkomstig artikel 25, lid 2 bis, als een tier 2-CTP moet worden ingedeeld, stelt zij een passende aanpassingsperiode van maximaal 18 maanden vast waarbinnen de CTP moet voldoen aan de in artikel 25, lid 2 ter, bedoelde vereisten. ESMA kan de aanpassingsperiode verlengen met maximaal zes maanden op een met redenen omkleed verzoek van de CTP of van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op in de Unie gevestigde clearingleden, indien deze verlenging verantwoord is vanwege uitzonderlijke omstandigheden en vanwege de effecten op de in de Unie gevestigde clearingleden.

▼B

4.  Totdat er uit hoofde van deze verordening een besluit betreffende de vergunning of de erkenning van een CTP is genomen, blijven de respectieve nationale regels inzake vergunningen of erkenningen van toepassing en blijft de CTP onder toezicht van de bevoegde autoriteit van haar lidstaat van vestiging of erkenning staan.

5.  Wanneer een bevoegde autoriteit aan een CTP een vergunning heeft verleend om overeenkomstig het nationale recht van haar lidstaat een bepaalde categorie derivaten te clearen voordat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 16, 26, 29, 34, 41, 42, 45, 47 en 49 door de Commissie zijn vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit van die lidstaat ESMA krachtens artikel 5, lid 1, in kennis van die vergunning binnen één maand na de datum van inwerkingtreding van de technische reguleringsnormen.

Wanneer een bevoegde autoriteit een in een derde land gevestigde CTP erkend heeft om overeenkomstig het nationale recht van haar lidstaat clearingdiensten te verrichten voordat alle technische reguleringsnormen uit hoofde van de artikelen 16, 26, 29, 34, 41, 42, 45, 47 en 49 door de Commissie zijn vastgesteld, stelt de bevoegde autoriteit van die lidstaat ESMA krachtens artikel 5, lid 1, in kennis van die erkenning binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van de technische reguleringsnormen.

▼M1

5 bis.  Tot en met 15 maanden na de inwerkingtreding van de laatste van de in de artikelen 16, 25, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 47 en 49 bedoelde technische reguleringsnormen aan het einde van de eerste alinea van lid 3, of, als deze eerder valt, totdat krachtens artikel 14 een besluit wordt genomen over de vergunningverlening aan de CTP, past die CTP de in de derde alinea van dit lid gespecificeerde behandeling toe.

Tot en met 15 maanden na de inwerkingtreding van de laatste van de in de artikelen 16, 26, 29, 34, 41, 42, 44, 45, 47 en 49 bedoelde technische reguleringsnormen, of, als deze eerder valt, tot de datum waarop krachtens artikel 25 een besluit wordt genomen over de erkenning van de CTP, past die CTP de in de derde alinea van dit lid gespecificeerde behandeling toe.

Tot bij het verstrijken van de in de eerste twee alinea's van dit lid bedoelde termijnen, en onder voorbehoud van de vierde alinea van dit lid, en indien een CTP niet over een wanbetalingsfonds beschikt en geen bindende regeling met haar clearingleden is aangegaan op grond waarvan zij de initiële marge die zij van haar clearingleden heeft ontvangen, geheel of gedeeltelijk kan gebruiken alsof die voorgefinancierde bijdragen vertegenwoordigde, omvat de informatie die zij overeenkomstig artikel 50 quater, lid 1, rapporteert het totale bedrag van de initiële marge die zij van haar clearingleden heeft ontvangen.

De termijnen als bedoeld in de eerste en de tweede alinea van dit lid kunnen met zes maanden verlengd worden in overeenstemming met een door de Commissie krachtens artikel 497, lid 3, van Verordening 2013/575/EU vastgestelde uitvoeringshandeling.

▼B

6.  Een transactieregister dat in zijn lidstaat van vestiging overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat een vergunning heeft gekregen of geregistreerd is voor het verzamelen en bewaren van de vastleggingen van derivaten voordat alle technische regulerings- en uitvoeringsnormen uit hoofde van de artikelen 9, 56 en 81 door de Commissie zijn vastgesteld, dient binnen zes maanden nadat al die technische regulerings- en uitvoeringsnormen in werking zijn getreden krachtens artikel 55 een aanvraag tot registratie in.

Een in een derde land gevestigd transactieregister dat in een lidstaat overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat de vastleggingen van derivaten mag verzamelen en bewaren voordat alle technische regulerings- en uitvoeringsnormen uit hoofde van de artikelen 9, 56 en 81 door de Commissie zijn vastgesteld, dient binnen zes maanden nadat al die technische regulerings- en uitvoeringsnormen in werking zijn getreden krachtens artikel 77 een aanvraag tot erkenning in.

7.  Totdat er uit hoofde van deze verordening een besluit betreffende de vergunning of de erkenning van een transactieregister is genomen, blijven de respectieve nationale regels inzake vergunningen of erkenningen van transactieregisters van toepassing en blijft het transactieregister onder toezicht van de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van vestiging of erkenning staan.

8.  Een transactieregister dat in een lidstaat overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat een vergunning heeft of erkend is voor het verzamelen en bewaren van de vastleggingen van derivaten voordat de technische regulerings- en uitvoeringsnormen uit hoofde van de artikelen 56 en 81 door de Commissie zijn vastgesteld, kan gebruikt worden om te voldoen aan de rapportageverplichting van artikel 9 totdat er een besluit is genomen over de registratie van het transactieregister krachtens deze verordening.

Een in een derde land gevestigd transactieregister dat in een lidstaat overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat de vastleggingen van derivaten mag verzamelen en bewaren voordat alle technische regulerings- en uitvoeringsnormen uit hoofde van de artikelen 56 en 81 door de Commissie zijn vastgesteld, kan gebruikt worden om te voldoen aan de rapportageverplichting van artikel 9 totdat er een besluit is genomen over de erkenning van het transactieregister krachtens deze verordening.

9.  Onverminderd artikel 81, lid 3, onder f), mag een transactieregister, bij ontstentenis van een internationale overeenkomst tussen een derde land en de Unie als bedoeld in artikel 75, tot 17 augustus 2013 de nodige informatie ter beschikking van de relevante autoriteiten van dat derde land stellen, op voorwaarde dat het ESMA in kennis stelt.

▼M12

Artikel 90

Personeel en middelen van ESMA

Uiterlijk op 2 januari 2022 maakt ESMA een raming op van de behoeften op het gebied van personeel en middelen die voortvloeien uit de uitvoering van haar bevoegdheden en taken uit hoofde van deze verordening, en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

▼B

Artikel 91

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 65, lid 1, bedoelde inbreuken

I. 

Inbreuken in verband met organisatorische vereisten of belangenconflicten:

a) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 1, door geen robuuste governanceregelingen te ontwikkelen die een duidelijke organisatiestructuur omvatten met welomschreven, transparante en consequente verantwoordelijkheden en passende interne controlemechanismen, inclusief gezonde administratieve en boekhoudkundige procedures waarmee de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie wordt voorkomen;

b) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 2, door niet te beschikken over schriftelijk vastgelegde organisatorische en administratieve regelingen om mogelijke belangenconflicten vast te stellen en te beheren met betrekking tot zijn managers, zijn werknemers en alle personen die direct of indirect met hen verbonden zijn door nauwe banden;

c) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 3, door geen passende beleidsmaatregelen en procedures vast te stellen die volstaan om te garanderen dat het transactieregister, inclusief zijn managers en werknemers, aan alle bepalingen van deze verordening voldoet;

d) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 4, door niet te beschikken over, noch te werken in het kader van een passende organisatiestructuur die de continuïteit en ordelijke werking van het transactieregister garandeert bij het verrichten van zijn diensten en activiteiten;

e) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 5, door nevendiensten niet operationeel gescheiden te houden van de werkzaamheden betreffende het centraal verzamelen en bewaren van de vastleggingen van derivaten;

f) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 6, door er niet voor te zorgen dat zijn hoger management en de leden van de raad voldoende betrouwbaar en ervaren zijn om de gezonde en voorzichtige bedrijfsvoering van het transactieregister te garanderen;

g) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 7, door niet te beschikken over niet-discriminerende en openbaar gemaakte vereisten voor toegang voor dienstverleners en ondernemingen die onderworpen zijn aan de rapportageverplichting uit hoofde van artikel 9;

h) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 8, door na te laten de prijzen en vergoedingen voor de krachtens deze verordening verrichte diensten openbaar te maken, door rapporterende entiteiten geen afzonderlijke toegang tot specifieke diensten te verlenen of door prijzen en vergoedingen in rekening te brengen die niet in verhouding staan tot de kosten;

▼M11

i) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 9, punt a), door geen passende procedures vast te stellen voor de doeltreffende afstemming van gegevens tussen transactieregisters;

j) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 9, punt b), door geen passende procedures vast te stellen om de volledigheid en juistheid van de gerapporteerde gegevens te verifiëren;

k) 

een transactieregister schendt artikel 78, lid 9, punt c), door geen passende beleidsmaatregelen vast te stellen voor de ordelijke overdracht van gegevens aan andere transactieregisters indien dit gevraagd wordt door de in artikel 9 genoemde tegenpartijen en CTP's of indien dit anderszins noodzakelijk is.

▼B

II. 

Inbreuken in verband met operationele voorschriften:

a) 

een transactieregister schendt artikel 79, lid 1, door na te laten bronnen van operationele risico's te inventariseren of door na te laten deze tot een minimum te beperken via de ontwikkeling van passende systemen, controles en procedures;

b) 

een transactieregister schendt artikel 79, lid 2, door na te laten een passend bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplan op te stellen, uit te voeren of te handhaven, om te waarborgen dat de functies van het transactieregister in stand worden gehouden, de activiteiten tijdig worden hervat en de verplichtingen van het transactieregister worden nagekomen;

c) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 1, door na te laten de vertrouwelijkheid, integriteit of bescherming van de overeenkomstig artikel 9 ontvangen informatie te garanderen;

d) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 2, door de gegevens die het krachtens deze verordening ontvangt voor commerciële doeleinden te gebruiken zonder dat de relevante tegenpartijen daarvoor toestemming hebben verleend;

e) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 3, door na te laten de overeenkomstig artikel 9 ontvangen informatie onmiddellijk vast te leggen en gedurende ten minste tien jaar na de beëindiging van de betreffende contracten te bewaren of door geen procedures voor tijdige en efficiënte bewaring van de vastleggingen toe te passen teneinde wijzigingen van vastgelegde informatie te documenteren;

f) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 4, door de posities niet per klasse van derivaten en per rapporteringsentiteit te berekenen, op basis van de gegevens betreffende de derivatencontracten die overeenkomstig artikel 9 worden gerapporteerd;

g) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 5, door de partijen bij een contract niet de mogelijkheid te bieden de informatie betreffende dat contract tijdig in te zien en te corrigeren;

h) 

een transactieregister schendt artikel 80, lid 6, door niet alle redelijke maatregelen te nemen om elk misbruik van de in zijn systemen bewaarde informatie te voorkomen.

III. 

Inbreuken in verband met transparantie en beschikbaarheid van informatie:

a) 

een transactieregister schendt artikel 81, lid 1, door niet geregeld geaggregeerde posities per klasse van derivaten waarop de gerapporteerde contracten betrekking hebben, te publiceren;

b) 

een transactieregister schendt artikel 81, lid 2, door de niet de in artikel 81, lid 3, bedoelde relevante autoriteiten rechtstreeks en onmiddellijk toegang te geven tot de gegevens betreffende derivatencontracten die zij nodig hebben om hun respectieve verantwoordelijkheden en taken te vervullen.

IV. 

Inbreuken in verband met hinderpalen voor toezichtactiviteiten:

a) 

een transactieregister schendt artikel 61, lid 1, door onjuiste of misleidende informatie te verstrekken als reactie op een eenvoudig verzoek van ESMA om informatie overeenkomstig artikel 61, lid 2, of als reactie op een besluit van ESMA waarbij informatie verlangd wordt overeenkomstig artikel 61, lid 3;

b) 

een transactieregister geeft onjuiste of misleidende antwoorden op vragen die worden gesteld uit hoofde van artikel 62, lid 1, onder c);

c) 

een transactieregister voldoet niet tijdig aan een uit hoofde van artikel 73 door ESMA vastgestelde toezichtmaatregel;

▼M11

d) 

een transactieregister schendt artikel 55, lid 4, door ESMA niet tijdig in kennis te stellen van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor zijn registratie.

▼B




BIJLAGE II

Lijst van coëfficiënten in verband met verzwarende of verzachtende factoren voor de toepassing van artikel 65, lid 3

De volgende coëfficiënten zijn cumulatief van toepassing op de in artikel 65, lid 2, bedoelde basisbedragen:

I. 

Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzwarende factoren:

a) 

indien de inbreuk herhaaldelijk is gepleegd, is voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gepleegd, een coëfficiënt van 1,1 van toepassing;

b) 

indien de inbreuk gedurende meer dan zes maanden is gepleegd, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing;

c) 

indien de inbreuk systeemzwakheden in de organisatie van het transactieregister, en met name in zijn procedures, beheersystemen of interne controlemaatregelen, aan het licht heeft gebracht, is een coëfficiënt van 2,2 van toepassing;

d) 

indien de inbreuk een negatief effect heeft op de kwaliteit van de door het betrokken transactieregister bewaarde gegevens, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing;

e) 

indien de inbreuk opzettelijk is gepleegd, is een coëfficiënt van 2 van toepassing;

f) 

indien geen corrigerende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk werd geconstateerd, is een coëfficiënt van 1,7 van toepassing;

g) 

indien het hoger management van het transactieregister niet met ESMA heeft meegewerkt bij de uitvoering van haar onderzoek, is een coëfficiënt van 1,5 van toepassing.

II. 

Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzachtende factoren:

a) 

indien de inbreuk gedurende minder dan tien werkdagen is gepleegd, is een coëfficiënt van 0,9 van toepassing;

b) 

indien het hoger management van het transactieregister kan aantonen dat het alle nodige maatregelen heeft genomen om de inbreuk te voorkomen, is een coëfficiënt van 0,7 van toepassing;

c) 

indien het transactieregister ESMA snel, effectief en volledig op de hoogte heeft gesteld van de inbreuk, is een coëfficiënt van 0,4 van toepassing;

d) 

indien het transactieregister uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er in de toekomst gelijkaardige inbreuken kunnen worden gepleegd, is een coëfficiënt van 0,6 van toepassing.

▼M12




BIJLAGE III

Lijst van de in artikel 25 undecies, lid 1, bedoelde inbreuken

I. 

Inbreuken met betrekking tot kapitaalvereisten:

a) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 16, lid 1, als zij niet een permanent en beschikbaar initieel kapitaal van ten minste 7,5 miljoen EUR heeft;

b) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 16, lid 2, als zij geen kapitaal, inclusief ingehouden winst en reserves, aanhoudt dat evenredig is aan het risico dat verbonden is aan haar activiteiten, en dat te allen tijde toereikend is om een ordelijke liquidatie of herstructurering van deze activiteiten gedurende een passende periode te waarborgen, evenals een adequate bescherming van de CTP tegen krediet-, tegenpartij-, markt-, operationele, juridische en bedrijfsrisico’s die niet reeds zijn gedekt met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44.

II. 

Inbreuken met betrekking tot organisatorische vereisten of belangenconflicten:

a) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 1, als zij niet beschikt over solide governanceregelingen, waaronder een duidelijke organisatiestructuur met duidelijk omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden, effectieve procedures voor het vaststellen, beheren, monitoren en rapporteren van de risico’s waaraan zij blootstaat of bloot kan komen te staan, en adequate interne controlemechanismen, zoals solide administratieve en boekhoudkundige procedures;

b) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 2, als zij geen beleidsmaatregelen en procedures vaststelt die voldoende effectief zijn om de naleving, mede door haar bestuurders en werknemers, van deze verordening te garanderen;

c) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 3, als zij niet beschikt over, noch gebruikt maakt van een organisatiestructuur die de continuïteit en het ordelijk functioneren garandeert bij het verrichten van haar diensten en activiteiten, of geen gebruik maakt van passende en evenredige systemen, middelen of procedures;

d) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 4, als zij niet zorgt voor een duidelijke scheiding tussen de rapportagelijnen voor risicobeheer en die voor de overige activiteiten van de CTP;

e) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 5, als zij niet zorgt voor de invoering, toepassing en instandhouding van een beloningsbeleid dat solide en effectief risicobeheer aanmoedigt en geen stimulansen creëert om risiconormen te laten verwateren;

f) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 6, als zij niet zorgt voor informatietechnologiesystemen die zijn aangepast aan de complexiteit, de diversiteit en het soort diensten en activiteiten die worden verricht, zodat wordt gegarandeerd dat strenge normen in acht worden genomen op het gebied van beveiliging en integriteit en vertrouwelijkheid van de bijgehouden informatie;

g) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 7, als zij haar governanceregelingen en de regels van de CTP of haar toelatingscriteria voor het clearinglidmaatschap niet kosteloos openbaar maakt;

h) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 26, lid 8, als van deze CTP niet frequent onafhankelijke audits worden uitgevoerd of als de resultaten van deze audits niet worden meegedeeld aan de raad of niet beschikbaar worden gesteld aan ESMA;

i) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 27, lid 1, of op artikel 27, lid 2, tweede alinea, als zij er niet voor zorgt dat haar hoger management en de leden van de raad voldoende betrouwbaar en ervaren zijn om de solide en prudente bedrijfsvoering van de CTP te garanderen;

j) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 27, lid 2, als zij er niet voor zorgt dat ten minste een derde van de leden van die raad, maar niet minder dan twee leden, onafhankelijk zijn, of als zij vertegenwoordigers van de cliënten van clearingleden niet uitnodigt voor raadsvergaderingen betreffende aangelegenheden in verband met de artikelen 38 en 39, of als zij de vergoeding van de onafhankelijke en van de andere niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden van de raad koppelt aan de zakelijke prestaties van de CTP;

k) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 27, lid 3, als zij de taken en verantwoordelijkheden van de raad niet duidelijk vaststelt of de notulen van de raadsvergaderingen niet beschikbaar stelt aan ESMA of aan de auditors;

l) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 28, lid 1, als zij geen risicocomité opricht of dat risicocomité niet samenstelt uit vertegenwoordigers van haar clearingleden, onafhankelijke leden van de raad en vertegenwoordigers van haar cliënten, als zij het risicocomité zodanig samenstelt dat een van die groepen vertegenwoordigers over een meerderheid in het risicocomité beschikt, of als zij ESMA niet naar behoren informeert over de werkzaamheden en besluiten van het risicocomité indien ESMA de CTP heeft verzocht, naar behoren te worden geïnformeerd;

m) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 28, lid 2, als zij niet duidelijk het mandaat, de governanceregelingen om haar onafhankelijkheid te garanderen, de operationele procedures, de toelatingscriteria en het mechanisme voor het kiezen van de leden van het risicocomité bepaalt of die governanceregelingen niet openbaar maakt, of niet bepaalt dat het risicocomité wordt voorgezeten door een onafhankelijk lid van de raad, dat het risicocomité rechtstreeks aan de raad rapporteert en dat het regelmatig bijeenkomt;

n) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 28, lid 3, als zij het risicocomité niet toestaat de raad te adviseren over regelingen die gevolgen kunnen hebben voor het risicobeheer van de CTP of als zij geen redelijke inspanningen levert om het risicocomité te raadplegen over ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het risicobeheer van de CTP in noodsituaties;

o) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 28, lid 5, als zij ESMA niet onverwijld in kennis stelt van beslissingen van de raad om het advies van het risicocomité niet te volgen;

p) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 29, lid 1, als zij niet gedurende ten minste tien jaar over de verrichte diensten en activiteiten alle vastleggingen bijhoudt die nodig zijn om ESMA in staat te stellen toezicht te houden op de naleving door de CTP van deze verordening;

q) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 29, lid 2, als zij niet gedurende ten minste tien jaar na de beëindiging van een contract alle informatie bijhoudt over alle contracten die zij heeft verwerkt, zodat het mogelijk is om de oorspronkelijke voorwaarden van een transactie vast te stellen vóór de clearing door de CTP;

r) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 29, lid 3, als zij niet de in artikel 29, leden 1 en 2, bedoelde vastleggingen en informatie of alle informatie over de posities van geclearde contracten, ongeacht de plaats van uitvoering van de transacties, op verzoek beschikbaar stelt aan ESMA en de betrokken leden van het ESCB;

s) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 30, lid 1, als zij ESMA niet, dan wel onjuist of onvolledig, in kennis stelt van de identiteit van haar aandeelhouders of haar leden die een gekwalificeerde deelneming bezitten – ongeacht of zij directe dan wel indirecte aandeelhouders of leden zijn en ongeacht of zij natuurlijke dan wel rechtspersonen zijn – of van de bedragen van die deelnemingen;

t) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 30, lid 4, als zij de in artikel 30, lid 1, bedoelde personen toestaat een invloed uit te oefenen die waarschijnlijk nadelig is voor de solide en prudente bedrijfsvoering van de CTP;

u) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 31, lid 1, als zij ESMA niet, dan wel onjuist of onvolledig, in kennis stelt van wijzigingen in haar management, of als zij ESMA niet alle informatie verstrekt die nodig is opdat de inachtneming van artikel 27, lid 1, of artikel 27, lid 2, tweede alinea, wordt beoordeeld;

v) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 33, lid 1, als zij geen effectieve schriftelijke organisatorische en administratieve regelingen treft of handhaaft voor het vaststellen en aanpakken van mogelijke belangenconflicten tussen haarzelf, met inbegrip van haar bestuurders, werknemers of elke persoon met directe of indirecte zeggenschap of met nauwe banden, en haar clearingleden of de cliënten van die leden die bij de CTP bekend zijn, of als zij geen passende procedures handhaaft of implementeert om mogelijke belangenconflicten op te lossen;

w) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 33, lid 2, als zij, alvorens nieuwe transacties van het betrokken clearinglid te aanvaarden, niet op heldere wijze de algemene aard of de bronnen van belangenconflicten bekendmaakt aan het clearinglid of aan de betrokken cliënt van dat clearinglid die de CTP bekend is, indien de door een CTP getroffen organisatorische of administratieve regelingen voor het aanpakken van belangenconflicten ontoereikend zijn om redelijkerwijs te garanderen dat risico’s op schade aan de belangen van een clearinglid of cliënt worden voorkomen;

x) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 33, lid 3, als zij in de schriftelijke regelingen geen rekening houdt met omstandigheden waarvan de CTP op de hoogte is of zou moeten zijn, en die aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict ten gevolge van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere ondernemingen waarvan de CTP een moeder- of dochteronderneming is;

y) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 33, lid 5, als zij niet alle redelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de in haar systemen opgeslagen informatie, of dat die informatie voor andere bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, of door een natuurlijke persoon die nauwe banden heeft met een CTP of een rechtspersoon die een moeder- of dochteronderneming van de CTP is en die voor commerciële doeleinden gebruikmaakt van door de CTP opgeslagen vertrouwelijke informatie zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de cliënt aan wie die vertrouwelijke informatie toebehoort;

z) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 36, lid 1, als zij niet eerlijk en professioneel handelt in het belang van haar clearingleden en hun cliënten;

aa) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 36, lid 2, als zij niet beschikt over toegankelijke, transparante en eerlijke regels voor de prompte afhandeling van klachten;

ab) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 37, lid 1 of 2, als zij doorlopend toelatingscriteria hanteert die discriminerend, ondoorzichtig of subjectief zijn, of als zij doorlopend geen eerlijke en open toegang tot de CTP garandeert of er niet doorlopend voor zorgt dat haar clearingleden over voldoende financiële middelen en operationele capaciteit beschikken om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de deelname aan die CTP, of als zij niet eenmaal per jaar een uitgebreide evaluatie uitvoert om naleving door haar clearingleden na te gaan;

ac) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 37, lid 4, als zij niet beschikt over objectieve en transparante procedures voor de schorsing en het ordelijk vertrek van clearingleden die niet meer voldoen aan de in artikel 37, lid 1, genoemde criteria;

ad) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 37, lid 5, als zij een clearinglid dat aan de in artikel 37, lid 1, vermelde criteria voldoet, toegang weigert en deze weigering niet naar behoren schriftelijk gemotiveerd is en niet op een diepgaande risicobeoordeling is gebaseerd;

ae) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 1, als zij cliënten van haar clearingleden geen afzonderlijke toegang biedt tot de specifieke diensten die zij verleent;

af) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 39, lid 7, als zij niet de in dit lid bedoelde verschillende niveaus van vermogensscheiding tegen redelijke commerciële voorwaarden aanbiedt.

III. 

Inbreuken met betrekking tot operationele voorschriften:

a) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 34, lid 1, als zij niet zorgt voor de vaststelling, toepassing of handhaving van een passend bedrijfscontinuïteits- en noodherstelplan dat tot doel heeft de functies van de CTP in stand te houden, de activiteiten tijdig te hervatten, en de verplichtingen van de CTP na te komen, en dat het ten minste mogelijk moet maken dat alle transacties op het ogenblik van de verstoring worden hersteld, zodat de CTP haar bedrijfsactiviteiten met zekerheid kan voortzetten en de afwikkeling op de geplande datum kan voltooien;

b) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 34, lid 2, als zij niet zorgt voor de vaststelling, toepassing of handhaving van een goede procedure voor een tijdige en ordelijke afwikkeling of overboeking van activa en posities van cliënten en clearingleden in geval van een intrekking van de erkenning op grond van een besluit op grond van artikel 25;

c) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 35, lid 1, tweede alinea, als zij belangrijke activiteiten in verband met risicobeheer van die CTP zonder ESMA’s goedkeuring uitbesteedt;

d) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 39, lid 1, als zij geen gescheiden vastleggingen en rekeningen bijhoudt die haar in staat stellen om te allen tijde en zonder vertraging in de rekeningen die bij de CTP worden aangehouden, de op naam van een clearinglid aangehouden activa en posities te scheiden van de op naam van een ander clearinglid aangehouden activa en posities, alsook van haar eigen activa;

e) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 39, lid 2, als zij niet aanbiedt om gescheiden vastleggingen en rekeningen, die elk clearinglid in staat stellen in zijn rekeningen bij de CTP zijn activa en posities te scheiden van de op naam van zijn cliënten aangehouden activa en posities, bij te houden en deze ook feitelijk niet op verzoek bijhoudt;

f) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 39, lid 3, als zij niet aanbiedt om gescheiden vastleggingen en rekeningen, die elk clearinglid in staat stellen om in zijn rekeningen bij de CTP de op naam van een cliënt aangehouden activa en posities te scheiden van de op naam van andere cliënten aangehouden activa en posities, bij te houden en deze ook feitelijk niet op verzoek bijhoudt, of niet op verzoek haar clearingleden de mogelijkheid aanbiedt om meerdere rekeningen op hun eigen naam of op naam van hun cliënten te openen;

g) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 40 als zij niet zorgt voor het meten en beoordelen van haar liquiditeits- en kredietblootstellingen ten overstaan van elk clearinglid en, voor zover relevant, van een andere CTP waarmee zij een interoperabiliteitsregeling is overeengekomen, op bijna-realtimebasis, of als zij geen toegang heeft tot de relevante prijsbronnen om tegen redelijke kosten effectief haar blootstellingen te kunnen meten;

h) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 41, lid 1, als zij geen margins oplegt, niet verzoekt margins bij te storten of geen margins int om haar kredietblootstellingen ten overstaan van haar clearingleden en, voor zover relevant, van CTP’s waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, te beperken, of margins oplegt, verzoekt margins bij te storten of margins int die niet voldoende zijn om potentiële blootstellingen te dekken die zich volgens de ramingen van de CTP tot aan de liquidatie van de relevante posities kunnen voordoen of om de verliezen te dekken die voortvloeien uit ten minste 99 % van alle bewegingen van de blootstellingen over een passende tijdshorizon, of niet voldoende zijn om ervoor te zorgen dat de CTP haar blootstellingen ten overstaan van al haar clearingleden en, voor zover relevant, van alle CTP’s waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, ten minste dagelijks volledig zeker stelt of, indien nodig, om rekening te houden met mogelijke procyclische effecten;

i) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 41, lid 2, als zij bij het bepalen van haar marginvereisten geen modellen en parameters vaststelt die de risicokenmerken van de geclearde producten weergeven en rekening houden met het interval tussen inningen van margins, de marktliquiditeit en de mogelijkheid van veranderingen tijdens de duur van de transactie;

j) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 41, lid 3, als zij niet verzoekt margins bij te storten en geen margins int op intradaybasis, ten minste indien vooraf vastgestelde drempels worden overschreden;

k) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 42, lid 3, als zij geen wanbetalingsfonds in stand houdt dat haar ten minste in staat stelt om onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de wanbetaling te dragen van het clearinglid ten overstaan waarvan de blootstellingen het grootst zijn of van het op één na en het op twee na grootste clearinglid indien de som van de blootstellingen ten overstaan van deze leden groter is, of scenario’s ontwikkelt waarin de meest volatiele perioden die zich in het verleden hebben voorgedaan op de markten waarvoor de CTP diensten verricht, alsook een scala van toekomstige potentiële ontwikkelingen, die rekening houden met plotse verkopen van financiële middelen en met snelle dalingen van de marktliquiditeit, buiten beschouwing worden gelaten;

l) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 43, lid 2, als het in artikel 42 vermelde wanbetalingsfonds en de andere in artikel 43, lid 1, vermelde financiële middelen haar niet in staat stellen om onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de wanbetaling te dragen van de twee clearingleden ten overstaan waarvan haar blootstellingen het grootst zijn;

m) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 44, lid 1, als zij niet te allen tijde toegang heeft tot voldoende liquiditeit om haar diensten en activiteiten te verrichten, of niet dagelijks haar potentiële liquiditeitsbehoefte meet;

n) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 45, leden 1, 2 en 3, als zij, indien een clearinglid in gebreke blijft, niet eerst de door dat lid gestelde margins gebruikt om de verliezen te dekken, alvorens andere financiële middelen aan te spreken;

o) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 45, lid 4, als zij niet specifieke eigen middelen gebruikt alvorens de bijdragen in het wanbetalingsfonds van niet in gebreke blijvende clearingleden aan te spreken;

p) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 46, lid 1, als zij andere dan zeer liquide zekerheden met minimaal krediet- en marktrisico accepteert om haar initiële en latere blootstelling ten overstaan van haar clearingleden te dekken indien andere zekerheden niet zijn toegestaan op grond van de gedelegeerde handeling die krachtens artikel 46, lid 3, door de Commissie is vastgesteld;

q) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 47, lid 1, als zij haar financiële middelen anders belegt dan in contanten of in zeer liquide financiële instrumenten met minimaal markt- en kredietrisico die snel kunnen worden vereffend met een minimaal negatief effect op de prijs;

r) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 47, lid 3, als zij geen financiële instrumenten die als margin of als bijdragen in het wanbetalingsfonds zijn gesteld, deponeert bij exploitanten van effectenafwikkelingssystemen die volledige bescherming van de financiële instrumenten garanderen, indien die beschikbaar zijn, of geen gebruik maakt van andere bijzonder veilige regelingen bij vergunninghoudende financiële instellingen;

s) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 47, lid 4, als zij deposito’s in contanten verricht op een andere wijze dan via bijzonder veilige regelingen met vergunninghoudende financiële instellingen of via de vaste depositofaciliteiten van centrale banken of andere, vergelijkbare door centrale banken aangeboden middelen;

t) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 47, lid 5, als zij activa bij een derde deponeert zonder ervoor te zorgen dat de activa van de clearingleden kunnen worden onderscheiden van de activa van de CTP en van de activa van die derde door middel van verschillend getitelde rekeningen in de boeken van de derde of door middel van andere vergelijkbare maatregelen waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt, of als zij geen onmiddellijke toegang heeft tot de financiële instrumenten indien zulks is vereist;

u) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 47, lid 6, als zij haar kapitaal of de sommen die voortvloeien uit de in de artikelen 41 tot en met 44 bepaalde vereisten, belegt in haar eigen effecten of die van haar moederonderneming of van haar dochteronderneming;

v) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 48, lid 1, als zij niet beschikt over gedetailleerde procedures die moeten worden gevolgd wanneer een clearinglid de in artikel 37 vermelde deelnamevereisten van de CTP niet naleeft binnen de gestelde termijn en in overeenstemming met de door de CTP vastgestelde procedures, of niet in detail beschrijft welke procedures moeten worden gevolgd ingeval de CTP een clearinglid niet in gebreke stelt, of die procedures niet jaarlijks toetst;

w) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 48, lid 2, als zij niet onverwijld maatregelen neemt om de verliezen en de liquiditeitsdruk ten gevolge van wanbetalingen van clearingleden te beperken en om te garanderen dat de liquidatie van de posities van een clearinglid haar activiteiten niet verstoort of de niet in gebreke gebleven clearingleden niet blootstelt aan verliezen die ze niet kunnen voorzien of beheersen;

x) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 48, lid 3, als zij ESMA niet onverwijld in kennis stelt voordat de wanbetalingsprocedure wordt ingeroepen of ingeleid;

y) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 48, lid 4, als zij zich er niet van vergewist of haar wanbetalingsprocedures afdwingbaar zijn en niet alle redelijke stappen neemt om te garanderen dat zij wettelijk bevoegd is om de posities waarvan het in gebreke blijvende clearinglid eigenaar is, te liquideren, en om de posities van de cliënten van het in gebreke blijvende clearinglid over te boeken of te liquideren;

z) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 49, lid 1, als zij niet regelmatig overgaat tot toetsing van de modellen en parameters die zij heeft vastgesteld om haar marginvereisten, haar bijdragen in het wanbetalingsfonds en haar zekerheidsvereisten te berekenen, of van andere mechanismen voor risicobeheersing waarover zij beschikt; als zij deze modellen niet frequent aan strenge stresstests onderwerpt om hun veerkracht in extreme maar plausibele marktomstandigheden te testen; als zij geen backtests uitvoert om de betrouwbaarheid van de gebruikte methode te beoordelen, of geen onafhankelijke validatie verkrijgt; als zij ESMA niet in kennis stelt van de resultaten van de uitgevoerde tests; of als zij er niet in slaagt de validatie van ESMA te krijgen alvorens aanzienlijke wijzigingen in de modellen en parameters aan te brengen indien ESMA geen voorlopige aanbrenging van die wijzigingen heeft toegestaan voorafgaand aan hun validaties;

aa) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 49, lid 2, als zij niet regelmatig de cruciale aspecten van haar wanbetalingsprocedures test of niet alle redelijke stappen neemt om te garanderen dat alle clearingleden deze procedures begrijpen en over passende regelingen beschikken om te reageren op een geval van wanbetaling;

ab) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50, lid 1, als zij geen gebruik maakt – voor zover praktisch haalbaar en indien beschikbaar – van geld van centrale banken om haar transacties af te wikkelen, of als zij, indien geen geld van centrale banken wordt gebruikt, geen stappen onderneemt om de risico’s van de afwikkeling in contanten strikt te beperken;

ac) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50, lid 3, als zij, indien een CTP verplicht is leveringen van financiële instrumenten uit te voeren of te ontvangen, hoofdrisico’s niet uitschakelt door zo veel mogelijk gebruik te maken van mechanismen voor betaling bij levering;

ad) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50 bis of artikel 50 ter als zij KCCP niet berekent zoals nader bepaald in die artikelen, of voor de berekening van KCCP niet de regels van artikel 50 bis, lid 2, artikel 50 ter en artikel 50 quinquies volgt;

ae) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50 bis, lid 3, als zij KCCP minder vaak dan elk kwartaal berekent, of minder vaak dan door ESMA wordt voorgeschreven conform artikel 50 bis, lid 3;

af) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 51, lid 2, als zij geen niet-discriminerende toegang heeft tot zowel de gegevens die zij nodig heeft voor de uitvoering van haar taken op een handelsplatform – voor zover de CTP voldoet aan de door het handelsplatform vastgestelde operationele en technische vereisten – als tot het betrokken afwikkelingssysteem;

ag) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 52, lid 1, als zij tot een interoperabiliteitsregeling toetreedt zonder te voldoen aan de vereisten van de punten a) tot en met d) van dat lid;

ah) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 53, lid 1, als zij in rekeningen de activa en de posities die worden aangehouden voor rekening van CTP’s waarmee zij een interoperabiliteitsregeling heeft gesloten, niet gescheiden houdt van andere activa en posities;

ai) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 54, lid 1, als zij tot een interoperabiliteitsregeling toetreedt zonder voorafgaande goedkeuring van ESMA.

IV. 

Inbreuken met betrekking tot transparantie en de beschikbaarheid van informatie:

a) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 1, als zij de tarieven en vergoedingen voor elke afzonderlijke dienst, inclusief kortingen en reducties en de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen, niet openbaar maakt;

b) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 1, als zij de informatie over kosten en inkomsten van haar diensten niet aan ESMA verstrekt;

c) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 2, als zij haar clearingleden en hun cliënten niet in kennis stelt van de risico’s die gepaard gaan met de diensten die zij verleent;

d) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 3, als zij aan haar clearingleden of ESMA niet de prijsinformatie bekend maakt die wordt gebruikt om de blootstellingen ten overstaan van haar clearingleden aan het einde van elke dag te berekenen, of niet op geaggregeerde basis de volumes van de geclearde transacties voor ieder door de CTP gecleard instrument openbaar maakt;

e) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 4, als zij de operationele en technische vereisten die verband houden met de communicatieprotocollen voor de inhouds- en berichtgevingsformats die zij gebruikt om met derden te communiceren, met inbegrip van de in artikel 7 bedoelde operationele en technische eisen, niet openbaar maakt;

f) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 5, als zij eventuele inbreuken door clearingleden op de criteria van artikel 37, lid 1, of op de vereisten van artikel 38, lid 1, niet openbaar maakt, behalve indien ESMA van mening was dat een dergelijke openbaarmaking de financiële stabiliteit of het marktvertrouwen in gevaar zou brengen, de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen, of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen;

g) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 6, als zij haar clearingleden geen simulatie-instrument verschaft waarmee zij het bedrag van de aanvullende initiële margin, op brutobasis, kunnen bepalen die de CTP na het clearen van een nieuwe transactie kan verlangen, of als zij dat instrument toegankelijk maakt via een onbeveiligde toegang;

h) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 38, lid 7, als zij haar clearingleden geen informatie verschaft over de modellen voor initiële margins die zij gebruikt, zoals nader omschreven in de punten a), b) en c) van de tweede zin van dat lid;

i) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 39, lid 7, als zij niet bekend maakt welke beschermingsniveaus zij biedt en welke kosten verbonden zijn aan de verschillende niveaus van vermogensscheiding die zij aanbiedt;

j) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 49, lid 3, als zij cruciale informatie over haar risicobeheermodel of de aannames voor de in artikel 49, lid 1, bedoelde stresstests niet openbaar maakt;

k) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50, lid 2, als zij niet duidelijk haar verplichtingen meldt met betrekking tot de levering van financiële instrumenten, met inbegrip van de vraag of zij verplicht is een levering van een financieel instrument uit te voeren of te ontvangen, en of zij deelnemers vergoedt voor verliezen tijdens het leveringsproces;

l) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50 quater, lid 1, als zij niet de in artikel 50 quater, lid 1, punten a) tot en met e) bedoelde informatie rapporteert aan de instellingen onder haar clearingleden of aan hun bevoegde autoriteiten;

m) 

een tier 2-CTP maakt inbreuk op artikel 50 quater, lid 2, als zij de instellingen onder haar clearingleden minder vaak dan elk kwartaal, of minder vaak dan voorgeschreven door ESMA, van die informatie in kennis stelt conform artikel 50 quater, lid 2.

V. 

Inbreuken met betrekking tot beletsels voor toezichtsactiviteiten:

a) 

een CTP maakt inbreuk op artikel 25 septies als zij geen informatie verstrekt in antwoord op een besluit waarbij inlichtingen worden verlangd uit hoofde van artikel 25 septies, lid 3, of als zij onjuiste of misleidende informatie verstrekt in antwoord op een eenvoudig verzoek van ESMA om inlichtingen overeenkomstig artikel 25 septies, lid 2, of in antwoord op een besluit van ESMA waarbij op grond van artikel 25 septies, lid 3, informatie wordt verlangd;

b) 

een CTP of haar vertegenwoordigers verstrekken onjuiste of misleidende antwoorden op vragen die worden gesteld op grond van artikel 25 octies, lid 1, punt c);

c) 

een CTP maakt inbreuk op artikel 25 octies, lid 1, punt e), als zij niet voldoet aan een verzoek van ESMA ter verkrijging van overzichten van telefoon- of dataverkeer;

d) 

een tier 2-CTP voldoet niet tijdig aan een toezichtsmaatregel die wordt verlangd uit hoofde van een besluit van ESMA op grond van artikel 25 octodecies;

e) 

een tier 2-CTP onderwerpt zich niet aan een inspectie ter plaatse die wordt verlangd bij een op grond van artikel 25 nonies vastgesteld inspectiebesluit van ESMA.




BIJLAGE IV

Lijst van coëfficiënten in verband met verzwarende of verzachtende factoren voor de toepassing van artikel 25 undecies, lid 3

De volgende coëfficiënten zijn cumulatief van toepassing op de in artikel 25 undecies, lid 2, genoemde basisbedragen:

I. 

Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzwarende factoren:

a) 

indien de inbreuk herhaaldelijk is gepleegd, is voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gepleegd, een coëfficiënt 1,1 van toepassing;

b) 

indien de inbreuk gedurende meer dan zes maanden is gepleegd, is een coëfficiënt 1,5 van toepassing;

c) 

indien de inbreuk systeemzwakheden in de organisatie van de CTP, en met name in de procedures, beheersystemen of interne controlemaatregelen, aan het licht heeft gebracht, is een coëfficiënt 2,2 van toepassing;

d) 

indien de inbreuk een negatief effect heeft op de kwaliteit van de activiteiten en diensten van de CTP, is een coëfficiënt 1,5 van toepassing;

e) 

indien de inbreuk opzettelijk is gepleegd, is een coëfficiënt 2 van toepassing;

f) 

indien er geen corrigerende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk is geconstateerd, is een coëfficiënt 1,7 van toepassing;

g) 

indien het hoger management van de CTP geen medewerking heeft verleend aan ESMA bij de uitvoering van haar onderzoek, is een coëfficiënt 1,5 van toepassing.

II. 

Aanpassingscoëfficiënten in verband met verzachtende factoren:

a) 

indien de inbreuk gedurende minder dan tien werkdagen is gepleegd, is een coëfficiënt 0,9 van toepassing;

b) 

indien het hoger management van de CTP kan aantonen dat het alle nodige maatregelen heeft genomen om de inbreuk te voorkomen, is een coëfficiënt 0,7 van toepassing;

c) 

indien de CTP ESMA snel, effectief en volledig op de hoogte heeft gesteld van de inbreuk, is een coëfficiënt 0,4 van toepassing;

d) 

indien de CTP uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er in de toekomst gelijksoortige inbreuken kunnen worden gepleegd, is een coëfficiënt 0,6 van toepassing.



( 1 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

( 2 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

( 3 ) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

( 4 ) Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

( 6 ) PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.

( 7 ) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

( 8 ) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

( 9 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

( 10 ) Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen raamwerkkader voor gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35).

( 11 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

( 12 ) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

( 13 ) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).

( 14 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

( 15 ) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

( 16 ) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

( 17 ) PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43.

( 18 ) PB L 176, 27.6.2013, p. 1.

( 19 ) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

( 20 ) Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12).

( 21 ) Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

( 22 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

( 23 ) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

( 24 ) Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc-derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 42).

( 25 ) Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 8).

( 26 ) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.