2009R1007 — NL — 18.10.2015 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1007/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

betreffende de handel in zeehondenproducten

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 286 van 31.10.2009, blz. 36)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2015/1775 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 oktober 2015

  L 262

1

7.10.2015




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1007/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

betreffende de handel in zeehondenproducten

(Voor de EER relevante tekst)



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 1 ),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 2 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zeehonden zijn wezens met gevoel die pijn, kwellingen, angst, en andere vormen van lijden kunnen ervaren. In zijn verklaring over het verbod op zeehondenproducten in de Europese Unie ( 3 ) verzocht het Europees Parlement de Commissie onmiddellijk een verordening op te stellen om de invoer, uitvoer en verkoop van alle producten van zadelrobben en klapmutsen te verbieden. In zijn resolutie van 12 oktober 2006 over een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010 ( 4 ) riep het Europees Parlement de Commissie op een totaalverbod op de invoer van zeehondenproducten in te stellen. In zijn Aanbeveling 1776 (2006) van 17 november 2006 over de zeehondenjacht beval de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa aan om de lidstaten van de Raad van Europa die op zeehonden jagen, te vragen alle wrede jachtmethoden die niet waarborgen dat de dieren onmiddellijk en zonder te lijden sterven, te verbieden, het verdoven van dieren met instrumenten zoals hakapiks (knuppels met een haak), ploertendoders en vuurwapens te verbieden en initiatieven die erop gericht zijn de handel in zeehondenproducten te verbieden, te bevorderen.

(2)

De invoer in de lidstaten met commercieel oogmerk van de huiden van jongen van zadelrobben en jongen van klapmutsen en daarvan vervaardigde producten is verboden overeenkomstig Richtlijn 83/129/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de invoer in de lidstaten van huiden van bepaalde zeehondenjongen en daarvan vervaardigde producten ( 5 ).

(3)

Er wordt binnen en buiten de Gemeenschap op zeehonden gejaagd met het oog op het verkrijgen van producten en artikelen zoals vlees, olie, spek, organen, bont en daarvan afgeleide waren, met inbegrip van zo uiteenlopende producten als Omega-3-capsules en kledingstukken waarin behandelde zeehondenvellen en -bont zijn verwerkt. Deze producten worden verhandeld op diverse markten, met inbegrip van die van de Gemeenschap. Het is voor consumenten, juist vanwege de aard van deze producten, moeilijk of onmogelijk hen te onderscheiden van soortgelijke, niet van zeehonden vervaardigde producten.

(4)

De jacht op zeehonden heeft geleid tot grote bezorgdheid bij het publiek en regeringen, die gevoelig zijn voor overwegingen in verband met het dierenwelzijn, zulks vanwege de pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden die het doden en villen van zeehonden op de manier waarop dit momenteel meestal geschiedt, de dieren veroorzaakt.

(5)

Ingevolge de bezorgdheid van burgers en consumenten in verband met de dierenwelzijnsaspecten van het doden en villen van zeehonden en de mogelijke aanwezigheid op de markt van producten die afkomstig zijn van dieren die zijn gedood en gevild op manieren die pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden veroorzaken, hebben diverse lidstaten wetgeving vastgesteld, of zijn dit van plan, om de handel in zeehondenproducten te reguleren door de invoer en productie ervan te verbieden, terwijl in andere lidstaten geen beperkingen op de handel in deze producten bestaan.

(6)

Er bestaan bijgevolg verschillen tussen nationale bepalingen inzake de handel, invoer, productie en het in de handel brengen van zeehondenproducten. Deze verschillen hebben een ongunstig effect op het functioneren van de interne markt in producten die zeehondenproducten (kunnen) bevatten en vormen belemmeringen van de handel in dit soort producten.

(7)

Doordat zulke verschillende bepalingen bestaan is het mogelijk dat de consument nog verder wordt ontmoedigd producten te kopen die niet van zeehonden zijn gemaakt, maar die wellicht niet gemakkelijk te onderscheiden zijn van soortgelijke goederen die van zeehonden zijn gemaakt, of producten die bestanddelen of ingrediënten kunnen bevatten die uit zeehonden zijn verkregen zonder dat zulks duidelijk herkenbaar is, zoals bont, Omega-3-capsules en oliën en lederen goederen.

(8)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, beogen daarom de voorschriften voor commerciële activiteiten die betrekking hebben op zeehondenproducten in de Gemeenschap te harmoniseren, en aldus te voorkomen dat de interne markt voor de desbetreffende producten wordt verstoord, met inbegrip van producten die gelijkwaardig zijn aan zeehondenproducten of die deze kunnen vervangen.

(9)

Overeenkomstig het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren moet de Gemeenschap bij het formuleren en uitvoeren van onder meer het beleid op het gebied van interne markt ten volle rekening houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren. In de geharmoniseerde voorschriften waarin deze verordening voorziet, moet bijgevolg ten volle rekening worden gehouden met overwegingen voor het welzijn van dieren.

(10)

Om een einde te maken aan de huidige versnippering van de interne markt, moet worden voorzien in geharmoniseerde voorschriften waarbij rekening wordt gehouden met dierenwelzijnsaspecten. Ter bestrijding van belemmeringen van het vrije verkeer van de desbetreffende producten op doeltreffende en evenredige wijze, dient het op de markt brengen van zeehondenproducten in het algemeen niet toegestaan te zijn teneinde het vertrouwen van de consumenten te herstellen, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat volledig tegemoet wordt gekomen aan de verontrusting in verband met dierenwelzijn. Daar de verontrusting van de burgers en consumenten eveneens het doden en villen van zeehonden als zodanig omvat, moeten er ook maatregelen worden genomen om de vraag die aanleiding is tot het in de handel brengen van zeehondenproducten en dus de economische vraag waardoor de commerciële jacht op zeehonden wordt aangewakkerd, terug te dringen. Om te zorgen voor daadwerkelijke handhaving moeten de geharmoniseerde voorschriften worden gehandhaafd op het tijdstip of op de plaats van invoer van ingevoerde producten.

(11)

Hoewel het misschien mogelijk is zeehonden te doden en te villen zonder onnodige pijn, kwellingen, angst en andere vormen van lijden te veroorzaken, is consequente controle van de wijze waarop de jagers de dierenwelzijnseisen naleven, door de omstandigheden waarin de zeehondenjacht plaatsvindt in de praktijk niet uitvoerbaar of in ieder geval zeer moeilijk op een doeltreffende wijze te verwezenlijken, zoals de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid op 6 december 2007 heeft vastgesteld.

(12)

Eveneens is het duidelijk dat hetzelfde resultaat niet zou worden verkregen door andere vormen van geharmoniseerde voorschriften zoals etiketteringseisen. Bovendien zou de eis dat fabrikanten, distributeurs of detailhandelaren producten die geheel of ten dele vervaardigd zijn van zeehonden, als dusdanig etiketteren, deze economische actoren in aanzienlijke mate belasten en ook onevenredig kostbaar zijn in gevallen waarin zeehondenproducten slechts een gering deel vormen van het product in kwestie. De maatregelen in onderhavige verordening zullen daarentegen gemakkelijker na te leven zijn en stellen tegelijkertijd de consumenten gerust.

(13)

Om te waarborgen dat de geharmoniseerde voorschriften in onderhavige verordening volledig werkzaam zijn, moeten deze voorschriften niet alleen van toepassing zijn op zeehondenproducten die afkomstig zijn uit de Gemeenschap, maar eveneens op die producten die vanuit derde landen de Gemeenschap binnen worden gebracht.

(14)

De fundamentele economische en sociale belangen van de Inuitgemeenschappen die voor hun levensonderhoud de jacht op zeehonden beoefenen, mogen niet negatief worden beïnvloed. De jacht is een integraal onderdeel van de cultuur en identiteit van de leden van de Inuitmaatschappij en als dusdanig erkend door de Verklaring van de Verenigde Naties inzake de Rechten van Inheemse Volkeren. Zeehondenproducten die afkomstig zijn van zeehonden waarop door de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen traditioneel voor hun levensonderhoud wordt gejaagd, moeten daarom op de markt mogen worden gebracht.

(15)

Deze verordening stelt geharmoniseerde voorschriften vast inzake het op de markt brengen van zeehondenproducten. Zij laat andere communautaire of nationale voorschriften tot regulering van de jacht op zeehonden derhalve onverlet.

(16)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 6 ).

(17)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de voorwaarden te bepalen waarop zeehondenproducten die het resultaat zijn van traditioneel door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen voor hun levensonderhoud beoefende jacht op de markt mogen worden gebracht; de voorwaarden te bepalen waarop de invoer toegestaan is van zeehondenproducten, die occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of van hun familieleden; en de voorwaarden te bepalen waarop het op de markt brengen van zeehondenproducten toegestaan is die afkomstig zijn uit overeenkomstig de nationale wetgeving gereguleerde jacht die uitsluitend wordt beoefend met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

(18)

Ter vergemakkelijking van de handhavingsoperaties die door de desbetreffende nationale instanties worden uitgevoerd, moet de Commissie technische richtsnoeren publiceren met niet-bindende aanwijzingen over de codes van de gecombineerde nomenclatuur die mogelijks gelden voor de zeehondenproducten waarop onderhavige verordening van toepassing is.

(19)

De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens overtredingen van de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

(20)

De lidstaten moeten regelmatig verslag uitbrengen over de maatregelen die zij hebben getroffen om deze verordening uit te voeren. Op basis van deze verslagen moet de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van deze verordening.

(21)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het wegnemen van belemmeringen voor de werking van de interne markt door de harmonisering op communautair niveau van nationale verbodsbepalingen inzake de handel in zeehondenproducten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt geharmoniseerde voorschriften vast inzake het op de markt brengen van zeehondenproducten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1. „zeehond”: een specimen van alle soorten vinpotigen (Phocidae, Otariidae en Odobenidae);

2. „zeehondenproduct”: elk product, bewerkt of onbewerkt, dat is afgeleid of verkregen van zeehonden, met inbegrip van vlees, olie, spek, organen, onbewerkte en pelzen en gelooide of anderszins bereide of veredelde pelzen, inclusief pelzen aaneengenaaid tot banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen, alsmede artikelen die zijn gemaakt van pelzen;

3. „op de markt brengen”: op de communautaire markt brengen en daardoor, tegen betaling, aan derden beschikbaar stellen;

4. „Inuit”: inheemse bewoners van het Inuitgebied, d.w.z. de Arctische en subarctische gebieden waar de Inuit momenteel of traditioneel oorspronkelijke rechten en belangen hebben, die door de Inuit worden erkend als behorende tot hun volk, en Inupiat, Yupik (Alaska), Inuit, Inuvialuit (Canada), Kalaallit (Groenland) en Yupik (Rusland) omvat;

▼M1

4 bis. „andere inheemse gemeenschappen”: gemeenschappen in onafhankelijke landen die als inheems worden beschouwd op grond van hun afstamming van de volkeren die ten tijde van de verovering of de kolonisering of de vaststelling van de huidige staatsgrenzen woonden in het land of in een geografisch gebied waartoe het land behoort, en die, ongeacht hun rechtspositie, hun eigen sociale, economische, culturele of politieke instituties geheel of gedeeltelijk hebben behouden;

▼B

5. „invoer”: elk binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap.

▼M1

Artikel 3

Voorwaarden voor het op de markt brengen

1.  Uitsluitend zeehondenproducten die afkomstig zijn van door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht mogen op de markt worden gebracht, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de jacht wordt traditioneel beoefend door de gemeenschap;

b) de jacht wordt beoefend voor en draagt bij tot het levensonderhoud van de gemeenschap, waarbij onder meer voedsel en inkomsten ter ondersteuning van het leven en de duurzame bestaansmiddelen van de gemeenschap worden gegenereerd, en wordt niet hoofdzakelijk om commerciële redenen beoefend;

c) de jacht wordt beoefend met behoorlijke inachtneming van het dierenwelzijn, waarbij rekening wordt gehouden met de levenswijze van de gemeenschap en met het feit dat de jacht bedoeld is om in het levensonderhoud te voorzien.

Voor ingevoerde zeehondenproducten gelden de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden op het tijdstip of op de plaats van invoer.

1 bis.  Wanneer het zeehondenproduct op de markt wordt gebracht, gaat het vergezeld van een document dat bevestigt dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan („verklaring”).

Een verklaring wordt op verzoek afgegeven door een hiervoor door de Commissie erkende instantie.

Deze erkende instanties zijn onafhankelijk en bevoegd voor de uitoefening van hun taken, en worden aan externe controle onderworpen.

2.  In afwijking van lid 1 is de invoer van zeehondenproducten ook toegestaan indien deze occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden. Aard en hoeveelheid van deze goederen zijn niet zodanig dat er aanwijzingen zijn dat zij ingevoerd worden om commerciële redenen.

3.  De toepassing van de leden 1 en 2 mag de verwezenlijking van de doelstelling van deze verordening niet ondergraven.

4.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de administratieve regelingen voor de erkenning van instanties die mogen bevestigen dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden is voldaan en voor de uitgifte en controle van verklaringen, alsmede van de administratieve bepalingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat aan de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden wordt voldaan. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.  Indien bewezen is dat een zeehondenjacht hoofdzakelijk om commerciële redenen wordt beoefend, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 4 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om het op de markt brengen van zeehondenproducten die afkomstig zijn van die jacht te verbieden, dan wel de hoeveelheid van die producten die op de markt mag worden gebracht, te beperken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie zoals gebruikelijk overleg pleegt met deskundigen, onder andere uit de lidstaten, voordat zij die gedelegeerde handelingen vaststelt.

6.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot publicatie van technische richtsnoeren met een indicatieve lijst van de codes van de gecombineerde nomenclatuur die eventueel gelden voor de zeehondenproducten waarop dit artikel van toepassing is. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 4

Vrij verkeer

Het is de lidstaten niet toegestaan het op de markt brengen van zeehondenproducten die beantwoorden aan deze verordening, te verhinderen.

▼M1

Artikel 4 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 10 oktober 2015. Uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 3, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼M1

Artikel 5

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld uit hoofde van artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad ( 7 ). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.  Met betrekking tot de krachtens artikel 3, lid 4, vastgestelde uitvoeringshandelingen stelt de Commissie, indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M1

Artikel 5 bis

Informatie

De Commissie stelt het publiek, met het oog op bewustmaking, en de bevoegde autoriteiten, waaronder de douaneautoriteiten, in kennis van de bepalingen van deze verordening en van de regels waaronder zeehondenproducten die afkomstig zijn van door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op de markt kunnen worden gebracht.

▼B

Artikel 6

Sancties en handhaving

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij worden toegepast. Deze sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 20 augustus 2010 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

▼M1

Artikel 7

Rapportage

1.  De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 31 december 2018 en vervolgens om de vier jaar een verslag toekomen waarin de maatregelen ter uitvoering van deze verordening worden beschreven.

2.  Binnen twaalf maanden na afloop van elke rapportageperiode als bedoeld in lid 1 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2019 ingediend.

3.  In de verslagen die de Commissie overeenkomstig lid 2 indient, beoordeelt zij het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening bij het bereiken van de doelstellingen ervan.

▼B

Artikel 8

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3 is van toepassing met ingang van 20 augustus 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Advies uitgebracht op 26 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

( 2 ) Advies van het Europees Parlement van 5 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

( 3 ) PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 194.

( 4 ) PB C 308 E van 16.12.2006, blz. 170.

( 5 ) PB L 91 van 9.4.1983, blz. 30.

( 6 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 7 ) Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).