02009R0767 — NL — 26.12.2018 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 767/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 568/2010 VAN DE COMMISSIE van 29 juni 2010

  L 163

30

30.6.2010

►M2

VERORDENING (EU) Nr. 939/2010 VAN DE COMMISSIE van 20 oktober 2010

  L 277

4

21.10.2010

►M3

VERORDENING (EU) 2017/2279 VAN DE COMMISSIE van 11 december 2017

  L 328

3

12.12.2017

►M4

VERORDENING (EU) 2018/1903 VAN DE COMMISSIE van 5 december 2018

  L 310

22

6.12.2018




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 767/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK 1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

Deze verordening heeft overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 178/2002 tot doel de voorwaarden voor het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders te harmoniseren, zodat een hoog niveau van voederveiligheid en aldus van bescherming van de volksgezondheid wordt gewaarborgd, en er tevens adequate informatie voor de gebruikers en consumenten wordt gegarandeerd en de goede werking van de interne markt wordt versterkt.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders voor zowel voedselproducerende als niet-voedselproducerende dieren binnen de Gemeenschap, waaronder voorschriften inzake etikettering, verpakking en aanbiedingsvorm.

2.  Deze verordening is van toepassing onverminderd andere communautaire bepalingen die op het gebied van de diervoeding gelden, in het bijzonder:

a) Richtlijn 90/167/EEG;

b) Richtlijn 2002/32/EG;

c) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 );

d) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten ( 2 );

e) Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders ( 3 );

f) Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders ( 4 );

g) Verordening (EG) nr. 1831/2003; en

h) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten ( 5 ).

3.  Deze verordening is niet van toepassing op water, hetzij door de dieren rechtstreeks tot zich genomen, hetzij met opzet in diervoeders verwerkt. Zij is echter wel van toepassing op diervoeders die bestemd zijn voor toediening via water.

Artikel 3

Definities

1.  Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) de definities van „diervoeders”, „diervoederbedrijf”, en „in de handel brengen” van Verordening (EG) nr. 178/2002;

b) de definities van „toevoegingsmiddel”, „voormengsel”, „technische hulpstof” en „dagrantsoen” van Verordening (EG) nr. 1831/2003; en

c) de definities van „inrichting” en „bevoegde autoriteit” van Verordening (EG) nr. 183/2005.

2.  De volgende definities zijn eveneens van toepassing:

a) „exploitant van een diervoederbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de bij deze verordening vastgestelde voorschriften in het diervoederbedrijf waarover hij de leiding heeft;

b) „orale vervoedering”: het langs orale weg inbrengen van diervoeders in het spijsverteringsstelsel van een dier, met als doel in de voedselbehoefte van het dier te voorzien en/of de productiviteit van gezonde dieren in stand te houden;

c) „voedselproducerende dieren”: alle dieren die worden gevoederd, gefokt of gehouden voor de productie van levensmiddelen voor menselijke consumptie, met inbegrip van dieren die niet geconsumeerd worden, maar die behoren tot soorten die in de regel voor menselijke consumptie worden gebruikt in de Gemeenschap;

d) „niet-voedselproducerende dieren”: alle dieren die worden gevoederd, gefokt of gehouden, maar niet voor menselijke consumptie worden gebruikt, zoals pelsdieren, gezelschapsdieren en dieren die in laboratoria, dierentuinen of circussen worden gehouden;

e) „pelsdieren”: niet-voedselproducerende dieren die worden gevoederd, gefokt of gehouden voor de productie van bont en die niet worden gebruikt voor menselijke consumptie;

f) „gezelschapsdieren”: niet-voedselproducerende dieren die behoren tot soorten die worden gevoederd, gefokt of gehouden, maar in de regel niet voor menselijke consumptie in de Gemeenschap worden gebruikt;

g) „voedermiddelen”: producten van plantaardige of dierlijke oorsprong, waarvan het hoofddoel is te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor orale vervoedering, hetzij als zodanig rechtstreeks, hetzij na bewerking, hetzij bij de bereiding van mengvoeders of als draagstoffen in voormengsels;

h) „mengvoeders”: mengsels van ten minste twee voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor orale vervoedering in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;

i) „volledige diervoeders”: mengvoeders die door hun samenstelling toereikend zijn als dagrantsoen;

j) „aanvullende diervoeders”: mengvoeders met een hoog gehalte aan bepaalde stoffen, die echter, wegens hun samenstelling, slechts toereikend zijn als dagrantsoen indien zij samen met andere diervoeders worden gebruikt;

k) „mineraalvoeders”: aanvullende diervoeders die ten minste 40 % ruwe as bevatten;

l) „melkvervangers”: mengvoeders die in droge staat of na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend en bestemd zijn voor het voederen van jonge dieren, zulks als aanvulling of ter vervanging van de moedermelk na de biestperiode dan wel voor het voederen van jonge dieren zoals slachtkalveren, -lammeren of -geitenlammeren;

m) „draagstof”: stof die gebruikt wordt om een toevoegingsmiddel op te lossen, te verdunnen, te dispergeren of op een andere wijze fysisch te wijzigen om de verwerking, de toepassing of het gebruik van het toevoegingsmiddel te vergemakkelijken, zonder de technologische functie ervan te veranderen en zonder zelf enig technologisch effect uit te oefenen;

n) „bijzonder voedingsdoel”: het doel te voldoen aan de specifieke voedingsbehoeften van bepaalde categorieën dieren waarvan het spijsverterings- of het absorptiemechanisme, dan wel het metabolisme, tijdelijk of onherstelbaar verstoord is of tijdelijk of onherstelbaar verstoord kan zijn, en die daarom baat kunnen hebben bij de inname van een aan hun toestand aangepast diervoeder;

o) „diervoeders met bijzonder voedingsdoel”: diervoeders die aan een bijzonder voedingsdoel kunnen voldoen op grond van hun bijzondere samenstelling of het bijzondere, bij hun vervaardiging toegepaste procedé, en die zich hierdoor duidelijk onderscheiden van gewone diervoeders. Tot de diervoeders met een bijzonder voedingsdoel behoren niet de diervoeders met een medicinale werking in de zin van Richtlijn 90/167/EEG;

p) „verontreinigde materialen”: diervoeder dat ongewenste stoffen bevat in een gehalte dat de krachtens Richtlijn 2002/32/EG aanvaardbare gehalten overschrijdt;

q) „minimumhoudbaarheid”: de periode waarvoor de voor de etikettering verantwoordelijke persoon garandeert dat de diervoeders hun opgegeven eigenschappen behouden indien zij in passende omstandigheden worden bewaard; slechts één minimumhoudbaarheid mag voor het diervoeder als geheel worden opgegeven; deze minimumhoudbaarheid wordt berekend op basis van de minimumhoudbaarheid van elk van de bestanddelen ervan;

r) „partij” of „lot”: een identificeerbare hoeveelheid diervoeder waarbij gemeenschappelijke kenmerken zijn vastgesteld, zoals herkomst, soort, type verpakking, verpakker, verzender of etikettering; en in het geval van een productieproces, een eenheid productie van een bedrijf dat bij de productie gebruikmaakt van uniforme parameters of een aantal van dergelijke eenheden, die direct na elkaar worden geproduceerd en samen worden opgeslagen;

s) „etikettering”: alle woorden, gegevens, merk- of handelsnamen, afbeeldingen of tekens die op een diervoeder betrekking hebben en die op informatiedragers, zoals verpakking, recipiënt, bijsluiter, etiket, document, band, kraag of het internet zijn aangebracht of vermeld, en die betrekking hebben op dit diervoeder of dit vergezellen, inclusief voor reclamedoeleinden;

t) „etiket”: elk(e) label, merknaam, merkteken of afbeelding of ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild, als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst op of bevestigd aan een verpakking of recipiënt van diervoeder; en

u) „aanbiedingsvorm”: de vorm, het uiterlijk of de verpakking en het voor het diervoeder gebruikte verpakkingsmateriaal, de wijze waarop zij worden gepresenteerd, alsmede de omgeving waarin zij worden uitgestald.



HOOFDSTUK 2

ALGEMENE EISEN

Artikel 4

Veiligheids- en handelsvoorschriften

1.  Diervoeders mogen alleen in de handel worden gebracht en gebruikt indien:

a) zij veilig zijn; en

b) zij niet rechtstreeks een nadelig effect op het milieu of het dierenwelzijn hebben.

De voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren.

2.  In aanvulling op de in lid 1 van dit artikel vermelde voorschriften zorgen exploitanten van een diervoederbedrijf die diervoeders in de handel brengen ervoor dat het diervoeder:

a) gezond, deugdelijk, zuiver, geschikt voor het beoogde doel en van goede handelskwaliteit is; en

b) geëtiketteerd, verpakt en aangeboden wordt overeenkomstig de voorschriften van deze verordening en andere toepasselijke Gemeenschapswetgeving.

De voorschriften van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn van overeenkomstige toepassing op diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren.

3.  Diervoeders voldoen aan de technische voorschriften inzake onzuiverheden en andere chemische determinanten als bedoeld in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 5

Verantwoordelijkheid en verplichtingen van diervoederbedrijven

1.  De verplichtingen van exploitanten van diervoederbedrijven als vastgelegd in de artikelen 18 en 20 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 183/2005 zijn van overeenkomstige toepassing voor wat betreft diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren.

2.  De voor de etikettering van diervoeders verantwoordelijke persoon stelt de bevoegde autoriteiten alle gegevens ter beschikking betreffende de samenstelling of de geclaimde eigenschappen van de diervoeders die deze persoon in de handel brengt, zodat kan worden nagegaan of de in de etikettering aangebrachte informatie nauwkeurig is, met inbegrip van de exacte gewichtspercentages van de in mengvoeder gebruikte voedermiddelen.

3.  Om dwingende urgente redenen in verband met de gezondheid van mens en dier of met het milieu, en onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2004/48/EG, kan de bevoegde autoriteit de informatie waarover zij krachtens lid 2 van dit artikel beschikt aan de afnemer verstrekken, mits zij, na afweging van de respectievelijke legitieme belangen van producenten en afnemers, tot de slotsom komt dat het gerechtvaardigd is deze informatie te verstrekken. Eventueel kan de bevoegde autoriteit aan het verstrekken van dergelijke informatie de voorwaarde verbinden dat de afnemer een vertrouwelijkheidsverklaring ondertekent.

Artikel 6

Beperking en verbod

1.  Diervoeders bevatten geen of bestaan niet uit middelen waarvan het in de handel brengen of het gebruik als diervoeding aan beperkingen onderhevig of verboden is. De lijst van deze materialen is opgenomen in bijlage III.

2.  De Commissie wijzigt de lijst van middelen waarvan het in de handel brengen of het gebruik als diervoeding aan beperkingen onderhevig of verboden is in het licht van met name wetenschappelijke gegevens, de technologische vooruitgang, meldingen in het kader van het RASFF of de bevindingen van officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004.

Deze maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Voor de vaststelling van die maatregelen kan de Commissie om dwingende urgente redenen gebruikmaken van de in artikel 28, lid 5, bedoelde urgentieprocedure.



HOOFDSTUK 3

IN DE HANDEL BRENGEN VAN SPECIFIEKE SOORTEN DIERVOEDERS

Artikel 7

Kenmerken van soorten diervoeders

1.  Overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 28, lid 3, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen ter verduidelijking van het onderscheid tussen voedermiddelen, toevoegingsmiddelen en andere producten zoals diergeneesmiddelen.

2.  Indien noodzakelijk kan de Commissie maatregelen vaststellen om te verduidelijken of een product een diervoeder in de zin van deze verordening is.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële elementen van deze verordening te wijzigen, door haar aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 8

Gehalte aan toevoegingsmiddelen

1.  Onverminderd de gebruiksvoorwaarden overeenkomstig de rechtshandeling waarbij de respectieve toevoegingsmiddelen worden toegelaten, mogen voedermiddelen en aanvullende diervoeders geen toevoegingsmiddelen bevatten die met een gehalte van meer dan honderd maal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders, of vijfmaal in het geval van coccidiostatica en histomonostatica, zijn verwerkt.

2.  Het in lid 1 genoemde gehalte van meer dan honderd maal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte mag slechts worden overschreden indien de samenstelling van de betreffende producten beantwoordt aan het beoogde bijzondere voedingsdoel van de desbetreffende bestemming in de zin van artikel 10 van deze verordening. De voorwaarden voor het gebruik van dergelijke diervoeders worden nader gespecificeerd in de lijst van bestemmingen. Inrichtingen onder controle van een producent van dergelijke diervoeders, die toevoegingsmiddelen gebruiken als vermeld in hoofdstuk 2 van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 183/2005, dienen overeenkomstig artikel 10, punt 1, b), van die verordening te zijn erkend.

Artikel 9

Verhandelen van diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

Diervoeders met een bijzonder voedingsdoel mogen slechts als zodanig verhandeld worden indien de bestemming ervan voorkomt in de overeenkomstig artikel 10 opgestelde lijst van bestemmingen, en indien zij voldoen aan de essentiële voedingskenmerken voor het desbetreffende, in die lijst vermelde bijzondere voedingsdoel.

Artikel 10

Lijst van bestemmingen van diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

1.  De Commissie kan de lijst van bestemmingen, zoals die is opgenomen in Richtlijn 2008/38/EG, bijwerken door een bestemming toe te voegen of te schrappen of de voorwaarden in verband met een bijzondere bestemming toe te voegen, te schrappen of te wijzigen.

2.  De procedure voor het bijwerken van de lijst van bestemmingen kan worden ingezet op verzoek van een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon of van een lidstaat. Het verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Een geldig verzoek omvat een dossier waaruit blijkt dat de specifieke samenstelling van het diervoeder voldoet aan het beoogde bijzondere voedingsdoel en dat het geen nadelige uitwerking heeft op de gezondheid van dieren en mensen, het milieu en het dierenwelzijn.

3.  De Commissie stelt dit verzoek samen met het dossier onverwijld ter beschikking van de lidstaten.

4.  Indien er op grond van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens redenen zijn om te veronderstellen dat het gebruik van het specifieke diervoeder wellicht niet aan het beoogde bijzondere voedingsdoel voldoet of een negatieve uitwerking heeft op de gezondheid van dieren en mensen, het milieu of het dierenwelzijn, vraagt de Commissie binnen drie maanden na ontvangst van een geldig verzoek het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” genoemd). De Autoriteit brengt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek advies uit. Deze termijn wordt verlengd wanneer de Autoriteit aanvullende informatie van de verzoeker verlangt.

5.  Binnen zes maanden nadat zij een geldig verzoek heeft ontvangen of — in voorkomend geval — nadat zij advies van de Autoriteit heeft ontvangen, stelt de Commissie een verordening vast tot bijwerking van de lijst van bestemmingen, mits voldaan is aan de in lid 2 genoemde voorwaarden.

Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 6, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

6.  In afwijking van lid 5 beëindigt de Commissie, binnen zes maanden nadat zij een geldig verzoek heeft ontvangen of — in voorkomend geval — nadat zij advies van de Autoriteit heeft ontvangen, de procedure en besluit zij niet over te gaan tot bijwerking, ongeacht de fase van de procedure, indien zij van oordeel is dat die bijwerking niet gerechtvaardigd is. De Commissie doet zulks overeenkomstig de in artikel 28, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure.

In dergelijke gevallen stelt de Commissie, zo nodig, de verzoeker en de lidstaten hiervan direct in kennis en geeft zij in haar brief de redenen aan waarom zij van oordeel is dat bijwerking niet gerechtvaardigd is.

7.  De Commissie kan volgens de in artikel 28, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure uitvoeringsmaatregelen vaststellen in verband met de opstelling en indiening van het verzoek.



HOOFDSTUK 4

ETIKETTERING, AANBIEDINGSVORM EN VERPAKKING

Artikel 11

Beginselen van de etikettering en de aanbiedingsvorm

1.  De etikettering en de aanbiedingsvorm van het diervoeder zijn niet misleidend voor de gebruiker, met name:

a) wat betreft de bestemming of de kenmerken van het diervoeder, met name de aard, het bij de vervaardiging of productie toegepaste procedé, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid en het soort of de categorie dieren waarvoor het is bedoeld;

b) door aan het diervoeder effecten of kenmerken toe te schrijven die het niet bezit, of door te suggereren dat het bijzondere kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke diervoeders dezelfde kenmerken bezitten; of

c) wat betreft de conformiteit van de etikettering met de communautaire catalogus en de communautaire gedragscodes als bedoeld in de artikelen 24 en 25.

2.  Voedermiddelen of mengvoeders die onverpakt of in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten overeenkomstig artikel 23, lid 2, worden verhandeld, gaan vergezeld van een document met alle verplichte etiketteringsgegevens overeenkomstig deze verordening.

3.  Wanneer diervoeders te koop worden aangeboden door middel van een techniek voor communicatie op afstand zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten ( 6 ), worden de door deze verordening voorgeschreven verplichte etiketteringgegevens, met uitzondering van de gegevens vermeld in artikel 15, onder b), d) en e), en artikel 16, lid 2, onder c), of in artikel 17, lid 1, onder d), vermeld op het materiaal ter ondersteuning van de verkoop op afstand of kenbaar gemaakt via andere passende middelen alvorens de overeenkomst op afstand wordt gesloten. De gegevens bedoeld in artikel 15, onder b), d) en e), en artikel 16, lid 2, onder c), of artikel 17, lid 1, onder d), worden uiterlijk op het tijdstip van levering van het diervoeder verstrekt.

4.  In bijlage II zijn nadere etiketteringsbepalingen opgenomen ter aanvulling van die welke in dit hoofdstuk zijn vastgelegd.

5.  Bijlage IV bevat de toegestane toleranties voor afwijkingen tussen in de etikettering vermelde waarden betreffende de samenstelling van een voedermiddel of mengvoeder en de bij de officiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 geanalyseerde waarden.

Artikel 12

Verantwoordelijkheid

1.  De voor de etikettering verantwoordelijke persoon draagt zorg voor de aanwezigheid en inhoudelijke nauwkeurigheid van de etiketteringsgegevens.

2.  De voor de etikettering verantwoordelijke persoon is de exploitant van een diervoederbedrijf die het diervoeder als eerste in de handel brengt, of, in voorkomend geval, de exploitant van een diervoederbedrijf onder wiens naam of handelsnaam het voeder wordt verhandeld.

3.  Voor zover de activiteiten van de exploitant van een diervoederbedrijf van invloed zijn op de etikettering binnen het bedrijf onder zijn leiding, ziet hij erop toe dat de ongeacht via welk medium verstrekte informatie aan de voorschriften van deze verordening voldoet.

4.  Een exploitant van een diervoederbedrijf die verantwoordelijk is voor activiteiten met betrekking tot de detailhandel of distributie die niet van invloed zijn op de etikettering, draagt naar beste vermogen bij tot de naleving van de etiketteringsvoorschriften, met name door geen diervoeders te leveren waarvan hij weet of op grond van de hem ter beschikking staande gegevens beroepshalve had moeten concluderen dat deze niet aan die voorschriften voldoen.

5.  In het bedrijf onder zijn leiding draagt een exploitant van een diervoederbedrijf er zorg voor dat verplichte etiketteringsgegevens in alle stadia van de voedselketen worden doorgegeven, zodat de eindgebruiker van het diervoeder in overeenstemming met deze verordening over de benodigde informatie kan beschikken.

Artikel 13

Claims

1.  De etikettering en de aanbiedingsvorm van voedermiddelen en mengvoeders kunnen de aandacht vestigen op de aanwezigheid of het ontbreken van een stof in het diervoeder, op een specifiek voedingskenmerk of -procedé of op een specifieke daarmee samenhangende functie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de claim is objectief, verifieerbaar door de bevoegde autoriteiten en begrijpelijk voor de gebruiker van het diervoeder; en

b) de voor de etikettering verantwoordelijke persoon stelt op verzoek van de bevoegde autoriteit een wetenschappelijke onderbouwing van de claim ter beschikking, hetzij door middel van algemeen beschikbare wetenschappelijke gegevens, hetzij op basis van met bewijsstukken gestaafd onderzoek van het bedrijf. De wetenschappelijke onderbouwing is beschikbaar op het tijdstip dat het diervoeder in de handel wordt gebracht. De afnemers hebben het recht om hun twijfels over de betrouwbaarheid van de claim onder de aandacht van de bevoegde autoriteit te brengen. Indien de conclusie luidt dat de claim niet voldoende onderbouwd is, wordt de etikettering met betrekking tot die claim beschouwd als misleidend in de zin van artikel 11. Indien de bevoegde autoriteit twijfels heeft over de wetenschappelijke onderbouwing van de claim, kan zij de kwestie aan de Commissie voorleggen. De Commissie kan overeenkomstig de raadplegingsprocedure van artikel 28, lid 2, een besluit nemen, zo nodig na het advies van de Autoriteit te hebben ingewonnen.

2.  Onverminderd lid 1 zijn claims betreffende de optimalisering van de voeding en de ondersteuning of bescherming van de fysiologische toestand toegestaan, tenzij zij een claim als bedoeld in lid 3, onder a), behelzen.

3.  De etikettering en de aanbiedingsvorm van voedermiddelen en mengvoeders mogen niet de indruk wekken dat:

a) het diervoeder een ziekte voorkomt, behandelt of geneest, met uitzondering van coccidiostatica en histomonostatica, zoals toegestaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1831/2003; dit punt is echter niet van toepassing op claims betreffende voedingsonevenwichtigheden, mits daarmee geen ziektesymptomen worden geassocieerd;

b) het diervoeder een bijzonder voedingsdoel heeft als bepaald in de in artikel 9 bedoelde lijst van bestemmingen, tenzij het aan de daarin vermelde vereisten voldoet.

4.  In de specificaties van de communautaire gedragscodes als bedoeld in artikel 25 kunnen de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften worden opgenomen.

Artikel 14

Aanbiedingsvorm van etiketteringsgegevens

1.  De verplichte etiketteringsgegevens worden volledig op een opvallende plaats op de verpakking, het recipiënt, een daaraan bevestigd etiket of het begeleidende document bedoeld in artikel 11, lid 2, duidelijk, goed leesbaar en onuitwisbaar vermeld in ten minste de taal of een van de officiële talen van de lidstaat of de regio waar het diervoeder in de handel wordt gebracht.

2.  De verplichte etiketteringsgegevens zijn gemakkelijk herkenbaar en worden niet door andere informatie aan het oog onttrokken. Zij worden in een kleur, lettersoort en -grootte aangebracht waardoor geen enkel gedeelte van de informatie aan het oog onttrokken of benadrukt wordt, tenzij deze afwijking tot doel heeft om de aandacht op voorzorgsmaatregelen te vestigen.

3.  In de communautaire gedragscodes als bedoeld in artikel 25 kunnen specificaties van de in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften en van de aanbiedingsvorm van de facultatieve etikettering als bedoeld in artikel 22 worden opgenomen.

Artikel 15

Algemene verplichte etiketteringsvoorschriften

Een voedermiddel of een mengvoeder wordt alleen in de handel gebracht indien de volgende gegevens middels etikettering vermeld worden:

a) het soort diervoeder: „voedermiddel”, „volledig diervoeder” of „aanvullend diervoeder”, naargelang het geval;

 bij „volledig diervoeder” kan in voorkomend geval de benaming „volledige melkvervanger” worden gebruikt;

 bij „aanvullend diervoeder” kunnen in voorkomend geval de volgende benamingen worden gebruikt: „mineraalvoeder” of „aanvullende melkvervanger”;

 voor andere gezelschapsdieren dan katten en honden kan „volledig diervoeder” of „aanvullend diervoeder” worden vervangen door „mengvoeder”;

b) de naam of handelsnaam en het adres van de voor de etikettering verantwoordelijke exploitant van het diervoederbedrijf;

c) indien beschikbaar, het erkenningnummer van de voor de etikettering verantwoordelijke persoon dat overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 voor bedrijven die erkend zijn overeenkomstig artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 1774/2002, of overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 dan wel overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 183/2005 toegekend is. Indien de voor de etikettering verantwoordelijke persoon over verscheidene erkenningsnummers beschikt, gebruikt hij het overeenkomstig Verordening (EG) nr. 183/2005 toegekende nummer;

d) het referentienummer van de partij of het lot;

e) de nettohoeveelheid, uitgedrukt in massa-eenheden voor vaste producten en in massa- of volume-eenheden voor vloeibare producten;

f) de lijst van toevoegingsmiddelen, voorafgegaan door het opschrift „toevoegingsmiddelen”, overeenkomstig hoofdstuk I van bijlage VI of VII, naargelang het geval, en onverminderd de etiketteringsvoorschriften vastgesteld in het rechtsinstrument waarbij de respectievelijke toevoegingsmiddelen werden toegelaten; en

g) het vochtgehalte overeenkomstig punt 6 van bijlage I.

Artikel 16

Specifieke verplichte etiketteringsvoorschriften voor voedermiddelen

1.  Onverminderd het bepaalde in artikel 15 bevat de etikettering van voedermiddelen ook:

a) de naam van het voedermiddel; deze naam wordt gebruikt in overeenstemming met artikel 24, lid 5; en

b) de verplichte vermelding die overeenstemt met de desbetreffende categorie van de lijst in bijlage V; de verplichte vermelding kan worden vervangen door de gegevens welke voor elk voedermiddel van de desbetreffende categorie zijn vermeld in de in artikel 24 bedoelde communautaire catalogus.

2.  Naast de in lid 1 bedoelde voorschriften, bevat de etikettering van voedermiddelen de volgende informatie wanneer er toevoegingsmiddelen in de voedermiddelen zijn verwerkt:

a) de diersoort of categorie dieren waarvoor het voedermiddel bestemd is, indien de desbetreffende toevoegingsmiddelen niet voor alle diersoorten zijn toegelaten of wanneer in de toelating ervan maximumgehalten gelden voor bepaalde diersoorten;

b) een gebruiksaanwijzing overeenkomstig bijlage II, punt 4, indien er voor de desbetreffende toevoegingsmiddelen een maximumgehalte is vastgesteld; en

c) de minimumhoudbaarheid indien andere dan technologische toevoegingsmiddelen zijn verwerkt.

Artikel 17

Specifieke verplichte etiketteringsvoorschriften voor mengvoeders

1.  Onverminderd het bepaalde in artikel 15 bevat de etikettering van mengvoeders ook het volgende:

a) de diersoorten of categorieën dieren waarvoor het mengvoeder is bestemd;

b) de gebruiksaanwijzing met vermelding van de bestemming van het diervoeder; deze gebruiksaanwijzing is, indien van toepassing, in overeenstemming met bijlage II, punt 4;

c) indien de producent niet de voor de etikettering verantwoordelijke persoon is, worden de volgende gegevens verstrekt:

 de naam of handelsnaam en het adres van de producent, of

 het erkenningsnummer van de producent als bedoeld in artikel 15, onder c), of een identificatienummer in de zin van de artikelen 9, 23 of 24 van Verordening (EG) nr. 183/2005; wanneer een dergelijk nummer niet beschikbaar is, wordt op verzoek van de producent of van de importerende exploitant van een diervoederbedrijf een identificatienummer toegekend overeenkomstig het in hoofdstuk II van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 183/2005 voorgeschreven formaat;

d) de vermelding van de minimumhoudbaarheid overeenkomstig de volgende voorschriften:

 „te gebruiken tot …”, gevolgd door de vermelding van een bepaalde dag in het geval van door afbraakprocessen zeer bederfelijke diervoeders;

 „ten minste houdbaar tot …”, gevolgd door de vermelding van een bepaalde maand voor andere diervoeders.

Indien de datum van vervaardiging op het etiket wordt vermeld, kan de minimumhoudbaarheidsdatum eveneens worden vermeld als „… (termijn in dagen of maanden) na de datum van vervaardiging”;

e) de lijst van de voedermiddelen waaruit het diervoeder bestaat, voorafgegaan door het opschrift „samenstelling”, waarbij de naam van ieder voedermiddel in overeenstemming met artikel 16, lid 1, onder a), en in dalende volgorde van gewicht berekend op basis van het vochtgehalte in het mengvoeder, wordt vermeld; die lijst mag ook het gewichtspercentage bevatten; en

f) in voorkomend geval, de verplichte vermeldingen overeenkomstig hoofdstuk II van bijlage VI of VII.

2.  Voor de in lid 1, onder e), bedoelde lijst gelden de volgende voorschriften:

a) de naam en het gewichtspercentage van een voedermiddel worden vermeld indien de aanwezigheid ervan in woord of beeld of als grafische voorstelling in de etikettering wordt benadrukt;

b) indien de gewichtspercentages van de in mengvoeder verwerkte voedermiddelen voor voedselproducerende dieren niet in de etikettering worden vermeld, stelt de voor de etikettering verantwoordelijke persoon, onverminderd Richtlijn 2004/48/EG, de afnemer op verzoek informatie ter beschikking betreffende de kwantitatieve samenstelling binnen een bereik van +/– 15 % van de waarde volgens de voederformulering; en

c) in het geval van voor niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering van pelsdieren, bestemd mengvoeder kan de vermelding van de specifieke benaming van het voedermiddel worden vervangen door de benaming van de categorie waartoe de voedermiddelen behoren.

3.  Om dwingende urgente redenen in verband met de gezondheid van mens en dier of met het milieu, en onverminderd Richtlijn 2004/48/EG, kan de bevoegde autoriteit informatie waarover zij krachtens artikel 5, lid 2, beschikt aan de afnemer verstrekken, mits zij, na afweging van de respectievelijke legitieme belangen van producenten en afnemers, tot de slotsom komt dat het gerechtvaardigd is deze informatie te verstrekken. Eventueel kan de bevoegde autoriteit aan het verstrekken van dergelijke informatie de voorwaarde verbinden dat de afnemer een vertrouwelijkheidsverklaring ondertekent.

4.  Voor de toepassing van lid 2, onder c), stelt de Commissie een lijst van categorieën van voedermiddelen op, die in plaats van de afzonderlijke voedermiddelen in de etikettering van diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren, met uitzondering van pelsdieren, kunnen worden vermeld.

Die maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 18

Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

Onverminderd de algemene verplichte voorschriften overeenkomstig artikel 15, 16 of 17, wordt op het etiket voor diervoeders met een bijzonder voedingsdoel ook de volgende informatie vermeld:

a) de kwalificatie „dieet”, die uitsluitend is bestemd voor diervoeders met een bijzonder voedingsdoel, in combinatie met de benaming van het diervoeder overeenkomstig artikel 15, onder a);

b) de voor de desbetreffende bestemmingen in kolom 1 tot en met 6 van de in artikel 9 bedoelde lijst van bestemmingen voorgeschreven gegevens; en

c) de vermelding dat vóór het gebruik van het diervoeder of vóór de verlenging van de gebruikstermijn het advies van een voedingsdeskundige of een dierenarts moet worden ingewonnen.

Artikel 19

Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor voeders voor gezelschapsdieren

Op het etiket van voeders voor gezelschapsdieren wordt een gratis telefoonnummer of een ander passend communicatiemiddel vermeld, zodat de afnemer naast de verplichte gegevens aanvullende informatie kan ontvangen over:

a) de in het voeder voor gezelschapsdieren verwerkte toevoegingsmiddelen; en

b) de verwerkte voedermiddelen waarvan de categorie overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder c), wordt vermeld.

Artikel 20

Aanvullende verplichte etiketteringsvoorschriften voor niet-conforme diervoeders

1.  In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 15, 16, 17 en 18 worden diervoeders die niet voldoen aan de communautaire wettelijke vereisten als vastgelegd in bijlage VIII, zoals verontreinigde materialen, voorzien van de etiketteringsgegevens die in die bijlage worden vermeld.

2.  De Commissie kan bijlage VIII wijzigen om deze te doen aansluiten bij het wetgevingsproces met het oog op de ontwikkeling van normen.

Die maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 21

Afwijkingen

1.  De gegevens bedoeld in artikel 15, onder c), d), e) en g), en artikel 16, lid 1, onder b), hoeven niet te worden vermeld indien de afnemer vóór elke transactie schriftelijk heeft afgezien van deze informatie. Een transactie kan uit verscheidene zendingen bestaan.

2.  Op verpakte diervoeders mogen de gegevens bedoeld in artikel 15, onder c), d) en e), en artikel 16, lid 2, onder c), of artikel 17, lid 1, onder c), d) en e), op de verpakking buiten het etiket als bedoeld in artikel 14, lid 1, worden aangebracht. In dergelijke gevallen wordt vermeld waar deze gegevens te vinden zijn.

3.  Onverminderd bijlage I bij Verordening (EG) nr. 183/2005 zijn de in artikel 15, onder c), d), e) en g), en artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde gegevens niet verplicht voor voedermiddelen die geen toevoegingsmiddelen bevatten, met uitzondering van conserveermiddelen of inkuiladditieven, en die door een exploitant van een diervoederbedrijf worden geproduceerd en overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 183/2005 aan een gebruiker van diervoeders in het stadium van de primaire productie voor gebruik in zijn eigen bedrijf worden geleverd.

4.  Voor mengsels van hele granen, zaden en vruchten zijn de verplichte vermeldingen overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder f), niet vereist.

5.  In het geval van mengvoeder dat uit niet meer dan drie voedermiddelen bestaat, zijn de gegevens bedoeld in artikel 17, lid 1, onder a) en b), niet nodig als uit de beschrijving duidelijk blijkt welke voedermiddelen gebruikt zijn.

6.  Wanneer het gaat om voedermiddelen of om mengvoeder in hoeveelheden van niet meer dan 20 kg, bestemd voor de eindgebruiker en onverpakt verkocht, mogen de in de artikelen 15, 16 en 17 bedoelde gegevens onder de aandacht van de koper worden gebracht door middel van een daartoe bestemde kennisgeving op de plaats van verkoop. In dit geval worden de gegevens overeenkomstig artikel 15, onder a), artikel 16, lid 1, of artikel 17, lid 1, onder a) en b), naargelang van het geval, voor de afnemer ten laatste op of bij de factuur verstrekt.

7.  Wanneer het gaat om hoeveelheden voeder voor gezelschapsdieren die in verpakkingen met meerdere recipiënten worden verkocht, hoeven de gegevens bedoeld in artikel 15, onder b), c), f) en g), en artikel 17, lid 1, onder b), c), e) en f), alleen op de buitenste verpakking te worden aangebracht in plaats van op iedere recipiënt, mits de gecombineerde totale hoeveelheid van de verpakking niet meer dan 10 kg bedraagt.

8.  In afwijking van de bepalingen van deze verordening kunnen de lidstaten nationale bepalingen toepassen voor diervoeders die bestemd zijn voor dieren die voor wetenschappelijke of experimentele doeleinden worden gehouden, mits deze bestemming duidelijk op het etiket vermeld is. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van die bepalingen.

Artikel 22

Facultatieve etikettering

1.  In aanvulling op de verplichte etiketteringsvoorschriften mag de etikettering van voedermiddelen en mengvoeders ook facultatieve etiketteringsgegevens omvatten, mits er voldaan is aan de in deze verordening vastgelegde algemene beginselen.

2.  Nadere voorwaarden voor de facultatieve etikettering kunnen worden opgenomen in de in artikel 25 bedoelde communautaire gedragscodes.

Artikel 23

Verpakking

1.  Voedermiddelen en mengvoeders mogen slechts in verzegelde verpakkingen of recipiënten in de handel worden gebracht. De verpakkingen of recipiënten worden zodanig verzegeld dat bij de opening van de verpakking of het recipiënt het zegel wordt beschadigd en niet opnieuw kan worden gebruikt.

2.  In afwijking van lid 1 mogen de volgende diervoeders onverpakt of in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten in de handel worden gebracht:

a) voedermiddelen;

b) mengvoeders uitsluitend verkregen door het vermengen van granen of hele vruchten;

c) onderlinge leveringen tussen producenten van mengvoeders;

d) rechtstreekse leveringen van mengvoeders van de producent aan de gebruiker van het diervoeder;

e) leveringen van producenten van mengvoeders aan verpakkingsbedrijven;

f) hoeveelheden mengvoeders met een gewicht van ten hoogste 50 kg, die bestemd zijn voor de eindgebruiker en die rechtstreeks afkomstig zijn uit een verzegelde verpakking of recipiënt; en

g) likstenen of -blokken.



HOOFDSTUK 5

COMMUNAUTAIRE CATALOGUS VAN VOEDERMIDDELEN EN COMMUNAUTAIRE GEDRAGSCODES VOOR ETIKETTERING

Artikel 24

Communautaire catalogus van voedermiddelen

1.  Er wordt een communautaire catalogus van voedermiddelen (hierna „de catalogus” genoemd) opgesteld als hulpmiddel ter verbetering van de etikettering van voedermiddelen en mengvoeders. De catalogus vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie over de producteigenschappen en somt de voedermiddelen op niet-exclusieve wijze op. De catalogus bevat voor ieder opgenomen voedermiddel ten minste de volgende gegevens:

a) de benaming;

b) het identificatienummer;

c) een beschrijving van het voedermiddel, zo nodig met inbegrip van het productieproces;

d) gegevens ter vervanging van de verplichte vermelding in de zin van artikel 16, lid 1, onder b); en

e) een glossarium met de definities van de diverse vermelde procedés en technische begrippen.

2.  De eerste versie van de communautaire catalogus wordt uiterlijk op 21 maart 2010 vastgesteld overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure en omvat de in deel B van de bijlage bij Richtlijn 96/25/EG en in de kolommen 2 tot en met 4 van de bijlage bij Richtlijn 82/471/EEG vermelde voedermiddelen. Het glossarium bestaat uit punt IV van deel A van de bijlage bij Richtlijn 96/25/EG.

3.  Voor wijzigingen van de catalogus is de procedure van artikel 26 van toepassing.

4.  Dit artikel is van toepassing onverminderd de veiligheidsvoorschriften van artikel 4.

5.  Het gebruik van de catalogus door de exploitanten van diervoederbedrijven is facultatief. Een benaming van een in de catalogus voorkomend voedermiddel mag echter slechts worden gebruikt op voorwaarde dat aan alle relevante voorschriften van de catalogus is voldaan.

6.  De persoon die voor de eerste maal een voedermiddel in de handel brengt dat niet in de catalogus voorkomt, stelt de vertegenwoordigers van de verschillende sectoren van de Europese diervoederbranche als bedoeld in artikel 26, lid 1, onverwijld in kennis van het gebruik ervan. De vertegenwoordigers van de verschillende sectoren van de Europese diervoederbranche publiceren een register van deze kennisgevingen op het internet en werken dat register regelmatig bij.

Artikel 25

Communautaire gedragscodes voor etikettering

1.  De Commissie moedigt de opstelling van twee communautaire gedragscodes voor etikettering (hierna „gedragscodes” genaamd) aan, waarvan één voor voeders voor gezelschapsdieren en één voor mengvoeders voor voedselproducerende dieren, eventueel met inbegrip van een afdeling betreffende mengvoeders voor pelsdieren.

2.  De gedragscodes hebben tot doel de betrouwbaarheid van de etikettering te verbeteren. Zij bevatten met name voorschriften inzake de aanbiedingsvorm van etiketteringsgegevens bepaald in artikel 14, de facultatieve etikettering als bedoeld in artikel 22 en het gebruik van claims bepaald in artikel 13.

3.  Voor de opstelling en voor wijzigingen van de gedragscodes is de procedure van artikel 26 van toepassing.

4.  Het gebruik van de gedragscodes door de exploitanten van diervoederbedrijven is facultatief. Het gebruik van een van de gedragscodes mag echter slechts in de etikettering vermeld worden indien voldaan is aan alle relevante voorschriften van de betrokken gedragscode.

Artikel 26

Opstelling van de gedragscodes en wijzigingen van de communautaire catalogus en de communautaire gedragscodes

1.  Ontwerpwijzingen van de communautaire catalogus en ontwerpgedragscodes alsook ontwerpwijzigingen daarvan worden opgesteld en gewijzigd door alle betrokken vertegenwoordigers van de verschillende sectoren van de Europese diervoederbranche:

a) in overleg met andere belanghebbende partijen, zoals de gebruikers van diervoeders;

b) in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en, zo nodig, de Autoriteit;

c) met inachtneming van de ervaringen op dit gebied aan de hand van adviezen van de Autoriteit en van de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis.

2.  Onverminderd lid 3 stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure maatregelen vast voor de toepassing van dit artikel.

3.  Er worden wijzigingen vastgesteld in de communautaire catalogus voor wat betreft de vaststelling van het maximumgehalte van chemische onzuiverheden als vermeld in bijlage I, punt 1, of de gehalten aan botanische zuiverheden als vermeld in bijlage I, punt 2, of gegevens ter vervanging van de verplichte vermelding als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), of het vochtgehalte als bedoeld in bijlage I, punt 6. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.  Maatregelen die krachtens dit artikel worden vastgesteld dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden:

a) zij zijn conform lid 1 opgesteld;

b) de inhoud ervan is in de gehele Gemeenschap toepasbaar voor de sectoren waarop zij betrekking hebben; en

c) zij sluiten aan bij de doelstellingen van deze verordening.

5.  De catalogus wordt bekendgemaakt in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. De titels en referenties van de gedragscodes worden bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.



HOOFDSTUK 6

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Uitvoeringsmaatregelen

1.  De Commissie kan de bijlagen wijzigen om ze in het licht van de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen aan te passen.

Die maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.  Andere voor de toepassing van deze verordening benodigde uitvoeringsmaatregelen kunnen volgens de in artikel 28, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure worden vastgesteld, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Artikel 28

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (hierna „het comité” genoemd).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

4.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

5.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

6.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder b), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op respectievelijk twee maanden, een maand en twee maanden.

Artikel 29

Wijziging van Verordening (EEG) nr. 1831/2003

Artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1) Lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt d) wordt vervangen door:

„d) indien van toepassing, het erkenningsnummer van het bedrijf dat het toevoegingsmiddel of het voormengsel overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne ( *1 ), in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 95/69/EG, vervaardigt of in de handel brengt;

b) de volgende alinea wordt toegevoegd aan het eind van lid 1:

„In het geval van voormengsels is het bepaalde onder b), d) e) en g), niet van toepassing op de verwerkte toevoegingsmiddelen.”.

2) Lid 3 wordt vervangen door:

„3.  Naast de in lid 1 genoemde gegevens worden op de verpakking of het recipiënt van een toevoegingsmiddel behorende tot een in bijlage III vermelde functionele groep of van een voormengsel dat een toevoegingsmiddel bevat behorende tot een in bijlage III vermelde functionele groep de in die bijlage genoemde gegevens goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht.”.

3) Lid 4 wordt vervangen door:

„4.  In geval van voormengsels wordt het woord „voormengsel” op het etiket vermeld. Draagstoffen worden, in het geval van voedermiddelen, aangegeven overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders ( *2 ) en, wanneer water als draagstof wordt gebruikt, wordt het vochtgehalte van het voormengsel vermeld. Voor elk voormengsel als geheel mag slechts één minimumhoudbaarheid worden vermeld; deze minimumhoudbaarheid wordt berekend op basis van de minimumhoudbaarheid van elk van de bestanddelen.

Artikel 30

Intrekking

Artikel 16 van Richtlijn 70/524/EEG, de Richtlijnen 79/373/EEG, 80/511/EEG, 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG, en Beschikking 2004/217/EG worden ingetrokken met ingang van 1 september 2010.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen en de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

Artikel 31

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing van die sancties te verzekeren. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 1 september 2010 van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 32

Overgangsmaatregelen

1.  In afwijking van artikel 33, tweede alinea, mogen diervoeders die vóór 1 september 2010, overeenkomstig de Richtlijnen 79/373/EEG, 82/471/EEG, 93/74/EEG en 96/25/EG in de handel gebracht of geëtiketteerd zijn, in de handel worden gebracht of blijven totdat de voorraden zijn uitgeput.

2.  In afwijking van artikel 8, lid 2, mogen de in dat artikel genoemde soorten diervoeders die reeds vóór 1 september 2010 rechtmatig in de handel zijn gebracht, in de handel worden gebracht of blijven totdat er een besluit is genomen over het verzoek tot bijwerking van de lijst van bestemmingen als bedoeld in artikel 10, mits dat verzoek vóór 1 september 2010 is ingediend.

3.  In afwijking van bijlage I, punt 1, van deze verordening, mogen voedermiddelen in de handel gebracht en gebruikt worden totdat het specifieke maximumgehalte aan chemische onzuiverheden die het gevolg zijn van het productieproces en technische hulpstoffen, is vastgesteld, mits zij ten minste voldoen aan de in bijlage, deel A, titel II, punt 1, bij Richtlijn 96/25/EG vastgelegde voorwaarden. Deze afwijking geldt echter tot uiterlijk 1 september 2012.

4.  Er kunnen maatregelen worden vastgesteld om de overgang naar de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken. Met name kunnen er voorwaarden worden gespecificeerd waarop diervoeders overeenkomstig deze verordening mogen worden geëtiketteerd voordat deze van toepassing wordt. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 28, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 33

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2010.

De artikelen 31 en 32 zijn evenwel van toepassing met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Technische voorschriften inzake onzuiverheden, melkvervangers, voedermiddelen om te binden of te denatureren, het as- en vochtgehalte bedoeld in artikel 4

1. Overeenkomstig de goede praktijken als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 183/2005 moeten voedermiddelen vrij zijn van chemische onzuiverheden die het gevolg zijn van het productieproces en van technische hulpstoffen, tenzij er een specifiek maximumgehalte in de catalogus bedoeld in artikel 24 is vastgesteld.

2. De botanische zuiverheid van voedermiddelen moet ten minste 95 % bedragen, tenzij er een ander gehalte is vastgesteld in de catalogus bedoeld in artikel 24. Botanische onzuiverheden zijn bijvoorbeeld onzuiverheden van plantaardig materiaal die geen nadelige uitwerking hebben op de dieren, zoals stro en zaden van andere geteelde soorten of onkruidzaden. Botanische onzuiverheden zoals resten van andere oliehoudende zaden of vruchten, afkomstig van een eerder productieproces, mogen voor ieder soort oliehoudend zaad en oliehoudende vrucht niet meer dan 0,5 % bedragen.

3. Het ijzergehalte in melkvervangers voor kalveren met een levend gewicht van minder dan of gelijk aan 70 kg bedraagt ten minste 30 mg per kg van het volledige voeder bij een vochtgehalte van 12 %.

4. Wanneer voedermiddelen worden gebruikt om andere voedermiddelen te binden of te denatureren, kan het product nog steeds als voedermiddel worden beschouwd. De benaming, aard en hoeveelheid van het voor het binden of denatureren gebruikte voedermiddel worden op het etiket aangegeven. Als een voedermiddel door een ander voedermiddel wordt gebonden, mag het percentage van dit laatste voedermiddel niet meer bedragen dan 3 % van het totale gewicht.

5. Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as mag niet meer dan 2,2 % van de droge stof bedragen. Het gehalte van 2,2 % mag echter worden overschreden bij:

 voedermiddelen,

 mengvoeders die toegestane minerale bindmiddelen bevatten,

 mineraalvoeders,

 mengvoeders die voor meer dan 50 % uit bijproducten van rijst of suikerbiet bestaan,

 mengvoeders voor gekweekte vissen, met een gehalte aan vismeel van meer dan 15 %,

mits het gehalte op het etiket wordt vermeld.

6. Voor zover er in bijlage V of de in artikel 24 genoemde catalogus geen ander gehalte is vastgelegd, moet het vochtgehalte van het diervoeder worden aangegeven, indien het hoger is dan:

 5 % in het geval van mineraalvoeder dat geen organische stoffen bevat,

 7 % in het geval van melkvervangers en andere mengvoeders met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40 %,

 10 % in het geval van mineraalvoeder dat organische stoffen bevat,

 14 % bij overige diervoeders.




BIJLAGE II

Algemene etiketteringsbepalingen bedoeld in artikel 11, lid 4

1. De aangegeven of de te vermelden gehalten hebben betrekking op het gewicht van het diervoeder, tenzij anders is vermeld.

2. Bij de numerieke vermelding van data wordt de volgorde dag, maand en jaar aangehouden en wordt het formaat op het etiket aangegeven met de volgende afkorting: „DD/MM/JJ”.

3. Synonieme begrippen in bepaalde talen:

a) in het Duits kan de benaming „Einzelfuttermittel” worden vervangen door „Futtermittel-Ausgangserzeugnis”, in het Grieks kan „πρώτη ύλη ζωοτροφών” worden vervangen door „απλή ζωοτροφή”, in het Italiaans kan „materia prima per mangimi” worden vervangen door „mangime semplice” en in het Tsjechisch kan „krmiva” naargelang van het geval worden vervangen door „producty ke krmení”;

▼M3

b) bij de benaming van voeders voor gezelschapsdieren zijn de volgende begrippen toegestaan: in het Bulgaars „хранаfg”; in het Spaans „alimento”; in het Tsjechisch kan de benaming „kompletní krmná směs” worden vervangen door „kompletní krmivo” en kan „doplňková krmná směs” worden vervangen door „doplňkové krmivo”; in het Engels „pet food”; in het Italiaans „alimento”; in het Hongaars „állateledel”; in het Nederlands „samengesteld voeder”; in het Pools „karma”; in het Sloveens „hrana za hišne živali”; in het Fins „lemmikkieläinten ruoka”; in het Ests „lemmikloomatoit”; in het Kroatisch „hrana za kućne ljubimce”.

▼B

4. In de gebruiksaanwijzing voor aanvullende diervoeders en voedermiddelen die een hoger gehalte aan toevoegingsmiddelen bevatten dan de voor volledige diervoeders vastgestelde maximumgehalten, wordt de maximumhoeveelheid aangegeven:

 in gram of kilogram of volume-eenheden aanvullende diervoeders en voedermiddelen per dier per dag, of

 in percentage van het dagrantsoen, of

 per kilogram volledig diervoeder of in percentage van het volledig diervoeder,

teneinde te garanderen dat wordt voldaan aan de desbetreffende maximumhoeveelheid toevoegingsmiddelen in het dagrantsoen.

5. Onverminderd de analysemethoden kan, voor voeder voor gezelschapsdieren, het begrip „ruw eiwit” worden vervangen door „eiwit”, „ruw vet” kan worden vervangen door „vetgehalte” en „ruwe as” kan worden vervangen door „asrest” of „anorganische stof”.




BIJLAGE III

Lijst van middelen waarvan het in de handel brengen of het gebruik als diervoeding als bedoeld in artikel 6 aan beperkingen onderhevig of verboden is

Hoofdstuk 1: Verboden middelen

1. Faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt.

2. Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan.

3. Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan (voortplanting) met gewasbeschermingsmiddelen behandelde zaden en ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten.

4. Hout, met inbegrip van zaagsel of andere van hout afgeleide materialen, dat is behandeld met houtconserveringsmiddelen zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden ( 7 ).

▼M1

5. Alle afval dat is verkregen in de diverse stadia van de behandeling van stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater ( 8 ), ongeacht eventuele verdere behandeling van dit afval en ongeacht de oorsprong van het afvalwater ( 9 ).

6. Vast stadsafval ( 10 ), zoals huishoudelijk afval.

▼B

7. Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie.

▼M1

8. Eiwitproducten, verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida”.

▼B

Hoofdstuk 2: Aan beperkingen onderhevige middelen

▼M2




BIJLAGE IV

Toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen of mengvoeders als bedoeld in artikel 11, lid 5

▼M3

Deel A: Toleranties voor de in de bijlagen I, V, VI en VII opgenomen analytische bestanddelen

1) De in dit deel vastgestelde toleranties omvatten technische en analyseafwijkingen. Zodra op het niveau van de Unie analytische toleranties voor meetonzekerheden en procedurevarianten zijn vastgesteld, moeten de in punt 2 vastgelegde waarden dienovereenkomstig worden aangepast, zodat zij slechts de technische toleranties betreffen.

2) Wanneer geconstateerd wordt dat de samenstelling van een voedermiddel of een mengvoeder afwijkt van de op het etiket aangegeven waarde van de in de bijlagen I, V, VI en VII opgenomen analytische bestanddelen, zijn de volgende toleranties van toepassing:



Bestanddeel

Opgegeven gehalte van het bestanddeel

Tolerantie (1)

 

[%]

Onder de waarde op het etiket

Boven de waarde op het etiket

ruw vet

< 8

1

2

8-24

12,5 %

25 %

> 24

3

6

ruw vet, diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren

< 16

2

4

16-24

12,5 %

25 %

> 24

3

6

ruw eiwit

< 8

1

1

8-24

12,5 %

12,5 %

> 24

3

3

ruw eiwit, diervoeders voor niet-voedselproducerende dieren

< 16

2

2

16-24

12,5 %

12,5 %

> 24

3

3

ruwe as

< 8

2

1

8-32

25 %

12,5 %

> 32

8

4

ruwe celstof

< 10

1,75

1,75

10-20

17,5 %

17,5 %

> 20

3,5

3,5

suiker

< 10

1,75

3,5

10-20

17,5 %

35 %

> 20

3,5

7

zetmeel

< 10

3,5

3,5

10-20

35 %

35 %

> 20

7

7

calcium

< 1

0,3

0,6

1-5

30 %

60 %

> 5

1,5

3

magnesium

< 1

0,3

0,6

1-5

30 %

60 %

> 5

1,5

3

natrium

< 1

0,3

0,6

1-5

30 %

60 %

> 5

1,5

3

totaal fosfor

< 1

0,3

0,3

1-5

30 %

30 %

> 5

1,5

1,5

in zoutzuur onoplosbare as

< 1

geen grenswaarden vastgesteld

0,3

►M4  1-5 ◄

30 %

> 5

1,5

kalium

< 1

0,2

0,4

1-5

20 %

40 %

> 5

1

2

vocht

< 2

geen grenswaarden vastgesteld

0,4

2-< 5

20 %

5-12,5

1

> 12,5

8 %

energiewaarde (2)

 

5 %

10 %

eiwitwaarde (2)

 

10 %

20 %

(1)   De toleranties worden ofwel als absolute procentuele waarde vermeld (die waarde moet worden afgetrokken van/opgeteld bij de opgegeven waarde), ofwel als relatieve waarde met „%” vermeld na de waarde (dit percentage moet op het opgegeven gehalte worden toegepast om de aanvaardbare afwijking te berekenen).

(2)   De toleranties zijn toepasselijk wanneer er geen tolerantie is vastgesteld volgens een EU-methode of een officiële nationale methode in de lidstaat waarin het voeder in de handel wordt gebracht, of volgens een door het Europees Comité voor Normalisatie goedgekeurde methode (https://standards.cen.eu/dyn/www/f?p=204:32:0::::FSP_ORG_ID,FSP_LANG_ID:6308,25&cs=1C252307F473504B6354F4EE56B99E235).

▼M2

Deel B:     Toleranties voor toevoegingsmiddelen die geëtiketteerd zijn overeenkomstig de bijlagen I, V, VI en VII

1) De in dit deel vastgestelde toleranties omvatten alleen technische afwijkingen. Deze zijn van toepassing op toevoegingsmiddelen in de lijst van toevoegingsmiddelen en in de lijst van analytische bestanddelen.

Voor als analytische bestanddelen vermelde toevoegingsmiddelen zijn de toleranties van toepassing op de totale hoeveelheid die op de etikettering is vermeld als de gegarandeerde hoeveelheid aan het einde van de minimumhoudbaarheid van het diervoeder.

Wanneer wordt geconstateerd dat het gehalte van een toevoegingsmiddel in een voedermiddel of mengvoeder onder het opgegeven gehalte ligt, zijn de volgende toleranties van toepassing ( 11 ):

a) 10 % indien het opgegeven gehalte 1 000 eenheden of meer bedraagt;

b) 100 eenheden voor opgegeven gehalten van 500 tot 1 000 eenheden;

c) 20 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van 1 eenheid tot 500 eenheden;

d) 0,2 eenheid voor opgegeven gehalten van 0,5 eenheid tot 1 eenheid;

e) 40 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 0,5 eenheid.

2) Wanneer een minimum- en/of maximumgehalte van een toevoegingsmiddel in diervoeder in het desbetreffende vergunningsbesluit voor dat toevoegingsmiddel is vastgesteld, zijn de technische toleranties overeenkomstig punt 1 slechts boven een minimumgehalte en onder een maximumgehalte van toepassing, naargelang van het geval.

3) Zolang het vastgestelde maximumgehalte van een toevoegingsmiddel als bedoeld in punt 2 niet wordt overschreden, mag de afwijking naar boven van het opgegeven gehalte het drievoudige van de in punt 1 vermelde tolerantie bedragen. Indien voor de tot de groep van de micro-organismen behorende toevoegingsmiddelen in het desbetreffende vergunningsbesluit voor dat toevoegingsmiddel een maximumgehalte is vastgesteld, vormt het maximumgehalte echter de maximale toegestane waarde.

▼B




BIJLAGE V



Verplichte vermelding voor voedermiddelen voor de toepassing van artikel 16, lid 1, onder b)

 

Voedermiddel bestaande uit

Verplichte vermelding van

1.

Voedergewassen en ruwvoedergewassen

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruwe celstof

2.

Granen

 

3.

Van granen afgeleide producten en bijproducten

Zetmeel, indien > 20 %

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruw vet, indien > 5 %

Ruwe celstof

4.

Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten

 

5.

Van oliehoudende zaden en oliehoudende vruchten afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruw vet, indien > 5 %

Ruwe celstof

6.

Zaden van peulvruchten

 

7.

Van zaden van peulvruchten afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruwe celstof

8.

Knollen, wortels

 

9.

Van knollen en wortels afgeleide producten en bijproducten

Zetmeel

Ruwe celstof

In HCl onoplosbare as, indien > 3,5 % van de droge stof

10.

Producten en bijproducten van de suikerbietverwerkende industrie

Ruwe celstof, indien > 15 %

Totaal suikers (sacharose)

In HCl onoplosbare as, indien > 3,5 % van de droge stof

11.

Producten en bijproducten van de suikerrietverwerkende industrie

Ruwe celstof, indien > 15 %

Totaal suikers (sacharose)

12.

Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met uitzondering van die welke in 2 t/m 7 worden genoemd

Ruw eiwit

Ruwe celstof

Ruw vet, indien > 10 %

13.

Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten, met uitzondering van die welke in 8 t/m 11 worden genoemd

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruwe celstof

14.

Melkproducten en bijproducten

Ruw eiwit

Vochtgehalte, indien > 5 %

Lactose, indien > 10 %

15.

Van landdieren afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruw vet, indien > 5 %

Vochtgehalte, indien > 8 %

16.

Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en bijproducten

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruw vet, indien > 5 %

Vochtgehalte, indien > 8 %

17.

Mineralen

Calcium

Natrium

Fosfor

Overige relevante mineralen

18.

Diversen

Ruw eiwit, indien > 10 %

Ruwe celstof

Ruw vet, indien > 10 %

Zetmeel, indien > 30 %

Totaal suikers (als sacharose), indien > 10 %

In HCl onoplosbare as, indien > 3,5 % van de droge stof

▼M3




BIJLAGE VI

Etiketteringsgegevens voor voedermiddelen en mengvoeder voor voedselproducerende dieren

Hoofdstuk I: Verplichte en vrijwillige etikettering van toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 15, onder f), en artikel 22, lid 1

1. De volgende toevoegingsmiddelen worden vermeld met hun specifieke benaming, identificatienummer, toegevoegde hoeveelheid, en de naam van de desbetreffende functionele groep als vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 of de categorie als bedoeld in artikel 6, lid 1, van die verordening:

a) toevoegingsmiddelen waarvoor een maximumgehalte is vastgesteld voor ten minste één voedselproducerend dier;

b) toevoegingsmiddelen die behoren tot de categorieën „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en „coccidiostatica en histomonostatica”;

c) toevoegingsmiddelen waarvoor de bij de wetgevingshandeling ter verlening van een vergunning voor het toevoegingsmiddel vastgestelde aanbevolen maximumgehalten zijn overschreden.

De etiketteringsgegevens worden vermeld overeenkomstig de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel.

De in punt 1 bedoelde toegevoegde hoeveelheid wordt uitgedrukt als de hoeveelheid toevoegingsmiddel, behalve indien in de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel een stof is vermeld in de kolom „minimum-/maximumgehalte”. In dat geval wordt de toegevoegde hoeveelheid uitgedrukt als de hoeveelheid van die stof.

2. Voor toevoegingsmiddelen die behoren tot de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking” en die overeenkomstig punt 1 moeten worden vermeld, mag de totale hoeveelheid die tijdens de volledige houdbaarheidsduur is gegarandeerd, op de etikettering worden vermeld onder het opschrift „Analytische bestanddelen” in plaats van een vermelding van de toegevoegde hoeveelheid onder het opschrift „Toevoegingsmiddelen”.

3. De benaming van de functionele groep zoals bedoeld in de punten 1, 4 en 6 kan worden vervangen door de volgende afkorting, indien die afkorting niet is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003;



Functionele groep

Benaming en omschrijving

Afgekorte benaming

1h

Stoffen ter bestrijding van radionuclidecontaminatie: stoffen die de absorptie van radionucliden tegengaan of de afscheiding ervan bevorderen

Radionuclidebestrijders

1 m

Stoffen ter vermindering van de verontreiniging van diervoeding met mycotoxinen: stoffen die de absorptie van mycotoxinen tegengaan of verminderen, de afscheiding ervan bevorderen of de werking ervan wijzigen

Mycotoxineverminderaars

1n

Hygiënebevorderingsmiddelen: stoffen of, indien van toepassing, micro-organismen die een gunstig effect hebben op de diervoederhygiëne door specifieke bacteriële besmettingen terug te dringen

Hygiëneverbeteraars

2b

Aromatische stoffen: stoffen die de diervoeders waaraan zij zijn toegevoegd geuriger of smakelijker maken

Smaakstoffen

3a

Vitaminen, provitaminen en in chemische termen gedefinieerde stoffen met een gelijkaardige werking

Vitaminen

3b

Verbindingen van sporenelementen

Sporenelementen

3c

Aminozuren, de zouten en de analogen daarvan

Aminozuren

3d

Ureum en zijn derivaten

Ureum

4c

Stoffen die een gunstig effect hebben op het milieu

Milieuverbeteraars

4. Toevoegingsmiddelen die in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering worden benadrukt, moeten overeenkomstig punt 1 of punt 2 worden vermeld, naargelang het geval.

5. De voor de etikettering verantwoordelijke persoon deelt de afnemer op zijn verzoek de namen, het identificatienummer en de functionele groep mee van de toevoegingsmiddelen die niet in de punten 1, 2 en 4 vermeld zijn. Deze bepaling is niet van toepassing op aromatische stoffen.

6. Niet in de punten 1, 2 en 4 vermelde toevoegingsmiddelen kunnen facultatief worden vermeld met ten minste de naam ervan of, bij aromatische stoffen, de functionele groep ervan.

▼M4

7. Onverminderd punt 6 wordt de toegevoegde hoeveelheid van een sensorisch of nutritioneel toevoegingsmiddel aangegeven overeenkomstig punt 1 indien dit middel facultatief op het etiket wordt vermeld; in het geval van toevoegingsmiddelen van de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking” wordt de totale hoeveelheid die tijdens de volledige houdbaarheidsduur is gegarandeerd, aangegeven overeenkomstig punt 2.

▼M3

8. Als een toevoegingsmiddel tot meer dan één functionele groep behoort, wordt de functionele groep of categorie vermeld die past bij de voornaamste functie ervan in het desbetreffende diervoeder.

9. De etiketteringsgegevens met betrekking tot het juiste gebruik van voedermiddelen en mengvoeders die zijn vastgesteld in de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel, moeten worden vermeld.

Hoofdstuk II: Etikettering van analytische bestanddelen als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder f), en artikel 22, lid 1

1. De analytische bestanddelen van mengvoeder voor voedselproducerende dieren worden als volgt geëtiketteerd, onder het opschrift „Analytische bestanddelen” ( 12 ):



Mengvoeders

Doelsoorten

Analytische bestanddelen en gehalten

Volledige diervoeders

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Varkens en pluimvee

Varkens en pluimvee

— Ruw eiwit

— Ruwe celstof

— Ruw vet

— Ruwe as

— Calcium

— Natrium

— Fosfor

— Lysine

— Methionine

Aanvullende diervoeders — Mineraalvoeders

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Varkens en pluimvee

Varkens en pluimvee

Herkauwers

— Calcium

— Natrium

— Fosfor

— Lysine

— Methionine

— Magnesium

Aanvullende diervoeders — Andere

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

Varkens en pluimvee

Varkens en pluimvee

Herkauwers

— Ruw eiwit

— Ruwe celstof

— Ruw vet

— Ruwe as

— Calcium ≥ 5 %

— Natrium

— Fosfor ≥ 2 %

— Lysine

— Methionine

— Magnesium ≥ 0,5 %

2. De stoffen die onder dit opschrift worden aangeven en eveneens sensorische of nutritionele toevoegingsmiddelen zijn, moeten worden vermeld met hun totale hoeveelheid.

3. Indien de energie- en/of eiwitwaarde worden vermeld, gebeurt dit overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 882/2004.




BIJLAGE VII

Etiketteringsgegevens voor voedermiddelen en mengvoeder voor niet-voedselproducerende dieren

Hoofdstuk I: Verplichte en vrijwillige etikettering van toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 15, onder f), en artikel 22, lid 1

1. De volgende toevoegingsmiddelen worden vermeld met hun specifieke benaming en/of identificatienummer, toegevoegde hoeveelheid, en de naam van de desbetreffende functionele groep als vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 of de categorie als bedoeld in artikel 6, lid 1, van die verordening:

a) toevoegingsmiddelen waarvoor een maximumgehalte is vastgesteld voor ten minste één niet-voedselproducerend dier;

b) toevoegingsmiddelen die behoren tot de categorieën „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en „coccidiostatica en histomonostatica”;

c) toevoegingsmiddelen waarvoor de bij de wetgevingshandeling ter verlening van een vergunning voor het toevoegingsmiddel vastgestelde aanbevolen maximumgehalten zijn overschreden.

De etiketteringsgegevens worden vermeld overeenkomstig de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel.

De in punt 1 bedoelde toegevoegde hoeveelheid wordt uitgedrukt als de hoeveelheid toevoegingsmiddel, behalve indien in de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel een stof is vermeld in de kolom „minimum-/maximumgehalte”. In dat geval wordt de toegevoegde hoeveelheid uitgedrukt als de hoeveelheid van die stof.

2. Voor toevoegingsmiddelen die behoren tot de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking” en die overeenkomstig punt 1 moeten worden vermeld, mag de totale hoeveelheid die tijdens de volledige houdbaarheidsduur is gegarandeerd, op de etikettering worden vermeld onder het opschrift „Analytische bestanddelen” in plaats van een vermelding van de toegevoegde hoeveelheid onder het opschrift „Toevoegingsmiddelen”.

3. De benaming van de functionele groep zoals bedoeld in de punten 1, 5 en 7 kan worden vervangen door de afkorting volgens de tabel in bijlage VI, punt 3, indien die afkorting niet is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

4. Toevoegingsmiddelen die in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering worden benadrukt, moeten overeenkomstig punt 1 of punt 2 worden vermeld, al naargelang het geval.

5. In afwijking van punt 1 moet voor toevoegingsmiddelen van de functionele groepen „conserveermiddelen”, „antioxidanten”, „kleurstoffen” en „aromatische stoffen” alleen de desbetreffende functionele groep worden vermeld. In dit geval wordt de in de punten 1 en 2 bedoelde informatie door de voor de etikettering verantwoordelijke persoon desgevraagd aan de afnemer verstrekt.

6. De voor de etikettering verantwoordelijke persoon deelt de afnemer op zijn verzoek de namen, het identificatienummer en de functionele groep mee van de toevoegingsmiddelen die niet in de punten 1, 2 en 4 vermeld zijn. Deze bepaling is niet van toepassing op aromatische stoffen.

7. Niet in de punten 1, 2 en 4 vermelde toevoegingsmiddelen kunnen facultatief worden vermeld met ten minste de naam ervan of, bij aromatische stoffen, de functionele groep ervan.

▼M4

8. Onverminderd punt 7 wordt de toegevoegde hoeveelheid van een sensorisch of nutritioneel toevoegingsmiddel aangegeven overeenkomstig punt 1 indien dit middel facultatief op het etiket wordt vermeld; in het geval van toevoegingsmiddelen van de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking” wordt de totale hoeveelheid die tijdens de volledige houdbaarheidsduur is gegarandeerd, aangegeven overeenkomstig punt 2.

▼M3

9. Als een toevoegingsmiddel tot meer dan één functionele groep behoort, wordt de functionele groep of categorie vermeld die past bij de voornaamste functie ervan in het desbetreffende diervoeder.

10. De etiketteringsgegevens met betrekking tot het juiste gebruik van voedermiddelen en mengvoeders die zijn vastgesteld in de wetgevingshandeling waarbij een vergunning wordt verleend voor het desbetreffende toevoegingsmiddel, moeten worden vermeld.

Hoofdstuk II: Etikettering van analytische bestanddelen als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder f), en artikel 22, lid 1

1. De analytische bestanddelen van mengvoeder voor niet-voedselproducerende dieren worden vermeld onder het opschrift „Analytische bestanddelen” ( 13 ) en als volgt geëtiketteerd:



Mengvoeders

Doelsoorten

Analytische bestanddelen

Volledige diervoeders

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

— Ruw eiwit

— Ruwe celstof

— Ruw vet

— Ruwe as

Aanvullende diervoeders — Mineraalvoeders

Alle soorten

Alle soorten

Alle soorten

— Calcium

— Natrium

— Fosfor

Aanvullende diervoeders — Andere

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

Honden, katten en pelsdieren

— Ruw eiwit

— Ruwe celstof

— Ruw vet

— Ruwe as

2. De stoffen die onder dit opschrift worden aangeven en eveneens sensorische of nutritionele toevoegingsmiddelen zijn, moeten worden vermeld met hun totale hoeveelheid.

3. Indien de energie- en/of eiwitwaarde worden vermeld, gebeurt dit overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 882/2004.

▼B




BIJLAGE VIII

Specifieke bepalingen betreffende de etikettering van diervoeders die niet voldoen aan de communautaire vereisten inzake veiligheid en handelskwaliteit als bedoeld in artikel 20, lid 1

▼M3

1. Verontreinigd diervoeder wordt geëtiketteerd als „diervoeder met een te hoog gehalte aan … (benaming van de ongewenste stof(fen) overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG), uitsluitend na ontgifting in goedgekeurde inrichtingen te gebruiken als diervoederf”. De goedkeuring van deze inrichtingen berust op artikel 10, lid 2 of lid 3, van Verordening (EG) nr. 183/2005.

▼B

2. Indien het de bedoeling is om de verontreiniging te verminderen of geheel te verwijderen door reinigen, bevat de etikettering van de verontreinigde materialen de vermelding „diervoeder met een te hoog gehalte aan … (benaming van de ongewenste stof(fen) overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG), uitsluitend na grondige reiniging te gebruiken als diervoeder”.

▼M3

3. Onverminderd de punten 1 en 2 wordt op het etiket van voormalige voedingsmiddelen die moeten worden verwerkt voordat zij als diervoeders kunnen worden gebruikt, het volgende vermeld: „voormalig voedingsmiddel, alleen te gebruiken als voedermiddel na … (benaming van het geschikte proces overeenkomstig deel B van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 68/2013)”.

▼B




BIJLAGE IX



CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 79/373/EEG

Richtlijn 96/25/EG

Andere besluiten: Richtlijnen 80/511/EEG (1), 82/471/EEG (2), 93/74/EEG (3), 93/113/EG (4) of Beschikking 2004/217/EG (5)

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 1

(2), (4): Artikel 1

(3): Artikel 4

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 2

(2), (3): Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 3

Artikel 3

(3): Artikel 1, lid 2

Artikel 4, lid 2

 

Artikel 4

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 5, lid 1

Artikel 12

 

(3): Artikel 10, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 10 bis, lid 3

Artikel 11, onder b)

(2): Artikel 8

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

 

 

(3): Artikel 3

Artikel 9

 

 

(3): Artikel 6

Artikel 10

Artikel 5 sexies

 

 

Artikel 11, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 1

(2): Artikel 5, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 11, lid 3

Artikel 5, lid 6

Artikel 4 en artikel 6, lid 4

 

Artikel 11, lid 4

Artikel 6

Artikel 4

 

Artikel 11, lid 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 12

Artikel 5 sexies

Artikel 5, lid 2

(3): Artikel 5, lid 6

Artikel 13

Artikel 5, lid 1, artikel 11

Artikel 5, lid 1, artikel 9

 

Artikel 14

Artikel 5, lid 1, en artikel 5, lid 5, onder c)

Artikel 5, lid 1

(4): Artikel 7, lid 1, onder e), en Richtlijn 70/524/EEG: Artikel 16

Artikel 15

 

Artikel 5, lid 1, onder c) en d), en artikel 7

 

Artikel 16

Artikel 5, lid 1, artikel 5 quater en artikel 5 quinquies

 

 

Artikel 17, lid 1

Artikel 17, lid 2

Artikel 5 quater, lid 3

 

 

Artikel 17, lid 3

 

 

(3): Artikel 5, leden 1, 4 en 7, en artikel 6, onder a)

Artikel 18

Artikel 19

 

Artikel 8

 

Artikel 20

 

Artikel 6, lid 1, onder a)

 

Artikel 21, lid 1

Artikel 5, lid 5, onder d)

 

 

Artikel 21, lid 2

 

Artikel 6, lid 3, onder a)

 

Artikel 21, lid 3

Artikel 5, lid 5, onder b)

 

 

Artikel 21, lid 4

Artikel 5, lid 5, onder a)

 

 

Artikel 21, lid 5

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3, en artikel 6, lid 1, onder b)

 

Artikel 21, lid 6

Artikel 21, lid 7

Artikel 14, onder c)

 

 

Artikel 21, lid 8

Artikel 5, lid 3, artikel 5 quater, lid 4, en artikel 5 quinquies

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 22

Artikel 4, lid 1

 

(1): Artikel 1

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 10

Artikel 11

 

Artikel 27

Artikel 13

Artikel 13

(2): Artikelen 13 en 14

(3): Artikel 9

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Bijlage, deel A, punten 2, 3 en 4

Bijlage, deel A, II en VI

 

Bijlage I

Bijlage, deel A, punt 1 en

artikel 5, lid 6

Artikel 6, lid 4

 

Bijlage II

 

 

(5): Bijlage

Bijlage III

Bijlage, deel A, punt 5 en 6

Bijlage, deel A, VII

 

Bijlage IV

 

Bijlage, deel C

 

Bijlage V

Bijlage, deel B

 

 

Bijlage VI

Bijlage, deel B

 

 

Bijlage VII



( 1 ) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

( 2 ) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

( 3 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

( 4 ) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

( 5 ) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

( 6 ) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

( *1 ) PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.”;

( *2 ) PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.”.

( 7 ) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

( 8 ) PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40.

( 9 ) De term „afvalwater” heeft geen betrekking op „proceswater”, d.w.z. water uit onafhankelijke circuits in levensmiddelen- of diervoederbedrijven; deze circuits mogen, bij gebruik van het water in de diervoeding, uitsluitend met gezond en schoon water worden gevuld, als nader gespecificeerd in artikel 4 van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32). In de visserijsector mogen de betrokken circuits ook worden gevuld met schoon zeewater, als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1). Proceswater mag uitsluitend in de diervoeding worden gebruikt wanneer het materiaal van diervoeders of van levensmiddelen bevat en technisch vrij is van reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen of andere stoffen die niet zijn toegestaan in het kader van de diervoederwetgeving.

( 10 ) De term „vast stadsafval” heeft geen betrekking op keukenafval en etensresten als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1774/2002.

( 11 ) In dit punt betekent 1 eenheid 1 mg, 1 000 IE, 1×109 KVE of 100 enzymactiviteitseenheden van het desbetreffende toevoegingsmiddel per kg diervoeder, naargelang van het geval.

( 12 ) In het Duits kan de benaming „analytische Bestandteile” worden vervangen door „Inhaltsstoffe”, In het Zweeds kan de benaming „Analytiska beståndsdelar” worden vervangen door „Analyserat innehåll”.

( 13 ) In het Duits kan de benaming „analytische Bestandteile” worden vervangen door „Inhaltsstoffe”, In het Zweeds kan de benaming „Analytiska beståndsdelar” worden vervangen door „Analyserat innehåll”.