02009L0073 — NL — 23.05.2019 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2009/73/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2018/1999 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 december 2018

  L 328

1

21.12.2018

►M2

RICHTLIJN (EU) 2019/692 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 17 april 2019

  L 117

1

3.5.2019




▼B

RICHTLIJN 2009/73/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.  Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas en het beheer van systemen.

2.  De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook LNG behoort, zijn tevens op niet-discriminerende wijze van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen te injecteren in en te transporteren via het aardgassysteem.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1. „aardgasbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

2. „upstreampijpleidingnet”: pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;

3. „transmissie”: transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, anders dan een upstreampijpleidingnet en dan het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

4. „transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van gas;

5. „distributie”: transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

6. „distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas;

7. „levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van aardgas, met inbegrip van LNG, aan afnemers;

8. „leveringsbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht;

9. „opslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

10. „opslagsysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;

11. „LNG-installatie”: terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;

12. „LNG-systeembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;

13. „systeem”: alle transmissienetten of distributienetten, LNG-installaties en/of opslaginstallaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG;

14. „ondersteunende diensten”: een dienst die nodig is voor de toegang tot en de exploitatie van transmissienetten, distributienetten, of LNG-installaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting, menging en injecteren van inerte gassen maar niet inbegrepen installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

15. „leidingbuffer”: gasopslag door middel van compressie in gastransmissie- en gasdistributiesystemen, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;

16. „stelsel van systemen”: een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;

▼M2

17. „interconnector”: transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een transmissieleiding tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat;

▼B

18. „directe leiding”: aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen;

19. „geïntegreerd aardgasbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

20. „verticaal geïntegreerde bedrijf”: aardgasbedrijf of groep van aardgasbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas verricht;

21. „horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van gas liggende activiteit verricht;

22. „verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g) ( *1 ), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 1 ), en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

23. „systeemgebruiker”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die levert aan of afneemt van het systeem;

24. „afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van aardgas of een aardgasbedrijf dat aardgas koopt;

25. „huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen huishoudelijk gebruik;

26. „niet-huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas koopt dat niet bestemd is voor eigen huishoudelijk verbruik;

27. „eindafnemer”: een afnemer die aardgas koopt voor eigen gebruik;

28. „in aanmerking komende afnemer”: een afnemer die vrij is om gas te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 37;

29. „grootafnemer”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;

30. „planning op lange termijn”: planning op lange termijn van leverings- en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om aan de vraag naar aardgas van het systeem te voldoen, de bronnen te diversifiëren en de levering aan de afnemers zeker te stellen;

31. „opkomende markt”: lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;

32. „zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en voorziening van aardgas als de technische beveiliging;

33. „nieuwe infrastructuur”: infrastructuur die op 4 augustus 2003 niet voltooid is;

34. „aardgasleveringscontract”: een contract voor de levering van aardgas, een aardgasderivaat niet inbegrepen;

35. „aardgasderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in deel 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten ( 2 ), en dat betrekking heeft op aardgas;

36. „zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a) eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een bedrijf of delen daarvan;

b) rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.



HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE SECTOR

Artikel 3

Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer

1.  De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame aardgasmarkt; wat hun rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.  Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name artikel 86, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan bedrijven die in de gassector actief zijn openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van voorzienings- en leveringszekerheid, regelmaat, kwaliteit en prijs van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en klimaatbescherming. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen de gelijke toegang van communautaire aardgasbedrijven tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen en doelstellingen voor energie uit hernieuwbare bronnen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.

3.  De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de gastoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. De lidstaten waarborgen dat de rechten en verplichtingen met betrekking tot kwetsbare afnemers worden toegepast. Met name nemen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten eindafnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gemakkelijk op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.

4.  De lidstaten nemen passende maatregelen, zoals het opstellen van nationale energieactieplannen, het voorzien van steun in het kader van socialezekerheidsstelsels om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van gas voorzien blijven, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen mogen de daadwerkelijke openstelling van de markt zoals beschreven in artikel 37 en de werking van de markt niet in de weg staan, en worden waar nodig aan de Commissie meegedeeld, overeenkomstig lid 11 van dit artikel. Deze mededeling heeft geen betrekking op maatregelen die in het kader van het algemene socialezekerheidsstelsel worden genomen.

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat alle afnemers die aangesloten zijn op het gasnet, aanspraak hebben op gasvoorziening door een leverancier, behoudens de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, zolang als de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast en onder voorbehoud van de eisen inzake leverings- en voorzieningszekerheid. In dit verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen belemmering vormen voor leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.

6.  De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) wanneer een afnemer met inachtneming van de contractuele voorwaarden van leverancier wenst te veranderen, dit binnen een termijn van drie weken wordt geregeld door de betrokken beheerder(s), en dat

b) de afnemers gerechtigd zijn alle relevante verbruiksgegevens te ontvangen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de rechten vermeld in de eerste alinea, onder a) en b), gelden voor alle afnemers, zonder discriminatie wat betreft kosten, moeite of tijd.

7.  De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waaronder in voorkomend geval middelen ter bestrijding van klimaatverandering en de leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.

8.  Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen bevelen de lidstaten, of indien de lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie, ten sterkste aan dat aardgasbedrijven het gebruik van gas optimaliseren, bijvoorbeeld door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer of het ontwikkelen van innovatieve prijsformules, dan wel in voorkomend geval door de invoering van slimme metersystemen of slimme netwerken (smart grids).

9.  Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de consumenten alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, de vigerende wetgeving en de middelen van geschillenbeslechting in geval van een geschil. Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.

De lidstaten waarborgen dat er een onafhankelijk mechanisme is, zoals een energieombudsman of een consumentenorgaan, voor de efficiënte afhandeling van klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

10.  De lidstaten kunnen besluiten artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voor zover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.

11.  De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbaredienstverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

12.  De Commissie stelt in overleg met de relevante belanghebbenden, waaronder de lidstaten, de nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een duidelijke en beknopte checklist voor energieconsumenten op met praktische informatie inzake de rechten van energieconsumenten. De lidstaten waarborgen dat aardgasleveranciers of distributiesysteembeheerders in samenwerking met de regulerende instanties de nodige maatregelen treffen om al hun gebruikers te voorzien van een kopie van de checklist voor energieconsumenten en dat deze algemeen beschikbaar is.

Artikel 4

Toestemmingsprocedure

1.  In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties, verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 4 toestemming voor de bouw of exploitatie van dergelijke installaties, pijpleidingen en bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas, ook aan grootafnemers.

2.  Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas indient. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de vergunningsprocedures voor installaties, pijpleidingen en aanverwante uitrusting waar nodig rekening wordt gehouden met het belang van het project voor de interne markt voor aardgas.

3.  De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van een dergelijke weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen dergelijke weigeringen beroep aan te tekenen.

4.  Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 38 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen in een bepaald gebied weigeren als dergelijke pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe voorstellen zijn gedaan en de bestaande of geplande capaciteit niet volledig wordt benut.

▼M1 —————

▼B

Artikel 6

Regionale solidariteit

1.  Teneinde de zekerheid van de voorziening op de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.

2.  Deze samenwerking heeft betrekking op situaties die resulteren uit of op korte termijn waarschijnlijk zullen resulteren uit een ernstige onderbreking van de voorziening in een lidstaat. Het rapport dient te bevatten:

a) coördinatie van de nationale noodbepalingen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening ( 3 );

b) identificatie en, waar nodig, ontwikkeling of modernisering van elektriciteits- en aardgasinterconnecties, en

c) voorwaarden en praktische uitvoeringsbepalingen voor wederzijdse bijstand.

3.  De Commissie en de overige lidstaten worden op de hoogte gehouden over deze samenwerking.

4.  De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 7

Bevordering van regionale samenwerking

1.  De lidstaten en de regulerende instanties werken onderling samen met het doel hun nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, als eerste stap op weg naar de creatie van een volledig geliberaliseerde interne markt. Met name moedigen de regulerende instantie, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de samenwerking van transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau aan en faciliteren zij deze, ook bij grensoverschrijdende vraagstukken, ten einde een concurrerende interne markt voor aardgas tot stand te brengen, bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vergemakkelijken zij de integratie van de geïsoleerde systemen die nog steeds „gaseilanden” in de Gemeenschap vormen. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken.

2.  Het Agentschap werkt samen met de nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders ter waarborging van de compatibiliteit van de regelgevingskaders tussen de regio’s met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende interne markt voor aardgas. Wanneer het Agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake.

3.  De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau hebben waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.

4.  Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van zulke samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het wordt door het Agentschap goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijke wijze gemonitord door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissie-systeembeheerders.

Artikel 8

Technische voorschriften

De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen en directe leidingen, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften waarborgen de interoperabiliteit van de systemen en zijn objectief en niet-discriminerend. Het Agentschap kan waar nodig passende aanbevelingen doen met betrekking tot het bereiken van compatibiliteit van deze voorschriften. Deze regels worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij ( 4 ).



HOOFDSTUK III

TRANSMISSIE, OPSLAG EN LNG

Artikel 9

Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat per 3 maart 2012:

a) ieder bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b) dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:

i) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii) direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht;

c) dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en

d) dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.  De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a) het recht om stemrechten uit te oefenen;

b) de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of

c) het hebben van een meerderheidsaandeel.

3.  Voor de toepassing van lid 1, punt b), omvat het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit ( 5 ), en omvatten de begrippen „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van die richtlijn.

4.  De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, punten b) en c), toestaan tot uiterlijk 3 maart 2013, op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerde bedrijf.

5.  De in lid 1, onder a), van dit artikel vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die eigenaar zijn van transmissiesystemen, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 14 is erkend als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk IV.

6.  Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

7.  De lidstaten waken ervoor dat de in artikel 16 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.

▼M2

8.  Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen.

▼B

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a) een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 14, of

b) de bepalingen van hoofdstuk IV na te leven.

▼M2

9.  Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV, kan een lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.

Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV, kan die lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.

▼B

10.  Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 10, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, tengevolge waarvan de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV.

11.  Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

12.  Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen ten aanzien van ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.

Artikel 10

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.  Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

2.  Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 9, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissie-systeembeheerders wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.  De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de vereisten van artikel 9.

4.  De regulerende instanties zien erop toe dat of de transmissiesysteembeheerders de eisen van artikel 9 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure om bedoelde naleving te waarborgen:

a) wanneer zij een in lid 3 bedoelde kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ontvangen;

b) op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed ten aanzien van transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 9, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of

c) na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.

5.  De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.

6.  Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.

7.  De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.

8.  De regulerende instanties en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.

Artikel 11

Certificering met betrekking tot derde landen

1.  Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

2.  De transmissiesysteembeheerder stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder verkrijgen.

3.  De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. Zij weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a) dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b) ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:

i) de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt,

ii) de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het gemeenschapsrecht, en

iii) andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.  Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.  De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:

a) dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 9, en

b) de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Gemeenschap.

6.  De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen deze twee maanden advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.  Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap, houdt de Commissie rekening met:

a) de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen, en

b) de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap partij is en waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.  De nationale regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de lidstaat of de energieleverings- en voorzieningszekerheid van een andere lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over punt b) van lid 3 te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat tezamen met dit besluit de motivering van dat besluit.

9.  Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.  De Commissie kan richtsnoeren vaststellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

11.  Dit artikel, met uitzondering van lid 3, punt a), van dit artikel is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 49 geldt.

Artikel 12

Aanwijzing van beheerders van opslag- en LNG-installaties

De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen transmissie-, opslag- of LNG-installaties wijzen een of meer systeembeheerders aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.

Artikel 13

Taken van transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders

1.  Elke transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder:

a) beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties om een open markt te waarborgen, met inachtneming van het milieu, en zorgt voor afdoende middelen om aan de dienstverleningsverplichtingen te voldoen;

b) onthoudt zich van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;

c) verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen, en

d) verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.

2.  Elke transmissiesysteembeheerder bouwt voldoende grensoverschrijdende capaciteit op om Europese transmissie-infrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas.

3.  De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 41, lid 6, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

4.  De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.

5.  Transmissiesysteembeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.

Artikel 14

Onafhankelijke systeembeheerders

▼M2

1.  Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.

Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan die lidstaat besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.

De aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder moet door de Commissie worden goedgekeurd.

▼B

2.  De lidstaat mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen en wanneer:

a) de kandidaat-beheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 9, lid 1, onder b) tot en met d);

b) de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische, fysieke en personele middelen om de in artikel 13 omschreven taken uit te voeren;

c) de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;

d) de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. In dat verband stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten, en

e) de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 715/2009 kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.  Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 11 en van lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

4.  Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.

5.  Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a) de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b) de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of hij stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De toepasselijke financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen;

c) het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder, en

d) waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.  In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 15

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders

1.  Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie, distributie en opslag samenhangende activiteiten.

Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties die in technische of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 33.

2.  Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a) de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas;

b) er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c) de opslagsysteembeheerder heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 41, lid 6, in een dochtermaatschappij beschermd worden. Hierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de opslagsysteembeheerder goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen. Het moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument, en

d) de transmissiesysteemeigenaar en de opslagsysteembeheerder stellen een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en zorgen ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

3.  De Commissie kan richtsnoeren uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de opslagsysteembeheerder lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.  Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder en eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van de onderneming, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem alsook, in het geval van een gecombineerde beheerder, de distributiesysteembeheerder, en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.  Transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

3.  Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.



HOOFDSTUK IV

ONAFHANKELIJKE TRANSMISSIEBEHEERDER

Artikel 17

Activa, apparatuur, personeel en identiteit

1.  Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van aardgas uit te voeren, met name:

a) de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b) het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c) het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Een transmissiesysteembeheerder mag echter diensten verrichten ten behoeve van het verticaal geïntegreerde bedrijf, mits:

i) de verrichting van deze diensten geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii) de voorwaarden van de verrichting van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d) onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.  De werkzaamheden van transmissie van aardgas omvatten, naast de in artikel 13 genoemde, ten minste de volgende activiteiten:

a) vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;

b) vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTBS voor gas”);

c) toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d) inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de behandeling van gas en de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);

e) exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f) investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g) het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, gasbeurzen, en de andere relevante actoren, bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren, en

h) alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.  De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad ( 6 ).

4.  De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.  De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of gemeenschappelijke apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.  De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 18

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.  Onverminderd de besluiten van het in artikel 20 bedoelde controleorgaan:

a) beschikt de distributiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en

b) is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.  De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij op elk moment beschikt over de nodige middelen om de transmissiefunctie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.  Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.  De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 22 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.  Bij het vervullen van de in artikel 13 en artikel 17, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van artikel 13, lid 1, artikel 14, lid 1, punt a), artikel 16, leden 2, 3 en 5, artikel 18, lid 6, en artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009, discrimineren transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.  De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteem-beheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.  De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.  De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 17, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande activa.

9.  Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of benadeelt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.  Een bedrijf dat door de regulerende instantie gecertificeerd is als bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 10 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 11 van deze richtlijn, is van toepassing.

Artikel 19

Onafhankelijkheid van het personeel en het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.  Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 20.

2.  De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag bezwaar aantekenen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten:

a) als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of

b) in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.  In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteenbeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

4.  De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.  De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.  Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.  Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.  Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en/of op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 20

Controleorgaan

1.  De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met de voorbereidingswerkzaamheden betreffende het tienjarig netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 22, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.  Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.  Artikel 19, lid 2, eerste alinea, en artikel 19, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op ten minste de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 19, lid 2, tweede alinea, onder b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 21

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma plaatsvindt. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.  Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris, mits de regulerende instantie hiermee akkoord gaat. De regulerende instantie mag goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 8 van artikel 19 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.

3.  De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:

a) monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma;

b) opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c) verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d) in kennis stellen van de regulerende instantie van elke ernstige inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma, en

e) verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.  De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het beheer en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.  Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden genomen, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens overeenkomstig artikel 22 handelt.

6.  De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn taken te vervullen. Tijdens zijn mandaat mag de nalevingsfunctionaris — al dan niet rechtstreeks — geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

7.  De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.  De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a) voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. 715/2009, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;

b) projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit;

c) aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.

9.  De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 16 naleeft.

10.  De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.  Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.

12.  De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.

Artikel 22

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.  De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie elk jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het netwerkontwikkelingsplan bevat efficiënte maatregelen om de toereikendheid van het systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid te garanderen.

2.  Het tienjarig netontwikkelingsplan voor het netwerk moet met name:

a) de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b) alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en tevens, en

c) een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.  Bij de opstelling van het tienjarige netontwikkelingsplan maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele Gemeenschap, en met investeringsplannen voor installaties voor opslag en hervergassing van LNG.

4.  De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. Zij maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.  De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netwerkontwikkelingsplan wijzigt.

6.  De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.

7.  Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien de investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a) eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b) voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders, of

c) de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a) financiering door een derde partij;

b) bouw door een derde partij;

c) opbouw van het betrokken activa zelf;

d) exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

8.  Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de van toepassing zijnde tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Artikel 23

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële verbruikers op het transmissiesysteem

1.  De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures en tarieven op voor de niet-discriminerende aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële afnemers op het transmissiesysteem, en publiceert deze. Deze procedures worden door de regulerende instantie goedgekeurd.

2.  Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht de aansluiting van een nieuwe opslaginstallatie, LNG-hervergassingsinstallatie of industriële afnemer te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare netcapaciteiten of het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting. De transmissiesysteembeheerder zorgt voor voldoende entry- en exitcapaciteit voor de nieuwe aansluiting.



HOOFDSTUK V

DISTRIBUTIE EN LEVERING

Artikel 24

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een termijn die door de lidstaten op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De lidstaten zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 25 tot en met 27 naleven.

Artikel 25

Taken van distributiesysteembeheerders

1.  Elke distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van aardgas, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden in zijn gebied van een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem, met inachtneming van het milieu en energie-efficiëntie.

2.  De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.  Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.

4.  Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief het gebruik ervan.

5.  Wanneer een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor het balanceren van het gasdistributiesysteem, zijn de daartoe door hem vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energie-onbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden overeenkomstig een methode die verenigbaar is met artikel 41, lid 6, bepaald op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt. De voorwaarden worden gepubliceerd.

Artikel 26

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.  Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.  Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:

a) personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van aardgas;

b) er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c) de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen. Dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 41, lid 6, in een dochterondernemingbeschermd worden. Hierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochteronderneming. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument, en

d) de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.  Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.  De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen.

Artikel 27

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

1.  Onverminderd artikel 30 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

2.  Distributiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

Artikel 28

Gesloten distributiesystemen

1.  De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen om een systeem dat gas distribueert binnen een geografisch afgebakende industrie- of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onder onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van gas voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:

a) de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd zijn, of

b) het systeem primair gas distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

2.  De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van de vereiste krachtens artikel 32, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 41 van kracht worden.

3.  Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 41 op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.

4.  Incidenteel gebruik van een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.

Artikel 29

Gecombineerde beheerder

Artikel 26, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- LNG-, opslag- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder de voorwaarden van de artikel 9, lid 1, of de artikelen 14 en 15, of hoofdstuk IV naleeft, of onder artikel 49, lid 6, valt.



HOOFDSTUK VI

ONTVLECHTING EN TRANSPARANTIE VAN DE BOEKHOUDING

Artikel 30

Recht op inzage van de boekhouding

1.  De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de in artikel 34, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgasbedrijven overeenkomstig artikel 31, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.  De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 31

Ontvlechting van de boekhouding

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 49, leden 2 en 4, van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.

2.  Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgasbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g) ( *2 ), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen ( 7 ).

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.  Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren aardgasbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van gas, die geen verband houden met transmissie, distributie, LNG of opslag. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie- of distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op gasgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.  Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

5.  Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke rekeningen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.

6.  De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.



HOOFDSTUK VII

ORGANISATIE VAN DE TOEGANG TOT HET SYSTEEM

Artikel 32

Toegang van derden

1.  De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot het transmissie- en distributiesysteem en LNG-installaties, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 41 worden goedgekeurd door een in artikel 39, lid 1, bedoelde regulerende instantie, en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.  Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.

3.  De bepalingen van deze richtlijn laten de sluiting van langlopende contracten onverlet, voor zover die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels.

Artikel 33

Toegang tot opslag

1.  Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.

De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten stellen criteria vast op basis waarvan de toegangsregeling kan worden bepaald die van toepassing is op opslaginstallaties en leidingbuffer, en maakt die bekend. Zij maken bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen daartoe, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van de leden 3 en 4.

De in de tweede zin van de tweede alinea bedoelde verplichting laat het in de eerste alinea genoemde recht op vrije keuze van de lidstaten onverlet.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die gerelateerd zijn aan een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

3.  Bij toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten of, indien de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.

Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten uiterlijk op 1 januari 2005 en vervolgens elk jaar publiceren.

Bij het opstellen van de in de tweede alinea vermelde voorwaarden raadplegen de opslagbeheerders en aardgasbedrijven de systeemgebruikers.

4.  Bij gereguleerde toegang nemen de regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten raadplegen de systeemsgebruikers bij het opstellen van de tarieven of de methodes voor de berekening hiervan. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.

Artikel 34

Toegang tot upstreampijpleidingnetten

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, maar niet tot delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 54 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.

2.  De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve aardgasmarkt en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:

a) de noodzaak om toegang te weigeren vanwege een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties;

b) de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid;

c) de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het vervoer en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallatie, en

d) de noodzaak om, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.

3.  De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 genoemde criteria en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.

▼M2

4.  In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast. Indien het upstreampijpleidingnet begint in een derde land en ten minste met één lidstaat verbonden is, overleggen de betrokken lidstaten met elkaar, en raadpleegt de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, het betrokken derde land waar het upstreampijpleidingnet begint, teneinde ervoor te zorgen dat, wat het betrokken net betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied van de lidstaten.

▼B

Artikel 35

Weigering van toegang

1.  Aardgasbedrijven kunnen toegang tot het systeem weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of indien de toegang tot het systeem hen zou verhinderen om de zoals in artikel 3, lid 2, bedoelde aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen na te komen, of op grond van ernstige economische en financiële moeilijkheden met take-or-pay-contracten, zulks met inachtneming van de criteria en procedures van artikel 48 en het door de lidstaat overeenkomstig lid 1 van dat artikel gekozen alternatief. Een dergelijke weigering wordt naar behoren gemotiveerd.

2.  De lidstaten kunnen de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf dat de toegang tot het systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verricht voor zover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen. In de lidstaten die artikel 4, lid 4, toepassen, nemen de lidstaten de maatregelen in kwestie.

Artikel 36

Nieuwe infrastructuur

1.  Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een vastgestelde periode worden ontheven van het bepaalde in de artikelen 9, 32, 33 en 34, en artikel 41, leden 6, 8 en 10, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;

b) het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;

c) de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;

d) er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur, en

▼M2

e) de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging op de relevante markten waarop de investering waarschijnlijk een effect zal hebben, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas, van het efficiënte functioneren van de betrokken gereguleerde systemen of van de leverings- en voorzieningszekerheid inzake aardgas in de Unie.

▼B

2.  Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.

▼M2

3.  De in hoofdstuk VIII bedoelde regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffing.

Voordat een besluit over de ontheffing wordt genomen, gaat de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde instantie van die lidstaat, over tot raadpleging van:

a) de nationale regulerende instanties van de lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe infrastructuur, en

b) de nationale regulerende instanties van de derde landen wier betrokken infrastructuur verbonden is met het Unienet dat onder het rechtsgebied van een lidstaat valt en begint of eindigt in een of meer derde landen.

Indien de geraadpleegde autoriteiten van de derde landen niet binnen een redelijke termijn of binnen een vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageren, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.

▼B

4.  Wanneer de infrastructuur in kwestie is gelegen op het grondgebied van meer dan één lidstaat, kan het Agentschap een advies aan de regulerende instanties van de lidstaten in kwestie doen toekomen, op basis waarvan zij een besluit kunnen nemen binnen twee maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instanties een verzoek om een ontheffing heeft ontvangen.

▼M2

Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste regulerende instantie het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, stellen zij het Agentschap op de hoogte van hun besluit. Indien de betrokken infrastructuur een transmissieleiding is tussen een lidstaat en een derde land kan de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, alvorens een besluit over de ontheffing te nemen, de relevante bevoegde autoriteit van dat derde land raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat, wat de betrokken infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied en, in voorkomend geval, in de territoriale wateren van die lidstaat. Indien de geraadpleegde autoriteit van het derde land niet binnen een redelijke of vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageert, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.

▼B

Het Agentschap voert de taken waarmee de regulerende instanties van de betrokken lidstaten bij dit artikel worden belast, uit:

a) indien alle betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, of

b) naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

Alle betrokken regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken de in de derde alinea, onder a), bedoelde periode met ten hoogste drie maanden te verlengen.

5.  Alvorens een besluit te nemen raadpleegt het Agentschap de relevante regulerende instanties en de aanvragers.

6.  Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.

Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een ontheffing wordt verleend, besluit de regulerende instantie, over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en/of de toewijzing van de capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur wordt verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regulerende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en e), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regulerende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.

Het ontheffingsbesluit, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

7.  Niettegenstaande lid 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of het Agentschap, naar gelang van het geval, haar of zijn advies over het verzoek om ontheffing aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.

8.  De regulerende instantie zendt de Commissie onverwijld na ontvangst een afschrift toe van ieder verzoek om ontheffing. Het besluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

a) de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend of geweigerd, samen met een verwijzing naar lid 1 met inbegrip van de/het relevante punt(en) van dat lid waarop dit besluit is gebaseerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;

b) de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;

c) de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;

d) indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties, en

e) de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.

9.  Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de kennisgeving. Die termijn van twee maanden kan met twee extra maanden worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. De termijn van twee maanden kan ook worden verlengd wanneer zowel de Commissie als de betrokken regulerende instantie daarmee instemt.

Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving geacht te zijn ingetrokken tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regulerende instantie of tenzij de regulerende instantie in een met redenen omklede verklaring de Commissie ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.

De regulerende instantie voldoet binnen een termijn van een maand aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden, tenzij de Commissie vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie de ontheffing is verleend.

10.  De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in de lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 3, 6, 8 en 9 van dit artikel. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 37

Openstelling van de markt en wederkerigheid

1.  De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn:

a) tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas ( 8 ). De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;

b) uiterlijk vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;

c) vanaf 1 juli 2007: alle afnemers.

2.  Teneinde een onevenwichtigheid bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:

a) mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, en

b) kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van één van de lidstaten van beide systemen.

Artikel 38

Directe leidingen

1.  De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a) de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers, en

b) elke in aanmerking komende afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe leiding kan worden bevoorraad door een producent en door een aardgasbedrijf.

2.  In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.

3.  De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 35, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 41.



HOOFDSTUK VIII

NATIONALE REGULERENDE INSTANTIES

Artikel 39

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.  Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.  Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009.

3.  In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine systemen aanwijzen op een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regelgevers van het Agentschap overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.  De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving worden opgelegd:

a) juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit;

b) ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:

i) onafhankelijk zijn van marktbelangen, en

ii) bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 41 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.  Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, zorgen de lidstaten er met name voor dat:

a) de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan, afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzingen ontvangt, zodat zij over autonomie beschikt bij de uitvoering van de toegewezen begroting, en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren, en

b) de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

In verband met punt b) van de eerste alinea, voorzien de lidstaten in een adequaat rouleringsschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens de nationale wetgeving schuldig zijn geweest aan wangedrag.

Artikel 40

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld in artikel 41, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder mededingingsautoriteiten, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:

a) de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten en de Commissie, van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor aardgas binnen de Gemeenschap en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap, en waarborging dat gasnetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn;

b) de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale markten binnen de Gemeenschap met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c) het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas tussen de lidstaten, inclusief het ontwikkelen van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de aardgasstromen in de Gemeenschap kan faciliteren;

d) bijdragen tot de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen, alsmede aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienetwerken;

e) de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van gas uit hernieuwbare energiebronnen weg te nemen;

f) ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g) ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming;

h) bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor aardgas, tot de bescherming van kwetsbare klanten en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier.

Artikel 41

Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie

1.  De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a) vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor;

b) waarborgen van de naleving door de transport- en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende systeemeigenaars, alsmede door alle aardgasbedrijven, van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn en de andere relevante communautaire wetgeving, inclusief bij grensoverschrijdende kwesties;

▼M2

c) samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met het Agentschap. Met betrekking tot de infrastructuur van en naar een derde land kan de regulerende instantie van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van het derde land, na overleg met de regulerende instanties van de andere betrokken lidstaten, teneinde, wat deze infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent toe te passen op het grondgebied van de lidstaten;

▼B

d) naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap en de Commissie;

e) op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap en de Commissie. Het verslag bevat de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;

f) erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-, LNG- en leveringsactiviteiten;

g) toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt, als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009; een dergelijke beoordeling kan aanbevelingen voor de wijziging van deze investeringsplannen omvatten;

h) toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de voorziening, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen;

i) toezicht houden op het transparantieniveau, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de aardgasbedrijven;

j) toezicht houden op de het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief aardgasbeurzen, tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;

k) toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die grote niet-huishoudelijke afnemers kunnen weerhouden van, of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze, voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen;

l) respecteren van de contractuele vrijheid met betrekking tot afschakelbare leveringscontracten en langetermijncontracten, mits deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht en aansluiten bij het Gemeenschapsbeleid;

m) toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

n) toezicht op en toetsing van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 33. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 33, lid 3, omvat deze taak niet de herziening van de tarieven;

o) tezamen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

p) publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 3, en deze waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen;

q) waarborgen van de toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen, geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot de gegevens als bedoeld in punt h) van bijlage I;

r) toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009;

s) toezicht op de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit onder artikel 33, lid 3 of lid 4, valt;

t) toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 46, en

u) bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau.

2.  Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij in voorkomend geval nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd haar eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.  Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 14, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a) toezicht houden op de naleving door de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder van hun verplichtingen uit hoofde dit artikel, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, onder d);

b) toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 11;

c) onverminderd de procedure van artikel 14, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder wordt ingediend;

d) ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd, en

e) inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders.

4.  De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instantie de bevoegdheden krijgt die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a) vaststellen van bindende besluiten voor aardgasbedrijven;

b) onderzoeken uitvoeren naar de werking van de gasmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de regulators van de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;

c) opvragen bij aardgasbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering een derde partij toegang te geven en informatie over maatregelen die nodig zijn om het netwerk te versterken;

d) opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan aardgasbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap niet naleven, dan wel een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of van het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en

e) passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens de leden 11 en 12.

5.  Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk IV, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a) straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van het verticaal geïntegreerd bedrijf;

b) toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen naleeft;

c) optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 11 ingediende klachten;

d) toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e) haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;

f) het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 21, lid 4; deze rechtvaardiging dient met name bewijsmateriaal te bevatten waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g) inspecties, ook onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, en

h) alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 14 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

6.  De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methodes voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of voldoende ruim vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:

a) de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;

b) de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, en

c) de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.

7.  De in lid 6 vermelde methoden of de voorwaarden worden gepubliceerd.

8.  Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

9.  De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale gastransmissienetwerken, inclusief interconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders of marktdeelnemers hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de nationale regulerende instanties ter goedkeuring voor. De nationale regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze procedures.

10.  De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen te verlangen dat zij de voorwaarden, inclusief de in dit artikel bedoelde tarieven en methodologieën, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 33, lid 3, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven en de berekeningswijzen hiervan voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve tarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.

11.  Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie-, opslag-, LNG- of distributiesysteem met betrekking tot diens verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn, kunnen deze klacht voorleggen aan de nationale regulerende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager nog eens worden verlengd. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.

12.  Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kunnen binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

13.  De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag, en met name artikel 82, in acht genomen.

14.  De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

15.  Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 11 en 12 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht of de nationale wetgeving.

16.  De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, ten einde door de rechter te kunnen worden getoetst. Deze besluiten zijn voor het publiek beschikbaar waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.

17.  De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.

Artikel 42

Reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties

1.  De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, en voorzien elkaar en het Agentschap van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie dezelfde graad van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt verlangd.

2.  De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om

a) de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het netwerk mogelijk te maken, gemeenschappelijke gasbeurzen en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio en tussen de regio’s mogelijk te maken, mede door nieuwe interconnecties, om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers uit verschillende lidstaten te discrimineren;

b) de ontwikkeling van alle netwerkcodes voor de relevante transmissiesysteembeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren, en

c) de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren.

3.  Nationale regulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.

4.  De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.

5.  De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap betreft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

▼M2

6.  Regulerende instanties, of in voorkomend geval andere bevoegde autoriteiten, kunnen overleg plegen en samenwerken met de betrokken autoriteiten van derde landen wat de exploitatie van de gasinfrastructuur van en naar derde landen betreft, om ervoor te zorgen dat deze richtlijn met betrekking tot de betrokken infrastructuur consequent wordt toegepast op het grondgebied en in de territoriale wateren van een lidstaat.

▼B

Artikel 43

Overeenstemming met de richtsnoeren

1.  Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren.

2.  Het Agentschap geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.  Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte.

4.  Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.  Wanneer de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de relevante regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.  Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a) geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of

b) de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met de richtsnoeren.

7.  Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.  De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.  De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met een nadere omschrijving van de procedure die door de regulerende instanties, het Agentschap en de Commissie moet worden gevolgd met betrekking tot de overeenstemming van de besluiten van de regulerende instanties met de in dit artikel bedoelde richtsnoeren. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

Artikel 44

Bijhouden van gegevens

1.  De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.

2.  Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten.

3.  De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallen.

4.  Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de Commissie richtsnoeren vaststellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.

5.  Voor transacties in aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders, geldt dit artikel enkel van zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.

6.  De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

7.  Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.



HOOFDSTUK IX

KLEINHANDELSMARKTEN

Artikel 45

Kleinhandelsmarkten

Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers, nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.

Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.



HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Beschermingsmaatregelen

1.  Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen.

2.  Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.

3.  De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.

Artikel 47

Gelijke mededingingsvoorwaarden

1.  De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag, met name artikel 30, en de Gemeenschapswetgeving.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.  De Commissie reageert binnen twee maanden na ontvangst ervan op de in lid 2 bedoelde kennisgeving. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 48

Ontheffingen in verband met take-or-pay-verbintenissen

1.  Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 32 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.

Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.

2.  De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd, om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of te herroepen.

Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, wordt met bekwame spoed een definitief besluit genomen volgens de raadplegingsprocedure van artikel 51, lid 2.

De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

3.  Bij de beslissing over de in lid 1 bedoelde ontheffingen houden de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie en de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:

a) het streven een concurrerende gasmarkt tot stand te brengen;

b) de noodzaak om openbaredienstverplichtingen na te komen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen;

c) de positie van het aardgasbedrijf op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;

d) de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasbedrijven en transmissiebedrijven of de in aanmerking komende afnemers ondervinden;

e) de datum van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;

f) de inspanningen die zijn geleverd om een oplossing voor het probleem te vinden;

g) de mate waarin het bedrijf bij de aanvaarding van de betrokken take-or-pay-verplichtingen, gezien de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;

h) de mate waarin het systeem gekoppeld is aan andere systemen en de mate van interoperabiliteit van die systemen, en

i) de gevolgen die de verlening van een ontheffing kan hebben voor de correcte toepassing van deze richtlijn wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.

Een besluit inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot take-or-pay-contracten die vóór 4 augustus 2003 zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat alternatieve rendabele afzetmogelijkheden wegvallen. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan wanneer de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in take-or-pay-contracten voor gas vastgelegd is of voor zover het betrokken take-or-pay-contract voor gasaankoop kan worden aangepast of het aardgasbedrijf in staat is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden.

4.  Aardgasbedrijven waaraan geen ontheffing is verleend als bedoeld in lid 1 van dit artikel, mogen toegang tot het net niet of niet langer weigeren op grond van take-or-pay-verbintenissen die in het kader van een gasaankoopcontract zijn aangegaan. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke bepalingen van de artikelen 32 tot en met 44, worden nageleefd.

5.  Elke krachtens de bovenstaande bepalingen verleende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd. De Commissie maakt het betreffende besluit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.  De Commissie legt uiterlijk 4 augustus 2008 een evaluatieverslag voor over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit artikel, zodat het Europees Parlement en de Raad te zijner tijd kunnen beoordelen of dit artikel moet worden aangepast.

▼M2

Artikel 48 bis

Technische overeenkomsten over de exploitatie van transmissieleidingen

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van transmissiesysteembeheerders of andere marktdeelnemers om technische overeenkomsten over kwesties in verband met de exploitatie van transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land van kracht te laten blijven of te sluiten, voor zover die overeenkomsten verenigbaar zijn met het Unierecht en met desbetreffende besluiten van de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Van dergelijke overeenkomsten wordt kennisgegeven aan de regulerende instanties van de betrokken lidstaten.

▼B

Artikel 49

Opkomende en geïsoleerde markten

1.  Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 37 en/of artikel 38 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75 % wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Zo’n afwijking komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van de in deze alinea vermelde voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van de artikelen 4, 9, 37 en/of 38 van deze richtlijn afwijken. De afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een geïsoleerde markt voldoet.

De artikelen 4, 9, 37 en/of 38 zijn niet van toepassing op Estland, Letland, en/of Finland totdat een van deze lidstaten rechtstreeks is verbonden met het stelsel van systemen van een andere lidstaat dan Estland, Letland, Litouwen en Finland. Deze alinea laat de in de eerste alinea van dit lid genoemde afwijkingen onverlet.

2.  Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt, mag afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, artikel 26, artikel 31, artikel 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 van deze richtlijn. Deze afwijking komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.

Cyprus mag van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 afwijken. Deze afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een opkomende markt voldoet.

3.  De dag waarop de in lid 2 bedoelde afwijking komt te vervallen, resulteert de omschrijving van in aanmerking komende afnemers in de openstelling van de markt die gelijk is aan ten minste 33 % van het totale jaarlijkse gasverbruik van de nationale gasmarkt. Twee jaar later is artikel 37, lid 1, onder b), van toepassing, en drie jaar later artikel 37, lid 1, onder c). Tot de toepassing van artikel 37, lid 1, onder b), kan de in lid 2 van dit artikel bedoelde lidstaat besluiten artikel 32 niet toe te passen op ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.

4.  Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie- en grote distributie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke afwijking van de artikelen 4 en 9, artikel 13, leden 1 en 3, de artikelen 14 en 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.

5.  De Commissie kan de in lid 4 bedoelde ontheffing verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria:

 de noodzaak van infrastructuurinvesteringen die in een competitieve markt economisch niet haalbaar zouden zijn;

 de omvang van de vereiste investeringen en de vooruitzichten met betrekking tot het terugverdienen daarvan;

 de omvang en ontwikkelingsgraad van het gassysteem in het betrokken gebied;

 de vooruitzichten voor de betrokken gasmarkt;

 de oppervlakte en de geografische kenmerken van het betrokken gebied of de betrokken regio, en de sociaaleconomische en demografische factoren.

Voor andere gasvoorzieningsinfrastructuur dan distributie-infrastructuur mag alleen een afwijking worden toegestaan als het betrokken gebied niet of sedert minder dan tien jaar beschikt over infrastructuur voor de gasvoorziening. De afwijking is tijdelijk en mag niet langer gelden dan tien jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied.

Voor distributie-infrastructuur kan een afwijking worden toegestaan van ten hoogste 20 jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied via het betrokken systeem.

6.  Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta.

7.  De Commissie stelt de lidstaten van verzoeken uit hoofde van lid 4 in kennis alvorens zij een besluit neemt krachtens lid 5 en houdt daarbij rekening met de vertrouwelijkheidseisen. Dit besluit en de in de leden 1 en 2 bedoelde afwijkingen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

8.  Griekenland mag afwijken van de artikelen 4, 24, 25, 26, 32, 37 en/of 38 van deze richtlijn voor de geografische gebieden en de termijnen die vermeld worden in de vergunningen die het vóór 15 maart 2002 en overeenkomstig Richtlijn 98/30/EG heeft afgegeven voor de ontwikkeling en de exclusieve exploitatie van distributienetten in bepaalde geografische gebieden.

▼M2

Artikel 49 bis

Afwijkingen met betrekking tot transmissieleidingen van en naar derde landen

1.  Wat gastransmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land betreft die vóór 23 mei 2019 voltooid zijn, kan de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt van die transmissieleiding met het net van de lidstaat bevindt, ertoe besluiten af te wijken van de artikelen 9, 10, 11 en 32 en artikel 41, leden 6, 8 en 10, voor de gedeelten van de gastransmissieleiding die zich op zijn grondgebied en in zijn territoriale wateren bevinden, indien daarvoor objectieve redenen bestaan zoals de mogelijkheid om de gedane investering terug te verdienen of de behoefte aan leverings- en voorzieningszekerheid, mits de afwijking niet ten koste gaat van de mededinging, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas of van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Unie.

De afwijking is in de tijd beperkt tot maximaal 20 jaar op basis van een objectieve rechtvaardiging, kan, mits gerechtvaardigd, worden verlengd, en kan onderworpen zijn aan voorwaarden die bijdragen tot de verwezenlijking van de hierboven vermelde eisen.

Dergelijke afwijkingen zijn niet van toepassing op transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land dat ertoe gehouden is deze richtlijn om te zetten en deze effectief in zijn rechtsorde ten uitvoer legt overeenkomstig een met de Unie gesloten overeenkomst.

2.  Indien de betrokken transmissieleiding zich op het grondgebied van meer dan één lidstaat bevindt, besluit de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, na overleg met alle betrokken lidstaten, of hij een afwijking voor die transmissieleiding verleent.

Op verzoek van de betrokken lidstaten kan de Commissie besluiten om als waarnemer te fungeren in het overleg tussen de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt bevindt en het derde land met betrekking tot de consequente toepassing van deze richtlijn op het grondgebied en in de territoriale wateren van de lidstaat waar het eerste interconnectiepunt zich bevindt, ook met betrekking tot het verlenen van afwijkingen voor zulke transmissielijnen.

3.  Besluiten op grond van de leden 1 en 2 worden uiterlijk op 24 mei 2020 genomen. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke besluiten in kennis en maken deze bekend.

Artikel 49 ter

Machtigingsprocedure

1.  Onverminderd andere Unierechtelijke verplichtingen en de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten kunnen bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van een gastransmissieleiding of een upstreampijpleidingnet van kracht blijven tot de inwerkingtreding van een latere overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land of totdat de procedure uit hoofde van de leden 2 tot en met 15 van dit artikel van kracht wordt.

2.  Onverminderd de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten stelt een lidstaat die voornemens is onderhandelingen met een derde land aan te knopen teneinde een overeenkomst over de exploitatie van een transmissieleiding met dit land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten betreffende zaken die geheel of gedeeltelijk onder deze richtlijn vallen, de Commissie schriftelijk van dat voornemen in kennis.

Een dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van de relevante ondersteunende stukken en van een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld of heronderhandeld, de onderhandelingsdoelen en alle andere relevante informatie, en wordt ten minste vijf maanden voor de beoogde start van de onderhandelingen aan de Commissie toegezonden.

3.  Na een kennisgeving op grond van lid 2 machtigt de Commissie de betrokken lidstaat om formele onderhandelingen met een derde land aan te knopen voor wat betreft het gedeelte dat van invloed kan zijn op de gemeenschappelijke regels van de Unie, tenzij zij oordeelt dat het aanknopen van die onderhandelingen:

a) in strijd zou zijn met het Unierecht op een andere grond dan een onverenigbaarheid die voortvloeit uit de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten;

b) schadelijk zou zijn voor het functioneren van de interne markt voor aardgas, het concurrentievermogen of de leverings- en voorzieningszekerheid in een lidstaat of in de Unie;

c) afbreuk zou doen aan de doelstellingen van lopende onderhandelingen of intergouvernementele overeenkomsten tussen de Unie en een derde land;

d) discriminerend zou zijn.

4.  Bij het verrichten van de beoordeling uit hoofde van lid 3 houdt de Commissie rekening met de vraag of de beoogde overeenkomst betrekking heeft op een transmissieleiding of upstreampijpleiding die met nieuwe aardgasbronnen bijdraagt tot de diversificatie van de aardgastoevoer en -leveranciers.

5.  Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving stelt de Commissie een besluit vast waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

6.  Ingeval de Commissie een besluit vaststelt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.

7.  Besluiten waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, worden door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

8.  De Commissie kan richtsnoeren beschikbaar stellen en kan verzoeken om in de beoogde overeenkomst bepaalde clausules op te nemen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst verenigbaar is met het Unierecht, overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ).

9.  De Commissie wordt in de verschillende stadia op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten van de onderhandelingen tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst, en kan overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 verzoeken aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen.

10.  De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de op grond van lid 5 vastgestelde besluiten.

11.  Alvorens een overeenkomst met een derde land te ondertekenen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en zendt hij de Commissie de tekst van de onderhandelde overeenkomst toe.

12.  Na ontvangst van de kennisgeving op grond van lid 11, beoordeelt de Commissie de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst op grond van lid 3. Wanneer de Commissie oordeelt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die voldoet aan lid 3, machtigt zij de lidstaat de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.

13.  Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 11 bedoelde kennisgeving neemt de Commissie een besluit waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

14.  Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij een lidstaat wordt gemachtigd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van de overeenkomst, alsook van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomst.

15.  Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.

▼B

Artikel 50

Herzieningsprocedure

Ingeval in het in artikel 52, lid 6, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt — vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.

De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — nl. dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.

Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn te wijzigen. In haar voorstellen tot wijziging van de richtlijn kan de Commissie voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig even doeltreffende maatregelen ten uitvoer legt.

Artikel 51

Comité

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

▼M1

Artikel 52

Rapportering

De Commissie monitort en evalueert de toepassing van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad, als bijlage bij het in artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) bedoelde verslag over de stand van de energie-unie.

▼B

Artikel 53

Intrekking

Richtlijn 2003/55/EG wordt met ingang van 3 maart 2011 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende de termijnen voor omzetting en toepassing van voornoemde richtlijn. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 54

Omzetting

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 maart 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 3 maart 2011, met uitzondering van artikel 11, dat zij toepassen met ingang van 3 maart 2013.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 55

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 56

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN INZAKE CONSUMENTENBESCHERMING

1.

Onverminderd de communautaire voorschriften inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten ( 11 ) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten ( 12 ), houden de in artikel 3 bedoelde maatregelen in dat ervoor wordt gezorgd dat de afnemers:

a) recht hebben op een contract met hun gasleverancier waarin worden vermeld:

 de identiteit en het adres van de leverancier;

 de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

 de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

 de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

 de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van de diensten en van het contract, en of het toegestaan is het contract kosteloos op te zeggen;

 alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige en te late facturering;

 de methode voor het beginnen van procedures voor de beslechting van geschillen overeenkomstig punt f), en

 informatie over consumentenrechten, met inbegrip van klachtenbehandeling en alle in dit punt bedoelde gegevens welke duidelijk wordt meegedeeld door middel van de facturen of via de website van het aardgasbedrijf.

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval zou deze informatie voorafgaand aan de ondertekening of bevestiging van het contract moeten worden verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt bovengenoemde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

b) op toereikende wijze in kennis worden gesteld van ieder voornemen de contractvoorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht op opzegging wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Dienstverleners stellen hun abonnees op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van tariefstijgingen en doen dit binnen een redelijke termijn die een normale factureringsperiode na het invoeren van de stijging niet overschrijdt. De lidstaten zorgen ervoor dat afnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de gasleverancier aangemelde nieuwe voorwaarden niet aanvaarden;

c) transparante informatie ontvangen over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten;

d) een ruime keuze van betalingswijzen wordt geboden, die geen enkele categorie klanten discrimineert. Vooruitbetalingssystemen zijn billijk en vormen een goede afspiegeling van het vermoedelijke verbruik. Ieder verschil in voorwaarden komt overeen met de kosten die de verschillende betalingswijzen voor de leverancier meebrengen. De algemene voorwaarden van de contracten dienen eerlijk en transparant te zijn. Zij zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal en bevatten geen niet-contractuele belemmeringen voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden;

e) geen kosten in rekening worden gebracht indien zij van leverancier veranderen;

f) transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten. Meer in het bijzonder hebben alle consumenten recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun gasleverancier. Door middel van dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechting moeten geschillen billijk en snel, en bij voorkeur binnen drie maanden, kunnen worden beslecht, zo nodig via een systeem van terugbetaling en/of vergoeding. Hierbij dienen zoveel mogelijk de beginselen van Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen te worden gevolgd ( 13 );

g) die op het gassysteem zijn aangesloten, in kennis worden gesteld van hun recht om, in overeenstemming met de geldende nationale wetgeving, te worden voorzien van aardgas van een bepaalde kwaliteit tegen een redelijke prijs;

h) de beschikking krijgen over hun verbruiksgegevens en in staat zijn om, met uitdrukkelijke toestemming en kosteloos, geregistreerde leveringsbedrijven toegang te geven tot hun geregistreerde verbruiksgegevens. De partij die verantwoordelijk is voor het gegevensbeheer is verplicht deze gegevens aan het bedrijf te verstrekken. De lidstaten leggen een gegevensformaat vast, alsook een procedure voor leveranciers en consumenten om toegang te krijgen tot die gegevens. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend;

i) naar behoren worden geïnformeerd over hun daadwerkelijk gasverbruik en de kosten daarvan, zulks voldoende frequent om hen in staat te stellen hun eigen gasverbruik te regelen. Voor de verstrekking van de informatie wordt een voldoende ruime termijn ingesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van de meetapparatuur van de afnemer. Er wordt naar behoren rekening gehouden met de kostenefficiëntie van deze maatregelen. Voor deze dienst mogen de verbruikers geen extra kosten worden aangerekend;

j) nadat ze van aardgasleverancier zijn veranderd, ten laatste zes weken nadat deze leverancier hiervan in kennis is gesteld een definitieve afsluitingsrekening ontvangen.

2.

De lidstaten zorgen ervoor dat er slimme metersystemen worden ingevoerd die de actieve participatie van de consumenten aan de markt voor levering van gas ondersteunen. De invoering van dergelijke metersystemen kan worden onderworpen aan een economische evaluatie op de lange termijn van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek ter bepaling van welke vorm van slim meten economisch haalbaar en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan.

Een dergelijke evaluatie vindt uiterlijk plaats op 3 september 2012.

Onder voorbehoud van deze evaluatie stellen de lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen, een tijdschema op voor de invoering van slimme metersystemen.

De lidstaten of de bevoegde autoriteit die zij aanwijzen waarborgen de interoperabiliteit van deze metersystemen die op hun grondgebied worden ingevoerd en houden rekening met de toepassing van adequate normen en beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van de interne markt voor aardgas.




BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL



Richtlijn 2003/55/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 7

Artikel 12

Artikel 8

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 10

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 11

Artikel 24

Artikel 12

Artikel 25

Artikel 13

Artikel 26

Artikel 14

Artikel 27

Artikel 15

Artikel 29

Artikel 16

Artikel 30

Artikel 17

Artikel 31

Artikel 18

Artikel 32

Artikel 19

Artikel 33

Artikel 20

Artikel 34

Artikel 21

Artikel 35

Artikel 22

Artikel 36

Artikel 23

Artikel 37

Artikel 24

Artikel 38

Artikel 25, lid 1 (eerste en tweede zin)

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 25 (rest)

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 26

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 27

Artikel 48

Artikel 28

Artikel 49

Artikel 29

Artikel 50

Artikel 30

Artikel 51

Artikel 31

Artikel 52

Artikel 32

Artikel 53

Artikel 33

Artikel 54

Artikel 34

Artikel 55

Artikel 35

Artikel 56

Bijlage A

Bijlage I



( *1 ) De titel van Richtlijn 83/349/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

( 1 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

( 2 ) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

( 3 ) PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92.

( 4 ) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

( 5 ) Zie bladzijde 55 van dit Publicatieblad.

( 6 ) Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8).

( *2 ) De titel van Richtlijn 78/660/EEG is aangepast in verband met de hernummering van de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van Amsterdam; oorspronkelijk werd verwezen naar artikel 54, lid 3, onder g).

( 7 ) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

( 8 ) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 1.

( 9 ) Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU (PB L 99 van 12.4.2017, blz. 1).

( 10 ) Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

( 11 ) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

( 12 ) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

( 13 ) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.