02009L0065 — NL — 09.01.2024 — 010.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2009/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2010/78/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 24 november 2010

  L 331

120

15.12.2010

 M2

RICHTLIJN 2011/61/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 8 juni 2011

  L 174

1

1.7.2011

►M3

RICHTLIJN 2013/14/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 21 mei 2013

  L 145

1

31.5.2013

►M4

RICHTLIJN 2014/91/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 23 juli 2014

  L 257

186

28.8.2014

►M5

VERORDENING (EU) 2017/2402 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 12 december 2017

  L 347

35

28.12.2017

►M6

RICHTLIJN (EU) 2019/1160 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 20 juni 2019

  L 188

106

12.7.2019

►M7

RICHTLIJN (EU) 2019/2034 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 27 november 2019

  L 314

64

5.12.2019

►M8

RICHTLIJN (EU) 2019/2162 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 27 november 2019

  L 328

29

18.12.2019

 M9

RICHTLIJN (EU) 2021/2261 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 15 december 2021

  L 455

15

20.12.2021

►M10

RICHTLIJN (EU) 2023/2864 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 13 december 2023

  L 2864

1

20.12.2023


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 052, 27.2.2016, blz.  37 (2014/91/EU)




▼B

RICHTLIJN 2009/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)



INHOUD

HOOFDSTUK I

ONDERWERP TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

HOOFDSTUK II

TOELATING VAN DE ICBE

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BEHEERMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

AFDELING 2

Betrekkingen met derde landen

AFDELING 3

Uitoefeningsvoorwaarden

AFDELING 4

Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE DE BEWAARDER

HOOFDSTUK V

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

AFDELING 2

Uitoefeningsvoorwaarden

HOOFDSTUK VI

FUSIES VAN ICBE’S

AFDELING 1

Beginsel en goedkeuring

AFDELING 2

Controle door derden, verstrekking van informatie aan deelnemers en andere rechten van deelnemers

AFDELING 3

Kosten en ingaan van de fusie

HOOFDSTUK VII

VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET BELEGGINGSBELEID VAN ICBE’S

HOOFDSTUK VIII

MASTER-FEEDERCONSTRUCTIES

AFDELING 1

Toepassingsgebied en goedkeuring

AFDELING 2

Gemeenschappelijke bepalingen voor feeder-icbe’s en master-icbe’s

AFDELING 3

Bewaarders en auditors

AFDELING 4

Verplichtingen inzake informatieverstrekking en publicitaire mededelingen

AFDELING 5

Omzetting van bestaande icbe’s in feeder-icbe’s en verandering van icbe’s

AFDELING 6

Verplichtingen en bevoegde autoriteiten

HOOFDSTUK IX

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE AAN BELEGGERS TE VERSTREKKEN INFORMATIE

AFDELING 1

Openbaarmaking van een prospectus en van periodieke verslagen

AFDELING 2

Openbaarmaking van andere informatie

AFDELING 3

Essentiële beleggersinformatie

AFDELING 4

Toegankelijkheid van informatie op het europees centraal toegangspunt

HOOFDSTUK X

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE ICBE

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR ICBE’S DIE HUN RECHTEN VAN DEELNEMING VERHANDELEN IN ANDERE LIDSTATEN DAN DIE WAAR ZIJ GEVESTIGD ZIJN

HOOFDSTUK XII

BEPALINGEN BETREFFENDE DE AUTORITEITEN DIE MET HET VERSTREKKEN VAN TOELATINGEN EN MET HET TOEZICHT ZIJN BELAST

HOOFDSTUK XIII

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN BEVOEGDHEDEN INZAKE UITVOERING

HOOFDSTUK XIV

UITZONDERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 1

Uitzonderingsbepalingen

AFDELING 2

Overgangs- en slotbepalingen

BIJLAGE I

Schema’s A en B

BIJLAGE II

Taken die deel uitmaken van het collectief beheer van beleggingsportefeuilles

BIJLAGE III

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

BIJLAGE IV

Concordantietabel

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

1.  
Deze richtlijn is van toepassing op instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) die op het grondgebied van de lidstaten zijn gevestigd.
2.  

Voor de toepassing van deze richtlijn en behoudens artikel 3, wordt onder icbe’s verstaan een instelling:

a) 

waarvan het uitsluitende doel is de collectieve belegging in effecten of in andere in artikel 50, lid 1, bedoelde liquide financiële activa van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, en

b) 

waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze instellingen direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een icbe om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde.

De lidstaten kunnen toestaan dat een icbe uit meerdere beleggingscompartimenten bestaat.

3.  

De in lid 2 bedoelde instellingen kunnen rechtens geregeld zijn bij overeenkomst (beleggingsfondsen beheerd door een beheermaatschappij), als trust (unit trust) dan wel bij statuten (beleggingsmaatschappij).

Voor de toepassing van deze richtlijn omvatten:

a) 

„beleggingsfondsen” ook unit trusts;

b) 

„rechten van deelneming” in icbe’s ook aandelen van icbe’s.

4.  
Aan deze richtlijn zijn niet onderworpen beleggingsmaatschappijen waarvan de activa via dochterondernemingen voornamelijk worden belegd in andere waarden dan effecten.
5.  
De lidstaten verbieden de icbe’s die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zich om te zetten in een instelling voor collectieve belegging die niet onder deze richtlijn valt.
6.  
Indien een icbe uit een andere lidstaat zijn rechten van deelneming verhandelt op het grondgebied van een lidstaat van ontvangst, mag deze lidstaat van ontvangst noch voor bedoelde icbe’s noch voor de door hem uitgegeven rechten van deelneming, andere bepalingen voorschrijven op het door deze richtlijn bestreken gebied, zulks behoudens de bepalingen van het gemeenschapsrecht op het gebied van het kapitaalverkeer en behoudens de artikelen 91 en 92 en artikel 108, lid 1, tweede alinea.
7.  
Onverminderd dit hoofdstuk kunnen lidstaten de op hun grondgebied gevestigde icbe’s onderwerpen aan strengere bepalingen dan die van deze richtlijn, alsmede aan aanvullende bepalingen, mits deze algemeen gelden en niet strijdig zijn met deze richtlijn.

Artikel 2

1.  

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) 

„bewaarder”: een instelling die belast is met de in de artikelen 22 en 32 omschreven taken en die onderworpen is aan de overige in hoofdstuk IV en hoofdstuk V, afdeling 3, vastgestelde bepalingen;

b) 

„beheermaatschappij”: een maatschappij waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheren van icbe’s in de vorm van beleggingsfondsen of beleggingsmaatschappijen (collectief beheer van beleggingsportefeuilles van icbe’s);

c) 

„lidstaat van herkomst van een beheermaatschappij”: de lidstaat waar de beheermaatschappij haar statutaire zetel heeft;

d) 

„lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij”: een lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en op het grondgebied waarvan een beheermaatschappij een bijkantoor heeft of diensten verricht;

e) 

„lidstaat van herkomst van een icbe”: de lidstaat waar de icbe overeenkomstig artikel 5 is toegelaten;

f) 

„lidstaat van ontvangst van een icbe”: een lidstaat die niet de lidstaat van herkomst van de icbe is en waar de rechten van deelneming van de icbe worden aangeboden;

g) 

„bijkantoor”: een bedrijfszetel die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beheermaatschappij en die de diensten verricht waarvoor de beheermaatschappij een vergunning heeft gekregen;

h) 

„bevoegde autoriteiten”: de autoriteiten die elke lidstaat krachtens artikel 97 aanwijst;

i) 

„nauwe banden”: een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

i) 

een deelneming, d.w.z. het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband in bezit hebben van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming, of

ii) 

een zeggenschapsband, d.w.z. de band die bestaat tussen een „moederonderneming” en een „dochteronderneming” als omschreven in de artikelen 1 en 2 van de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub 9, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 1 ) en in alle in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 83/349/EEG bedoelde gevallen, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

j) 

„gekwalificeerde deelneming”: het rechtstreeks of middellijk bezitten van een deelneming in een beheermaatschappij van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten, dan wel van een deelneming die de mogelijkheid inhoudt een invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de beheermaatschappij waarin wordt deelgenomen;

k) 

„aanvangskapitaal”: het vermogen als bedoeld in artikel 57, onder a) en b), van Richtlijn 2006/48/EG;

l) 

„eigen vermogen”: het eigen vermogen als omschreven in Richtlijn 2006/48/EG, titel V, hoofdstuk 2, afdeling 1;

m) 

„duurzame drager”: elk hulpmiddel dat een belegger in staat stelt om persoonlijk aan die belegger gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

n) 

„effecten”:

i) 

aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren („aandelen”);

ii) 

obligaties en andere schuldinstrumenten („obligaties”);

iii) 

alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven;

o) 

„geldmarktinstrumenten”: instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld;

p) 

onder „fusie”: wordt verstaan de rechtshandeling waarbij:

i) 

een of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie al hun activa en passiva overdragen aan een andere, bestaande icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”, tegen uitgifte van rechten van deelneming in de ontvangende icbe, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van deze rechten van deelneming;

ii) 

twee of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie al hun activa en passiva overdragen aan een door hen op te richten icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”, tegen uitgifte van rechten van deelneming in de ontvangende icbe, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van deze rechten van deelneming;

iii) 

een of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, die blijven bestaan tot ze kwijting voor hun uitstaande schulden hebben gekregen, hun netto-activa overdragen aan een ander beleggingscompartiment van dezelfde icbe, aan een icbe die ze vormen of aan een andere, bestaande icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”;

q) 

onder „grensoverschrijdende fusie”: wordt een fusie tussen icbe’s verstaan:

i) 

waarvan er ten minste twee in verschillende lidstaten zijn gevestigd, of

ii) 

die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd tot een nieuw opgerichte icbe die in een andere lidstaat is gevestigd;

r) 

onder „binnenlandse fusie”: verstaan een fusie van icbe’s die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd wanneer ten minste één van de betrokken icbe’s daarvan overeenkomstig artikel 93 in kennis is gesteld;

▼M4

s) 

„leidinggevend orgaan”: het orgaan van een beheermaatschappij, beleggingsmaatschappij of bewaarder met de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid, welke de toezicht- en bestuursfuncties omvat, of, indien beide functies gescheiden zijn, alleen de bestuursfunctie. Wanneer een beheermaatschappij, beleggingsmaatschappij of bewaarder overeenkomstig nationaal recht beschikt over verschillende organen met specifieke taken, zijn de in deze richtlijn opgenomen voorschriften betreffende het leidinggevend orgaan of het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie eveneens of in plaats daarvan van toepassing op de leden van andere organen van de beheermaatschappij, beleggingsmaatschappij of bewaarder die op grond van het toepasselijke nationale recht respectievelijk bevoegd zijn;

t) 

„financieel instrument”: financieel instrument als genoemd in bijlage I, deel C, bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

▼B

2.  
Voor de toepassing van lid 1, onder b), omvatten de normale werkzaamheden van een beheermaatschappij de in bijlage II vermelde taken.
3.  
Voor de toepassing van lid 1, onder g), worden verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beheermaatschappij met hoofdkantoor in een andere lidstaat als één enkel bijkantoor beschouwd.
4.  

Voor de toepassing van lid 1, onder i), punt ii), geldt het volgende:

a) 

elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

b) 

situaties waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met dezelfde persoon, worden ook geacht een nauwe band tussen deze personen te vormen.

5.  
Voor de toepassing van lid 1, onder j), worden de stemrechten, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten ( 3 ), in aanmerking genomen.
6.  
Voor de toepassing van lid 1, onder l), zijn de artikelen 13 tot en met 16 van Richtlijn 2006/49/EG van overeenkomstige toepassing.
7.  
Voor de toepassing van lid 1, onder n), wordt onder effecten niet de in artikel 51 bedoelde technieken en instrumenten verstaan.

Artikel 3

Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende ondernemingen:

a) 

instellingen voor collectieve belegging van het closed-end-type;

b) 

instellingen voor collectieve belegging die kapitaal aantrekken zonder de verkoop van hun rechten van deelneming bij het publiek in de Gemeenschap of in enig deel ervan te bevorderen;

c) 

instellingen voor collectieve belegging waarvan de rechten van deelneming krachtens het fondsreglement dan wel de statuten van de beleggingsmaatschappij alleen aan het publiek van derde landen mogen worden verkocht;

d) 

soorten instellingen voor collectieve belegging die zijn aangewezen bij of krachtens de wet van de lidstaat waar de instelling voor collectieve belegging is gevestigd en waarvoor de in hoofdstuk VII en in artikel 83 bedoelde voorschriften, gezien hun beleid inzake beleggingen en het aangaan van leningen, niet geschikt zijn.

Artikel 4

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een icbe geacht te zijn gevestigd in haar lidstaat van herkomst.

HOOFDSTUK II

TOELATING VAN DE ICBE

Artikel 5

1.  

Een icbe moet, om haar werkzaamheden te kunnen uitoefenen, zijn toegelaten overeenkomstig deze richtlijn.

Deze toelating geldt voor alle lidstaten.

2.  
Een beleggingsfonds wordt pas toegelaten nadat de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst de aanvraag van de beheermaatschappij om dat beleggingsfonds te beheren, het fondsreglement en de keuze van de bewaarder hebben aanvaard. Een beleggingsmaatschappij wordt pas toegelaten nadat de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de statuten en de keuze van de bewaarder hebben aanvaard alsmede, waar van toepassing, de aanvraag van de aangewezen beheermaatschappij om dat beleggingsfonds te beheren.
3.  
Onverminderd het bepaalde van lid 2, beslissen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe over de aanvraag van de beheermaatschappij overeenkomstig artikel 20, indien de icbe niet in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij is gevestigd. Het is geen voorwaarde voor een vergunning dat de icbe wordt beheerd door een beheermaatschappij met statutaire zetel in die lidstaat van herkomst van de icbe, of dat de beheermaatschappij activiteiten verricht of delegeert in de lidstaat van herkomst van de icbe.
4.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe laten een icbe niet toe wanneer:

a) 

zij vaststellen dat de beleggingsmaatschappij niet voldoet aan de in hoofdstuk V vastgestelde voorwaarden, of

b) 

de beheermaatschappij geen vergunning heeft om een icbe in haar lidstaat van herkomst te beheren.

Onverminderd artikel 29, lid 2, wordt de beheermaatschappij of, waar van toepassing, de beleggingsmaatschappij binnen twee maanden na indiening van een volledige aanvraag meegedeeld of de vergunning al dan niet aan de icbe is verleend.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe laten een icbe niet toe wanneer de bestuurders van de bewaarder niet als voldoende betrouwbaar bekend staan of niet over voldoende ervaring beschikken, ook met betrekking tot het type icbe dat zij moeten beheren. Te dien einde worden de identiteit van de bestuurders van de bewaarder, alsmede iedere vervanging van deze bestuurders onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten gemeld.

Onder bestuurders worden diegenen verstaan die krachtens de wet of de statuten de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen.

5.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe geven geen toelating indien juridische beletselen (bijvoorbeeld een bepaling in het fondsreglement of in de statuten) verhinderen dat de icbe haar rechten van deelneming in de lidstaat van herkomst verhandelt.
6.  
Voor iedere vervanging van de beheermaatschappij of van de bewaarder, alsmede voor alle wijzigingen van het fondsreglement of van de statuten van de beleggingsmaatschappij is goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe vereist.
7.  
De lidstaten waarborgen dat volledige informatie over de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve voorschriften tot uitvoering van deze richtlijn, die verband houden met de oprichting en de werking van de icbe, gemakkelijk op afstand of via elektronische middelen toegankelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat deze informatie tenminste beschikbaar is in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, alsmede duidelijk, ondubbelzinnig en actueel is.

▼M1

8.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (hierna „ESMA”) ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen met het oog op de specificering van de informatie die aan de bevoegde autoriteiten moet worden bezorgd bij de aanvraag van een vergunning voor een icbe.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure vast te stellen.

▼B

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BEHEERMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

Artikel 6

1.  
De toegang tot de werkzaamheden van beheermaatschappijen wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij wordt verleend. Een krachtens deze richtlijn aan een beheermaatschappij verleende vergunning is geldig in alle lidstaten.

▼M1

Elke vergunning die wordt verleend, wordt ter kennis gebracht van de ESMA, die op haar website een lijst publiceert en bijwerkt van beheermaatschappijen waaraan een vergunning is verleend.

▼B

2.  

De werkzaamheden van de beheermaatschappij zijn beperkt tot het beheer van icbe’s die op grond van deze richtlijn zijn toegelaten. Dit sluit niet uit dat zij zich daarnaast kunnen bezighouden met het beheer van andere instellingen voor collectieve belegging die niet onder deze richtlijn vallen en waarvan de beheermaatschappij aan prudentieel toezicht is onderworpen maar waarvan de rechten van deelneming niet krachtens deze richtlijn in andere lidstaten kunnen worden verhandeld.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat het beheer van icbe’s de in bijlage II genoemde taken.

3.  

In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten beheermaatschappijen toestaan om naast het beheer van icbe’s, de volgende diensten te verrichten:

a) 

het per cliënt en op discretionaire basis beheren van beleggingsportefeuilles, met inbegrip van die van pensioenfondsen, op grond van een door de belegger gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG genoemde instrumenten bevatten, en

b) 

als nevendiensten:

i) 

het verstrekken van beleggingsadvies met betrekking tot een of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG genoemde instrumenten;

ii) 

bewaarneming en administratie van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging.

Aan een beheermaatschappij wordt onder geen beding een vergunning krachtens deze richtlijn verleend om alleen de in dit lid genoemde diensten te verrichten of om nevendiensten te verrichten zonder over een vergunning te beschikken voor het verrichten van de in de eerste alinea, onder a), genoemde dienst.

4.  
Artikel 2, lid 2, en de artikelen 12, 13 en 19 van Richtlijn 2004/39/EG zijn van toepassing op het verrichten van de in lid 3 van dit artikel bedoelde diensten door beheermaatschappijen.

Artikel 7

1.  

Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten een beheermaatschappij slechts een vergunning indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de beheermaatschappij heeft een aanvangskapitaal van ten minste 125 000  EUR, met inachtneming van het volgende:

i) 

wanneer de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000  EUR te boven gaat, moet de beheermaatschappij gehouden worden te voorzien in een extra bedrag aan eigen vermogen dat gelijk is aan 0,02 % van het bedrag waarmee de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000  EUR te boven gaat, maar het totaal van het aanvangskapitaal en het extra bedrag mag evenwel 10 000 000  EUR niet te boven te gaan;

ii) 

voor de toepassing van dit lid worden de volgende portefeuilles geacht portefeuilles van de beheermaatschappij te zijn:

— 
beleggingsfondsen die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;
— 
beleggingsmaatschappijen waarvoor de beheermaatschappij de aangewezen beheermaatschappij is;
— 
andere instellingen voor collectieve belegging die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;

▼M7

iii) 

ongeacht het bedrag van die vereisten mag het eigen vermogen van de beheermaatschappij op geen enkel moment minder bedragen dan het bedrag dat is voorgeschreven in artikel 13 van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).

▼B

b) 

de personen die het bedrijf van de beheermaatschappij feitelijk leiden, staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type icbe dat door de beheermaatschappij wordt beheerd. De identiteit van deze personen, alsmede iedere vervanging van deze personen moeten onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Over de bedrijfsleiding van een beheermaatschappij moet worden besloten door ten minste twee personen die aan deze voorwaarden voldoen;

c) 

de vergunningsaanvraag gaat vergezeld van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beheermaatschappij wordt vermeld, en

d) 

zowel het hoofdkantoor als de statutaire zetel van de beheermaatschappij is in dezelfde lidstaat gevestigd.

Met het oog op punt a van de eerste alinea kunnen de lidstaten beheermaatschappijen toestaan niet te voorzien in tot 50 % van het in punt i) bedoelde extra bedrag aan eigen vermogen indien zij voor hetzelfde bedrag een garantie genieten van een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is of in een derde land waar de kredietinstelling of verzekeringsonderneming onderworpen is aan prudentiële regels die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.

2.  

Wanneer nauwe banden bestaan tussen de beheermaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

De bevoegde autoriteiten weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beheermaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

De bevoegde autoriteiten verlangen van beheermaatschappijen dat zij hun de informatie verstrekken die zij nodig hebben om zich ervan te kunnen vergewissen dat doorlopend aan de in dit lid gestelde voorwaarden wordt voldaan.

3.  
De aanvrager wordt er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag door de bevoegde autoriteiten van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van een vergunning wordt met redenen omkleed.
4.  
Zodra de vergunning is verleend, mag de beheermaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
5.  

De bevoegde autoriteiten mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beheermaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:

a) 

binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende werkzaamheid gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) 

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

d) 

niet meer voldoet aan Richtlijn 2006/49/EG indien de vergunning ook betrekking heeft op het in artikel 6, lid 3, onder a), van deze richtlijn bedoelde portefeuillebeheer op discretionaire basis;

e) 

de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of

f) 

in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.

▼M1

6.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen om:

a) 

de informatie te bepalen die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beheermaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden;

b) 

de voorschriften vast te leggen die van toepassing zijn op de beheermaatschappij in de zin van lid 2, alsook de informatie voor de in lid 3 bedoelde kennisgevingen;

c) 

de voorschriften te bepalen die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichtstaken van de bevoegde autoriteit, als bepaald in artikel 8, lid 1, van deze richtlijn en artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 2004/39/EG, in overeenstemming met artikel 11 van deze richtlijn.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om standaardformulieren, templates en procedures voor de kennisgeving of informatieverstrekking in de eerste alinea, onder a) en b) vast te stellen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 8

1.  

De bevoegde autoriteiten verlenen geen vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een beheermaatschappij voordat zij in kennis zijn gesteld van de identiteit van de rechtstreekse of middellijke aandeelhouders of vennoten, natuurlijke of rechtspersonen, die daarin een gekwalificeerde deelneming bezitten, alsmede van het bedrag van die deelnemingen.

De bevoegde autoriteiten verlenen geen vergunning indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de beheermaatschappij te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de in de eerste alinea bedoelde aandeelhouders of vennoten.

2.  
De lidstaten passen op bijkantoren van beheermaatschappijen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren hun werkzaamheden aanvangen of reeds verrichten, geen bepalingen toe die leiden tot een gunstiger behandeling dan die welke geldt voor bijkantoren van beheermaatschappijen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap.
3.  

De bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat worden vooraf geraadpleegd over het verlenen van een vergunning aan een beheermaatschappij die:

a) 

een dochteronderneming is van een andere beheermaatschappij, van een beleggingsonderneming, van een kredietinstelling of van een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend;

b) 

een dochteronderneming is van de moederonderneming van een andere beheermaatschappij, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, of

c) 

onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die de zeggenschap hebben over een andere beheermaatschappij, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend.

AFDELING 2

Betrekkingen met derde landen

Artikel 9

1.  

De betrekkingen met derde landen worden geregeld overeenkomstig de in artikel 15 van Richtlijn 2004/39/EG ter zake vastgestelde regels.

Voor de toepassing van deze richtlijn worden de in artikel 15 van Richtlijn 2004/39/EG voorkomende termen „beleggingsonderneming” en „beleggingsondernemingen” gelezen als respectievelijk „beheermaatschappij” en „beheermaatschappijen”; de term „het verrichten van beleggingsdiensten” in artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG wordt gelezen als het „verrichten van diensten”.

▼M1

2.  

De lidstaten stellen de ESMA en de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die de icbe’s ondervinden bij het in de handel brengen van hun rechten van deelneming in enig derde land.

De Commissie onderzoekt deze moeilijkheden zo snel mogelijk, om er een passende oplossing voor te vinden. De ESMA staat haar in de uitvoering van deze taak bij.

▼B

AFDELING 3

Uitoefeningsvoorwaarden

Artikel 10

1.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een beheermaatschappij schrijven voor dat de beheermaatschappij waaraan zij vergunning hebben verleend, te allen tijde aan de in artikel 6 en artikel 7, leden 1 en 2, gestelde voorwaarden moet voldoen.

Het eigen vermogen van een beheermaatschappij mag niet onder de in artikel 7, lid 1, onder a), vermelde drempel zakken. Is dat toch het geval, dan kunnen de bevoegde autoriteiten, indien de omstandigheden zulks rechtvaardigen, dergelijke ondernemingen een beperkte periode gunnen om hun situatie te herstellen of hun activiteiten te staken.

2.  
Het prudentieel toezicht op een beheermaatschappij berust bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, ongeacht of de beheermaatschappij in een andere lidstaat een bijkantoor vestigt of daar diensten verricht, onverminderd de bepalingen van deze richtlijn welke de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij bevoegdheid verlenen.

Artikel 11

1.  
Gekwalificeerde deelnemingen in beheermaatschappijen zijn aan dezelfde regels onderworpen als die welke in de artikelen 10, 10 bis en 10 ter, van Richtlijn 2004/39/EG zijn vastgesteld.
2.  
Voor de toepassing van deze richtlijn worden de termen „beleggingsonderneming” en „beleggingsondernemingen” in artikel 10 van Richtlijn 2004/39/EG gelezen als respectievelijk „beheermaatschappij” en „beheermaatschappijen”.

▼M1

3.  

Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van een uitputtende lijst van de informatie die kandidaat-verwervers krachtens dit artikel, onder verwijzing naar artikel 10 ter, lid 4, van Richtlijn 2004/39/EG, in hun kennisgeving moeten opnemen, onverminderd artikel 10 bis, lid 2, van die richtlijn.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de derde alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen voor de vaststelling van standaardformulieren, templates en procedures voor de modaliteiten van het overlegproces tussen de relevante bevoegde autoriteiten als bedoeld in dit artikel, onder verwijzing naar artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2004/39/EG.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 12

1.  

Iedere lidstaat stelt prudentiële regels op die door de beheermaatschappijen met een vergunning voor die lidstaat doorlopend moeten worden nageleefd met betrekking tot het beheer van icbe’s die overeenkomstig deze richtlijn zijn toegelaten.

Mede in het licht van de aard van de icbe’s die door een beheermaatschappij worden beheerd, schrijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij met name voor dat een dergelijke maatschappij:

a) 

moet beschikken over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsvoorzieningen op het gebied van de elektronische informatieverwerking en adequate interne controleprocedures, met inbegrip van met name regels voor persoonlijke transacties van de eigen medewerkers en voor het aanhouden of beheren van beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen voor eigen rekening, die ten minste waarborgen dat elke transactie waarbij de icbe betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong ervan, de betrokken partijen, de aard ervan, de tijd en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de door de beheermaatschappij beheerde icbe, overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de vigerende wettelijke bepalingen worden belegd;

b) 

zodanig gestructureerd en georganiseerd is dat er een zo klein mogelijk risico is dat de belangen van icbe’s of cliënten worden geschaad door belangenconflicten tussen de beheermaatschappij en haar cliënten, tussen twee van haar cliënten onderling, tussen één van haar cliënten en een icbe of tussen twee icbe’s.

2.  

De beheermaatschappij waarvan de vergunning ook het in artikel 6, lid 3, onder a), genoemde portefeuillebeheer op discretionaire basis bestrijkt:

a) 

belegt de portefeuille van een belegger niet geheel of gedeeltelijk in rechten van deelneming van door haar beheerde instellingen voor collectieve belegging zonder de voorafgaandelijke algemene toestemming van de cliënt;

b) 

is, wat de in artikel 6, lid 3, bedoelde diensten betreft, onderworpen aan het bepaalde in Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake beleggerscompensatiestelsels ( 6 ).

▼M1

3.  

Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vast ter nadere bepaling van de procedures en regelingen als bedoeld in lid 1, tweede alinea, onder a), alsook van structuren en organisatorische eisen ter beperking van belangenconflicten als bedoeld in lid 1, tweede alinea, onder b).

▼M1 —————

▼M1

4.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in lid 3 bedoelde procedures, schikkingen, structuren en organisatorische vereisten.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 13

1.  

Wanneer de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij toestaat dat een beheermaatschappij met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering het vervullen van één of meer van haar taken aan derden delegeert, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:

a) 

de beheermaatschappij licht de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst naar behoren in; de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij geven deze informatie onmiddellijk door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe;

b) 

de lastgeving mag een doeltreffend toezicht op de beheermaatschappij niet belemmeren, en mag met name niet verhinderen dat de beheermaatschappij handelt, of dat de icbe’s worden beheerd, in het beste belang van haar beleggers;

c) 

indien het delegeren het beheer van beleggingen betreft, geschiedt de lastgeving alleen aan instellingen waaraan voor het beheer van activa vergunning of erkenning is verleend, en die aan prudentieel toezicht zijn onderworpen; het delegeren moet in overeenstemming zijn met de criteria voor beleggingsspreiding die periodiek door de beheermaatschappij worden vastgesteld;

d) 

indien de lastgeving het beheer van beleggingen betreft en geschiedt aan een instelling uit een derde land, moet samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten gewaarborgd zijn;

e) 

een lastgeving met betrekking tot de kernactiviteit, het beheer van beleggingen, geschiedt niet aan de bewaarder noch aan enig andere instelling waarvan de belangen strijdig kunnen zijn met de belangen van de beheermaatschappij of van de deelnemers;

f) 

er dienen regelingen te worden getroffen die de met de bedrijfsleiding van de beheermaatschappij belaste personen te allen tijde in staat stellen de werkzaamheden van de instelling aan welke de lastgeving is geschied effectief in het oog te houden;

g) 

de lastgeving mag de met de bedrijfsleiding van de beheermaatschappij belaste personen niet verhinderen te allen tijde verdere instructies te geven aan de instelling aan welke taken zijn gedelegeerd, of de lastgeving te herroepen met onmiddellijke ingang indien dit in het belang van de beleggers is;

h) 

gelet op de aard van de te delegeren taken moet de instelling aan welke taken worden gedelegeerd, gekwalificeerd zijn en in staat zijn om de desbetreffende taken te vervullen;

i) 

in de prospectussen van de icbe’s moet worden vermeld voor het delegeren van welke taken de beheermaatschappij overeenkomstig dit artikel toestemming heeft gekregen.

2.  
De delegatie door de beheermaatschappij van taken aan derden laat de aansprakelijkheid van de beheermaatschappij of de bewaarder geheel onverlet. De beheermaatschappij mag haar taken niet in die mate delegeren dat zij een brievenbusmaatschappij wordt.

Artikel 14

1.  

Elke lidstaat stelt gedragsregels op die doorlopend moeten worden nageleefd door de beheermaatschappijen waaraan in die lidstaat vergunning is verleend. In die gedragsregels wordt minimaal uitvoering gegeven aan de in dit lid beschreven beginselen. Krachtens deze beginselen moet een beheermaatschappij:

a) 

zich bij haar bedrijfsuitoefening op een loyale en billijke wijze inzetten voor de belangen van de door haar beheerde icbe’s en de integriteit van de markt;

b) 

zich met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding inzetten voor de belangen van de door haar beheerde icbe’s en de integriteit van de markt;

c) 

beschikken over en doeltreffend gebruikmaken van de middelen en procedures die nodig zijn voor een deugdelijke bedrijfsuitoefening;

d) 

belangenconflicten trachten te voorkomen en, wanneer deze onvermijdelijk zijn, ervoor zorgen dat de door haar beheerde icbe’s op billijke wijze worden behandeld;

e) 

voldoen aan alle voor de uitoefening van haar werkzaamheden geldende voorschriften teneinde de belangen van haar beleggers optimaal te behartigen en de integriteit van de markt te bevorderen.

▼M1

2.  

Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vast om ervoor te zorgen dat de beheermaatschappij voldoet aan de in lid 1 geschetste taken, met name om:

▼B

a) 

passende criteria vast te stellen om op een loyale en billijke wijze en met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding in het belang van de icbe te handelen;

b) 

de beginselen vast te stellen om ervoor te zorgen dat beheermaatschappijen beschikken over en doeltreffend gebruikmaken van de middelen en procedures die nodig zijn voor een deugdelijke bedrijfsvoering, en

c) 

de maatregelen te formuleren die beheermaatschappijen redelijkerwijs zouden moeten opstellen om belangenconflicten vast te stellen, te voorkomen, te beheren en/of bekend te maken, alsmede om passende criteria te formuleren voor de vaststelling van de soorten van belangenconflicten die schadelijk kunnen zijn voor de belangen van de icbe.

▼M1 —————

▼M1

3.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in de lid 2 bedoelde criteria, beginselen en maatregelen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼M4

Artikel 14 bis

1.  
De lidstaten verplichten beheermaatschappijen een beloningsbeleid en beloningspraktijken vast te stellen en toe te passen die in overeenstemming zijn met en bijdragen aan een gezond en doeltreffend risicobeheer en die niet aanmoedigen tot het nemen van risico’s die niet te verenigen zijn met het risicoprofiel, het reglement of de statuten van de icbe’s die zij beheren, noch de beheermaatschappij beletten haar plicht na te leven om in het belang van de icbe’s te handelen.
2.  
Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken hebben ook betrekking op de vaste en variabele componenten van salarissen en uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen.
3.  
Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken zijn van toepassing op die categorieën van medewerkers, met inbegrip van de hogere leidinggevende, risiconemende en controlefuncties en elke werknemer wiens totale beloning binnen dezelfde beloningsschaal valt als die van hogere leidinggevende medewerkers en risiconemende medewerkers van wie de beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de beheermaatschappij of van de door hen beheerde icbe’s materieel beïnvloeden.
4.  
ESMA geeft overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 aan de bevoegde autoriteiten of aan financiële-marktdeelnemers richtsnoeren betreffende de in lid 3 van dit artikel bedoelde personen en de toepassing van de in artikel 14 ter bedoelde beginselen. In deze richtsnoeren wordt ook rekening gehouden met de beginselen voor een gezond beloningsbeleid die zijn vastgesteld in Aanbeveling 2009/384/EG van de Commissie ( 7 ), alsmede met de omvang van de beheermaatschappijen en de door hen beheerde icbe’s, hun interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden. Bij de ontwikkeling van de richtsnoeren werkt ESMA nauw samen met de Europese Toezichtautoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ), om voor consistentie te zorgen met de vereisten die voor andere sectoren van financiële diensten, met name kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, zijn ontwikkeld.

Artikel 14 ter

1.  

Bij de vaststelling en toepassing van het beloningsbeleid als bedoeld in artikel 14 bis nemen beheermaatschappijen de volgende beginselen in acht op een wijze en in de mate die aansluit bij hun omvang en interne organisatie en de aard, de reikwijdte en complexiteit van hun activiteiten:

a) 

het beloningsbeleid is in overeenstemming met en draagt bij aan een gezond en effectief risicobeheer en het moedigt niet aan tot het nemen van risico’s die niet te verenigen zijn met het risicoprofiel, het reglement of de statuten van de icbe’s in het beheer van de beheermaatschappij;

b) 

het beloningsbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de belangen van de beheermaatschappij en de icbe die zij beheert en van de beleggers in deze icbe’s, en behelst ook maatregelen die belangenconflicten moeten vermijden;

c) 

het leidinggevend orgaan van de beheermaatschappij stelt, als onderdeel van zijn toezichttaak, het beloningsbeleid vast, evalueert ten minste jaarlijks de algemene beginselen ervan, en is verantwoordelijk voor en ziet toe op de toepassing ervan. De in dit punt bedoelde taken worden uitsluitend uitgevoerd door leden van het leidinggevend orgaan die in de betrokken beheermaatschappij geen leidinggevende taken verrichten en die deskundig zijn op het gebied van risicobeheer en beloning;

d) 

de toepassing van het beloningsbeleid wordt ten minste eenmaal per jaar onderworpen aan een centrale en onafhankelijke interne beoordeling om deze te toetsen aan de naleving van het beleid en de procedures voor de beloning die het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie heeft gehanteerd;

e) 

medewerkers die betrokken zijn bij controlefuncties worden vergoed overeenkomstig de verwezenlijking van de met hun functies samenhangende doelstellingen, ongeacht de prestaties op het gebied van de door hen gecontroleerde bedrijfsactiviteiten;

f) 

indien er een beloningscommissie bestaat, houdt deze rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende personeelsleden die risico- en compliancefuncties uitoefenen;

g) 

indien de beloning prestatiegerelateerd is, is het totale bedrag van de beloning gebaseerd op een combinatie van de beoordeling van de prestaties van de betrokken persoon, het betrokken bedrijfsonderdeel of de betrokken icbe en hun risico’s, en van de resultaten van de beheermaatschappij als geheel bij de beoordeling van de persoonlijke prestaties, waarbij zowel financiële als niet-financiële criteria in acht worden genomen;

h) 

prestaties worden beoordeeld in een meerjarenkader dat aangepast is aan de duur van de deelneming die wordt aanbevolen aan de beleggers in de icbe’s die door de beheermaatschappij worden beheerd, teneinde te garanderen dat het beoordelingsproces is gebaseerd op de langeretermijnprestaties van de icbe en haar beleggingsrisico’s, en dat de effectieve betaling van prestatiegerelateerde beloningscomponenten is gespreid over dezelfde periode;

i) 

gegarandeerde variabele beloning draagt een uitzonderlijk karakter, vindt enkel bij indienstneming van nieuwe personeelsleden plaats en blijft tot het eerste jaar van de indiensttreding beperkt;

j) 

vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn evenwichtig verdeeld; het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is groot genoeg voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten, dat ook de mogelijkheid biedt geen variabele beloningscomponent uit te betalen;

k) 

ontslagvergoedingen hangen samen met in de loop der tijd gerealiseerde prestaties en zijn zodanig vormgegeven dat falen niet wordt beloond;

l) 

de beoordeling van prestaties, als basis voor variabele beloningscomponenten of pools van variabele beloningscomponenten, omvat een breed correctiemechanisme om rekening te kunnen houden met alle relevante soorten actuele en toekomstige risico’s;

m) 

▼C1

afhankelijk van de rechtsvorm van de icbe en van het reglement of de statuten ervan, bestaat een substantieel deel, zijnde ten minste 50 % van elke variabele beloning, uit rechten van deelneming in de betrokken icbe, equivalente eigendomsbelangen of op aandelen gebaseerde instrumenten of vergelijkbare niet-liquide instrumenten met even doeltreffende prikkels als elk in dit punt genoemd instrument, tenzij het beheer van icbe's minder dan 50 % uitmaakt van de totale portefeuille die door de beheermaatschappij wordt beheerd, in welk geval het minimum van 50 % niet geldt.

▼M4

Voor de in dit punt bedoelde instrumenten geldt een passend aanhoudbeleid om de prikkels te laten aansluiten op de belangen van de beheermaatschappij en de icbe’s die zij beheert en de beleggers in die icbe’s. De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten kunnen beperkingen stellen aan de soorten en de opzet van die instrumenten of, indien van toepassing, bepaalde instrumenten verbieden. Dit punt is van toepassing op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan uitkering wordt uitgesteld overeenkomstig punt n) en op het gedeelte van de variabele beloningscomponent waarvan uitkering niet wordt uitgesteld;

n) 

een aanzienlijk deel, zijnde ten minste 40 % van het variabele beloningsbestanddeel, wordt pas uitgekeerd na een periode die aangepast is aan de duur van de deelneming die aan de beleggers in de betrokken icbe wordt aanbevolen, en is correct op de aard van de risico’s van de betrokken icbe afgestemd.

De in dit punt bedoelde periode bedraagt minstens drie jaar; beloning volgens een spreidingsregeling wordt niet sneller verworven dan een betaling naar rato; indien de variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, wordt daarvan minstens 60 % met uitstel uitgekeerd;

o) 

de variabele beloning, inclusief het uitgestelde gedeelte, wordt alleen uitgekeerd of definitief verworven wanneer dit met de financiële toestand van de beheermaatschappij in haar geheel te verenigen is en door de prestaties van de bedrijfseenheid, de icbe en het betrokken individu te rechtvaardigen is.

De totale variabele beloning wordt over het geheel genomen aanzienlijk verlaagd als er sprake is van mindere of negatieve financiële prestaties van de beheermaatschappij of de betrokken icbe, zowel rekening houdend met de huidige beloning als met de vermindering van de uitbetalingen van eerder verdiende bedragen, onder meer door middel van malus- of terugvorderingsregelingen;

p) 

het pensioenbeleid strookt met de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden en de langetermijnbelangen van de beheermaatschappij en de icbe’s die zij beheert.

Indien de werknemer de dienst van de beheermaatschappij vóór pensionering verlaat, moeten de uitkeringen uit hoofde van een discretionair pensioen gedurende een termijn van vijf jaar door de beheermaatschappij worden aangehouden in de vorm van instrumenten als bedoeld in punt m). Wanneer een werknemer zijn pensionering bereikt, worden discretionaire pensioenuitkeringen aan de werknemer betaald in de vorm van de in punt m) bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een uitstelperiode van vijf jaar;

q) 

het personeel moet zich ertoe verbinden geen gebruik te maken van persoonlijke hedgingstrategieën of aan beloning en aansprakelijkheid gekoppelde verzekeringen om de risicobeheerseffecten die in hun beloningsregelingen zijn ingebed, te ondermijnen;

r) 

variabele beloningen worden niet uitgekeerd door middel van vehikels of methoden die het ontwijken van de in deze richtlijn opgenomen voorschriften faciliteren.

2.  
Overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 kan ESMA bij de bevoegde autoriteiten informatie over het in artikel 14 bis van deze richtlijn bedoelde beloningsbeleid en beloningspraktijken opvragen.

ESMA, handelend in nauwe samenwerking met de EBA, neemt in haar richtsnoeren inzake het beloningsbeleid bepalingen op over de wijze waarop verschillende sectorale beloningsbeginselen, zoals die als bepaald in Richtlijn 2011/61/EU van de Raad ( 9 ) en in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ), moeten worden toegepast indien werknemers of andere personeelscategorieën diensten verrichten waarvoor verschillende sectorale beloningsbeginselen gelden.

3.  
De in lid 1 vervatte beginselen zijn van toepassing op alle soorten door de beheermaatschappij uitgekeerde voordelen, op alle rechtstreeks door de icbe uitgekeerde bedragen, met inbegrip van prestatievergoedingen, en op alle overdrachten van rechten van deelneming of aandelen in de icbe, ten gunste van de categorieën van medewerkers, inclusief hogere leidinggevende en risiconemende medewerkers en medewerkers met controlefuncties en elke werknemer wiens totale beloning binnen dezelfde beloningsschaal als die van hogere leidinggevenden en risiconemers valt, wier beroepswerkzaamheden hun risicoprofiel en dat van de door hen beheerde icbe’s materieel beïnvloeden.
4.  
Beheermaatschappijen die significant zijn qua omvang, of qua omvang van de door hen beheerde icbe’s, hun interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, stellen een beloningscommissie in. De beloningscommissie is zodanig samengesteld dat zij een deskundig en onafhankelijk oordeel kan geven over beloningsbeleid en -cultuur en over de prikkels die worden gecreëerd voor het beheren van risico’s.

De beloningscommissie die in voorkomend geval overeenkomstig de in artikel 14 bis, lid 4, bedoelde richtsnoeren van ESMA is opgezet, is verantwoordelijk voor het voorbereiden van beslissingen over beloning, ook van beslissingen die gevolgen hebben voor het risico en het risicobeheer van de beheermaatschappij of de betrokken icbe en die het leidinggevend orgaan bij de uitoefening van zijn toezichttaak moet nemen. De beloningscommissie wordt voorgezeten door een lid van het leidinggevend orgaan dat in de betrokken beheermaatschappij geen uitvoerende taken verricht. De leden van de beloningscommissie zijn leden van het leidinggevend orgaan, die in de betrokken beheermaatschappij geen uitvoerende functie bekleden.

Indien de nationale wetgeving in werknemersvertegenwoordiging in het leidinggevend orgaan voorziet, maken een of meer vertegenwoordigers van werknemers deel uit van de beloningscommissie. Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen houdt de beloningscommissie rekening met de langetermijnbelangen van aandeelhouders, investeerders en andere belanghebbenden van de instelling, alsook met het algemeen belang.

▼B

Artikel 15

Beheermaatschappijen of, waar van toepassing, beleggingsmaatschappijen nemen maatregelen overeenkomstig artikel 92 en stellen adequate procedures en regelingen vast om te waarborgen dat zij klachten van beleggers op behoorlijke wijze behandelen, en dat er voor beleggers geen beperkingen zijn om hun rechten uit te oefenen indien de beheermaatschappij in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe is toegelaten. Deze maatregelen moeten beleggers in staat stellen om klachten in te dienen in de officiële taal of een van de officiële talen van hun lidstaat.

Beheermaatschappijen stellen tevens adequate procedures en regelingen vast om informatie beschikbaar te stellen op verzoek van het publiek of van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe.

AFDELING 4

Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten

Artikel 16

1.  

De lidstaten dragen er zorg voor dat een beheermaatschappij waaraan haar lidstaat van herkomst een vergunning heeft verleend, op hun grondgebied de onder deze vergunning vallende werkzaamheden zowel door middel van het vestigen van een bijkantoor als door middel van het vrij verrichten van diensten mag uitoefenen.

Als een beheermaatschappij waaraan aldus een vergunning is verleend voorstelt om zonder het vestigen van een bijkantoor enkel de rechten van deelneming van de icbe die ze overeenkomstig bijlage II beheert te verhandelen in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe, zonder voor te stellen andere taken of diensten te blijven verrichten, is deze verhandeling uitsluitend onderworpen aan de voorwaarden van hoofdstuk XI.

2.  
De lidstaten stellen de vestiging van een bijkantoor of het verrichten van diensten niet afhankelijk van een vergunning en onderwerpen dit evenmin aan bijkomende verplichtingen ten aanzien van eigen kapitaal of aan maatregelen van gelijke werking.
3.  

Op grond van de in dit artikel geschetste voorwaarden, staat het een icbe vrij om een beheermaatschappij, die in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe overeenkomstig deze richtlijn een vergunning heeft gekregen, aan te wijzen of zich door haar te laten beheren, op voorwaarde dat zo’n beheermaatschappij voldoet aan de bepalingen van:

a) 

artikel 17 of artikel 18, en

b) 

de artikelen 19 en artikel 20.

Artikel 17

1.  
Benevens de in de artikelen 6 en 7 genoemde verplichtingen stelt een beheermaatschappij die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wenst te vestigen om de activiteit te blijven verrichten waarvoor zij een vergunning heeft gekregen, de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan dienovereenkomstig in kennis.
2.  

De lidstaten verlangen dat iedere beheermaatschappij die een bijkantoor op het grondgebied van een andere lidstaat wenst te vestigen, de in lid 1 bedoelde kennisgeving vergezeld doet gaan van de volgende gegevens en documenten:

a) 

de lidstaat op het grondgebied waarvan de beheermaatschappij voornemens is een bijkantoor te vestigen;

b) 

een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen activiteiten en diensten overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3, alsmede de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld, en dat een beschrijving omvat van het proces voor risicobeheer dat de beheermaatschappij heeft ingesteld. Het omvat tevens een beschrijving van de overeenkomstig artikel 15 ingestelde procedures en regelingen;

c) 

het adres in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij waar documenten kunnen worden opgevraagd, en

d) 

de namen van de bestuurders van het bijkantoor.

3.  

Tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, gelet op de voorgenomen activiteiten, redenen hebben om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of de financiële positie van de beheermaatschappij, doen zij binnen twee maanden na ontvangst van alle in lid 2 bedoelde gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij en stellen zij de betrokken beheermaatschappij hiervan in kennis. Tevens doen zij mededeling van gegevens betreffende eventuele garantiestelsels die gericht zijn op de bescherming van de belegger.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij weigeren de in lid 2 bedoelde gegevens mede te delen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij, delen zij de redenen van een dergelijke weigering binnen twee maanden na ontvangst van alle gegevens mede aan de betrokken beheersmaatschappij. Tegen deze weigering of ieder uitblijven van een antwoord staat beroep open bij de rechter in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

Wanneer een beheermaatschappij de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer als bedoeld in bijlage II wil blijven verrichten, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij verstrekte documentatie vergezeld gaan van een verklaring dat de beheermaatschappij conform de bepalingen van deze richtlijn over een vergunning beschikt, alsmede van een beschrijving van de reikwijdte van de vergunning die de beheermaatschappij is verleend en van de bijzonderheden in verband met een eventuele beperking inzake de soorten icbe’s die de beheermaatschappij mag beheren.

4.  
Een beheermaatschappij die werkzaamheden verricht via een bijkantoor op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst, moet voldoen aan de regels die de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig artikel 14 heeft vastgesteld.
5.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van lid 4.
6.  
Voordat het bijkantoor van een beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de naleving van de onder hun bevoegdheid vallende voorschriften door de beheermaatschappij voor te bereiden.
7.  
Zodra een mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij is binnengekomen of, wanneer deze niet reageren, zodra de in lid 6 bedoelde termijn is verstreken, kan het bijkantoor gevestigd worden en kan het zijn werkzaamheden aanvangen.
8.  
In geval van wijziging van de inhoud van een van de overeenkomstig lid 2, onder b), c) of d), verstrekte gegevens, stelt de beheermaatschappij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij schriftelijk van de desbetreffende wijziging in kennis, zulks ten minste één maand voor de toepassing van de wijziging, opdat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij zich overeenkomstig lid 3, en de bevoegde autoriteiten van het land van ontvangst van de beheermaatschappij zich overeenkomstig lid 6, over de wijziging kunnen uitspreken.

▼M6

Als de beheermaatschappij, wegens een wijziging als bedoeld in de eerste alinea, niet meer aan deze richtlijn zou voldoen, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de beheermaatschappij binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van alle in de eerste alinea bedoelde informatie mee dat deze de wijziging niet mag doorvoeren. In dat geval stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij daarvan op de hoogte.

Als een in de eerste alinea bedoelde wijziging toch wordt doorgevoerd nadat overeenkomstig de tweede alinea informatie is doorgegeven en de beheermaatschappij ingevolge die wijziging niet meer aan deze richtlijn voldoet, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij alle passende maatregelen overeenkomstig artikel 98 en brengen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij onverwijld op de hoogte van de genomen maatregelen.

▼B

9.  

Eventuele wijzigingen in de gegevens waarvan overeenkomstig lid 3, eerste alinea, mededeling is gedaan, worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij gemeld.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij actualiseren de in de verklaring als bedoeld in de derde alinea van lid 3 opgenomen informatie en stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij op de hoogte wanneer er zich een verandering voordoet in de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij of ten aanzien van de details van eventuele beperkingen met betrekking tot de typen icbe’s die de beheermaatschappij gemachtigd is te beheren.

▼M1

10.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 1, 2, 3, 8 en 9 moet worden verstrekt.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 3 en 9.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 18

1.  

Elke beheermaatschappij die voor de eerste maal door middel van het vrij verrichten van diensten haar werkzaamheden, waarvoor zij een vergunning heeft gekregen, op het grondgebied van een andere lidstaat wil uitoefenen, stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij in kennis van:

a) 

de lidstaat op het grondgebied waarvan de beheermaatschappij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen, en

b) 

een programma van werkzaamheden waarin de activiteiten en de diensten zoals bedoeld in artikel 6, leden 2 en 3, worden vermeld en dat een beschrijving omvat van het proces voor risicobeheer dat de beheermaatschappij heeft ingesteld. Het omvat tevens een beschrijving van de overeenkomstig artikel 15 ingestelde procedures en regelingen.

2.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij doen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij mededeling van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, zulks binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving.

Tevens doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij mededeling van gegevens betreffende van toepassing zijnde garantiestelsels die gericht zijn op de bescherming van de belegger.

Wanneer een beheermaatschappij de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer als bedoeld in bijlage II wil blijven verrichten, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheersmaatschappij verstrekte documentatie vergezeld gaan van een verklaring dat de beheermaatschappij conform de bepalingen van deze richtlijn over een vergunning beschikt, alsmede van een beschrijving van de reikwijdte van de vergunning die de beheermaatschappij is verleend en van de bijzonderheden in verband met een eventuele beperking inzake de soorten icbe’s die de beheermaatschappij mag beheren.

Onverminderd de artikelen 20 en 93 kan de beheermaatschappij dan met haar werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij aanvangen.

3.  
Een beheermaatschappij die diensten verricht in het kader van de vrije dienstverlening, moet voldoen aan de regels die overeenkomstig artikel 14 zijn opgesteld door de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
4.  
In geval van wijziging van de inhoud van de overeenkomstig lid 1, onder b), gemelde inlichtingen, geeft de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij schriftelijk kennis van deze wijziging voordat zij wordt doorgevoerd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij actualiseren de in de verklaring als bedoeld in lid 2 opgenomen informatie, en stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij op de hoogte, wanneer er zich een verandering voordoet in de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij, of ten aanzien van de details van eventuele beperkingen met betrekking tot de soorten icbe’s die de beheermaatschappij gemachtigd is te beheren.

▼M1

5.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen met het oog op de specificering van de informatie die overeenkomstig de leden 1, 2 en 4 moet worden verstrekt.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen, kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de overzending van de informatie overeenkomstig de leden 2 en 4.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 19

1.  
Een beheermaatschappij die op grensoverschrijdende basis middels de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrije verkeer van diensten de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer verricht, dient de regels van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij inzake de organisatie van beheermaatschappij te eerbiedigen, inclusief wat betreft het delegeren van taken, risicobeheerprocedures, prudentiële voorschriften en toezicht, de in artikel 12 bedoelde procedures en de rapportageverplichtingen van de beheermaatschappij. Deze regels zijn niet strenger dan die welke gelden voor beheermaatschappijen die uitsluitend actief zijn in hun eigen lidstaat.
2.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de in lid 1 bedoelde regels.
3.  

Een beheermaatschappij die op grensoverschrijdende basis middels de vestiging van een bijkantoor of in overeenstemming het vrije verkeer van diensten de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer verricht, dient zich te houden aan de regels van de lidstaat van herkomst van de icbe met betrekking tot de samenstelling en de werking van de icbe, met name de regels die van toepassing zijn op:

a) 

de oprichting van en het verlenen van een vergunning voor een icbe;

b) 

de uitgifte en terugbetaling van rechten van deelneming en aandelen;

c) 

het gevoerde beleggingsbeleid en de gehanteerde beleggingslimieten, inclusief de berekening van het total exposure en de toegepaste hefboom;

d) 

de beperkingen op het aangaan en verstrekken van leningen en verkopen van effecten vanuit een ongedekte positie;

e) 

de waardering van activa en de boekhoudkundige organisatie van icbe’s;

f) 

de berekening van de uitgifte- of terugbetalingsprijs, en fouten in de berekening van de intrinsieke waarde en de desbetreffende beleggerscompensatie;

g) 

de distributie of herinvestering van de inkomsten;

h) 

de openbaarmakings- en rapportageverplichtingen van icbe’s, onder andere ten aanzien van het prospectus, essentiële beleggersinformatie en periodieke verslagen;

i) 

de regelingen voor de verhandeling;

j) 

de relatie met de houders van deelnemingsrechten;

k) 

de fusie en herstructurering van de icbe’s;

l) 

de vereffening en liquidatie van de icbe’s;

m) 

indien van toepassing, de inhoud van het deelnemersregister;

n) 

de vergunning- en toezichtkosten voor de icbe’s, en

o) 

de uitoefening van het stemrecht van deelnemers en van andere rechten van deelnemers met betrekking tot de punten a) tot en met m).

4.  
De beheermaatschappij moet voldoen aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het fondsreglement of in de statuten, alsook aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het prospectus, dat in overeenstemming dient te zijn met het toepasselijke recht als bedoeld in de leden 1 en 3.
5.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zien toe op de naleving van het bepaalde in de leden 3 en 4.
6.  
De beheermaatschappij beslist over en is verantwoordelijk voor de goedkeuring en de uitvoering van de regelingen en organisatorische besluiten die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de regels met betrekking tot de oprichting en werking van de icbe’s en aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het reglement of in de statuten van het fonds, alsmede aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het prospectus.
7.  
De bevoegde autoriteiten van de beheermaatschappij van de lidstaat van herkomst zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de toereikendheid van de regelingen en de organisatie van de beheermaatschappij, zodat de beheermaatschappij in staat is te voldoen aan de verplichtingen en regels met betrekking tot de samenstelling en werking van alle icbe’s die zij beheert.
8.  
De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen waaraan in een lidstaat vergunning is verleend, niet worden onderworpen aan eventueel in de lidstaat van herkomst van de icbe vastgestelde aanvullende eisen ten aanzien van de aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, behalve in de gevallen waarnaar uitdrukkelijk in deze richtlijn wordt verwezen.

Artikel 20

1.  

Onverminderd de bepalingen van artikel 5 legt een beheermaatschappij die een aanvraag indient om een in een andere lidstaat gevestigde icbe te beheren, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de volgende documenten over:

▼M4

a) 

de in artikel 22, lid 2, bedoelde schriftelijke overeenkomst met de bewaarder;

▼B

b) 

informatie over afspraken betreffende het delegeren van taken in verband met het beheer van beleggingen en administratietaken, zoals bedoeld in bijlage II.

Wanneer een beheermaatschappij reeds eenzelfde soort icbe in de lidstaat van herkomst van de icbe beheert, volstaat een verwijzing naar reeds verstrekte documentatie.

2.  
Voor zover nodig om de naleving te waarborgen van de regels waarvoor zij verantwoordelijk zijn, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe opheldering en informatie vragen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde documentatie, en op grond van de in de artikelen 17 en 18 bedoelde verklaring, of het type icbe’s waarvoor een vergunning wordt gevraagd valt onder de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij. Voor zover van toepassing, brengen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij binnen 10 werkdagen na het eerste verzoek advies uit.
3.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe mogen de aanvraag van de beheermaatschappij alleen weigeren als:

a) 

de beheermaatschappij niet voldoet aan de onder hun verantwoordelijkheid vallende voorschriften, overeenkomstig artikel 19;

b) 

de beheermaatschappij van de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst geen icbe van het type waarvoor een vergunning wordt gevraagd, mag beheren, of

c) 

de beheermaatschappij de in het eerste lid bedoelde documentatie niet heeft verstrekt.

Alvorens een aanvraag te weigeren, overleggen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

4.  
De beheermaatschappij deelt eventuele latere, belangrijke wijzigingen in de in het eerste lid genoemde documentatie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe mede.

▼M1

5.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter bepaling van de informatie die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor een vergunning voor het beheer van een icbe die in een andere lidstaat is gevestigd.

De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen vaststellen volgens de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de verstrekking van deze informatie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 21

1.  
De lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij kan voor statistische doeleinden verlangen dat elke beheermaatschappij die een bijkantoor op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst heeft, aan zijn bevoegde autoriteiten een periodiek verslag over de op zijn grondgebied verrichte werkzaamheden doet toekomen.
2.  

De lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij mag van beheermaatschappijen die op hun grondgebied middels de oprichting van een bijkantoor of in het kader van vrije dienstverlening werkzaam zijn, de nodige gegevens verlangen voor het toezicht op de naleving door deze maatschappijen van de onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij vallende regels.

Van de beheermaatschappijen mogen niet méér gegevens worden verlangd dan deze lidstaten voor het toezicht op de naleving van diezelfde normen verlangen van de beheermaatschappijen die in die lidstaat een vergunning hebben gekregen.

De beheermaatschappijen zorgen ervoor dat de in artikel 15 bedoelde procedures en regelingen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in staat stellen de in dit lid bedoelde informatie rechtstreeks van de beheermaatschappij te ontvangen.

3.  
Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij constateren dat een beheermaatschappij die op het grondgebied van hun lidstaat een bijkantoor heeft of diensten verricht een van de onder hun verantwoordelijkheid vallende regels niet naleeft, eisen zij dat de betrokken beheermaatschappij een eind maakt aan deze inbreuk en stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis.
4.  
Indien de betrokken beheermaatschappij weigert de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij informatie te verstrekken die onder zijn verantwoordelijkheid valt, of niet het nodige doet om aan de in lid 3 bedoelde inbreuk een einde te maken, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij treffen zo spoedig mogelijk alle passende maatregelen om te bewerkstelligen dat de betrokken beheermaatschappij de informatie verstrekt waarom de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig lid 2 verzoekt, of een eind maakt aan de inbreuk. Van de strekking van deze maatregelen wordt mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij.

▼M1

5.  

Indien de beheermaatschappij, in weerwil van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend blijken te zijn of in de lidstaat niet bestaan, blijft weigeren de informatie te verstrekken waarom de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig lid 2 verzoekt, of inbreuk blijft plegen op de in datzelfde lid bedoelde, in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij een van de volgende handelingen verrichten:

a) 

na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen — met inbegrip van maatregelen op grond van de artikelen 98 en 99 -treffen om verdere onregelmatigheden te voorkomen of te bestraffen; indien nodig kan hij deze beheermaatschappij beletten op zijn grondgebied nieuwe transacties te verrichten. De lidstaten dragen er zorg voor dat de voor die maatregelen vereiste stukken op hun grondgebied aan de beheermaatschappijen kunnen worden betekend. Wanneer de dienst die binnen de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij wordt verricht het beheer van een icbe betreft, kan de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij eisen dat de beheermaatschappij de bewuste icbe niet langer beheert; of

b) 

wanneer zij van oordeel zijn dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij niet adequaat is opgetreden, de zaak onder de aandacht van de ESMA brengen, die kan handelen overeenkomstig de haar krachtens artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

▼B

6.  
Elke ter uitvoering van de leden 4 of 5 genomen maatregel die maatregelen of sancties behelst, wordt naar behoren met redenen omkleed en aan de betrokken beheermaatschappij medegedeeld. Tegen elke maatregel van die aard staat in de lidstaat die de maatregel heeft genomen, beroep open bij de rechter.

▼M1

7.  

Alvorens de in de leden 3, 4 of 5 bedoelde procedure toe te passen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij in spoedeisende gevallen de conservatoire maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter bescherming van de belangen van de beleggers en andere personen voor wie diensten worden verricht. De Commissie, de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de overige betrokken lidstaten moeten zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte worden gebracht.

De Commissie kan, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten van de belanghebbende lidstaten, besluiten dat de betrokken lidstaat deze maatregelen moet wijzigen of intrekken, onverminderd de bevoegdheden van de ESMA op grond van artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

8.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij raadplegen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe alvorens de vergunning van de beheermaatschappij in te trekken. In dergelijke gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe passende maatregelen om de belangen van de beleggers te vrijwaren. Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van besluiten om de betrokken beheermaatschappij te beletten op zijn grondgebied nieuwe transacties aan te vangen.

Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.

▼M1

9.  

De lidstaten stellen de ESMA en de Commissie in kennis van het aantal en de aard van de gevallen waarin zij een vergunning op grond van artikel 17 of een aanvraag op grond van artikel 20 weigeren en van alle maatregelen die overeenkomstig lid 5 van dit artikel zijn genomen.

▼B

Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE DE BEWAARDER

▼M4

Artikel 22

1.  
Een beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, zorgen ervoor dat één bewaarder wordt benoemd overeenkomstig dit hoofdstuk.
2.  
De benoeming van de bewaarder wordt schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst.

In die overeenkomst wordt onder meer de uitwisseling van informatie geregeld die noodzakelijk wordt geacht om de bewaarder in staat te stellen zijn taken met betrekking tot de icbe waarvoor hij als bewaarder is benoemd, uit te voeren, zoals bepaald in deze richtlijn, en andere toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

3.  

De bewaarder:

a) 

zorgt ervoor dat de verkoop, de uitgifte, de inkoop, de terugbetaling en de intrekking van rechten van deelneming in de icbe geschieden in overeenstemming met het toepasselijk nationaal recht en met het fondsreglement of de statuten;

b) 

zorgt ervoor dat de waarde van de rechten van deelneming van de icbe wordt berekend overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en het fondsreglement of de statuten;

c) 

voert de aanwijzingen van de beheermaatschappij of een beleggingsmaatschappij uit, tenzij deze in strijd zijn met het toepasselijke nationale recht of met het fondsreglement of de statuten;

d) 

zorgt ervoor dat bij transacties met betrekking tot de activa van de icbe de tegenwaarde binnen de gebruikelijke termijnen wordt overgemaakt aan de icbe;

e) 

zorgt ervoor dat de waarde van de rechten van deelneming van de icbe wordt berekend overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en het reglement of de statuten.

4.  

De bewaarder zorgt ervoor dat de kasstromen van de icbe naar behoren gecontroleerd worden, en zorgt er in het bijzonder voor dat alle betalingen door of namens beleggers bij de inschrijving op rechten van deelneming van de icbe ontvangen zijn, en dat alle kasgeld van de icbe is geboekt op kasgeldrekeningen die:

a) 

zijn geopend op naam van de icbe, op naam van de beheermaatschappij die namens de icbe optreedt, of op naam van de bewaarder die namens de icbe optreedt;

b) 

zijn geopend bij een entiteit als bedoeld in artikel 18, lid 1, punten a), b) en c), van Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie ( 11 ), en

c) 

worden aangehouden overeenkomstig de in artikel 16 van Richtlijn 2006/73/EG opgenomen beginselen.

Indien de kasgeldrekeningen geopend zijn op naam van de bewaarder die voor rekening van de icbe optreedt, mag geen contanten van de in punt b) van de eerste alinea bedoelde entiteit en geen eigen contanten van de bewaarder op die rekeningen geboekt worden.

5.  

De activa van de icbe worden als volgt bij een bewaarder in bewaring gegeven:

a) 

voor financiële instrumenten die in bewaring mogen worden gehouden:

i) 

houdt de bewaarder alle financiële instrumenten in bewaring die mogen worden geregistreerd op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder, alsmede alle financiële instrumenten die fysiek aan de bewaarder kunnen worden geleverd;

ii) 

zorgt de bewaarder ervoor dat alle financiële instrumenten die op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder kunnen worden geregistreerd, in de boeken van de bewaarder worden geregistreerd op aparte rekeningen, in overeenstemming met de in artikel 16 van Richtlijn 2006/73/EG vervatte beginselen; deze aparte rekeningen zijn geopend op naam van de icbe of op naam van de beheermaatschappij die voor rekening van de icbe optreedt, zodat te allen tijde duidelijk kan worden vastgesteld dat zij in overeenstemming met het toepasselijke recht aan de icbe toebehoren;

b) 

voor andere activa:

i) 

gaat de bewaarder na of de icbe of de beheermaatschappij die voor rekening van de icbe optreedt, de eigenaar is van die activa door op basis van informatie of documenten die door de icbe of de beheermaatschappij verstrekt zijn en, in voorkomend geval, van voorhanden extern bewijsmateriaal, te controleren of de icbe of voor rekening van de icbe optredende beheermaatschappij de eigendom heeft;

ii) 

houdt de bewaarder een register bij van de activa waarvoor duidelijk is dat de icbe of de beheermaatschappij die optreedt voor rekening van de icbe deze in eigendom heeft en houdt hij dat register up-to-date.

6.  
De bewaarder verstrekt de beheermaatschappij of de beleggingsmaatschappij regelmatig een uitgebreid overzicht van alle activa van de icbe.
7.  
De activa die door de bewaarder in bewaring worden gehouden worden niet voor eigen rekening hergebruikt door de bewaarder of door een derde aan wie de bewaringstaak is gedelegeerd. Hergebruik omvat elke transactie van in bewaring gehouden activa, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, overdragen, als zekerheid verstrekken, verkopen en uitlenen.

De door de bewaarder in bewaring gehouden activa mogen worden hergebruikt enkel wanneer:

a) 

het hergebruik voor rekening van de icbe gebeurt;

b) 

de bewaarder de instructies van de beheermaatschappij voor rekening van de icbe uitvoert;

c) 

het hergebruik ten goede komt aan de icbe en in het belang is van de deelnemers, en

d) 

de transactie wordt gedekt door een liquide zekerheid van hoge kwaliteit die door de icbe wordt ontvangen op grond van een regeling voor titeloverdracht.

De marktwaarde van de zekerheid bedraagt te allen tijde ten minste de marktwaarde van de hergebruikte activa vermeerderd met een toeslag.

8.  
Lidstaten zorgen ervoor dat bij insolventie van de bewaarder en/of van een derde die in de Unie is gelegen en aan wie de bewaring van de activa van de icbe is gedelegeerd, de in bewaring gehouden activa van een icbe niet beschikbaar zijn voor uitkering onder of realisatie ten voordele van crediteuren van die bewaarder en/of van die derde.

▼M4

Artikel 22 bis

1.  
De bewaarder delegeert geen van zijn in artikel 22, leden 3 en 4, genoemde taken aan derden.
2.  

De bewaarder mag de in artikel 22, lid 5, genoemde taken uitsluitend aan een derde delegeren indien:

a) 

de taken niet worden gedelegeerd met de bedoeling de in deze richtlijn vervatte vereisten;

b) 

de bewaarder kan aantonen dat er een objectieve reden bestaat voor de delegatie;

c) 

de bewaarder met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid te werk is gegaan bij de selectie en de aanstelling van een derde aan wie hij voornemens is een deel van zijn taken te delegeren, en hij blijft met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid te werk gaan bij de periodieke evaluatie en de doorlopende controle van een derde aan wie hij een deel van zijn taken heeft gedelegeerd en van de regelingen die de derde treft in verband met de aan hem gedelegeerde taken.

3.  

De in artikel 22, lid 5, genoemde taken mogen door de bewaarder enkel aan een derde worden gedelegeerd indien die derde partij tijdens de uitvoering van de aan hem gedelegeerde taken te allen tijde:

a) 

beschikt over de structuren en deskundigheid die adequaat zijn voor en evenredig zijn met de aard en de complexiteit van de aan hem toevertrouwde activa van de icbe of van de icbe-beheerder die voor rekening van de icbe optreedt;

b) 

wat betreft de in artikel 22, lid 5, punt a), genoemde bewaartaken onderworpen is aan/

i) 

effectieve prudentiële regelgeving, inclusief minimumkapitaalvereisten, en toezicht in het betrokken rechtsgebied;

ii) 

een periodieke externe audit om er zeker van te zijn dat de financiële instrumenten in zijn bezit zijn;

c) 

de activa van de cliënten van de bewaarder op zodanige wijze van zijn eigen activa en van de activa van de bewaarder scheidt dat te allen tijde duidelijk kan worden vastgesteld dat deze activa toebehoren aan cliënten van een bepaalde bewaarder;

d) 

alle noodzakelijke stappen onderneemt om er voor te zorgen dat bij insolventie van de derde door de derde in bewaring gehouden activa van een icbe niet beschikbaar zijn voor uitkering onder of realisatie ten voordele van crediteuren van de derde, en

e) 

voldoet aan de in artikel 22, leden 2, 5 en 7, en in artikel 25 vastgelegde algemene verplichtingen en verboden.

Niettegenstaande punt b) i) van de eerste alinea mag de bewaarder, indien het recht van een derde land vereist dat bepaalde financiële instrumenten in bewaring worden genomen door een lokale entiteit en geen lokale entiteiten aan de in dat punt vermelde eisen inzake bewaringsdelegatie voldoen, zijn taken aan een dergelijke lokale entiteit slechts delegeren in de mate waarin dit vereist is uit hoofde van het recht van dat derde land en alleen zolang er geen lokale entiteiten aan de eisen inzake delegatie voldoen, en alleen onder de volgende voorwaarden:

a) 

de beleggers in de icbe in kwestie zijn voorafgaand aan hun belegging naar behoren ingelicht over het feit dat een dergelijke delegatie verplicht is uit hoofde van het recht van het derde land, over de omstandigheden die de delegatie rechtvaardigen en over de aan die delegatie verbonden risico’s;

b) 

de beleggingsmaatschappij, of de beheermaatschappij voor rekening van de icbe, heeft de bewaarder opgedragen de bewaring van die financiële instrumenten aan die lokale entiteit te delegeren.

De derde mag deze taken op zijn beurt, onder dezelfde voorwaarden, subdelegeren. In dat geval is artikel 24, lid 2, van overeenkomstige toepassing op de relevante partijen.

4.  
Voor de toepassing van dit artikel wordt de verrichting van diensten zoals bedoeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) door effectenafwikkelingssystemen als aangewezen voor de toepassing van die richtlijn of de verrichting van gelijkaardige diensten door effectenafwikkelingssystemen uit derde landen niet als delegatie van bewaartaken beschouwd.

▼B

Artikel 23

1.  
De bewaarder heeft zijn statutaire zetel in de lidstaat van herkomst van de icbe, of is daar gevestigd.

▼M4

2.  

De bewaarder is ofwel:

a) 

een nationale centrale bank;

b) 

een kredietinstelling waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend, of

c) 

een andere rechtspersoon aan wie door de bevoegde autoriteit uit hoofde van het recht van de lidstaat vergunning is verleend om uit hoofde van deze richtlijn bewaartaken uit te oefenen, die is onderworpen aan minimumkapitaalvereisten die niet lager liggen dan de vereisten als berekend overeenkomstig artikel 315 of, afhankelijk van de gekozen benadering, artikel 317 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ), en die beschikt over een eigen vermogen van niet minder dan het aanvangskapitaal vermeld in artikel 28, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU.

Een rechtspersoon als bedoeld in de eerste alinea, onder c), wordt onderworpen aan prudentiële regelgeving en aan doorlopend toezicht, en dient te voldoen aan de volgende minimumvereisten:

a) 

hij beschikt over de infrastructuur die nodig is om financiële instrumenten in bewaring te nemen die kunnen worden geregistreerd op een financiële-instrumentenrekening in de boeken van de bewaarder;

b) 

hij stelt adequaat beleid en adequate procedures vast om te garanderen dat de entiteit, inclusief zijn bestuurders en werknemers, de verplichtingen van deze richtlijn nakomen;

c) 

hij beschikt over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, adequate interne controlemechanismen, effectieve risicobeoordelingsprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen;

d) 

hij hanteert en handhaaft doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen, met als doel alle redelijke maatregelen te kunnen nemen om belangenconflicten te voorkomen;

e) 

hij zorgt ervoor dat gegevens over alle door haar verrichte diensten en transacties worden bijgehouden die voldoende zijn om de bevoegde autoriteit in staat te stellen haar toezichttaken en de in deze richtlijn voorziene handhavingsacties uit te voeren;

f) 

hij onderneemt redelijke stappen om te zorgen voor continuïteit en regelmaat bij het uitoefenen van zijn bewaartaken door gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures, mede om zijn bewaartaken uit te oefenen;

g) 

alle leden van zijn leidinggevend orgaan en van zijn hogere leidinggevend personeel zijn te allen tijde voldoende betrouwbaar en beschikken over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring;

h) 

het leidinggevend orgaan beschikt in zijn geheel genomen over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de bewaarder, met inbegrip van de voornaamste risico’s waaraan deze is blootgesteld;

i) 

elk lid van het leidinggevend orgaan en van het hoger leidinggevend personeel handelt eerlijk en integer;

3.  
De lidstaten bepalen welke van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde soorten instellingen als bewaarder mogen worden gekozen.
4.  
Beleggingsmaatschappijen of beheermaatschappijen die optreden voor rekening van de icbe die zij beheren en die vóór 18 maart 2016 als bewaarder een instelling hebben aangesteld die niet aan de van de in lid 2 opgenomen vereisten voldoet, stellen een bewaarder aan die vóór 18 maart 2018.

▼M4 —————

▼M4

Artikel 24

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de bewaarder jegens de icbe en de deelnemers van de icbe aansprakelijk is voor het verlies door de bewaarder of een derde aan wie de bewaarneming van overeenkomstig artikel 22, lid 5, punt a), in bewaring genomen financiële instrumenten is gedelegeerd.

In het geval van verlies van een in bewaring genomen financieel instrument zorgen de lidstaten ervoor dat de bewaarder onverwijld een financieel instrument van hetzelfde type of het overeenkomstige bedrag teruggeeft aan de icbe of de beheermaatschappij die voor rekening van de icbe optreedt. De bewaarder is niet aansprakelijk indien hij kan aantonen dat het verlies het gevolg is van een externe gebeurtenis waarover hij redelijkerwijs geen controle heeft en waarvan de gevolgen onvermijdelijk waren, ondanks alle inspanningen om ze te verhinderen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bewaarder jegens de icbe en de beleggers in de icbe eveneens aansprakelijk is voor alle andere verliezen die zij ondervinden doordat de bewaarder zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn met opzet of door nalatigheid niet naar behoren nakomt.

2.  
De in lid 22 bis bedoelde delegatie laat de aansprakelijkheid van de in lid 1 bedoelde bewaarder onverlet.
3.  
De in lid 1 bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder mag niet bij overeenkomst worden uitgesloten of beperkt.
4.  
Elke overeenkomst die in strijd is met lid 3, is nietig.
5.  
Deelnemers van de icbe kunnen de aansprakelijkheid van de bewaarder direct dan wel indirect via de beheermaatschappij of de beleggingsmaatschappij inroepen, op voorwaarde dat een en ander niet leidt tot duplicatie van rechtsmiddelen of tot ongelijke behandeling van de deelnemers.

Artikel 25

1.  
De taken van beheermaatschappij en bewaarder mogen niet door dezelfde maatschappij worden vervuld. De taken van beleggingsmaatschappij en bewaarder mogen niet door dezelfde maatschappij worden vervuld.
2.  
Bij de vervulling van hun respectieve taken handelen de beheermaatschappij en de bewaarder eerlijk, billijk, professioneel, onafhankelijk en louter in het belang van de icbe en de beleggers in de icbe. Bij de vervulling van hun respectieve taken handelen de beleggingsmaatschappij en de bewaarder eerlijk, billijk, professioneel, onafhankelijk en louter in het belang van de beleggers in de icbe.

Een bewaarder verricht met betrekking tot de icbe of de beheermaatschappij die voor rekening van de icbe optreedt, geen activiteiten die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten tussen de icbe, de beleggers in de icbe, de beheermaatschappij en hemzelf, tenzij de bewaarder de verrichting van zijn bewaartaken functioneel en hiërarchisch gescheiden heeft van zijn andere, mogelijkerwijs conflicterende taken, en de potentiële belangenconflicten naar behoren zijn geïdentificeerd, beheerd, gecontroleerd en meegedeeld aan de beleggers in de icbe.

Artikel 26

1.  
De wet of het fondsreglement van het beleggingsfonds bepaalt onder welke voorwaarden de beheermaatschappij en de bewaarder worden vervangen en welke regels ter bescherming van de deelnemers bij deze vervanging gelden.
2.  
De wet of de statuten van de beleggingsmaatschappij bepalen onder welke voorwaarden de beheermaatschappij en de bewaarder worden vervangen en welke regels ter bescherming van de deelnemers bij deze vervanging gelden.

▼M4

Artikel 26 bis

De bewaarder stelt zijn bevoegde autoriteiten op verzoek alle informatie ter beschikking die hij bij de uitvoering van zijn taken heeft verkregen en die zijn bevoegde autoriteiten of de bevoegde autoriteiten van de icbe of van de beheermaatschappij nodig kunnen hebben.

Indien de bevoegde autoriteiten van de icbe of van de beheermaatschappij van de icbe andere zijn dan die van de bewaarder, delen de bevoegde autoriteiten van de bewaarder de ontvangen informatie onverwijld met de bevoegde autoriteiten van de icbe en van de beheermaatschappij.

Artikel 26 ter

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 112 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a) 

de gegevens die moeten worden opgenomen in de schriftelijke overeenkomst bedoeld in artikel 22, lid 2;

b) 

de voorwaarden voor het verrichten van de bewaartaken overeenkomstig artikel 22, leden 3, 4 en 5, met inbegrip van:

i) 

de soorten financiële instrumenten die onder het toepassingsgebied van de bewaartaken van de bewaarder vallen, overeenkomstig artikel 22, lid 5, punt a);

ii) 

de voorwaarden waaronder de bewaarder zijn bewaartaken mag uitoefenen voor financiële instrumenten die bij een centrale bewaarder geregistreerd zijn;

iii) 

de voorwaarden waaronder de bewaarder nominatief uitgegeven financiële instrumenten die bij een uitgevende instelling of administrateur geregistreerd zijn, conform artikel 22, lid 5, punt b), zal bewaren;

c) 

de due diligence-verplichtingen van bewaarders op grond van artikel 22 bis, lid 2, punt c) ii);

d) 

de verplichting tot gescheiden bewaring krachtens artikel 22 bis, lid 3, punt c);

e) 

de krachtens artikel 22 bis, lid 3, punt d), door de derde te ondernemen stappen;

f) 

de voorwaarden waaronder en omstandigheden waarin in bewaring genomen financiële instrumenten als verloren worden beschouwd voor de toepassing van artikel 24;

g) 

wat moet worden verstaan onder een externe gebeurtenis waarover redelijkerwijs geen controle mogelijk was en waarvan de gevolgen ondanks alle inspanningen om haar te verhinderen onvermijdelijk waren, overeenkomstig artikel 24, lid 1;

h) 

de voorwaarden voor het vervullen van het in artikel 25, lid 2, bedoelde onafhankelijkheidsvereiste.

▼B

HOOFDSTUK V

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

Artikel 27

De toegang tot de werkzaamheden van beleggingsmaatschappij wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij wordt verleend.

De lidstaten bepalen welke rechtsvorm een beleggingsmaatschappij moet aannemen.

Het hoofdkantoor van de beleggingsmaatschappij moet gevestigd zijn in de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 28

De beleggingsmaatschappij mag geen andere werkzaamheden uitoefenen dan de in artikel 1, lid 2, bedoelde.

Artikel 29

1.  

Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij geen vergunning aan een beleggingsmaatschappij die geen beheermaatschappij heeft aangewezen, tenzij de beleggingsmaatschappij beschikt over een toereikend aanvangskapitaal van ten minste 300 000  EUR.

Wanneer een beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij met een vergunning heeft aangewezen, zijn bovendien krachtens deze richtlijn de volgende voorwaarden van toepassing:

a) 

de vergunning wordt niet verleend tenzij de vergunningsaanvraag vergezeld gaat van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beleggingsmaatschappij wordt vermeld;

b) 

de bestuurders van de beleggingsmaatschappij staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type werkzaamheden dat door de beleggingsmaatschappij wordt verricht en te dien einde: moeten de identiteit van de bestuurders van de beleggingsmaatschappij, alsmede iedere vervanging van deze bestuurders onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten worden gemeld;. moet over het dagelijks beleid van een beleggingsmaatschappij worden besloten door ten minste twee personen die aan deze voorwaarden voldoen, en wordt onder bestuurders degenen verstaan die krachtens de wet of statuten de beleggingsmaatschappij vertegenwoordigen of feitelijk het beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen, en

c) 

wanneer nauwe banden bestaan tussen de beleggingsmaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beleggingsmaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij verlangen van beleggingsmaatschappijen dat zij hen de informatie verstrekken die zij nodig hebben.

2.  
Wanneer de beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij heeft aangewezen, wordt de beleggingsmaatschappij er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van de vergunning wordt met redenen omkleed.
3.  
Wanneer de vergunning wordt verleend, mag de beleggingsmaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
4.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beleggingsmaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:

a) 

binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteit gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b) 

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c) 

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

d) 

de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of

e) 

in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.

▼M1

5.  

Om een consequente harmonisatie van deze richtlijn te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter specificering van:

a) 

de informatie die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beleggingsmaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden, en

b) 

de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichtstaken van de bevoegde autoriteit uit hoofde van lid 1, onder c).

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

6.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de verstrekking van de informatie in lid 5, alinea 1, onder a).

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

AFDELING 2

Uitoefeningsvoorwaarden

Artikel 30

▼M4

De artikelen 13 tot en met 14 ter zijn van overeenkomstige toepassing op beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen die krachtens deze richtlijn over een vergunning beschikt.

▼B

Voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde artikelen wordt „beheermaatschappij” gelezen als „beleggingsmaatschappij”.

Beleggingsmaatschappijen beheren alleen de activa van hun eigen portefeuille en nemen in geen geval lastgevingen in ontvangst om namens derden activa te beheren.

Artikel 31

Elke lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij stelt prudentiële regels op die doorlopend moeten worden nageleefd door beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen welke beschikt over een krachtens deze richtlijn verleende vergunning.

Mede in het licht van de aard van de beleggingsmaatschappij schrijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij met name voor dat de beleggingsmaatschappij moet beschikken over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsvoorzieningen op het gebied van de elektronische informatieverwerking en adequate interne controleprocedures, met inbegrip van met name regels voor persoonlijke transacties van de eigen medewerkers en voor het aanhouden of beheren van beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen van het eigen vermogen, die ten minste waarborgen dat elke transactie waarbij het fonds betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong ervan, de betrokken partijen, de aard ervan, de tijd en de plaats waar die transactie heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de beleggingsmaatschappij overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de vigerende wettelijke bepalingen worden belegd.

▼M4 —————

▼B

HOOFDSTUK VI

FUSIES VAN ICBE’S

AFDELING 1

Beginsel en goedkeuring

Artikel 37

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden tot een icbe ook beleggingscompartimenten ervan gerekend.

Artikel 38

1.  
De lidstaten staan onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden genoemd, en ongeacht de wijze waarop de icbe is opgericht op grond van artikel 1, lid 3, toe dat er grensoverschrijdende en binnenlandse fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder q) en r), plaatsvinden overeenkomstig een of meer van de in artikel 2, lid 1, onder p), beschreven fusietechnieken.
2.  

De fusietechnieken die worden gebruikt voor grensoverschrijdende fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder q), moeten volgens de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s zijn toegestaan.

De fusietechnieken die worden gebruikt voor binnenlandse fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder r), moeten volgens de wetgeving van de lidstaat waar de icbe’s zijn gevestigd, zijn toegestaan.

Artikel 39

1.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s verlenen vooraf goedkeuring voor een fusie.
2.  

De fuserende icbe(’s) verstrekt (verstrekken) de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende informatie:

a) 

het gemeenschappelijk fusievoorstel, naar behoren goedgekeurd door de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe;

b) 

een bijgewerkte versie van het prospectus en de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie van de ontvangende icbe, indien deze in een andere lidstaat gevestigd is;

c) 

een verklaring van elk van de bewaarders van de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe waarin wordt bevestigd dat zij overeenkomstig artikel 41 zijn nagegaan of de in de letters a), f) en g) van artikel 40, lid 1, van de onderhavige richtlijn bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met het fondsreglement of de statuten van hun icbe, en

d) 

de informatie over de voorgenomen fusie die de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe aan hun respectieve deelnemers willen verstrekken.

Deze informatie wordt op een zodanige wijze verstrekt dat de bevoegde autoriteiten van zowel de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) als de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe ze kunnen lezen in de officiële taal of in een van de officiële talen van die lidstaat of lidstaten, dan wel in een door die bevoegde autoriteiten erkende taal.

3.  

Wanneer het dossier volledig is, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe onverwijld een afschrift toekomen van de in lid 2 bedoelde informatie. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) en van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe beoordelen respectievelijk de mogelijke gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van zowel de fuserende als de ontvangende icbe(’s) om na te gaan of de deelnemers de juiste informatie is verstrekt.

Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) dit nodig achten, kunnen zij schriftelijk voorschrijven dat aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) duidelijkere informatie moet worden verstrekt.

Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe het nodig achten, kunnen zij uiterlijk 15 werkdagen na ontvangst van de exemplaren van de in lid 2 bedoelde volledige informatie schriftelijk eisen dat de ontvangende icbe de aan haar deelnemers te verstrekken informatie wijzigt.

In dergelijk geval laten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe weten dat ze niet tevreden zijn. Zij laten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe weten of zij tevreden zijn met de gewijzigde informatie die aan de deelnemers van de ontvangende icbe zal worden verstrekt binnen 20 werkdagen nadat zij ervan in kennis zijn gesteld.

4.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) keuren de voorgenomen fusie goed indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de voorgenomen fusie voldoet aan alle vereisten van de artikelen 39 tot en met 42;

b) 

de ontvangende icbe is overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis gesteld dat zij haar rechten van deelneming mag verhandelen in alle lidstaten waarin de fuserende icbe(’s) hetzij een vergunning heeft (hebben) hetzij overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis is (zijn) gesteld dat zij haar (hun) rechten van deelneming mag (mogen) verhandelen, en

c) 

de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende en de ontvangende icbe(’s) achten de aan de deelnemers te verstrekken informatie toereikend, ofwel is er van de zijde van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe geen signaal ontvangen dat zij deze ontoereikend bevinden, waarbij het bepaalde in lid 3, alinea 4, van toepassing is.

5.  

Indien de bevoegde autoriteiten van lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s oordelen dat het dossier onvolledig is, verzoeken zij uiterlijk 10 werkdagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie om bijkomende informatie.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) stellen de fuserende icbe(’s) binnen 20 werkdagen na indiening van de volledige informatie, overeenkomstig lid 2, ervan in kennis of al dan niet goedkeuring wordt verleend voor de fusie.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) stellen tevens de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe van hun besluit in kennis.

6.  
De lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 57, lid 1, tweede alinea, voor ontvangende icbe’s in een afwijking van de artikelen 52 tot en met 55 voorzien.

Artikel 40

1.  

De lidstaten schrijven voor dat de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe een gemeenschappelijk fusievoorstel moeten opstellen.

Het gemeenschappelijk fusievoorstel bevat de volgende informatie:

a) 

het soort fusie en de betrokken icbe’s;

b) 

de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

c) 

de verwachte gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe;

d) 

de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva op de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding;

e) 

de berekeningsmethode voor de ruilverhouding;

f) 

de beoogde ingangsdatum van de fusie;

g) 

de regels die van toepassing zijn bij overdracht van activa, respectievelijk omruiling van rechten van deelneming;

h) 

wanneer het een fusie in de zin van artikel 2, lid 1, onder p), punt ii), en indien van toepassing artikel 2, lid 1, onder p), punt iii), betreft, het fondsreglement of de statuten van de nieuw op te richten ontvangende icbe.

De bevoegde autoriteiten schrijven niet voor dat eventuele aanvullende informatie in de gemeenschappelijke fusievoorstellen dient te worden opgenomen.

2.  
De fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe kunnen besluiten om verdere informatie in het gemeenschappelijk fusievoorstel op te nemen.

AFDELING 2

Controle door derden, verstrekking van informatie aan deelnemers en andere rechten van deelnemers

Artikel 41

De lidstaten schrijven voor dat de bewaarders van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe moeten controleren of de in de letters a), f) en g) van artikel 40, lid 1, bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met de onderhavige richtlijn en met het fondsreglement of de statuten van hun icbe.

Artikel 42

1.  

De wetgeving van de lidstaten van herkomst van de fuserende icbe(’s) draagt hetzij een bewaarder, hetzij een onafhankelijke, overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen ( 14 ), toegelaten auditor op het volgende te valideren:

a) 

de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva op de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding;

b) 

in voorkomend geval, de contante geldwaarde per recht van deelneming, en

c) 

de berekeningsmethode voor de ruilverhouding, alsmede de reële ruilverhouding zoals bepaald op de in artikel 47, lid 1, vastgestelde datum voor de berekening van die verhouding.

2.  
Voor de toepassing van lid 1 worden de wettelijke auditors van de fuserende icbe(’s) of de wettelijke auditor van de ontvangende icbe geacht onafhankelijk te zijn.
3.  
Een afschrift van het verslag van de onafhankelijke auditor of — in voorkomend geval — de bewaarder wordt desgewenst en kosteloos ter beschikking gesteld van de deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe en van hun respectieve bevoegde autoriteiten.

Artikel 43

1.  
De lidstaten schrijven voor dat de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe haar (hun) respectieve deelnemers correcte en nauwkeurige informatie over de voorgenomen fusie moet(en) verstrekken zodat zij met kennis van zaken de gevolgen van het voorstel voor hun belegging kunnen beoordelen.
2.  

Deze informatie wordt pas aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe verstrekt nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) de voorgenomen fusie overeenkomstig artikel 39 hebben goedgekeurd.

De informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de uiterste datum voor het aanvragen van een inkoop of terugbetaling, of indien van toepassing een omzetting, zonder extra kosten uit hoofde van artikel 45, lid 1, verstrekt.

3.  

De aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe te verstrekken informatie bevat passende en nauwkeurige informatie over de voorgenomen fusie zodat zij met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen met betrekking tot de mogelijke gevolgen ervan voor hun belegging en zij hun rechten uit hoofde van de artikelen 44 en 45 kunnen uitoefenen.

Daarin wordt het volgende vermeld:

a) 

de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

b) 

de mogelijke gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingsbeleid en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke rapportage en mogelijke verwatering van de resultaten, en — in voorkomend geval — een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de fusie eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben;

c) 

eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgenomen fusie hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht op een afschrift van het verslag van de onafhankelijke auditor of de bewaarder indien dit wordt opgevraagd, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing zonder kosten worden omgezet, als beschreven in artikel 45, lid 1, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht;

d) 

de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de fusie, en

e) 

een afschrift van de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie van de ontvangende icbe.

4.  
Als de fuserende icbe(’s) of de ontvangende icbe overeenkomstig artikel 93 in kennis zijn gesteld, wordt de in lid 3 bedoelde informatie verstrekt in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst van de desbetreffende icbe dan wel in een taal die door hun bevoegde autoriteiten is goedgekeurd. De icbe die de informatie moet verstrekken, is verantwoordelijk voor de levering van deze vertaling. De vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.

▼M1

5.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen voor de inhoud, de vorm en de wijze waarop de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie wordt verstrekt.

▼M1 —————

▼M1

6.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de inhoud, het formaat en de methode waarop de in de leden 1 en 3 van dit artikel bedoelde informatie moet worden verstrekt.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 44

Wanneer de nationale wetgeving van de lidstaten voorschrijft dat de deelnemers hun goedkeuring moeten hechten aan een fusie tussen icbe’s, zorgen de lidstaten ervoor dat voor een dergelijke goedkeuring niet meer nodig is dan 75 % van stemmen die daadwerkelijk worden uitgebracht door de deelnemers die aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de algemene vergadering van deelnemers.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan een eventueel in de nationale wetgeving vastgelegd aanwezigheidsquorum. De lidstaten stellen noch strengere aanwezigheidsquora voor grensoverschrijdende fusies dan voor binnenlandse fusies vast noch strengere aanwezigheidsquora voor fusies van icbe’s dan voor fusies van vennootschappen.

Artikel 45

1.  
In de wetgeving van de lidstaten wordt vastgelegd dat deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe mogen eisen dat hun rechten van deelneming zonder enigerlei andere kosten dan die welke door het fonds ter dekking van desinvesteringskosten worden ingehouden, worden ingekocht of terugbetaald of zo mogelijk worden omgezet in rechten van deelneming in een andere icbe met een soortgelijk beleggingsbeleid en dat wordt beheerd door dezelfde beheermaatschappij of door een andere maatschappij waarmee de beheermaatschappij is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een substantiële directe of indirecte deelneming. Dit recht gaat in zodra de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe overeenkomstig artikel 43 in kennis zijn gesteld van de voorgenomen fusie. Het recht vervalt 5 werkdagen vóór de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding.
2.  
Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen de lidstaten bij fusies tussen icbe’s, in afwijking van artikel 84, lid 1, de bevoegde autoriteiten toestaan te eisen of toe te staan dat de inschrijving op of de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming tijdelijk wordt opgeschort, wanneer een dergelijke opschorting nodig wordt geacht om de deelnemers te beschermen.

AFDELING 3

Kosten en ingaan van de fusie

Artikel 46

Behalve in gevallen waarin een icbe geen beheermaatschappij heeft aangesteld, zorgen de lidstaten ervoor dat juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de fusie niet in rekening worden gebracht bij de fuserende icbe(’s), de ontvangende icbe of hun deelnemers.

Artikel 47

1.  

Voor binnenlandse fusies bepaalt de wetgeving van de lidstaten de datum waarop een fusie ingaat, alsook de datum voor de berekening van de verhouding voor de omruiling van rechten van deelneming in de fuserende icbe(’s) tegen rechten van deelneming in de ontvangende icbe en, indien van toepassing, voor de bepaling van de relevante intrinsieke waarde bij betaling in contanten.

Bij grensoverschrijdende fusies is de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe bepalend voor deze data. De lidstaten zien erop toe dat, indien van toepassing, deze data worden vastgesteld na de goedkeuring van de fusie door de deelnemers van de ontvangende icbe of de fuserende icbe(’s).

2.  
Het ingaan van de fusie wordt met alle passende middelen bekendgemaakt overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe, en wordt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de ontvangende en de fuserende icbe’s ter kennis gebracht.
3.  
Zodra een fusie overeenkomstig lid 1 is ingegaan, wordt deze niet meer nietig verklaard.

Artikel 48

1.  

Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt i), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:

a) 

alle activa en passiva van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

b) 

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de ontvangende icbe en indien van toepassing recht hebben op een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van hun rechten van deelneming in de fuserende icbe’s, en

c) 

de fuserende icbe(’s) ophouden te bestaan van zodra de fusie in werking treedt.

2.  

Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt ii), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:

a) 

alle activa en passiva van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de nieuw op te richten ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

b) 

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de nieuw op te richten ontvangende icbe en, indien van toepassing, recht hebben op een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van hun rechten van deelneming in de fuserende icbe’s, en

c) 

de fuserende icbe(’s) ophouden te bestaan van zodra de fusie in werking treedt.

3.  

Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt iii), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:

a) 

de netto-activa van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

b) 

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de ontvangende icbe, en

c) 

de fuserende icbe(’s) blijven bestaan totdat aan de uitstaande verplichtingen is voldaan.

4.  
De lidstaten voorzien in de instelling van een procedure waarbij de beheermaatschappij van het ontvangende icbe aan de bewaarder van de ontvangende icbe bevestigt dat de overdracht van de activa en — in voorkomend geval — van de passiva is voltooid. Wanneer de ontvangende icbe geen beheermaatschappij heeft aangewezen, bevestigt zij de bewuste overdracht aan de bewaarder van de ontvangende icbe.

HOOFDSTUK VII

VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET BELEGGINGSBELEID VAN ICBE’S

Artikel 49

Indien icbe’s meer dan een beleggingscompartiment omvatten, wordt elk compartiment met het oog op de toepassing van dit hoofdstuk als een afzonderlijke icbe beschouwd.

Artikel 50

1.  

De beleggingen van een icbe omvatten een of meer van de volgende vermogensbestanddelen:

a) 

effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder 14), van Richtlijn 2004/39/EG;

b) 

op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt van een lidstaat verhandelde effecten en geldmarktinstrumenten;

c) 

tot de officiële notering van een effectenbeurs van een derde land toegelaten of op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt van een derde land verhandelde effecten en geldmarktinstrumenten, mits de keuze van de beurs of de markt door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd dan wel de wet en/of het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij daarin voorzien;

d) 

nieuw uitgegeven effecten, onder voorbehoud dat:

i) 

de emissievoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating tot de officiële notering op een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt wordt aangevraagd, en mits de keuze van de beurs of de markt door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd dan wel de wet en/of het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij daarin voorzien, en

ii) 

de in punt i) bedoelde toelating uiterlijk binnen een jaar na de uitgifte wordt verkregen;

e) 

rechten van deelneming van overeenkomstig deze richtlijn toegelaten icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en b), ongeacht of die al dan niet in een lidstaat gevestigd zijn, mits:

i) 

die andere instellingen voor collectieve belegging zijn toegelaten overeenkomstig wetten waardoor zij worden onderworpen aan toezicht dat naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gelijkwaardig is aan het toezicht waarin het Gemeenschapsrecht voorziet, en mits de samenwerking tussen de autoriteiten genoegzaam is gewaarborgd;

ii) 

het niveau van bescherming van de deelnemers in de andere instellingen voor collectieve belegging gelijkwaardig is aan dat van deelnemers in een icbe, en in het bijzonder mits de regels inzake scheiding van de activa, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn;

iii) 

over de activiteiten van de andere instellingen voor collectieve belegging halfjaarlijks en jaarlijks wordt gerapporteerd, zodat een evaluatie kan worden gemaakt van activa en passiva, inkomsten en bedrijfsvoering tijdens de verslagperiode, en

iv) 

de icbe of de andere instellingen voor collectieve belegging, waarvan de verwerving wordt overwogen, volgens hun reglement of statuten in totaal maximaal 10 % van hun eigen activa mogen beleggen in rechten van deelneming van andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging;

f) 

deposito’s bij kredietinstellingen die onmiddellijk opeisbaar zijn of kunnen worden opgevraagd, en die binnen een periode van ten hoogste twaalf maanden vervallen, mits de statutaire zetel van de kredietinstelling in een lidstaat gevestigd is, of, indien de statutaire zetel van de kredietinstelling in een derde land gevestigd is, mits deze instelling onderworpen is aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld;

g) 

financiële derivaten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, die op een onder a), b) of c) bedoelde gereglementeerde markt worden verhandeld, of financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld („OTC-derivaten”), mits:

i) 

de onderliggende derivaten bestaan uit onder dit lid vallende instrumenten, financiële indexen, rentetarieven, wisselkoersen of valuta’s, waarin de icbe krachtens de in haar fondsreglement of statuten omschreven beleggingsdoelstellingen gemachtigd is te beleggen;

ii) 

de wederpartijen bij transacties in OTC-derivaten aan prudentieel toezicht onderworpen instellingen zijn en behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn erkend, en

iii) 

de OTC-derivaten onderworpen zijn aan betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en te allen tijde tegen hun waarde in het economisch verkeer op initiatief van de icbe’s kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie, of

h) 

geldmarktinstrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld en die vallen onder artikel 2, lid 1, onder o), indien de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, op voorwaarde dat zij:

i) 

worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Gemeenschap of de Europese Investeringsbank, een derde land of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen;

ii) 

worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten worden verhandeld op gereglementeerde markten als bedoeld onder a), b) of c);

iii) 

worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die aan bedrijfseconomisch toezicht is onderworpen volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of

iv) 

worden uitgegeven door andere instellingen die behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn goedgekeurd, mits voor de beleggingen in die instrumenten een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in punt i), ii) of iii), en mits de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves ten minste 10 000 000  EUR bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig de vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het verdrag betreffende jaarrekeningen van bepaalde vennootschapsvormen ( 15 ), een lichaam is dat binnen een groep ondernemingen waartoe een of meer ter beurze genoteerde ondernemingen behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een lichaam is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat.

2.  

Niettemin mag een icbe niet:

a) 

meer dan 10 % van haar activa beleggen in andere effecten of geldmarktinstrumenten dan de in lid 1 bedoelde, noch

b) 

edele metalen of certificaten die deze vertegenwoordigen, verwerven.

3.  
Icbe’s mogen accessoir ook liquide middelen houden. Een beleggingsmaatschappij mag roerende of onroerende goederen verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid;

▼M1

4.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter nadere omschrijving van de bepalingen betreffende de categorieën van activa waarin icbe’s overeenkomstig dit artikel en de door de Commissie in verband met die bepalingen vastgestelde gedelegeerde handelingen kunnen beleggen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

▼M5

Artikel 50 bis

Indien icbe-beheermaatschappijen of intern beheerde icbe’s worden blootgesteld in het kader van een securitisatie die niet langer voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ), handelen zij in het belang van de beleggers in de betrokken icbe’s en nemen zij, indien nodig, corrigerende maatregelen.

▼B

Artikel 51

▼M3

1.  

Een beheer- of beleggingsmaatschappij maakt gebruik van een risicobeheerprocedure die haar in staat stelt te allen tijde het risico van de posities en het aandeel daarvan in het totale risicoprofiel van de portefeuille van een icbe te bewaken en te meten. In het bijzonder vertrouwt zij niet uitsluitend of mechanisch op ratings, uitgegeven door ratingbureaus als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus ( 17 ), voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.

▼B

Zij volgt een procedure voor een accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten.

Zij doet de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst regelmatig voor elke door haar beheerde icbe mededeling met betrekking tot de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico’s, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan derivatentransacties verbonden risico’s te ramen.

▼M1

De nationale bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle ingevolge lid 3 ontvangen informatie betreffende alle beheermaatschappijen en beleggingsondernemingen waarop zij toezicht houden, in geaggregeerde vorm kan worden ingezien door de ESMA overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, en door de Europese Raad voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board — „ESRB”), opgericht door Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s ( 18 ) overeenkomstig artikel 15 van die Verordening, zulks ten behoeve van het toezicht op systeemrisico’s op Unieniveau.;

▼B

2.  

De lidstaten kunnen icbe’s toestaan technieken en instrumenten met betrekking tot effecten en geldmarktinstrumenten toe te passen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij stellen, mits deze technieken en instrumenten worden gebezigd met het oog op een goed portefeuillebeheer.

Wanneer dit het gebruik van derivaten omvat, moeten genoemde voorwaarden en grenzen in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn.

De bedoelde technieken en instrumenten mogen er in geen geval toe leiden dat de icbe afwijkt van haar beleggingsdoelstellingen als vastgelegd in haar fondsreglement, statuten of prospectus.

3.  

Een icbe zorgt ervoor dat haar totale risico in derivaten de totale nettowaarde van haar portefeuille niet overschrijdt.

Voor de berekening van het risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen. Dit geldt ook met betrekking tot de derde en vierde alinea.

Een icbe mag in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 52, lid 5, gestelde begrenzingen beleggen in financiële derivaten, mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal niet de in artikel 52 gestelde beleggingsbegrenzingen overschrijdt. De lidstaten mogen bepalen dat, indien een icbe in op een index gebaseerde derivaten belegt, die beleggingen niet voor de toepassing van de in artikel 52 bepaalde bovengrenzen behoeven te worden samengeteld.

Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, wordt het derivaat in aanmerking genomen voor de naleving van de in dit artikel gestelde eisen.

▼M3

3 bis.  
Met inachtneming van de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de icbe, houden de bevoegde autoriteiten toezicht op de toereikendheid van de kredietbeoordelingsprocessen van de beheer- of beleggingsmaatschappijen, beoordelen zij het gebruik van verwijzingen naar ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, in het beleggingsbeleid van de icbe, en moedigen zij, indien passend, de beperking van de impact van dergelijke verwijzingen aan, met als doel het verminderen van het uitsluitend en mechanisch vertrouwen op dergelijke ratings.

▼M1

4.  

Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vast voor:

▼M3

a) 

criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheer- of beleggingsmaatschappij overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 toegepaste risicobeheerprocedure;

▼M1

b) 

gedetailleerde voorschriften voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten; en

c) 

gedetailleerde voorschriften betreffende de inhoud van en de procedure voor de kennisgeving van de informatie als bedoeld in de derde alinea van lid 1 aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

▼M3

De criteria als bedoeld in de eerste alinea, punt a), beletten de beheer- of beleggingsmaatschappij uitsluitend of mechanisch te vertrouwen op ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.

▼M1

5.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in lid 4 bedoelde criteria en regels.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 52

1.  

Een icbe belegt niet meer dan:

a) 

5 % van de waarde van haar eigen activa in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde uitgevende instelling worden uitgegeven.

b) 

20 % van de waarde van haar eigen activa in deposito’s bij één en dezelfde instelling.

Het tegenpartijrisico van de icbe bij een transactie met OTC-derivaten bedraagt niet meer dan:

a) 

10 % van de waarde van haar eigen activa, wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder f), of

b) 

5 % van de waarde van haar eigen activa, in de overige gevallen.

2.  

De lidstaten kunnen de in lid 1, eerste alinea, gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 10 %. Wanneer zij hiertoe overgaan bedraagt de totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten die de icbe houdt in uitgevende instellingen waarin zij elk voor meer dan 5 % van de waarde van haar eigen activa belegt, evenwel niet meer dan 40 % van de waarde van de activa van de icbe. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito’s of transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.

Onverminderd de in lid 1 bepaalde individuele begrenzingen, belegt een icbe met betrekking tot één en dezelfde instelling ten hoogste 20 % van haar eigen activa in een combinatie met:

a) 

effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling;

b) 

deposito’s bij die instelling, of

c) 

risico’s uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling.

3.  
De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 35 % indien de effecten of geldmarktinstrumenten worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen door een derde land of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen.

▼M8

4.  

De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % tot ten hoogste 25 % verhogen wanneer obligaties werden uitgegeven vóór 8 juli 2022 en voldeden aan de vereisten van dit lid, zoals van toepassing op de datum van de uitgifte ervan, of wanneer obligaties vallen onder de definitie van gedekte obligaties in artikel 3, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 ).

▼B

Wanneer een icbe meer dan 5 % van haar activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 80 % van de waarde van de activa van de icbe.

▼M8 —————

▼B

5.  

De in de leden 3 en 4 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde begrenzing van 40 %.

De in de leden 1 tot en met 4 gestelde begrenzingen worden niet gecumuleerd; bijgevolg mogen de, overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 verrichte beleggingen in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito’s bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de icbe bedragen.

Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, als gedefinieerd in Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd.

De lidstaten mogen toestaan dat beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %.

Artikel 53

1.  

Onverminderd de in artikel 56 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 52 vastgestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen of obligaties van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 20 % wanneer in het fondsreglement of de statuten van de icbe is bepaald dat het beleggingsbeleid van de icbe erop gericht is de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index te volgen, mits deze index door de voor de icbe’s bevoegde autoriteiten is erkend op de volgende gronden:

a) 

de samenstelling van de index is voldoende gediversifieerd;

b) 

de index is voldoende representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft, en

c) 

de index wordt op passende wijze bekendgemaakt.

2.  
De lidstaten kunnen de in lid 1 gestelde begrenzing verhogen tot ten hoogste 35 % indien dat door uitzonderlijke marktomstandigheden gerechtvaardigd blijkt, met name op gereglementeerde markten waar bepaalde effecten of geldmarktinstrumenten een sterk overheersende positie innemen. Tot die bovengrens mag slechts worden belegd in de effecten van één uitgevende instelling.

Artikel 54

1.  

In afwijking van artikel 52 kunnen de lidstaten icbe’s machtigen om volgens het beginsel van risicospreiding tot 100 % van hun activa te beleggen in verschillende emissies van effecten en geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, een of meer van zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen, door een derde land of door een internationale publiekrechtelijke instelling waartoe een of meer lidstaten behoren.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe verlenen deze ontheffing slechts wanneer naar hun oordeel de deelnemers in de icbe een bescherming genieten die gelijkwaardig is aan die welke de deelnemers wordt geboden in een icbe die de begrenzingen van artikel 52 wel in acht neemt.

Deze icbe’s hebben effecten van ten minste zes verschillende emissies in portefeuille, terwijl de effecten van eenzelfde emissie niet meer dan 30 % uitmaken van het totale bedrag van hun activa.

2.  

De in lid 1 bedoelde icbe’s verwijzen in het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij uitdrukkelijk naar lidstaten, territoriale publiekrechtelijke lichamen of internationale publiekrechtelijke instelling die de effecten waarin zij voor meer dan 35 % van de waarde van hun eigen activa willen beleggen, uitgeeft of garandeert.

Dit reglement of deze statuten worden door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd.

3.  
Voorts neemt elke in lid 1 bedoelde icbe in haar prospectus en publicitaire mededelingen een opvallend geplaatste zin op waarin de aandacht op deze ontheffing wordt gevestigd en de lidstaten, de territoriale publiekrechtelijke lichamen of de internationale publiekrechtelijke instellingen worden genoemd in de effecten waarvan zij voor meer dan 35 % van hun activa wil beleggen of heeft belegd.

Artikel 55

1.  
Een icbe mag rechten van deelneming in icbe’s of andere in artikel 50, lid 1, onder e), genoemde instellingen voor collectieve belegging verwerven, mits niet voor meer dan 10 % van de waarde van haar activa in rechten van deelneming in één en dezelfde icbe of andere instelling voor collectieve belegging wordt belegd. De lidstaten kunnen die begrenzing verhogen tot ten hoogste 20 %.
2.  

De beleggingen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging dan icbe’s bedragen in totaal niet meer dan 30 % van de activa van de icbe.

De lidstaten kunnen indien een icbe rechten van deelneming heeft verworven andere icbe of in instellingen voor collectieve belegging, bepalen dat de activa van de desbetreffende icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging niet behoeven te worden gecombineerd met de in artikel 52 vastgestelde bovengrenzen.

3.  

Indien een icbe belegt in rechten van deelneming in andere icbe’s of in instellingen voor collectieve belegging die rechtstreeks of door machtiging beheerd worden door dezelfde beheermaatschappij of door een onderneming waarmee de beheermaatschappij via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een substantiële directe of indirecte deelneming verbonden is, brengt de beheermaatschappij of de andere onderneming geen kosten in rekening voor inschrijving of aflossing ten aanzien van beleggingen van de icbe in rechten van deelneming in die andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging.

Een icbe die een aanmerkelijk deel van haar activa belegt in andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging, moet in haar prospectus vermelden wat het maximumniveau is van de beheersprovisies die gedragen worden door de betrokken icbe en de andere icbe’s of instellingen voor collectieve belegging waarin zij voornemens is te beleggen. Zij vermeldt in haar jaarverslag het maximumpercentage van de beheerskosten voor zowel de icbe zelf als de andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging waarin ze belegt.

Artikel 56

1.  

Een beleggingsmaatschappij of een beheermaatschappij verwerft, voor het geheel der door haar beheerde en onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende beleggingsfondsen, niet zoveel aandelen met stemrecht dat zij daardoor invloed van betekenis kan uitoefenen op het bestuur van een uitgevende instelling.

Tot een latere coördinatie moeten de lidstaten rekening houden met de in de wetgeving van de andere lidstaten bestaande voorschriften waarin het in lid 1 bedoelde beginsel is omschreven.

2.  

Voorts mag een icbe niet meer verwerven dan:

a) 

10 % aandelen zonder stemrecht van eenzelfde uitgevende instelling;

b) 

10 % obligaties van eenzelfde uitgevende instelling;

c) 

25 % van de rechten van deelneming in eenzelfde icbe of andere instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en b), of

d) 

10 % van de geldmarktinstrumenten van eenzelfde uitgevende instelling.

De onder b), c) en d) genoemde begrenzingen behoeven niet in acht te worden genomen indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten, of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.

3.  

De lidstaten kunnen afzien van de toepassing van de leden 1 en 2 met betrekking tot:

a) 

door een lidstaat of zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen uitgegeven of gegarandeerde effecten en geldmarktinstrumenten;

b) 

door een derde land uitgegeven of gegarandeerde effecten en geldmarktinstrumenten;

c) 

effecten en geldmarktinstrumenten uitgegeven door een internationale publiekrechtelijke instelling waartoe een of meer lidstaten behoren;

d) 

aandelen welke een icbe houdt in het kapitaal van een maatschappij van een derde land, die haar activa in hoofdzaak belegt in effecten van uitgevende instellingen uit dat land, wanneer een dergelijke deelneming krachtens de wetgeving van dat land voor de icbe de enige mogelijkheid is om in effecten van uitgevende instellingen van dat land te beleggen, of

e) 

aandelen gehouden door een beleggingsmaatschappij, of door beleggingsmaatschappijen, in het kapitaal van dochterondernemingen die uitsluitend te haren of te hunnen behoeve enkel bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van houders.

De in de eerste alinea van dit lid onder d) bedoelde afwijking is echter slechts van toepassing indien de maatschappij van het derde land bij haar beleggingsbeleid de in de artikelen 52 en 55 en in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel gestelde begrenzingen in acht neemt. In geval van overschrijding van de in de artikelen 52 en 55 gestelde begrenzingen is artikel 57 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 57

1.  

De in dit hoofdstuk gestelde begrenzingen behoeven door de icbe’s niet te worden nageleefd bij de uitoefening van voorkeurrechten die verbonden zijn aan effecten of geldmarktinstrumenten die deel uitmaken van hun activa.

Mits zij erop toezien dat het beginsel van de risicospreiding in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten aan recent toegelaten icbe’s toestaan van het bepaalde in de artikelen 52 tot en met 55 af te wijken gedurende een periode van zes maanden volgende op de datum waarop zij zijn toegelaten.

2.  
Indien de in lid 1 bedoelde begrenzingen buiten de wil van de icbe, of ten gevolge van de uitoefening van voorkeurrechten worden overschreden, streeft de icbe er bij haar verkooptransacties bij voorrang naar deze overschrijding ongedaan te maken, rekening houdend met de belangen van de deelnemers.

HOOFDSTUK VIII

MASTER-FEEDERCONSTRUCTIES

AFDELING 1

Toepassingsgebied en goedkeuring

Artikel 58

1.  
Een feeder-icbe is een icbe of een beleggingscompartiment daarvan die in afwijking van artikel 1, lid 2, onder a), artikel 50, de artikelen 52, 55 en 56, lid 2, onder c), geautoriseerd is om ten minste 85 % van haar activa te beleggen in rechten van deelneming van een andere icbe of beleggingscompartiment daarvan (de „master-icbe”).
2.  

Een feeder-icbe mag maximaal 15 % van haar activa aanhouden in een of meer van de volgende vermogensbestanddelen:

a) 

accessoire liquide middelen overeenkomstig artikel 50, lid 2, tweede alinea;

b) 

financiële derivaten die overeenkomstig artikel 50, lid 1, onder g), en artikel 51, leden 2 en 3 alleen voor hedgingdoeleinden mogen worden gebruikt, of

c) 

roerende en onroerende goederen die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid indien de feeder-icbe een beleggingsmaatschappij is.

Met het oog op de naleving van artikel 51, lid 3, berekent de feeder-icbe haar totale risico in financiële derivaten alleen door haar eigen directe risico als bedoeld in de eerste alinea, letter b), te combineren met hetzij:

a) 

het reële risico in financiële derivaten van de master-icbe naar rata van de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe, of

b) 

het potentiële totale maximumrisico in financiële derivaten dat de master-icbe volgens haar fondsreglement of statuten naar rata van de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe mag aangaan.

3.  

Een master-icbe is een icbe of een beleggingscompartiment daarvan die:

a) 

ten minste één feeder-icbe onder zijn deelnemers heeft;

b) 

zelf geen feeder-icbe is, en

c) 

geen rechten van deelneming van een feeder-icbe bezit.

4.  

Voor een master-icbe gelden de volgende afwijkingen:

a) 

indien een master-icbe ten minste twee feeder-icbe’s heeft, zijn artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3, onder b), niet van toepassing, waarbij de master-icbe de vrije keuze heeft kapitaal van andere beleggers aan te trekken;

b) 

Indien een master-icbe geen kapitaal van het publiek aantrekt in een andere lidstaat dan die waarin zij is gevestigd, maar in die lidstaat enkel één of meer feeder-icbe’s heeft, zijn hoofdstuk XI en artikel 108, lid 1, alinea 2, niet van toepassing.

Artikel 59

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de belegging van een feeder-icbe in een bepaalde master-icbe, die de grens die in artikel 55, lid 1, is vastgesteld voor investeringen in andere icbe’s, overschrijdt, vooraf door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe wordt goedgekeurd.
2.  
De feeder-icbe wordt binnen vijftien werkdagen na de indiening van een volledig dossier ervan in kennis gesteld of de bevoegde autoriteiten de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe al dan niet hebben goedgekeurd.
3.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe verlenen goedkeuring indien de feeder-icbe, haar bewaarder en haar auditor en de master-icbe aan alle voorschriften van dit hoofdstuk voldoen. Daartoe dient de feeder-icbe bij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende documenten in:

a) 

het fondsreglement of de statuten van de feeder-icbe en de master-icbe;

b) 

het prospectus en de essentiële beleggersinformatie als bedoeld in artikel 78 van de feeder- en de master-icbe;

c) 

de in artikel 60, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen de feeder- en de master-icbe of de interne bedrijfsvoeringsregels;

d) 

indien van toepassing, de aan de deelnemers te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 64, lid 1;

e) 

indien de master-icbe en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben: de in artikel 61, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen hun bewaarders;

f) 

indien de master-icbe en de feeder-icbe verschillende auditors hebben: de in artikel 62, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen hun auditors.

Wanneer de feeder-icbe in een andere lidstaat is gevestigd dan de lidstaat van herkomst van de master-icbe, moet de feeder-icbe tevens een verklaring overhandigen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe dat deze een icbe is, of een beleggingscompartiment daarvan, en voldoet aan de voorwaarden in artikel 58, lid 3, onder b) en c). De documenten zijn gesteld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe of in een taal die door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd.

AFDELING 2

Gemeenschappelijke bepalingen voor feeder- en master-icbe’s

Artikel 60

1.  

De lidstaten schrijven voor dat de master-icbe de feeder-icbe alle documenten en informatie verschaft die de feeder-icbe nodig heeft om te voldoen aan de eisen die in deze richtlijn zijn vastgelegd. Hiertoe moet de feeder-icbe een overeenkomst aangaan met de master-icbe.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe boven de krachtens artikel 55, lid 1, geldende limieten, totdat de in de eerste alinea bedoelde overeenkomst in werking is getreden. Deze overeenkomst is op verzoek kosteloos beschikbaar voor alle deelnemers.

Indien zowel de master- als de feeder-icbe door dezelfde beheermaatschappij worden beheerd, kan de overeenkomst worden vervangen door interne bedrijfsvoeringsregels die waarborgen dat aan de voorwaarden van dit lid is voldaan.

2.  
De master en de feeder-icbe nemen passende maatregelen om het tijdstip van de berekening en de publicatie van hun intrinsieke waarde te coördineren om market timing in hun fondsen te vermijden, wat arbitrage-opportuniteiten belemmert.
3.  
Onverminderd de bepalingen van artikel 84, als een master-icbe de inkoop, terugbetaling of inschrijving van haar rechten van deelneming hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van haar bevoegde autoriteiten tijdelijk opschort, mag elke van haar feeder-icbe’s de inkoop, terugbetaling of inschrijving van haar rechten van deelneming in dezelfde periode als die van de master-icbe, onverminderd de voorwaarden van artikel 84, lid 2, opschorten.
4.  

Als een master-icbe geliquideerd wordt, wordt de feeder-icbe ook geliquideerd, tenzij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst goedkeuren dat:

a) 

ten minste 85 % van de activa van de feeder-icbe wordt belegd in rechten van deelneming van een andere master-icbe, of

b) 

haar fondsreglement of statuten zodanig worden gewijzigd dat de feeder-icbe kan worden omgezet in een niet-feeder-icbe.

Onverminderd specifieke nationale voorschriften ten aanzien van gedwongen liquidatie, mag een master-icbe niet eerder worden geliquideerd dan drie maanden nadat de master-icbe al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe in kennis heeft gesteld van het bindende besluit tot liquidatie.

5.  

Indien een master-icbe met een andere icbe fuseert of in twee of meer icbe’s wordt opgesplitst, wordt de feeder-icbe geliquideerd, tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe goedkeuren dat de feeder-icbe:

a) 

als gevolg van de fusie of opsplitsing van de master-icbe een feeder-icbe blijft van de master-icbe of een andere icbe;

b) 

ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van een andere master-icbe die niet uit de fusie of opsplitsing voortkomt, of

c) 

haar fondsreglement of statuten zodanig wijzigt dat zij wordt omgezet in een niet-feeder-icbe.

Een fusie of opsplitsing kan alleen ingaan als de master-icbe al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van haar feeder-icbe’s ten minste zestig dagen voor de beoogde ingangsdatum alle in artikel 43 genoemde of daarmee vergelijkbare informatie heeft verstrekt.

Tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe ingevolge de eerste alinea, onder a), goedkeuring hebben verleend, stelt de master-icbe de feeder-icbe in staat alle rechten van deelneming in de master-icbe vóór ingang van de fusie of opsplitsing van de master-icbe in te kopen of terug te betalen.

▼M1

6.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen ter specificering van:

▼B

a) 

de inhoud van de in lid 1 bedoelde overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels;

b) 

de in lid 2 bedoelde maatregelen die passend worden geacht;

c) 

de procedures die moeten worden gevolgd voor de goedkeuringen die overeenkomstig de leden 4 en 5 bij een liquidatie, fusie of opsplitsing vereist zijn.

▼M1 —————

▼M1

7.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende de in lid 6 bedoelde overeenkomst, maatregelen en procedures.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

AFDELING 3

Bewaarders en auditors

Artikel 61

1.  

De lidstaten schrijven voor dat als de master en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben, deze bewaarders een overeenkomst tot uitwisseling van informatie moeten aangaan, om ervoor te zorgen dat beide bewaarders hun plichten vervullen.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe totdat een dergelijke overeenkomst van kracht is geworden.

Wanneer zij voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden, mogen noch de bewaarder van de master-icbe noch die van de feeder-icbe enige regel overtreden die het verstrekken van informatie beperkt of die betrekking heeft op gegevensbescherming en die voortvloeit uit een contract of een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling. Een dergelijke bewaarder of degene die namens hem handelt, kan voor een dergelijke naleving op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld.

De lidstaten verlangen dat de feeder-icbe of, indien van toepassing, de beheermaatschappij van de feeder-icbe, verantwoordelijk is voor het aan de bewaarder van de feeder-icbe doorgeven van alle informatie over de master-icbe die nodig is voor het volledig uitvoeren van de taken van de bewaarder van de feeder-icbe.

2.  
De bewaarder van de master-icbe stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe, de feeder-icbe of, indien van toepassing, de beheermaatschappij en de bewaarder van de feeder-icbe in kennis van onregelmatigheden die zij bij de master-icbe constateert en die geacht worden een negatief effect op de feeder-icbe te zullen hebben.

▼M1

3.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen voor:

a) 

de gegevens die moeten worden opgenomen in de in lid 1 bedoelde overeenkomst; en

b) 

de soorten onregelmatigheden als bedoeld in lid 2, die geacht worden een ongunstig effect te sorteren op de feeder-icbe.

▼M1

4.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende de in lid 3 bedoelde overeenkomst, maatregelen en soorten onregelmatigheden.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 62

1.  

De lidstaten schrijven voor dat als de master- en de feeder-icbe verschillende auditors hebben, deze auditors een overeenkomst tot uitwisseling van informatie moeten aangaan, om ervoor te zorgen dat beide auditors hun plichten vervullen, met inbegrip van de regelingen die getroffen zijn voor de naleving van de voorwaarden in lid 2.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe totdat een dergelijke overeenkomst van kracht is geworden.

2.  

In zijn auditverslag houdt de auditor van de feeder-icbe rekening met het auditverslag van de master-icbe. Indien de feeder-icbe en de master-icbe niet hetzelfde financieel jaar aanhouden, moet de auditor van de master-icbe een ad-hocverslag opstellen op de afsluitingsdatum van de feeder-icbe.

De auditor van de feeder-icbe brengt met name verslag uit over de onregelmatigheden die in het auditverslag van de master-icbe zijn geconstateerd, en over de gevolgen ervan voor de feeder-icbe.

3.  
Wanneer zij voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden, mogen noch de auditor van de master-icbe noch die van de feeder-icbe enige regel overtreden die het verstrekken van informatie beperkt of die betrekking heeft op gegevensbescherming die voortvloeit uit een contract of een wettelijk, regelgevend of administratief voorschrift. Een dergelijke auditor of degene die namens hem handelt, kan voor een dergelijke naleving op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld.

▼M1

4.  
De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen voor de inhoud van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde overeenkomst.

▼B

AFDELING 4

Verplichtingen inzake informatieverstrekking en publicitaire mededelingen

Artikel 63

1.  

De lidstaten schrijven voor dat het prospectus van de feeder-icbe naast de informatie die in bijlage I, schema A, is opgenomen, de volgende informatie moet bevatten:

a) 

een verklaring dat de feeder-icbe een feeder van een bepaalde master-icbe is en als zodanig steeds ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van deze master-icbe;

b) 

de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid, waaronder het risicoprofiel en of de resultaten van de feeder-icbe en de master-icbe identiek zijn, dan wel in welke mate en waarom zij van elkaar afwijken, met inbegrip van een omschrijving van de beleggingen overeenkomstig artikel 58, lid 2;

c) 

een korte beschrijving van de master-icbe, haar structuur en haar beleggingsdoelstelling en -beleid, waaronder het risicoprofiel, en een vermelding hoe het prospectus van de master-icbe kan worden verkregen;

d) 

een samenvatting van de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe, of van de interne bedrijfsvoeringsregels, als bedoeld in artikel 60, lid 1;

e) 

de wijze waarop de deelnemers verdere informatie kunnen verkrijgen over de master-icbe en de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe ingevolge artikel 60, lid 1;

f) 

een beschrijving van alle vergoedingen en onkosten die de feeder-icbe op grond van haar belegging in rechten van deelneming van de master-icbe voor haar rekening moet nemen, alsmede de totale kosten van de feeder-icbe en de master-icbe, en

g) 

een beschrijving van de fiscale gevolgen van de belegging in de master-icbe voor de feeder-icbe.

2.  

Naast de informatie die in bijlage I, schema B, is opgenomen, bevat het jaarverslag van de feeder-icbe een verklaring over de totale kosten van de feeder-icbe en de master-icbe.

De halfjaarlijkse en de jaarverslagen van de feeder-icbe vermelden waar de halfjaarlijkse en de jaarverslagen van de master-icbe kunnen worden verkregen.

3.  
Naast het bepaalde in de artikelen 74 en 82 zendt de feeder-icbe het prospectus, de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen daarin, alsmede de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de master-icbe toe aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst.
4.  
Een feeder-icbe vermeldt in alle relevante publicitaire mededelingen dat zij steeds ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van deze master-icbe.
5.  
De feeder-icbe verstrekt beleggers, op verzoek en kosteloos een papieren afschrift van het prospectus en de jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen van de master-icbe.

AFDELING 5

Omzetting van bestaande icbe’s in feeder-icbe’s en verandering van master-icbe’s

Artikel 64

1.  

De lidstaten schrijven voor dat een feeder-icbe die reeds werkzaamheden als icbe uitoefent, met inbegrip van werkzaamheden als feeder-icbe van een andere master-icbe, aan haar deelnemers de volgende informatie verstrekt:

a) 

een verklaring dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe de belegging van de feeder-icbe in rechten van deelneming van de master-icbe heeft goedgekeurd;

b) 

de essentiële beleggersinformatie als bedoeld in artikel 78, over de feeder- en de master-icbe;

c) 

vanaf welke datum de feeder-icbe belegt in de master-icbe, of wanneer de feeder-icbe al heeft belegd in de master-icbe, de datum waarop de belegging de in artikel 55, lid 1, genoemde limiet, zal overschrijden, en

d) 

een verklaring dat de deelnemers het recht hebben om binnen dertig dagen te eisen dat hun rechten van deelneming zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, zonder andere kosten dan die welke door het fonds worden ingehouden als desinvesteringskosten; dit recht gaat in zodra de feeder-icbe de in dit lid bedoelde informatie heeft verstrekt.

Deze informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de datum, die bedoeld wordt in de eerste alinea, onder c), verstrekt.

2.  
Indien de feeder-icbe overeenkomstig artikel 93 in kennis is gesteld, wordt de in lid 1 bedoelde informatie verstrekt in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de feeder-icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd. De feeder-icbe is verantwoordelijk voor de levering van de vertaling. Deze vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.
3.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de feeder-icbe niet vóór het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, genoemde periode van dertig dagen, boven de krachtens artikel 55, lid 1, toepasselijke limiet belegt in de rechten van deelneming van de desbetreffende master-icbe.

▼M1

4.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen ter specificering van:

a) 

de vorm waarin en de wijze waarop de in lid 1 genoemde informatie moet worden verstrekt; of

b) 

de procedure die in het geval dat de activa van de feeder-icbe in hun geheel overgaan op de master-icbe in ruil voor rechten van deelneming, moet worden gevolgd voor de beoordeling en auditing van een dergelijke bijdrage in natura en de rol van de bewaarder van de feeder-icbe in deze procedure.

▼M1

5.  

Om eenvormige voorwaarden voor de wijze van verstrekking van de informatie te garanderen, kan de ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt betreffende de vorm waarin en de wijze waarop de informatie dient te worden verstrekt en de procedure, als bedoeld in lid 4.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 sexies van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

AFDELING 6

Verplichtingen en bevoegde autoriteiten

Artikel 65

1.  
De feeder-icbe controleert de werkzaamheden van de master-icbe op doeltreffende wijze. Bij de nakoming van deze verplichting kan de feeder-icbe vertrouwen op de informatie en documenten die van de master-icbe of, indien van toepassing, van haar beheermaatschappij, bewaarder en auditor worden ontvangen, tenzij er reden is om te twijfelen aan de juistheid ervan.
2.  
Wanneer de feeder-icbe, haar beheermaatschappij of een persoon die namens ofwel de feeder-icbe ofwel de beheermaatschappij van de feeder-icbe optreedt, in verband met een belegging in de rechten van deelneming van de master-icbe een distributieprovisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming ontvangt, wordt de provisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming in de activa van de feeder-icbe gestort.

Artikel 66

1.  
De master-icbe stelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst onmiddellijk in kennis van de identiteit van elke feeder-icbe die in haar rechten van deelneming belegt. Indien de master-icbe en de feeder-icbe in verschillende lidstaten gevestigd zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe die van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van deze belegging.
2.  
De master-icbe brengt geen inschrijvings- of aflossingskosten in rekening voor de belegging van de feeder-icbe in haar rechten van deelneming of voor de vervreemding ervan.
3.  
De master-icbe zorgt ervoor dat alle uit hoofde van deze richtlijn, ander Gemeenschapsrecht, het toepasselijke nationale recht, het fondsreglement of de statuten vereiste informatie tijdig beschikbaar is voor de feeder-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij en voor de bevoegde autoriteiten, de bewaarder en de auditor van de feeder-icbe.

Artikel 67

1.  
Indien de master-icbe en de feeder-icbe in dezelfde lidstaat zijn gevestigd, stellen de bevoegde autoriteiten de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de voorwaarden van het onderhavige hoofdstuk en alle ingevolge artikel 106, lid 1, gemelde informatie die betrekking heeft op de master-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij, bewaarder of auditor.
2.  
Indien de master-icbe en de feeder-icbe in verschillende lidstaten zijn gevestigd, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de voorwaarden van het onderhavige hoofdstuk en alle ingevolge artikel 106, lid 1, gemelde informatie die betrekking heeft op de master-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij, bewaarder of auditor. Vervolgens geven zij de informatie onmiddellijk door aan de feeder-icbe.

HOOFDSTUK IX

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE AAN BELEGGERS TE VERSTREKKEN INFORMATIE

AFDELING 1

Openbaarmaking van een prospectus en van periodieke verslagen

Artikel 68

1.  

De beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, maakt de volgende informatie openbaar:

a) 

een prospectus;

b) 

een jaarverslag per boekjaar, en

c) 

een halfjaarlijks verslag over de eerste zes maanden van het boekjaar.

2.  

Het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag worden na het einde van de verslagperiode openbaar gemaakt binnen de volgende termijnen:

a) 

jaarverslag: 4 maanden, of

b) 

halfjaarlijks verslag: 2 maanden.

Artikel 69

1.  

In het prospectus zijn de gegevens opgenomen die voor de beleggers noodzakelijk zijn om zich een verantwoord oordeel te kunnen vormen over de hun aangeboden belegging en vooral de daaraan verbonden risico’s.

Het prospectus bevat een duidelijke en gemakkelijk te begrijpen toelichting inzake het risicoprofiel van het fonds, ongeacht de instrumenten waarin wordt belegd.

▼M4

Het prospectus bevat hetzij:

a) 

de nadere gegevens van het actuele beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de uitkeringen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de uitkeringen, met inbegrip van de samenstelling van de beloningscommissie, indien een dergelijke beloningscommissie is ingesteld; hetzij

b) 

een samenvatting van het beloningsbeleid en een mededeling met de inhoud dat de nadere gegevens van het actuele beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de uitkeringen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de uitkeringen, met inbegrip van de samenstelling van de beloningscommissie, indien een dergelijke beloningscommissie is ingesteld, beschikbaar zijn via een website met vermelding van het adres van die website en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.

▼B

2.  
Het prospectus bevat ten minste de gegevens die in bijlage I, schema A, zijn opgenomen, voor zover deze informatie niet voorkomt in het fondsreglement of de statuten, die overeenkomstig artikel 71, lid 1, bij het prospectus dienen te worden gevoegd.
3.  
Het jaarverslag bevat een balans of een vermogensstaat, een uitgesplitste rekening van de inkomsten en uitgaven van het boekjaar, een verslag over de activiteiten van het verstreken boekjaar en de overige informatie die in bijlage I, schema B, wordt genoemd, alsmede alle van belang zijnde gegevens aan de hand waarvan de beleggers zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de ontwikkeling van de werkzaamheden en over de resultaten van de icbe.

▼M4

Het jaarverslag bevat tevens:

a) 

het totale bedrag van de beloning gedurende het boekjaar, onderverdeeld in de vaste en variabele beloning die de beheermaatschappij, respectievelijk de beleggingsmaatschappij aan haar personeel betaalt, het aantal begunstigden en, in voorkomend geval, elk rechtstreeks door de icbe betaald bedrag, met inbegrip van elke prestatiebeloning;

b) 

het geaggregeerde bedrag van de beloning, uitgesplitst naar categorieën van werknemers of andere medewerkers als bedoeld in artikel 14 bis, lid 3;

c) 

een beschrijving van de wijze waarop de beloning en de uitkeringen zijn berekend;

d) 

de resultaten van de in artikel 14 ter, lid 1, punten c) en d), bedoelde evaluaties, met inbegrip van onregelmatigheden die zich eventueel hebben voorgedaan;

e) 

materiële wijzigingen in het vastgestelde beloningsbeleid.

▼B

4.  
Het halfjaarlijks verslag bevat ten minste de gegevens die in bijlage I, schema B, afdelingen I tot en met IV worden genoemd. Wanneer een icbe interim-dividend heeft uitgekeerd of voornemens is dat te doen, moeten in de kwantitatieve gegevens het resultaat na belasting over de verslagperiode en het uitgekeerde of voorgestelde interim-dividend worden vermeld.

▼M1

5.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter nadere omschrijving van de bepalingen betreffende de inhoud van het prospectus, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag als bedoeld in bijlage I, en het formaat van deze documenten.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 goed te keuren.

▼B

Artikel 70

1.  
Het prospectus vermeldt de categorieën financiële activa waarin de icbe mag beleggen. Tevens vermeldt het of de icbe derivatentransacties mag verrichten; zo ja, dan wordt duidelijk vermeld of dat gebruik van derivaten mag dienen voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van derivaten op het risicoprofiel.
2.  
Belegt een icbe voornamelijk in een van de in artikel 50 gedefinieerde categorieën activa, met uitzondering van effecten of geldmarktinstrumenten, of volgt een icbe een aandelen- of obligatie-index overeenkomstig artikel 53, dan wordt in haar prospectus en indien nodig in haar publicitaire mededelingen duidelijk de aandacht gevestigd op haar beleggingsbeleid.
3.  
Indien de liquidatiewaarde van een icbe als gevolg van de samenstelling van de portefeuille of de beheerstechnieken die gebruikt mogen worden, vermoedelijk een hoge volatiliteit zal hebben, wordt dat kenmerk van de icbe duidelijk vermeld in haar prospectus en indien nodig in haar publicitaire mededelingen.
4.  
Op verzoek van een belegger verstrekt de beheermaatschappij ook aanvullende gegevens betreffende de kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn in het risicobeheer van de icbe, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de voornaamste risico’s en rendementen van de categorieën instrumenten.

Artikel 71

1.  
Het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij maken een integrerend bestanddeel uit van het prospectus en worden bij dit prospectus gevoegd.
2.  
De in lid 1 bedoelde bescheiden behoeven echter niet bij het prospectus te worden gevoegd indien de belegger ervan in kennis wordt gesteld dat hij op zijn verzoek die bescheiden kan verkrijgen, dan wel kan vernemen waar deze in elke lidstaat waar de rechten van deelneming worden verhandeld, ter inzage liggen.

Artikel 72

De essentiële informatie in het prospectus wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 73

De in het jaarverslag vermelde boekhoudkundige gegevens worden gecontroleerd door één of meer personen die overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG krachtens de wet bevoegd zijn om jaarrekeningen te controleren. De verklaring van deze personen en, in voorkomend geval hun voorbehouden, moeten integraal in elk jaarverslag worden opgenomen.

Artikel 74

De icbe’s zenden hun prospectus en de wijzigingen daarvan, almede hun jaar- en halfjaarlijkse verslagen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe, toe. De icbe doet deze documentatie op verzoek toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

Artikel 75

1.  
Beleggers kunnen het prospectus en het laatst gepubliceerde jaar- en halfjaarlijkse verslag op verzoek kosteloos verkrijgen.
2.  
Het prospectus kan op een duurzame informatiedrager of via een website worden verstrekt. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos verstrekt.
3.  
De jaar- en halfjaarlijkse verslagen zijn voor de beleggers beschikbaar op de wijze die in het prospectus en in de artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie wordt vermeld. Een papieren afschrift van de jaar- en halfjaarlijkse verslagen wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden.

▼M1

4.  
De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als het prospectus wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.

▼B

AFDELING 2

Openbaarmaking van andere informatie

Artikel 76

Telkens wanneer rechten van deelneming worden uitgegeven, verkocht, ingekocht of terugbetaald, en ten minste tweemaal per maand, maakt de icbe de emissiekoers, de verkoop- respectievelijk inkoopprijs en het bedrag van de terugbetaling op passende wijze bekend.

De bevoegde autoriteiten kunnen evenwel aan een icbe toestaan zulks slechts eenmaal per maand te doen, mits de belangen van de deelnemers door deze afwijking niet worden geschaad.

▼M6 —————

▼B

AFDELING 3

Essentiële beleggersinformatie

Artikel 78

1.  
De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, een kort document met de essentiële informatie voor beleggers. Dit document wordt in deze richtlijn, „essentiële beleggersinformatie” genoemd. De woorden „essentiële beleggersinformatie” moeten duidelijk in dit document worden vermeld, in één van de in artikel 94, lid 1, onder b), vermelde talen.
2.  
De essentiële beleggersinformatie biedt beleggers passende informatie over de voornaamste kenmerken van de icbe in kwestie zodat zij redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico’s van het aangeboden beleggingsproduct te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.
3.  

De essentiële beleggersinformatie verschaft informatie over de volgende essentiële elementen van de icbe in kwestie:

▼M4

a) 

de identificatie van de icbe en van de bevoegde autoriteit van de icbe;

▼B

b) 

een korte beschrijving van haar beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid;

c) 

een presentatie van de in het verleden behaalde resultaten of, indien relevant, toekomstscenario’s;

d) 

kosten en bijbehorende lasten, en

e) 

het risico-opbrengstprofiel van de belegging, waaronder voldoende toelichting en waarschuwingen met betrekking tot de risico’s die aan beleggingen in de relevante icbe verbonden zijn.

De belegger moet deze essentiële informatie kunnen begrijpen zonder dat naar andere documenten wordt verwezen.

4.  
De essentiële beleggersinformatie vermeldt duidelijk waar en hoe aanvullende informatie over de aangeboden belegging kan worden verkregen, en vermeldt in elk geval waar en hoe het prospectus en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen te allen tijde op verzoek en kosteloos kunnen worden verkregen en in welke taal dergelijke informatie voor de beleggers beschikbaar is.

▼M4

De essentiële beleggersinformatie bevat daarnaast een samenvatting van het beloningsbeleid en een mededeling met de inhoud dat de nadere gegevens van het actuele beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de uitkeringen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de uitkeringen, met inbegrip van de samenstelling van de beloningscommissie, indien een zodanige beloningscommissie is ingesteld, beschikbaar zijn via een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.

▼B

5.  
De essentiële beleggersinformatie wordt beknopt en in niet-technische bewoordingen beschreven. De informatie is opgesteld volgens een gestandaardiseerd model dat vergelijking mogelijk maakt en door de presentatie ervan begrijpelijk is voor niet-professionele beleggers.
6.  
In alle lidstaten waar de icbe overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis is gesteld dat zij haar rechten van deelneming mag verhandelen, wordt de essentiële beleggersinformatie zonder wijzigingen of aanvullingen, afgezien van vertaling, gebruikt.

▼M1

7.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen ter specificering van:

a) 

de gedetailleerde en volledige inhoud van de aan beleggers te verstrekken essentiële beleggersinformatie als bedoeld in de leden 2, 3 en 4;

b) 

de gedetailleerde en volledige inhoud van de essentiële beleggersinformatie die in de volgende gevallen aan beleggers moet worden verstrekt:

i) 

voor icbe’s met verschillende beleggingscompartimenten: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaald beleggingscompartiment inschrijven, waaronder informatie over de wijze waarop van het ene naar het andere beleggingscompartiment kan worden overgestapt, en over de kosten die daaraan verbonden zijn;

ii) 

voor icbe’s die verschillende categorieën van aandelen aanbieden: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaalde aandelencategorie inschrijven;

iii) 

de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die inschrijven op een icbe die zelf belegt in andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder e);

iv) 

voor master-feederconstructies: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een feeder-icbe inschrijven; en

v) 

voor gestructureerde icbe’s, icbe’s met kapitaalbescherming en andere vergelijkbare icbe’s: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers in verband met de bijzondere kenmerken van dergelijke icbe’s; en

c) 

de specifieke details betreffende de vorm en inhoud van de essentiële beleggersinformatie die overeenkomstig lid 5 aan beleggers moet worden verstrekt.

▼M1

8.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie overeenkomstig lid 7 vaststelt betreffende de in lid 3 bedoelde informatie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 79

1.  
De essentiële beleggersinformatie betreft precontractuele informatie. De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend. De informatie is in overeenstemming met de relevante delen van het prospectus.
2.  
De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon niet enkel op basis van de essentiële beleggersinformatie of de vertaling daarvan civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, tenzij deze misleidend, onnauwkeurig of niet in overeenstemming met de relevante delen van het prospectus is. De essentiële beleggersinformatie bevat een duidelijke waarschuwing ter zake.

Artikel 80

1.  
De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, die rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die namens haar en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid icbe’s verkoopt, de beleggers geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze icbe’s de essentiële beleggersinformatie over deze icbe’s moet verstrekken.
2.  
De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, die niet rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die namens haar en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid icbe’s verkoopt aan beleggers, op verzoek de essentiële beleggersinformatie moet verstrekken aan fabricanten en tussenpersonen die beleggers icbe’s, verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin. De lidstaten verlangen dat de intermediairs die beleggers icbe’s verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin, essentiële beleggingsinformatie verstrekken aan hun cliënten of potentiële cliënten.
3.  
Essentiële beleggersinformatie wordt beleggers kosteloos verstrekt.

Artikel 81

1.  

De lidstaten staan de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, toe de essentiële beleggersinformatie op een duurzame drager of via een website te verstrekken. Een papieren versie wordt de belegger op verzoek kosteloos toegezonden.

Daarnaast is een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie beschikbaar op de website van de beleggingsmaatschappij of de beheermaatschappij.

▼M1

2.  
De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ maatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.

▼B

Artikel 82

1.  
De icbe’s zenden hun essentiële beleggersinformatie en wijzigingen daarin toe aan de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst.
2.  
De essentiële elementen van de essentiële beleggersinformatie worden regelmatig bijgewerkt.

▼M10

AFDELING 4

Toegankelijkheid van informatie op het europees centraal toegangspunt

Artikel 82 bis

1.  
Met ingang van 10 januari 2028 dragen de lidstaten er zorg voor dat, wanneer beheermaatschappijen en beleggingsondernemingen in artikel 68, lid 1, en artikel 78, lid 1, van deze richtlijn bedoelde informatie openbaar maken, zij die informatie op hetzelfde tijdstip indienen bij de in lid 3 van dit artikel bedoelde verzamelende instantie met het oog op het toegankelijk maken ervan op het uit hoofde van Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad ( 20 ) opgerichte Europees centraal toegangspunt (European Single Access Point — ESAP).

De lidstaten zien erop toe dat de informatie aan de volgende vereisten voldoet:

a) 

de informatie is ingediend in een voor data-extractie geschikt formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2023/2859 of, wanneer zulks door het Unierecht wordt vereist, in een machinaal leesbaar formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van die verordening;

b) 

de informatie gaat vergezeld van de volgende metadata:

i) 

alle namen van de icbe waarop de informatie betrekking heeft;

ii) 

de identificatiecode voor juridische entiteiten van de icbe, zoals gespecificeerd op grond van artikel 7, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2023/2859;

iii) 

de grootte van de icbe naar categorie, zoals gespecificeerd op grond van artikel 7, lid 4, punt d), van die verordening;

iv) 

het type informatie volgens de indeling op grond van artikel 7, lid 4, punt c), van die verordening;

v) 

een vermelding of de informatie persoonsgegevens bevat.

2.  
Voor de toepassing van lid 1, punt b), ii), zorgen de lidstaten ervoor dat icbe’s een identificatiecode voor juridische entiteiten verkrijgen.
3.  
Voor het op het ESAP toegankelijk maken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie geldt dat de bevoegde autoriteit de verzamelende instantie is zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2023/2859.
4.  
Met ingang van 10 januari 2028 zorgen de lidstaten ervoor dat de in artikel 6, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn bedoelde informatie op het ESAP toegankelijk wordt gemaakt. Daartoe is de verzamelende instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2023/2859 de nationale bevoegde autoriteit.

De lidstaten zien erop toe dat de informatie aan de volgende vereisten voldoet:

a) 

de informatie is ingediend in een voor data-extractie geschikt formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2023/2859;

b) 

de informatie gaat vergezeld van de volgende metadata:

i) 

alle namen van de beheermaatschappij waarop de informatie betrekking heeft;

ii) 

indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten van de beheermaatschappij, zoals gespecificeerd op grond van artikel 7, lid 4, punt b), van die verordening;

iii) 

het type informatie volgens de indeling op grond van artikel 7, lid 4, punt c), van die verordening;

iv) 

een vermelding of de informatie persoonsgegevens bevat.

5.  
Met ingang van 10 januari 2028 zorgen de lidstaten ervoor dat de in artikel 99 ter, lid 1, van deze richtlijn bedoelde informatie op het ESAP toegankelijk wordt gemaakt. Daartoe is de verzamelende instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2023/2859 de bevoegde autoriteit.

De lidstaten zien erop toe dat de informatie aan de volgende vereisten voldoet:

a) 

de informatie is ingediend in een voor data-extractie geschikt formaat zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3), van Verordening (EU) 2023/2859;

b) 

de informatie gaat vergezeld van de volgende metadata:

i) 

alle namen van de icbe waarop de informatie betrekking heeft;

ii) 

indien beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten van de icbe, zoals gespecificeerd op grond van artikel 7, lid 4, punt b), van Verordening (EU) 2023/2859;

iii) 

het type informatie volgens de indeling op grond van artikel 7, lid 4, punt c), van die verordening;

iv) 

een vermelding of de informatie persoonsgegevens bevat.

6.  

Om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig lid 1 ingediende informatie efficiënt wordt verzameld en beheerd, ontwikkelt de ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot nadere vaststelling van:

a) 

andere metadata waarvan de informatie vergezeld moet gaan;

b) 

de structurering van data in de informatie;

c) 

de informatie waarvoor een machinaal leesbaar formaat vereist is en de vraag welk machinaal leesbaar formaat in dergelijke gevallen moet worden gebruikt.

Voor de toepassing van punt c) gaat de ESMA de voor- en nadelen van verschillende machinaal leesbare formaten na en voert zij de nodige praktijktests uit.

De ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

7.  
Indien nodig stelt de ESMA richtsnoeren op om te garanderen dat de overeenkomstig lid 6, eerste alinea, punt a), ingediende metadata correct zijn.

▼B

HOOFDSTUK X

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE ICBE

Artikel 83

1.  

Leningen worden niet aangegaan door:

a) 

beleggingsmaatschappijen;

b) 

beheermaatschappijen of bewaarders die namens beleggingsfondsen handelen.

Een icbe mag echter door middel van een „back-to-back”-lening buitenlandse valuta verwerven.

2.  

In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten aan icbe’s toestaan leningen aan te gaan mits het gaat om:

a) 

tijdelijke leningen die:

— 
in geval van een beleggingsmaatschappij niet meer dan 10 % van de activa daarvan bedragen, of
— 
in geval van een beleggingsfonds niet meer dan 10 % van het fondsvermogen bedragen;
b) 

leningen voor de verwerving van onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor de directe uitoefening van hun werkzaamheden en die, in geval van beleggingsmaatschappijen, niet meer dan 10 % van de activa daarvan bedragen.

Indien een icbe een geldlening mag aangaan op grond van punt a) en b) bedraagt deze lening in niet meer dan 15 % van zijn totale activa.

▼M1

3.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen ter nadere omschrijving van de voorschriften van dit artikel betreffende het aangaan van leningen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

▼B

Artikel 84

1.  
Een icbe koopt haar rechten van deelneming in of betaalt deze terug op verzoek van een deelnemer.
2.  

In afwijking van lid 1:

a) 

kan een icbe de inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming voorlopig opschorten in overeenstemming met de nationale wetgeving, het fondsreglement of de statuten van een beleggingsmaatschappij;

b) 

kunnen de lidstaten van herkomst van een icbe hun bevoegde autoriteiten toestaan in het belang van de deelnemers of in het algemeen belang te eisen dat de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming wordt opgeschort.

De in lid 1, onder a), bedoelde tijdelijke opschorting is slechts mogelijk in uitzonderlijke gevallen, wanneer de omstandigheden zulks vergen en, wanneer opschorting gelet op de belangen van de deelnemers, verantwoord is;

3.  
In geval van tijdelijke opschorting op grond van lid 2, onder a), deelt de icbe haar besluit onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat voor ontvangst van de icbe, en aan de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar de icbe haar rechten van deelneming verhandelt.

▼M1

4.  

Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor reguleringsnormen opstellen ter nadere bepaling van de voorwaarden waaraan de icbe’s moeten voldoen na goedkeuring van de in lid 2, onder a), bedoelde tijdelijke opschorting van de inkoop of terugbetaling van hun rechten van deelneming zodra besloten is tot opschorting over te gaan.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.

▼B

Artikel 85

De regels voor de waardering van de activa en voor de berekening van de koers van uitgifte, verkoop, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming in een icbe zijn vastgelegd in de toepasselijke nationale wetgeving, het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 86

De opbrengsten van een icbe worden uitgekeerd of herbelegd overeenkomstig de wetgeving en het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 87

Rechten van deelneming in een icbe worden slechts uitgegeven mits de tegenwaarde van de netto-uitgifteprijs binnen de gebruikelijke termijnen in het vermogen van de icbe wordt gestort. Dit vormt geen beletsel voor het gratis verstrekken van rechten van deelneming.

Artikel 88

1.  

Onverminderd de artikelen 50 en 51 mag namens derden geen lening worden verstrekt of garantstelling plaatsvinden door:

a) 

beleggingsmaatschappijen;

b) 

beheermaatschappijen of bewaarders optredend namens beleggingsfondsen.

2.  
Lid 1 belet de daarin genoemde instellingen niet om niet volgestorte effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 50, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten te verwerven.

Artikel 89

Verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 50, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten mogen niet worden verricht door:

a) 

beleggingsmaatschappijen;

b) 

beheermaatschappijen of bewaarders, optredend namens beleggingsfondsen.

Artikel 90

In de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de icbe of het fondsreglement worden de vergoedingen en uitgaven vermeld welke de beheermaatschappij ten laste van het beleggingsfonds mag inhouden, alsmede de wijze van berekening van deze vergoedingen.

In de wet of de statuten van de beleggingsmaatschappij wordt de aard van de voor rekening van de maatschappij komende kosten vermeld.

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR ICBE’S DIE HUN RECHTEN VAN DEELNEMING VERHANDELEN IN ANDERE LIDSTATEN DAN DIE WAAR ZIJ GEVESTIGD ZIJN

Artikel 91

1.  
De lidstaten van ontvangst van icbe’s zorgen ervoor dat icbe’s na de kennisgeving overeenkomstig artikel 93 hun rechten van deelneming op hun grondgebied kunnen verhandelen.
2.  
De lidstaten van ontvangst van icbe’s leggen de in lid 1 bedoelde icbe’s geen aanvullende verplichtingen of administratieve procedure op op de gebieden waarop deze richtlijn van toepassing is.

▼M6 —————

▼B

4.  
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden tot een icbe ook beleggingscompartimenten ervan gerekend.

▼M6

Artikel 92

1.  

De lidstaten zorgen ervoor dat een icbe in elke lidstaat waar zij voornemens is haar rechten van deelneming te verhandelen, voorzieningen beschikbaar stelt om de volgende taken te vervullen:

a) 

de verwerking van inschrijvings-, inkoop- en terugbetalingsorders en de uitvoering van andere betalingen aan deelnemers met betrekking tot rechten van deelneming in de icbe, in overeenstemming met de in de krachtens hoofdstuk IX vereiste documenten vervatte voorwaarden;

b) 

de mededeling aan beleggers van informatie over de wijze waarop de onder a) bedoelde orders kunnen worden uitgevoerd en waarop de opbrengsten van inkopen en terugbetalingen worden uitgekeerd;

c) 

het vergemakkelijken van de behandeling van informatie en de toegang tot procedures en regelingen als bedoeld in artikel 15 met betrekking tot de uitoefening door beleggers van hun rechten uit hoofde van hun belegging in de icbe in de lidstaat waar de icbe wordt verhandeld;

d) 

de beschikbaarstelling van de krachtens hoofdstuk IX vereiste informatie en documenten aan beleggers onder de in artikel 94 vastgelegde voorwaarden, ter inzage en voor het verkrijgen van kopieën;

e) 

de verstrekking aan beleggers van informatie die dienstig is voor de taken die de voorzieningen vervullen, op een duurzame drager, en

f) 

het fungeren als een contactpunt voor de communicatie met de bevoegde autoriteiten.

2.  
Voor de toepassing van lid 1 verlangen de lidstaten niet van een icbe dat zij fysiek aanwezig is in de lidstaat van ontvangst of dat zij daartoe een derde aanstelt.
3.  

De icbe zorgt ervoor dat de voorzieningen om de in lid 1 bedoelde taken te vervullen, tevens elektronisch, voorhanden zijn:

a) 

in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de icbe wordt verhandeld of in een taal die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat;

b) 

door de icbe zelf, door een derde die onderworpen is aan regelgeving en toezicht voor de te vervullen taken, of door beide.

Voor de toepassing van punt b) geldt dat indien de taken door een derde worden vervuld, de benoeming van die derde schriftelijk wordt vastgelegd in een overeenkomst, waarin is bepaald welke in lid 1 genoemde taken niet door de icbe dienen te worden vervuld en dat de derde alle desbetreffende informatie en documenten zal ontvangen van de icbe.

▼B

Artikel 93

1.  

Indien een icbe voornemens is haar rechten van deelneming te verhandelen in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst, zendt zij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst een kennisgeving.

De kennisgeving bevat informatie over de verhandelingsregeling voor de rechten van deelneming van de icbe in de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van, indien relevant, informatie over aandelenklassen. In de context van artikel 16, lid 1, omvat dit de vermelding dat de icbe wordt verhandeld door de beheermaatschappij die de icbe beheert.

▼M6

De kennisgevingsbrief bevat ook de gegevens die nodig zijn, waaronder het adres, voor de facturatie of voor de mededeling van eventuele wettelijk vastgestelde vergoedingen of kosten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en informatie over de voorzieningen voor de uitvoering van de in artikel 92, lid 1, vermelde taken.

▼B

2.  

Een icbe voegt bij de in lid 1 bedoelde kennisgeving de meest recente versie van het volgende:

a) 

haar fondsreglement of statuten, haar prospectus en, in voorkomend geval, haar meest recente jaarverslag en het daaropvolgende halfjaarlijkse verslag, vertaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 94, lid 1, onder c) en d), en

b) 

haar in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie, vertaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 94, lid 1, onder b) en d).

3.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gaan na of de door de icbe overeenkomstig de leden 1 en 2 ingediende documentatie volledig is.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zenden de volledige in de leden 1 en 2 bedoelde documentatie uiterlijk 10 werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving en de volledige documentatie, bedoeld in lid 2, door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de icbe haar rechten van deelneming wil verhandelen. Zij voegen bij de documentatie een verklaring dat de icbe voldoet aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden.

Na doorzending van de documentatie stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de icbe onmiddellijk daarvan in kennis. De icbe kan vanaf de datum van deze kennisgeving haar rechten van deelneming in de lidstaat van ontvangst verhandelen.

4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde kennisgeving en de in lid 3 bedoelde verklaring zijn gesteld in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, tenzij de lidstaten van herkomst en van ontvangst van de icbe ermee akkoord gaan dat die kennisgeving, en die verklaring, in een officiële taal van beide lidstaten worden gesteld.
5.  
De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten aanvaarden dat de in lid 3 bedoelde documenten elektronisch worden doorgezonden en ingediend.
6.  
Voor de toepassing van de kennisgevingsprocedure van dit artikel eisen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin een icbe haar rechten van deelneming wil verhandelen, geen aanvullende documenten, verklaringen of andere informatie dan die waarin dit artikel voorziet.
7.  
De lidstaat van herkomst van de icbe zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe langs elektronische weg toegang hebben tot de in lid 2 bedoelde documenten en eventuele vertalingen ervan. Hij zorgt ervoor dat de icbe deze documenten en vertalingen bijwerkt. De icbe stelt de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe in kennis van eventuele amendementen op de documenten en vermeldt waar deze documenten elektronisch toegankelijk zijn.

▼M6

8.  
In geval van een wijziging van de informatie in de overeenkomstig lid 1 toegezonden kennisgevingsbrief, of bij een wijziging van de te verhandelen aandelenklassen, stelt de icbe de bevoegde autoriteiten van zowel de lidstaat van herkomst van de icbe als de lidstaat van ontvangst van de icbe ten minste één maand vóór het doorvoeren van de wijziging schriftelijk daarvan in kennis.

Als de icbe wegens een in de eerste alinea bedoelde wijziging niet meer aan deze richtlijn zou voldoen, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de icbe binnen een termijn van 15 werkdagen na ontvangst van alle in de eerste alinea bedoelde informatie mee dat deze de wijziging niet mag doorvoeren. In dat geval stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe daarvan op de hoogte.

Als een in de eerste alinea bedoelde wijziging toch wordt doorgevoerd nadat overeenkomstig de tweede alinea informatie is doorgegeven en de icbe ingevolge die wijziging niet meer aan deze richtlijn voldoet, nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe alle passende maatregelen overeenkomstig artikel 98, inclusief, indien nodig, een uitdrukkelijk verbod de icbe te verhandelen, en brengen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe onverwijld op de hoogte van de genomen maatregelen.

▼M6

Artikel 93 bis

1.  

De lidstaten zorgen ervoor dat een icbe de kennisgeving van regelingen voor de verhandeling van rechten van deelneming, inclusief, indien relevant, met betrekking tot aandelenklassen, in een lidstaat ten aanzien waarvan zij overeenkomstig artikel 93 een kennisgeving heeft verricht mag intrekken, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

er wordt een algemeen aanbod gedaan om, zonder kosten of inhoudingen, al dergelijke rechten van deelneming in te kopen of terug te kopen welke in het bezit zijn van beleggers in die lidstaat; dit aanbod wordt gedurende ten minste 30 werkdagen openbaar gemaakt en wordt, hetzij rechtstreeks hetzij via financiële tussenpersonen, gericht tot alle beleggers in die lidstaat van wie de identiteit bekend is;

b) 

het voornemen om regelingen voor de verhandeling van dergelijke rechten van deelneming stop te zetten in die lidstaat wordt openbaar gemaakt met behulp van een voor het publiek toegankelijk medium, onder meer met behulp van elektronische middelen, dat gebruikelijk is voor de verhandeling van icbe's en dat geschikt is voor het type belegger tot wie de icbe zich richt;

c) 

alle contractuele regelingen met financiële tussenpersonen of afgevaardigden worden gewijzigd of beëindigd met ingang van de datum van de intrekking van de kennisgeving om nieuwe of verdere, directe of indirecte, aanbieding of plaatsing van rechten van deelneming die in de in lid 2 bedoelde kennisgeving wordt genoemd, te voorkomen.

In de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde informatie wordt duidelijk beschreven wat de gevolgen zijn voor beleggers die het aanbod tot inkoop of terugkoop van hun rechten van deelneming niet aanvaarden.

De onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde informatie wordt verstrekt in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat ten aanzien waarvan de icbe overeenkomstig artikel 93 een kennisgeving heeft verricht of in een taal die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat. Met ingang van de in punt c) van de eerste alinea bedoelde datum, zet de icbe nieuwe of verdere, directe of indirecte, aanbieding of plaatsing van haar rechten van deelneming waarop de kennisgeving tot intrekking betrekking had in die lidstaat, stop.

2.  
De icbe zendt de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst een kennisgeving die de in lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde informatie bevat.
3.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gaan na of de door de icbe overeenkomstig lid 2 ingediende kennisgeving volledig is. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zenden uiterlijk 15 werkdagen na ontvangst van de volledige kennisgeving, die kennisgeving door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die is aangegeven in de in lid 2 bedoelde kennisgeving, alsmede naar de ESMA.

Na doorzending van de kennisgeving overeenkomstig de eerste alinea stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe deze onverwijld van die doorzending in kennis.

4.  
De icbe verschaft beleggers die nog steeds beleggingen in de icbe bezitten, evenals de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe, de krachtens de artikelen 68 tot en met 82 en artikel 94 te verstrekken informatie.
5.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die is aangegeven in de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving informatie door over wijzigingen in de in artikel 93, lid 2, bedoelde documenten.
6.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die is aangegeven in de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving hebben dezelfde rechten en plichten als de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe als bepaald in artikel 21, lid 2, artikel 97, lid 3, en artikel 108. Onverminderd de in artikel 21, lid 2, en artikel 97 bedoelde overige monitoringsactiviteiten en toezichtsbevoegdheden eisen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die is aangegeven in de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving, vanaf de datum van doorzending overeenkomstig lid 5 van dit artikel, niet van de betrokken icbe dat deze aantoont dat zij voldoet aan de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende verhandelingsvereisten als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) 2019/1156 van het Europees Parlement en de Raad ( 21 ).
7.  
Voor de toepassing van lid 4 staan de lidstaten toe dat van alle elektronische of andere middelen voor communicatie op afstand wordt gebruikgemaakt, op voorwaarde dat de informatie en communicatiemiddelen voor beleggers beschikbaar zijn in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de belegger is gevestigd of in een taal die is goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat.

▼B

Artikel 94

1.  

Indien een icbe haar rechten van deelneming in een lidstaat van ontvangst verhandelt, verstrekt zij de beleggers op het grondgebied van deze lidstaat alle informatie en documenten die zij ingevolge hoofdstuk IX aan de beleggers in haar lidstaat van herkomst moet verstrekken.

Deze informatie en documenten worden de beleggers overeenkomstig de volgende voorschriften verstrekt:

a) 

onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IX worden de informatie/en of documenten op de in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst voorgeschreven wijze aan de beleggers verstrekt;

b) 

de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie wordt vertaald in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat is goedgekeurd;

c) 

andere informatie of documenten dan de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie worden naar keuze van de icbe vertaald in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat is goedgekeurd, of in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, en

d) 

De icbe is verantwoordelijk voor de levering van vertalingen van de informatie of documenten ingevolge b) en c). Deze vertalingen vormen een getrouwe weergave van het origineel.

2.  
De vereisten van lid 1 zijn ook van toepassing op de wijzigingen in de in dat lid bedoelde informatie en documenten.
3.  
De regelmaat waarmee de emissiekoers, de verkoop- respectievelijk inkoopprijs en het bedrag van de terugbetaling overeenkomstig artikel 76 bekend worden gemaakt, hangt af van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst.

▼M1

Artikel 95

1.  

De Commissie kan middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ , en onder de voorwaarden van de artikelen 112 bis en 112 ter maatregelen vaststellen ter specificering van:

▼M6 —————

▼M1

b) 

de vergemakkelijking overeenkomstig artikel 93, lid 7, van de toegang van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst van icbe’s tot de informatie en/of documenten als bedoeld in artikel 93, leden 1, 2 en 3.

2.  

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 93 te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van:

a) 

de vorm en inhoud van een door een icbe te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 1, bedoelde kennisgeving, met inbegrip van een vermelding naar welke documenten de vertalingen verwijzen;

b) 

de vorm en inhoud van een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 3, bedoelde verklaring;

c) 

de procedure voor de uitwisseling van informatie en voor de gebruikmaking van elektronische communicatie tussen de bevoegde autoriteiten in verband met de kennisgeving ingevolge artikel 93.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 96

Voor de uitoefening van hun werkzaamheden mogen icbe’s in hun benaming in hun lidstaat van ontvangst dezelfde verwijzing naar hun rechtsvorm, zoals beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds, bezigen als die welke zij gebruiken in hun lidstaat van herkomst.

HOOFDSTUK XII

BEPALINGEN BETREFFENDE DE AUTORITEITEN DIE MET HET VERSTREKKEN VAN TOELATINGEN EN MET HET TOEZICHT ZIJN BELAST

Artikel 97

▼M1

1.  
De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die de in deze richtlijn vermelde taken moeten uitoefenen. Zij stellen de ESMA en de Commissie daarvan in kennis onder opgave van de eventuele verdeling van hun bevoegdheden.

▼B

2.  
De bevoegde autoriteiten zijn overheidslichamen of door de overheid aangewezen instanties.
3.  
De autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn bevoegd voor het toezicht op de icbe, indien van toepassing ook volgens artikel 19. De autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe zien evenwel toe op de naleving van de artikelen 92 en 94 en van de bepalingen die geen betrekking hebben op de gebieden waarop deze richtlijn van toepassing is.

Artikel 98

1.  

Aan de bevoegde autoriteiten worden alle controle- en onderzoekbevoegdheden verleend die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend op een van de volgende wijzen:

a) 

rechtstreeks;

b) 

in samenwerking met andere autoriteiten;

c) 

op verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten middels delegatie aan entiteiten waaraan taken zijn gedelegeerd, of

d) 

middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

2.  

Op grond van lid 1 hebben de bevoegde autoriteiten, ten minste, de bevoegdheid, om:

a) 

toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift daarvan te ontvangen;

b) 

van iedere persoon te verlangen dat hij aanvullende inlichtingen verschaft en iemand zo nodig op te roepen en te ondervragen teneinde inlichtingen te verkrijgen;

c) 

inspecties ter plaatse te verrichten;

▼M4

d) 

het volgende te vragen:

i) 

voor zover dat bij het nationale recht is toegestaan, bestaande overzichten van dataverkeer die in het bezit zijn van een telecommunicatie-exploitant, indien er een redelijk vermoeden van een inbreuk bestaat en indien dergelijke overzichten van belang kunnen zijn voor een onderzoek naar overtredingen van deze richtlijn;

ii) 

bestaande opnamen van telefoongesprekken, elektronische mededelingen of andere overzichten van dataverkeer waarover icbe’s, beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen, bewaarders of andere door deze richtlijn gereglementeerde entiteiten beschikken;

▼B

e) 

te verlangen dat elke praktijk die in strijd is met de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen, wordt beëindigd;

f) 

de bevriezing van of beslaglegging op activa te eisen;

g) 

een tijdelijk verbod op beroepsuitoefening te eisen;

h) 

informatie te verlangen van vergunninghoudende beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen of bewaarders;

i) 

elke maatregel te nemen om ervoor te zorgen dat beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen en bewaarders zich aan de wettelijke voorschriften blijven houden;

j) 

in het belang van de deelnemers of in het algemeen belang de opschorting te verlangen van de uitgifte, inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming van de deelnemers;

k) 

de aan een icbe, beheermaatschappij of bewaarder verleende vergunning in te trekken;

l) 

strafrechtelijke vervolgingsprocedures in te leiden, en

m) 

toe te staan dat verificatie en onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige.

▼M4

Artikel 99

1.  
Onverminderd de in artikel 98 bedoelde toezichtbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties vast te stellen en op te leggen, stellen de lidstaten voorschriften vast inzake administratieve sancties en andere administratieve maatregelen die aan bedrijven en personen kunnen worden opgelegd, met betrekking tot overtredingen van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden uitgevoerd.

Indien de lidstaten besluiten geen regels voor administratieve sancties vast te stellen voor overtredingen waarop nationaal strafrecht van toepassing is, delen zij de Commissie de toepasselijke strafrechtelijke bepalingen mede.

Administratieve sancties en andere administratieve maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

Uiterlijk op 18 maart 2016 stellen de lidstaten de Commissie en ESMA in kennis van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van dit artikel, met inbegrip van eventuele toepasselijke strafrechtelijke bepalingen. De lidstaten stellen de Commissie en ESMA zonder onnodig uitstel in kennis van alle eventuele latere wijzigingen van die regels.

2.  
Wanneer de lidstaten er overeenkomstig lid 1 voor hebben gekozen strafrechtelijke sancties vast te stellen voor overtredingen van de in dat lid bedoelde bepalingen, zorgen zij ervoor dat er passende maatregelen voorhanden zijn waardoor de bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de gerechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie contacten te onderhouden om specifieke informatie te ontvangen aangaande strafrechtelijke onderzoeken naar of ingeleide procedures wegens mogelijke overtredingen van deze richtlijn, en die informatie te verstrekken aan andere bevoegde autoriteiten en ESMA, teneinde te voldoen aan hun verplichting om onderling en met ESMA samen te werken voor de toepassing van deze richtlijn.

De bevoegde autoriteiten kunnen ook met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten samenwerken met het oog op het vergemakkelijken van de inning van geldboetes.

3.  
In het kader van haar algehele evaluatie van de werking van deze richtlijn toetst de Commissie uiterlijk op 18 september 2017 de toepassing van de administratieve en strafrechtelijke sancties, en met name de behoefte aan verdere harmonisatie van de administratieve sancties die zijn ingesteld voor overtredingen van de in deze richtlijn vervatte voorschriften.
4.  

Een bevoegde autoriteit kan uitsluitend in de hieronder vermelde buitengewone omstandigheden weigeren in te gaan op een verzoek om informatie of een verzoek om met een onderzoek mee te werken, te weten indien:

a) 

de verstrekking van de desbetreffende informatie de veiligheid van de aangezochte lidstaat, en in het bijzonder de bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, negatief zou kunnen beïnvloeden;

b) 

het naleven van het verzoek een eigen onderzoek- of handhavingsactiviteiten of, indien van toepassing, een strafrechtelijk onderzoek negatief zou kunnen beïnvloeden;

c) 

voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid bij de autoriteiten van de aangezochte lidstaat, of

d) 

voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen in de aangezochte lidstaat reeds een definitieve uitspraak is gedaan.

5.  
De lidstaten zorgen ervoor dat daar waar icbe’s, beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen of bewaarders aan verplichtingen zijn onderworpen, bij een overtreding van nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn, overeenkomstig het nationale recht administratieve sancties of andere administratieve maatregelen kunnen worden opgelegd aan de leden van het leidinggevend orgaan en aan andere natuurlijke personen die krachtens het nationale recht voor de overtreding verantwoordelijk zijn.
6.  

Overeenkomstig het nationale recht zorgen de lidstaten ervoor dat in alle in lid 1 bedoelde gevallen ten minste de volgende administratieve sancties en andere administratieve maatregelen kunnen worden toegepast:

a) 

een publieke verklaring waarin de voor de overtreding verantwoordelijke persoon en de aard van de overtreding worden vermeld;

b) 

een bevel waarin wordt geëist dat de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon het gedrag staakt en niet meer herhaalt;

c) 

in geval van een icbe of een beheermaatschappij, schorsing of intrekking van de vergunning van de icbe of van de beheermaatschappij;

d) 

een tijdelijk, of bij herhaalde ernstige overtredingen, een permanent verbod, gericht tot een lid van het leidinggevend orgaan van de beheermaatschappij of van de beleggingsmaatschappij, of gericht tot elk andere natuurlijke persoon die verantwoordelijk wordt gehouden, om bestuursfuncties in die of in andere gelijksoortige maatschappijen uit te oefenen;

e) 

in het geval van een rechtspersoon, maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste 5 000 000  EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 17 september 2014, of ten belope van 10 % van de jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente jaarrekening die door het leidinggevend orgaan is goedgekeurd; indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van de moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 22 ) geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, is de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het soort inkomsten dat daarmee overeenstemt overeenkomstig het desbetreffende recht van de Unie op het gebied van boekhouding, volgens de laatst beschikbare geconsolideerde jaarrekeningen als goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming;

f) 

in het geval van een natuurlijke persoon, maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste 5 000 000  EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 17 september 2014, of

g) 

in plaats van punt e) en punt f) maximale bestuursrechtelijke geldboetes van ten minste twee keer het bedrag van de aan de inbreuk ontleende voordeel indien dat worden bepaald, zelfs indien dat bedrag de in punten e) en f) genoemde maximumbedragen overschrijdt.

7.  
De lidstaten kunnen de bevoegde autoriteiten krachtens nationaal recht de bevoegdheid geven om soorten sancties op te leggen naast de in lid 6 genoemde soorten of geldboetes op te leggen die de in lid 6, punten e), f) en g), bedoelde bedragen overschrijden.

▼M4

Artikel 99 bis

De lidstaten zorgen ervoor dat in hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van deze richtlijn in sancties wordt voorzien, in het bijzonder wanneer:

a) 

de werkzaamheden van icbe’s worden uitgeoefend zonder dat een vergunning is verkregen, in strijd met artikel 5;

b) 

het bedrijf van een beheermaatschappij wordt uitgeoefend zonder dat een voorafgaande vergunning is verkregen, in strijd met artikel 6;

c) 

het bedrijf van een beleggingsmaatschappij wordt uitgeoefend zonder dat een voorafgaande vergunning is verkregen, in strijd met artikel 27;

d) 

in strijd met artikel 11, lid 1, rechtstreeks of middellijk een gekwalificeerde deelneming in een beheermaatschappij wordt verworven, dan wel rechtstreeks of middellijk een dergelijke gekwalificeerde deelneming verder wordt vergroot, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal 20 %, 30 % of 50 % bereikt of overschrijdt, dan wel de beheermaatschappij er een dochteronderneming van wordt („voorgenomen verwerving”), zonder de bevoegde autoriteiten van de beheermaatschappij ten aanzien waarvan een verwerving of vergroting van een gekwalificeerde deelneming wordt beoogd, daarvan schriftelijk kennis te hebben gegeven;

e) 

in strijd met artikel 11, lid 1, rechtstreeks of middellijk een gekwalificeerde deelneming in een beheermaatschappij wordt afgestoten of verminderd, waardoor het percentage van de gehouden stemrechten of aandelen in het kapitaal tot minder dan 20 %, 30 % of 50 % daalt, dan wel de beheermaatschappij niet langer een dochteronderneming is, zonder de bevoegde autoriteiten daarvan schriftelijk kennis te hebben gegeven;

f) 

in strijd met artikel 7, lid 5, punt b), een instelling een vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

g) 

in strijd met artikel 29, lid 4, punt b), een instelling een vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

h) 

in strijd met artikel 11, lid 1, van deze richtlijn een beheermaatschappij verzuimt om, zodra zij kennis heeft van verwervingen of overdrachten van deelnemingen in haar kapitaal, waardoor deelnemingen stijgen boven of dalen onder één van de drempels als bedoeld in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU, de bevoegde autoriteiten van deze verwervingen of overdrachten in kennis te stellen;

i) 

in strijd met artikel 11, lid 1, een beheermaatschappij verzuimt ten minste eenmaal per jaar de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van de namen van aandeelhouders en leden die gekwalificeerde deelnemingen bezitten en de omvang van die deelnemingen;

j) 

een beheermaatschappij verzuimt te voldoen aan de procedures en regelingen die overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van artikel 12, lid 1, punt a), zijn opgelegd;

k) 

een beheermaatschappij verzuimt te voldoen aan structurele en organisatorische vereisten die overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van artikel 12, lid 1, onder b), zijn opgelegd;

l) 

een beheermaatschappij verzuimt te voldoen aan de procedures en regelingen die overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van artikel 31 zijn opgelegd;

m) 

een beheermaatschappij of een beleggingsmaatschappij verzuimt te voldoen aan vereisten in verband met delegatie van haar taken aan derden die overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van de artikelen 13 en 30 zijn opgelegd;

n) 

een beheermaatschappij of een beleggingsmaatschappij verzuimt te voldoen aan de gedragsregels die overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van de artikelen 14 en 30 zijn opgelegd;

o) 

een bewaarder verzuimt zijn taken uit te voeren overeenkomstig de nationale bepalingen ter omzetting van artikel 22, leden 3 tot en met 7;

p) 

een beleggingsmaatschappij, of een beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, herhaaldelijk verzuimt te voldoen aan verplichtingen betreffende het beleggingsbeleid van icbe’s overeenkomstig nationale bepalingen ter omzetting van hoofdstuk VII;

q) 

een beheermaatschappij of een beleggingsmaatschappij verzuimt gebruik te maken van een risicobeheerproces of een proces voor nauwkeurige en onafhankelijke beoordeling van de waarde van otc-derivaten die zijn opgenomen in nationale bepalingen ter omzetting van artikel 51, lid 1;

r) 

een beleggingsmaatschappij of een beheermaatschappij voor elk van de door haar beheerde beleggingsfondsen herhaaldelijk verzuimt te voldoen aan verplichtingen betreffende aan beleggers te verstrekken informatie die worden opgelegd overeenkomstig nationale bepalingen ter omzetting van de artikelen 68 tot en met 82;

s) 

een beheermaatschappij of een beleggingsmaatschappij die rechten van deelneming van icbe’s die zij beheert in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe, verhandelt, verzuimt te voldoen aan het kennisgevingsvereiste als opgenomen in artikel 93, lid 1.

Artikel 99 ter

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten ieder niet voor hoger beroep vatbaar besluit waarbij een administratieve sanctie of maatregel wegens overtreding van de ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen wordt opgelegd, zonder vertraging nadat de persoon aan wie de sanctie of maatregel werd opgelegd van dat besluit in kennis is gesteld, op hun officiële website bekendmaken. De bekendmaking bevat ten minste informatie over het type en de aard van de overtreding en de identiteit van de verantwoordelijke personen. Deze verplichting is niet van toepassing op besluiten waarmee onderzoeksmaatregelen worden opgelegd.

Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen of van de persoonsgegevens van de natuurlijke personen echter na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van die bekendmaking door de bevoegde autoriteit onevenredig wordt geacht, of indien bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten:

a) 

de bekendmaking van het besluit waarbij de sanctie of maatregel wordt opgelegd uitstellen totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;

b) 

het besluit om de sanctie of maatregel op te leggen op basis van anonimiteit en in overeenstemming met het nationale recht bekendmaken, indien de betrokken persoonsgegevens daardoor doeltreffend worden beschermd, of

c) 

het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen in het geheel niet bekendmaken indien de onder a) en b) vastgestelde opties als ontoereikend worden beschouwd om te waarborgen:

i) 

dat de stabiliteit van de financiële markten niet in gevaar wordt gebracht;

ii) 

dat de bekendmaking van dergelijke besluiten evenredig is wanneer de maatregelen als weinig ingrijpend worden beschouwd.

In het geval van een besluit tot bekendmaking van een sanctie of maatregel op basis van anonimiteit kan de bekendmaking van de betrokken gegevens voor een redelijke periode worden uitgesteld indien verwacht wordt dat de redenen voor bekendmaking op basis van anonimiteit in die periode zullen vervallen.

2.  
De bevoegde autoriteiten brengen ESMA op de hoogte van alle administratieve sancties die overeenkomstig lid 1, tweede alinea, punt c), zijn opgelegd maar niet bekend zijn gemaakt, met inbegrip van een eventueel ingesteld beroep en de uitkomst van dit beroep. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de informatie en de definitieve uitspraak in verband met een opgelegde strafrechtelijke sanctie ontvangen en doen toekomen aan ESMA. ESMA houdt, uitsluitend ten behoeve van uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, een centrale database van de aan haar meegedeelde sancties bij. Die database is uitsluitend voor bevoegde autoriteiten toegankelijk en wordt bijgewerkt op basis van de door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie.
3.  
Indien tegen het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen een beroep is ingesteld voor de desbetreffende gerechtelijke autoriteit of andere instantie, maken de bevoegde autoriteiten dergelijke informatie onmiddellijk bekend op hun officiële website evenals eventuele nadere informatie over de afloop van dat beroep. Bovendien wordt een beslissing tot nietigverklaring van een eerder besluit tot oplegging van een sanctie of maatregel eveneens bekendgemaakt.
4.  
De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de bekendmaking op hun officiële website blijft staan. Persoonsgegevens die zijn opgenomen in de bekendmakingen worden slechts vermeld op de officiële website van de bevoegde autoriteit gedurende de periode waarvoor dat noodzakelijk is in overeenstemming met de toepasselijke regels voor gegevensbescherming.

Artikel 99 quater

1.  

De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard van bestuursrechtelijke sancties of maatregelen en van de omvang van bestuursrechtelijke geldboeten ervoor zorgen dat deze doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en dat zij daarbij alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals, in voorkomend geval:

a) 

de ernst en de duur van de overtreding;

b) 

de mate van verantwoordelijkheid van de voor de overtreding verantwoordelijke persoon;

c) 

de financiële draagkracht van de voor de overtreding verantwoordelijk persoon, zoals deze bijvoorbeeld blijkt uit zijn totale omzet in het geval van een rechtspersoon of het jaarinkomen in geval van een natuurlijk persoon;

d) 

de omvang van de winsten of vermeden verliezen die zijn behaald door de voor overtreding verantwoordelijke persoon, de aan andere personen berokkende schade en, indien toepasselijk, de schade die is toegebracht aan de werking van de markten of aan de economie in bredere zin, voor zover deze kunnen worden bepaald;

e) 

de mate waarin de voor de overtreding verantwoordelijke persoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;

f) 

eerdere overtredingen door de verantwoordelijke persoon;

g) 

maatregelen die na de overtreding door de voor de overtreding verantwoordelijke persoon zijn genomen om herhaling ervan te voorkomen.

2.  
Bij de uitoefening van hun sanctiebevoegdheden krachtens artikel 99 werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden en de administratieve sancties de beoogde resultaten in overeenstemming met de doelstellingen van deze richtlijn opleveren. Zij coördineren tevens hun acties om mogelijke doublures en overlappingen te voorkomen bij de toepassing van toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden en administratieve sancties en maatregelen op grensoverschrijdende gevallen, overeenkomstig artikel 101.

Artikel 99 quinquies

1.  
De lidstaten zetten doeltreffende en betrouwbare mechanismen op om de melding aan de bevoegde autoriteiten van potentiële of daadwerkelijke overtredingen van nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn aan te moedigen, waaronder het instellen van beveiligde communicatiekanalen voor melding van dergelijke overtredingen.
2.  

De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:

a) 

specifieke procedures voor het in ontvangst nemen en behandelen van meldingen van overtredingen;

b) 

passende bescherming voor werknemers van beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen en bewaarders die binnen die entiteiten gepleegde overtredingen melden, tegen ten minste vergelding, discriminatie of andere soorten onbillijke behandeling;

c) 

bescherming van persoonsgegevens, in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 23 ), van zowel de persoon die de overtredingen meldt als de natuurlijke persoon die de vermeende verantwoordelijke is voor een overtreding;

d) 

duidelijke regels om te garanderen dat de identiteit van de persoon die een overtreding meldt, in alle gevallen vertrouwelijk blijft, tenzij bekendmaking volgens het nationale recht vereist wordt in het kader van nader onderzoek of een daaropvolgende gerechtelijke procedure.

3.  
ESMA stelt een of meer beveiligde communicatiekanalen in voor meldingen van overtredingen van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn. ESMA zorgt ervoor dat die communicatiekanalen voldoen aan het bepaalde in lid 2, punten a) tot en met d).
4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat meldingen door werknemers van beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen en bewaarders bedoeld in de lid 1 en lid 3, niet als een overtreding van ongeacht welke op grond van een overeenkomst of een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie worden beschouwd en voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid in verband met deze meldingen leiden.
5.  
De lidstaten eisen dat beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen en bewaarders over passende procedures beschikken opdat hun werknemers in staat zijn overtredingen intern via een specifiek, onafhankelijk en zelfstandig kanaal te melden.

Artikel 99 sexies

1.  
De bevoegde autoriteiten verstrekken ESMA jaarlijks geaggregeerde informatie over alle sancties en andere maatregelen die overeenkomstig artikel 99 zijn opgelegd. ESMA publiceert deze informatie in een jaarverslag.
2.  
Wanneer de bevoegde autoriteit administratieve sancties of maatregelen openbaar heeft gemaakt, meldt zij deze administratieve sancties of maatregelen tegelijkertijd bij ESMA. Wanneer een openbaar gemaakte sanctie of maatregel op een beheermaatschappij of beleggingsmaatschappij betrekking heeft, neemt ESMA een verwijzing naar de openbaar gemaakte sanctie of maatregel op in de lijst van beheermaatschappijen die zij op grond van artikel 6, lid 1, publiceert.
3.  
ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen ter bepaling van de procedures en formulieren voor de verstrekking van informatie als bedoeld in dit artikel.

ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 18 september 2015 bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 100

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat efficiënte en doeltreffende klachten- en verhaalsprocedures worden ingevoerd voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen betreffende de werkzaamheden van icbe’s, waarbij in voorkomend geval van bestaande organen gebruik wordt gemaakt.
2.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat de doeltreffende samenwerking tussen de in lid 1 bedoelde organen bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen niet wordt gehinderd door wet- en regelgeving.

Artikel 101

1.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken onderling samen wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun taken uit hoofde van deze richtlijn of voor de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn of het nationale recht.

De lidstaten nemen de nodige administratieve en organisatorische maatregelen om de in dit lid bedoelde samenwerking te vergemakkelijken.

De bevoegde autoriteiten wenden hun bevoegdheden ten behoeve van de samenwerking aan, zelfs in de gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met in hun lidstaat van kracht zijnde regelgeving.

2.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten voorzien elkaar onmiddellijk van alle gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze richtlijn.

▼M1

2 bis.  

De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de ESMA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.

De bevoegde autoriteiten verstrekken de ESMA overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 onverwijld alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.

▼B

3.  
Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat gegronde rechten heeft om te vermoeden dat handelingen die strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn worden of zijn uitgevoerd door entiteiten die niet zijn onderworpen aan het toezicht van die bevoegde autoriteit, op het grondgebied van een andere lidstaat, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat. De ontvangende autoriteiten zullen de vereiste maatregelen nemen, en de kennisgevende bevoegde autoriteit op de hoogte stellen van het resultaat van dat optreden en, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. Dit lid laat de bevoegdheden van de kennisgevende bevoegde autoriteit, onverlet.
4.  

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen om de medewerking van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken bij toezichtactiviteiten of voor verificatie ter plaatse of bij een onderzoek op het grondgebied van laatstgenoemde autoriteiten in het kader van hun bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn. Wanneer een bevoegde autoriteit een verzoek met betrekking tot een verificatie ter plaatse of een onderzoek ontvangt, zal zij:

a) 

de verificatie of het onderzoek zelf verrichten;

b) 

de verzoekende autoriteiten toestemming verlenen om de verificatie of het onderzoek te verrichten, of

c) 

toestaan dat de verificatie of het onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige.

5.  

Indien de verificatie of het onderzoek op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht door een bevoegde autoriteit van deze lidstaat zelf, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die om samenwerking heeft verzocht vragen dat haar eigen functionarissen meegaan met de functionarissen die de verificatie of het onderzoek verrichten. De verificatie of het onderzoek wordt evenwel verricht onder de algemene verantwoordelijkheid van de lidstaat op wiens grondgebied de verificatie of het onderzoek plaatsvindt.

Indien de verificatie of het onderzoek op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied de verificatie of het onderzoek plaatsvindt, verzoeken dat haar eigen functionarissen meegaan met de functionarissen die de verificatie of het onderzoek verrichten.

6.  

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de verificatie of het onderzoek wordt verricht kunnen alleen weigeren gegevens uit te wisselen overeenkomstig lid 2 of in te gaan op een verzoek om medewerking bij het verrichten van een onderzoek of verificatie ter plaatse overeenkomstig lid 4 wanneer:

a) 

dit onderzoek of deze verificatie ter plaatse of uitwisseling van gegevens gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van die lidstaat;

b) 

tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid bij de autoriteiten van die lidstaat;

c) 

tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten in die lidstaat reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan.

7.  
De bevoegde autoriteiten stellen de verzoekende bevoegde autoriteiten in kennis van elke beslissing die op grond van lid 6 is genomen. Deze kennisgeving bevat informatie over de beweegredenen voor hun beslissing.

▼M1

8.  

De bevoegde autoriteiten kunnen naar de ESMA situaties verwijzen waarin een verzoek:

a) 

om uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 109 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd;

b) 

om een onderzoek of een verificatie ter plaatse overeenkomstig artikel 110 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd; of

c) 

om toestemming dat hun eigen functionarissen de functionarissen van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat vergezellen, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd.

Onverminderd artikel 258 VWEU, kan de ESMA in dergelijke gevallen handelen overeenkomstig de haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden, zulks onverlet de mogelijkheid om een verzoek om informatie of een onderzoek, bedoeld in lid 6, af te wijzen en de mogelijkheid voor de ESMA om in deze gevallen op te treden overeenkomstig artikel 9 van de genoemde verordening.

9.  

Met het oog op een eenvormige toepassing van dit artikel kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke procedures voor de bevoegde autoriteiten betreffende de samenwerking bij de verificaties en onderzoeken ter plaatse, bedoeld in de leden 4 en 5.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 102

1.  

De lidstaten bepalen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten, alsmede accountants of deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Dit houdt in dat de vertrouwelijke gegevens waarvan deze personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit mogen worden doorgegeven, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat icbe’s, beheermaatschappijen en bewaarders (ondernemingen die bij de bedrijfsactiviteiten van icbe’s betrokken zijn) niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, zulks onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

Indien een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is, failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mogen echter vertrouwelijke gegevens die geen betrekking hebben op derden welke betrokken zijn bij pogingen om de onderneming te redden, in de loop van civiele of handelsrechtelijke procedures worden doorgegeven.

▼M1

2.  

Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn of andere wetgeving van de Unie inzake icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, informatie wordt uitgewisseld of bezorgd aan de ESMA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010 of aan het ESRB. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.

▼B

De bevoegde autoriteiten die informatie uitwisselen met andere bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn, kunnen bij het verstrekken van informatie aangeven dat deze niet zonder hun uitdrukkelijke instemming mag worden bekendgemaakt; in dit geval mag dergelijke informatie slechts worden uitgewisseld voor het doel waarmee de autoriteiten hebben ingestemd.

3.  

De lidstaten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen of met de autoriteiten of instanties van derde landen, zoals genoemd in lid 5 van dit artikel en artikel 103, lid 1, alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten als met betrekking tot de meegedeelde gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in dit artikel bedoelde. De uitwisseling van gegevens geschiedt ten behoeve van het uitoefenen van de toezichthoudende taak van die autoriteiten of instanties.

Gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.

4.  

De bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de leden 1 of 2 vertrouwelijke gegevens ontvangen, mogen deze uitsluitend in de uitoefening van hun taken gebruiken voor de volgende doeleinden:

a) 

om te onderzoeken of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheden van icbe’s of van ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ter vergemakkelijking van het toezicht op de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgeoefend, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle;

b) 

voor het opleggen van sancties;

c) 

voor het instellen van administratief beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteiten, en

d) 

het voeren van rechtszaken die aanhangig zijn gemaakt overeenkomstig artikel 107, lid 2.

5.  

De leden 1 en 4 vormen geen belemmering voor de uitwisseling van gegevens binnen een lidstaat of tussen lidstaten, indien die uitwisseling plaatsvindt tussen bevoegde autoriteiten en:

a) 

de autoriteiten waaraan van overheidswege het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen of andere financiële instellingen is opgedragen, dan wel de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten;

b) 

de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie of het faillissement van icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, of instanties die bij soortgelijke procedures zijn betrokken;

c) 

de met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of andere financiële instellingen belaste personen;

▼M1

d) 

ESMA, de bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 24 ) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 25 ) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), en het ESRB.

▼B

Met name vormen de leden 1 en 4 geen belemmering voor de vervulling door de bovengenoemde autoriteiten van hun toezichthoudende taak, of voor de toezending aan de met het beheer van garantiestelsels belaste organen, van de gegevens die nodig zijn voor de vervulling van hun taak.

De overeenkomstig de eerste alinea uitgewisselde informatie valt onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.

Artikel 103

1.  

Onverminderd artikel 102, leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen een bevoegde autoriteit en:

a) 

autoriteiten die belast zijn met het toezicht op instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van icbe’s of ondernemingen die bij haar bedrijf betrokken zijn of instanties die zijn betrokken bij soortgelijke procedures;

b) 

de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen.

2.  

De lidstaten die van de in lid 1 vervatte afwijking gebruikmaken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in lid 1 bedoelde toezichthoudende taken;

b) 

de ontvangen informatie valt onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim, en

c) 

gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.

▼M1

3.  
De lidstaten delen de ESMA, de Commissie en de overige lidstaten de namen mede van de autoriteiten die op grond van lid 1 informatie mogen ontvangen.

▼B

4.  
Onverminderd artikel 102, leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten ter versterking van de stabiliteit van het financiële stelsel alsmede de integriteit ervan toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten en instanties die wettelijk belast zijn met de opsporing en het onderzoek van inbreuken op het vennootschapsrecht.
5.  

De lidstaten die van de in lid 4 vervatte afwijking gebruikmaken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) 

de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in lid 4 bedoelde taken;

b) 

de ontvangen informatie valt onder het bij artikel 102, lid 1, voorziene beroepsgeheim, en

c) 

gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmede deze autoriteiten ingestemd hebben.

Voor de toepassing van punt c) delen de in lid 4 bedoelde autoriteiten of instanties aan de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben verstrekt, de identiteit en de precieze opdracht mede van de personen aan wie deze informatie zal worden doorgegeven.

6.  
Indien de in lid 4 bedoelde autoriteiten of instanties in een lidstaat bij de uitoefening van hun opsporings- of onderzoektaken een beroep doen op personen die op grond van hun specifieke deskundigheid met een opdracht worden belast en die geen openbaar ambt bekleden, kan de in dat lid bedoelde mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tot deze personen worden verruimd op de in lid 5 genoemde voorwaarden.

▼M1

7.  
De lidstaten delen de ESMA, de Commissie en de overige lidstaten de namen mede van de autoriteiten of instanties die op grond van lid 4 informatie mogen ontvangen.

▼B

Artikel 104

1.  
De artikelen 102 en 103 houden geen belemmering voor een bevoegde autoriteit in om aan de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit voor de uitoefening van hun taak dienstige gegevens mede te delen en houden voor deze autoriteiten of instanties evenmin een belemmering in om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 102, lid 4. De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim.
2.  

De artikelen 102 en 103 vormen geen belemmering voor de bevoegde autoriteiten om de in artikel 102, leden 1 tot en met 4, bedoelde gegevens mede te delen aan een clearinginstelling of een ander soortgelijk orgaan dat bij de nationale wetgeving is erkend voor het verstrekken van clearing- en afwikkelingsdiensten op een van de markten van hun lidstaat, indien zij van oordeel zijn dat dit nodig is om de regelmatige werking van deze organen te garanderen in verband met het, zelfs potentiële, in gebreke blijven van een marktdeelnemer.

De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim.

De lidstaten zien er evenwel op toe dat de uit hoofde van artikel 102, lid 2, ontvangen gegevens in het in de eerste alinea van dit lid bedoelde geval niet wordt doorgegeven, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt.

3.  

Onverminderd artikel 102, leden 1 en 4, mogen de lidstaten, op grond van wettelijke bepalingen de mededeling van bepaalde gegevens toestaan aan andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op icbe’s en ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsondernemingen en verzekeringsondernemingen, alsmede aan de inspecteurs die in opdracht van deze overheidsdiensten optreden.

Deze gegevens mogen echter alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het bedrijfseconomische toezicht nodig blijkt.

De lidstaten bepalen echter dat de gegevens die op grond van artikel 102, leden 2 en 5, zijn ontvangen, in geen enkel geval op grond van dit lid mogen worden medegedeeld, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt.

▼M4

Artikel 104 bis

1.  
De lidstaten passen Richtlijn 95/46/EG toe op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn.
2.  
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ) is van toepassing op de krachtens deze richtlijn door ESMA uitgevoerde verwerking van persoonsgegevens.

▼M1

Artikel 105

Om de eenvormige toepassing van de bepalingen betreffende de uitwisseling van informatie in deze richtlijn te garanderen, kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om de toepassingsvoorwaarden te bepalen met betrekking tot de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en de ESMA.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

▼B

Artikel 106

1.  

De lidstaten bepalen minimaal dat iedere persoon die is toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG, en die bij een icbe of in een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is de wettelijke controle verricht zoals bedoeld in artikel 51 van Richtlijn 78/660/EEG, artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG of artikel 73 van deze richtlijn, dan wel een andere wettelijke taak, de verplichting heeft aan de bevoegde autoriteiten snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming, waarvan hij bij de uitvoering van die taken kennis heeft gekregen en dat een van de hieronder genoemde gevolgen kan hebben:

a) 

een inbreuk ten gronde op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden voor vergunning of van specifieke voorschriften betreffende de uitoefening van de werkzaamheden van icbe’s of ondernemingen die bij haar bedrijf betrokken zijn;

b) 

een aantasting van de bedrijfscontinuïteit van de icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is, of

c) 

een weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of het uiten van voorbehouden.

Die persoon heeft de verplichting melding te doen ten aanzien van feiten en besluiten waarvan hij kennis krijgt bij de uitvoering van taken zoals beschreven onder a), bij een onderneming die uit een zeggenschapsband voortvloeiende nauwe banden heeft met de icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is waar deze persoon die taken uitvoert.

2.  
Melding te goeder trouw aan de bevoegde autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG van in lid 1 bedoelde feiten of besluiten vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.

Artikel 107

1.  
De bevoegde autoriteiten omkleden iedere beslissing tot afwijzing van toelatingen of ieder negatief besluit, genomen krachtens de algemene maatregelen uit hoofde van deze richtlijn, schriftelijk met redenen en delen deze aan de verzoeker mede.
2.  
De lidstaten bepalen dat besluiten die worden genomen in het kader van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld, naar behoren gemotiveerd moeten zijn en dat beroep op de rechter tegen die besluiten mogelijk is, ook wanneer er binnen zes maanden na indiening van een vergunningsaanvraag die alle vereiste gegevens bevat geen beslissing dienaangaande is genomen.
3.  

De lidstaten bepalen dat één of meer van onderstaande, naar nationaal recht bepaalde instanties zich in het belang van de consument en overeenkomstig het nationale recht tot rechter of de bevoegde administratieve instanties kunnen wenden om de toepassing van de nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn af te dwingen:

a) 

overheidsinstanties of de vertegenwoordigers ervan;

b) 

consumentenorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van de consument;

c) 

beroepsorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van hun leden.

Artikel 108

1.  

In geval van schending van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of van de regels in het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij, zijn de autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe bij uitsluiting bevoegd maatregelen jegens deze icbe te nemen.

De autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe mogen evenwel maatregelen jegens deze icbe nemen in geval van schending van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die in die lidstaat van kracht zijn en die buiten de werkingssfeer vallen van deze richtlijn, of van de vereisten van de artikelen 92 en 94.

2.  
Ieder besluit tot intrekking van een vergunning, alsmede iedere andere ernstige maatregel die jegens de icbe wordt genomen, of een haar opgelegde opschorting van uitgifte, inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming, wordt onverwijld door de autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe medegedeeld aan de autoriteiten van de lidstaten van ontvangst van de icbe en, indien de beheermaatschappij van een icbe in een andere lidstaat gevestigd is, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
3.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en die van de lidstaat van herkomst van de icbe mogen respectievelijk optreden tegen de beheermaatschappij indien deze voorschriften overtreedt die onder hun respectieve verantwoordelijkheid vallen.
4.  
Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een icbe duidelijke en aantoonbare redenen hebben om aan te nemen dat een icbe waarvan de rechten van deelneming op het grondgebied van die lidstaat worden verhandeld, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen voortvloeien waarbij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe geen bevoegdheden worden verleend, delen zij deze bevindingen mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, die dan passende maatregelen nemen.
5.  

Indien de icbe, in weerwil van de aldus door de lidstaat van herkomst van de icbe getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend blijken te zijn of omdat die lidstaat niet binnen een redelijke termijn maatregelen treft, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in de lidstaat van ontvangst van de icbe kennelijk schaadt, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe bijgevolg een van de volgende maatregelen nemen:

a) 

zij nemen, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers te beschermen en kunnen met name de betrokken icbe beletten door te gaan met de verhandeling van haar rechten van deelneming op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst van de icbe, of

▼M1

b) 

zij brengen de zaak zo nodig onder de aandacht van de ESMA, die kan handelen overeenkomstig de haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.

De Commissie en de ESMA worden onverwijld op de hoogte gebracht van alle overeenkomstig punt a) van de eerste alinea genomen maatregelen.

▼B

6.  
De lidstaten dragen er zorg voor dat de stukken op hun grondgebied wettelijk kunnen worden betekend die vereist zijn voor de maatregelen die de lidstaat van ontvangst van de icbe overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 jegens icbe’s kan nemen.

Artikel 109

1.  

Ingeval beheermaatschappijen via het verrichten van diensten of door vestiging van bijkantoren in een of meer lidstaten van ontvangst werkzaam zijn, werken de bevoegde lidstaten van alle betrokken lidstaten nauw samen.

Zij verstrekken elkaar op verzoek alle gegevens betreffende de bedrijfsleiding en de eigenaars van deze beheermaatschappijen welke het toezicht kunnen vergemakkelijken, alsmede alle informatie die de controle op deze maatschappijen kan vergemakkelijken. Met name werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij samen teneinde de ontvangst door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij van de in artikel 21, lid 2, bedoelde gegevens te waarborgen.

2.  
Voor zover zulks voor de uitoefening van hun toezichthoudende bevoegdheden noodzakelijk mocht blijken, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij mededeling van alle krachtens artikel 21, lid 5, door de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij getroffen maatregelen die maatregelen of sancties jegens een beheermaatschappij of beperkingen van de activiteiten van een beheermaatschappij behelzen.
3.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij stellen onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in kennis van problemen bij de beheermaatschappij, die het vermogen van de beheermaatschappij wezenlijk kan aantasten om haar taken met betrekking tot de icbe naar behoren uit te voeren en van inbreuken op de in hoofdstuk III genoemde eisen.
4.  
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe stellen onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij in kennis van problemen bij de icbe, die het vermogen van de beheermaatschappij wezenlijk kan aantasten om haar taken naar behoren uit te voeren of te voldoen aan de eisen van deze richtlijn die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat van herkomst van de icbe vallen.

Artikel 110

1.  
De lidstaten van ontvangst van de beheermaatschappij dragen er zorg voor dat, wanneer een beheermaatschappij waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, in de lidstaat van ontvangst haar werkzaamheden uitoefent door middel van een bijkantoor, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij daarvan in kennis te hebben gesteld, zelf of via een daartoe geïnstrueerde tussenpersoon de in artikel 109 bedoelde gegevens ter plaatse kunnen verifiëren.
2.  
Lid 1 laat het recht onverlet van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij om verificatie ter plaatse uit te voeren bij bijkantoren gevestigd op het grondgebied van die lidstaat teneinde de verantwoordelijkheden uit te oefenen die uit hoofde van deze richtlijn op hen rusten.

HOOFDSTUK XIII

▼M1

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN BEVOEGDHEDEN INZAKE UITVOERING

Artikel 111

De Commissie kan technische wijzigingen van deze richtlijn vaststellen ter:

a) 

verduidelijking van de definities teneinde overal in de Gemeenschap een consequente harmonisatie en een eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen, of

b) 

aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake icbe’s en aanverwante zaken.

Deze maatregelen worden genomen middels gedelegeerde handelingen ►M4  overeenkomstig artikel 112 bis ◄ .

▼M4

Artikel 112

De Commissie wordt bijgestaan door het bij Europees Comité voor het effectenbedrijf dat is ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie ( 27 ).

Artikel 112 bis

1.  
De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in de artikelen 12, 14, 43, 60, 61, 62, 64, 75, 78, 81, 95 en 111 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van 4 januari 2011.

De in artikel 26 ter bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van 17 september 2014.

De in artikel 50 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van 21 juli 2011.

De in artikel 51 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar met ingang van 20 juni 2013.

De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijnen van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad daartegen zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 12, 14, 26 ter, 43, 50 bis, 51, 60, 61, 62, 64, 75, 78, 81, 95 en 111 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.  
Een overeenkomstig de artikelen 12, 14, 26 ter, 43, 50 bis, 51, 60, 61, 62, 64, 75, 78, 81, 95 en 111 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

▼M4 —————

▼B

HOOFDSTUK XIV

UITZONDERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 1

Uitzonderingsbepalingen

Artikel 113

1.  
Uitsluitend voor Deense icbe’s worden de in Denemarken uitgegeven „pantebreve” gelijkgesteld met de in artikel 50, lid 1, onder b), bedoelde effecten.
2.  
In afwijking van artikel 22, lid 1, en artikel 32, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten icbe’s die op 20 december 1985 overeenkomstig hun nationale wetgeving meer dan één bewaarder hadden, toestaan die aan te houden indien zij de zekerheid hebben dat de krachtens artikel 22, lid 3, en artikel 32, lid 3, uit te oefenen taken daadwerkelijk worden vervuld.
3.  
In afwijking van artikel 16 kunnen de lidstaten beheermaatschappijen machtigen certificaten aan toonder uit te geven van op naam gestelde effecten van andere vennootschappen.

Artikel 114

1.  
Aan de in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG bedoelde beleggingsondernemingen die uitsluitend een vergunning hebben gekregen om de in deel A, punten 4 en 5, van de bijlage bij die richtlijn bedoelde diensten te verrichten, kan krachtens deze richtlijn vergunning worden verleend om icbe’s te beheren als „beheermaatschappij”. Deze beleggingsondernemingen moeten dan wel afstand doen van de krachtens Richtlijn 2004/39/EG verkregen vergunning.
2.  
Beheermaatschappijen die reeds vóór 13 februari 2004 krachtens Richtlijn 85/611/EEG over een toelating beschikten om in hun lidstaat van herkomst icbe’s te beheren, worden geacht over een vergunning krachtens het onderhavige artikel te beschikken wanneer volgens de in deze lidstaat vigerende wetgeving de toegang tot werkzaamheden van deze aard onderworpen is aan voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke in de artikelen 7 en 8 zijn vermeld.

AFDELING 2

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 115

Uiterlijk 1 juli 2013 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 116

1.  

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om te voldoen aan artikel 1, lid 2, tweede alinea, artikel 1, lid 3, onder b), artikel 2, lid 1, punten e), m), p), q) en r), artikel 2, lid 5, artikel 4, artikel 5, leden 1 tot en met 4, 6 en 7, artikel 6, lid 1, artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 1, aanhef, artikel 13, lid 1, onder a), artikel 13, lid 1, onder i), artikel 15, artikel 16, lid 1, artikel 16, lid 3, artikel 17, lid 1, artikel 17, lid 2, onder b), artikel 17, lid 3, eerste en derde alinea, artikel 17, leden 4 tot en met 7, artikel 17, lid 9, tweede alinea, artikel 18, lid 1, aanhef, artikel 18, lid 1, onder b), artikel 18, lid 2, derde tot en met vierde alinea, artikel 18, leden 3 en 4, de artikelen 19 en 20, artikel 21, leden 2 tot en met 6, 8 en 9, artikel 22, lid 1, artikel 22, lid 3, onder a), d) en e), artikel 23, leden 1, 2, 4 en 5, artikel 27, derde alinea, artikel 29, lid 2, artikel 33, leden 2, 4 en 5, de artikelen 37 tot en met 42, artikel 43, leden 1 tot en met 5, de artikelen 44 tot en met 49, artikel 50, lid 1, aanhef, artikel 50, lid 3, artikel 51, lid 1, derde alinea, artikel 54, lid 3, artikel 56, lid 1, artikel 56, lid 2, eerste alinea, aanhef, de artikelen 58 en 59, artikel 60, leden 1 tot en met 5, artikel 61, leden 1 en 2, artikel 62, leden 1 tot en met 3, artikel 63, artikel 64, leden 1 tot en met 3, de artikelen 65 tot en met 67, artikel 68, lid 1, aanhef en onder a), artikel 69, leden 1 en 2, artikel 70, leden 2 en 3, de artikelen 71, 72, 74, 75, leden 1 tot en met 3, de artikelen 77 tot en met 82, artikel 83, lid 1, onder b), artikel 83, lid 2, onder a), tweede streepje, artikel 86, artikel 88, lid 1, onder b), artikel 89, onder b), de artikelen 90 tot en met 94, de artikelen 96 tot en met 100, artikel 101, leden 1 tot en met 8, artikel 102, lid 2, tweede alinea, artikel 102, lid 5, de artikelen 107 en 108, artikel 109, leden 2 tot en met 4, artikel 110, en bijlage I. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die maatregelen vanaf 1 juli 2011 toe.

Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar Richtlijn 85/611/EEG ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 117

Richtlijn 85/611/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van 1 juli 2011, ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Verwijzingen naar het vereenvoudigd prospectus worden begrepen als verwijzingen naar de essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 78.

Artikel 118

1.  

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1, artikel 1, lid 2, eerste alinea, artikel 1, lid 3, onder a), artikel 1, leden 4 tot en met 7, artikel 2, lid 1, onder a) tot en met d), artikel 2, lid 1, onder f) tot en met l), artikel 2, lid 1, onder n) en o), artikel 2, leden 2 tot en met 4, artikel 2, leden 6 en 7, artikel 3, artikel 5, lid 5, artikel 6, leden 2 tot en met 4, artikelen 7 tot en met 11, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 1, onder b) tot en met h), artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 1, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 2, onder a), c) en d), artikel 17, lid 3, tweede alinea, artikel 17, lid 8 en 9, eerste alinea, artikel 18, lid 1, met uitzondering van de aanhef en onder a), artikel 18, lid 2, eerste en tweede alinea, artikel 21, leden 1 en 7, artikel 22, lid 2, artikel 22, lid 3, onder b) en c), artikel 23, lid 3, artikel 24, artikelen 25 en 26, artikel 27, eerste en tweede alinea, artikel 28, artikel 29, leden 1, 3 en 4, artikelen 30 tot en met 32, artikel 33, leden 1 en 3, de artikelen 34 tot en met 36, artikel 50, lid 1, onder a) tot en met h), artikel 50, lid 2, artikel 51, lid 1, eerste en tweede alinea, artikel 51, leden 2 en 3, artikelen 52 en 53, artikel 54, leden 1 en 2, artikel 55, artikel 56, lid 2, eerste alinea, artikel 56, lid 2, tweede alinea, artikel 56, lid 3, artikel 57, artikel 68, lid 2, artikel 69, leden 3 en 4, artikel 70, leden 1 en 4, de artikelen 73 en 76, artikel 83, lid 1, met uitzondering van artikel 83, lid 1, onder b), artikel 83, lid 2, onder a), met uitzondering van het tweede streepje, de artikelen 84, 85 en 87, artikel 88, lid 1, met uitzondering van artikel 88, lid 1, onder b), artikel 88, lid 2, artikel 89, met uitzondering van artikel 89, onder b), artikel 102, lid 1, artikel 102, lid 2, eerste alinea, artikel 102, leden 3 en 4, de artikelen 103 tot en met 106, artikel 109, lid 1, de artikelen 111, 112, 113 en 117, en de bijlagen II, III en IV zijn van toepassing vanaf 1 juli 2011.

2.  
De lidstaten zorgen ervoor dat icbe’s hun vereenvoudigd prospectus dat overeenkomstig Richtlijn 85/611/EG is opgesteld, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twaalf maanden na de in artikel 78, lid 7, genoemde datum die geldt voor de omzetting van alle uitvoeringsmaatregelen in nationale wetgeving, vervangen door de essentiële beleggersinformatie die overeenkomstig artikel 78 is opgesteld. In deze periode blijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe het vereenvoudigd prospectus accepteren voor icbe’s die op het grondgebied van die lidstaten worden verhandeld.

Artikel 119

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

SCHEMA A



1.  Gegevens betreffende het beleggingsfonds

1.  Gegevens betreffende de beheermaatschappij, met de vermelding of de beheermaatschappij gevestigd is in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe

1.  Gegevens betreffende de beleggingsmaatschappij

1.1.  Naam

1.1.  Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien afwijkend van de statutaire zetel

1.1.  Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien afwijkend van de statutaire zetel

1.2.  Oprichtingsdatum van het beleggingsfonds. Duur, indien die niet onbepaald is

1.2.  Oprichtingsdatum van de maatschappij. Duur, indien die niet onbepaald is

1.2.  Oprichtingsdatum van de maatschappij. Duur, indien die niet onbepaald is

 

1.3.  Indien de beheermaatschappij nog andere beleggingsfondsen beheert, deze vermelden

1.3.  Indien het om een beleggingsmaatschappij met verschillende beleggingscompartimenten gaat, vermelding van de compartimenten

1.4.  Plaats waar het fondsreglement, wanneer dit niet is bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn

 

1.4.  Plaats waar de statuten, wanneer deze niet zijn bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn

1.5.  Indien zulks van belang is voor de houders van rechten van deelneming: beknopte gegevens inzake het op het beleggingsfonds toepasselijke belastingstelsel. Te vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten welke door het beleggingsfonds aan houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd

 

1.5.  Indien zulks van belang is voor de houders van rechten van deelneming: beknopte gegevens inzake het op de maatschappij toepasselijke belastingstelsel. Te vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten die door de maatschappij aan de houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd

1.6.  Balansdatum en regelmaat van de uitkeringen

 

1.6.  Balansdatum en regelmaat van de uitkeringen

1.7.  Naam van de met de controle van in artikel 73 bedoelde boekhoudkundige gegevens belaste personen

 

1.7.  Naam van de met de controle van in artikel 73 bedoelde boekhoudkundige gegevens belaste personen

 

1.8.  Naam en in de beleggingsmaatschappij beklede functies van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten, indien deze met betrekking tot de icbe’s van belang zijn

1.8.  Naam en in de beleggingsmaatschappij beklede functies van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten, indien deze met betrekking tot de icbe’s van belang zijn

 

1.9.  Kapitaal: bedrag van het geplaatste kapitaal met vermelding van het volgestorte kapitaal

1.9.  Kapitaal

1.10.  Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

— aard (zakelijk recht, schuldvordering e.d.) van het recht van deelneming

— oorspronkelijke rechten of certificaten die deze rechten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op rekening

— kenmerken van de rechten van deelneming: op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures

— in voorkomend geval beschrijving van het stemrecht der houders van de rechten van deelneming

— voorwaarden waaronder tot vereffening van het beleggingsfonds kan worden besloten en wijze waarop zulks moet geschieden, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers

 

1.10.  Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

— oorspronkelijke rechten of certificaten die deze rechten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op rekening

— kenmerken van de rechten van deelneming: op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures

— beschrijving van het stemrecht der houders van de rechten van deelneming

— voorwaarden waaronder tot vereffening van de beleggingsmaatschappij kan worden besloten en wijze waarop zulks moet geschieden, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers

1.11.  In voorkomend geval vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld

 

1.11.  In voorkomend geval vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld

1.12.  Nadere regels voor de uitgifte of verkoop

 

1.12.  Nadere regels voor de uitgifte of verkoop

1.13.  Nadere regels voor de inkoop, respectievelijk terugbetaling en mogelijke gevallen van opschorting hiervan

 

1.13.  Nadere regels voor de inkoop, respectievelijk terugbetaling en mogelijke gevallen van opschorting hiervan. Indien het om een beleggingsmaatschappij met verschillende beleggingscompartimenten gaat, inlichtingen verstrekken over de wijze waarop een deelnemer van het ene naar het andere compartiment kan overstappen en over de kosten die hiervoor worden aangerekend

1.14.  Regels omtrent de vaststelling en de bestemming van de inkomsten

 

1.14.  Regels omtrent de vaststelling en de bestemming van de inkomsten

1.15.  Beleggingsdoeleinden van het beleggingsfonds, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bijvoorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bijvoorbeeld specialisatie in geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om leningen aan te gaan die bij het beheer van het beleggingsfonds kunnen worden gebruikt

 

1.15.  Beleggingsdoeleinden, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bijvoorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bijvoorbeeld specialisatie in geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om leningen aan te gaan die bij het beheer van de maatschappij kunnen worden gebruikt

1.16.  Regels voor de waardering van de activa

 

1.16.  Regels voor de waardering van de activa

1.17.  Bepaling van de verkoop-, uitgifte- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de rechten van deelneming, in het bijzonder

— wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend

— kosten in verband met verkoop, emissie, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming

— hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd

 

1.17.  Bepaling van de verkoop-, uitgifte- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de rechten van deelneming, in het bijzonder

— wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend

— kosten in verband met verkoop, emissie, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming

—  (1)hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd (1)

1.18.  Wijze, bedrag en berekening van ten laste van het beleggingsfonds komende vergoedingen voor de beheermaatschappij of de bewaarder, dan wel voor derden en door het beleggingsfonds aan de beheermaatschappij of bewaarder, dan wel aan derden te betalen onkosten

 

1.18.  Wijze, bedrag en berekening van door de beleggingsmaatschappij aan haar bestuurders, alsmede aan de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen, aan de bewaarder, dan wel aan derden betaalbare vergoedingen en door de beleggingsmaatschappij aan haar bestuurders, de bewaarder dan wel aan derden, uitbetaalde onkosten

(1)   

De in artikel 32, lid 5, van deze richtlijn bedoelde beleggingsmaatschappijen vermelden tevens:


— wijze waarop en regelmaat waarmee de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming wordt berekend;

— hoe, waar en met welke regelmaat deze waarde wordt gepubliceerd;

— beurs in het land van verhandeling waarvan de notering de prijs bepaalt voor de transacties die in dat land buiten de beurs om worden verricht.

▼M4

2.

Gegevens betreffende de bewaarder:

2.1.

de identiteit van de bewaarder van de icbe en een omschrijving van zijn taken, alsmede van belangenconflicten die kunnen ontstaan;

2.2.

een beschrijving van alle door de bewaarder gedelegeerde bewaartaken, de lijst van de gedelegeerden en subgedelegeerden en eventuele belangenconflicten die uit dergelijke delegaties kunnen voortvloeien;

2.3.

een verklaring met de inhoud dat actuele informatie met betrekking tot de punten 2.1 en 2.2 op verzoek aan beleggers ter beschikking zal worden gesteld.

▼B

3.

Gegevens betreffende de adviesbureaus of externe beleggingsadviseurs voor zover het beroep op hun diensten bij overeenkomst is vastgelegd en wordt gefinancierd uit de activa van de icbe:

3.1.

Identiteit of naam van het adviesbureau of naam van de adviseur.

3.2.

Gegevens betreffende de overeenkomst met de beheer- of beleggingsmaatschappijen welke van belang kunnen zijn voor de deelnemers, met uitzondering van gegevens over de vergoedingen.

3.3.

Andere werkzaamheden van belang.

4.

Gegevens betreffende de maatregelen welke zijn getroffen voor het verrichten van de uitkeringen aan de deelnemers, de inkoop van of de terugbetaling op de rechten van deelneming, alsmede voor de verspreiding van informatie over de icbe. Deze informatie moet in elk geval worden verstrekt in de lidstaat waarin de icbe is gevestigd. Wanneer de rechten van deelneming in een andere lidstaat worden verhandeld, wordt de hierboven bedoelde informatie bovendien met betrekking tot die lidstaat verstrekt en is deze vervat in het prospectus dat aldaar wordt verspreid.

5.

Overige beleggingsgegevens:

5.1.

In het verleden door de icbe behaald rendement (indien van toepassing) — deze informatie mag in het prospectus staan of als aanhangsel worden bijgevoegd.

5.2.

Profiel van het type belegger tot wie de icbe zich richt.

6.

Bedrijfsgegevens:

6.1.

Eventuele uitgaven of kosten die niet vallen onder de in punt 1.17 genoemde lasten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen die welke ten laste komen van de deelnemer en die welke ten laste komen van het vermogen van de icbe.

SCHEMA B

In de periodieke verslagen op te nemen gegevens

I.   Vermogensstaat

— 
effecten
— 
tegoeden bij banken
— 
andere activa
— 
totaal activa
— 
passiva
— 
totale intrinsieke waarde

II.

Aantal in omloop zijnde rechten van deelneming

III.

Intrinsieke waarde per recht van deelneming

IV.

Effectenportefeuille, onderscheiden naar:
a) 

officieel genoteerde effecten;

b) 

op een andere gereglementeerde markt verhandelde effecten;

c) 

de in artikel 50, lid 1, onder d), bedoelde nieuw uitgegeven effecten;

d) 

de overige in artikel 50, lid 2, onder a), bedoelde effecten;

uitgesplitst volgens maatstaven die het best passen bij het beleggingsbeleid van de icbe (bijvoorbeeld volgens economische of geografische criteria, naar valuta enz.) en procentueel aandeel in de netto-activa; per bovenbedoeld effect van het aandeel daarvan in het totaal van de activa van de icbe.

Wijzigingen in de samenstelling van de effectenportefeuille tijdens de verslagperiode.

V.

Wijzigingen in de verslagperiode van het nettovermogen van de icbe met inbegrip van:
— 
inkomsten uit beleggingen
— 
overige inkomsten
— 
kosten van beheer
— 
kosten van bewaring
— 
overige kosten en belastingen
— 
netto-inkomsten
— 
uitkeringen en herbelegde inkomsten
— 
vermeerdering of vermindering van de kapitaalrekening
— 
meer- of minderwaarde op beleggingen
— 
overige wijzigingen betreffende de activa en passiva van de icbe
— 
transactiekosten, d.w.z. kosten die een icbe maakt in verband met transacties in haar portefeuille.

VI.

Vergelijkende tabel betreffende de laatste drie boekjaren met voor elk boekjaar, aan het eind van het boekjaar:
— 
de totale intrinsieke waarde
— 
de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming.

VII.

Bedrag van de verplichtingen die voortvloeien uit de door de icbe in de verslagperiode gedane verrichtingen in de zin van artikel 51, onderscheiden naar soort.




BIJLAGE II

Taken die deel uitmaken van het collectief beheer van beleggingsportefeuilles:

— 
Beheer van beleggingen
— 
Administratie:
a) 

uitvoeren van de wettelijk verplichte en voor het fondsbeheer vereiste werkzaamheden op het gebied van de verslaglegging;

b) 

verzoeken om inlichtingen van cliënten;

c) 

waardering en prijsstelling (met inbegrip van belastingaangiften);

d) 

toezien op de naleving van de regelgeving;

e) 

bijhouden van een deelnemersregister;

f) 

bestemming van de inkomsten;

g) 

uitgifte en inkoop van rechten van deelneming;

h) 

afwikkeling van contracten (met inbegrip van de verzending van deelbewijzen);

i) 

bijhouden van bescheiden.

— 
Verhandelen.




BIJLAGE III

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(als bedoeld in artikel 117)



Richtlijn 85/611/EEG van de Raad

(PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3)

 

Richtlijn 88/220/EEG van de Raad

(PB L 100 van 19.4.1988, blz. 31)

 

Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7)

Artikel 1, vierde streepje, artikel 4, lid 7, en artikel 5, vijfde streepje

Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27)

Alleen artikel 1

Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20)

 

Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 41 van 13.2.2002, blz. 35)

 

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1)

Alleen artikel 66

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

Alleen artikel 9

Richtlijn 2008/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 76 van 19.3.2008, blz. 42)

 

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(als bedoeld in artikel 117)



Richtlijn

Termijn voor omzetting

Datum van toepassing

85/611/EEG

1 oktober 1989

88/220/EEG

1 oktober 1989

95/26/EG

18 juli 1996

2000/64/EG

17 november 2002

2001/107/EG

13 augustus 2003

13 februari 2004

2001/108/EG

13 augustus 2003

13 februari 2004

2004/39/EG

30 april 2006

2005/1/EG

13 mei 2005




BIJLAGE IV

Concordantietabel



Richtlijn 85/611/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 1, lid 2, onder a) en b)

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 1, lid 3, eerste alinea

Artikel 1, lid 3, eerste alinea

Artikel 1, lid 3, tweede alinea

Artikel 1, lid 3, tweede alinea onder a)

Artikel 1, lid 3, tweede alinea onder b)

Artikel 1, lid 4 tot en met 7

Artikel 1, lid 4 tot en met 7

Artikel 1, lid 8, aanhef

Artikel 2, lid 1, onder n), aanhef

Artikel 1, lid 8, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 2, lid 1, onder n), punten i), ii) en iii)

Artikel 1, lid 8, laatste zin

Artikel 2, lid 7

Artikel 1, lid 9

Artikel 2, lid 1, onder o)

Artikel 1 bis, aanhef

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 1 bis, onder 1)

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 1 bis, onder 2), eerste deel van de zin

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 1 bis, onder 2), tweede deel van de zin

Artikel 2, lid 2

Artikel 1 bis, onder 3) tot en met 5)

Artikel 2, lid 1, onder c) tot en met e)

Artikel 1 bis, onder 6)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 1 bis, onder 7), eerste deel van de zin

Artikel 2, lid 1, onder g)

Artikel 1 bis, onder 7), tweede deel van de zin

Artikel 2, lid 3

Artikel 1 bis, onder 8) tot en met 9)

Artikel 2, lid 1, onder h) tot en met i)

Artikel 1 bis, onder 10), eerste alinea

Artikel 2, lid 1, onder j)

Artikel 1 bis, onder 10), tweede alinea

Artikel 2, lid 5

Artikel 1 bis, onder 11)

Artikel 1 bis, onder 12) en 13), eerste zin

Artikel 2, lid 1, punten i) en ii)

Artikel 1 bis, onder 13), tweede zin

Artikel 2, lid 4, onder a)

Artikel 1 bis, onder 14) en 15), eerste zin

Artikel 2, lid 1, onder k) en l)

Artikel 1 bis, onder 15), tweede zin

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 1, onder m)

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 3, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 3, onder a), onder b), c) en d)

Artikel 2, lid 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 5, lid 4, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 5, lid 4, tweede alinea

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 5, lid 4, derde alinea

Artikel 4, lid 3, derde alinea

Artikel 5, lid 4, vierde alinea

Artikel 4, lid 3 bis

Artikel 5, lid 5

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 7

Artikel 5, lid 1 en lid 2

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder b), aanhef

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder b), aanhef

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder b), eerste en tweede streepje

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder b), punten i) en ii)

Artikel 5, lid 3, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 5, lid 4

Artikel 6, lid 4

Artikel 5 bis, lid 1, aanhef

Artikel 7, lid 1, aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 7, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), eerste alinea

Artikel 7, lid 1, onder a), punt i)

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, aanhef

Artikel 7, lid 1, onder a), punt ii), aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, punten i), ii) en iii)

Artikel 7, lid 1, onder a), punt ii), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), derde en vierde alinea

Artikel 7, lid 1, onder a), punt iii)

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), vijfde alinea

Artikel 5 bis, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 7, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 5 bis, lid 2 tot en met 5

Artikel 7, lid 2 tot en met 5

Artikel 5 ter

Artikel 8

Artikel 5 quater

Artikel 9

Artikel 5 quinquies

Artikel 10

Artikel 5 sexties

Artikel 11

Artikel 5 septies, lid 1, eerste alinea

Artikel 12, lid 1, eerste alinea

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder b), eerste zin

Artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder b), laatste zin

Artikel 5 septies, lid 2, aanhef

Artikel 12, lid 2, aanhef

Artikel 5 septies, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 12, lid 2, onder a) en b)

Artikel 12, lid 3

Artikel 5 octies

Artikel 13

Artikel 5 nonies

Artikel 14, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 15

Artikel 6, lid 1

Artikel 16, lid 1, eerste alinea

Artikel 16, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 6 bis, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 6 bis, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 6 bis, lid 3

Artikel 17, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 17, lid 3, derde alinea

Artikel 17, lid 4 tot en met 5

Artikel 6 bis, lid 4 tot en met 6

Artikel 17, lid 6 tot en met 8

Artikel 6 bis, lid 7

Artikel 17, lid 9, eerste alinea

Artikel 17, lid 9, tweede alinea

Artikel 6 ter, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 6 ter, lid 2

Artikel 18, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 18, lid 2, derde alinea

Artikel 6 ter, lid 3, eerste alinea

Artikel 18, lid 2, vierde alinea

Artikel 6 ter, lid 3, tweede alinea

Artikel 18, lid 3

Artikel 6 ter, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 6 ter, lid 5

Artikel 19 tot en met 20

Artikel 6 quater, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 6 quater, lid 2, eerste alinea

Artikel 6 quater, lid 2, tweede alinea

Artikel 21, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 21, lid 2, derde alinea

Artikel 6 quater, lid 3 tot en met 5

Artikel 21, lid 3 tot en met 5

Artikel 6 quater, lid 6

Artikel 6 quater, lid 7 tot en met 10

Artikel 21, lid 6 tot en met 9

Artikel 7

Artikel 22

Artikel 8

Artikel 23, lid 1 tot en met 3

Artikel 23, lid 4 tot en met 6

Artikel 9

Artikel 24

Artikel 10

Artikel 25

Artikel 11

Artikel 26

Artikel 12

Artikel 27, eerste en tweede alinea

Artikel 27, derde alinea

Artikel 13

Artikel 28

Artikel 13 bis, lid 1, eerste alinea

Artikel 29, lid 1, eerste alinea

Artikel 13 bis, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 29, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 13 bis, lid 1, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 29, lid 1, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 13 bis, lid 1, derde en vierde alinea

Artikel 29, lid 1, derde en vierde alinea

Artikel 13 bis, lid 2 tot en met 4

Artikel 29, lid 2 tot en met 4

Artikel 13 ter

Artikel 30

Artikel 13 quater

Artikel 31

Artikel 14

Artikel 32

Artikel 15

Artikel 33, lid 1 tot en met 3

Artikel 33, lid 4 tot en met 6

Artikel 16

Artikel 34

Artikel 17

Artikel 35

Artikel 18

Artikel 36

Artikel 37 tot en met 49

Artikel 19, lid 1, aanhef

Artikel 50, lid 1, aanhef

Artikel 19, lid 1, onder a) tot en met c)

Artikel 50, lid 1, onder a) tot en met c)

Artikel 19, lid 1, onder d), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder d), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder d), eerste en tweede streepje

Artikel 50, lid 1, onder d), punten i) en ii)

Artikel 19, lid 1, onder e), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder e), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder e), eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 50, lid 1, onder e), punten i), ii), iii) en iv)

Artikel 19, lid 1, onder f)

Artikel 50, lid 1, onder f)

Artikel 19, lid 1, onder g), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder g), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder g), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 50, lid 1, onder g), punten i), ii) en iii)

Artikel 19, lid 1, onder h), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder h), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder h), eerste, tweede derde en vierde streepje

Artikel 50, lid 1, onder h), punt i), ii), iii) en iv)

Artikel 19, lid 2, aanhef

Artikel 50, lid 2, aanhef

Artikel 19, lid 2, onder a)

Artikel 50, lid 2, onder a)

Artikel 19, lid 2, onder c)

Artikel 50, lid 2, onder b)

Artikel 19, lid 2, onder d)

Artikel 50, lid 2, tweede alinea

Artikel 19, lid 4

Artikel 50, lid 3

Artikel 21, lid 1 tot en met 3

Artikel 51, lid 1 tot en met 3

Artikel 21, lid 4

Artikel 51, lid 4

Artikel 22, lid 1, eerste alinea

Artikel 52, lid 1, eerste alinea

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 52, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 52, lid 1, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 22, lid 2, eerste alinea

Artikel 52, lid 2, eerste alinea

Artikel 22, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 52, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 22, lid 2, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 52, lid 2, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 22, lid 3 tot en met 5

Artikel 52, lid 3 tot en met 5

Artikel 22 bis, lid 1, aanhef

Artikel 53, lid 1, aanhef

Artikel 22 bis, lid 1, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 53, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 22 bis, lid 2

Artikel 53, lid 2

Artikel 23

Artikel 54

Artikel 24

Artikel 55

Artikel 24 bis

Artikel 70

Artikel 25, lid 1

Artikel 56, lid 1

Artikel 25, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 56, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 25, lid 2, eerste alinea, eerste, tweede derde en vierde alinea

Artikel 56, lid 2, eerste alinea, onder a), b), c) en d)

Artikel 25, lid 2, tweede alinea

Artikel 56, lid 2, tweede alinea

Artikel 25, lid 3

Artikel 56, lid 3

Artikel 26

Artikel 57

Artikel 58 tot en met 67

Artikel 27, lid 1, aanhef

Artikel 68, lid 1, aanhef

Artikel 27, lid 1, eerste alinea

Artikel 27, lid 1, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 68, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 27, lid 2, aanhef

Artikel 68, lid 2, aanhef

Artikel 27, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 68, lid 2, onder a) en b)

Artikel 28, leden 1 en 2

Artikel 69, leden 1 en 2

Artikel 28, leden 3 en 4

Artikel 28, leden 5 en 6

Artikel 69, leden 3 en 4

Artikel 29

Artikel 71

Artikel 30

Artikel 72

Artikel 31

Artikel 73

Artikel 32

Artikel 74

Artikel 33, lid 1, eerste alinea

Artikel 33, lid 1, tweede alinea

Artikel 75, lid 1

Artikel 33, lid 2

Artikel 75, lid 1

Artikel 33, lid 3

Artikel 75, lid 3

Artikel 75, lid 4

Artikel 34

Artikel 76

Artikel 35

Artikel 77

Artikel 78 tot en met 82

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, laatste woorden

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 36, lid 1, tweede alinea

Artikel 83, lid 1, tweede alinea

Artikel 36, lid 2

Artikel 83, lid 2

Artikel 37

Artikel 84

Artikel 38

Artikel 85

Artikel 39

Artikel 86

Artikel 40

Artikel 87

Artikel 41, lid 1, aanhef

Artikel 88, lid 1, aanhef

Artikel 41, lid 1, eerste en tweede streepje

Artikel 88, lid 1, onder a) en b)

Artikel 41, lid 1, laatste zin

Artikel 88, lid 1, aanhef

Artikel 41, lid 2

Artikel 88, lid 2

Artikel 42, aanhef

Artikel 89, aanhef

Artikel 42, eerste en tweede streepje

Artikel 89, onder a) en b)

Artikel 42, laatste zin

Artikel 89, aanhef

Artikel 43

Artikel 90

Artikel 44, lid 1 tot en met 3

Artikel 91, lid 1 tot en met 4

Artikel 45

Artikel 92

Artikel 46, eerste alinea, aanhef

Artikel 93, lid 1, eerste alinea

Artikel 93, lid 1, tweede alinea

Artikel 46, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 46, eerste alinea, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 93, lid 2, onder a)

Artikel 46, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 46, tweede alinea

Artikel 93, lid 2, onder b)

Artikel 93, lid 3 tot en met 8

Artikel 47

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 48

Artikel 96

Artikel 49, lid 1 tot en met 3

Artikel 97, lid 1 tot en met 3

Artikel 49, lid 4

Artikel 98 tot en met 100

Artikel 50, lid 1

Artikel 101, lid 1

Artikel 101, lid 2 tot en met 9

Artikel 50, lid 2 tot en met 4

Artikel 102, lid 1 tot en met 3

Artikel 50, lid 5, aanhef

Artikel 102, lid 4, aanhef

Artikel 50, lid 5, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 102, lid 4, onder a), b), c) en d)

Artikel 50, lid 6, aanhef, onder a) en b),

Artikel 102, lid 5, eerste alinea, aanhef

Artikel 50, lid 6, onder b), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 102, lid 5, eerste alinea,onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 6, onder b), laatste zin

Artikel 102, lid 5, tweede en derde alinea

Artikel 50, lid 7, eerste alinea, aanhef

Artikel 103, lid 1, aanhef

Artikel 50, lid 7, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 103, lid 1, onder a) en b)

Artikel 50, lid 7, tweede alinea, aanhef

Artikel 103, lid 2, aanhef

Artikel 50, lid 7, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 103, lid 2, onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 7, derde alinea

Artikel 103, lid 3

Artikel 50, lid 8, eerste alinea

Artikel 103, lid 4

Artikel 50, lid 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 103, lid 5, eerste alinea, aanhef

Artikel 50, lid 8, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 103, lid 5, eerste alinea, onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 8, derde alinea

Artikel 103, lid 6

Artikel 50, lid 8, vierde alinea

Artikel 103, lid 6, tweede alinea

Artikel 50, lid 8, vijfde alinea

Artikel 103, lid 7

Artikel 50, lid 8, zesde alinea

Artikel 50, lid 9 tot en met 11

Artikel 104, lid 1 tot en met 3

Artikel 105

Artikel 50 bis, lid 1, aanhef

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 50 bis, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 50 bis, lid 1, onder a), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c)

Artikel 50 bis, lid 1, onder b)

Artikel 106, lid 1, tweede alinea

Artikel 50 bis, lid 2

Artikel 106, lid 2

Artikel 51, lid 1 en 2

Artikel 107, leden 1 en 2

Artikel 107, lid 3

Artikel 52, lid 1

Artikel 108, lid 1, eerste alinea

Artikel 52, lid 2

Artikel 108, lid 1, tweede alinea

Artikel 52, lid 3

Artikel 108, lid 2

Artikel 108, lid 3 tot en met 6

Artikel 52 bis

Artikel 109, lid 1 en 2

Artikel 109, leden 3 en 4

Artikel 52 ter, lid 1

Artikel 110, lid 1

Artikel 52 ter, lid 2

Artikel 52 ter, lid 3

Artikel 110, lid 2

Artikel 53 bis

Artikel 111

Artikel 53 ter, lid 1

Artikel 112, lid 1

Artikel 53 ter, lid 2

Artikel 112, lid 2

Artikel 112, lid 3

Artikel 54

Artikel 113, lid 1

Artikel 55

Artikel 113, lid 2

Artikel 56, lid 1

Artikel 113, lid 3

Artikel 56, lid 2

Artikel 57

Artikel 114

Artikel 58

Artikel 116, lid 2

Artikel 115

Artikel 116, lid 1

Artikel 117 tot en met 118

Artikel 59

Artikel 119

Bijlage I, schema A en B

Bijlage I, schema A en B

Bijlage I, schema C

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV



( 1 )  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

( 2 ) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

( 3 )  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

( 4 )  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

( 5 ) Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).

( 6 )  PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22.

( 7 ) Aanbeveling 2009/384/EG van de Commissie van 30 april 2009 over het beloningsbeleid in de financiële sector (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 22).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

( 9 ) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

( 10 ) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

( 11 ) Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26).

( 12 ) Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

( 13 ) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

( 14 )  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

( 15 )  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

( 16 ) Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen raamwerkkader voor gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 35.

( 17 )  PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1.

( 18 )  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

( 19 ) Richtlijn (EU) 29 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 29).

( 20 ) Verordening (EU) 2023/2859 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot oprichting van een Europees centraal toegangspunt dat gecentraliseerde toegang biedt tot voor financiële diensten, kapitaalmarkten en duurzaamheid relevante publiek beschikbare informatie (PB L, 2023/2859, 20.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2859/oj).

( 21 ) Verordening (EU) 2019/1156 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het faciliteren van de grensoverschrijdende distributie van instellingen voor collectieve belegging en houdende wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 345/2013, (EU) nr. 346/2013 en (EU) nr. 1286/2014 (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 55).

( 22 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

( 23 ) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

( 24 )  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

( 25 )  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.

( 26 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

( 27 ) Besluit 2001/528/EG van de Commissie van 6 juni 2001 tot instelling van het Europees Comité voor het effectenbedrijf (PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45).