02008L0119 — NL — 14.12.2019 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2008/119/EG VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren

(Gecodificeerde versie)

(PB L 010 van 15.1.2009, blz. 7)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2017/625 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 maart 2017

  L 95

1

7.4.2017


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 010, 16.1.2015, blz.  46 (2008/119/EG)

►C2

Rectificatie, PB L 137, 24.5.2017, blz.  40 (2017/625)




▼B

RICHTLIJN 2008/119/EG VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren

(Gecodificeerde versie)



Artikel 1

In deze richtlijn worden de minimumnormen vastgesteld ter bescherming van kalveren die voor de fokkerij of mesterij opgesloten worden gehouden.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. „kalf”: een rund van ten hoogste zes maanden;

▼M1

2. „bevoegde autoriteiten”: bevoegde autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 3, van Verordening ►C2  (EU) 2017/625 ◄ van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

▼B

Artikel 3

1.  Met ingang van 1 januari 1998 gelden de volgende voorschriften voor alle nieuw gebouwde of verbouwde bedrijven en voor alle bedrijven die na die datum in gebruik worden genomen:

a) kalveren van meer dan acht weken mogen niet in een individueel hok worden opgesloten, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat het dier in verband met zijn gezondheid of zijn gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld. De breedte van elk individueel hok moet ten minste gelijk zijn aan de schofthoogte van het kalf, gemeten terwijl het dier rechtop staat, en de lengte moet ten minste gelijk zijn aan de lengte van het kalf, gemeten van de neuspunt tot aan de achterkant van de zitbeenknobbel (tuber ischii) en vermenigvuldigd met 1,1.

Een individueel hok voor kalveren (behalve de hokken voor het isoleren van zieke dieren) mag niet voorzien zijn van muren, maar moet bestaan uit open afscheidingen die een direct visueel en lichamelijk contact tussen de kalveren mogelijk maken;

b) in groepen gehouden kalveren moeten elk over een vrije ruimte kunnen beschikken die ten minste gelijk is aan 1,5 m2 voor kalveren met een levend gewicht van minder dan 150 kg, 1,7 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 150 kg of meer, maar minder dan 220 kg, en 1,8 m2 voor kalveren met een levend gewicht van 220 kg of meer.

De bepalingen van de eerste alinea zijn echter niet van toepassing op:

a) bedrijven met minder dan zes kalveren;

b) kalveren die door hun moeder gezoogd worden.

2.  Vanaf 31 december 2006 gelden de bepalingen van lid 1 voor alle bedrijven.

Artikel 4

De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden voor de kalverhouderij in overeenstemming zijn met de algemene bepalingen van bijlage I.

Artikel 5

De algemene voorschriften van bijlage I kunnen volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde procedure worden gewijzigd om rekening te houden met de wetenschappelijke vooruitgang.

Artikel 6

Uiterlijk op 1 januari 2006 legt de Commissie, in het licht van een advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, aan de Raad een verslag voor over het/de intensieve veehouderijsysteem/-systemen die vanuit pathologisch, zoötechnisch, fysiologisch en gedragswetenschappelijk oogpunt voldoen aan de eisen inzake het welzijn van kalveren, alsmede over de sociaaleconomische implicaties van de verschillende systemen, vergezeld van passende voorstellen waarin met de conclusies van dat verslag rekening wordt gehouden.

Artikel 7

▼M1 —————

▼M1

3.  De lidstaten dienen jaarlijks uiterlijk op 31 augustus een jaarverslag bij de Commissie in over de inspecties die de bevoegde autoriteit in het voorgaande jaar heeft verricht om de naleving van deze richtlijn te controleren. Het verslag gaat vergezeld van een analyse van de ernstigste geconstateerde inbreuken en een nationaal actieplan ter preventie en vermindering ervan gedurende de komende jaren. De Commissie verstrekt de lidstaten samenvattingen van die verslagen.

▼B

Artikel 8

Om in de Gemeenschap te mogen worden ingevoerd, moeten dieren uit derde landen vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteit van dat land afgegeven certificaat waaruit blijkt dat zij een behandeling hebben ondergaan die ten minste gelijkwaardig is aan de behandeling waarop dieren van communautaire oorsprong op grond van deze richtlijn recht hebben.

▼M1 —————

▼B

Artikel 10

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, ingesteld bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden ( 2 ).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 11

Voor wat de bescherming van kalveren betreft, kunnen de lidstaten met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag op hun grondgebied bepalingen handhaven of toepassen welke strenger zijn dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld. Zij stellen de Commissie van hiertoe strekkende maatregelen in kennis.

Artikel 12

Richtlijn 91/629/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 13

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

1. De voor de bouw van de stallen en met name voor de boxen en de uitrusting gebruikte materialen, waarmee de kalveren in aanraking kunnen komen, mogen niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig kunnen worden gereinigd en ontsmet.

2. Zolang er geen communautaire voorschriften ter zake zijn vastgesteld, moeten de elektrische leidingen en apparatuur geïnstalleerd worden overeenkomstig de vigerende nationale voorschriften teneinde elektrische schokken te vermijden.

3. Door middel van isolatie, verwarming en ventilatie van het gebouw moet ervoor worden gezorgd dat de luchtcirculatie, het stofgehalte van de lucht, de temperatuur, de relatieve luchtvochtigheid en de gasconcentraties binnen zodanige grenzen worden gehouden dat zij niet schadelijk zijn voor de kalveren.

4. Alle automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de kalveren, moet ten minste eenmaal per dag worden geïnspecteerd. Defecten moeten onmiddellijk worden hersteld en indien dat niet mogelijk is, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de gezondheid en het welzijn van de kalveren te beschermen totdat het defect is hersteld, met name door de toepassing van andere voeder-methoden en het handhaven van een acceptabel leefklimaat.

Bij gebruik van kunstmatige ventilatie moet voor een noodvoorziening worden gezorgd, zodat er, wanneer het systeem uitvalt, toch voldoende verse lucht wordt aangevoerd om de gezondheid en het welzijn van de kalveren veilig te stellen en moet er een alarmsysteem aanwezig zijn om de veehouder te waarschuwen wanneer het systeem uitvalt. Het alarmsysteem dient regelmatig te worden getest.

5. De kalveren mogen niet permanent in het duister worden gehouden. In verband met hun fysiologische en met hun gedrag samenhangende behoeften moet er derhalve afhankelijk van de verschillende klimatologische omstandigheden in de lidstaten gezorgd worden voor passend dag- of kunstlicht dat, wanneer het kunstlicht betreft, ten minste gelijkwaardig moet zijn aan de duur van het daglicht dat normaal tussen 9.00 uur en 17.00 uur beschikbaar is. Bovendien moet er passende (vaste of verplaatsbare) verlichting van voldoende sterkte zijn om de kalveren te allen tijde te kunnen inspecteren.

6. Op stal gehouden kalveren moeten ten minste tweemaal per dag en in de open lucht gehouden kalveren moeten ten minste eenmaal per dag door de eigenaar of de voor de dieren verantwoordelijke persoon worden geïnspecteerd. Kalveren die ziek of gewond lijken, moeten onmiddellijk de nodige verzorging krijgen en voor elk dier dat niet op de verzorging door de veehouder reageert, moet zo spoedig mogelijk een dierenarts worden geraadpleegd. Zieke en gewonde kalveren moeten indien nodig worden geïsoleerd in adequate lokalen met droog en comfortabel strooisel.

7. De stallen voor kalveren moeten zo zijn gebouwd dat elk kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich likken.

▼C1

8. Kalveren mogen niet worden aangebonden, met uitzondering van kalveren in groepshokken die voor ten hoogste één uur mogen worden aangebonden tijdens het voederen van melk of een melkvervangend preparaat. Wanneer de kalveren worden aangebonden, mogen de daarbij gebruikte verbindingsmiddelen geen verwondingen veroorzaken en moeten deze verbindingsmiddelen regelmatig worden geïnspecteerd en eventueel bijgesteld zodat zij gemakkelijk zitten. Elk verbindingsmiddel moet zo zijn ontworpen dat de kans op wurging en verwonding wordt vermeden en dat het kalf zich kan bewegen als aangegeven in punt 7.

▼B

9. Lokalen, hokken, uitrusting en gereedschap voor kalveren moeten op passende wijze worden gereinigd en ontsmet teneinde kruiscontaminatie en het voorkomen van ziekteverwekkers te voorkomen. Uitwerpselen, urine en niet opgegeten of gemorst voeder moeten zo vaak mogelijk worden verwijderd om de reuk zo gering mogelijk te houden en geen vliegen en knaagdieren aan te trekken.

10. De vloeren moeten stroef zijn, maar zonder scherpe uitsteeksels, om te voorkomen dat de kalveren zich verwonden en moeten zo zijn ontworpen dat zij bij de kalveren die erop staan of liggen geen verwondingen of pijn veroorzaken. De vloeren moeten zijn aangepast aan het gewicht en de grootte van de kalveren en moeten een stevige, vlakke en stabiele oppervlakte vormen. De ligruimte moet comfortabel en zindelijk zijn, over een behoorlijke afvoer beschikken en mag niet schadelijk zijn voor de kalveren. Voor alle kalveren jonger dan twee weken moet adequaat strooisel worden gebruikt.

11. Alle kalveren moeten kunnen beschikken over voeder dat is afgestemd op hun leeftijd en gewicht en dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften, teneinde een goede gezondheid en het welzijn van de kalveren te bevorderen. Daartoe moet het voer van de kalveren voldoende ijzer bevatten om een gemiddeld hemoglobinegehalte van ten minste 4,5 mmol/l te bereiken en moeten kalveren van meer dan twee weken een bepaalde minimumhoeveelheid vezelhoudend voeder per dag krijgen en moet die hoeveelheid voor kalveren van 8 tot 20 weken worden verhoogd van 50 tot 250 g per dag. Kalveren mogen niet worden gemuilkorfd.

12. Alle kalveren moeten ten minste tweemaal per dag worden gevoederd. Kalveren in groepshokken, die niet ad libitum of via een automatisch voedersysteem worden gevoederd, moeten allemaal tegelijk kunnen eten.

13. Kalveren van meer dan twee weken oud moeten over voldoende vers water van passende kwaliteit kunnen beschikken of hun dorst met andere vloeistoffen kunnen lessen. Bij warm weer en voor zieke kalveren moet echter altijd vers drinkwater beschikbaar zijn.

14. Voeder- en drinkinstallaties moeten zo zijn ontworpen, gebouwd, geplaatst en onderhouden dat gevaar voor verontreiniging van het voor de kalveren bestemde voeder en water wordt beperkt.

15. Alle kalveren moeten zo spoedig mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen zes uur koebiest krijgen.




BIJLAGE II

DEEL A



Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 12)

Richtlijn 91/629/EEG van de Raad

(PB L 340 van 11.12.1991, blz. 28)

 

Richtlijn 97/2/EG van de Raad

(PB L 25 van 28.1.1997, blz. 24)

 

Beschikking 97/182/EG van de Commissie

(PB L 76 van 18.3.1997, blz. 30)

 

Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

uitsluitend bijlage III, punt 25

DEEL B



Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 12)

Richtlijn

Omzettingstermijn

91/629/EEG

1 januari 1994

97/2/EG

31 december 1997




BIJLAGE III



CONCORDANTIE TABEL

Richtlijn 91/629/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikelen 1 en 2

Artikelen 1 en 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3, eerste alinea

Artikel 3, lid 1, eerste alinea

Artikel 3, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 3, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 3, lid 3, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 3, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 3, lid 3, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 3, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 3, lid 3, derde alinea

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 4

Artikelen 5 tot en met 10

Artikelen 5 tot en met 10

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 12

Artikel 14

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III



( 1 ) Verordening ►C2  (EU) 2017/625 ◄ van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) ( ►C2  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1 ◄ ).

( 2 ) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.