02007R0861 — NL — 14.07.2017 — 003.004


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) nr. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2007

tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen

(PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

VERORDENING (EU) Nr. 517/2013 VAN DE RAAD van 13 mei 2013

  L 158

1

10.6.2013

►M2

VERORDENING (EU) 2015/2421 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2015

  L 341

1

24.12.2015

►M3

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/1259 VAN DE COMMISSIE van 19 juni 2017

  L 182

1

13.7.2017


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 141, 5.6.2015, blz.  118 (nr. 861/2007)

►C2

Rectificatie, PB L 069, 13.3.2018, blz.  63 (2017/1259)




▼B

VERORDENING (EG) nr. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2007

tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen



HOOFDSTUK I

DOEL EN WERKINGSSFEER

Artikel 1

Onderwerp

De verordening stelt een Europese procedure voor geringe vorderingen in (hierna „Europese procedure voor geringe vorderingen” genoemd), die beoogt de procesvoering betreffende geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen en de kosten ervan te verminderen. De Europese procedure voor geringe vorderingen is voor de partijen beschikbaar als alternatief voor de bestaande procedures krachtens het recht van de lidstaten.

Ook elimineert deze verordening de intermediaire procedures die nodig zijn voor de erkenning en tenuitvoerlegging in andere lidstaten van in een lidstaat gegeven beslissingen in de Europese procedure voor geringe vorderingen.

▼M2

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is, in grensoverschrijdende zaken als gedefinieerd in artikel 3, van toepassing in burgerlijke en handelszaken ongeacht de aard van het gerecht, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan 5 000  EUR. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken, of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen of omissies bij de uitoefening van het staatsgezag (acta jure imperii).

2.  Deze verordening is niet van toepassing op zaken met betrekking tot:

a) de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen;

b) het huwelijksvermogensrecht of het vermogensrecht ter zake van relatievormen waaraan volgens het hierop toepasselijke recht gevolgen worden verbonden die vergelijkbaar zijn met die van het huwelijk;

c) onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap;

d) testamenten en erfenissen, met inbegrip van onderhoudsverplichtingen die ontstaan als gevolg van overlijden;

e) het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;

f) de sociale zekerheid;

g) arbitrage;

h) arbeidsrecht;

i) huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende zaken, met uitzondering van vorderingen van geldelijke aard, of

j) inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van laster.

▼B

Artikel 3

Grensoverschrijdende zaken

1.  In deze verordening wordt onder grensoverschrijdende zaak verstaan, een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.

▼M2

2.  De woonplaats wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 62 en 63 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

3.  De datum waarop het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen, is het relevante tijdstip om te bepalen of een zaak een grensoverschrijdende zaak is.

▼B



HOOFDSTUK II

DE EUROPESE PROCEDURE VOOR GERINGE VORDERINGEN

Artikel 4

Rechtsingang

1.  De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaard vorderingsformulier A van bijlage I invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of elektronische post, dat aanvaard wordt door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.

2.  De lidstaten delen de Commissie mede welke communicatiemiddelen zij aanvaarden. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.

3.  Indien de vordering buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt, stelt het gerecht de eiser hiervan in kennis. Tenzij de eiser de vordering intrekt, wordt deze door het gerecht behandeld overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.

4.  Indien het gerecht de door de eiser verstrekte gegevens ontoereikend of onvoldoende duidelijk acht of indien het vorderingsformulier niet naar behoren is ingevuld, biedt het de eiser de mogelijkheid om binnen een door hem bepaalde termijn het vorderingsformulier aan te vullen of te corrigeren of bepaalde aanvullende gegevens of stukken te verstrekken, dan wel zijn vordering in te trekken, tenzij de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt. Het gerecht gebruikt daartoe standaardformulier B van bijlage II.

Indien de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt of indien de eiser verzuimt het vorderingsformulier binnen de vastgestelde termijn aan te vullen of te corrigeren, wordt het verzoek afgewezen. ►M2  Het gerecht stelt de eiser van die afwijzing in kennis en deelt mee of er tegen deze afwijzing rechtsmiddelen openstaan. ◄

▼M2

5.  De lidstaten zorgen ervoor dat het standaardvorderingsformulier A beschikbaar is bij ieder gerecht waarbij de Europese procedure voor geringe vorderingen kan worden ingeleid, en dat het toegankelijk is via de relevante nationale websites.

▼B

Artikel 5

Verloop van de procedure

▼M2

1.  De Europese procedure voor geringe vorderingen is een schriftelijke procedure.

1 bis.  Het gerecht houdt uitsluitend een mondelinge behandeling indien het van oordeel is dat er geen uitspraak kan worden gedaan op basis van het schriftelijk bewijs of indien een partij daarom verzoekt. Het gerecht kan een dergelijk verzoek weigeren indien het, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt. De redenen voor afwijzing van het verzoek worden schriftelijk gegeven. Tegen de weigering kan geen rechtsmiddel worden aangewend zonder betwisting van de beslissing zelf.

▼B

2.  Na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier vult het gerecht deel I van het standaard antwoordformulier C van bijlage III in.

Een afschrift van het vorderingsformulier en, in voorkomend geval, van de ter staving dienende stukken, wordt tezamen met het aldus ingevulde antwoordformulier overeenkomstig artikel 13 aan de verweerder betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier verzonden.

3.  De verweerder antwoordt binnen 30 dagen na de betekening of kennisgeving van het vorderingsformulier en het antwoordformulier door deel II van standaard antwoordformulier C in te vullen en dit, waar nodig vergezeld van de ter staving dienende stukken, terug te zenden naar het gerecht, of door op een andere passende wijze te antwoorden zonder gebruik te maken van het antwoordformulier.

4.  Binnen veertien dagen na ontvangst van het antwoord van de verweerder zendt het gerecht een afschrift hiervan, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, aan de eiser.

5.  Indien de verweerder in zijn antwoord stelt dat de waarde van een niet-geldelijke vordering hoger is dan het in artikel 2, lid 1, vermelde maximum, besluit het gerecht binnen 30 dagen nadat aan de eiser het antwoord is toegezonden of de vordering binnen de werkingssfeer van deze verordening valt. Deze beslissing kan niet afzonderlijk worden betwist.

6.  Een eventuele tegenvordering, in te dienen door gebruik te maken van standaardformulier A, wordt, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, overeenkomstig artikel 13 aan de eiser betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst verzonden.

De eiser beschikt over een termijn van 30 dagen na de betekening of kennisgeving om op de tegenvordering te reageren.

7.  Indien de tegenvordering het in artikel 2, lid 1, genoemde bedrag overschrijdt, worden de vordering en de tegenvordering niet behandeld volgens de Europese procedure voor geringe vorderingen, maar overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.

Artikel 2, artikel 4, en de leden 3, 4, en 5, van onderhavig artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op de tegenvordering.

Artikel 6

Talen

1.  Het vorderingsformulier, het antwoord, de tegenvordering, het eventuele antwoord daarop en de beschrijving van de ter staving dienende stukken worden ingediend in de taal of een van de talen van het gerecht.

2.  Indien het gerecht enig ander stuk ontvangt dat niet in de taal is gesteld waarin de procedure wordt gevoerd, kan het gerecht een vertaling van deze stukken slechts verlangen indien de vertaling noodzakelijk blijkt voor het geven van de beslissing.

3.  Indien een partij heeft geweigerd een stuk te aanvaarden omdat het niet in een van de volgende talen is gesteld:

a) de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er in de aangezochte lidstaat verscheidene officiële talen zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht of waar het stuk naartoe moet worden gezonden; dan wel

b) een taal die de geadresseerde begrijpt,

stelt het gerecht de andere partij daarvan in kennis, zodat deze een vertaling van het stuk kan verstrekken.

Artikel 7

Beëindiging van de procedure

1.  Binnen 30 dagen na ontvangst van het antwoord dat de verweerder of de eiser binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn indient, geeft het gerecht een beslissing of,

a) verzoekt het de partijen nadere gegevens over de vordering te verstrekken binnen een wel bepaalde termijn van ten hoogste 30 dagen,

b) geeft het aan welk bewijs het verlangt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, of

c) roept het de partijen op voor een mondelinge behandeling, die binnen 30 dagen na de oproeping wordt gehouden.

2.  Het gerecht geeft de beslissing binnen 30 dagen na een mondelinge behandeling of na ontvangst van alle informatie die het nodig heeft om een beslissing te geven. De beslissing wordt overeenkomstig artikel 13 aan de partijen betekend of ter kennis gebracht.

3.  Indien het gerecht niet binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn een antwoord van de betrokken partij heeft ontvangen, geeft het een beslissing over de vordering of de tegenvordering.

▼M2

Artikel 8

Mondelinge behandeling

1.  Wanneer een mondelinge behandeling overeenkomstig artikel 5, lid 1 bis, nodig wordt geacht, wordt daarvoor gebruikgemaakt van elke passende technologie voor communicatie op afstand, zoals videoconferentie of teleconferentie, die het gerecht ter beschikking staat, tenzij het gebruik van deze technologie, wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, niet passend is met het oog op een eerlijke rechtspleging.

Als de te horen persoon zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht, wordt de aanwezigheid van die persoon bij een mondelinge behandeling via videoconferentie, teleconferentie of een andere passende technologie voor communicatie op afstand georganiseerd door gebruik te maken van de procedures van Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad ( 2 ).

2.  Elke partij die wordt opgeroepen om in persoon een mondelinge behandeling bij te wonen, kan om het gebruik van technologie voor communicatie op afstand verzoeken, mits dergelijke technologie de rechtbank ter beschikking staat, op grond van het feit dat de regelingen om in persoon aanwezig te zijn, in het bijzonder wat betreft de eventueel door die partij te maken kosten, niet in verhouding staan tot de vordering.

3.  Elke partij die wordt opgeroepen om met behulp van technologie voor communicatie op afstand een mondelinge behandeling bij te wonen, kan verzoeken in persoon bij die behandeling aanwezig te mogen zijn. Aan de hand van het standaardvorderingsformulier A en het standaardantwoordformulier C, die zijn opgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure, wordt de partijen ter kennis gebracht dat de terugvordering van eventuele kosten die door een partij zijn gemaakt ten gevolge van haar verzoek om de mondelinge behandeling in persoon bij te wonen, onderworpen is aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 16.

4.  Tegen de beslissing van het gerecht over een verzoek bepaald in de leden 2 en 3, kan geen rechtsmiddel worden aangewend zonder betwisting van de beslissing zelf.

Artikel 9

Bewijsverkrijging

1.  Het gerecht bepaalt met welke middelen het bewijs wordt verkregen en welk bewijs het overeenkomstig de voorschriften inzake de toelaatbaarheid van bewijs nodig heeft om een uitspraak te kunnen doen. Het kiest de eenvoudigste en minst bezwarende wijze van bewijsverkrijging.

2.  Het gerecht kan bewijsverkrijging door middel van een schriftelijke verklaring van getuigen, deskundigen of partijen toelaten.

3.  Wanneer de bewijsverkrijging met zich meebrengt dat een persoon wordt gehoord, verloopt deze mondelinge behandeling volgens de in artikel 8 opgenomen voorwaarden.

4.  Het gerecht kan een deskundigenonderzoek of een mondelinge getuigenis slechts gelasten indien het niet mogelijk is uitspraak te doen op basis van ander bewijs.

▼B

Artikel 10

Vertegenwoordiging van partijen

De partijen zijn niet verplicht zich door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar te laten vertegenwoordigen.

▼M2

Artikel 11

Bijstand aan de partijen

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat het voor de partijen bij het invullen van de formulieren mogelijk is om zowel praktische bijstand als algemene informatie over het toepassingsgebied van de Europese procedure voor geringe vorderingen te verkrijgen, naast algemene informatie over welke gerechten in de betrokken lidstaat bevoegd zijn uitspraak te doen in een Europese procedure voor geringe vorderingen. Die bijstand wordt kosteloos verleend. Niets in dit lid verplicht de lidstaten tot verlening van rechtsbijstand of juridisch advies in de vorm van een juridische beoordeling van een specifieke zaak.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over de autoriteiten en organisaties die bevoegd zijn overeenkomstig lid 1 bijstand te verlenen, beschikbaar is bij elk gerecht waarbij de Europese procedure voor geringe vorderingen kan worden ingeleid, en toegankelijk is via de relevante nationale websites.

▼B

Artikel 12

Taak van het gerecht

1.  Het gerecht verlangt niet van de partijen dat zij de vordering juridisch beoordelen.

2.  Indien nodig worden de partijen door het gerecht over procedurekwesties geïnformeerd.

3.  Voor zover dit zinvol is, tracht het gerecht een schikking tussen de partijen te bewerkstelligen.

▼M2

Artikel 13

Betekening of kennisgeving van stukken en andere schriftelijke mededelingen

1.  De betekening of kennisgeving van de in artikel 5, leden 2 en 6, vermelde stukken en van overeenkomstig artikel 7 gegeven beslissingen geschiedt:

a) per post, of

b) met elektronische middelen:

i) indien deze middelen technisch beschikbaar zijn en toelaatbaar overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaat waar de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt gevoerd, en, indien de partij waaraan de betekening of kennisgeving moet geschieden haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft, overeenkomstig de procedurevoorschriften van die lidstaat, en

ii) indien de partij waaraan de betekening of kennisgeving moet geschieden, van tevoren uitdrukkelijk met betekening of kennisgeving van stukken met elektronische middelen heeft ingestemd, of krachtens de procedurevoorschriften van de lidstaat waar die partij haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft, wettelijk verplicht is die specifieke wijze van betekening of kennisgeving te aanvaarden.

De betekening of kennisgeving van stukken geschiedt met bericht van ontvangst met vermelding van de datum van ontvangst.

2.  Alle niet in lid 1 bedoelde schriftelijke communicatie tussen het gerecht en de partijen of andere bij de procedure betrokken personen wordt met elektronische middelen verricht met een bericht van ontvangst indien deze middelen technisch beschikbaar zijn en toelaatbaar overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaat waar de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt gevoerd, op voorwaarde dat de partij of persoon deze communicatiemiddelen vooraf heeft aanvaard, of overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaat waar die partij of persoon haar of zijn woonplaats of haar of zijn gewone verblijfplaats heeft, wettelijk verplicht is deze communicatiemiddelen te aanvaarden.

3.  Naast elk ander overeenkomstig de procedurevoorschriften van de lidstaten beschikbaar middel voor het kenbaar maken van de krachtens de leden 1 en 2 vereiste voorafgaande aanvaarding van het gebruik van elektronische middelen, kunnen ook het standaardvorderingsformulier A en het standaardantwoordformulier C worden gebruikt om die aanvaarding kenbaar te maken.

4.  Indien de betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is, kan zij geschieden op een van de wijzen waarin artikel 13 of 14 van Verordening (EG) nr. 1896/2006 voorziet.

Indien mededeling overeenkomstig lid 2 niet mogelijk is, of, wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, niet geschikt is, kan gebruik worden gemaakt van alle andere communicatiemiddelen die toelaatbaar zijn uit hoofde van het recht van de lidstaat waar de Europese procedure voor geringe vorderingen wordt gevoerd.

▼B

Artikel 14

Termijnen

1.  Wanneer door het gerecht een termijn wordt gesteld, dient de desbetreffende partij op de hoogte gesteld te worden van de gevolgen van het niet in acht nemen van deze termijn.

2.  Het gerecht kan in uitzonderlijke omstandigheden de in artikel 4, lid 4, artikel 5, leden 3 en 6, en artikel 7, lid 1, bepaalde termijnen verlengen, indien dit nodig is om de rechten van de partijen te waarborgen.

3.  Indien het gerecht zich in uitzonderlijke omstandigheden niet aan de termijnen van artikel 5, leden 2 tot en met 6, en artikel 7, kan houden, neemt het zo snel mogelijk de bij die bepalingen voorgeschreven maatregelen.

Artikel 15

Uitvoerbaarheid van de beslissing

1.  De beslissing is uitvoerbaar, niettegenstaande mogelijk beroep. Er behoeft geen zekerheid te worden gesteld.

2.  Artikel 23 is ook van toepassing indien de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd in de lidstaat waar de beslissing is gegeven.

▼M2

Artikel 15 bis

Gerechtskosten en wijzen van betaling

1.  De in een lidstaat aangerekende gerechtskosten voor de Europese procedure voor geringe vorderingen staan niet in wanverhouding tot de vordering en zijn niet hoger dan de gerechtskosten die worden aangerekend voor nationale vereenvoudigde procedures in die lidstaat.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen de gerechtskosten via methoden voor betaling op afstand kunnen betalen, zodat de partijen de betaling ook kunnen verrichten vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het gerecht is gevestigd, en bieden hiertoe ten minste een van de volgende betaalwijzen aan:

a) bankoverschrijving;

b) betaling met credit- of debetkaart, of

c) automatische afschrijving (domiciliëring) van de bankrekening van de eiser.

▼B

Artikel 16

Kosten

De in het ongelijk gestelde partij wordt in de proceskosten veroordeeld. Het gerecht wijst de in het gelijk gestelde partij echter geen vergoeding toe voor kosten die onnodig zijn gemaakt of die niet in verhouding staan tot de vordering.

Artikel 17

Beroep

1.  De lidstaten delen de Commissie mee of krachtens hun procesrecht beroep kan worden ingesteld tegen een in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing en binnen welke termijn een dergelijk beroep moet worden ingesteld. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.

▼M2

2.  De artikelen 15 bis en 16 zijn van toepassing op een beroepsprocedure.

Artikel 18

Heroverweging van de beslissing in uitzonderlijke gevallen

1.  Een verweerder die niet is verschenen, kan het bevoegde gerecht in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, om heroverweging van de in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing verzoeken indien:

a) het vorderingsformulier niet tijdig aan hem is betekend of ter kennis is gebracht, of, in geval van een mondelinge behandeling, hij niet tijdig voor die mondelinge behandeling is opgeroepen, en op zodanige wijze dat hij zijn verweer niet kan regelen, of

b) de verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden buiten zijn schuld,

tenzij de verweerder geen rechtsmiddel tegen de beslissing heeft aangewend toen hij dit kon doen.

2.  De termijn om een heroverweging te vragen is 30 dagen. De termijn gaat in op de dag waarop de verweerder daadwerkelijk kennis heeft gekregen van de inhoud van de beslissing en in staat was om op te treden, maar niet later dan de dag van de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel waardoor hij de beschikking over zijn goederen geheel of gedeeltelijk verliest. De termijn mag niet worden verlengd.

3.  Indien het gerecht het in lid 1 bedoelde verzoek tot heroverweging afwijst omdat geen van de aldaar genoemde gronden voor heroverweging van toepassing is, blijft de beslissing van kracht.

Indien het gerecht besluit dat heroverweging om een van de in lid 1 bepaalde gronden gerechtvaardigd is, is de in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing nietig. De eiser verliest echter geen voordelen van enige stuiting van de verjarings- of vervaltermijnen ingeval stuiting op grond van het nationaal recht van toepassing is.

▼B

Artikel 19

Toepasselijk procesrecht

Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt de Europese procedure voor geringe vorderingen beheerst door het procesrecht van de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.



HOOFDSTUK III

ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING IN EEN ANDERE LIDSTAAT

Artikel 20

Erkenning en tenuitvoerlegging

1.  De in de Europese procedure voor geringe vorderingen in een lidstaat gegeven beslissing wordt in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring nodig is, en zonder de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning openstaat.

▼M2

2.  Op verzoek van een partij verstrekt het gerecht een certificaat betreffende een in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing zonder extra kosten door gebruik te maken van het standaardformulier D van bijlage IV. Het gerecht verstrekt die partij desgevraagd het certificaat in een andere officiële taal van de instellingen van de Unie en maakt daarbij gebruik van het meertalig dynamisch standaardformulier dat op het Europees e-justitieportaal beschikbaar is. Niets in deze verordening verplicht het gerecht tot verstrekking van een vertaling en/of transliteratie van de tekst in de vrije tekstvelden van dat certificaat.

▼B

Artikel 21

Tenuitvoerleggingsprocedure

1.  Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

De beslissing die in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, wordt onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.

2.  De partij die om de tenuitvoerlegging van een beslissing verzoekt, legt het volgende over:

a) een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden om de echtheid ervan te kunnen vaststellen, en

▼M2

b) het in artikel 20, lid 2, bedoelde certificaat en, indien nodig, een vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging, of indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een van de officiële rechtstalen van de plaats van tenuitvoerlegging overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft verklaard te aanvaarden.

▼B

3.  Voor de tenuitvoerlegging van de beslissing die in de Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan van de partij die om de tenuitvoerlegging verzoekt, niet worden verlangd dat zij in de lidstaat van tenuitvoerlegging beschikt over:

a) een gemachtigd vertegenwoordiger, of

b) een postadres

anders dan bij de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerleggingsprocedure.

4.  Van de partij die in een lidstaat om de tenuitvoerlegging verzoekt van de beslissing welke in een andere lidstaat in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, worden gevraagd op grond van het feit dat zij onderdaan van een derde land is of haar woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

▼M2

Artikel 21 bis

Taal van het certificaat

1.  Elke lidstaat kan aangeven welke officiële talen van de instellingen van de Unie hij, naast zijn eigen taal, voor het in artikel 20, lid 2, bedoelde certificaat aanvaardt.

2.  De informatie over de inhoud van een beslissing, die wordt verstrekt in een certificaat als bedoeld in artikel 20, lid 2, wordt vertaald door een in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegde persoon.

▼B

Artikel 22

Weigering van de tenuitvoerlegging

1.  De tenuitvoerlegging wordt op verzoek van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, door het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging geweigerd, indien de beslissing onverenigbaar is met een in een lidstaat of in een derde land gegeven eerdere beslissing, op voorwaarde dat:

a) de eerdere beslissing tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust;

b) de eerdere beslissing in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven, of aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet, en

c) de onverenigbaarheid in de gerechtelijke procedure in de lidstaat waar de beslissing is gegeven niet als verweer is aangevoerd en ook niet had kunnen worden aangevoerd.

2.  In geen geval wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging de juistheid van de beslissing onderzocht.

Artikel 23

Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging

Indien een partij tegen de beslissing een rechtsmiddel heeft ingesteld of dit nog kan doen of om heroverweging heeft verzocht in de zin van artikel 18, kan het bevoegde gerecht of de bevoegde instantie in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de persoon tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd:

a) de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken;

b) de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door dit gerecht te bepalen zekerheid, of

c) in buitengewone omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.

▼M2

Artikel 23 bis

Gerechtelijke schikkingen

Een gerechtelijke schikking die is goedgekeurd door of getroffen voor een gerecht tijdens de Europese procedure voor geringe vorderingen en die uitvoerbaar is in de lidstaat waar de procedure is gevoerd, wordt in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd onder dezelfde voorwaarden als een beslissing die is gegeven in de Europese procedure voor geringe vorderingen.

Het bepaalde in hoofdstuk III is van overeenkomstige toepassing op gerechtelijke schikkingen.

▼B



HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Voorlichting

De lidstaten werken samen om het publiek en de rechtsbeoefenaars over de Europese procedure voor geringe vorderingen, onder meer over de kosten, voor te lichten, meer bepaald via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG.

▼M2

Artikel 25

Door de lidstaten te verstrekken gegevens

1.  Uiterlijk op 13 januari 2017 doen de lidstaten de Commissie mededeling van:

a) de gerechten die bevoegd zijn om een beslissing te geven in een Europese procedure voor geringe vorderingen;

b) de communicatiemiddelen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, ten behoeve van de procedure worden aanvaard en de gerechten ter beschikking staan;

c) de autoriteiten of organisaties die bevoegd zijn om praktische bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 11;

d) de middelen voor elektronische betekening en kennisgeving en elektronische communicatie die technisch beschikbaar zijn en uit hoofde van hun procedurevoorschriften toelaatbaar zijn overeenkomstig artikel 13, leden 1, 2 en 3, en de eventuele middelen om voorafgaande aanvaarding van het gebruik van elektronische middelen kenbaar te maken, krachtens artikel 13, leden 1 en 2, die hun krachtens het nationale recht ter beschikking staan;

e) de eventuele personen of beroepscategorieën die wettelijk verplicht zijn betekening en kennisgeving van documenten en andere schriftelijke communicatie met elektronische middelen te aanvaarden overeenkomstig artikel 13, leden 1 en 2;

f) de gerechtskosten voor de Europese procedure voor geringe vorderingen en de wijze waarop die worden berekend, alsmede de betaalwijzen die worden aanvaard voor de betaling van de gerechtskosten overeenkomstig artikel 15 bis;

g) het beroep dat krachtens hun procesrecht overeenkomstig artikel 17 mogelijk is, de termijn waarbinnen dit beroep dient te worden ingesteld en het gerecht waarbij dit kan worden ingesteld;

h) de procedures voor een verzoek om heroverweging als bedoeld in artikel 18 en de gerechten die voor deze heroverweging bevoegd zijn;

i) de talen die zij ingevolge artikel 21 bis, lid 1, aanvaarden, en

j) de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging en de instanties die bevoegd zijn voor de toepassing van artikel 23.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van die informatie.

2.  De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie openbaar met passende middelen, zoals via het Europees e-justitieportaal.

Artikel 26

Wijziging van de bijlagen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de bijlagen I tot en met IV.

Artikel 27

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 26 genoemde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd, vanaf 13 januari 2016.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 26 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 26 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 28

Evaluatie

1.  Uiterlijk op 15 juli 2022 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening, dat een evaluatie bevat van de vraag:

a) of een verdere verhoging van het in artikel 2, lid 1, vermelde maximum passend is voor het verwezenlijken van de doelstelling van deze verordening, namelijk de toegang tot de rechter vergemakkelijken voor burgers en kleine en middelgrote ondernemingen in grensoverschrijdende zaken, en

b) of een uitbreiding van het toepassingsgebied van de Europese procedure voor geringe vorderingen, in het bijzonder tot vorderingen inzake bezoldigingen, passend is om de toegang tot de rechter te vergemakkelijken voor werknemers in grensoverschrijdende arbeidsgeschillen met hun werkgever, na afweging van het volledige effect van die uitbreiding.

Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Te dien einde en uiterlijk op 15 juli 2021 verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over het aantal vorderingen krachtens de Europese procedure voor geringe vorderingen en het aantal verzoeken om tenuitvoerlegging van in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissingen.

2.  Uiterlijk op 15 juli 2019 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de verspreiding van informatie over de Europese procedure voor geringe vorderingen in de lidstaten, en kan zij aanbevelingen doen over manieren om die procedure meer bekend te maken.

▼B

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is met ingang van 1 januari 2009 van toepassing, met uitzondering van artikel 25, dat met ingang van 1 januari 2008 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

▼M3




BIJLAGE I

image

image ►(3) C2  
►(3) C2  
►(3) C2  

image

image

image

image

image

image

image

image




BIJLAGE II

image ►(1) C2  

image




BIJLAGE III

image

image

image




BIJLAGE IV

image

image



( 1 ) Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).