2006R1184 — NL — 01.01.2014 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

▼M1

VERORDENING (EG) Nr. 1184/2006 VAN DE RAAD

van 24 juli 2006

inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in bepaalde landbouwproducten

▼B

(PB L 214, 4.8.2006, p.7)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1234/2007 VAN DE RAAD van 22 oktober 2007

  L 299

1

16.11.2007

 M2

VERORDENING (EG) Nr. 361/2008 VAN DE RAAD van 14 april 2008

  L 121

1

7.5.2008

 M3

VERORDENING (EG) Nr. 491/2009 VAN DE RAAD van 25 mei 2009

  L 154

1

17.6.2009

►M4

VERORDENING (EU) Nr. 1379/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 december 2013

  L 354

1

28.12.2013




▼B

▼M1

VERORDENING (EG) Nr. 1184/2006 VAN DE RAAD

van 24 juli 2006

inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in bepaalde landbouwproducten

▼B



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 1 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening nr. 26 van de Raad van 4 april 1962 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten ( 2 ) is inhoudelijk gewijzigd ( 3 ). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Uit artikel 36 van het Verdrag vloeit voort, dat de toepassing van de bij het Verdrag voorgeschreven regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten een der bestanddelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vormt. De bepalingen van deze verordening moeten derhalve worden aangevuld met inachtneming van de ontwikkeling van dit beleid.

(3)

De regels betreffende de mededinging die gelden voor de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen, alsmede de regels geldende voor het misbruik maken van machtsposities dienen toegepast te worden op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten, voorzover hun toepassing geen belemmering vormt voor de werking van de nationale organisaties van de landbouwmarkten en de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in gevaar brengt.

(4)

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de positie van de verenigingen van landbouwondernemers, voorzover deze met name de gemeenschappelijke voortbrenging van of handel in landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties ten doel hebben, tenzij dit gemeenschappelijk optreden de mededinging uitsluit of de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar brengt.

(5)

Zowel om de ontwikkeling van een gemeenschappelijk landbouwbeleid niet in gevaar te brengen als om de rechtszekerheid en de niet-discriminerende behandeling van de betrokken ondernemingen te waarborgen, moet uitsluitend de Commissie, onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie, bevoegd zijn om vast te stellen of, met betrekking tot de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen, aan de in de twee voorgaande overwegingen omschreven voorwaarden is voldaan.

(6)

Met het oog op de toepassing in het kader van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, van de regels inzake steunmaatregelen ten gunste van de voortbrenging van of de handel in landbouwproducten, moet de Commissie in staat worden gesteld een inventaris op te maken van de bestaande, nieuwe of ontworpen steunmaatregelen, aan de lidstaten terzake dienstige opmerkingen te doen toekomen en hun passende maatregelen voor te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M4

Artikel 1

Bij deze verordening worden de regels vastgesteld inzake de toepasselijkheid van de artikelen 101 tot en met 106 en van artikel 108, leden 1 en 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) inzake de voortbrenging van, of de handel in de in bijlage I van het VWEU vermelde producten, met uitzondering van de producten die vallen onder Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 ( 4 ) en Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).

▼M1

Artikel 1 bis

De artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de voor de toepassing daarvan uitgevaardigde bepalingen, gelden voor alle in artikel 81, lid 1, en in artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 2 van deze verordening.

▼B

Artikel 2

▼M1

1.  Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 1 bis van deze verordening bedoelde overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

▼B

Het is in het bijzonder niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwondernemers, verenigingen van landbouwondernemers of verenigingen van deze verenigingen binnen één lidstaat, voorzover deze, zonder de verplichting in te houden een bepaalde prijs toe te passen, betrekking hebben op de voortbrenging of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de Commissie vaststelt dat de mededinging zodoende wordt uitgesloten of dat de doeleinden van artikel 33 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

2.  Onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of ondernemersverenigingen, alsmede elke andere natuurlijke of rechtspersoon waarvan zij het noodzakelijk acht de mening in te winnen, te hebben gehoord, in een te publiceren beschikking vast te stellen welke overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

De Commissie gaat over tot deze vaststelling, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging.

3.  De bekendmaking vermeldt de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de beschikking, waarbij rekening wordt gehouden met het rechtmatig belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

▼M1

Artikel 3

Artikel 88, lid 1, en lid 3, eerste zin, van het Verdrag is van toepassing op de steunmaatregelen ten gunste van de voortbrenging van of de handel in de in artikel 1 bedoelde producten.

▼B

Artikel 4

Verordening nr. 26 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I



Ingetrokken verordening met de wijziging ervan

Verordening nr. 26 van de Raad

(PB 30 van 20.4.1962, blz. 993/62)

Verordening nr. 49 van de Raad

(PB 53 van 1.7.1962, blz. 1571/62)

uitsluitend artikel 1, lid 1, onder g)




BIJLAGE II



Concordantietabel

Verordening nr. 26

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2, eerste alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Bijlage I

Bijlage II



( 1 ) Advies van het Europees Parlement van 27 april 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

( 2 ) PB 30 van 20.4.1962, blz. 993/62. Verordening gewijzigd bij Verordening nr. 49 (PB 53 van 1.7.1962, blz. 1571/62).

( 3 ) Zie bijlage I.

( 4 ) Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).