02006R0562 — NL — 26.11.2013 — 006.005
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 562/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 maart 2006 (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 296/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2008 |
L 97 |
60 |
9.4.2008 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 81/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 januari 2009 |
L 35 |
56 |
4.2.2009 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 810/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 juli 2009 |
L 243 |
1 |
15.9.2009 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 265/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 maart 2010 |
L 85 |
1 |
31.3.2010 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 610/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD van 26 juni 2013 |
L 182 |
1 |
29.6.2013 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 1051/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2013 |
L 295 |
1 |
6.11.2013 |
Gewijzigd bij:
VERDRAG BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK KROATIË TOT DE EUROPESE UNIE |
L 112 |
10 |
24.4.2012 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 562/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 15 maart 2006
tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel en beginselen
Deze verordening voorziet in de afwezigheid van grenstoezicht ten aanzien van personen die de binnengrenzen tussen de lidstaten van de Europese Unie overschrijden.
Zij stelt de maatregelen vast die van toepassing zijn op het grenstoezicht ten aanzien van personen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden.
Artikel 2
Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
„buitengrenzen”: de landgrenzen, met inbegrip van de rivier- en meergrenzen, de zeegrenzen alsmede de lucht-, rivier-, zee- en meerhavens van de lidstaten, voorzover zij geen binnengrenzen zijn;
„interne vlucht”: een vlucht met vertrek en bestemming uitsluitend op het grondgebied van de lidstaten zonder tussenlanding op het grondgebied van een derde land;
„regelmatige interne veerverbinding”: een veerverbinding tussen dezelfde twee of meer havens op het grondgebied van de lidstaten waarbij geen havens buiten het grondgebied van de lidstaten worden aangedaan en waarbij personen en voertuigen worden vervoerd volgens een gepubliceerde dienstregeling;
personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen:
de burgers van de Unie in de zin van ►M5 artikel 20, lid 1, ◄ van het Verdrag en de in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden ( 15 ) bedoelde onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie die zijn recht van vrij verkeer uitoefent;
de onderdanen van derde landen en hun familieleden die, ongeacht hun nationaliteit, uit hoofde van overeenkomsten tussen de ►M5 Unie ◄ en haar lidstaten enerzijds, en die landen anderzijds, rechten inzake vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie;
„onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van ►M5 artikel 20, lid 1, ◄ van het Verdrag en niet onder de toepassing van punt 5 valt;
„met het oog op weigering van toegang gesignaleerde persoon”: een onderdaan van een derde land die overeenkomstig en voor de doelstellingen van artikel 96 van de Schengenovereenkomst gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (hierna „SIS” genoemd);
„grensdoorlaatpost”: een door de bevoegde autoriteiten voor overschrijding van de buitengrenzen aangewezen doorlaatpost;
„gemeenschappelijke grensdoorlaatpost”: iedere op het grondgebied van een lidstaat of het grondgebied van een derde land gelegen grensdoorlaatpost waar grenswachters van de betrokken lidstaat en van het betrokken derde land na elkaar uitreis- en inreiscontroles verrichten overeenkomstig hun nationale recht en uit hoofde van een bilaterale overeenkomst;
„grenstoezicht”: de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens;
„grenscontroles”: de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten;
„grensbewaking”: de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden om te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken;
„tweedelijnscontrole”: een verdere controle die op een speciale locatie kan worden verricht, apart van de locatie waar iedereen wordt gecontroleerd (eerste lijn);
„grenswachter”: overheidsbeambte die overeenkomstig het nationaal recht werkzaam is bij een grensdoorlaatpost, langs de grens of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die overeenkomstig deze verordening en het nationaal recht het grenstoezicht uitoefent;
„vervoerder”: een natuurlijke of rechtspersoon die beroepsmatig personen vervoert;
„verblijfsvergunning”:
de door de lidstaten overeenkomstig het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen ( 16 ) afgegeven verblijfsvergunningen, en verblijfskaarten die worden afgegeven op grond van Richtlijn 2004/38/EG;
de overige door een lidstaat aan onderdanen van derde landen afgegeven documenten die recht geven op verblijf op hun grondgebied en die het voorwerp zijn geweest van achtereenvolgens een kennisgeving en bekendmaking overeenkomstig artikel 34, met uitzondering van:
tijdelijke vergunningen die hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning als bedoeld onder a) of van een asielverzoek worden afgegeven, en
door de lidstaten overeenkomstig het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel ( 17 ) afgegeven visa;
„cruiseschip”: een vaartuig dat een route volgt volgens een van tevoren vastgesteld programma dat toeristische activiteiten in de verschillende havens omvat en waarbij tijdens de reis in beginsel geen passagiers in- of ontschepen;
„pleziervaart”: het gebruik van pleziervaartuigen voor sport of toerisme;
„kustvisserij”: het voor de visvangst gebruiken van vaartuigen die dagelijks of binnen 36 uur in een op het grondgebied van een lidstaat gelegen haven terugkeren zonder daarbij een in een derde land gelegen haven aan te doen;
„offshorewerknemer”: een persoon die werkt op een offshore-installatie die in de territoriale wateren ligt of in een door de lidstaten geëxploiteerde exclusieve economische zone, zoals die term is vastgelegd in het internationaal zeerecht, en die regelmatig over zee of door de lucht naar het grondgebied van de lidstaten terugkeert;
„gevaar voor de volksgezondheid”: elke potentieel epidemische ziekte zoals gedefinieerd in de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voorzover het gastland beschermende regelingen treft ten aanzien van de eigen onderdanen.
Artikel 3
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op iedereen die de binnen- of buitengrenzen van de lidstaten overschrijdt, onverminderd:
de rechten van de personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen;
de rechten van vluchtelingen en personen die om internationale bescherming verzoeken, met name wat betreft non-refoulement.
Artikel 3 bis
Grondrechten
Bij de toepassing van deze verordening handelen de lidstaten met volledige inachtneming van het toepasselijke Unierecht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest van de grondrechten”); het toepasselijke internationale recht, waaronder het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen („het Verdrag van Genève”), de verplichtingen inzake de toegang tot internationale bescherming, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement, en de grondrechten. In overeenstemming met de algemene beginselen van het Unierecht worden besluiten die overeenkomstig deze verordening worden genomen, op individuele basis genomen.
TITEL II
BUITENGRENZEN
HOOFDSTUK I
Overschrijden van de buitengrenzen en toegangsvoorwaarden
Artikel 4
Overschrijden van de buitengrenzen
De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 34 in kennis van de lijst van hun grensdoorlaatposten.
In afwijking van lid 1 kunnen op de verplichting om de buitengrenzen uitsluitend via de grensdoorlaatposten en gedurende de vastgestelde openingstijden te overschrijden, uitzonderingen worden toegestaan:
voor personen of groepen van personen wanneer bijzondere omstandigheden nopen tot incidentele overschrijding van de buitengrenzen buiten grensdoorlaatposten en vastgestelde tijden en mits zij in het bezit zijn van de door het nationale recht voorgeschreven vergunningen en dit niet in strijd is met overwegingen van openbare orde en binnenlandse veiligheid van de lidstaten. De lidstaten kunnen specifieke regelingen treffen in bilaterale overeenkomsten. Algemene uitzonderingen waarin in het nationale recht en in bilaterale overeenkomsten is voorzien, worden overeenkomstig artikel 34 ter kennis van de Commissie gebracht;
voor personen of groepen van personen in geval van een onvoorziene noodsituatie;
overeenkomstig de specifieke voorschriften in de artikelen 18 en 19 in samenhang met de bijlagen VI en VII.
Artikel 5
Toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen
Voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen, gelden voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden:
in het bezit zijn van een geldig reisdocument of van een document dat de houder recht geeft op grensoverschrijding en dat aan de volgende criteria voldoet:
het is geldig tot minstens drie maanden na de voorgenomen datum van vertrek uit het grondgebied van de lidstaten. In gemotiveerde spoedeisende gevallen mag echter van deze verplichting worden afgezien;
het is afgegeven in de voorafgaande tien jaar;
indien vereist op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld ( 18 ), in het bezit zijn van een geldig visum, behalve indien zij houder zijn van een geldige verblijfstitel of een geldig visum voor verblijf van langere duur;
het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen rechtmatig te verwerven;
niet met het oog op weigering van toegang in het SIS gesignaleerd zijn;
niet worden beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staan in de nationale databanken van de lidstaten.
De door elk van de lidstaten vastgestelde richtbedragen worden meegedeeld aan de Commissie, overeenkomstig artikel 34.
De aanwezigheid van voldoende bestaansmiddelen kan worden beoordeeld aan de hand van contant geld, reischeques en creditcards die de onderdaan van een derde land in bezit heeft. Borgstellingen, voorzover de nationale wetgeving daarin voorziet, en garantstellingsverklaringen van de gastheer/-vrouw als gedefinieerd in de nationale wetgeving, ingeval de onderdaan van een derde land bij een gastheer/-vrouw verblijft, kunnen eveneens als bewijs van voldoende middelen van bestaan gelden.
In afwijking van lid 1:
wordt onderdanen van derde landen die niet aan alle in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, maar wel houder zijn van een verblijfsvergunning of een visum voor verblijf van langere duur, toegang verleend tot het grondgebied van de andere lidstaten met het oog op doorreis zodat zij het grondgebied kunnen bereiken van de lidstaat die de verblijfsvergunning of het visum voor verblijf van langere duur heeft afgegeven, tenzij hun namen zijn vermeld op de nationale signaleringslijst van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, en de signalering vergezeld gaat van instructies om de binnenkomst of doorreis te weigeren;
kan onderdanen van derde landen die voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, met uitzondering van de voorwaarde onder b), en zich melden aan de grens, toegang tot het grondgebied van de lidstaten worden verleend, indien aan de grens een visum wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een communautaire visumcode (Visumcode) ( 19 ).
De lidstaten stellen statistieken over aan de grens afgegeven visa op overeenkomstig artikel 46 van en bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 810/2009.
Indien het niet mogelijk is op het document een visum aan te brengen, wordt het visum, bij wijze van uitzondering, op een apart blad aangebracht dat aan het document wordt gehecht. In dat geval wordt gebruikgemaakt van het bij Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend ( 20 ) vastgestelde uniforme model voor formulieren voor de aanbrenging van het visum;
kan onderdanen van derde landen die niet aan een of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden voldoen, door een lidstaat toegang tot zijn grondgebied worden verleend op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen. Indien de betrokken onderdaan van een derde land gesignaleerd staat als bedoeld in lid 1, onder d), stelt de lidstaat die hem toegang tot zijn grondgebied verleent, de overige lidstaten daarvan in kennis.
HOOFDSTUK II
Toezicht aan de buitengrenzen en weigering van toegang
Artikel 6
Uitvoering van grenscontroles
De in de uitoefening van hun taken genomen maatregelen staan in verhouding tot de door die maatregelen beoogde doelstellingen.
Artikel 7
Grenscontrole op personen
De controle kan ook betrekking hebben op de vervoermiddelen en voorwerpen in het bezit van de personen die de grens overschrijden. Op elk onderzoek is de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat van toepassing.
De in de eerste alinea bedoelde minimale controle is de regel voor personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen.
Bij de minimale controle van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, kunnen de grenswachters evenwel, op niet-systematische basis, nationale en Europese databanken raadplegen om zich ervan te vergewissen dat de betrokkene geen reëel, actueel en voldoende ernstig gevaar voor de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de internationale betrekkingen van de lidstaten dan wel een gevaar voor de volksgezondheid vormt.
Het resultaat van deze raadpleging doet niets af aan het recht van binnenkomst op het grondgebied van de betrokken lidstaat van personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG.
Bij binnenkomst en uitreis worden onderdanen van derde landen aan een grondige controle onderworpen.
De grondige controles bij binnenkomst behelzen de verificatie van de in artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor toegang, alsmede, eventueel, van de verblijfs- en werkvergunningen. In dat verband wordt nauwgezet onderzocht:
of de onderdaan van een derde land in het bezit is van een document dat geldig is voor grensoverschrijding en waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken en dat, in voorkomend geval, vergezeld gaat van het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning;
of het reisdocument eventuele tekenen van namaak of vervalsing vertoont;
aan de hand van de in- en uitreisstempels in het reisdocument van de betrokken onderdaan van een derde land, en met name door vergelijking van de data van in- en uitreis, of de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten reeds heeft overschreden;
de plaats van vertrek en de plaats van bestemming van de betrokken onderdaan van een derde land, alsmede het doel van het voorgenomen verblijf, indien nodig met controle van de desbetreffende bewijsstukken;
of de betrokken onderdaan van een derde land voor de geplande duur en het doel van het voorgenomen verblijf en voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, over voldoende middelen van bestaan beschikt dan wel of hij deze op rechtmatige wijze kan verkrijgen;
of de betrokken onderdaan van een derde land, diens vervoermiddel en de meegevoerde voorwerpen geen gevaar opleveren voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten. Bij die verificatie worden met name gegevens en signaleringen betreffende de betrokken personen en, zo nodig, voorwerpen rechtstreeks bij het Schengeninformatiesysteem (SIS) en de nationale opsporingsregisters opgevraagd en worden, in voorkomend geval, de bij die signalering passende maatregelen genomen.
Indien de onderdaan van het derde land houder is van een visum als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), behelzen de grondige controles bij binnenkomst ook de verificatie van de identiteit van de houder van het visum en van de echtheid van het visum, door middel van raadpleging van het visuminformatiesysteem (VIS) overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) ( 21 ).
Bij wijze van uitzondering kan, indien:
het verkeer zo druk wordt dat de wachttijden aan de grensdoorlaatposten onredelijk lang worden;
alle middelen op het gebied van personeel, apparatuur en organisatie al uitgeput zijn, en
een evaluatie heeft uitgewezen dat er geen risico op het gebied van de interne veiligheid en illegale immigratie bestaat,
het VIS worden geraadpleegd aan de hand van het nummer van de visumsticker in alle gevallen en, steekproefsgewijs, aan de hand van het nummer van de visumsticker in combinatie met een verificatie van vingerafdrukken.
In alle gevallen waarin echter twijfel bestaat over de identiteit van de houder van het visum en/of over de echtheid van het visum, wordt de raadpleging van het VIS uitgevoerd door een systematisch gebruik van het nummer van de visumsticker in combinatie met een verificatie van vingerafdrukken.
Van deze uitzonderingsregel kan uitsluitend gebruik worden gemaakt aan de desbetreffende grensdoorlaatpost zolang aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.
Het besluit tot raadpleging van het VIS overeenkomstig punt a ter) wordt genomen door de bevelvoerende grenswachter aan de doorlaatpost, of op een hoger niveau.
De betrokken lidstaten stellen de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van een dergelijk besluit in kennis.
Elke lidstaat dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Commissie een verslag in over de toepassing van punt a ter), met vermelding van het aantal onderdanen van derde landen die in het VIS zijn gecontroleerd aan de hand van het nummer van de visumsticker alleen, en de duur van de in punt a ter), onder i), bedoelde wachttijd.
De punten a ter) en a quater) gelden gedurende een maximumperiode van drie jaar, die drie jaar na de inwerkingtreding van het VIS begint te lopen. De Commissie zendt vóór afloop van het tweede jaar van de toepassing van de punten a ter) en a quater) het Europees Parlement en de Raad een evaluatie van hun uitvoering toe. Op grond van deze evaluatie kunnen het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzoeken de nodige wijzigingen bij deze verordening voor te stellen.
De grondige controles bij uitreis behelzen:
de verificatie dat de onderdaan van een derde land in het bezit is van een geldig grensoverschrijdingsdocument;
de verificatie dat het reisdocument geen tekenen van namaak of vervalsing vertoont;
voorzover mogelijk, de verificatie dat de onderdaan van een derde land niet wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten.
Naast de onder b) bedoelde controles, kunnen grondige controles bij uitreis ook behelzen:
de verificatie dat de betrokkene in het bezit is van een geldig visum, indien zulks op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 vereist is, tenzij de betrokkene houder is van een geldige verblijfsvergunning; ►M2 deze verificatie kan inhouden dat het VIS wordt geraadpleegd overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008; ◄
de verificatie dat de betrokkene de maximale duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten niet heeft overschreden;
de raadpleging van signaleringen van personen en voorwerpen in het SIS en in de nationale opsporingsregisters;
Met het oog op de identificatie van personen die mogelijk niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, kan het VIS worden geraadpleegd overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 767/2008.
Onverminderd de tweede alinea, worden onderdanen van een derde land die aan een grondige tweedelijnscontrole worden onderworpen, schriftelijk op de hoogte gebracht van het doel en het verloop van deze controle, in een taal die zij begrijpen of redelijkerwijs geacht worden te begrijpen, of op een andere doeltreffende manier.
◄
Deze informatie is beschikbaar in de officiële talen van de Unie en in de taal of talen van het buurland of de buurlanden van de betrokken lidstaat, en vermeldt dat de onderdaan van een derde land kan verzoeken dat hem de naam of het dienstidentificatienummer wordt meegedeeld van de grenswachters die de grondige tweedelijnscontrole uitvoeren, de naam van de plaats waar en de datum waarop de grens werd overschreden.
Artikel 8
Versoepeling van de grenscontroles
De beslissing tot versoepeling van de controles wordt genomen door de bevelvoerende grenswachter van de betrokken grensdoorlaatpost.
De versoepeling van de grenscontroles is slechts tijdelijk, is aangepast aan de omstandigheden die de versoepeling rechtvaardigen en wordt geleidelijk uitgevoerd.
Artikel 9
Gescheiden doorgangen en bewegwijzering
De lidstaten kunnen in gescheiden doorgangen voorzien aan hun zee- en landgrensdoorlaatposten en aan de grenzen tussen de lidstaten die artikel 20 aan hun gemeenschappelijke grenzen niet toepassen. Indien de lidstaten aan die grenzen in gescheiden doorgangen voorzien, wordt de in bijlage III vermelde bewegwijzering gebruikt.
De lidstaten zorgen ervoor dat deze doorgangen duidelijk zijn aangegeven, ook wanneer de regels inzake het gebruik van de verschillende doorgangen worden opgeschort als bedoeld in lid 4, opdat het grensoverschrijdend personenverkeer optimaal kan verlopen.
Personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, hebben het recht de doorgangen te gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel A („EU, EER, CH”). Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 („niet-visumplichtig”) en deel B2 („alle paspoorten”).
Onderdanen van derde landen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2001 bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten niet in het bezit van een visum hoeven te zijn en onderdanen van derde landen die houder zijn van een geldige verblijfsvergunning of een geldig visum voor verblijf van langere duur mogen de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 („niet-visumplichtig”) bij deze verordening. Zij mogen ook de doorgangen gebruiken die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 („alle paspoorten”) bij deze verordening.
Alle andere personen gebruiken de doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B2 („alle paspoorten”).
De aanduidingen op de onder a) en b) bedoelde borden kunnen worden gesteld in de taal of de talen die elke lidstaat geschikt acht.
Het voorzien in gescheiden doorgangen die zijn aangegeven met het bord dat is weergegeven in bijlage III, deel B1 („niet-visumplichtig”) is facultatief. De lidstaten besluiten op basis van de praktische behoeften of en bij welke grensdoorlaatposten zij dit doen.
De lidstaten kunnen de aanduidingen op die borden zo nodig aanpassen aan de lokale omstandigheden.
▼M5 —————
Artikel 10
Afstempeling van de reisdocumenten
De reisdocumenten van onderdanen van derde landen worden bij inreis en bij uitreis systematisch afgestempeld. Er wordt met name een inreis-, respectievelijk uitreisstempel aangebracht in:
de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen die voorzien zijn van een geldig visum;
de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen aan wie aan de grens een visum wordt afgegeven door een lidstaat;
de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van derde landen die niet aan de visumplicht zijn onderworpen.
De reisdocumenten van onderdanen van derde landen die familielid zijn van onderdanen van derde landen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen, maar niet de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde verblijfskaart kunnen overleggen, worden bij inreis en bij uitreis afgestempeld.
Er wordt geen in- of uitreisstempel aangebracht:
in de reisdocumenten van staatshoofden of hoogwaardigheidsbekleders wier aankomst vooraf langs diplomatieke weg officieel is aangekondigd;
in de „crew member licences” of „crew member certificates” van piloten respectievelijk bemanningsleden van vliegtuigen;
in de reisdocumenten van zeelieden die slechts gedurende het afmeren van hun schip in de binnengevaren haven van een lidstaat verblijven;
in de reisdocumenten van bemanningsleden en passagiers van cruiseschepen die overeenkomstig punt 3.2.3 van bijlage VI niet aan grenscontroles zijn onderworpen;
in de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van Andorra, Monaco en San Marino;
in de reisdocumenten van bemanningsleden van passagiers- en goederentreinen op internationale verbindingen;
in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen die de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde verblijfskaart overleggen.
Op verzoek van een onderdaan van een derde land kan bij wijze van uitzondering worden afgezien van een in- of uitreisstempel, wanneer de afstempeling voor die persoon tot ernstige moeilijkheden zou kunnen leiden. In deze gevallen wordt de in- of uitreis op een afzonderlijk blad geregistreerd met vermelding van de naam en het paspoortnummer van die persoon. Dat blad wordt de betrokken onderdaan van een derde land ter hand gesteld. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen statistieken bijhouden van dergelijke uitzonderingen en kunnen deze statistieken aan de Commissie bezorgen.
Artikel 11
Vermoeden betreffende het voldoen aan voorwaarden inzake verblijfsduur
In dergelijke gevallen geldt het volgende:
indien de onderdaan van een derde land zich bevindt op het grondgebied van één van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, vermelden de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationaal recht en de nationale praktijken, in het reisdocument van de onderdaan van een derde land op welke datum en welke plaats hij de buitengrens van één van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, heeft overschreden;
indien de onderdaan van een derde land zich bevindt op het grondgebied van een lidstaat ten aanzien waarvan het besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 niet is genomen, vermelden de bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationaal recht en de nationale praktijken, in het reisdocument van de onderdaan van een derde land op welke datum en welke plaats hij de buitengrens van die lidstaat heeft overschreden.
Naast de onder a) en b) bedoelde vermeldingen kan de onderdaan van een derde land tevens een formulier als vervat in bijlage VIII worden verstrekt.
De lidstaten brengen hun nationale praktijken met betrekking tot de in dit artikel bedoelde vermeldingen ter kennis van de andere lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad.
Artikel 12
Grensbewaking
De bewaking wordt op zodanige wijze uitgeoefend dat ontwijking van de controles aan de grensdoorlaatposten wordt voorkomen en ontmoedigd.
Artikel 13
Weigering van toegang
De met redenen omklede beslissing waarin de precieze weigeringsgronden worden genoemd, wordt meegedeeld door middel van het standaardformulier in bijlage V, deel B, dat wordt ingevuld door de naar nationaal recht voor de weigering van toegang bevoegde autoriteit. Het ingevulde standaardformulier wordt verstrekt aan de betrokken onderdaan van een derde land, die met behulp van dit formulier de ontvangst van de beslissing tot weigering van toegang bevestigt.
Het instellen van beroep schort de beslissing tot weigering van toegang niet op.
Indien de beroepsprocedure tot de conclusie leidt dat de beslissing tot weigering van toegang ongegrond was, heeft de betrokken onderdaan van een derde land, onverminderd een eventuele naar nationaal recht toegekende schadeloosstelling, recht op herstel van de geannuleerde inreisstempel, en op schrapping van andere annuleringen of toevoegingen, door de lidstaat die de toegang heeft geweigerd.
HOOFDSTUK III
Middelen voor grenstoezicht en samenwerking tussen lidstaten
Artikel 14
Middelen voor grenstoezicht
Voor de uitoefening van het grenstoezicht aan de buitengrenzen overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 13 zetten de lidstaten voldoende, gekwalificeerd personeel en voldoende, passende middelen in om een efficiënt, hoog en eenvormig niveau van toezicht aan hun buitengrenzen te waarborgen.
Artikel 15
Uitoefening van het toezicht
De uitoefening van dit grenstoezicht doet geen afbreuk aan de in het nationale recht aan grenswachters verleende strafprocesrechtelijke bevoegdheden die buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen.
De lidstaten zorgen ervoor dat de grenswachters uit gespecialiseerde en goed opgeleide vakmensen bestaan, rekening houdend met de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachters die wordt ontwikkeld door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004. De opleiding omvat onder meer specifieke opleiding op het gebied van het herkennen van en het omgaan met situaties waarin kwetsbare personen, zoals niet-begeleide minderjarigen en slachtoffers van mensenhandel, betrokken zijn. De lidstaten moedigen met de steun van het agentschap de grenswachters ertoe aan de voor de uitoefening van hun taken noodzakelijke talen te leren.
Artikel 16
Samenwerking tussen lidstaten
De lidstaten onthouden zich van elke activiteit die de werking van het agentschap of het bereiken van zijn doelen in gevaar kan brengen.
Zij brengen aan het agentschap verslag uit over de in de eerste alinea bedoelde operationele samenwerking.
Artikel 17
Gezamenlijk toezicht
Daartoe kunnen de lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten.
HOOFDSTUK IV
Specifieke voorschriften voor de grenscontroles
Artikel 18
Specifieke voorschriften voor de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die worden gebruikt om de buitengrenzen te overschrijden
De specifieke voorschriften in bijlage VI zijn van toepassing op de controles met betrekking tot de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die worden gebruikt om de buitengrenzen te overschrijden.
Die specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 4 en 5 en de artikelen 7 tot en met 13.
Artikel 19
Specifieke voorschriften voor controles van bepaalde categorieën personen
De specifieke voorschriften van bijlage VII zijn van toepassing op de volgende categorieën personen:
staatshoofden en hun gevolg;
piloten en andere bemanningsleden van luchtvaartuigen;
zeelieden;
houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort en leden van internationale organisaties;
grensarbeiders;
minderjarigen;
reddingsdiensten, politie en brandweer en grenswachters;
offshorewerknemers.
Die specifieke voorschriften kunnen afwijken van de bepalingen van de artikelen 4 en 5 en de artikelen 7 tot en met 13.
Artikel 19 bis
In afwijking van de bepalingen van deze verordening aangaande de instelling van grensdoorlaatposten mag Kroatië, tot de inwerkingtreding van een besluit van de Raad over de volledige toepassing van het Schengenacquis in Kroatië overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte of tot de invoeging in deze verordening van bepalingen inzake het toezicht aan gemeenschappelijke grensdoorlaatposten, indien dat eerder is, de gemeenschappelijke grensdoorlaatposten met Bosnië en Herzegovina handhaven. Bij deze gemeenschappelijke grensdoorlaatposten kunnen grenswachters van de ene partij in- of uitreiscontroles uitvoeren op het grondgebied van de andere partij. Alle in- en uitreiscontroles door Kroatische grenswachters worden volgens het acquis van de Unie verricht, met inbegrip van de verplichtingen van de lidstaten inzake internationale bescherming en non-refoulement. De bilaterale overeenkomsten waarbij bovenbedoelde gemeenschappelijke grensdoorlaatposten worden ingesteld, worden, zo nodig, dienovereenkomstig gewijzigd.
HOOFDSTUK IV bis
Specifieke maatregelen in geval van ernstige gebreken met betrekking tot het buitengrenstoezicht
Artikel 19 ter
Maatregelen aan de buitengrenzen en ondersteuning door het agentschap
Indien er in een evaluatieverslag dat is opgesteld krachtens artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van 7 oktober 2013 van de Raad betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtsmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis, ( 24 ) ernstige gebreken worden vastgesteld bij de uitvoering van de procedures voor het buitengrenstoezicht, kan de Commissie, teneinde te waarborgen dat de in artikel 15 van die verordening bedoelde aanbevelingen worden opgevolgd, de geëvalueerde lidstaat door middel van een uitvoeringshandeling aanbevelen bepaalde specifieke maatregelen te nemen, die een of meer van de volgende maatregelen kan omvatten:
een begin maken met het inzetten van Europese grenswachtteams, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 2007/2004;
zijn op een risico-evaluatie gebaseerde strategische plannen, met inbegrip van informatie over de inzet van personeel en apparatuur, voor advies aan het agentschap voorleggen.
Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 33 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Zij brengt tevens het Europees Parlement en de Raad op de hoogte.
TITEL III
BINNENGRENZEN
HOOFDSTUK I
Afschaffing van het toezicht aan de binnengrenzen
Artikel 20
Overschrijding van de binnengrenzen
De binnengrenzen kunnen op iedere plaats worden overschreden zonder dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd.
Artikel 21
Controles binnen het grondgebied
De afschaffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan:
de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving, voorzover de uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles; dit geldt ook in de grensgebieden. Voor de toepassing van de eerste zin kan met name niet worden gesteld dat de uitoefening van de politiebevoegdheid hetzelfde effect heeft als de uitoefening van grenscontroles wanneer de politiële maatregelen:
niet grenstoezicht tot doel hebben;
gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en -ervaring met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit;
worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen;
op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd;
de uitoefening van de veiligheidscontroles bij personen door de overeenkomstig de wetgeving van elke lidstaat bevoegde instanties, de verantwoordelijke instanties in de havens of luchthavens of de vervoersondernemingen, voorzover deze controles ook worden verricht bij personen die binnen de lidstaat reizen;
de mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen;
de mogelijkheid voor de lidstaten om onderdanen van derde landen rechtens te verplichten om hun aanwezigheid op hun grondgebied te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
Artikel 22
Verwijdering van belemmeringen voor het verkeer aan wegdoorlaatposten aan de binnengrenzen
De lidstaten maken alle belemmeringen voor een vlotte verkeersstroom aan de wegdoorlaatposten aan de binnengrenzen ongedaan, en met name snelheidsbeperkingen die niet uitsluitend door verkeersveiligheidsoverwegingen zijn ingegeven.
De lidstaten zijn tegelijkertijd voorbereid om in controlefaciliteiten te voorzien wanneer het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw wordt ingevoerd.
HOOFDSTUK II
Tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen
Artikel 23
Algemeen kader voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen
Artikel 23 bis
Criteria voor de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen
Indien een lidstaat besluit tot tijdelijke herinvoering, als uiterste middel, van het grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan, of tot verlenging van dergelijke herinvoering, overeenkomstig artikel 23 of artikel 25, lid 1, beoordeelt de lidstaat in hoeverre een dergelijke maatregel de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voldoende kan verhelpen, en of de maatregel tot die bedreiging in verhouding staat. Bij een dergelijke beoordeling houdt de lidstaat in het bijzonder rekening met het volgende:
de verwachte gevolgen van de bedreigingen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, met name in geval van terroristische incidenten of bedreigingen, waaronder die welke uitgaan van georganiseerde criminaliteit;
de verwachte gevolgen van de maatregel op het vrije verkeer van personen in de ruimte zonder binnengrenstoezicht.
Artikel 24
Procedure voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen op grond van artikel 23, lid 1
Een lidstaat die overweegt op grond van artikel 23, lid 1, het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw in te voeren, stelt uiterlijk vier weken vóór de geplande herinvoering, of eerder, indien de tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen nopende omstandigheden minder dan vier weken vóór de geplande herinvoering bekend worden, de andere lidstaten en de Commissie hiervan in kennis. Daartoe verstrekken de lidstaten de volgende informatie:
de redenen voor de voorgenomen herinvoering, waarbij alle relevante gegevens worden vermeld over de gebeurtenissen die een ernstige bedreiging voor hun openbare orde of hun binnenlandse veiligheid inhouden;
de draagwijdte van de voorgenomen herinvoering, waarbij wordt aangegeven aan welke delen van de binnengrenzen het toezicht opnieuw wordt ingevoerd;
de namen van de aangewezen grensdoorlaatposten;
de datum en de duur van de geplande herinvoering;
in voorkomend geval, de maatregelen die de andere lidstaten zouden moeten treffen.
De kennisgeving op grond van de eerste alinea kan door twee of meer lidstaten samen worden gedaan.
Indien nodig kan de Commissie de betrokken lidsta(a)t(en) om aanvullende informatie verzoeken.
Die rubricering van informatie verhindert niet dat de Commissie informatie ter beschikking van het Europees Parlement stelt. De toezending en behandeling van informatie en documenten die uit hoofde van dit artikel aan het Europees Parlement zijn toegezonden voldoen aan de regels voor het doorsturen en behandelen van gerubriceerde gegevens die tussen het Europees Parlement en de Commissie van toepassing zijn.
Indien de Commissie op basis van de informatie in de kennisgeving of van aanvullende informatie die zij ontvangen heeft, betwijfelt of de geplande herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen noodzakelijk dan wel evenredig is, of indien zij overleg over een bepaald aspect van de kennisgeving wenselijk acht, brengt zij een advies in die zin uit.
Artikel 25
Specifieke procedure voor gevallen die onmiddellijk optreden vereisen
Bij een dergelijke verlenging, zijn de bepalingen van artikel 24, leden 4 en 5, van overeenkomstige toepassing, en vindt het overleg onverwijld plaats nadat het verlengingsbesluit ter kennis van de Commissie en de lidstaten is gebracht.
Artikel 26
Specifieke procedure voor uitzonderlijke omstandigheden waarbij de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar komt
De Raad vermeldt in de aanbeveling ten minste de in artikel 24, lid 1, onder a) tot en met e), bedoelde informatie.
De Raad kan onder de voorwaarden en volgens de procedure van dit artikel een verlenging aanbevelen.
Voordat een lidstaat op grond van dit lid het grenstoezicht aan alle of bepaalde delen van zijn binnengrenzen opnieuw invoert, stelt hij de andere lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie hiervan in kennis.
In dat geval dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met de evaluatie van de door de betrokken lidstaat aangevoerde redenen en over de gevolgen voor de bescherming van de algemene belangen in de ruimte zonder binnengrenstoezicht.
Artikel 26 bis
Criteria voor de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen wanneer uitzonderlijke omstandigheden de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengen
Indien de Raad in overeenstemming met artikel 26, lid 2, als uiterste middel de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan aanbeveelt, beoordeelt hij in hoeverre die maatregel de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in de ruimte zonder binnengrenstoezicht voldoende kan verhelpen, en of de maatregel tot die bedreiging in verhouding staat. Die beoordeling geschiedt aan de hand van de door de betrokken lidstaat of lidstaten en door de Commissie verstrekte gedetailleerde informatie, alsook van alle andere relevante informatie, met inbegrip van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel verkregen informatie. Daarbij worden met name de volgende overwegingen in aanmerking genomen:
de beschikbaarheid van maatregelen voor technische of financiële ondersteuning die zijn of kunnen worden getroffen op nationaal of Unieniveau of op beide niveaus, inclusief bijstand van organen en instanties van de Unie als het agentschap, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 25 ) of de Europese politiedienst (Europol), opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad ( 26 ), en in hoeverre die maatregelen de bedreigingen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid binnen de ruimte zonder binnengrenstoezicht voldoende kunnen verhelpen;
de huidige en de verwachte gevolgen van ernstige gebreken die met betrekking tot het buitengrenstoezicht zijn vastgesteld in het kader van de evaluaties die zijn uitgevoerd krachtens Verordening (EU) nr. 1053/2013 en de mate waarin deze ernstige gebreken een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in de ruimte zonder binnengrenstoezicht;
de verwachte gevolgen van de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen op het vrije verkeer van personen in de ruimte zonder binnengrenstoezicht.
Voordat de Commissie in overeenstemming met artikel 26, lid 2, een voorstel voor een aanbeveling van de Raad goedkeurt, kan zij:
de lidstaten, het agentschap, Europol of andere organen en instanties van de Unie om nadere informatie verzoeken;
controles ter plaatse uitvoeren, met steun van deskundigen uit de lidstaten en van het agentschap, Europol of andere bevoegde organen en instanties van de Unie, met het oog op het verkrijgen of verifiëren van gegevens die van belang zijn voor die aanbeveling.
Artikel 27
Informatieverstrekking aan het Europees Parlement en de Raad
De Commissie en de betrokken lidstaat of lidstaten stellen het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk in kennis van de redenen die aanleiding zouden kunnen geven tot toepassing van artikel 19 bis en de artikelen 23 tot en met 26 bis.
Artikel 28
In geval van herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen toe te passen bepalingen
Wanneer het grenstoezicht aan de binnengrenzen wordt heringevoerd, zijn de desbetreffende bepalingen van titel II mutatis mutandis van toepassing.
Artikel 29
Verslag over het heringevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen
Binnen vier weken na de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dient de lidstaat die het grenstoezicht aan de binnengrenzen heeft uitgeoefend, bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over het heringevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen, waarin met name wordt ingegaan op de initiële evaluatie en de inachtneming van de in de artikelen 23 bis, 25 en 26 bis bedoelde criteria, de uitvoering van de controles, de praktische samenwerking met naburige lidstaten, de gevolgen ervan op het vrije verkeer van personen, de doeltreffendheid van de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, waaronder een ex-post beoordeling van de evenredigheid van het opnieuw ingevoerde grenstoezicht.
De Commissie kan een advies uitbrengen over die ex-post evaluatie van het tijdelijk heringevoerde grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan.
De Commissie dient ten minste jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht. Het verslag bevat een lijst van alle besluiten tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen die in het verslagjaar zijn genomen.
Artikel 30
Informatieverstrekking aan het publiek
De Commissie en de betrokken lidstaat stellen het publiek op gecoördineerde wijze in kennis van het besluit tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen en vermelden met name de begin- en einddatum ervan, tenzij er dwingende veiligheidsredenen zijn om hiervan af te zien.
Artikel 31
Vertrouwelijkheid
Op verzoek van de betrokken lidstaat respecteren de andere lidstaten evenals het Europees Parlement en de Commissie het vertrouwelijke karakter van de informatie die wordt verstrekt in het kader van de herinvoering en de verlenging van het grenstoezicht en het overeenkomstig artikel 29 opgestelde verslag.
TITEL IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 32
Wijzigingen van de bijlagen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende wijzigingen van de bijlagen III, IV en VIII.
Artikel 33
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 33 bis
Comitéprocedure
Artikel 34
Kennisgeving
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van:
de lijst van verblijfsvergunningen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de verblijfsvergunningen bedoeld in artikel 2, punt 15, onder a), en die in artikel 2, punt 15, onder b), en een specimen voor de verblijfsvergunningen bedoeld in artikel 2, punt 15, onder b). Verblijfskaarten die worden afgegeven op grond van Richtlijn 2004/38/EG worden specifiek als zodanig aangemerkt en er worden specimens geleverd van verblijfskaarten die niet zijn afgegeven volgens het uniforme model van Verordening (EG) nr. 1030/2002.
de lijst van hun grensdoorlaatposten;
de jaarlijks door de nationale autoriteiten vastgestelde referentiebedragen voor de overschrijding van hun buitengrenzen;
de lijst van de voor het grenstoezicht bevoegde nationale diensten;
een specimen van de door hun respectieve ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven modelkaarten;
de uitzonderingen op de voorschriften betreffende de in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde overschrijding van de buitengrenzen;
de statistieken bedoeld in artikel 10, lid 3.
Artikel 35
Klein grensverkeer
Deze verordening laat de communautaire voorschriften inzake klein grensverkeer en de bestaande bilaterale overeenkomsten op het gebied van klein grensverkeer onverlet.
Artikel 36
Ceuta en Melilla
De bepalingen van deze verordening laten de specifieke regeling die van toepassing is op de steden Ceuta en Melilla, zoals beschreven in de Verklaring van het Koninkrijk Spanje betreffende de steden Ceuta en Melilla in de Slotakte van de Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 ( 28 ) onverlet.
Artikel 37
Informatieverstrekking door de lidstaten
De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun nationale bepalingen met betrekking tot artikel 21, onder c) en d), de in artikel 4, lid 3, bedoelde sancties en de krachtens deze verordening toegestane bilaterale overeenkomsten. Zij delen latere wijzigingen aan die bepalingen binnen een termijn van vijf werkdagen mee.
Deze door de lidstaten verstrekte informatie wordt gepubliceerd in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 37 bis
Evaluatiemechanisme
Evaluaties kunnen aangekondigde of onaangekondigde controles ter plaatse van de buiten- of binnengrenzen omvatten.
Overeenkomstig dat evaluatiemechanisme is de Commissie verantwoordelijk voor het vaststellen van de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma's en de evaluatieverslagen.
Indien in een overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 aangenomen evaluatieverslag ernstige gebreken bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht worden geconstateerd, zijn de artikelen 19 bis en 26 van deze verordening van toepassing.
Artikel 38
Verslag over de toepassing van titel III
Uiterlijk op 13 oktober 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van titel III.
De Commissie besteedt daarbij in het bijzonder aandacht aan de moeilijkheden die eventueel voortvloeien uit de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen. Zij dient in voorkomend geval voorstellen in om dergelijke moeilijkheden te verhelpen.
Artikel 39
Intrekking
Vanaf de in lid 1 bedoelde datum worden ingetrokken:
het Gemeenschappelijk Handboek, inclusief de bijlagen;
de besluiten van het Uitvoerend Comité van Schengen van 26 april 1994 (SCH/Com-ex (94) 1, 2e herz.), 22 december 1994 (SCH/Com-ex (94)17, 4e herz.) en 20 december 1995 (SCH/Com-ex (95) 20, 2e herz.);
bijlage 7 van de Gemeenschappelijke Visuminstructies;
Verordening (EG) nr. 790/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures inzake de uitvoering van de controle en de bewaking aan de grenzen ( 29 );
Beschikking 2004/581/EG van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitendoorlaatposten ( 30 );
Beschikking 2004/574/EG van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van het Gemeenschappelijk Handboek ( 31 );
Verordening (EG) nr. 2133/2004 van de Raad van 13 december 2004 waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het Gemeenschappelijk Handboek daartoe worden gewijzigd ( 32 ).
Artikel 40
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 13 oktober 2006. Artikel 34 treedt evenwel in werking de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
BIJLAGE I
Documenten ter staving van toegangsvoorwaarden
De in artikel 5, lid 2, bedoelde bewijsstukken kunnen zijn:
bij zakenreizen:
een uitnodiging van een onderneming of een autoriteit om deel te nemen aan besprekingen, conferenties of evenementen van commerciële of industriële aard, of die verband houden met een dienstverrichting;
andere documenten waaruit handels- of dienstbetrekkingen blijken;
in geval van deelname aan beurzen of congressen: toegangsbewijzen;
bij reizen in het kader van studies en andere opleidingsvormen:
bewijs van inschrijving bij een onderwijsinrichting teneinde deel te nemen aan praktische of theoretische opleidings- en bijscholingscursussen;
collegekaarten en studieattesten;
bij toeristische of privé-reizen:
documenten ter staving van logies:
documenten ter staving van de reisroute:
bevestiging van de boeking van een georganiseerde rondreis of enig ander geschikt document waaruit de voorgenomen reisplannen blijken;
documenten ter staving van de terugkeer:
een retour- of rondreisticket.
bij reizen vanwege politieke, wetenschappelijke, culturele, sport- of religieuze evenementen of om andere redenen:
uitnodigingen, toegangsbewijzen, inschrijvingen of programma's, zo mogelijk met vermelding van de naam van de uitnodigende instantie of de duur van het verblijf dan wel enig ander geschikt document waaruit het doel van het bezoek blijkt.
BIJLAGE II
Registratie van informatie
Alle grensdoorlaatposten leggen alle dienstgegevens en alle belangrijke informatie handmatig of elektronisch vast. Met name de volgende gegevens worden geregistreerd:
de naam van de grenswachter die de leiding heeft en de namen van de leden van ieder team;
de gevallen waarin de grenscontroles van personen overeenkomstig artikel 8 zijn versoepeld;
de afgifte van paspoortvervangende documenten en visa aan de grens;
verrichte aanhoudingen en klachten (strafbare feiten en administratieve inbreuken);
weigeringen van toegang overeenkomstig artikel 13 (weigeringsgronden en nationaliteit geweigerde personen);
de veiligheidscodes van inreis- en uitreisstempels, de identiteit van de grenswachters die de stempels op een gegeven datum of tijdens een gegeven dienst gebruiken, en informatie over verdwenen of gestolen stempels;
klachten van gecontroleerde personen;
overige zeer belangrijke politiële of justitiële maatregelen;
bijzondere gebeurtenissen.
BIJLAGE III
Modellen van de borden bij de diverse doorgangen aan de grensdoorlaatposten
DEEL A
( 33 )
DEEL B1: „niet-visumplichtig”;
DEEL B2: „alle paspoorten”.
DEEL C