02005R2111 — NL — 26.07.2019 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 2111/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 december 2005

betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 596/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 juni 2009

  L 188

14

18.7.2009

►M2

VERORDENING (EU) 2018/1139 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 4 juli 2018

  L 212

1

22.8.2018

►M3

VERORDENING (EU) 2019/1243 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019

  L 198

241

25.7.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 291, 21.10.2006, blz.  44 (2111/2005)




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 2111/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 december 2005

betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.  Met deze verordening worden regels vastgesteld inzake:

a) het opstellen en openbaar maken van een op gemeenschappelijke criteria gebaseerde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen die om veiligheidsredenen een exploitatieverbod in de Gemeenschap opgelegd hebben gekregen,

en

b) het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de luchtvaartmaatschappij die hun vlucht verzorgt.

2.  De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt geacht geen afbreuk te doen aan de respectieve juridische standpunten van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het geschil over de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is.

3.  De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de afspraken neergelegd in de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 ten uitvoer zijn gelegd. De regeringen van de beide landen stellen de Raad in kennis van de tenuitvoerlegging van de afspraken.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) „luchtvaartmaatschappij”: een luchtvervoersonderneming met een geldige ►C1  exploitatietoestemming ◄ of een gelijkwaardig document;

b) „vervoerscontract”: een contract voor of met inbegrip van luchtvervoersdiensten, waaronder begrepen vervoer middels twee of meer vluchten die door dezelfde of verschillende luchtvaartmaatschappijen worden verzorgd;

c) „luchtvervoerscontractant”: een luchtvaartmaatschappij die een vervoerscontract met een passagier sluit of; indien het contract een pakket omvat, de touroperator. Elke ticketverkoper wordt eveneens als een luchtvervoerscontractant beschouwd;

d) „ticketverkoper”: een verkoper van een vliegticket die geen luchtvaartmaatschappij of touroperator is en die, hetzij voor een afzonderlijke vlucht of als onderdeel van een pakket, een vervoerscontract met een reiziger tot stand brengt;

e) „exploiterende luchtvaartmaatschappij”: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren uit hoofde van een met een passagier gesloten vervoerscontract, dan wel namens een andere natuurlijke of rechtspersoon, die een vervoerscontract met die passagier heeft;

f)  ►C1  exploitatietoestemming ◄ of technische toestemming”: elke wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel van een lidstaat die een luchtvaartmaatschappij toestaat luchtvervoersdiensten naar en vanuit de luchthavens van die lidstaat te exploiteren dan wel in het luchtruim van die lidstaat te opereren of verkeersrechten te gebruiken;

g) „exploitatieverbod”: afwijzing, opschorting, intrekking of inperking van de ►C1  exploitatietoestemming ◄ of technische toestemming van een luchtvaartmaatschappij om veiligheidsredenen, of gelijkwaardige veiligheidsmaatregelen jegens een luchtvaartmaatschappij die geen verkeersrechten in de Gemeenschap geniet maar waarvan de vliegtuigen anders via een leaseovereenkomst in de Gemeenschap geëxploiteerd zouden kunnen worden;

h) „pakket”: de diensten gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 90/314/EEG;

i) „reservatie”: het feit dat de passagier over een ticket of ander bewijsmiddel beschikt waaruit blijkt dat zijn reservatie is aanvaard en geregistreerd door de luchtvervoerscontractant;

j) „geldende veiligheidsnormen”: de internationale veiligheidsnormen neergelegd in het Verdrag van Chicago en de bijlagen daarbij alsmede, voorzover van toepassing, die in de desbetreffende communautaire wetgeving.



HOOFDSTUK II

COMMUNAUTAIRE LIJST

Artikel 3

Vaststelling van de communautaire lijst

1.  Ter verhoging van de veiligheid van de luchtvaart wordt er een lijst vastgesteld van luchtvaartmaatschappijen die een exploitatieverbod opgelegd hebben gekregen („communautaire lijst”). Elke lidstaat past op zijn grondgebied de exploitatieverboden toe die door middel van de lijst aan luchtvaartmaatschappijen opgelegd zijn.

▼M3

2.  De op de geldende veiligheidsnormen gebaseerde gemeenschappelijke criteria voor het opleggen van een exploitatieverbod aan een luchtvaartmaatschappij staan vermeld in de bijlage en worden hierna „gemeenschappelijke criteria” genoemd.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 14 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de bijlage vermelde gemeenschappelijke criteria in het licht van de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen.

▼B

3.  Elke lidstaat deelt de Commissie op 16 februari 2006 mee voor welke luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op het nationale grondgebied geldt, en geeft daarbij de redenen aan waarom het verbod is opgelegd en andere relevante informatie. De Commissie stelt de overige lidstaten in kennis van de nationale exploitatieverboden.

4.  Uiterlijk één maand na de ontvangst van de informatie van de lidstaten besluit de Commissie aan de hand van de gemeenschappelijke criteria of er een exploitatieverbod aan de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen wordt opgelegd en stelt zij overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 15, lid 3 de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd, vast.

Artikel 4

Bijwerking van de communautaire lijst

1.  De communautaire lijst wordt bijgewerkt wanneer

a) er aan een luchtvaartmaatschappij op grond van de gemeenschappelijke criteria een exploitatieverbod wordt opgelegd en de maatschappij op de lijst wordt geplaatst;

b) er een luchtvaartmaatschappij van de lijst wordt afgevoerd omdat zij de veiligheidstekortkoming(en) die tot opneming op de lijst aanleiding gaven ongedaan heeft gemaakt en er op grond van de gemeenschappelijke criteria geen andere reden is om de maatschappij op de lijst te handhaven;

c) de voorwaarden van het exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij die op de communautaire lijst staat gewijzigd worden.

2.  De Commissie past de communautaire lijst eigener beweging of op verzoek van een lidstaat aan zodra zulks op grond van lid 1 vereist is, volgens de procedure van artikel 15, lid 3 en aan de hand van de gemeenschappelijke criteria. De Commissie gaat ten minste eens in de drie maanden na of de communautaire lijst aanpassing behoeft.

3.  Alle lidstaten en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart stellen de Commissie in kennis van alle informatie die van belang kan zijn voor het bijwerken van de communautaire lijst. De Commissie geeft dergelijke informatie aan alle lidstaten door.

Artikel 5

Tijdelijke maatregelen voor het bijwerken van de communautaire lijst

1.  Wanneer het duidelijk is dat een luchtvaartmaatschappij in de Gemeenschap een ernstig veiligheidsrisico oplevert en dat noodmaatregelen van de betrokken lidstaat/lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 1 geen bevredigende oplossing voor het risico hebben geboden, kan de Commissie tijdelijk de in artikel 4, lid 1, onder a) of c) bedoelde maatregelen nemen overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2.

2.  Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 10 werkdagen legt de Commissie de zaak aan het comité bedoeld in artikel 15, lid 1, voor en besluit zij de krachtens lid 1 van dit artikel aangenomen maatregel te bekrachtigen, te wijzigen, in te trekken of uit te breiden, waarbij zij te werk gaat overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 3.

Artikel 6

Uitzonderingsmaatregelen

1.  Deze verordening staat er niet aan in de weg dat een lidstaat in noodgevallen een onvoorzien veiligheidsprobleem aanpakt door op grond van de gemeenschappelijke criteria een onmiddellijk exploitatieverbod voor het eigen grondgebied op te leggen.

2.  Wanneer de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 3, lid 4, of artikel 4, lid 2, besluit een luchtvaartmaatschappij niet op de communautaire lijst te plaatsen, kan een lidstaat niettemin besluiten de betrokken luchtvaartmaatschappij een exploitatieverbod op te leggen of het verbod te handhaven wegens een veiligheidsprobleem dat specifiek zijn grondgebied betreft.

3.  In gevallen als bedoeld in lid 1 en 2 stelt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld van zijn besluit in kennis. De Commissie geeft deze informatie door aan de overige lidstaten. In gevallen als bedoeld in lid 1 verzoekt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld de communautaire lijst aan te passen overeenkomstig artikel 4, lid 2.

Artikel 7

Recht van verweer

De Commissie zorgt ervoor dat bij besluiten als bedoeld in artikel 3, lid 4, artikel 4, lid 2 en artikel 5 de betrokken luchtvaartmaatschappij de gelegenheid krijgt gehoord te worden, rekening houdend met het spoedeisend karakter van sommige situaties.

▼M3

Artikel 8

Gedetailleerde voorschriften

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 14 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met gedetailleerde voorschriften voor de in dit hoofdstuk bedoelde procedures, daarbij terdege rekening houdend met de noodzaak van snelle besluitvorming bij de actualisering van de communautaire lijst.

Indien dit in geval van de in het eerste lid bedoelde maatregelen om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 14 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

▼B

Artikel 9

Openbaarmaking

1.  De communautaire lijst en elke wijziging daarvan worden onmiddellijk in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

2.  De Commissie en de lidstaten nemen de nodige maatregelen om de toegang van het publiek tot de meest recente versie van de communautaire lijst te vergemakkelijken, met name door gebruik te maken van internet.

3.  De contractanten van het luchtvervoer, nationale luchtvaartinspecties, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en de luchthavens op het grondgebied van de lidstaten brengen de communautaire lijst onder de aandacht van de reizigers, zowel via hun websites als, voorzover zinvol, in hun gebouwen.



HOOFDSTUK III

INFORMATIE AAN DE REIZIGERS

Artikel 10

Toepassingsgebied

1.  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het reizigersvervoer door de lucht wanneer de vlucht deel uitmaakt van een vervoerscontract en het vervoer in de Gemeenschap is aangevangen en

a) de vlucht vertrekt vanaf een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is,

of

b) de vlucht vertrekt vanaf een luchthaven in een derde land met als bestemming een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is,

of

c) de vlucht vertrekt vanaf een luchthaven in een derde land met als bestemming een luchthaven in een derde land.

2.  De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing ongeacht of het een geregelde of ongeregelde vlucht betreft, en ongeacht of de vlucht deel uitmaakt van een pakket of niet.

3.  De bepalingen van dit hoofdstuk gelden onverminderd de rechten van passagiers uit hoofde van Richtlijn 90/314/EEG en van Verordening (EEG) nr. 2299/89.

Artikel 11

Informatie over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij

1.  Bij de reservatie licht de luchtvervoerscontractant de passagiers die een vervoerscontract met hem sluiten in over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij(en), ongeacht de vorm van de reservering.

2.  Indien de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij(en) op het moment van de reservatie nog niet bekend is, zorgt de luchtvervoerscontractant ervoor dat de reiziger in kennis wordt gesteld van de naam van de maatschappij(en) die waarschijnlijk als exploiterende luchtvaartmaatschappij voor de betrokken vlucht(en) zal/zullen optreden. In dat geval zorgt de luchtvervoerscontractant ervoor dat de reiziger wordt ingelicht over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij(en) zodra deze bekend is.

3.  Wanneer zich na de reservatie een verandering voordoet in de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij(en) — ongeacht de reden voor deze verandering — neemt de luchtvervoerscontractant alle nodige maatregelen om de reizigers zo spoedig mogelijk van de verandering in kennis te stellen. De reizigers moeten hoe dan ook worden ingelicht bij de check-in of, als er bij overstappen op een aansluitende vlucht geen check-in meer plaatsvindt, bij het instappen.

4.  De luchtvaartmaatschappij of de touroperator zorgt ervoor dat de betrokken luchtvervoerscontractant ingelicht wordt over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij(en) zodra die bekend is, met name indien zich in de identiteit een verandering voordoet.

5.  Indien een ticketverkoper niet is ingelicht over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, kan hij niet aansprakelijk worden geacht voor niet-naleving van de verplichtingen van dit artikel.

6.  De verplichting van de luchtvervoerscontractant om de reiziger in te lichten over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij wordt vermeld in de algemene verkoopvoorwaarden die voor het vervoerscontract gelden.

Artikel 12

Recht op terugbetaling of een andere vlucht

1.  Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht op terugbetaling of een andere vlucht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 261/2004.

2.  In gevallen waarop Verordening (EG) nr. 261/2004 niet van toepassing is, en

a) de aangegeven luchtvaartmaatschappij op de communautaire lijst is geplaatst en een exploitatieverbod opgelegd heeft gekregen waardoor de betrokken vlucht geannuleerd is of geannuleerd zou zijn indien de vlucht in de Gemeenschap zou hebben plaatsgevonden,

of

b) de aangegeven luchtvaartmaatschappij is vervangen door een andere luchtvaartmaatschappij die op de communautaire lijst is geplaatst en een exploitatieverbod opgelegd heeft gekregen waardoor de betrokken vlucht geannuleerd is of geannuleerd zou zijn indien de vlucht in de Gemeenschap zou hebben plaatsgevonden,

biedt de luchtvervoerscontractant die het vervoerscontract is aangegaan de reiziger het recht op terugbetaling of een andere vlucht overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 261/2004, indien de reiziger, wanneer de vlucht niet geannuleerd werd, besloten heeft van de vlucht af te zien.

3.  Lid 2 van dit artikel laat artikel 13 van Verordening (EG) nr. 261/2004 onverlet.

Artikel 13

Sancties

De lidstaten zien toe op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en voorzien in sancties voor overtreding. De sancties moeten doeltreffend en evenredig zijn en een afschrikkende werking hebben.



HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Informatie en herziening

Uiterlijk 16 januari 2009 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de verordening. Het verslag gaat indien nodig vergezeld van voorstellen voor herziening van de verordening.

▼M3

Artikel 14 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 3, lid 2 en artikel 8 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 26 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 2, en artikel 8 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 1 ).

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 8 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

Artikel 14 ter

Spoedprocedure

1.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 14 bis, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

▼M1

Artikel 15

▼M2

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M3 —————

▼M1

5.  De Commissie kan het comité voor elke andere vraag in verband met de toepassing van deze verordening raadplegen.

▼B

Artikel 16

Intrekking

Artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG wordt ingetrokken.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 10, 11 en 12 zijn van toepassing vanaf 16 juli 2006 en artikel 13 is van toepassing vanaf 16 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

Gemeenschappelijke criteria voor een eventueel communautair exploitatieverbod om veiligheidsredenen

Bij besluiten over maatregelen op communautair niveau wordt elk individueel geval op zijn merites beoordeeld. Afhankelijk van de beoordeling van elk geval kan/kunnen een of alle in eenzelfde staat geregistreerde luchtvaartmaatschappij(en) voor communautaire maatregelen in aanmerking komen.

Om vast te stellen of een luchtvaartmaatschappij een volledig of gedeeltelijk verbod opgelegd moet krijgen, wordt nagegaan of zij aan de geldende veiligheidsnormen voldoet, waarbij de volgende factoren meespelen:

1. Geverifieerde aanwijzingen voor ernstige veiligheidstekortkomingen bij de luchtvaartmaatschappij:

 Rapporten waaruit blijkt dat er sprake is van ernstige tekortkomingen of aanhoudend verzuim van de maatschappij om tekortkomingen aan te pakken die bij inspecties in het kader van het SAFA-programma aan het licht zijn gekomen en waarvan de maatschappij eerder op de hoogte is gesteld.

 Ernstige veiligheidstekortkomingen die zijn vastgesteld bij het vergaren van informatie overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2004/36/EG inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap.

 Exploitatieverbod opgelegd door een derde land wegens aantoonbare tekortkomingen met betrekking tot de internationale veiligheidsnormen.

 Gegronde aanwijzingen in verband met ongelukken en ernstige voorvallen die wijzen op latente systematische veiligheidstekortkomingen.

2. Gebrek aan vermogen en/of bereidheid bij de luchtvaartmaatschappij om veiligheidstekortkomingen aan te pakken, hetgeen blijkt uit:

 Gebrek aan openheid of onvoldoende adequate en tijdige informatieverstrekking door de maatschappij naar aanleiding van een onderzoek door de luchtvaartinspectie van een lidstaat naar de veiligheid van de exploitatie.

 Ondeugdelijk of ontoereikend actieplan naar aanleiding van geconstateerde ernstige veiligheidstekortkomingen.

3. Gebrek aan vermogen en/of bereidheid bij het lichaam dat toezicht houdt op de luchtvaartmaatschappij om veiligheidstekortkomingen aan te pakken, hetgeen blijkt uit:

 Luchtvaartautoriteiten die geen medewerking verlenen aan de burgerluchtvaartautoriteit van een lidstaat wanneer bezorgdheid over de veiligheid van de exploitatie van een in het betrokken land geregistreerde maatschappij is gerezen.

 Toezichthoudende lichamen die er niet in slagen de geldende veiligheidsnormen te doen naleven. Daarbij moet vooral worden gelet op:

 

a) audits en daarmee verbandhoudende actieplannen opgesteld in het kader van het Universal Oversight Audit Programme van de ICAO of krachtens de desbetreffende communautaire wetgeving;

b) de vraag of de ►C1  exploitatietoestemming ◄ of technische toestemming van een maatschappij, verleend door de desbetreffende staat, eerder door een andere staat is afgewezen of ingetrokken;

c) het certificaat niet is afgegeven door de bevoegde autoriteit in de staat waar de maatschappij voornamelijk werkzaam is.

 Gebrek aan vermogen bij de bevoegde autoriteit in het land waar de vliegtuigen die de maatschappij gebruikt geregistreerd zijn, om toezicht op de toestellen te houden overeenkomstig haar verplichtingen ingevolge het Verdrag van Chicago.



( 1 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.