2004R0550 — NL — 04.12.2009 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 550/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 maart 2004

betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim

(„de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 096 van 31.3.2004, blz. 10)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1070/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 21 oktober 2009

  L 300

34

14.11.2009




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 550/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 maart 2004

betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim

(„de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”)

(Voor de EER relevante tekst)



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's ( 3 ),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 4 ) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 11 december 2003 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten hebben, zij het elk in verschillende mate, hun nationale verleners van luchtvaartnavigatiediensten gereorganiseerd door hun een grotere mate van autonomie en meer vrijheid te schenken om diensten te verlenen. Deze nieuwe omgeving kenmerkt zich door een toenemende noodzaak om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan minimumeisen van het algemeen belang.

(2)

Het verslag van de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van november 2002 heeft bevestigd dat regels op communautair niveau nodig zijn om onderscheid te maken tussen regelgeving en dienstverlening en om een certificeringsstelsel in te voeren ter bescherming van het algemeen belang, met name op het gebied van veiligheid, en om het heffingenstelsel te verbeteren.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 wordt het kader vastgesteld voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de kaderverordening”) ( 5 ).

(4)

Om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand te brengen, dienen maatregelen te worden vastgesteld die een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten garanderen die strookt met de organisatie en het gebruik van het luchtruim als geregeld bij Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”) ( 6 ). De totstandbrenging van een geharmoniseerde organisatie van de verlening van dergelijke diensten is van belang om op adequate wijze te kunnen voldoen aan de vraag van luchtruimgebruikers en om op een veilige en efficiënte wijze het luchtverkeer te kunnen regelen.

(5)

Het verlenen van luchtverkeersdiensten als bedoeld in deze verordening, hangt samen met het uitoefenen van overheidsbevoegdheden die geen economisch karakter hebben dat de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag zou kunnen rechtvaardigen.

(6)

Lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten en voor de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.

(7)

Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om erkende organisaties, die technische ervaring hebben, te belasten met de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.

(8)

Voor een soepele werking van het luchtvervoerssysteem zijn ook uniforme strenge veiligheidsnormen voor verleners van luchtvaartnavigatiediensten vereist.

(9)

Er moeten regelingen worden getroffen om systemen voor vergunningen van luchtverkeersleiders te harmoniseren, teneinde de beschikbaarheid van luchtverkeersleiders te verbeteren en de wederzijdse erkenning van vergunningen te bevorderen.

(10)

Er moet een gemeenschappelijk stelsel tot stand worden gebracht voor het certificeren van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, als middel om de rechten en plichten van deze dienstverleners vast te leggen en regelmatig te controleren of de eisen worden nageleefd, zonder daarbij afbreuk te doen aan de continuïteit van de dienstverlening.

(11)

De aan certificaten verbonden voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd zijn en niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn en verenigbaar zijn met de betreffende internationale normen.

(12)

De certificaten dienen wederzijds te worden erkend door alle lidstaten, zodat verleners van luchtvaartnavigatiediensten diensten kunnen verlenen in een andere lidstaat dan in die waarin zij hun certificaat hebben verkregen, zulks binnen de grenzen van de veiligheidseisen.

(13)

De verlening van communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten en van luchtvaartinlichtingendiensten dient te worden georganiseerd onder marktvoorwaarden, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze diensten en onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau.

(14)

Ter bevordering van de veilige afwikkeling van het luchtverkeer over de grenzen van de lidstaten heen, ten behoeve van de luchtruimgebruikers en hun passagiers, dient het certificeringsstelsel te voorzien in een kader dat lidstaten in staat stelt om verleners voor luchtverkeersdiensten aan te wijzen, ongeacht waar zij hun certificaat hebben verkregen.

(15)

Lidstaten moeten voor het gehele luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt of voor een deel daarvan, aan de hand van hun analyse van veiligheidsoverwegingen, een of meer verleners van meteorologische diensten kunnen aanwijzen, zonder dat een openbare aanbesteding moet worden georganiseerd.

(16)

Verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen door middel van geschikte regelingen een nauwe samenwerking tot stand te brengen en onderhouden met militaire autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor activiteiten die van invloed kunnen zijn op het algemeen luchtverkeer.

(17)

De rekeningen van alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen zo transparant mogelijk te zijn.

(18)

De invoering van geharmoniseerde beginselen en voorwaarden voor toegang tot operationele gegevens dient de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en de werkzaamheden van luchtruimgebruikers en luchthavens in een nieuwe omgeving te vergemakkelijken.

(19)

Voorwaarden gesteld aan heffingen die luchtruimgebruikers worden opgelegd dienen billijk en transparant te zijn.

(20)

Gebruikersheffingen moeten compensatie bieden voor de door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en lidstaten geleverde faciliteiten en diensten. De hoogte van de gebruikersheffingen moet in verhouding staan tot de kosten, met inachtneming van de doelstellingen voor veiligheid en economische efficiëntie.

(21)

Bij de verlening van gelijkwaardige luchtvaartnavigatiediensten mag geen onderscheid worden gemaakt tussen luchtruimgebruikers.

(22)

Verleners van luchtvaartnavigatiediensten bieden bepaalde faciliteiten en diensten aan die rechtstreeks betrekking hebben op de bediening van vliegtuigen, en waarvan zij de kosten moeten kunnen terugverdienen krachtens het beginsel dat de gebruiker betaalt, hetgeen wil zeggen dat luchtruimgebruikers moeten betalen voor de kosten die zij op, of zo dicht mogelijk bij, het punt van gebruik veroorzaken.

(23)

Het is van belang dat de transparantie van de kosten welke dergelijke faciliteiten of diensten met zich brengen, gewaarborgd is. Alle wijzigingen in het stelsel of in de hoogte van de heffingen dienen dus aan de luchtruimgebruikers te worden uitgelegd. Dergelijke wijzigingen of investeringen die door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden voorgesteld, moeten worden toegelicht als onderdeel van een informatie-uitwisseling tussen hun managementinstanties en de luchtruimgebruikers.

(24)

Er moet ruimte zijn voor een differentiatie in de heffingen die bijdraagt aan het maximaliseren van de capaciteit van het hele systeem. Financiële stimulansen kunnen een nuttige manier zijn om de invoering te versnellen van grond- of boordapparatuur die de capaciteit vergroot, om hoge prestaties te belonen of een compensatie te bieden voor het ongemak dat gepaard gaat met de keuze voor minder aantrekkelijke routes.

(25)

In het kader van het genereren van inkomsten met het oog op een redelijk rendement van het kapitaal en in direct verband met besparingen dankzij de verbetering van de efficiëntie dient de Commissie te onderzoeken of het mogelijk is een reserve op te bouwen die tot doel heeft de gevolgen van een plotselinge verhoging van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers te beperken op tijdstippen van minder luchtverkeer.

(26)

De Commissie dient de haalbaarheid te onderzoeken van tijdelijke financiële steun voor maatregelen om de capaciteit van het Europese luchtverkeersleidingssysteem als geheel te vergroten.

(27)

De Commissie moet regelmatig, in samenwerking met Eurocontrol en met de nationale toezichthoudende instanties en luchtruimgebruikers, de wijze beoordelen waarop heffingen ten laste van luchtruimgebruikers worden vastgesteld en opgelegd.

(28)

Gezien de bijzonder gevoelige aard van informatie inzake verleners van luchtvaartnavigatiediensten, mogen de nationale toezichthoudende instanties geen informatie openbaar maken die onder het beroepsgeheim valt, ongeacht de wijze waarop een systeem voor de beoordeling en publicatie van de prestaties van die dienstverleners is georganiseerd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.  Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het doel van deze verordening is gemeenschappelijke eisen vast te stellen voor de veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap.

2.  Deze verordening is van toepassing op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer, in overeenstemming met en binnen de werkingssfeer van de kaderverordening.

▼M1

Artikel 2

Taken van de nationale toezichthoudende instanties

1.  De in artikel 4 van de kaderverordening genoemde nationale toezichthoudende instanties zorgen voor passend toezicht op de toepassing van deze verordening, met name met betrekking tot de veilige en efficiënte dienstuitvoering door verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaat die de betrokken instantie heeft aangewezen of ingesteld.

2.  Daartoe organiseert elke nationale toezichthoudende instantie passende inspecties en onderzoeken om na te gaan of aan de eisen van deze verordening, met inbegrip van eisen op het gebied van personeel voor de levering van luchtvaartnavigatiediensten, is voldaan. De betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten verleent hieraan zijn medewerking.

3.  Voor functionele luchtruimblokken die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, sluiten de betrokken lidstaten een overeenkomst inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot die functionele luchtruimblokken.

4.  Nationale toezichthoudende instanties werken onderling nauw samen om een adequaat toezicht te waarborgen op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in het bezit zijn van een geldig certificaat van een lidstaat en die ook diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt. Deze samenwerking omvat ook regelingen voor de behandeling van gevallen waarin niet voldaan wordt aan de geldende gemeenschappelijke eisen van artikel 6 of aan de voorwaarden van bijlage II.

5.  In het geval van de grensoverschrijdende levering van luchtvaartnavigatiediensten omvatten dergelijke regelingen een overeenkomst over de wederzijdse erkenning van de toezichtstaken zoals bedoeld in de leden 1 en 2, en van de resultaten van deze taken. Deze wederzijdse erkenning geldt ook wanneer regelingen voor erkenning tussen nationale toezichthoudende instanties zijn gemaakt voor het certificeringsproces van dienstverleners.

6.  Nationale toezichthoudende instanties kunnen, indien dit op grond van het nationale recht is toegestaan, met het oog op regionale samenwerking ook regelingen overeenkomen betreffende de verdeling van de verantwoordelijkheden voor toezichtstaken.

Artikel 3

Gekwalificeerde entiteiten

1.  Nationale toezichthoudende instanties kunnen besluiten de in artikel 2, lid 2, bedoelde inspecties en onderzoeken volledig of ten dele te delegeren aan gekwalificeerde entiteiten die aan de in bijlage I genoemde eisen voldoen.

2.  Een dergelijke door een nationale toezichthoudende instantie verleende delegatie is binnen de Gemeenschap geldig gedurende een periode van drie jaar die kan worden hernieuwd. Nationale toezichthoudende instanties kunnen elke gekwalificeerde entiteit die in de Gemeenschap is gevestigd met de uitvoering van deze inspecties en onderzoeken belasten.

Artikel 4

Veiligheidseisen

De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening vermelde regelgevingsprocedure, uitvoeringsbepalingen vast die de relevante bepalingen van de Eurocontrol Safety Regulatory Requirements (ESARRs) en latere wijzigingen op deze ESARRs in het kader van deze verordening omvatten, waar nodig met passende aanpassingen.

▼M1 —————

▼B



HOOFDSTUK II

VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VERLENING VAN DIENSTEN

Artikel 6

Gemeenschappelijke eisen

Er worden volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. De gemeenschappelijke eisen moeten ten minste betrekking hebben op:

 technische en operationele bekwaamheid en geschiktheid,

 systemen en processen voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer,

 rapportages,

 kwaliteit van de diensten,

 financiële draagkracht,

 aansprakelijkheid en verzekering,

 eigendom en organisatiestructuur, met inbegrip van het vermijden van belangenconflicten,

 personeel, met inbegrip van adequate personeelsplanning,

 beveiliging.

Artikel 7

Certificering van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten

1.  De verlening van alle luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap wordt door de lidstaten gecertificeerd.

2.  Aanvragen voor certificering worden ingediend bij de nationale toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de aanvrager zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft en in voorkomend geval statutair is gevestigd.

3.  Nationale toezichthoudende instanties geven certificaten af aan de verleners van luchtvaartnavigatiediensten indien deze aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen voldoen. Certificaten kunnen worden verleend voor elke in artikel 2 van de kaderverordening genoemde afzonderlijke luchtvaartnavigatiedienst of voor een bundel van dergelijke diensten, onder meer in de situatie waarin een verlener van luchtvaartnavigatiediensten, ongeacht diens juridische status, zijn eigen communicatie-, navigatie- en begeleidingssystemen bedient en in stand houdt. De certificaten worden regelmatig gecontroleerd.

4.  In de certificaten worden de rechten en plichten van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten aangegeven, met inbegrip van niet-discriminerende toegang tot diensten voor gebruikers van het luchtruim, met speciale aandacht voor de veiligheid. Aan certificering mogen alleen de voorwaarden van bijlage II verbonden zijn. Deze voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd, niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn.

5.  Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, kunnen lidstaten toestaan dat in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan luchtvaartnavigatiediensten worden verleend zonder certificaat, in gevallen waarin de verlener van deze diensten de diensten hoofdzakelijk aanbiedt aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer. In deze gevallen stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de maatregelen die zijn genomen om maximale overeenstemming met de vastgestelde gemeenschappelijke eisen te waarborgen.

▼M1

6.  Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9, krijgen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, wanneer hen een certificaat wordt afgegeven, de mogelijkheid om hun diensten aan te bieden aan lidstaten, andere verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens in de Gemeenschap.

7.  Nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de gemeenschappelijke eisen en van de aan de certificaten verbonden voorwaarden. Details aangaande dit toezicht worden opgenomen in de jaarlijkse verslagen die door de lidstaten worden ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de kaderverordening. Als een nationale toezichthoudende instantie vaststelt dat de houder van een certificaat niet langer aan deze eisen of voorwaarden voldoet, treft hij passende maatregelen, waarbij tegelijkertijd de continuïteit van de diensten wordt gewaarborgd op voorwaarde dat de veiligheid niet in gevaar komt. Deze maatregelen kunnen de intrekking van het certificaat omvatten.

▼B

8.  Een lidstaat erkent elk certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven in overeenstemming met dit artikel.

9.  In uitzonderlijke omstandigheden kunnen lidstaten de termijn waarbinnen aan dit artikel voldaan moet zijn, verlengen tot zes maanden na de in artikel 19, lid 2, genoemde datum. Lidstaten stellen de Commissie van deze verlenging in kennis, onder vermelding van de redenen daarvoor.

▼M1

Artikel 8

Aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend. Daartoe wijzen de lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten aan die in het bezit is van een binnen de Gemeenschap geldig certificaat.

2.  Bij het verlenen van grensoverschrijdende diensten zorgen de lidstaten ervoor dat naleving van dit artikel en artikel 10, lid 3, niet wordt belemmerd door hun nationale rechtsstelsel dat voorschrijft dat een verlener van luchtverkeersdiensten die diensten aanbiedt in het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van die lidstaat valt:

a) rechtstreeks of via meerderheidsaandeelhouderschap eigendom moet zijn van die lidstaat of onderdanen daarvan;

b) zijn hoofdvestiging of geregistreerd kantoor op het grondgebied van die lidstaat moet hebben, of

c) alleen faciliteiten in die lidstaat mag gebruiken.

3.  Lidstaten definiëren de rechten en plichten waaraan de aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten moeten voldoen. Deze plichten kunnen voorwaarden bevatten voor het tijdig verstrekken van relevante informatie, waarmee alle bewegingen van luchtvaartuigen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim kunnen worden geïdentificeerd.

4.  Lidstaten hebben de bevoegdheid om zelf een verlener van luchtverkeersdiensten te kiezen, mits deze voldoet aan de eisen en voorwaarden van de artikelen 6 en 7.

5.  Voor functionele luchtruimblokken die overeenkomstig artikel 9 bis zijn vastgesteld en die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, wijzen de betrokken lidstaten, overeenkomstig lid 1 van dit artikel, gezamenlijk en minstens één maand voor implementatie van het luchtruimblok één of meer verleners van luchtverkeersdiensten aan.

6.  Lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van alle in het kader van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

▼B

Artikel 9

Aanwijzing van verleners van meteorologische diensten

1.  Lidstaten kunnen een verlener van meteorologische diensten aanwijzen om op exclusieve basis met betrekking tot het gehele onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan alle meteorologische gegevens of een deel daarvan te verstrekken; daarbij dienen zij rekening te houden met overwegingen op het gebied van de veiligheid.

2.  Lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van elk besluit in het kader van dit artikel inzake de aanwijzing van een verlener van meteorologische diensten.

▼M1

Artikel 9 bis

Functionele luchtruimblokken

1.  De lidstaten nemen uiterlijk op 4 december 2012 alle nodige maatregelen om te garanderen dat de functionele luchtruimblokken worden geïmplementeerd teneinde de vereiste capaciteit en efficiëntie van het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging in het gemeenschappelijke Europese luchtruim te bereiken, een hoog niveau van veiligheid in stand te houden, bij te dragen tot de algehele prestaties van het luchtvervoerssysteem en het effect op het milieu te beperken. De lidstaten, en in het bijzonder die lidstaten die aangrenzende functionele luchtruimblokken creëren, werken zoveel mogelijk samen om de naleving van deze bepaling te garanderen. Indien van toepassing omvat deze samenwerking ook derde landen die aan functionele luchtruimblokken deelnemen.

2.  Functionele luchtruimblokken moeten met name:

a) worden onderbouwd door een veiligheidsstudie;

b) optimaal gebruik van het luchtruim mogelijk maken, rekening houdende met luchtverkeersstromen;

c) zorgen voor consistentie met het Europese routenetwerk dat overeenkomstig artikel 6 van de luchtruimverordening wordt opgericht;

d) hun rechtvaardiging vinden in een algehele toegevoegde waarde, met inbegrip van een optimaal gebruik van technische en personele middelen, op basis van kosten-batenanalyses;

e) een vlotte en flexibele overdracht garanderen van verantwoordelijkheid voor de luchtverkeersleiding tussen luchtverkeersleidingscentra;

f) de verenigbaarheid tussen de verschillende luchtruimconfiguraties garanderen door onder andere de bestaande vluchtinformatiegebieden te optimaliseren;

g) voldoen aan voorwaarden die voortvloeien uit regionale overeenkomsten die binnen de ICAO zijn gesloten;

h) regionale overeenkomsten eerbiedigen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening van kracht zijn, in het bijzonder de overeenkomsten waarbij derde landen in Europa zijn betrokken, en

i) bijdragen aan consistentie met voor de hele Gemeenschap geldende prestatiedoelstellingen.

3.  Een functioneel luchtruimblok wordt uitsluitend ingesteld bij onderlinge overeenstemming tussen alle lidstaten en in voorkomend geval derde landen die verantwoordelijk zijn voor een deel van het luchtruim in het functioneel luchtruimblok. Alvorens de Commissie kennis te geven over de instelling van een functioneel luchtruimblok, verstrek(t)(ken) de betrokken lidsta(a)t(en) de Commissie, de andere lidstaten en de andere belanghebbende partijen passende informatie en worden deze in staat gesteld eventuele opmerkingen te maken.

4.  Indien een functioneel luchtruimblok betrekking heeft op luchtruim dat volledig of gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van twee of meer lidstaten valt, bevat de overeenkomst waarbij het functioneel luchtruimblok wordt ingesteld de noodzakelijke bepalingen over de wijze waarop het functioneel luchtruimblok kan worden gewijzigd en de wijze waarop een lidstaat zich uit het functioneel luchtruimblok kan terugtrekken, met inbegrip van overgangsregelingen.

5.  Bij geschillen tussen twee of meer lidstaten ten aanzien van een grensoverschrijdend functioneel luchtruimblok dat betrekking heeft op luchtruim onder hun verantwoordelijkheid, kunnen de betrokken lidstaten de zaak gezamenlijk voor advies aan het Single Sky-comité voorleggen. Het advies wordt verstrekt aan de betrokken lidstaten. Onverminderd lid 3 houden de lidstaten met dit advies rekening om een oplossing te vinden.

6.  Na door de lidstaten op de hoogte te zijn gebracht van de in de leden 3 en 4 bedoelde overeenkomsten en verklaringen, beoordeelt de Commissie of elk functioneel luchtruimblok voldoet aan de in lid 2 bedoelde eisen en presenteert ze de resultaten ter bespreking aan het Single Sky-comité. Indien de Commissie vaststelt dat één of meerdere functionele luchtruimblokken niet aan de eisen voldoe(t)(n), voert ze gesprekken met de betrokken lidsta(a)t(en) om tot afspraken te komen over de maatregelen die nodig zijn om de situatie te corrigeren.

7.  Onverminderd het bepaalde in lid 6 worden de in de leden 3 en 4 bedoelde overeenkomsten en verklaringen aan de Commissie meegedeeld met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. In die bekendmaking wordt de datum vermeld waarop het besluit in kwestie in werking treedt.

8.  Uiterlijk op 4 december 2010 worden overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, van de kaderverordening bedoelde raadgevingsprocedure richtsnoeren voor de instelling en wijziging van functionele luchtruimblokken ontwikkeld.

9.  De Commissie stelt, uiterlijk op 4 december 2011 en overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, uitvoeringbepalingen vast betreffende de door de betrokken lidsta(a)t(en) te verstrekken informatie, vóór de instelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

Artikel 9 ter

Systeemcoördinator van functionele luchtruimblokken

1.  Teneinde de instelling van functionele luchtruimblokken te vergemakkelijken, kan de Commissie een natuurlijk persoon als coördinator van het systeem van functionele luchtruimblokken (de „coördinator”) aanwijzen. De Commissie handelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening.

2.  Onverminderd artikel 9 bis, lid 5, helpt de coördinator, op verzoek van alle betrokken lidstaten en, indien van toepassing, derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen, bij het vinden van oplossingen voor problemen in de onderhandelingen, teneinde de instelling van functionele luchtruimblokken te bespoedigen. De coördinator opereert op basis van een mandaat van alle betrokken lidstaten en, indien van toepassing, derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen.

3.  De coördinator opereert onpartijdig, in het bijzonder ten aanzien van de lidstaten, derde landen, de Commissie en andere betrokken partijen.

4.  De coördinator maakt informatie die hij bij de uitoefening van zijn functie verkrijgt niet openbaar, tenzij hem dat door de betrokken lidsta(a)t(en) en, indien van toepassing, de betrokken derde landen wordt toegestaan.

5.  De coördinator brengt voor het eerst drie maanden na zijn aanwijzing, en daarna om de drie maanden, verslag uit aan de Commissie, het Single Sky-comité en het Europees Parlement. Het verslag omvat een beknopt overzicht van de onderhandelingen en de resultaten daarvan.

6.  Het mandaat van de coördinator loopt af op het moment van ondertekening van de laatste overeenkomst voor functionele luchtruimblokken, maar ten laatste op 4 december 2012.

▼B

Artikel 10

Betrekkingen tussen dienstverleners

1.  Verleners van luchtvaartnavigatiediensten kunnen gebruikmaken van de diensten van andere dienstverleners die in de Gemeenschap gecertificeerd zijn.

2.  Verleners van luchtvaartnavigatiediensten leggen hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de specifieke verplichtingen en taken van de verschillende dienstverleners worden vastgelegd en die de uitwisseling van operationele gegevens tussen alle dienstverleners voor wat het algemene luchtverkeer betreft, mogelijk maken. Deze regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie(s).

3.  Waar het gaat om het verlenen van luchtverkeersdiensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist. Waar het gaat om het verlenen van meteorologische diensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist indien zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, op exclusieve basis een verlener van deze diensten hebben aangewezen.

▼M1

Artikel 11

Betrekkingen met de militaire autoriteiten

Lidstaten nemen in het kader van het gemeenschappelijke vervoersbeleid de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan of hernieuwd.

▼B

Artikel 12

Transparantie van rekeningen

1.  Verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten, ongeacht hun eigendomsstructuur of rechtsvorm, hun jaarrekeningen opstellen, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderwerpen en publiceren. Deze jaarrekeningen moeten voldoen aan de door de Gemeenschap goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen. Wanneer deze rekeningen wegens de juridische status van de dienstverlener niet volledig aan de internationale standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken verlener ernaar om zoveel mogelijk aan deze standaarden te voldoen.

2.  In ieder geval moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten een jaarverslag publiceren en worden zij regelmatig onderworpen aan een onafhankelijke accountantscontrole.

▼M1

3.  Wanneer verleners van luchtvaartnavigatiediensten een bundel diensten aanbieden, doen zij opgave van de kosten van en opbrengsten uit verleende luchtvaartnavigatiediensten, opgesplitst overeenkomstig het in artikel 14 vermelde heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten en houden zij, voor zover toepasselijk, geconsolideerde rekeningen bij voor andere diensten die niet de luchtvaartnavigatie betreffen, op dezelfde wijze als verplicht zou zijn wanneer de betrokken diensten zouden worden uitgevoerd door aparte ondernemingen.

▼B

4.  Lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan die recht op inzage hebben in de boekhouding van dienstverleners die diensten verlenen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim.

5.  Lidstaten kunnen de overgangsbepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen ( 7 ) toepassen op de onder de werkingssfeer van deze verordening vallende verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

Artikel 13

Toegang tot en bescherming van gegevens

1.  Voor wat het algemene luchtverkeer betreft, worden relevante operationele gegevens in real time uitgewisseld tussen alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten onderling, luchtruimgebruikers en luchthavens teneinde aan hun operationele behoeften tegemoet te komen. De gegevens worden alleen voor operationele doeleinden gebruikt.

2.  Toegang tot relevante operationele gegevens wordt op niet-discriminatoire basis verleend aan bevoegde instanties, gecertificeerde verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens.

3.  Gecertificeerde dienstverleners, luchtruimgebruikers en luchthavens stellen standaardvoorwaarden op voor de toegang tot hun andere relevante operationele gegevens dan de in lid 1 bedoelde. Deze standaardvoorwaarden worden goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instanties. Waar nodig, worden gedetailleerde regels met betrekking tot dergelijke voorwaarden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure.



HOOFDSTUK III

HEFFINGENSTELSELS

▼M1

Artikel 14

Algemeen

Overeenkomstig de in de artikelen 15 en 16 vermelde eisen, draagt het heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten bij tot meer transparantie bij het vaststellen, opleggen en innen van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers, tot de verbetering van de kostenefficiëntie van het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten en tot de verbetering van de efficiëntie van de vluchten, met inachtneming van een optimaal veiligheidsniveau. Dit heffingenstelsel moet ook stroken met artikel 15 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart en met het heffingensysteem van Eurocontrol voor en-routeheffingen.

Artikel 15

Algemene beginselen

1.  Het heffingenstelsel is gebaseerd op de berekening van de kosten die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten behoeve van luchtruimgebruikers moeten maken. Het stelsel wijst deze kosten toe aan categorieën gebruikers.

2.  De volgende beginselen worden toegepast bij het vaststellen van de kostenbasis voor de heffingen:

a) de onder luchtruimgebruikers te verdelen kosten zijn de bepaalde kosten van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van passende bedragen voor rente op kapitaalinvesteringen en afschrijving van activa, alsmede van de kosten van onderhoud, exploitatie, beheer en administratie. Bepaalde kosten zijn de door de lidstaat op nationaal niveau of het niveau van de functionele luchtruimblokken bepaalde kosten, hetzij aan het begin van de referentieperiode voor elk kalenderjaar van de in artikel 11 van de kaderverordening bedoelde referentieperiode, hetzij gedurende de referentieperiode, na passende aanpassingen met toepassing van het in artikel 11 van de kaderverordening bedoelde waarschuwingsmechanisme;

b) de kosten die in dit verband moeten worden meegenomen, zijn die welke geraamd zijn voor de faciliteiten en diensten die zijn voorzien en worden uitgevoerd in het kader van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio. Hieronder kunnen ook de kosten vallen van de nationale toezichthoudende instanties en/of gekwalificeerde entiteiten, alsmede andere kosten die door de betrokken lidstaat en dienstverlener zijn gemaakt voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten. Het omvat echter niet de kosten van strafmaatregelen die door de lidstaten zijn opgelegd overeenkomstig artikel 9 van de kaderverordening, noch de kosten van corrigerende maatregelen die door de lidstaten zijn opgelegd overeenkomstig artikel 11 van de kaderverordening;

c) ten aanzien van de functionele luchtruimblokken en in het kader van hun respectieve kaderovereenkomsten doen de lidstaten redelijke inspanningen om tot afspraken te komen over gemeenschappelijke beginselen voor het beleid inzake heffingen;

d) de kosten van de verschillende luchtvaartnavigatiediensten moeten apart worden aangeduid, zoals bepaald in artikel 12, lid 3;

e) kruissubsidies tussen en-routediensten en plaatselijke diensten zijn niet toegestaan. Kosten die betrekking hebben op zowel plaatselijke diensten als en-routediensten worden aan de hand van een transparante methode evenredig verdeeld over plaatselijke diensten en en-routediensten. Kruissubsidies worden tussen verschillende luchtvaartnavigatiediensten in een van deze twee categorieën alleen toegestaan wanneer deze door objectieve redenen gerechtvaardigd zijn en moeten duidelijk herkenbaar worden gemaakt.

f) de transparantie van de kostenbasis voor de heffingen moet worden gegarandeerd. Uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de verstrekking door de dienstverleners van informatie, met behulp waarvan de prognoses, werkelijke kosten en inkomsten van een dienstverlener kunnen worden beoordeeld. Er moet regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de nationale toezichthoudende instanties, dienstverleners, luchtruimgebruikers, de Commissie en Eurocontrol.

3.  De lidstaten moeten de volgende beginselen naleven bij het vaststellen van heffingen overeenkomstig lid 2:

a) heffingen voor de beschikbaarheid van luchtvaartnavigatiediensten worden vastgesteld onder niet-discriminatoire voorwaarden. Bij het opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het gebruik van dezelfde dienst wordt geen onderscheid gemaakt op grond van nationaliteit of categorie luchtruimgebruiker;

b) vrijstelling van bepaalde gebruikers, met name lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kan worden toegestaan, mits de kosten van een dergelijke vrijstelling niet op andere gebruikers worden afgewenteld;

c) de heffingen worden per kalenderjaar vastgesteld op basis van de bepaalde kosten, of onder voorwaarden die door de lidstaten worden gehanteerd voor het bepalen van de maximumhoogte van het tarief per eenheid of van de inkomsten voor elk jaar over een periode van ten hoogste vijf jaar;

d) luchtvaartnavigatiediensten mogen voldoende inkomsten genereren die voorzien in een redelijk rendement van het kapitaal, zodat kan worden bijgedragen aan noodzakelijke kapitaalverbeteringen;

e) heffingen geven de kosten weer die zijn verbonden aan de luchtvaartnavigatiediensten en aan faciliteiten die aan de luchtruimgebruikers ter beschikking worden gesteld, rekening houdend met het draagkrachtprincipe van de verschillende betrokken typen luchtvaartuigen;

f) heffingen moeten de veilige, doelmatige, doeltreffende, daadwerkelijke en duurzame verlening van luchtvaartnavigatiediensten bevorderen teneinde een hoog niveau van veiligheid en kosteneffectiviteit te realiseren en het halen van de prestatiedoelstellingen, en ze vormen een stimulans voor geïntegreerde dienstverlening, en leveren een bijdrage aan het reduceren van de milieugevolgen van de luchtvaart. Daartoe mogen de nationale toezichthoudende instanties, met betrekking tot de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, mechanismen opzetten, inclusief prikkels in de vorm van financiële voordelen en nadelen, om verleners van luchtvaartnavigatiediensten en/of luchtruimgebruikers aan te moedigen steun te verlenen aan verbeteringen in de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, zoals verhoogde capaciteit, beperkte vertragingen en duurzame ontwikkeling, onder gelijktijdige handhaving van een optimaal veiligheidsniveau.

4.  De Commissie stelt gedetailleerde uitvoeringsbepalingen vast voor dit artikel, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure.

▼M1

Artikel 15 bis

Gemeenschappelijke projecten

1.  Gemeenschappelijke projecten kunnen bijdragen tot een succesvolle implementatie van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. Dergelijke projecten dragen bij tot de doelstellingen van deze verordening, d.w.z. de verbetering van de prestatie van het Europese luchtvaartsysteem op kerngebieden als capaciteit en vlucht- en kostenefficiëntie, alsmede milieuduurzaamheid, binnen het kader van de veiligheidsdoelstellingen, die van de hoogste orde zijn.

2.  De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, richtsnoeren ontwikkelen betreffende de wijze waarop dergelijke projecten kunnen bijdragen tot de implementatie van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. Dergelijke richtsnoeren laten de mechanismen voor de operationalisering van dergelijke projecten met betrekking tot functionele luchtruimblokken zoals door de partners van die blokken overeengekomen, onverlet.

3.  De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, ook besluiten gemeenschappelijke projecten op te zetten voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder belang zijn voor de verbetering van de algehele prestatie van de luchtverkeersbeveiliging en de luchtverkeersnavigatiediensten in Europa. Dergelijke gemeenschappelijke projecten kunnen in aanmerking komen voor communautaire financiering binnen het meerjarig financieel kader. Hiertoe, en onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen over het gebruik van hun eigen financiële middelen, voert de Commissie een onafhankelijke kosten-batenanalyse uit en voert ze overeenkomstig artikel 10 van de kaderverordening passend overleg met de lidstaten en relevante betrokken partijen, waarbij alle passende wijzen van financiering onder de loep worden genomen. De in aanmerking komende kosten van de operationalisering van gemeenschappelijke projecten worden overeenkomstig de beginselen van transparantie en non-discriminatie gedekt.

▼M1

Artikel 16

Beoordeling van naleving

1.  De Commissie, handelend in samenwerking met de lidstaten, draagt zorg voor een voortdurende beoordeling van de mate waarin aan de in de artikelen 14 en 15 genoemde beginselen en voorschriften wordt voldaan. De Commissie tracht de nodige mechanismen vast te stellen om gebruik te kunnen maken van de deskundigheid van Eurocontrol en deelt de resultaten van de beoordeling met de lidstaten, Eurocontrol en de vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers.

2.  De Commissie onderzoekt, op verzoek van één of meer lidstaten die van mening is/zijn dat de in de artikelen 14 en 15 vermelde beginselen en voorschriften niet naar behoren zijn toegepast of op eigen initiatief, elke bewering van niet-naleving of niet-toepassing van de betrokken beginselen en/of regels. Onverminderd artikel 18, lid 1, deelt de Commissie de resultaten van dat onderzoek met de lidstaten, Eurocontrol en de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers. Binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek neemt de Commissie, na de betrokken lidstaat gehoord te hebben en na raadpleging van het Single Sky-comité overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, van de kaderverordening bedoelde raadgevingsprocedure, een besluit over de wijze waarop de artikelen 14 en 15 van deze verordening zijn toegepast en beslist zij of de praktijk in kwestie mag worden voortgezet.

3.  De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en stelt de dienstverlener daarvan in kennis, voor zover deze een wettelijk betrokken partij is. Elke lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen één maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

▼B



HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

▼M1

Artikel 17

Herziening van de bijlagen

De maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van de bijlagen te wijzigen teneinde rekening te houden met technische of operationele ontwikkelingen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de urgentieprocedure bedoeld in artikel 5, lid 5, van de kaderverordening.

Artikel 18

Vertrouwelijkheid

1.  Nationale toezichthoudende instanties, die handelen overeenkomstig hun nationale wetgeving, noch de Commissie maken vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over verleners van luchtvaartnavigatiediensten, hun zakenrelaties of hun kostencomponenten.

2.  Lid 1 laat het recht van openbaarmaking door nationale toezichthoudende instanties of de Commissie onverlet indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak, in welk geval de openbaarmaking evenredig moet zijn en rekening moet houden met de gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens of andere belanghebbenden inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

3.  Informatie en gegevens die in het kader van de in artikel 14 bedoelde heffingenregeling zijn verstrekt, worden openbaar gemaakt.

▼M1

Artikel 18 bis

Evaluatie

Uiterlijk op 4 december 2012 zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad een studie voorleggen met een evaluatie van de wettelijke, veiligheids-, industriële, economische en sociale gevolgen van de toepassing van marktbeginselen op het verlenen van diensten op het gebied van communicatie, navigatie, bewaking en aeronautische informatie, vergeleken met bestaande of alternatieve organisatorische beginselen en met inachtneming van ontwikkelingen ten aanzien van de functionele luchtruimblokken en op het gebied van de beschikbare technologie.

▼B

Artikel 19

Inwerkingtreding

1.  Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  De artikelen 7 en 8 treden evenwel in werking één jaar na de bekendmaking van de in artikel 5 genoemde gemeenschappelijke eisen in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

►M1  EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE ENTITEITEN ◄

►M1  De gekwalificeerde entiteit: ◄

 moet met documenten kunnen onderbouwen een ruime ervaring te hebben in de beoordeling van publieke en private entiteiten in de luchtvervoerssectoren, met name van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en in andere vergelijkbare sectoren op één of meer van de onder deze verordening vallende gebieden;

 moet beschikken over uitgebreide regels en voorschriften voor de periodieke beoordeling van de bovengenoemde entiteiten, die worden gepubliceerd en voortdurend worden aangepast en verbeterd door middel van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's;

 mag niet worden gecontroleerd door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, beheersinstanties van luchthavens of anderen die commercieel zijn betrokken bij de verlening van luchtvaartnavigatiediensten of bij luchtvervoersdiensten;

 moet beschikken over het nodige technische, leidinggevende, ondersteunende en onderzoekspersoneel dat in overeenstemming is met de uit te voeren taken;

 moet op zodanige wijze worden beheerd en bestuurd dat de vertrouwelijkheid van de voor het bestuur vereiste informatie gewaarborgd is;

 moet bereid zijn de betrokken nationale toezichthoudende instantie relevante informatie te verstrekken;

 moet zijn beleid en doelstellingen inzake kwaliteit en betrokkenheid daarbij hebben gedefinieerd en met documenten hebben onderbouwd en ervoor gezorgd hebben dat dit beleid op alle niveaus van de organisatie begrepen wordt, wordt uitgevoerd en wordt nageleefd;

 moet een doelmatig intern kwaliteitssysteem hebben ontwikkeld, geïmplementeerd en naleven, dat gebaseerd is op toepasselijke onderdelen van internationaal erkende kwaliteitsnormen en dat in overeenstemming is met EN 45004 (keuringsinstanties) en EN 29001, als vertolkt door de IACS Quality System Certification Scheme Requirements;

 moet zijn kwaliteitssysteem laten certificeren door een onafhankelijke auditinstantie die erkend wordt door de autoriteiten van de lidstaat waar deze gevestigd is.




BIJLAGE II

VOORWAARDEN DIE AAN CERTIFICATEN MOETEN WORDEN VERBONDEN

1. Op de certificaten wordt vermeld:

a) de nationale toezichthoudende instantie die het certificaat afgeeft,

b) de aanvrager (naam en adres),

c) de gecertificeerde diensten,

d) een verklaring ertoe strekkende dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen,

e) de datum van afgifte en de geldigheidsduur van het certificaat.

2. Aanvullende voorwaarden die aan de certificaten verbonden zijn kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op:

a) niet-discriminerende toegang tot diensten voor luchtruimgebruikers en het vereiste prestatieniveau, met inbegrip van veiligheids- en interoperabiliteitsniveau;

b) de operationele specificaties voor de afzonderlijke diensten;

c) de datum waarop de diensten moeten worden verleend;

d) de verschillende bedieningsapparatuur die in de specifieke dienst(en) moet worden gebruikt;

e) scheiding van of beperking in het uitvoeren van een dienst of van diensten die geen betrekking heeft of hebben op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten;

f) met de dienst(en) verband houdende overeenkomsten, akkoorden of andere regelingen tussen de dienstverlener(s) en een derde partij;

g) verstrekking van informatie die redelijkerwijs vereist is voor het toezicht op het voldoen van de dienst(en) aan de gemeenschappelijke eisen, inclusief plannen, financiële en operationele gegevens, en belangrijke wijzigingen in het soort en/of de reikwijdte van de aangeboden luchtvaartnavigatiediensten;

h) andere wettelijke voorwaarden die niet specifiek zijn voor luchtvaartnavigatiediensten, zoals voorwaarden voor de opschorting of intrekking van het certificaat.



( 1 ) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 26.

( 2 ) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

( 3 ) PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

( 4 ) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2002 (PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 303), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 (PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 16) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 29 januari 2004 en besluit van de Raad van 2 februari 2004.

( 5 ) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

( 6 ) Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad.

( 7 ) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.