2004R0549 — NL — 04.12.2009 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 549/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 maart 2004

tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

(„de kaderverordening”)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 096, 31.3.2004, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1070/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 21 oktober 2009

  L 300

34

14.11.2009




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 549/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 maart 2004

tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

(„de kaderverordening”)

(Voor de EER relevante tekst)



HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's ( 3 ),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ( 4 ) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 11 december 2003 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van het gemeenschappelijke vervoersbeleid vergt een efficiënt luchtvervoerssysteem dat een veilige en reguliere uitvoering van luchtvervoersdiensten mogelijk maakt, waardoor het vrije verkeer van goederen, personen en diensten wordt bevorderd.

(2)

Tijdens de buitengewone bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon heeft de Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen over het beheer van het luchtruim, de luchtverkeersleiding en de regeling van de luchtverkeersstromen op basis van het werk inzake het gemeenschappelijke Europese luchtruim dat de door de Commissie ingestelde Groep op hoog niveau heeft verricht. Deze groep, hoofdzakelijk bestaande uit de civiele en militaire luchtvaartnavigatieautoriteiten van de lidstaten, heeft in november 2000 verslag uitgebracht.

(3)

Voor een vlotte werking van het luchtvervoerssysteem is een consistent hoog veiligheidsniveau in de luchtvaartnavigatiediensten nodig dat een optimaal gebruik van het Europese luchtruim mogelijk maakt, alsmede een consistent hoog veiligheidsniveau in het reizen door de lucht, één en ander overeenkomstig de plicht van de luchtvaartnavigatiediensten om het algemene belang te dienen, waaronder het nakomen van publieke dienstverplichtingen. Derhalve dienen de hoogste eisen ten aanzien van verantwoordelijkheidsbesef en competentie te worden gesteld.

(4)

Het initiatief om het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot stand te brengen. moet worden ontwikkeld in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het Eurocontrol-lidmaatschap van de Gemeenschap en haar lidstaten, alsmede met de beginselen die zijn vastgelegd in het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.

(5)

Het nemen van besluiten met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte of de uitvoering van militaire operaties en trainingen behoort niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap.

(6)

De lidstaten hebben een algemene verklaring betreffende militaire vraagstukken in verband met het gemeenschappelijke Europese luchtruim ( 5 ) aangenomen. Volgens deze verklaring moeten de lidstaten de civiel-militaire samenwerking versterken en, indien en voorzover dat door alle betrokken lidstaten noodzakelijk wordt geacht, de samenwerking tussen hun strijdkrachten in alle aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeveiliging bevorderen.

(7)

Het luchtruim is een beperkte hulpbron die alleen dan optimaal en efficiënt kan worden gebruikt wanneer de behoeften van alle gebruikers in aanmerking worden genomen en, waar van toepassing, worden vertegenwoordigd in de gehele ontwikkeling, besluitvorming en implementatie van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, met inbegrip van het Single Sky Comité.

(8)

Derhalve, en met het oog op de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot een groter aantal Europese staten, moet de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen en een actieprogramma vaststellen, waarmee de inspanningen van de Gemeenschap, de lidstaten en de verschillende economische actoren worden gebundeld om een meer geïntegreerd operationeel luchtruim, te weten het gemeenschappelijke Europese luchtruim, tot stand te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in Eurocontrol.

(9)

Ingeval lidstaten interveniëren om naleving van de communautaire voorschriften te verzekeren, moeten de instanties die de naleving controleren, voldoende onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

(10)

De luchtvaartnavigatiediensten, in het bijzonder luchtverkeersdiensten die vergelijkbaar zijn met openbaar gezag, vereisen een functionele of structurele scheiding. In de diverse lidstaten zijn er grote verschillen in de rechtsvorm van de organisatie ervan.

(11)

Ingeval een onafhankelijke audit met betrekking tot de verleners van luchtvaartnavigatiediensten wordt verlangd, worden als zodanig erkend de inspecties van de rekenkamers van de lidstaten waar deze diensten worden verleend door de overheid, of door een openbaar lichaam dat aan het toezicht van de rekenkamer onderworpen is, ongeacht of de opgestelde verslagen al dan niet openbaar worden gemaakt.

(12)

Het is wenselijk het gemeenschappelijke Europese luchtruim uit te breiden naar derde landen in Europa, hetzij in het kader van de deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van Eurocontrol, na toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol, hetzij door middel van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen.

(13)

De toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol vormt een belangrijk onderdeel van de totstandbrenging van een pan-Europees luchtruim.

(14)

Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim dient de Gemeenschap, waar nodig, zo nauw mogelijk samen te werken met Eurocontrol om synergie op regelgevingsgebied en een consistente aanpak te waarborgen en om duplicering tussen beide partijen te voorkomen.

(15)

Overeenkomstig de conclusies van de Groep op hoog niveau is Eurocontrol de organisatie die beschikt over de nodige deskundigheid om de Gemeenschap te ondersteunen in haar rol als regelgever. Voor onderwerpen die op het werkterrein van Eurocontrol liggen, moeten daarom de uitvoeringsmaatregelen worden ontwikkeld op basis van een mandaat aan die organisatie, met inachtneming van de in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en Eurocontrol op te nemen voorwaarden.

(16)

Voor het opstellen van de maatregelen die nodig zijn voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim is brede raadpleging van de economische en sociale belanghebbende partijen vereist.

(17)

De sociale partners moeten naar behoren worden geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen met belangrijke sociale gevolgen. Voorts dient het Comité voor de sectoriële dialoog, ingesteld bij Beschikking 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau ( 6 ), te worden geraadpleegd.

(18)

Belanghebbende partijen, zoals verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens, industrie en belangenorganisaties van beroepspersoneel moeten de Commissie kunnen adviseren met betrekking tot de technische aspecten van de verwezenlijking van het gemeenschappelijke luchtruim.

(19)

De prestaties op Europees niveau van het systeem van luchtvaartnavigatiediensten als geheel moeten regelmatig worden getoetst, onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau, teneinde de doeltreffendheid van de genomen maatregelen te beoordelen en aanvullende maatregelen voor te stellen.

(20)

De sancties die de lidstaten vaststellen voor de overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen door gebruikers van het luchtruim en dienstverleners dienen doeltreffend en proportioneel te zijn en een ontmoedigende werking te hebben.

(21)

De effecten van de ter uitvoering van deze verordening genomen maatregelen dienen te worden beoordeeld in het licht van de verslagen die de Commissie regelmatig moet indienen.

(22)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om bepalingen vast te stellen betreffende de organisatie van hun strijdkrachten. In het kader van deze bevoegdheid kunnen de lidstaten maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat hun strijdkrachten over voldoende luchtruim beschikken om te kunnen trainen. Derhalve moet worden voorzien in een vrijwaringsclausule om de uitoefening van deze bevoegdheid mogelijk te maken.

(23)

Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in Londen regelingen getroffen voor grotere samenwerking inzake het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, in de vorm van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Deze regelingen zijn nog niet in werking getreden.

(24)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, wegens het transnationale karakter ervan niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau tot stand kan worden gebracht, met evenwel gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die rekening houden met specifieke plaatselijke omstandigheden, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(25)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden ( 7 ).

(26)

Volgens artikel 8, lid 2, van het standaardreglement van orde voor comités ( 8 ) die zijn opgericht volgens artikel 7, lid 2, van Besluit 1999/468/EG, kan de voorzitter van een comité besluiten betrokken derden uit te nodigen om een vergadering van het comité bij te wonen. Indien passend dient de voorzitter van het Single Sky Comité vertegenwoordigers van Eurocontrol uit te nodigen om als waarnemer of als expert vergaderingen bij te wonen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



▼M1

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.  Het initiatief inzake de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim heeft tot doel de huidige veiligheidsnormen voor luchtvervoer aan te scherpen, bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het luchtvervoerssysteem en de algemene prestaties van het systeem voor luchtverkeersbeveiligings- en luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer in Europa te verbeteren, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van alle luchtruimgebruikers. Dit gemeenschappelijke Europees luchtruim omvat een samenhangend pan-Europees netwerk van routes, netwerkbeheer en luchtverkeerbeveiligingssystemen dat alleen gebaseerd is op overwegingen van veiligheid, efficiëntie en van technische aard, ten behoeve van alle luchtruimgebruikers. Om deze doelstelling te verwezenlijken, stelt deze verordening een geharmoniseerd regelgevingskader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

2.  De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim, alsmede de behoeften van de lidstaten inzake openbare orde, openbare veiligheid en defensieaangelegenheden, zoals vermeld in artikel 13. Deze verordening en de in artikel 3 genoemde maatregelen hebben geen betrekking op militaire operaties en trainingen.

3.  De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944 (het „Verdrag van Chicago”). In deze context is een aanvullende doelstelling van deze verordening, op de gebieden waarop deze verordening van toepassing is, de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen op grond van het Verdrag van Chicago, door een basis te verschaffen voor een gemeenschappelijke interpretatie en een uniforme uitvoering van de bepalingen daarvan, en door ervoor te zorgen dat die bepalingen in deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften naar behoren in aanmerking worden genomen.

4.  De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat het juridische standpunt van respectievelijk het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.

▼B

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen gelden de volgende definities:

1. „luchtverkeersleidingsdienst”: dienst die wordt verricht teneinde:

a) botsingen te voorkomen:

 tussen luchtvaartuigen en

 tussen luchtvaartuigen en hindernissen op dat deel van het luchtvaartterrein dat is bedoeld voor het opstijgen, landen en taxiën met luchtvaartuigen, en

b) een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;

2. „plaatselijke verkeersleiding”: luchtverkeersleidingsdienst voor luchtvaartterreinverkeer;

3. „luchtvaartinlichtingendienst”: een binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatie en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van luchtvaartnavigatie;

4. „luchtvaartnavigatiediensten”: luchtverkeersleidingsdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten; meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie, en luchtvaartinlichtingendiensten;

5. „verleners van luchtvaartnavigatiediensten”: de openbare of particuliere lichamen die luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer verlenen;

6. „luchtruimblok”: luchtruim van vastgestelde afmetingen, in ruimte en tijd, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend;

7. „luchtruimbeheer”: een planningsfunctie met als belangrijkste doel een maximale benutting van beschikbaar luchtruim door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding van luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften;

▼M1

8. „luchtruimgebruikers”: exploitanten van luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer opereren;

▼B

9. „regeling van luchtverkeersstromen”: functie die tot doel heeft bij te dragen aan een veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer door ervoor te zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit optimaal wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken luchtverkeersdienstverleners afgegeven capaciteit;

▼M1

10. „luchtverkeersbeveiliging”: de verzameling van functies in de lucht en op de grond (luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en de regeling van de luchtverkeersstroom) die nodig zijn om de veiligheid en de doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen;

▼B

11. „luchtverkeersdiensten”: vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding);

12. „algemene luchtverkeersleiding”: luchtverkeersleiding voor gecontroleerde vluchten in een luchtruimblok;

13. „naderingsluchtverkeersleiding”: luchtverkeersleiding voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten;

▼M1

13 bis. „masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging”: het plan dat wordt goedgekeurd bij Besluit 2009/320/EG van de Raad ( 9 ), overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) ( 10 );

▼B

14. „pakket van diensten”: twee of meer luchtnavigatiediensten;

▼M1

15. „certificaat”: door een nationale toezichthoudende instantieovereenkomstig het nationale recht afgegeven document, ongeacht de vorm, waarmee wordt bevestigd dat een verlener van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de eisen voor het verlenen van een specifieke dienst;

▼B

16. „communicatiediensten”: vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en lucht-tot-lucht-communicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden;

17. „Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging”: de verzameling van systemen, genoemd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening”) ( 11 ), met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen;

18. „operationeel concept”: de criteria voor het operationele gebruik van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging of een deel daarvan;

19. „onderdelen”: materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging afhangt;

20. „Eurocontrol”: de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960 ( 12 );

▼M1 —————

▼M1

22. „flexibel gebruik van het luchtruim”: een concept van luchtruimbeheer dat in het gebied van de European Civil Aviation Conference wordt toegepast op basis van het door Eurocontrol uitgegeven „Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the Flexible Use of Airspace” (Handboek voor de toepassing van het concept „flexibel gebruik van het luchtruim” in het luchtruimbeheer);

▼B

23. „vluchtinformatiegebied”: een luchtruim van gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinlichtingendiensten en alarmeringsdiensten worden verleend;

▼M1

23 bis. „vluchtinformatiedienst”: een dienst die adviezen en informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende uitvoering van vluchten;

23 ter. „waarschuwingsdienst”: een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van vliegtuigen in nood die bijstand behoeven en dergelijke organisaties op verzoek assisteert;

▼B

24. „vliegniveau”: een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1 013,2 hectopascals en dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

▼M1

25. „functioneel luchtruimblok”: een, ongeacht de staatsgrenzen, op operationele behoeften gebaseerd luchtruimblok waarbinnen de luchtvaartnavigatiediensten en aanverwante functies op prestatiegerichte en optimale wijze worden verleend met het oogmerk in ieder functioneel luchtruimblok versterkte samenwerking tussen de verleners van luchtvaartnavigatiediensten of naargelang, een geïntegreerde dienstverlener, in te voeren;

▼B

26. „algemeen luchtverkeer”: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen), voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van de ICAO;

27. „ICAO”: de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944;

28. „interoperabiliteit”: een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden vereist van de systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en van de procedures voor de werking van het netwerk, teneinde de veilige, naadloze en efficiënte werking van het netwerk te verzekeren. Interoperabiliteit wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat de systemen en onderdelen voldoen aan de essentiële eisen;

29. „meteorologische diensten”: de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart;

30. „navigatiediensten”: de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing;

31. „operationele gegevens”: informatie over alle vluchtfasen, die nodig is voor het nemen van operationele beslissingen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, exploitanten van luchthavens en andere betrokken actoren;

32. „procedure, zoals gebruikt in de context van de interoperabiliteitsverordening”: een standaardmethode voor het technische of het operationele gebruik van systemen in de context van overeengekomen, gevalideerde operationele concepten die op een uniforme wijze in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten worden toegepast;

33. „ingebruikneming”: eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een systeem;

34. „routenetwerk”: een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de verkeersstromen van het algemene luchtverkeer, nodig voor het verlenen van luchtverkeersleiding;

35. „routering”: de gekozen route die een luchtvaartuig tijdens de vlucht moet volgen;

36. „naadloze werking”: een zodanige werking van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging dat het, vanuit de optiek van de gebruiker, functioneert als ware het één systeem;

▼M1 —————

▼B

38. „plaatsbepalingsdiensten”: de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd;

39. „systeem”: het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen;

40. „upgrade”: elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem;

▼M1

41. „grensoverschrijdende diensten”: iedere situatie waarin luchtvaartnavigatiediensten worden verleend in een lidstaat door een dienstverlener die in een andere lidstaat is gecertificeerd.

▼B

Artikel 3

Gebieden waarop de Gemeenschap maatregelen treft

1.  Deze verordening stelt een geharmoniseerd kader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim in combinatie met:

a) Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de luchtruimverordening”) ( 13 );

b) Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de dienstverleningsverordening”) ( 14 ) en

c) Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening”) ( 15 ),

en met uitvoeringsbepalingen die de Commissie op basis van deze verordening en de bovengenoemde verordeningen vaststelt.

2.  De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van toepassing met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

▼M1

Artikel 4

Nationale toezichthoudende instanties

1.  De lidstaten gaan, gezamenlijk of afzonderlijk, over tot aanwijzing of instelling van één of meer organen als nationale toezichthoudende instantie, belast met de taken welke krachtens deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen aan een dergelijke instantie toekomen.

2.  De nationale toezichthoudende instanties moeten onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Deze onafhankelijkheid wordt bereikt door middel van een adequate scheiding, ten minste op functioneel niveau, tussen de nationale toezichthoudende instantie en dergelijke dienstverleners.

3.  Nationale toezichthoudende instanties voeren hun bevoegdheden op onpartijdige, onafhankelijke en transparante wijze uit. Dit wordt bereikt door adequate beheers- en controlemechanismen, ook binnen het bestuur van een lidstaat. Dit mag de nationale toezichthoudende instanties er echter niet van weerhouden hun taken uit te oefenen volgens de organisatievoorschriften van de nationale autoriteiten voor de burgerluchtvaart of andere publieke organen.

4.  De lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties over de noodzakelijke middelen en capaciteiten beschikken om de hun overeenkomstig deze verordening toevertrouwde taken tijdig en doelmatig uit te voeren.

5.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van de nationale toezichthoudende instanties en van eventuele wijzigingen daarvan, alsook van de maatregelen die zijn genomen om aan de leden 2, 3 en 4 te voldoen.

▼B

Artikel 5

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Single Sky Comité, hierna te noemen „comité”, bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité verzekert dat de belangen van alle categorieën op passende wijze in acht worden genomen.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

3.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

▼M1

4.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

5.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

Artikel 6

Raadgevend orgaan voor de luchtvaartsector

Onverminderd de rol van het Comité en van Eurocontrol, richt de Commissie een raadgevend orgaan voor de luchtvaartsector op waar verleners van luchtvaartnavigatiediensten, verenigingen van luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, de industrie en belangenorganisaties van het beroepspersoneel deel van uitmaken. De taak van dit orgaan bestaat er uitsluitend in de Commissie te adviseren met betrekking tot de implementatie van het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

Artikel 7

Betrekkingen met derde landen in Europa

De Gemeenschap en haar lidstaten zetten zich in voor en ondersteunen de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europese luchtruim tot landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daartoe streven zij ernaar om, hetzij in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde landen, hetzij in de context van overeenkomsten over functionele luchtruimblokken, de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen tot die landen uit te breiden.

Artikel 8

Uitvoeringsbepalingen

1.  Voor de opstelling van uitvoeringsbepalingen verstrekt de Commissie een mandaat aan Eurocontrol of, indien gepast, aan een ander orgaan, waarin de uit te voeren taken en het tijdschema daarvoor wordt vastgelegd, met inachtneming van de termijnen die in de onderhavige verordening zijn vastgelegd. De Commissie handelt volgens de raadgevingsprocedure van artikel 5, lid 2.

2.  Bij het volgens lid 1 verstrekken van de mandaten streeft de Commissie ernaar optimaal gebruik te maken van de bestaande regelingen voor het betrekken en raadplegen van alle belanghebbende partijen, voor zover deze regelingen overeenstemmen met de gebruiken van de Commissie inzake transparantie en de raadplegingsprocedures en niet in strijd zijn met haar institutionele verplichtingen.

Artikel 9

Sancties

De sancties die de lidstaten vaststellen voor de overtredingen van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen met name door luchtruimgebruikers en dienstverleners zijn doeltreffend en proportioneel en hebben een ontmoedigende werking.

Artikel 10

Raadpleging van de belanghebbende partijen

1.  De lidstaten, handelend in overeenstemming met hun nationale recht, zetten raadplegingsmechanismen op om belanghebbende partijen, waaronder belangenorganisaties van beroepspersoneel, op passende wijze te betrekken bij de realisering van het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

2.  De Commissie zet op communautair niveau een raadplegingsmechanisme op. Het specifieke Comité voor de sectorale dialoog, dat is opgericht bij Besluit 98/500/EG, wordt bij de raadpleging betrokken.

3.  Raadpleging van de belanghebbende partijen heeft in het bijzonder betrekking op de ontwikkeling en de invoering van nieuwe concepten en technologieën in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren:

 verleners van luchtvaartnavigatiediensten,

 luchthavenexploitanten,

 relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen luchtruimgebruikers,

 militaire autoriteiten,

 de industrie, en

 belangenorganisaties van beroepspersoneel.

Artikel 11

Prestatieregeling

1.  Om de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties in het gemeenschappelijke Europese luchtruim te verbeteren, wordt een prestatieregeling vastgesteld voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties. Die zal bestaan uit:

a) prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap voor de prestatiekerngebieden veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie;

b) nationale plannen of plannen voor functionele luchtruimblokken, inclusief prestatiedoelen, die consistentie met prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap waarborgen, alsmede

c) periodieke beoordeling, monitoring en benchmarking van de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties.

2.  Overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure kan de Commissie Eurocontrol of een ander onpartijdig en bevoegd orgaan aanwijzen als „prestatiebeoordelingsorgaan”. De rol van dit orgaan is de Commissie, in coördinatie met de nationale toezichthoudende instanties, bij te staan en de nationale toezichthoudende instanties op verzoek bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1 vermelde prestatieregeling. De Commissie ziet erop toe dat het prestatiebeoordelingsorgaan de taken die het van de Commissie heeft gekregen, onafhankelijk uitvoert.

3.  

a) De prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap voor het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 5, lid 3, waarbij rekening wordt gehouden met relevante inbreng van de nationale toezichthoudende instanties op nationaal niveau of op het niveau van de functionele luchtruimblokken.

b) De in lid 1, onder b), bedoelde nationale plannen of plannen voor functionele luchtruimblokken worden opgesteld door de nationale toezichthoudende instanties en door de lidsta(a)t(en) goedgekeurd. Deze plannen omvatten bindende nationale doelen of doelen op het niveau van de functionele luchtruimblokken en een adequate, door de lidsta(a)t(en) vastgestelde stimuleringsregeling. Bij het opstellen van de plannen vindt overleg plaats met de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers en eventueel luchthavenexploitanten en luchthavencoördinatoren.

c) De consistentie van de nationale doelen of doelen van de functionele luchtruimblokken met de prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap zal worden beoordeeld door de Commissie, die daarbij gebruikmaakt van de beoordelingscriteria in lid 6, onder d).

Indien de Commissie vaststelt dat één of meer nationale doelen of doelen van de functionele luchtruimblokken niet voldoen aan de beoordelingscriteria, kan zij, overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde raadgevingsprocedure, besluiten een aanbeveling te doen dat de betrokken nationale toezichthoudende instanties nieuwe prestatiedoelen moeten voorstellen. De betrokken lidsta(a)t(en) stellen nieuwe prestatiedoelen en passende maatregelen vast en stellen de Commissie daarvan te zijner tijd in kennis.

Indien de Commissie van mening is dat de nieuwe prestatiedoelen en de betreffende maatregelen niet adequaat zijn, kan zij, overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3, besluiten dat de betrokken lidstaat corrigerende maatregelen moet nemen.

De Commissie mag, indien zij beschikt over overtuigend bewijs, ook besluiten de prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap te herzien, overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3.

d) De referentieperiode voor de prestatieregeling is minimaal drie en maximaal vijf jaar. In deze periode zullen de lidstaten en/of de nationale toezichthoudende instanties, indien de nationale doelen of doelen van de functionele luchtruimblokken niet worden gehaald, de door hen vastgestelde passende maatregelen toepassen. De eerste referentieperiode heeft betrekking op de eerste drie jaar na de goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in lid 6.

e) De Commissie voert regelmatig beoordelingen uit over het behalen van de prestatiedoelen en presenteert de uitkomsten aan het Single Sky-comité.

4.  De onderstaande procedures zijn van toepassing op de in lid 1 bedoelde prestatieregeling:

a) het verzamelen, valideren, onderzoeken, evalueren en verspreiden van relevante gegevens over de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties van alle relevante partijen, waaronder verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, nationale toezichthoudende instanties, lidstaten en Eurocontrol;

b) het selecteren van passende prestatiekerngebieden op basis van ICAO-document nr. 9854 „Global Air Traffic Management Operational Concept”, en conform de in het prestatiekader van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging aangemerkte gebieden, inclusief veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie, indien nodig aangepast om rekening te houden met de specifieke behoeften van het gemeenschappelijke Europese luchtruim en met relevante doelstellingen voor genoemde terreinen, en het definiëren van een beperkt pakket van prestatiekernindicatoren voor prestatiemeting;

c) het opstellen van prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap die worden vastgesteld met inachtneming van inputs geïdentificeerd op nationaal niveau of op dat van functionele luchtruimblokken;

d) het beoordelen van de nationale prestatiedoelen of prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok op basis van het nationale plan of het plan voor het functionele luchtruimblok, en

e) het monitoren van de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, met inbegrip van passende waarschuwingsmechanismen.

De Commissie kan procedures toevoegen aan de in dit lid bedoelde lijst van procedures. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

5.  Bij het opstellen van de prestatieregeling wordt er rekening mee gehouden dat en-routediensten, terminaldiensten en netwerkfuncties verschillend zijn en als zodanig moeten worden behandeld, zo nodig ook bij prestatiemetingen.

6.  Voor het gedetailleerd functioneren van de prestatieregeling stelt de Commissie, uiterlijk op 4 december 2011 en binnen een passend tijdsbestek om te voldoen aan de termijnen die in deze verordening zijn vastgelegd, uitvoeringsvoorschriften vast overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3. Deze uitvoeringsvoorschriften hebben betrekking op:

a) de inhoud en het tijdsbestek van de in lid 4 bedoelde procedures;

b) de referentieperiode en de tussenpozen om te beoordelen of de prestatiedoelen bereikt zijn en de vaststelling van nieuwe doelen;

c) de criteria voor de opstelling door de nationale toezichthoudende instanties van de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken met de nationale prestatiedoelen of de prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok en de stimuleringsregeling. De prestatieplannen:

i) zijn gebaseerd op de bedrijfsplannen van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten;

ii) houden rekening met alle kostenelementen van de nationale kostenbasis of de kostenbasis van het functionele luchtruimblok;

iii) omvatten bindende prestatiedoelstellingen die conform de prestatiedoelstellingen voor de gehele Gemeenschap zijn;

d) de criteria om te beoordelen of de nationale doelen of de doelen van het functionele luchtruimblok tijdens de referentieperiode in overeenstemming zijn met de prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap en om waarschuwingssystemen te ondersteunen;

e) de algemene beginselen voor het opstellen door de lidstaten van de stimuleringsregeling;

f) de beginselen voor de toepassing van een overgangsmechanisme dat nodig is voor de aanpassing aan het functioneren van de prestatieregeling gedurende uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften.

▼B

Artikel 12

Toezicht, controle en methoden voor effectbeoordeling

1.  Het toezicht, de controle en de methoden voor effectbeoordeling worden gebaseerd op de indiening door de lidstaten van jaarlijkse verslagen over de uitvoering van de ingevolge deze verordening ondernomen acties en de in artikel 3 bedoelde maatregelen.

▼M1

2.  De Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen en brengt voor het eerst verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, uiterlijk op 4 juni 2011 en vervolgens aan het einde van iedere referentieperiode als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder d). Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie de lidstaten om aanvullende informatie verzoeken naast de informatie uit de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de lidstaten ingediende verslagen.

▼B

3.  Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde verslagen wint de Commissie het advies in van het comité.

▼M1

4.  De verslagen bevatten een beoordeling van de resultaten die zijn bereikt met de ingevolge deze verordening ondernomen acties, met inbegrip van adequate informatie over ontwikkelingen in de sector, met name betreffende economische, sociale, milieu-, werkgelegenheids- en technologische aspecten, alsmede over de kwaliteit van de dienstverlening, een en ander in het licht van de oorspronkelijke doelstellingen en met het oog op toekomstige behoeften.

▼B

Artikel 13

Vrijwaringsbepalingen

Deze verordening belet een lidstaat niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name maatregelen die noodzakelijk zijn:

 voor de bewaking van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt, overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten van de ICAO, met inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de behoeften inzake veiligheid en defensie;

 in het geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord;

 in het geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die oorlogsgevaar inhouden;

 om te voldoen aan internationale verplichtingen die een lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid;

 ten behoeve van militaire operaties en trainingen, met inbegrip van de daarvoor benodigde oefeningsmogelijkheden.

▼M1

Artikel 13 bis

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening, de Verordeningen (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004, (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ( 16 ) zorgen de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig hun respectieve rol als bepaald bij deze verordening, voor passende coördinatie met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, teneinde te garanderen dat alle veiligheidsaspecten naar behoren worden geregeld.

▼B

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 1.

( 2 ) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

( 3 ) PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

( 4 ) Advies van het Europees Parlement van 3 september 2002 (PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 296), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 (PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 1), standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), wetgevende resolutie van het Europees Parlement van 29 januari 2004 en besluit van de Raad van 2 februari 2004.

( 5 ) Zie bladzijde 9 van dit Publicatieblad.

( 6 ) PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27.

( 7 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

( 8 ) PB C 38 van 6.2.2001, blz. 3.

( 9 ) PB L 95 van 9.4.2009, blz. 41.

( 10 ) PB L 64 van 2.3.2007, blz. 1.

( 11 ) Zie bladzijde 33 van dit Publicatieblad.

( 12 ) Verdrag zoals gewijzigd bij het protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997.

( 13 ) Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad.

( 14 ) Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.

( 15 ) Zie bladzijde 26 van dit Publicatieblad.

( 16 ) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.