2000L0029 — NL — 19.07.2007 — 014.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTLIJN 2000/29/EG VAN DE RAAD

van 8 mei 2000

betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(PB L 169, 10.7.2000, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTLIJN 2001/33/EG VAN DE COMMISSIE van 8 mei 2001

  L 127

42

9.5.2001

►M2

RICHTLIJN 2002/28/EG VAN DE COMMISSIE van 19 maart 2002

  L 77

23

20.3.2002

►M3

RICHTLIJN 2002/36/EG VAN DE COMMISSIE van 29 april 2002

  L 116

16

3.5.2002

►M4

RICHTLIJN 2002/89/EG VAN DE RAAD van 28 november 2002

  L 355

45

30.12.2002

►M5

RICHTLIJN 2003/22/EG VAN DE COMMISSIE van 24 maart 2003

  L 78

10

25.3.2003

 M6

VERORDENING (EG) Nr. 806/2003 VAN DE RAAD van 14 april 2003

  L 122

1

16.5.2003

►M7

RICHTLIJN 2003/47/EG VAN DE COMMISSIE van 4 juni 2003

  L 138

47

5.6.2003

►M8

RICHTLIJN 2003/116/EG VAN DE COMMISSIE van 4 december 2003

  L 321

36

6.12.2003

►M9

RICHTLIJN 2004/31/EG VAN DE COMMISSIE van 17 maart 2004

  L 85

18

23.3.2004

►M10

RICHTLIJN 2004/70/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 28 april 2004

  L 127

97

29.4.2004

►M11

VERORDENING (EG) Nr. 882/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004

  L 191

1

28.5.2004

►M12

RICHTLIJN 2004/102/EG VAN DE COMMISSIE van 5 oktober 2004

  L 309

9

6.10.2004

 M13

RICHTLIJN 2005/15/EG VAN DE RAAD van 28 februari 2005

  L 56

12

2.3.2005

►M14

RICHTLIJN 2005/16/EG VAN DE COMMISSIE van 2 maart 2005

  L 57

19

3.3.2005

►M15

RICHTLIJN 2005/77/EG VAN DE COMMISSIE van 11 november 2005

  L 296

17

12.11.2005

►M16

RICHTLIJN 2006/14/EG VAN DE COMMISSIE van 6 februari 2006

  L 34

24

7.2.2006

►M17

RICHTLIJN 2006/35/EG VAN DE COMMISSIE van 24 maart 2006

  L 88

9

25.3.2006

►M18

RICHTLIJN 2007/41/EG VAN DE COMMISSIE van 28 juni 2007

  L 169

51

29.6.2007


Gewijzigd bij:

►A1

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 138, 5.6.2003, blz. 49  (806/03)

►C2

Rectificatie, PB L 137, 31.5.2005, blz. 48  (00/29)




▼B

RICHTLIJN 2000/29/EG VAN DE RAAD

van 8 mei 2000

betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 1 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen ( 3 ) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd ( 4 ). Derhalve dient zij om redenen van rationele ordening en van duidelijkheid van de tekst te worden gecodificeerd.

(2)

De opbrengst van land- en tuinbouw neemt een zeer belangrijke plaats in in de Gemeenschap.

(3)

Deze productie wordt voortdurend in gevaar gebracht door schadelijke organismen.

(4)

Een bescherming van de planten tegen deze schadelijke organismen is beslist vereist om een daling van het productievermogen te verhinderen en bovendien de productiviteit in de landbouw te doen toenemen.

(5)

De bestrijding van schadelijke organismen in de Gemeenschap welke geregeld wordt door een communautaire regeling op fytosanitair gebied, welke geldt voor de Gemeenschap als ruimte zonder binnengrenzen door middel van stelselmatige vernietiging ter plaatse, heeft slechts weinig zin indien niet gelijktijdig maatregelen worden getroffen tegen het binnenbrengen ervan in de Gemeenschap.

(6)

De noodzaak van deze maatregelen werd reeds vroegtijdig ingezien en in verband hiermee werden talrijke nationale voorschriften en internationale verdragen opgesteld, waarvan het op 6 december 1951 in het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) gesloten Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten van wereldomvattende betekenis is.

(7)

Eén van de belangrijkste maatregelen bestaat in het opstellen van een lijst van bijzonder gevaarlijke schadelijke organismen waarvan het binnenbrengen in de Gemeenschap moet worden verboden, alsmede van een lijst van schadelijke organismen waarvan het via bepaalde planten of plantaardige producten binnenbrengen moet worden verboden.

(8)

De aanwezigheid van bepaalde van deze schadelijke organismen bij het binnenbrengen van planten en plantaardige producten uit landen waar deze organismen voorkomen, kan niet doeltreffend worden gecontroleerd, en het is derhalve noodzakelijk in zo beperkt mogelijke mate verboden op het binnenbrengen van bepaalde planten en plantaardige producten in te stellen, of voor te schrijven dat in de producerende landen bijzondere controles worden verricht.

(9)

Deze fytosanitaire controles dienen te worden beperkt tot het binnenbrengen van producten van oorsprong uit derde landen en tot de gevallen waarin duidelijke aanwijzingen bestaan dat een van de fytosanitaire bepalingen niet is nageleefd.

(10)

Onder bepaalde voorwaarden moet de mogelijkheid worden geboden om van een aantal voorschriften afwijkingen toe te staan. Bovendien is uit de ervaring gebleken dat bepaalde van dergelijke afwijkingen even urgent kunnen zijn als vrijwaringsmaatregelen. Daarom dient de in deze richtlijn omschreven urgentieprocedure ook van toepassing te zijn op deze afwijkingen.

(11)

Bij dreigend gevaar voor het op zijn grondgebied binnenkomen of de verbreiding van schadelijke organismen, dient de lidstaat waar het probleem is ontstaan ook andere dan de in deze richtlijn genoemde voorlopige beschermende maatregelen welke niet door deze richtlijn zijn voorzien, te treffen. De Commissie dient te worden ingelicht over alle gebeurtenissen die vaststelling van vrijwaringsmaatregelen vereisen.

(12)

Gezien de omvang van het handelsverkeer in planten en plantaardige producten tussen de Franse overzeese departementen en de rest van de Gemeenschap, is het wenselijk de bij deze richtlijn ingevoerde bepalingen op deze departementen toe te passen. Wegens de bijzondere aard van de landbouwproductie in de Franse overzeese departementen dient te worden voorzien in aanvullende maatregelen ter bescherming van de gezondheid en het leven van de planten aldaar. De werkingssfeer van deze richtlijn moet tevens worden uitgebreid tot de beschermende maatregelen om te voorkomen dat uit andere delen van Frankrijk schadelijke organismen in de Franse overzeese departementen worden binnengebracht.

(13)

Bij Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden ( 5 ) is besloten om de Canarische Eilanden in het douanegebied van de Gemeenschap op te nemen en het gemeenschappelijk beleid op die eilanden toe te passen. Volgens de artikelen 2 en 10 van die verordening wordt het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing vanaf het van kracht worden van een specifieke regeling voor de bevoorrading. Die toepassing moet voorts vergezeld gaan van specifieke maatregelen voor de landbouwproductie.

(14)

Bij Besluit 91/314/EEG van de Raad van 26 juni 1991 tot instelling van een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Canarische Eilanden afgestemde maatregelen (Poseican) ( 6 ) zijn de algemene lijnen aangegeven van de maatregelen die moeten worden genomen om rekening te houden met de specifieke omstandigheden en de problemen van de archipel.

(15)

In het licht van de bijzondere fytosanitaire situatie op de Canarische Eilanden is het daarom wenselijk om de toepassing van bepaalde maatregelen van die richtlijn te verlengen met een periode die afloopt zes maanden na de datum waarop de lidstaten de toekomstige bepalingen met betrekking tot de bijlagen bij deze richtlijn voor de bescherming van de Franse overzeese departementen en de Canarische Eilanden ten uitvoer moeten hebben gelegd.

(16)

Voor de toepassing van deze richtlijn moeten modellen van certificaten worden opgesteld die zijn goedgekeurd in het kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, zoals gewijzigd op 21 november 1979, in een gestandaardiseerde vorm die in nauwe samenwerking met internationale organisaties is opgemaakt. Ook dienen bepaalde regels te worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder deze certificaten mogen worden afgegeven, het gebruik, gedurende een overgangsperiode, van de oude formulieren en de eisen inzake certificering bij het binnenbrengen van planten en plantaardige producten uit derde landen.

(17)

Voor de invoer van planten of plantaardige producten van herkomst uit derde landen moeten de diensten welke in die landen verantwoordelijk zijn voor de afgifte van certificaten, in principe die diensten zijn die ook in het kader van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten hiertoe bevoegd zijn. Het kan dienstig zijn lijsten van die diensten op te stellen voor de derde landen die geen partij zijn bij dat verdrag.

(18)

De procedure voor het aanbrengen van bepaalde wijzigingen in de bijlage van deze richtlijn dient te worden vereenvoudigd.

(19)

De werkingssfeer van deze richtlijn dient verduidelijkt te worden ten aanzien van hout. Daartoe dient gebruik te worden gemaakt van de gedetailleerde beschrijving van hout in de communautaire reglementering.

(20)

Bepaalde soorten zaad worden vermeld bij de in de bijlagen bij deze richtlijn genoemde planten, plantaardige producten en andere materialen die door het land van oorsprong of het land van verzending aan een plantenziektekundig onderzoek moeten worden onderworpen voordat zij de Gemeenschap mogen worden binnengebracht of bij intracommunautair handelsverkeer.

(21)

Het is dienstig te bepalen dat de officiële inspectie van uit derde landen afkomstige planten, plantaardige producten en andere materialen in bepaalde gevallen door de Commissie in het derde land van oorsprong wordt verricht.

(22)

Deze inspecties van de Gemeenschap dienen te worden uitgevoerd door deskundigen die in dienst van de Commissie zijn, en ook door deskundigen die in dienst van een lidstaat zijn en ter beschikking van de Commissie zijn gesteld. De taak van deze deskundigen dient te worden omschreven in samenhang met de werkzaamheden die in het kader van de fytosanitaire regeling van de Gemeenschap moeten worden verricht.

(23)

De werkingssfeer van de regeling mag niet langer tot het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen beperkt blijven maar moet tot het handelsverkeer binnen de lidstaten worden uitgebreid.

(24)

In beginsel moeten alle gebieden in de Gemeenschap in dezelfde mate tegen schadelijke organismen worden beschermd. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met de ecologische verschillen en met de verspreiding van bepaalde schadelijke organismen. Derhalve moeten „beschermde gebieden” worden vastgesteld, waar bijzondere fytosanitaire risico's voor de planten bestaan, en er moet aan deze beschermde gebieden bijzondere bescherming worden geboden onder met de interne markt verenigbare voorwaarden.

(25)

Voor de toepassing van de communautaire fytosanitaire regeling in een Gemeenschap zonder binnengrenzen en voor de invoering van beschermde gebieden moet een onderscheid worden gemaakt tussen de vereisten voor communautaire producten en voor uit derde landen ingevoerde producten en het is noodzakelijk om de schadelijke organismen te identificeren die voor bepaalde beschermde gebieden relevant zijn.

(26)

De plaats van productie is het geschiktst om fytosanitaire controles te verrichten. Voor communautaire producten moeten dergelijke controles derhalve aldaar worden uitgevoerd en moeten mede alle relevante planten en plantaardige producten die daar worden geteeld, geproduceerd of gebruikt dan wel anderszins aanwezig zijn, alsmede het groeimedium dat daar wordt gebruikt, omvatten. Om een dergelijk controlesysteem doeltreffend te doen functioneren moeten alle producenten officieel worden geregistreerd.

(27)

Voor een doeltreffender toepassing van de communautaire fytosanitaire regeling in de interne markt, moeten voor fytosanitaire controles andere beschikbare beambten dan die van de officiële plantenziektekundige diensten van de lidstaten kunnen worden ingezet, wier opleiding door de Gemeenschap zal worden gecoördineerd en financieel gesteund.

(28)

Als de uitslag van de controles bevredigend is, moet in plaats van het fytosanitaire certificaat dat in het internationale handelsverkeer wordt gebruikt, een bepaald, aan het type product aangepast merkteken („plantenpaspoort”) op de producten worden aangebracht, teneinde te garanderen dat deze in de gehele Gemeenschap of in die delen ervan waarin deze mogen worden toegelaten, vrij in het verkeer kunnen zijn.

(29)

Er moet worden vastgesteld welke officiële maatregelen dienen te worden getroffen indien de uitslag van de controles niet bevredigend is.

(30)

Om de naleving van de communautaire fytosanitaire regeling in het kader van de interne markt te garanderen, moet een stelsel van officiële controles in de handelsstadia worden ingevoerd. Dit stelsel moet in de gehele Gemeenschap zo betrouwbaar en zo uniform mogelijk zijn, doch specifieke controles aan de grenzen tussen de lidstaten uitsluiten.

(31)

In het raam van de interne markt moeten de fytosanitaire controles op producten uit derde landen in beginsel bij het voor de eerste maal binnenbrengen in de Gemeenschap worden verricht. Als de uitslag van de controles bevredigend is, moet voor de producten uit derde landen een plantenpaspoort worden afgegeven om te garanderen dat zij zich op dezelfde wijze als de communautaire producten vrij in het verkeer kunnen bevinden.

(32)

Teneinde in de door de voltooiing van de interne markt gecreëerde nieuwe situatie de noodzakelijke waarborgen te kunnen bieden, moeten de nationale en de communautaire infrastructuur voor fytosanitaire inspecties aan de buitengrenzen van de Gemeenschap worden versterkt, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan die lidstaten waar, gezien de geografische ligging, schadelijke organismen in de Gemeenschap kunnen worden binnengebracht. De Commissie zal voorstellen hiertoe de nodige kredieten in de algemene begroting van de Europese Unie op te nemen.

(33)

Om de doeltreffendheid van de communautaire fytosanitaire regeling in het kader van de interne markt te verbeteren, moeten de taken van de ambtenaren die belast zijn met fytosanitaire inspecties in de lidstaten worden geharmoniseerd. De Commissie zal derhalve vóór 1 januari 1993 een communautaire fytosanitaire gedragscode opstellen.

(34)

Het moet de lidstaten niet langer mogelijk zijn voor planten of plantaardige producten die van oorsprong uit andere lidstaten op hun grondgebied worden binnengebracht, bijzondere fytosanitaire bepalingen vast te stellen. Alle fytosanitaire bepalingen voor planten en plantaardige producten moeten op communautair niveau worden vastgesteld.

(35)

Er moet een regeling voor financiële bijdragen van de Gemeenschap worden ingesteld om op communautair niveau de kosten te verdelen die verbonden kunnen zijn aan mogelijk nog overblijvende risico's bij toepassing van de communautaire regeling op fytosanitair gebied in het handelsverkeer.

(36)

Er is een financiële bijdrage van de Gemeenschap nodig voor de verbetering van de infrastructuur voor fytosanitaire inspectie aan de buitengrenzen van de Gemeenschap om besmetting door schadelijke organismen uit derde landen te voorkomen.

(37)

De regeling zou ook moeten voorzien in adequate bijdragen in bepaalde uitgaven voor specifieke maatregelen die de lidstaten hebben vastgesteld om besmetting door uit een derde land of een ander gebied van de Gemeenschap binnengebrachte schadelijke organismen tegen te gaan en zo nodig besmettingen uit te roeien en, indien mogelijk, de aangerichte schade te herstellen.

(38)

Voor de vaststelling van de wijze waarop de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt verleend, dient in een versnelde procedure te worden voorzien.

(39)

De garantie moet bestaan dat de Commissie in kennis wordt gesteld van alle gegevens betreffende de mogelijke oorzaken van het binnenbrengen van de betrokken schadelijke organismen.

(40)

De Commissie moet met name toezien op de nauwgezette toepassing van de communautaire regeling op fytosanitair gebied.

(41)

Indien blijkt dat het binnenbrengen van schadelijke organismen aan gebrekkige onderzoeken of inspecties toe te schrijven is, is de communautaire wetgeving, rekening houdend met bepaalde specifieke maatregelen, van toepassing wat de consequenties betreft.

(42)

Een nauwe samenwerking is aan te bevelen tussen de lidstaten en de Commissie in het Permanent Plantenziektekundig Comité, ingesteld bij Besluit 76/894/EEG van de Raad ( 7 ).

(43)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten aangaande de transponerings- en toepassingstermijnen in bijlage VIII, deel B,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:



Artikel 1

1.  Deze richtlijn heeft betrekking op de bescherming tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen uit andere lidstaten of derde landen.

Deze richtlijn betreft tevens:

a) met ingang van 1 juni 1993 de beschermende maatregelen tegen de verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap via het verkeer van planten, plantaardige producten en andere daarmee samenhangende materialen binnen een lidstaat;

b) beschermende maatregelen om te voorkomen dat schadelijke organismen uit andere delen van Frankrijk in de Franse overzeese departementen en, omgekeerd, uit de Franse overzeese departementen in andere delen van Frankrijk worden binnengebracht;

c) beschermende maatregelen om te voorkomen dat schadelijke organismen uit andere delen van Spanje op de Canarische Eilanden en, omgekeerd, uit de Canarische Eilanden in andere delen van Spanje worden binnengebracht;

▼M4

d) het model van de „fytosanitaire certificaten” en de „fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer”, of het elektronische equivalent daarvan, die door de lidstaten worden afgegeven op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten.

▼B

2.  Onverminderd de voorwaarden die, rekening houdend met de uiteenlopende agrarische en ecologische omstandigheden, ter bescherming van de in bepaalde regio's van de Gemeenschap bestaande fytosanitaire situatie moeten worden vastgesteld, kunnen de in deze richtlijn bedoelde beschermende maatregelen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden aangevuld met maatregelen ter bescherming van de gezondheid en het leven van de planten in de Franse overzeese departementen en op de Canarische Eilanden.

3.  Deze richtlijn is niet van toepassing op Ceuta en Melilla.

▼M4

4.  De lidstaten dragen ten aanzien van aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen zorg voor een nauwe, snelle, rechtstreekse en doeltreffende samenwerking met de Commissie en onderling. Iedere lidstaat richt daartoe één instantie op of wijst die aan, die ten minste verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten inzake die aangelegenheden. Daarvoor wordt bij voorkeur de officiële plantenziektekundige dienst aangewezen die op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten is ingesteld.

De instantie en latere wijzigingen worden aan de andere lidstaten en de Commissie gemeld.

De instantie kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden gemachtigd taken op het gebied van de coördinatie en de contacten aan een andere dienst op te dragen of te delegeren, voorzover die taken verband houden met specifieke onder deze richtlijn vallende fytosanitaire aangelegenheden.

▼B

5.  Wat betreft de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van schadelijke organismen uit de Franse overzeese departementen in andere delen van Frankrijk en in de andere lidstaten en tegen hun verspreiding binnen de Franse overzeese departementen, worden de data in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel, in artikel 3, lid 4, artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 6, leden 5 en 6, artikel 10, leden 1 en 2, en in artikel 13, leden 8, 10 en 11, vervangen door een datum die overeenkomt met het einde van een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaten de toekomstige bepalingen ten uitvoer moeten hebben gelegd die met betrekking tot de bijlagen I tot en met V van deze richtlijn zullen worden vastgesteld om de Franse overzeese departementen te beschermen. Met ingang van diezelfde datum vervallen lid 1, onder b), en lid 3 van het onderhavige artikel.

6.  Wat betreft de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van schadelijke organismen uit de Canarische Eilanden in andere delen van Spanje en in de andere lidstaten en tegen hun verspreiding op de Canarische Eilanden, worden de data in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel, in artikel 3, lid 4, artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 6, leden 5 en 6, artikel 10, leden 1 en 2, en in artikel 13, leden 8, 10 en 11, vervangen door een datum die overeenkomt met het einde van een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaten de toekomstige bepalingen ten uitvoer moeten hebben gelegd die met betrekking tot de bijlagen I tot en met V van deze richtlijn zullen worden vastgesteld om de Canarische Eilanden te beschermen. Met ingang van diezelfde datum vervalt lid 1, onder c), van het onderhavige artikel.

Artikel 2

1.  In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

planten :

levende planten en nader omschreven levende delen van planten, met inbegrip van zaden.

 ◄

Onder levende delen van planten worden onder meer verstaan:

 vruchten — in botanische zin — die niet door middel van diepvriezen worden bewaard;

 groenten die niet door middel van diepvriezen worden bewaard;

 wortelknollen, knollen, stengelknollen, bollen, wortelstokken;

 snijbloemen;

 takken met loof;

 gevelde bomen die nog van loof zijn voorzien;

▼M4

 bladeren, loof;

▼B

 plantenweefselcultures;

▼M4

 levende pollen;

 enten, stekken, knoppen;

 andere plantendelen, welke nader kunnen worden bepaald volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

▼B

Onder „zaden” worden zaden in botanische zin verstaan, met uitzondering van zaden voor andere dan plantdoeleinden;

b)

plantaardige producten : voortbrengselen van plantaardige oorsprong die niet verwerkt zijn of die een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, voorzover het geen planten betreft;

c)

opplant : iedere handeling betreffende het plaatsen van planten teneinde hun verdere groei of vermeerdering te bewerkstelligen;

d)

voor opplant bestemde planten :

 planten die reeds zijn geplant en zijn bestemd om geplant te blijven of om opnieuw te worden geplant nadat zij zijn binnengebracht, of

 planten die nog niet zijn geplant op het tijdstip van het binnenbrengen ervan, maar bestemd zijn om nadien te worden geplant;

▼M4

e)

schadelijke organismen : alle soorten, stammen en biotypen van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;

▼B

f)

plantenpaspoort :

een officieel label dat bewijst dat aan de fytosanitaire normen en aan de bijzondere eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld, is voldaan, en dat daartoe:

 op communautair niveau voor verschillende soorten planten of plantaardige producten is gestandaardiseerd en

 is opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van een lidstaat en afgegeven overeenkomstig de toepassingsbepalingen betreffende de bijzonderheden van de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten.

Voor specifieke soorten producten kunnen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ andere overeengekomen officiële merktekens dan het label worden vastgesteld.

De standaardisatie geschiedt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ . In het kader van deze standaardisatie worden verschillende merktekens vastgesteld voor plantenpaspoorten die, overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, niet voor alle delen van de Gemeenschap geldig zijn;

g)

de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat zijn :

i) de officiële organisatie(s) ter bescherming van planten van een lidstaat, als bedoeld in artikel 1, lid 4, of

ii) een overheidsinstantie, die:

 hetzij op nationaal niveau is ingesteld,

 hetzij — onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken lidstaat vastgestelde grenzen — op regionaal niveau is ingesteld.

De verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, hun in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij nemen.

De lidstaten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in de eerste alinea, onder ii), bedoelde instanties met de onder i) bedoelde instanties.

Bovendien kan, overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ , een andere namens de in de eerste alinea, onder i), bedoelde instantie(s) ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

De in artikel 1, lid 4, bedoelde instantie deelt de Commissie mee welke instanties de verantwoordelijke officiële instanties in de betrokken lidstaat zijn. De Commissie geeft deze informatie door aan de andere lidstaten;

h)

beschermd gebied :

een gebied in de Gemeenschap waarin:

 één of meer van de in deze richtlijn vermelde, in één of meer delen van de Gemeenschap voorkomende schadelijke organismen niet endemisch zijn noch voorkomen, hoewel de omstandigheden daar voor de ontwikkeling daarvan gunstig zijn, of

 het gevaar bestaat dat bepaalde schadelijke organismen als gevolg van de ecologisch gunstige omstandigheden voor bijzondere culturen, worden aangetroffen, hoewel deze organismen niet endemisch zijn noch in de Gemeenschap voorkomen,

en dat, omdat het aan de in het eerste en het tweede streepje vastgestelde voorwaarden voldoet, en, in het in het eerste streepje bedoelde geval, op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten, volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als zodanig is erkend. Voorwaarde hiervoor is wel dat voor dat doel geschikt onderzoek, dat onder toezicht van de in artikel 21 bedoelde deskundigen volgens de procedure van dat artikel is verricht, niet het tegendeel heeft bewezen. Het onderzoek met betrekking tot het in het tweede streepje genoemde geval is facultatief.

Als in een gebied aangetroffen schadelijk organisme wordt beschouwd, het schadelijk organisme waarvan bekend is dat het aldaar voorkomt en waartegen ter uitroeiing ervan geen officiële maatregelen zijn genomen of waartegen dergelijke maatregelen tijdens een periode van ten minste twee opeenvolgende jaren ondoeltreffend zijn gebleken.

De betrokken lidstaat of lidstaten organiseren, wat het in de eerste alinea, eerste streepje, bedoelde geval betreft, op een regelmatige en systematische basis officiële onderzoeken naar de aanwezigheid van organismen ten aanzien waarvan het beschermde gebied erkend is. Iedere vondst van een dergelijk organisme wordt onmiddellijk ►M4  schriftelijk ◄ aan de Commissie ter kennis gebracht. Het daaraan verbonden risico wordt geëvalueerd door het Permanent Plantenziektekundig Comité en de passende maatregelen worden volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgesteld.

De bijzonderheden van de in de eerste en de derde alinea bedoelde onderzoeken kunnen overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ , en rekening houdend met erkende wetenschappelijke en statistische beginselen, worden vastgesteld.

De resultaten van de bedoelde onderzoeken worden ►M4  schriftelijk ◄ ter kennis van de Commissie gebracht. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten.

De Commissie legt vóór 1 januari 1998 een verslag aan de Raad voor over de werking van de regeling „beschermde gebieden”, in voorkomend geval vergezeld van alle passende voorstellen;

i)

officiële constatering of maatregel :

een constatering die is gedaan of een maatregel die is genomen, onverminderd artikel 21,

▼M4

 door vertegenwoordigers van de officiële nationale organisatie ter bescherming van planten van een derde land of door onder hun verantwoordelijkheid handelende, technisch gekwalificeerde en door die officiële nationale organisatie ter bescherming van planten naar behoren gemachtigde andere ambtenaren, in geval van constateringen of maatregelen die verband houden met de afgifte van fytosanitaire certificaten en fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, of het elektronische equivalent daarvan

▼B

 in alle andere gevallen, door dergelijke vertegenwoordigers of ambtenaren, dan wel door gekwalificeerde beambten in dienst van één van de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat, op voorwaarde dat dergelijke beambten geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij treffen, en aan minimumnormen inzake kwalificatie voldoen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat hun ambtenaren en gekwalificeerde beambten de nodige kwalificaties hebben voor een correcte toepassing van deze richtlijn. Voor deze kwalificaties kunnen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ richtsnoeren worden vastgesteld.

De Commissie stelt in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité communautaire programma's op, op de toepassing waarvan zij toezicht uitoefent betreffende de aanvullende opleiding van de hierboven bedoelde ambtenaren en gekwalificeerde beambten, teneinde de op nationaal niveau verworven kennis en opgedane ervaring op het niveau van de voornoemde kwalificaties te brengen. Zij draagt bij in de financiering van deze aanvullende opleiding en stelt voor, de hiertoe noodzakelijke kredieten in de communautaire begroting op te nemen;

▼M4

j)

plaats van binnenkomst : de plaats waar planten, plantaardige producten of andere materialen voor het eerst in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht: de luchthaven in het geval van luchtvervoer, de haven in het geval van zee- of binnenvaartvervoer, het station in het geval van railvervoer en in alle andere gevallen de plaats waar het douanekantoor is gevestigd dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de op land gelegen buitengrens van de Gemeenschap is overschreden;

k)

officiële instantie van de plaats van binnenkomst : de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor de plaats van binnenkomst;

l)

officiële instantie van bestemming : de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor het gebied waar het „douanekantoor van bestemming” is gevestigd;

m)

douanekantoor van de plaats van binnenkomst : het kantoor van de plaats van binnenkomst als omschreven in punt j);

n)

douanekantoor van bestemming : het kantoor van bestemming in de zin van artikel 340 ter, punt 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ( 8 );

o)

partij : een aantal van een zending deel uitmakende eenheden van een product, herkenbaar aan de homogene samenstelling en oorsprong;

p)

zending : een hoeveelheid goederen die vergezeld gaat van één document ten behoeve van douane- of andere formaliteiten, zoals een fytosanitair certificaat of een ander document of merkteken; een zending kan uit één of meer partijen bestaan;

q)

douanebestemming : de in artikel 4, punt 15, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 9 )genoemde douanebestemmingen;

r)

douanevervoer : het in artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde vervoer van goederen waarop douanetoezicht wordt gehouden van een plaats in het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap.

▼B

2.  Behoudens uitdrukkelijk andersluidende bepalingen gelden de bepalingen van deze richtlijn voor hout alleen voorzover dit, geheel of gedeeltelijk, zijn natuurlijke ronde oppervlak, met of zonder schors, heeft behouden, dan wel de vorm heeft van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten en afval van hout.

Onverminderd de bepalingen betreffende bijlage V, gelden bovengenoemde bepalingen ook voor hout, ongeacht of dit al dan niet aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden voldoet, in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat/die wordt/worden gebruikt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard, voorzover het hout vanuit plantenziektekundig oogpunt een gevaar inhoudt.

Artikel 3

1.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht.

2.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, indien zij zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

▼M4

3.  De leden 1 en 2 zijn, onder voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kunnen worden vastgesteld, niet van toepassing bij een lichte aantasting van andere dan voor opplant bestemde planten door in bijlage I, deel A, of in bijlage II, deel A, vermelde schadelijke organismen, of wanneer er geschikte toleranties zijn vastgesteld voor in bijlage II, deel A, rubriek II, genoemde schadelijke organismen wat betreft voor opplant bestemde planten die tevoren zijn geselecteerd in overeenstemming met de autoriteiten die de lidstaten op fytosanitair gebied vertegenwoordigen, op basis van een relevante risicoanalyse van de ziekte of plaag.

▼B

4.  De lidstaten schrijven voor dat de leden 1 en 2 met ingang van 1 juni 1993 ook van toepassing zijn op de verspreiding van de betrokken schadelijke organismen via wegen die verband houden met het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat.

5.  De lidstaten schrijven voor dat vanaf 1 juni 1993:

a) de in bijlage I, deel B, genoemde schadelijke organismen;

b) de in bijlage II, deel B, genoemde planten en plantaardige producten, indien deze door de in die rubriek genoemde relevante schadelijke organismen zijn aangetast,

niet in de desbetreffende beschermde gebieden mogen worden binnengebracht of verspreid.

6.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden:

a) de in de bijlagen I en II genoemde schadelijke organismen als volgt ingedeeld:

 organismen waarvan niet bekend is of zij in enig deel van de Gemeenschap worden aangetroffen en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek I, respectievelijk in bijlage II, deel A, rubriek II;

 organismen waarvan bekend is dat zij in de gehele Gemeenschap worden aangetroffen maar waarvan de aanwezigheid endemisch noch geconstateerd is en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek II, respectievelijk in bijlage II, deel A, rubriek II;

 andere organismen; deze worden opgenomen in bijlage I, deel B, respectievelijk in bijlage II, deel B, samen met het beschermde gebied waarvoor zij relevant zijn;

b) schadelijke organismen geschrapt, die in één of meer delen van de Gemeenschap endemisch zijn of geconstateerd, behalve die welke bedoeld zijn onder a), tweede en derde streepje;

c) de titels van de bijlagen I en II en de verschillende delen en rubrieken daarvan aan de punten a) en b) aangepast.

▼M4

7.  Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin de voorwaarden worden bepaald voor het binnenbrengen of verspreiden op het grondgebied van de lidstaten van:

a) organismen waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten of plantaardige producten zijn, doch die niet in de bijlagen I en II zijn opgenomen;

b) organismen die in bijlage II zijn opgenomen, maar voorkomen op andere dan de in die bijlage genoemde planten of plantaardige producten, en waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten en plantaardige producten zijn;

c) in de bijlagen I en II opgenomen, geïsoleerde organismen, die als zodanig als schadelijk voor planten en plantaardige producten worden beschouwd.

8.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, gelden lid 1 alsmede lid 5, onder a), en lid 2 alsmede lid 5, onder b), en lid 4 niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

9.  Nadat de in lid 7 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, geldt dit lid, overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

▼B

Artikel 4

1.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage III, deel A, genoemde planten of plantaardige producten niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, voorzover deze van oorsprong zijn uit de landen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

2.  De lidstaten schrijven voor dat met ingang van 1 juni 1993 de in bijlage III, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen niet in de betrokken op hun grondgebied gelegen beschermde gebieden mogen worden binnengebracht.

3.  Bijlage III wordt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zodanig herzien dat in deel A de planten, plantaardige producten en andere materialen worden vermeld die voor alle delen van de Gemeenschap fytosanitaire risico's opleveren en in deel B de planten, plantaardige producten en andere materialen die slechts voor beschermde gebieden fytosanitaire risico's opleveren. De beschermde gebieden worden in die bijlage gespecificeerd.

4.  Met ingang van 1 juni 1993 is lid 1 niet meer op planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing.

5.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden vastgesteld, gelden de leden 1 en 2 niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

6.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat de leden 1 en 2 in bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing zijn op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in zijn onmiddellijke grensgebied met een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in deze lidstaat worden binnengebracht om daarmee op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek van zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat zo'n ontheffing verleent, moet hij de plaats en de naam van degene die de bewerking uitvoert, specificeren. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, dienen ter beschikking van de Commissie te staan.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een ontheffing uit hoofde van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats in het betrokken derde land is vermeld vanwaar de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen afkomstig zijn.

Artikel 5

1.  De lidstaten schrijven voor, dat de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen slechts op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, indien is voldaan aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden vermeld.

2.  De lidstaten verbieden met ingang van 1 juni 1993 het in de beschermde gebieden binnenbrengen van de in bijlage IV, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen en het verkeer ervan binnen die gebieden, tenzij is voldaan aan de bijzondere eisen die in dat deel van de bijlage worden vermeld.

3.  Bijlage IV wordt aan de hand van de in artikel 3, lid 6, vastgestelde criteria volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ herzien.

4.  De lidstaten schrijven voor dat, met ingang van 1 juni 1993, het bepaalde in lid 1 ook van toepassing is op het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat, zulks evenwel onverminderd artikel 6, lid 7. Het bepaalde in dit lid en in de leden 1 en 2 geldt niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

5.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden vastgesteld, gelden de leden 1, 2 en 4 niet voor proefnemingen, noch voor wetenschappelijke doeleinden noch voor selectiewerkzaamheden.

6.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat de leden 1, 2 en 4 in bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing zijn op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in zijn onmiddellijke grensgebied met een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in deze lidstaat worden binnengebracht om daarmee op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek van zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat zo'n ontheffing verleent, moet hij de plaats en de naam van degene die de bewerking uitvoert, specificeren. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, dienen ter beschikking van de Commissie te staan.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een ontheffing uit hoofde van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats in het betrokken derde land is vermeld vanwaar de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen afkomstig zijn.

Artikel 6

1.  De lidstaten schrijven ten aanzien van het binnenbrengen in een andere lidstaat van de in bijlage V, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ten minste voor dat deze, alsmede hun verpakking, officieel grondig worden onderzocht, en wel geheel of aan de hand van een representatief monster, en dat zo nodig ook de gebruikte vervoermiddelen officieel worden onderzocht, teneinde na te gaan:

a) of zij niet zijn aangetast door de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen;

b) ten aanzien van de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten, of deze niet zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd;

c) ten aanzien van de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen, of deze beantwoorden aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

2.  Zodra de maatregelen bedoeld in artikel 3, lid 6, onder a), en in artikel 5, lid 3, zijn vastgesteld, is lid 1 van het onderhavige artikel slechts van toepassing ten aanzien van bijlage I, deel A, rubriek II, bijlage II, deel A, rubriek II, en bijlage IV, deel A, rubriek II. Indien tijdens het overeenkomstig de onderhavige bepaling verrichte onderzoek in bijlage I, deel A, rubriek I, of bijlage II, deel A, rubriek I, opgenomen schadelijke organismen worden ontdekt, wordt geacht dat aan de voorwaarden van artikel 10 niet is voldaan.

3.  De lidstaten schrijven de in lid 1 genoemde onderzoeksmaatregelen voor, teneinde te waarborgen dat ook de bepalingen van artikel 3, leden 4, 5 en 7, en artikel 5, lid 2, worden nageleefd, voorzover de lidstaat van bestemming gebruikmaakt van de in genoemde artikelen voorziene mogelijkheden.

4.  De lidstaten schrijven voor dat het zaad dat in bijlage IV, deel A, wordt genoemd en dat bestemd is om in een andere lidstaat te worden binnengebracht, officieel moet worden onderzocht, teneinde zekerheid te verkrijgen dat het zaad voldoet aan de bijzondere eisen die daarop betrekking hebben en in dat deel van die bijlage worden vermeld.

5.  Met ingang van 1 juni 1993, en onverminderd het bepaalde in lid 7, zijn de leden 1, 3 en 4 eveneens van toepassing op het verkeer in planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat. Met betrekking tot de in bijlage I, deel B, of in bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen en de in bijlage IV, deel B, genoemde bijzondere eisen zijn de leden 1, 3 en 4 niet van toepassing op het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen dat plaatsvindt via een beschermd gebied of daarbuiten.

Het officiële onderzoek als bedoeld in de leden 1, 3 en 4, wordt overeenkomstig de volgende bepalingen verricht:

a) het moet betrekking hebben op alle relevante planten of plantaardige producten die de producent teelt, produceert of gebruikt of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn, alsmede op het gebruikte groeimedium;

b) het moet worden verricht op het bedrijf, bij voorkeur op de plaats van productie;

c) het moet regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, op daartoe geschikte tijdstippen worden verricht, en ten minste door middel van visuele waarneming, onverminderd de in bijlage IV genoemde bijzondere eisen; de verdere werkzaamheden kunnen plaatsvinden wanneer zulks overeenkomstig lid 8 is voorgeschreven.

Iedere producent bij wie op grond van de leden 1 tot en met 4 het in de tweede alinea bedoelde officiële onderzoek moet worden verricht, wordt in een officieel register opgenomen onder een registratienummer dat zijn identificatie mogelijk maakt. De Commissie heeft desgevraagd toegang tot de aldus opgestelde officiële registers.

De producent is onderworpen aan bepaalde overeenkomstig lid 8 vastgestelde verplichtingen. In het bijzonder stelt hij de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat onverwijld in kennis van het op atypische wijze voorkomen van schadelijke organismen of symptomen of van andere abnormale feiten in verband met planten.

De leden 1, 3 en 4 gelden niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

6.  Met ingang van 1 juni 1993 schrijven de lidstaten voor dat de producenten van bepaalde, niet in bijlage V, deel A, vermelde planten, plantaardige producten of andere materialen, gespecificeerd overeenkomstig lid 8, of de in het productiegebied gelegen gemeenschappelijke opslagplaatsen of verzendingscentra eveneens in een officieel register op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau worden ingeschreven overeenkomstig lid 5, derde alinea. Het in lid 5, tweede alinea, bedoelde onderzoek kan te allen tijde bij hen worden uitgevoerd.

Overeenkomstig lid 8 kan voor bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen, met inachtneming van de aard van de voorwaarden betreffende productie en afzet, een systeem worden ingesteld waarmee, zo mogelijk, tot hun oorsprong kan worden teruggegaan.

7.  De lidstaten kunnen, indien geen verspreiding van schadelijke organismen te vrezen is, voorschrijven:

 dat de in de leden 5 en 6 bedoelde inschrijving niet geldt voor de kleine producenten of verwerkende bedrijven wier totale productie en verkoop van de relevante planten, plantaardige producten en andere materialen uitsluitend bestemd is voor eindverbruik voor personen op de plaatselijke markt die niet uit hoofde van hun beroep bij de productie van planten zijn betrokken (plaatselijk verkeer), of

 dat het in de leden 5 en 6 voorgeschreven officiële onderzoek niet geldt voor het plaatselijke verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen.

De bepalingen van deze richtlijn betreffende plaatselijk verkeer worden vóór 1 januari 1998 door de Raad opnieuw bezien op voorstel van de Commissie in het licht van de opgedane ervaring.

8.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot:

 minder strenge voorwaarden betreffende het verkeer van planten, plantaardige producten en van andere materialen binnen een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige producten en andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

 garanties voor het verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen via een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

 de frequentie en het tijdschema van het officiële onderzoek met inbegrip van de verdere werkzaamheden, bedoeld in lid 5, tweede alinea, onder c),

 de verplichtingen waaraan de ingeschreven producenten zijn onderworpen, bedoeld in lid 5, vierde alinea,

 de specificatie van de producten als bedoeld in lid 6, alsmede de producten waarvoor het in lid 6 bedoelde systeem wordt overwogen,

 andere vereisten met betrekking tot de in lid 7 bedoelde vrijstellingen, in het bijzonder wat betreft de begrippen „kleine producenten” en „plaatselijke markt” en de desbetreffende procedures.

9.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de inschrijvingsprocedure en het inschrijvingsnummer, bedoeld in lid 5, derde alinea.

▼M4 —————

▼B

Artikel 10

1.  Wanneer op grond van het in artikel 6, leden 1, 3 en 4, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 5, verrichte onderzoek is aangetoond dat aan de in die bepalingen genoemde eisen is voldaan, wordt, met ingang van 1 juni 1993, ►M4  ————— ◄ een plantenpaspoort afgegeven, overeenkomstig de bepalingen die uit hoofde van lid 4 van het onderhavige artikel kunnen worden vastgesteld.

▼M4

In het geval van het in artikel 6, lid 4, genoemde zaad behoeft echter geen plantenpaspoort te worden afgegeven, indien volgens de procedures van artikel 18, lid 2, wordt gegarandeerd dat met de documenten die zijn afgegeven overeenkomstig de communautaire bepalingen die van toepassing zijn op de handel in officieel gecertificeerd zaad, kan worden bewezen dat aan de eisen van artikel 6, lid 4, is voldaan. In dat geval worden die documenten voor alle doeleinden beschouwd als plantenpaspoorten in de zin van artikel 2, lid 1, onder f).

▼B

Wanneer het onderzoek geen betrekking heeft op eisen die voor de beschermde gebieden relevant zijn of wanneer wordt aangenomen dat aan die eisen niet is voldaan, is het afgegeven plantenpaspoort niet geldig voor genoemde gebieden en moet dat paspoort het op grond van artikel 2, lid 1, onder f), voor dergelijke gevallen vastgestelde merkteken hebben.

2.  Met ingang van 1 juni 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek I, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ in de Gemeenschap slechts in het verkeer zijn, het plaatselijke verkeer in de zin van artikel 6, lid 7, uitgezonderd, indien op de planten, de plantaardige producten en de andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ , dan wel op de verpakkingen waarin en de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor het betrokken grondgebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven.

Met ingang van 1 juni 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek II, genoemde planten, plantaardige producten en andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ slechts in een welbepaald beschermd gebied worden binnengebracht of daar in het verkeer zijn, indien op de planten, plantaardige producten en andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ , dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor dat gebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven. Indien aan de in artikel 6, lid 8, bedoelde voorwaarden voor het vervoer via de beschermde gebieden is voldaan, is de bepaling van de onderhavige alinea niet van toepassing.

De eerste en de tweede alinea gelden niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

3.  Een plantenpaspoort kan naderhand en overal in de Gemeenschap door een ander plantenpaspoort worden vervangen overeenkomstig de volgende bepalingen:

 een plantenpaspoort mag alleen worden vervangen wanneer hetzij een partij wordt opgesplitst, hetzij verscheidene partijen of delen daarvan worden samengevoegd, hetzij wanneer, onverminderd de bijzondere voorwaarden in bijlage IV, de fytosanitaire status van partijen wordt gewijzigd, hetzij in andere, volgens lid 4 gespecificeerde gevallen;

 de vervanging kan alleen geschieden op verzoek van een al dan niet producent zijnde natuurlijke persoon of rechtspersoon, die conform de van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van artikel 6, lid 5, derde alinea, in een officieel register is ingeschreven;

 het vervangende plantenpaspoort mag slechts worden opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van het gebied waarin het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, zich bevindt en uitsluitend indien de identiteit van het betrokken product kan worden gegarandeerd en kan worden gewaarborgd dat er zich sedert de verzending door de producent geen risico van infectie door in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen heeft voorgedaan;

 de vervangingsprocedure moet in overeenstemming zijn met de volgens lid 4 vast te stellen bepalingen;

 het vervangende plantenpaspoort moet een volgens lid 4 gespecificeerd speciaal merkteken bevatten, waarop het nummer is vermeld van de oorspronkelijke producent of, in geval van wijziging van de fytosanitaire status, van de handelaar die verantwoordelijk is voor die wijziging.

4.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

 de nadere regels voor de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten, overeenkomstig lid 1;

 de voorwaarden waaronder een plantenpaspoort mag worden vervangen, overeenkomstig lid 3, eerste streepje;

 de nadere regels voor de in lid 3, derde streepje, bedoelde procedure met betrekking tot het vervangende plantenpaspoort;

 het voor het vervangende plantenpaspoort vereiste speciale merkteken, als bedoeld in lid 3, vijfde streepje.

Artikel 11

1.  Wanneer het op grond van het in artikel 6, leden 1, 3 en 4, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 5, verrichte onderzoek niet de conclusie toelaat dat aan de aldaar genoemde eisen is voldaan, mag onverminderd het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel geen plantenpaspoort worden afgegeven.

2.  Wanneer in voorkomende gevallen uit de uitslag van het betrokken onderzoek blijkt dat een deel van de planten of plantaardige producten die door de producent worden geteeld, geproduceerd of gebruikt, of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn dan wel een deel van het op dat bedrijf gebruikte groeimedium, geen enkel gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen kunnen opleveren, is voor dat deel lid 1 niet van toepassing ►M4  en kan een plantenpaspoort worden gebruikt ◄ .

3.  In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is, worden voor de betrokken planten, plantaardige producten of groeimedia naar gelang van het geval één of meer van de volgende officiële maatregelen getroffen:

 passende behandeling, gevolgd door afgifte van het passende plantenpaspoort overeenkomstig artikel 10, indien aangenomen wordt dat ingevolge de behandeling aan de voorwaarden is voldaan;

 toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar gebieden, waar zij geen bijkomend risico opleveren;

 toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar plaatsen van industriële verwerking;

 vernietiging.

Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

 de voorwaarden waaronder één of meer van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen al dan niet in aanmerking moeten worden genomen;

 de nadere regels en voorwaarden met betrekking tot deze maatregelen.

4.  In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is, worden de activiteiten van de producent geheel of gedeeltelijk geschorst tot blijkt dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen risico meer bestaat. Zolang deze schorsing duurt, is artikel 10 niet van toepassing.

5.  Wanneer op grond van een overeenkomstig artikel 6 verricht officieel onderzoek geoordeeld wordt dat de in artikel 6, lid 6, bedoelde producten niet vrij zijn van in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen, zijn de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel van overeenkomstige toepassing.

▼M4

Artikel 12

1.  De lidstaten organiseren officiële controles om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, in het bijzonder artikel 10, lid 2, welke controles moeten worden uitgevoerd op aselecte basis en zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de planten, de plantaardige producten en andere materialen, en met inachtneming van de onderstaande bepalingen:

 incidentele controles, ongeacht wanneer of waar planten, plantaardige producten of andere materialen in het verkeer zijn,

 incidentele controles, in bedrijven waar planten, plantaardige producten en andere materialen worden geteeld, geproduceerd, opgeslagen of te koop aangeboden, alsmede in bedrijven van kopers,

 incidentele controles, tegelijkertijd met andere controles van documenten die om andere dan fytosanitaire redenen worden uitgevoerd.

De controles moeten regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 10, lid 3, en artikel 13 quater, lid 1, onder b), in een officieel register opgenomen bedrijven, en mogen regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 6, lid 6, in een officieel register opgenomen bedrijven.

Indien feiten aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat aan één of meer bepalingen van deze richtlijn niet is voldaan, moeten gerichte controles worden uitgevoerd.

2.  Commerciële kopers van planten, plantaardige producten of andere materialen moeten, als eindgebruikers die uit hoofde van hun beroep bij de plantaardige productie betrokken zijn, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren en de referentiegegevens in hun registers vermelden.

Inspecteurs hebben in alle productie- en afzetstadia toegang tot de planten, de plantaardige producten en andere materialen. Zij hebben het recht om alle onderzoeken te verrichten die voor de betrokken officiële controles nodig zijn, met inbegrip van onderzoek van de plantenpaspoorten en de registers.

3.  De in artikel 21 bedoelde deskundigen kunnen de lidstaten bijstaan bij de officiële controles.

4.  Wanneer op grond van de overeenkomstig de leden 1 en 2 uitgevoerde officiële controles is komen vast te staan dat planten, plantaardige producten of andere materialen een risico van verspreiding van schadelijke organismen opleveren, worden ten aanzien daarvan officiële maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 3, getroffen.

Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat, wanneer de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een andere lidstaat komen, de centrale instantie van de ontvangende lidstaat onmiddellijk de instantie van die lidstaat en de Commissie informeert over de bevindingen en over de officiële maatregelen die zij van plan is te nemen of reeds heeft genomen. Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan hiertoe een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet.

Artikel 13

1.  De lidstaten dragen er zorg voor, onverminderd

 artikel 3, lid 3, en artikel 13 ter, leden 1 tot en met 5, en

 de specifieke eisen en voorwaarden die zijn vastgelegd in overeenkomstig artikel 15, lid 1, vastgestelde afwijkingen, in overeenkomstig artikel 15, lid 2, vastgestelde equivalente maatregelen, of in overeenkomstig artikel 16 vastgestelde noodmaatregelen, en

 specifieke overeenkomsten die de Gemeenschap in verband met aangelegenheden die in dit artikel aan bod komen, met een of meer derde landen heeft gesloten,

dat op in de lijst van bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst douanetoezicht op grond van artikel 37, lid 1, van het communautair douanewetboek alsook toezicht door de verantwoordelijke officiële instanties wordt gehouden. Zij mogen alleen onder een van de douaneregelingen, vermeld in artikel 4, lid 16, onder a), d), e), f) en g), van het communautair douanewetboek geplaatst worden, indien de in artikel 13 bis genoemde formaliteiten overeenkomstig artikel 13 quater, lid 2, zijn vervuld en op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, kan worden geconcludeerd dat:

i) 

 de planten, plantaardige producten of andere materialen niet besmet zijn met in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen, en

 wat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten betreft, zij niet zijn besmet met de betrokken schadelijke organismen die in diezelfde bijlage worden genoemd, en

 wat in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen betreft, zij voldoen aan de desbetreffende bijzondere eisen die in die bijlage worden genoemd of, indien van toepassing, aan de keuze, opgegeven in de verklaring in het certificaat, bedoeld in artikel 13 bis, lid 4, onder b), en

ii) de planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van het vereiste officiële „fytosanitair certificaat” of „fytosanitair certificaat voor wederuitvoer” dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 bis, leden 3 en 4, is afgegeven, of, indien van toepassing, dat de betreffende planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van alternatieve documenten of merktekens als nader bepaald en toegestaan in uitvoeringsbepalingen, dan wel daaraan is gehecht of op een andere manier is bevestigd.

Elektronische certificering kan worden erkend indien is voldaan aan de respectieve voorwaarden, voorgeschreven in de uitvoeringsbepalingen.

Officieel voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen ook worden erkend in uitzonderlijke gevallen, die nader worden bepaald in de uitvoeringsbepalingen.

De in punt ii) bedoelde uitvoeringsbepalingen kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld.

2.  Met betrekking tot planten, plantaardige producten of andere materialen bestemd voor een beschermd gebied is lid 1 van toepassing op in bijlage I, deel B, bijlage II, deel B, respectievelijk bijlage IV, deel B, voor dat beschermd gebied genoemde schadelijke organismen en bijzondere eisen.

3.  De lidstaten schrijven voor dat op planten, plantaardige producten en andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst toezicht kan worden gehouden door de verantwoordelijke officiële instanties, met betrekking tot lid 1, punt i), eerste, tweede of derde streepje. Deze planten, plantaardige producten of materialen omvatten ook hout in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat daadwerkelijk gebruikt wordt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard.

Wanneer de verantwoordelijke officiële instantie van die mogelijkheid gebruikmaakt, moeten de betrokken planten, plantaardige producten of materialen onder de in lid 1 bedoelde vormen van toezicht blijven, totdat de terzake geldende formaliteiten zijn vervuld en op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, aan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde eisen is voldaan.

Uitvoeringsbepalingen betreffende de soort informatie die de importeurs of hun douanevertegenwoordigers aan de verantwoordelijke officiële instanties moeten verstrekken over de planten, plantaardige producten of materialen met inbegrip van de verschillende soorten hout, bedoeld in de eerste alinea, en de wijze van toezending daarvan worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld.

4.  Onverminderd artikel 13 quater, lid 2, onder a), moeten de lidstaten, indien er gevaar voor verspreiding van gevaarlijke organismen bestaat, ook de bepalingen van de leden 1, 2 en 3, toepassen op planten, plantaardige producten, of andere materialen die geplaatst zijn onder een van de douanebestemmingen, vermeld in artikel 4, lid 15, onder b), c), d) en e), van het „communautair douanewetboek” of onder de douaneregelingen die vermeld zijn in artikel 4, lid 16, onder b) en c), van dat wetboek.

Artikel 13 bis

1.  

a) De in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten omvatten grondige inspecties door de verantwoordelijke officiële instanties van ten minste:

i) iedere zending waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk bestaat uit planten, plantaardige producten of andere materialen als bedoeld in artikel 13, leden 1, 2, en 3, overeenkomstig de respectieve voorwaarden of

ii) wanneer een zending uit verschillende partijen bestaat, iedere partij waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk uit dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat.

b) Met de inspecties wordt nagegaan of:

i) de zending of partij vergezeld gaat van de vereiste certificaten of alternatieve documenten of merktekens, als vermeld in artikel 13, lid 1, onder ii) (controles van de documenten),

ii) de zending of partij in haar geheel of op basis van een of meer representatieve monsters uit de planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat dan wel de planten, plantaardige producten of andere materialen bevat, die zijn aangegeven op de vereiste documenten (controles van de identiteit), en

iii) de zending of partij of het houten verpakkingsmateriaal daarvan, met inbegrip van de verpakking, en, indien van toepassing, de vervoermiddelen, in hun geheel of op basis van een of meer representatieve monsters aan de eisen van deze richtlijn die zijn vermeld in artikel 13, lid 1, onder i), (fytosanitaire controles) voldoen, en of artikel 16, lid 2, van toepassing is.

2.  De controles van de identiteit en de fytosanitaire controles moeten met een geringere frequentie worden uitgevoerd, indien

 er reeds inspectiewerk bij de planten, plantaardige producten of andere materialen van de zending of partij is verricht in het derde land van verzending volgens de in artikel 13 ter, lid 6, bedoelde technische regelingen, of

 de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij in de terzake overeenkomstig lid 5, onder b), vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn vermeld, of

 de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij afkomstig zijn uit een derde land waarmee bij of krachtens alomvattende, op het beginsel van gelijke behandeling berustende internationale fytosanitaire akkoorden tussen de Gemeenschap en dat derde land een regeling is getroffen voor een geringere frequentie van de controles op de identiteit en fytosanitaire controles,

tenzij er een ernstige reden is om aan te nemen dat niet aan de voorschriften van deze richtlijn is voldaan.

De fytosanitaire controles mogen ook minder frequent worden uitgevoerd wanneer de Commissie, na overleg met het in artikel 18 bedoelde comité, over op eerdere ervaringen met het binnenbrengen van dergelijk materiaal van dezelfde oorsprong in de Gemeenschap gebaseerde en door alle betrokken lidstaten bevestigde gegevens beschikt waaruit blijkt dat de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen, mits wordt voldaan aan bepaalde nadere voorwaarden die in uitvoeringsbepalingen uit hoofde van lid 5, onder c), zijn vermeld.

3.  Het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde officiële fytosanitair certificaat of fytosanitair certificaat voor wederuitvoer moet zijn opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap en zijn afgegeven in overeenstemming met de wettelijke bepalingen of voorschriften van het derde land van uitvoer of wederuitvoer die zijn vastgesteld overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), ongeacht of dat land partij is bij het IPPC of niet. Het moet zijn gericht aan de in artikel 1, lid 4, eerste alinea, laatste volzin, bedoelde organisaties ter bescherming van planten van de Europese Gemeenschap.

Het certificaat mag niet eerder zijn opgemaakt dan 14 dagen vóór de datum waarop de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, het derde land van afgifte hebben verlaten.

Het moet, ongeacht de vorm ervan, informatie bevatten overeenkomstig de modellen van de bijlage bij het IPCC.

Het moet zijn opgemaakt volgens een van de modellen die door de Commissie overeenkomstig lid 4 zijn vastgesteld. Het certificaat moet zijn afgegeven door autoriteiten die hiertoe bevoegd zijn op grond van de wettelijke bepalingen of voorschriften van het betrokken derde land zoals meegedeeld aan de directeur-generaal van de FAO overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, of, in het geval van derde landen die geen partij zijn bij het IPPC, aan de Commissie. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de ontvangen mededelingen.

4.  

a) De in de verschillende versies van de bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten aangegeven aanvaardbare modellen worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld. Volgens dezelfde procedure kunnen voor derde landen die geen partij zijn bij het IPPC alternatieve specificaties inzake het „fytosanitair certificaat” of het „fytosanitair certificaat voor wederuitvoer” worden vastgesteld.

b) Onverminderd artikel 15, lid 4, wordt in de certificaten in het geval van in bijlage IV, deel A, rubriek I, of deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen onder de rubriek „Aanvullende verklaring” vermeld, indien zulks relevant is, aan welke bijzondere eisen die in de betrokken positie in de verschillende delen van bijlage IV als alternatief zijn genoemd, is voldaan. Deze vermelding wordt gegeven in de vorm van een verwijzing naar de toepasselijke positie in bijlage IV.

c) In het geval van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, of deel B, van toepassing zijn, moet het in artikel 13, lid 1, onder ii), genoemde officiële „fytosanitair certificaat” zijn afgegeven in het derde land van oorsprong van de planten, plantaardige producten en andere materialen („land van oorsprong”).

d) Ingeval ook op andere plaatsen dan die van oorsprong aan de bedoelde bijzondere eisen kan worden voldaan, of ingeval geen bijzondere eisen gelden, mag het „fytosanitair certificaat” echter zijn afgegeven in het derde land waar de planten, plantaardige producten of andere materialen vandaan komen („land van verzending”).

5.  Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld teneinde:

a) procedures vast te stellen voor de uitvoering van de in lid 1, onder b), punt iii), bedoelde fytosanitaire controles, met inbegrip van het minimumaantal en de minimumomvang van de monsters,

b) lijsten vast te stellen van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop op grond van lid 2, eerste alinea, tweede streepje, minder frequent fytosanitaire controles worden uitgevoerd,

c) de nadere voorwaarden vast te stellen voor de bewijzen, bedoeld in lid 2, tweede alinea, en de criteria voor het type en de mate van beperking van de fytosanitaire controles.

De Commissie kan ten aanzien van lid 2 richtsnoeren opnemen in de in artikel 21, lid 6, bedoelde aanbevelingen.

Artikel 13 ter

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat zendingen of partijen die uit een derde land afkomstig zijn, maar volgens de aangifte in het kader van de douaneformaliteiten geen planten, plantaardige producten of andere materialen als vermeld in bijlage V, deel B, bevatten, ook worden gecontroleerd door de bevoegde officiële instanties wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat er dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen aanwezig zijn.

De lidstaten dragen er zorg voor dat het inspecterende douanekantoor, wanneer bij een douane-inspectie blijkt dat een zending of partij uit een derde land bestaat uit planten, plantaardige producten of ander materiaal genoemd in bijlage V, deel B, of die zaken bevat, die niet als zodanig zijn aangegeven, de officiële instantie van zijn lidstaat daarvan in het kader van de in artikel 13 quater, lid 4, bedoelde samenwerking terstond op de hoogte stelt.

Mocht er na de inspectie door de verantwoordelijke officiële instanties twijfel blijven bestaan ten aanzien van de identiteit van het product, en met name ten aanzien van het geslacht of de soort van de planten of plantaardige producten of de oorsprong daarvan, dan wordt de zending geacht planten, plantaardige producten of andere materialen vermeld in bijlage V, deel B, te bevatten.

2.  Op voorwaarde dat er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat:

a) is artikel 13, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen welke zonder enige wijziging in hun douanestatus (intern douanevervoer) via het grondgebied van een derde land worden overgebracht van een plaats in de Gemeenschap naar een andere plaats in de Gemeenschap;

b) zijn artikel 13, lid 1, en artikel 4, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen die zonder enige wijziging in hun douanestatus in een of twee derde landen volgens de geldende douaneprocedures van een plaats naar een andere plaats worden overgebracht via het grondgebied van de Gemeenschap.

3.  Onverminderd de bepalingen van artikel 4 aangaande bijlage III, behoeft artikel 13, lid 1, niet te gelden voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders, voorzover verband houdende met planten of plantaardige producten, indien zij bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, mits er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat.

Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld waarin wordt gespecificeerd onder welke voorwaarden deze bepaling van toepassing is, met inbegrip van de vaststelling van „kleine hoeveelheden”.

4.  Onder nader bepaalde voorwaarden geldt artikel 13, lid 1, niet voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen, bestemd voor gebruik bij proefnemingen, voor wetenschappelijke doeleinden, of voor rasveredeling. De nader bepaalde voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

5.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat, kan een lidstaat bij wijze van uitzondering toestaan dat artikel 13, lid 1, in nader bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing is op planten, plantaardige producten of andere materialen die in een aan zijn grens gelegen gebied in een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in de lidstaat worden binnengebracht om op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek op zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat een dergelijke uitzondering toestaat, moet hij de plaats van bewerking en de naam van de bewerker nader aangeven. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, moeten ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een uitzondering op grond van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats van oorsprong van de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen in het betrokken derde land is vermeld.

6.  In technische regelingen tussen de Commissie en de bevoegde instanties van sommige derde landen, die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden goedgekeurd, kan worden bepaald dat de in artikel 13, lid 1, onder i), bedoelde werkzaamheden op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake geldende bepalingen van artikel 21, ook kunnen worden uitgevoerd in het derde land van verzending, in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van dat land.

Artikel 13 quater

1.  

a) De in artikel 13 bis, lid 1, genoemde formaliteiten, de in artikel 13 ter, lid 1, vastgestelde inspecties en de controles op de naleving van artikel 4 ten aanzien van bijlage III, worden, als nader vermeld in lid 2, afgewikkeld in samenhang met de vereiste formaliteiten voor de plaatsing onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4.

Zij worden vervuld overeenkomstig de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen en met name bijlage 4 daarbij, zoals goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 1262/84 van de Raad ( 10 ).

b) De lidstaten schrijven voor dat importeurs van in bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten of andere materialen, ongeacht of zij al dan niet producent zijn, in een officieel register van een lidstaat onder een officieel registratienummer worden opgenomen. Artikel 6, lid 5, derde en vierde alinea, is op dergelijke importeurs van overeenkomstige toepassing.

c) De lidstaten schrijven bovendien voor dat:

i) importeurs van zendingen die geheel of gedeeltelijk uit in bijlage V, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen bestaan, of hun douanevertegenwoordigers, op ten minste één van de documenten die voor de plaatsing onder een douaneprocedure als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4, zijn vereist, melding maken van de samenstelling van die zending (partij) door middel van de volgende informatie:

 verwijzing naar het type planten, plantaardige producten of andere materialen met gebruikmaking van de code van het geïntegreerd douanetarief van de Europese Gemeenschappen (TARIC),

 de vermelding „Deze zending (partij) bevat producten die van belang zijn uit fytosanitair oogpunt”, of een ander gelijkwaardig merkteken zoals overeengekomen tussen het douanekantoor van vertrek en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst,

 het referentienummer of de referentienummers van de vereiste fytosanitaire documentatie,

 het onder b) bedoelde officiële registratienummer van de importeur;

ii) de luchthavenautoriteiten, de havenautoriteiten dan wel de importeurs of marktdeelnemers, volgens onderlinge afspraak, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst vooraf inlichten, zodra zij ervan op de hoogte zijn dat dergelijke zendingen (partijen) in aantocht zijn.

De lidstaten mogen het bepaalde in dit punt mutatis mutandis ook toepassen in geval van vervoer over land, met name wanneer wordt verwacht dat de betrokken zending (partij) buiten de gewone werktijden van de betrokken officiële instantie of andere dienst als bepaald in lid 2 zal aankomen.

2.  

a) De „controles van de documenten”, en ook de in artikel 13 ter, lid 1, bedoelde inspecties en de controles op de naleving van het bepaalde in artikel 4 ten aanzien van bijlage III moeten worden afgewikkeld door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of, in onderlinge overeenstemming tussen de verantwoordelijke officiële instantie en de douaneautoriteiten van die lidstaten, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst.

b) De „controles van de identiteit” en de „fytosanitaire controles” moeten, onverminderd de punten c) en d), worden uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst in samenhang met de voor de plaatsing onder een douanebestemming als bedoeld in artikel 13, lid 1, vereiste douaneformaliteiten en hetzij op dezelfde plaats als deze formaliteiten, ten kantore van de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is.

c) In het geval van douanevervoer (het overbrengen) van niet-communautaire goederen kan de officiële instantie van de plaats van binnenkomst echter in overeenstemming met de officiële instantie(s) van bestemming besluiten dat de „controles van de identiteit” of de „fytosanitaire controles” geheel of gedeeltelijk door de officiële instantie van bestemming worden uitgevoerd, hetzij te haren kantore of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is. Indien er geen overeenstemming is bereikt, wordt de „controle van de identiteit” of de „fytosanitaire controle” volledig uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst op een van de in b) nader omschreven plaatsen.

d) Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan nader worden bepaald in welke gevallen of omstandigheden „controles van de identiteit” en „fytosanitaire controles” op de plaats van bestemming kunnen worden uitgevoerd, zoals een plaats van productie die door de officiële instantie en door de voor het gebied waar de plaats van bestemming is gelegen bevoegde douaneautoriteiten is goedgekeurd, en in plaats van op de bovengenoemde plaatsen, mits aan specifieke garanties en documenten met betrekking tot het vervoer van de planten, plantaardige producten en andere materialen wordt voldaan.

e) Er worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen vastgesteld betreffende:

 de minimumvoorwaarden voor het uitvoeren van de onder b), c) en d), bedoelde „fytosanitaire controles”,

 de specifieke garanties en documenten betreffende het vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen naar de in c) en d) nader omschreven plaatsen, teneinde te garanderen dat er geen risico bestaat van verspreiding van schadelijke organismen tijdens het vervoer,

 de specifieke garanties en minimumvoorwaarden betreffende de kwalificatie van de plaats van bestemming voor opslag en de voorwaarden voor opslag, samen met de nadere bepaling van de onder d) bedoelde gevallen.

f) In alle gevallen moeten fytosanitaire controles worden beschouwd als een integraal onderdeel van de in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten.

3.  De lidstaten bepalen dat op het origineel of op het elektronische equivalent van de certificaten of van de andere alternatieve documenten, anders dan merktekens, als bepaald in artikel 13, lid 1, onder ii), dat met het oog op „controles van de documenten” overeenkomstig artikel 13 bis, lid 1, onder b), punt i), aan de bevoegde officiële instantie wordt voorgelegd, na inspectie de vermelding „gezien” (een stempel) van die instantie, samen met de naam van de instantie en de datum van overlegging van het document wordt aangebracht.

Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet om te waarborgen dat de in het certificaat voorkomende informatie bij nader genoemde, voor opplant bestemde planten wordt toegezonden aan de officiële instantie die bevoegd is voor iedere lidstaat of ieder gebied waarvoor planten van de zending (partij) bestemd zijn of waar zij geplant zullen worden.

4.  De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten schriftelijk de lijst toekomen van de plaatsen die zijn aangewezen als plaatsen van binnenkomst. Ook wijzigingen in die lijst worden terstond schriftelijk medegedeeld.

De lidstaten stellen een lijst op van de in lid 2, onder b) en c), nader te bepalen plaatsen en van de overeenkomstig lid 2, onder d), bepaalde plaatsen van bestemming die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De Commissie kan die lijsten inzien.

Iedere officiële instantie van een plaats van binnenkomst en iedere officiële instantie van bestemming die controles van de identiteit en fytosanitaire controles uitvoeren, moeten aan bepaalde minimumvoorwaarden ten aanzien van infrastructuur, personeelsbezetting en uitrusting voldoen.

De bovenbedoelde minimumvoorwaarden worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, in uitvoeringsbepalingen vastgesteld.

Volgens dezelfde procedure worden nadere bepalingen vastgesteld betreffende:

a) het soort documenten dat vereist is voor de plaatsing onder een douaneprocedure en waarop de in lid 1, onder c), punt i), gespecificeerde informatie wordt aangebracht;

b) de samenwerking tussen:

i) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en die van bestemming,

ii) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van de plaats van binnenkomst,

iii) de officiële instantie van bestemming en het douanekantoor van bestemming, en

iv) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van bestemming.

Deze bepalingen bevatten onder meer modelformulieren van documenten die voor die samenwerking moeten worden gebruikt, geven ook aan hoe deze documenten worden verzonden, vermelden volgens welke procedures de uitwisseling van informatie tussen de bovenbedoelde officiële instanties en kantoren verloopt en bevatten ook de maatregelen die moeten worden genomen om de identiteit van deelzendingen en zendingen (partijen) te handhaven en om verspreiding van schadelijke organismen tegen te gaan, met name tijdens het vervoer en totdat de vereiste douaneformaliteiten volledig zijn vervuld.

5.  De Gemeenschap verleent de lidstaten een financiële bijdrage met het oog op de verbetering van de controle-infrastructuur, voorzover het gaat om fytosanitaire controles die worden verricht overeenkomstig lid 2, onder b) of c).

Deze bijdrage dient ter verbetering van de voorziening van niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten met de apparatuur en installaties die nodig zijn voor controle en onderzoek en, indien nodig, voor de in lid 7 bedoelde maatregelen, boven het niveau dat reeds bereikt is doordat voldaan is aan de minimumvoorwaarden die in de uitvoeringsbepalingen op grond van lid 2, onder e), zijn voorgeschreven.

De Commissie doet voorstellen betreffende de opname van de daartoe benodigde kredieten in de algemene begroting van de Europese Unie.

Binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten dekt de bijdrage van de Gemeenschap maximaal 50 % van de uitgaven die rechtstreeks met de verbetering van apparatuur en installaties verband houden.

Nadere bepalingen betreffende de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, in een uitvoeringsverordening vastgesteld.

Over de toekenning en het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt besloten volgens de procedure van artikel 18, lid 2, op basis van gegevens en documenten die de betrokken lidstaat verstrekt heeft en, eventueel, van de resultaten van onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen zijn uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betrokken doeleinden beschikbare kredieten.

6.  Artikel 10, leden 1 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 13 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen, voorzover deze in bijlage V, deel A, worden genoemd en wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten wordt aangenomen dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan.

7.  Wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten niet kan worden geconcludeerd dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan, worden onmiddellijk één of meer van de volgende officiële maatregelen genomen:

a) weigering van het binnenbrengen in de Gemeenschap van de gehele zending of een gedeelte daarvan;

b) overbrenging onder officieel toezicht, volgens de toepasselijke douaneprocedure gedurende de overbrenging binnen de Gemeenschap, naar een bestemming buiten de Gemeenschap;

c) verwijdering van besmette/aangetaste producten uit de zending;

d) vernietiging;

e) oplegging van quarantaine totdat de resultaten van de onderzoeken of officiële tests beschikbaar zijn;

f) bij wijze van uitzondering en alleen in speciale omstandigheden, passende behandeling, indien de verantwoordelijke instantie van de lidstaat van oordeel is dat door die behandeling aan de voorwaarden zal worden voldaan en het gevaar van verspreiding van schadelijke organismen is afgewend; de maatregel tot passende behandeling kan ook worden getroffen ten aanzien van niet in bijlage I of bijlage II genoemde schadelijke organismen.

Artikel 11, lid 3, tweede alinea, is van overeenkomstige toepassing.

In het geval van een weigering als bedoeld in punt a), of overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap als bedoeld in punt b), of van verwijdering als genoemd in punt c), bepalen de lidstaten dat de fytosanitaire certificaten of de fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, alsmede alle andere documenten die zijn overgelegd toen de planten, plantaardige producten of andere materialen werden aangeboden om op hun grondgebied te worden binnengebracht, door de bevoegde officiële instantie worden geannuleerd. Bij de annulering wordt op de voorzijde van de certificaten of documenten duidelijk zichtbaar een driehoekig rood stempel met de vermelding „certificaat geannuleerd” of „document geannuleerd” van de genoemde officiële instantie aangebracht, samen met de naam van die instantie en de datum van weigering, begin van de overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap of verwijdering. De vermelding moet in hoofdletters en in ten minste één van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gesteld.

8.  Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de officiële instanties de plantenziektekundige diensten van het derde land van oorsprong of het derde land van verzending en de Commissie informeren over alle gevallen waarin planten, plantaardige producten of andere materialen die uit dat derde land komen, zijn onderschept omdat zij niet voldoen aan de vereisten op fytosanitair gebied, en over de redenen daarvan, onverminderd de actie die de lidstaat kan ondernemen of heeft ondernomen ten aanzien van de onderschepte zending. De informatie moet zo snel mogelijk worden doorgegeven, zodat de betrokken plantenziektekundige diensten en zo nodig ook de Commissie het geval kunnen bestuderen, met name om de nodige maatregelen te kunnen nemen om herhaling te voorkomen. Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden ingesteld.

Artikel 13 quinquies

1.  De lidstaten zorgen voor het innen van de retributies („fytosanitaire retributie”) ter dekking van de kosten voor de in artikel 13 bis, lid 1, vastgestelde controles van de documenten, controles van de identiteit en fytosanitaire controles, die overeenkomstig artikel 13 worden uitgevoerd. De hoogte van de retributie weerspiegelt het volgende:

a) de salarissen, met inbegrip van de socialezekerheidspremies, van de inspecteurs die bij de bovenbedoelde controles betrokken zijn;

b) het kantoor, de andere voorzieningen, de hulpmiddelen en de uitrusting ten behoeve van deze inspecteurs;

c) de bemonstering voor visuele inspectie of voor laboratoriumtests;

d) laboratoriumtests;

e) de administratie (met inbegrip van vaste kosten) die nodig is voor het effectief uitvoeren van de betrokken controles, waaronder de uitgaven voor de opleiding vooraf en de interne opleiding van controleurs.

2.  De lidstaten kunnen de hoogte van de fytosanitaire retributie vaststellen op basis van een gedetailleerde kostenberekening overeenkomstig lid 1, of de standaardretributie als vermeld in bijlage VIII bis toepassen.

Indien er voor een bepaalde groep planten, plantaardige producten of andere materialen die van oorsprong zijn uit bepaalde derde landen overeenkomstig artikel 13 bis, lid 2, met een geringere frequentie controles op de identiteit en fytosanitaire controles worden verricht, innen de lidstaten een evenredig verlaagde fytosanitaire retributie voor alle zendingen en partijen van die groep, ongeacht of zij geïnspecteerd zijn.

Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld om de hoogte van die verlaagde fytosanitaire retributie te bepalen.

3.  Indien de fytosanitaire retributie door een lidstaat vastgesteld wordt op basis van de kosten die door de verantwoordelijke officiële instantie van die lidstaat worden gedragen, brengen de betrokken lidstaten aan de Commissie verslag uit over de methode voor de berekening van de retributies aan de hand van de in lid 1 genoemde elementen.

Een op grond van de eerste alinea opgelegde retributie is niet hoger dan de werkelijke kosten die de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat maakt.

4.  Rechtstreekse of indirecte teruggave van de in deze richtlijn vastgestelde retributies is niet toegestaan. De eventuele toepassing van de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie door een lidstaat wordt echter niet als een indirecte teruggave beschouwd.

5.  In de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie zijn niet begrepen de extra heffingen ter dekking van kosten die worden gemaakt voor speciale activiteiten in verband met de controles, zoals buitengewone dienstreizen die de controleurs moeten maken, wachttijden als gevolg van vertragingen bij de aankomst van zendingen (partijen), buiten de gewone werktijden uitgevoerde controles, extra controles of laboratoriumtests die naast de in artikel 13 bedoelde controles nodig zijn ter bevestiging van de conclusies van de controles, speciale fytosanitaire maatregelen als vereist op grond van op basis van artikel 15 of 16 genomen communautaire besluiten, maatregelen die op grond van artikel 13 ter, lid 7, zijn genomen, of vertaling van vereiste documenten.

6.  De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om de fytosanitaire retributie in rekening te brengen. De retributie wordt door de importeur of zijn douanevertegenwoordiger betaald.

7.  De fytosanitaire retributie vervangt alle andere heffingen of retributies die in de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau voor de in lid 1 bedoelde controles en het bewijs daarvan worden geheven.

Artikel 13 sexies

Voor de „fytosanitaire certificaten” en „fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer” die de lidstaten op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten afgeven, moet het in bijlage VII aangegeven standaardmodel worden gebruikt.

▼B

Artikel 14

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad de wijzigingen vast die aangebracht moeten worden in de bijlagen.

Onderstaande beslissingen worden evenwel genomen volgens de procedure van ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ :

a) de aanvullingen op bijlage III met betrekking tot bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit bepaalde derde landen, op voorwaarde dat:

i) een verzoek om opneming van deze aanvullingen wordt ingediend door een lidstaat die reeds bijzondere verbodsbepalingen toepast inzake het binnenbrengen van die producten van oorsprong uit derde landen,

ii) in het land van oorsprong aanwezige schadelijke organismen in fytosanitair opzicht een gevaar vormen voor de hele Gemeenschap of voor een deel ervan en

iii) de eventuele aanwezigheid ervan op de betrokken producten bij het binnenbrengen ervan niet doeltreffend kan worden ontdekt;

b) de aanvullingen op de andere bijlagen met betrekking tot bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit bepaalde derde landen, op voorwaarde dat:

i) een verzoek om opneming van deze aanvullingen wordt ingediend door een lidstaat die reeds bijzondere verbodsbepalingen of beperkingen toepast met betrekking tot het binnenbrengen van die producten van oorsprong uit derde landen en

ii) de in het land van oorsprong aanwezige schadelijke organismen voor de hele Gemeenschap of voor een deel ervan in fytosanitair opzicht een gevaar vormen voor bepaalde teelten waarbij de omvang van de eventuele schade niet kan worden voorspeld;

c) elke wijziging van deel B van de bijlagen, ►M4  in overleg met de betrokken lidstaat ◄ ;

▼M4

d) wijzigingen in de bijlagen die op grond van de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis vereist of om technische redenen gerechtvaardigd zijn en die beantwoorden aan het betrokken fytosanitair risico;

▼M4

e) wijzigingen van bijlage VIII bis.

▼B

Artikel 15

▼M4

1.  Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden voorzien in afwijkingen:

 van artikel 4, leden 1 en 2, wat betreft bijlage III, deel A en deel B, onverminderd artikel 4, lid 5, alsmede van artikel 5, leden 1 en 2, en van artikel 13, lid 1, onder i), derde streepje, wat betreft de eisen van bijlage IV, deel A, rubriek I, en bijlage IV, deel B,

 van artikel 13, lid 1, onder ii), in het geval van hout, indien wordt gezorgd voor gelijkwaardige bescherming door middel van alternatieve documenten of merktekens,

▼B

voorzover op grond van één of meer van de volgende factoren:

 de oorsprong van de planten of de plantaardige producten;

 een gepaste behandeling;

 bijzondere voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de planten of de plantaardige producten,

is komen vast te staan dat niet behoeft te worden gevreesd voor de verspreiding van schadelijke organismen.

Het gevaar wordt beoordeeld aan de hand van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens; indien deze gegevens onvoldoende zijn, worden zij aangevuld door het inwinnen van nadere inlichtingen of, in voorkomend geval, door naspeuringen die op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake dienende bepalingen van artikel 21, in het land van oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen worden verricht.

Iedere vergunning geldt individueel in het gehele gebied van de Gemeenschap of in een deel daarvan onder voorwaarden die rekening houden met het risico van verspreiding van schadelijke organismen door het betrokken product in beschermde gebieden, of in bepaalde gebieden, rekening houdend met verschillen in agrarische en ecologische omstandigheden. In dergelijke gevallen zijn de betrokken lidstaten bij hun besluitvorming in verband met het verlenen van de vergunningen uitdrukkelijk van bepaalde verplichtingen ontheven.

Dit risico wordt op basis van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens vastgesteld; indien deze in onvoldoende mate beschikbaar zijn, moeten zij worden aangevuld door bijkomend onderzoek of, in voorkomend geval, door onderzoek dat in het land van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen door de Commissie wordt uitgevoerd.

▼M4

2.  Volgens de in lid 1, eerste alinea, bedoelde procedures worden fytosanitaire maatregelen die door een derde land worden genomen ten aanzien van de uitvoer naar de Gemeenschap, erkend als gelijkwaardig aan de in deze richtlijn vastgestelde fytosanitaire maatregelen, en met name aan de in bijlage IV vermelde maatregelen, indien dat derde land de Gemeenschap op objectieve wijze bewijst dat met de maatregelen die het toepast het adequate fytosanitaire beschermingsniveau van de Gemeenschap wordt bereikt, en indien dit wordt bevestigd door de conclusies van controles, tests en andere procedures die door de in artikel 21 bedoelde deskundigen onder redelijke voorwaarden inzake toegang in het betrokken derde land zijn afgewikkeld.

Op verzoek van een derde land treedt de Commissie met dat land in overleg met het doel bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot erkenning van de gelijkwaardigheid van nader bepaalde fytosanitaire maatregelen tot stand te brengen.

3.  In beschikkingen houdende afwijking op grond van lid 1, eerste alinea, of tot erkenning van de gelijkwaardigheid op grond van lid 2, wordt bepaald dat het uitvoerende land voor ieder individueel geval van toepassing officieel schriftelijk heeft vastgesteld dat aan de daarin vervatte voorwaarden is voldaan, en wordt nader aangegeven welke gegevens in de officiële verklaring ter bevestiging hiervan moeten worden opgenomen.

4.  In beschikkingen als bedoeld in lid 3 wordt nader aangegeven of, dan wel op welke manier de lidstaten de andere lidstaten en de Commissie over ieder individueel geval van toepassing of over groepen gevallen van toepassingen moeten informeren.

▼B

Artikel 16

1.  Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van de aanwezigheid op zijn grondgebied van in bijlage I, deel A, rubriek I, of in bijlage II, deel A, rubriek I, genoemde schadelijke organismen, alsook van het voorkomen van in bijlage I, deel A, rubriek II, in bijlage I, deel B, in bijlage II, deel A, rubriek II, of in bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen op een deel van zijn grondgebied waar de aanwezigheid ervan tot dan toe niet bekend was.

De lidstaat neemt alle noodzakelijke maatregelen om de schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, in te dijken. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de genomen maatregelen.

2.  Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van het daadwerkelijke of het vermoede verschijnen van niet in bijlage I of II genoemde schadelijke organismen waarvan de aanwezigheid op zijn grondgebied onbekend was. Hij stelt de Commissie en de overige lidstaten ook in kennis van de beschermende maatregelen die hij heeft genomen of voornemens is te nemen. Deze maatregelen moeten onder meer van dien aard zijn dat het gevaar voor de verspreiding van het betrokken schadelijke organisme op het grondgebied van de andere lidstaten wordt voorkomen.

De betrokken lidstaat neemt ten aanzien van de zendingen planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen die worden geacht een acuut gevaar op te leveren omdat in lid 1 en in de eerste alinea van het onderhavige lid bedoelde schadelijke organismen daardoor kunnen worden binnengebracht of verspreid, onmiddellijk de nodige maatregelen om het grondgebied van de Gemeenschap tegen dat gevaar te beschermen en hij stelt de Commissie en de overige lidstaten hiervan in kennis.

Indien een lidstaat van mening is dat er een ander acuut gevaar dreigt dan bedoeld in de tweede alinea stelt hij de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van de maatregelen die volgens hem moeten worden genomen. Indien deze maatregelen naar zijn mening niet snel genoeg worden genomen om te voorkomen dat op zijn grondgebied een schadelijk organisme wordt binnengebracht of verspreid, kan hij, zolang de Commissie geen maatregelen krachtens lid 3 heeft vastgesteld, voorlopig de aanvullende maatregelen nemen die hij nodig acht.

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 1992 bij de Raad een verslag in over de werking van deze bepaling, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

3.  In de gevallen bedoeld in de leden 1 en 2, onderzoekt de Commissie de situatie zo spoedig mogelijk in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité. Op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake dienende bepalingen van artikel 21, kan ter plaatse onderzoek worden verricht. ►M4  De maatregelen die noodzakelijk zijn op grond van een analyse van het fytosanitaire risico of een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico in de in lid 2 bedoelde gevallen, ◄ met inbegrip van die welke een besluit kunnen inhouden om de door de lidstaten genomen maatregelen te herroepen of te wijzigen, kunnen worden genomen volgens de procedure van ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ . De Commissie volgt de ontwikkeling van de situatie en, naar gelang van die ontwikkeling, past zij deze maatregelen volgens dezelfde procedure aan of trekt zij deze in. Zolang volgens genoemde procedure geen besluit is vastgesteld, kan de lidstaat de door hem getroffen maatregelen handhaven.

4.  De uitvoeringsbepalingen van de leden 1 en 2 worden, zo nodig, vastgesteld volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ .

▼M4

5.  Indien de Commissie niet is geïnformeerd over maatregelen die op grond van de lid 1 of lid 2 zijn genomen, of indien zij van mening is dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, kan zij, in afwachting van de vergadering van het Permanent Fytosanitair Comité, op een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico gegronde tussentijdse beschermende maatregelen nemen om de betreffende schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan te beletten. Deze maatregelen worden onverwijld aan het Permanent Fytosanitair Comité voorgelegd om volgens de procedure van artikel 18, lid 2, te worden bevestigd, gewijzigd of ingetrokken.

▼M4 —————

▼M4

Artikel 18

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 76/894/EEG van de Raad ( 11 ) ingestelde Permanent Plantenziektekundig Comité, hierna „het comité” te noemen.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

▼M4 —————

▼B

Artikel 20

1.  Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de communautaire bepalingen inzake de fytosanitaire eisen voor planten en plantaardige producten, tenzij deze richtlijn uitdrukkelijk voorziet in strengere eisen of deze toelaat.

2.  Wijzigingen in deze richtlijn die nodig zijn voor de samenhang met de communautaire bepalingen bedoeld in lid 1, worden vastgesteld volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ .

3.  De lidstaten kunnen, bij het op hun grondgebied binnenbrengen van planten of plantaardige producten, inzonderheid die welke worden genoemd in bijlage VI, alsmede van hun verpakking of vervoermiddelen, bijzondere fytosanitaire maatregelen treffen tegen schadelijke organismen, die, in het algemeen, opgeslagen planten of plantaardige producten aantasten.

Artikel 21

1.  Met het oog op een juiste en eenvormige toepassing van deze richtlijn en onverminderd de op gezag van de lidstaten verrichte controles, kan de Commissie in het kader van de in lid 3 opgesomde taken en overeenkomstig de bepalingen van dit artikel op haar gezag, al of niet ter plaatse, door deskundigen controles doen uitvoeren.

Wanneer deze controles in een lidstaat worden uitgevoerd, moet dit geschieden in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van die lidstaat, op de wijze die nader is aangegeven in de leden 4 en 5 en overeenkomstig de bepalingen van lid 7.

2.  De in lid 1 bedoelde deskundigen kunnen:

 in dienst van de Commissie zijn;

 in dienst van een lidstaat zijn en tijdelijk of ad hoc ter beschikking van de Commissie zijn gesteld.

Zij moeten in ten minste één lidstaat de voor de uitvoering en controle van officiële fytosanitaire inspecties vereiste kwalificaties hebben verworven.

▼M4

3.  De in lid 1 bedoelde controles kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot de volgende taken:

 het toezien op het onderzoek bedoeld in artikel 6;

 het uitvoeren van de officiële controles uit hoofde van artikel 12, lid 3;

 het toezien op of, in het kader van het bepaalde in lid 5, vijfde alinea, van het onderhavige artikel, het in samenwerking met de lidstaten verrichten van het onderzoek bedoeld in artikel 13, lid 1;

 het verrichten van of het toezicht op de in de technische regelingen bedoeld in artikel 13 ter, lid 6, omschreven werkzaamheden;

 het verrichten van de in artikel 15, leden 1 en 2, en artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeken en naspeuringen;

 het toezicht dat vereist is op grond van de bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten of andere materialen in de Gemeenschap of bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of daarbinnen mogen worden vervoerd, voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden of voor rasveredelingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 13 ter, lid 4;

 het toezicht dat vereist is op grond van overeenkomstig artikel 15 verleende vergunningen, op grond van door de lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 1 of lid 2, genomen maatregelen, of op grond van overeenkomstig artikel 16, lid 3 of lid 5, genomen maatregelen;

 het bijstaan van de Commissie bij de taken bedoeld in lid 6;

 het vervullen van iedere andere taak die in de in lid 7 bedoelde uitvoeringsbepalingen aan de deskundigen wordt opgedragen.

▼B

4.  Met het oog op het verrichten van de in lid 3 opgesomde taken kunnen de in lid 1 bedoelde deskundigen:

 kwekerijen, landbouwbedrijven en andere plaatsen bezoeken waar planten, plantaardige producten of andere materialen worden of zijn geteeld, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen;

 de plaatsen bezoeken waar onderzoek uit hoofde van artikel 6 of artikel 13 wordt verricht;

 functionarissen van de officiële instanties voor gewasbescherming van de lidstaten raadplegen;

 nationale inspecteurs van de lidstaten vergezellen wanneer dezen werkzaamheden voor de toepassing van deze richtlijn verrichten.

5.  In het kader van de samenwerking bedoeld in lid 1, tweede alinea, wordt de officiële instantie voor gewasbescherming van de betrokken lidstaat tijdig in kennis gesteld van de uit te voeren taak, zodat de nodige voorzieningen kunnen worden getroffen.

De lidstaten doen al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en doeltreffendheid van de inspecties niet in het gedrang komen. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de deskundigen hun taak ongehinderd kunnen vervullen en doen al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is om dezen, op hun verzoek, de benodigde beschikbare voorzieningen te verschaffen, met inbegrip van het materiaal en laboratoriumpersoneel. De Commissie vergoedt de uit dergelijke verzoeken voortvloeiende uitgaven binnen de grenzen van de voor dat doel op de algemene begroting van de Europese Unie uitgetrokken middelen. ►M4  Deze bepaling is niet van toepassing op uitgaven die voortvloeien uit de volgende soorten verzoeken in verband met de deelname van de deskundigen aan de invoerinspecties in de lidstaten: laboratoriumonderzoek en monstername voor visuele inspectie of laboratoriumonderzoek, en reeds gedekt door de in artikel 13 quinquies bedoelde retributies. ◄

De deskundigen dienen, in alle gevallen waarin de nationale wetgeving zulks vereist, naar behoren gemachtigd te zijn door de officiële organisatie voor plantenbescherming van de betrokken lidstaat, en zij dienen zich te houden aan de regels en gebruiken die gelden voor het personeel van deze lidstaat.

Wanneer het gaat om het toezien op het onderzoek bedoeld in artikel 6 of op inspecties bedoeld in artikel 13, lid 1, of op het verrichten van onderzoek bedoeld in artikel 15, lid 1, en in artikel 6, lid 3, mag ter plaatse geen beslissing worden genomen. De deskundigen brengen van hun activiteiten en bevindingen verslag uit aan de Commissie.

Wanneer het om het verrichten van inspecties bedoeld in artikel 13, lid 1, gaat worden deze inspecties geïntegreerd in een bestaand inspectieprogramma en worden de door de betrokken lidstaat vastgestelde procedures in acht genomen; in geval van gezamenlijke inspectie staat de betrokken lidstaat het binnenbrengen van een zending in de Gemeenschap slechts dan toe indien daarover overeenstemming bestaat tussen de instantie voor gewasbescherming van de betrokken lidstaat en de Commissie. Overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kan deze voorwaarde worden uitgebreid tot andere onherroepelijke eisen die aan zendingen worden gesteld voordat deze de Gemeenschap worden binnengebracht indien die uitbreiding blijkens de ervaring noodzakelijk is. Bij gebreke van overeenstemming tussen de deskundige van de Gemeenschap en de nationale inspecteur, neemt de betrokken lidstaat in afwachting van een definitieve beslissing de nodige conservatoire maatregelen.

In elk geval worden de nationale bepalingen op het gebied van strafrechtelijke procedures en administratieve sancties toegepast volgens de gebruikelijke procedures. Wanneer de deskundigen een vermoeden hebben van enige inbreuk op de bepalingen van de onderhavige richtlijn, dient dit ter kennis te worden gebracht van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

6.  De Commissie:

 richt een netwerk op voor de melding van de nieuwe gevallen waarin schadelijke organismen zijn aangetroffen;

 doet aanbevelingen voor aanwijzingen die de deskundigen en de nationale inspecteurs bij het verrichten van hun werkzaamheden tot richtsnoer zullen dienen.

Om de Commissie bij het vervullen van deze laatste taak bij te staan, stellen de lidstaten haar in kennis van hun huidige werkwijze bij nationale inspecties op fytosanitair gebied.

7.  De Commissie stelt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast, met inbegrip van de bepalingen die van toepassing zijn op de samenwerking bedoeld in lid 1, tweede alinea.

8.  De Commissie brengt uiterlijk 31 december 1994 aan de Raad verslag uit over de bij de tenuitvoerlegging van dit artikel opgedane ervaring. De Raad neemt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid de nodige maatregelen om, in voorkomend geval, deze bepalingen in het licht van deze ervaring aan te passen.

Artikel 22

Indien vastgesteld of vermoed wordt dat een schadelijk organisme in de Gemeenschap is binnengebracht of zich daar verspreidt, kunnen de lidstaten overeenkomstig de artikelen 23 en 24 in aanmerking komen voor een financiële bijdrage „fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen” van de Gemeenschap voor de dekking van de uitgaven die rechtstreeks voortvloeien uit de noodzakelijke maatregelen die zijn getroffen of die worden overwogen met het oog op de bestrijding van dat schadelijke organisme om het uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan. De Commissie stelt de opneming in de algemene begroting van de Europese Unie voor van daartoe benodigde kreditenkredieten.

Artikel 23

1.  Aan de betrokken lidstaat kan, op zijn verzoek, de in artikel 22 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend, wanneer vastgesteld is dat het al dan niet in de bijlagen I en II genoemde schadelijke organisme in kwestie:

 vermeld is en een kennisgeving welke overeenkomstig artikel 16, lid 1 of lid 2, eerste alinea, gedaan is en

 een acuut gevaar betekent voor de gehele Gemeenschap of een gedeelte daarvan, doordat het voorkomt in een gebied waar, hetzij de aanwezigheid van dit organisme tot op dat moment niet bekend was, hetzij dit organisme uitgeroeid is of wordt en

 via partijen planten, plantaardige producten of andere materialen uit een derde land of uit een ander gebied van de Gemeenschap dit gebied binnengebracht is.

2.  Als noodzakelijke maatregelen in de zin van artikel 22 worden beschouwd:

a) destructie, ontsmetting, uitroeiing van ongedierte, sterilisatie, reiniging of elke andere behandeling die door een officiële instantie of op verzoek van een officiële instantie wordt uitgevoerd ten aanzien van:

i) planten, plantaardige producten en andere materialen, waaruit de partij(en) bestaat (bestaan) waarmee het schadelijke organisme in het betrokken gebied is binnengebracht en waarvan vastgesteld is of vermoed wordt dat zij besmet zijn,

ii) planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan vastgesteld is of vermoed wordt dat zij door het binnengebrachte schadelijke organisme besmet zijn omdat zij uit planten van de betrokken partij(en) zijn verkregen of zich in de nabijheid van planten, plantaardige producten of andere materialen van die partij(en) of daaruit verkregen planten hebben bevonden,

iii) substraten en bedrijfsterreinen waarvan vastgesteld is of vermoed wordt dat zij door het betrokken schadelijke organisme besmet zijn,

iv) materialen die gebruikt zijn voor de productie, de onmiddellijke of de eindverpakking en de opslag alsmede de lokalen voor opslag of onmiddellijke verpakking, en de vervoermiddelen die in aanraking zijn geweest met de planten, plantaardige producten en andere materialen als hierboven bedoeld;

b) inspecties of tests die door een officiële instantie of op verzoek van een officiële instantie zijn uitgevoerd om na te gaan of en in welke mate er sprake is van besmetting door het binnengebrachte schadelijke organisme;

c) verbod of beperking ten aanzien van het gebruik van substraten, cultuurgrond, of lokalen, planten, plantaardige producten en andere materialen anders dan de materialen van de betrokken partij(en) of de daaruit verkregen materialen, indien dit verbod of deze beperking berust op officiële beslissingen over de fytosanitaire risico's in verband met het binnengebrachte schadelijke organisme.

3.  Als uitgaven in rechtstreeks verband met de in lid 2 bedoelde noodzakelijke maatregelen worden beschouwd betalingen uit overheidskredieten:

 ter dekking van de volledige of gedeeltelijke kosten van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde maatregelen, met uitzondering van de kosten in verband met de normale werking van de betrokken officiële verantwoordelijke instantie, of

 ter volledige of gedeeltelijke compensatie van de andere financiële verliezen dan de winstderving die rechtstreeks verband houden met één of meer maatregelen als bedoeld in lid 2, onder c).

In afwijking van de bepalingen van de eerste alinea, tweede streepje, kan volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ in een toepassingsverordening worden gespecificeerd in welke gevallen een compensatie voor de winstderving beschouwd wordt als uitgave die rechtstreeks verband houdt met de noodzakelijke maatregelen, behoudens inachtneming van de in lid 5 in dit verband gespecificeerde voorwaarden, alsook de tijdslimieten die in die gevallen van toepassing zijn, met een maximum van drie jaar.

4.  Onverminderd het bepaalde in artikel 16 dient de betrokken lidstaat, om de financiële bijdrage van de Gemeenschap te kunnen genieten, vóór het eind van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin het schadelijke organisme werd ontdekt, het verzoek bij de Commissie in en stelt hij de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van:

 de referentie van de kennisgeving bedoeld in lid 1, eerste streepje,

 de aard en de verbreiding van het schadelijke organisme bedoeld in artikel 22, alsmede van het tijdstip, de plaats en de wijze waarop het ontdekt is,

 de gegevens van de partijen bedoeld in lid 1, derde streepje, waarmee het schadelijke organisme binnengebracht is,

 de noodzakelijke maatregelen die zijn genomen of worden overwogen waarvoor om een financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt verzocht en van het tijdschema van deze maatregelen, alsmede

 de verkregen resultaten en van de werkelijke of geraamde kosten van de verrichte of te verrichten uitgaven en van het gedeelte daarvan dat is of moet worden betaald uit overheidskredieten die de lidstaat voor de uitvoering van die noodzakelijke maatregelen heeft uitgetrokken.

Wanneer het schadelijke organisme vóór 30 januari 1997 is ontdekt, wordt laatstgenoemde datum beschouwd als de datum van ontdekking in de zin van het onderhavige lid en van lid 5, op de voorwaarde dat de werkelijke datum van ontdekking niet vóór 1 januari 1995 ligt. Deze bepaling geldt echter niet met betrekking tot de compensatie van winstderving, bedoeld in lid 3, tweede alinea, behalve in uitzonderlijke gevallen, onder de voorwaarden van de toepassingsverordening als bedoeld in lid 3, bij winstderving die zich daarna voordoet.

5.  Onverminderd artikel 24, wordt over de toekenning en het bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap besloten volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ in het licht van de gegevens en documenten die de betrokken lidstaat volgens het bepaalde in lid 4 verstrekt heeft en eventueel van de resultaten van de onderzoeken die onder verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen zijn uitgevoerd uit hoofde van artikel 16, lid 3, eerste alinea, en rekening houdend met de omvang van het in lid 1, tweede streepje, bedoelde gevaar en met de voor deze doeleinden beschikbare kredieten.

Binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten, dekt de financiële bijdrage van de Gemeenschap tot 50%, en in geval van compensatie voor winstderving als bedoeld in lid 3, tweede alinea, tot 25%, van de uitgaven die rechtstreeks met de in lid 2 bedoelde noodzakelijke maatregelen verband houden, voor zover deze binnen twee jaar na de datum van ontdekking van het schadelijke organisme bedoeld in artikel 22 zijn genomen of voor die periode worden overwogen.

Deze periode kan volgens dezelfde procedure worden verlengd indien uit de situatie kan worden afgeleid dat het doel van de maatregelen binnen een redelijke extra termijn bereikt zal worden. De financiële bijdrage van de Gemeenschap zal in de betrokken jaren degressief zijn.

Indien de lidstaat de volgens lid 4, derde streepje, vereiste informatie over de identiteit van de partijen niet kan verstrekken, deelt hij mee waar het schadelijke organisme vermoedelijk vandaan komt en waarom de partijen niet geïdentificeerd konden worden. Over de financiële bijdrage kan volgens dezelfde procedure worden beslist in het licht van de resultaten van de evaluatie van deze inlichtingen.

De wijze van toepassing van het onderhavige lid wordt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ in een toepassingsverordening vastgesteld.

6.  Rekening houdend met de ontwikkeling van de situatie in de Gemeenschap, kan volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ of artikel 19 worden besloten dat andere acties ten uitvoer zullen worden gelegd of dat voor door de betrokken lidstaat getroffen of overwogen maatregelen bepaalde aanvullende eisen of voorwaarden worden gesteld, indien die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen.

Over de toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in verband met die andere acties, eisen of voorwaarden wordt volgens dezelfde procedure besloten. Binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten, dekt de financiële bijdrage van de Gemeenschap tot 50% van de uitgaven die rechtstreeks met die andere acties, eisen of voorwaarden verband houden.

Wanneer die andere acties, eisen of voorwaarden hoofdzakelijk gericht zijn op de bescherming van andere delen van het grondgebied van de Gemeenschap dan dat van de betrokken lidstaat, kan volgens dezelfde procedure besloten worden om met de financiële bijdrage van de Gemeenschap meer dan 50% van de uitgaven te dekken.

De financiële bijdrage van de Gemeenschap is beperkt in de tijd en is in de betrokken jaren degressief.

7.  De toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap laat de eventuele rechten van de betrokken lidstaat of van individuele personen onverlet om krachtens hun nationale recht, het Gemeenschapsrecht of het internationale recht uitgaven, verliezen of andere schade te verhalen op derden, met inbegrip van andere lidstaten, in de in artikel 24, lid 3, bedoelde gevallen. Deze rechten gaan van rechtswege op de Gemeenschap over op het moment dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt gestort voorzover deze bijdrage de uitgaven, verliezen of andere schade dekt.

8.  De financiële bijdrage van de Gemeenschap kan in verscheidene tranches worden gestort.

Indien blijkt dat de toegekende financiële bijdrage van de Gemeenschap niet langer gerechtvaardigd is, geldt het volgende.

Het bedrag van de uit hoofde van de leden 5 en 6 aan de betrokken lidstaat toegekende financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden verminderd of opgeschort indien op grond van de door de lidstaat verstrekte inlichtingen, of van de resultaten van de onder de verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen verrichte onderzoeken, of van de resultaten van het passende onderzoek dat de Commissie heeft uitgevoerd volgens soortgelijke procedures als die van artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen betreffende de Structuurfondsen ( 12 )

 de noodzakelijke maatregelen die krachtens lid 5 of lid 6 in aanmerking komen voor de financiële bijdrage ten onrechte geheel of gedeeltelijk onuitgevoerd zijn gebleven of dat de voorwaarden en termijnen die volgens die bepalingen zijn vastgesteld of door de doelstellingen zijn vereist ten onrechte niet zijn nageleefd, of

 dat de maatregelen niet meer nodig zijn, of een situatie als beschreven in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 wordt bevestigd.

9.  De artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 13 ) zijn mutatis mutandis van toepassing.

10.  De door de Gemeenschap uit hoofde van de leden 5 en 6 aan de betrokken lidstaat toegekende financiële bijdrage dient door die lidstaat geheel of gedeeltelijk aan de Gemeenschap te worden terugbetaald, indien uit de in lid 8 vermelde bronnen blijkt dat:

a) de noodzakelijke maatregelen waarvan is uitgegaan krachtens de leden 5 en 6:

i) niet zijn uitgevoerd, of

ii) niet overeenkomstig de volgens die bepalingen vastgestelde of door de doelstellingen vereiste voorwaarden en termijnen zijn uitgevoerd, of

b) de betaalde bedragen werden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarvoor de financiële bijdrage was toegekend, of

c) een situatie als beschreven in artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 wordt ontdekt.

De in lid 7, tweede zin, bedoelde rechten gaan op het moment dat de bijdrage is teruggestort van rechtswege weer op de betrokken lidstaat over, voorzover deze bijdrage de uitgaven dekt.

Over de bedragen die niet worden terugbetaald overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement en in overeenstemming met de maatregelen die de Commissie volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ bepaalt, zijn moratoire interesten verschuldigd.

Artikel 24

1.  Met betrekking tot de oorzaken van het voorkomen van het schadelijke organisme bedoeld in artikel 22, geldt het volgende.

De Commissie gaat na of het voorkomen van het schadelijke organisme in het betrokken gebied het gevolg is van het verkeer in dit gebied van één of meer partijen waarin dit schadelijke organisme voorkomt en stelt vast uit welke lidstaat/lidstaten de partij(en) afkomstig is (zijn).

De lidstaat waarvan de partij(en) waarin het schadelijke organisme voorkomt afkomstig is (zijn), ongeacht of deze dezelfde is als bovenbedoelde, stelt de Commissie op haar verzoek onmiddellijk in kennis van alle gegevens over de oorsprong van de partij(en) en de administratieve afwikkeling van het dossier met inbegrip van de in deze richtlijn voorgeschreven onderzoeken, inspecties en controles, teneinde na te gaan waarom deze lidstaat niet heeft ontdekt dat de partij(en) niet in overeenstemming was (waren) met de bepalingen van de onderhavige richtlijn. Hij stelt de Commissie op haar verzoek ook in kennis van de bestemming van alle andere partijen die tijdens een bepaalde periode afkomstig waren van dezelfde oorsprong.

Om de gegevens aan te vullen kunnen onder de verantwoordelijkheid van de Commissie door de in artikel 21 bedoelde deskundigen onderzoeken worden ingesteld.

2.  De uit hoofde van deze bepalingen of die van artikel 16, lid 3, verkregen gegevens worden door het Comité onderzocht om een beeld te krijgen van de eventuele tekortkomingen van de communautaire regeling voor de bestrijding van plantenziekten of de toepassing daarvan, en de maatregelen waarmee deze tekortkomingen kunnen worden opgeheven.

De in lid 1 bedoelde gegevens worden ook gebruikt om overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag vast te stellen of het niet in overeenstemming met de richtlijn zijn van de partij(en) waaraan het voorkomen van de schadelijke organismen in het betrokken gebied te wijten is, niet door de lidstaat van herkomst is ontdekt omdat deze niet heeft voldaan aan één van zijn verplichtingen uit hoofde van het Verdrag en de bepalingen van de onderhavige richtlijn, met name in verband met de in artikel 6 voorgeschreven onderzoeken of de in artikel 13, lid 1, voorgeschreven inspecties.

3.  Wanneer met betrekking tot de in artikel 23, lid 1, bedoelde lidstaat de in lid 2 bedoelde conclusie wordt getrokken, wordt aan deze lidstaat geen financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend of, indien de bijdrage reeds is toegekend, wordt deze niet gestort, of, indien de bijdrage reeds is gestort, wordt deze aan de Gemeenschap terugbetaald. In dit laatste geval is artikel 23, lid 10, derde alinea, van toepassing.

Wanneer de in lid 2 bedoelde conclusie met betrekking tot een andere lidstaat wordt getrokken, is het Gemeenschapsrecht van toepassing, rekening houdend met de bepalingen van artikel 23, lid 7, tweede zin.

▼M4

De uit hoofde van dit lid terug te betalen bedragen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18, lid 2.

▼B

Artikel 25

Met betrekking tot de in ►M4  artikel 13 quater, lid 5 ◄ , bedoelde financiële bijdrage neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie bepalingen aan met betrekking tot de uitzonderlijke gevallen van overheersend Gemeenschapsbelang die een communautaire bijdrage tot 70% van de uitgaven die rechtstreeks met de verbetering van apparatuur en installaties verband houden, rechtvaardigen, zulks binnen de grenzen van de voor deze doeleinden beschikbare kredieten en op voorwaarde dat dit de besluiten die met toepassing van artikel 23, lid 5 of 6, worden genomen, onverlet laat.

Artikel 26

Uiterlijk op 20 januari 2002 bestudeert de Commissie de resultaten van de toepassing van ►M4  artikel 13 quater, lid 5 ◄ , en van de artikelen 22, 23 en 24 en legt zij aan de Raad een verslag met eventuele wijzigingsvoorstellen voor.

Artikel 27

Richtlijn 77/93/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VIII, deel A, vermelde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage VIII, deel B, vermelde omzettings- en toepassingstermijnen betreft.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage IX opgenomen concordantietabel.

▼M11

Artikel 27 bis

Voor de doeleinden van deze richtlijn en onverminderd artikel 21 zijn de artikelen 41 tot en met 46 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 14 ) van toepassing.

▼B

Artikel 28

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 29

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

DEEL A

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE VOORZOVER BEKEND IN DE GEMEENSCHAP NIET VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling

1.  Acleris spp. (niet-Europese)

2.  Amauromyza maculosa (Malloch)

3.  Anomala orientalis Waterhouse

4.  Anoplophora chinensis (Thomson)

▼M3

4.1.  Anoplophora glabripennis (Motschulsky)

▼B

5.  Anoplophora malasiaca (Forster)

6.  Arrhenodes minutus Drury

7.  Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) vector van virussen zoals:

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infactious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

8.  Cicadellidae (niet Europese) die bekend staan als zijnde vectoren van de ziekte van Pierce (veroorzaakt door Xylella fastidiosa), zoals:

a)  Carneocephala fulgida Nottingham

b)  Draeculacephala minerva Ball

c)  Graphocephala atropunctata (Signoret)

9.  Choristoneura spp. (niet-Europese)

10.  Conotrachelus nenuphar (Herbst)

10.1.  Diabrotica barberi Smith et Laurence

10.2.  Diabrotica undecimpunctata howardi Barber

10.3.  Diabrotica undecimpunctata undecimpunctata Mannerheim

10.4.  Diabrotica virgifera Le Conte

11.  Heliothis zea (Boddie)

11.1.  Hirschmanniella spp., andere dan Hirschmanniella gracilis (de Man) Luc et Goodey

12.  Liriomyza sativae Blanchard

13.  Longidorus diadecturus Eveleigh et Allen

14.  Monochamus spp. (niet-Europese)

15.  Myndus crudus Van Duzee

16.  Nacobbus aberrans (Thorne) Thorne et Allen

▼M3

16.1.  Naupactus leucoloma Boheman

▼B

17.  Premnotrypes spp. (niet-Europese)

18.  Pseudopityophthorus minutissimus (Zimmermann)

19.  Pseudopityophthorus pruinosus (Eichhoff)

20.  Scaphoideus luteolus (Van Duzee)

21.  Spodoptera eridania (Cramer)

22.  Spodoptera frugiperda (Smith)

23.  Spodoptera litura (Fabricus)

24.  Thrips palmi Karny

25. Tephritidae (niet-Europese) zoals

a)  Anastrepha fraterculus (Wiedemann)

b)  Anastrepha ludens (Loew)

c)  Anastrepha obliqua Macquart

d)  Anastrepha suspensa (Loew)

e)  Dacus ciliatus Loew

f)  Dacus cucurbitae Coquillet

g)  Dacus dorsalis Hendel

h)  Dacus tryoni (Froggatt)

i)  Dacus tsuneonis Miyake

j)  Dacus zonatus Saund

k)  Epochra canadensis (Loew)

l)  Pardalaspis cyanescens Bezzi

m)  Pardalaspis quinaria Bezzi

n)  Pterandrus rosa (Karsch)

o)  Rhacochlaena japonica Ito

p)  Rhagoletis cingulata (Loew)

q)  Rhagoletis completa Cresson

r)  Rhagoletis fausta (Osten-Sacken)

s)  Rhagoletis indifferens Curran

t)  Rhagoletis mendax Curran

u)  Rhagoletis pomonella Walsh

v)  Rhagoletis ribicola Doane

w)  Rhagoletis suavis (Loew)

26.  Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties)

27.  Xiphinema californicum Lamberti et Bleve-Zacheo

b)   Bacteriën

1.  Xylella fastidiosa (Well et Raju)

c)   Schimmels

1.  Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt

2.  Chrysomyxa arctostaphyli Dietel

3.  Cronartium spp. (niet-Europese)

4.  Endocronartium spp. (niet-Europese)

5.  Guignardia laricina (Saw.) Yamamoto et Ito

6.  Gymnosporangium spp. (niet-Europese)

7.  Inonotus weirii (Murril) Kotlaba et Pouzar

8.  Melampsora farlowii (Arthur) Davis

9.  Monilinia fructicola (Winter) Honey

10.  Mycosphaerella larici-leptolepis Ito et al.

11.  Mycosphaerella populorum G. E. Thompson

12.  Phoma andina Turkensteen

13.  Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

14.  Septoria lycopersici Speg. var. malagutii Ciccarone et Boerema

15.  Thecaphora solani Barrus

15.1.  Tilletia indica Mitra

16.  Trechispora brinkmannii (Bresad.) Rogers

d)   Virussen en virusachtige organismen

1. Mycoplasma van floëemnecrose van Ulmus L.

2. Aardappelvirussen en virusachtige organismen zoals:

a) Andean potato latent virus

b) Andean potato mottle virus

c) Arracacha virus B, oca strain

d) Potato black ringspot virus

e) Potato spindle tuber viroid

f) Aardappelvirus T

g) Niet-Europese isolaten van de aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo, Yn en Yc), en Potato leafroll virus

3. Tobacco ringspot virus

4. Tomato ringspot virus

5. Virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L. zoals:

a) Blueberry leaf mottle virus

b) Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

c) Peach mosaic virus (Amerikaans)

d) Peach phony rickettsia

e) Peach rosette mosaic virus

f) Peach rosette mycoplasm

g) Peach X-disease mycoplasm

h) Peach yellows mycoplasm

i) Plum line pattern virus (Amerikaans)

j) Raspberry leaf curl virus (Amerikaans)

k) Strawberry latent „C” virus

l) Strawberry vein banding virus

m) Strawberry witches' broom mycoplasm

n) Niet-Europese virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L.

6. Door Bemisia tabaci Genn. overgedragen virussen, zoals:

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infectious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

e)   Parasitaire planten

1.  Arceuthobium spp. (niet-Europese)

Rubriek II

SCHADELIJKE ORGANISMEN WAARVAN BEKEND IS DAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling

1.  Globodera pallida (Stone) Behrens

2.  Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens

3.  Heliothis armigera (Hübner)

▼M3 —————

▼B

6.1.  Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties)

6.2.  Meloidogyne fallax Karssen

7.  Opogona sacchari (Bojer)

8.  Popilia japonica Newman

8.1.  Rhizoecus hibisci Kawai et Takagi

9.  Spodoptera littoralis (Boisduval)

b)   Bacteriën

1.  Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

2.  Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith

c)   Schimmels

1.  Melampsora medusae Thümen

2.  Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

d)   Virussen en virusachtige organismen

1. Apple proliferation mycoplasm

2. Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

3. Pear decline mycoplasm

DEEL B

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties)

►M1  DK,  ◄ IRL, P ( ►M17  Azores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho, Madeira, Ribatejo e Oeste (gemeenten Alcobaça, Alenquer, Bombarral, Cadaval, Caldas da Rainha, Lourinhã, Nazaré, Obidos, Peniche en Torres Vedras) en Trás-os-Montes ◄ ), UK, S, FI

▼A1

1.1.

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

CY

▼A1

2.

Globodera pallida (Stone) Behrens

FI, LV, SI, SK

3.

Leptinotarsa decemlineata Say

►M14  E (Ibiza en Menorca), IRL, CY, M, P (Azoren en Madeira), UK, S (Blekinge, Gotland, Halland, Kalmar, Skåne), FI (de districten Åland, Turku, Uusimaa, Kymi, Häme, Pirkanmaa, Satakunta) ◄

▼M3

4.

Liriomyza bryoniae (Kaltenbach)

IRL en UK (Noord-Ierland)

▼B

b)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Beschermd(e) gebied(en)

▼M10

2.

Beet necrotic yellow vein virus

►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, ►M17   LT, ◄ P (Azoren), UK (Noord-Ierland)

▼B

2.

Tomato spotted wilt virus

►M1  DK,  ◄ S, FI




BIJLAGE II

DEEL A

OP BEPAALDE PLANTEN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN VOORKOMENDE SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE VOORZOVER BEKEND IN DE GEMEENSCHAP NIET VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

1.

Aculops fuchsiae Keifer

Planten van Fuchsia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Aleurochantus spp.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Anthonomus bisignifer (Schenkling)

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

4.

Anthonomus signatus (Say)

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

Aonidella citrina Coquillet

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

6.

Aphelenchoïdes besseyi Christie (1)

Zaden van Oryza spp.

7.

Aschistonyx eppoi Inouye

Planten van Juniperus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

8.

Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al.

Planten van Abies Mill., Cedrus Trew, Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., met uitzondering van vruchten en zaden, en hout van Coniferae, van oorsprong uit niet-Europese landen

9.

Carposina niponensis Walsingham

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

10.

Diaphorina citri Kuway

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, alsmede Murraya König, met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Enarmonia packardi (Zeller)

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

12.

Enarmonia prunivora Walsh

Planten van Crataegus L., Malus Mill., Photinia Ldl., Prunus L. en Rosa L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, en vruchten van Malus Mill. en Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen

13.

Eotetranychus lewisi McGregor

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼A1

▼B

15.

Grapholita inopinata Heinrich

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

16.

Hishomonus phycitis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

17.

Leucaspis japonica Ckll.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

18.

Listronotus bonariensis (Kuschel)

Zaden van Cruciferae, Gramineae en Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay

19.

Margarodes, niet-Europese soorten, zoals:

a)  Margarodes vitis (Phillipi)

b)  Margarodes vredendalensis de Klerk

c)  Margarodes prieskaensis Jakubski

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

20.

Numonia pyrivorella (Matsumura)

Planten van Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

21.

Oligonychus perditus Pritchard et Baker

Planten van Juniperus L., met uitzondering van vruchen en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

22.

Pissodes spp. (niet-Europese)

Planten van Coniferae, met uitzondering van vruchten en zaden, hout van Coniferae, met bast en bast, zonder andere delen, van Coniferae; van oorsprong uit niet-Europese landen

23.

Radopholus citrophilus Huettel Dickson et Kaplan

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden, en planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp., Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

24.

Saissetia nigra (Nietm.)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

25.

Scirtothrips aurantii Faure

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

26.

Scirtothrips dorsalis Hood

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

27.

Scirtothrips citri (Moultex)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

28.

Scolytidae spp. (niet-Europese)

Planten van Coniferae, meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden, hout van Coniferae, met bast en bast, zonder andere delen, van Coniferae; van oorsprong uit niet-Europese landen

29.

Tachypterellus quadrigibbus Say

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

30.

Taxoptera citricida Kirk.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

31.

Trioza erytreae Del Guercio

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, en Clausena Burm. f., met uitzondering van vruchten en zaden

32.

Unaspis citri Comstock

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

(1)   In de Gemeenschap komt Aphelenchoides besseyi Christie niet voor op Oryza spp.

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

1.

Citrus greening bacterium

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

2.

Citrus variegated chlorosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Erwinia stewartii (Smith) Dye

Zaden van Zea mais L.

4.

Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

5.

Xanthomonas campestris pv. oryzae (Ishiyama) Dye en pv. oryzicola (Fang. et al.) Dye

Zaden van Oryza spp.

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

1.

Alternaria alternata (Fr.) Keissler (niet-Europese pathogene isolaten)

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill. en Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

▼M3

1.1

Anisogramma anomala (Peck) E. Müller

Planten van Corylus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika

▼B

2.

Apiosporina morbosa (Schwein.) v. Arx

Planten van Prunus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

3.

Atropellis spp.

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden, bast, zonder andere delen en hout van Pinus L.

▼M12

4.

Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau

Planten van Acer saccharum Marsh., behalve vruchten en zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada, hout van Acer saccharum Marsh., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada.

▼B

5.

Cercoseptoria pini-densiflorae (Hori et Nambu) Deighton

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden, en houdt van Pinus L.

6.

Cercospora angolensis Carv. et Mendes

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

7.

Ciborinia camelliae Kohn

Planten van Camelia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

8.

Diaporthe vaccinii Shaer

Planten van Vaccinium spp., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Elsinoe spp. Bitanc. et Jenk. Mendes

Planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden en planten van Citrus L. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden en van alle vruchten behalve vruchten van Citrus reticulata blanco en Citrus sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Zuid-Amerika

10.

Fusarium oxysporum f. sp. albedinis (Kilian et Maire) Gordon

Planten van Phoenix spp., met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

12.

Guignardia piricola (Nosa) Yamamoto

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

13.

Puccinia pittieriana Hennings

Planten van Solanaceae, met uitzondering van vruchten en zaden

14.

Scirrhia acicola (Dearn.) Siggers

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden

15.

Venturia nashicola Tanaka et Yamamoto

Planten van Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

1.

Beet curly top virus (niet-Europese isolaten)

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Black raspberry latent virus

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

3.

Blight en Blightachtigen

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

4.

Cadang-Cadang viroid

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

5.

Cherry leafroll virus (1)

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

6.

Citrus mosaic virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

7.

Citrus tristeza virus (niet-Europese isolaten)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

8.

Leprosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

9.

Little cherry pathogen (niet-Europese isolaten)

Planten van Prunus cerasus L., Prunus avium L., Prunus incisa Thunb., Prunus sargentii Rehd., Prunus serrula Franch., Prunus serrulata Lindl., Prunus speciosa (Koidz.) Ingram, Prunus subhirtella Miq., Prunus yedoensis Matsum. en hybriden en cultivars daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Naturally spreading psorosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Palm lethal yellowing mycoplasm

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

12.

Prunus necrotic ringspot virus (2)

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

13.

Satsuma dwarf virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

14.

Tatter leaf virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

15.

Witches' broom (MLO)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

(1)   In de Gemeenschap komt Cherry leaf roll virus niet voor op Rubus L.

(2)   In de Gemeenschap komt Prunus necrotic ringspot virus niet voor op Rubus L.

Rubriek II

SCHADELIJKE ORGANISMEN WAARVAN BEKEND IS DAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

1.

Aphelenchoides besseyi Christie

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Ditylenchus destructor Thorne

Bloembollen en knollen van de geslachten Crocus L., minicultivars en de hybriden daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn. ex L., zoals Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort., Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L., Trigridia Juss, Tulipa L., bestemd voor opplant en aardappelknollen (Solanum tuberosum L.), bestemd voor opplant

4.

Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev

Zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., bestemd voor opplant en planten van Allium porrum L., bestemd voor opplant, bollen en knollen van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne, Hyacinthus L., Ismene Herbert, Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tulipa L., bestemd voor opplant, en zaden van Medicago sativa L.

5.

Circulifer haematoceps

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

6.

Circulifer tenellus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼A1

6.1.

Eutetranychus orientalis Klein

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼B

7.

Radopholus similis (Cobb) Thorne

Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp., Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

▼M3

8.

Liriomyza huidobrensis (Blanchard)

Snijbloemen, bladgroente van Apium graveolens L. en planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden

9.

Liriomyza trifolii (Burgess)

Snijbloemen, bladgroente van Apium graveolens L. en planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden

▼B

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

1.

Clavibacter michiganensis spp. insidiosus (McCulloch) Davis et al.

Zaden van Medicago sativa L.

2.

Clavibacter michiganensis spp. michiganensis (Smith) Davis et al.

Planten van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., bestemd voor opplant

3.

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

►M8  Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

4.

Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

6.

Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

Planten van Prunus persica (L.) Batsch en Prunus persica var. nectarina (Ait.) Maxim, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

7.

Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

Zaden van Phaseolus L.

8.

Xanthomonas campestris pv. pruni (Smith) Dye

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye

Planten van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. en Capsicum spp., bestemd voor opplant

10.

Xanthomonas fragariae Kennedy et King

Planten vanFragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

11.

Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

1.

Ceratocystis fimbriata f. sp. platani Walter

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, en hout van Platanus L., ook wanneer het hout niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

2.

Colletotrichum acutatum Simmonds

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

3.

Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr

►M12  Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

4.

Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

Phialophora cinerescens (Wollenweber) van Beyma

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

6.

Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Gikashvili

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

7.

Phytophthora fragariae Hickmann var. fragariae

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

8.

Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

Zaden van Helianthus annuus L.

9.

Puccinia horiana Hennings

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Scirrhia pini Funk et Parker

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

11.

Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

12.

Verticillium dahliae Klebahn

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

1.

Arabis mosaic virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Beet leaf curl virus

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

3.

Chrysanthemum stunt viroid

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering vanzaderi zadenXXXXXXXXXXXX

4.

Citrus tristeza virus (Europese isolaten)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

5.

Citrus vein enation woody gall

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

6.

Grapevine flavescence dorée MLO

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

7.

Plum pox virus

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

8.

Potato stolbur mycoplasm

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Raspberry ringspot virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Spiroplasma citri Saglio et al.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Strawberry crinkle virus

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

12.

Strawberry latent ringspot virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

13.

Strawberry mild yellow edge virus

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

14.

Tomato black ring virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

15.

Tomato spotted wilt virus

Planten van Apium graveolens L., Capsicum annum L., Cucumis melo L., Dendranthema (DC.) Des Moul., alle rassen van Nieuw-Guinese hybriden Impatiens, Lactuca sativa L., Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. Nicotiana tabacum L., waarvan moet worden aangetoond dat de planten bestemd zijn voor verkoop aan beroepsmatige tabakstelers, Solanum melongena L. en Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

16.

Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV)

Planten van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

DEEL B

OP BEPAALDE PLANTEN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN VOORKOMENDE SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Anthonomus grandis (Boh.)

Zaden en vruchten van Gossypium spp., en niet-geëgreneerde katoen

EL, E (Andalucía, Cataluña, Extremadura, Murcia Valencia)

2.

Cephalcia lariciphila (Klug)

Planten van Larix Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

3.

Dendroctonus micans Kugelan

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

4.

Gilpinia hercyniae (Hartig)

Planten van Picea A. Dietr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

5.

Gonipterus scutellatus Gyll.

Planten van Eucalyptus l'Hérit, met uitzondering van vruchten en zaden

►M7  EL, P (Azoren) ◄

6.

a) Ips amitinus Eichhof

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

EL, F (Corsica), IRL, UK

b) Ips cembrae Heer

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

c) Ips duplicatus Sahlberg

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

EL, IRL, UK

▼A1

d) Ips sexdentatus Börner

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

CY, IRL, UK (Noord-Ierland, eiland Man)

▼B

e) Ips typographus Heer

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

IRL, UK

▼M2 —————

▼M1 —————

▼B

9.

Sternochetus mangiferae Fabricius

Zaden van Mangifera spp., van oorsprong uit derde landen

E (Granada en Malaga), P (Alentejo, Algarve en Madeira)

10.

Thaumetopoea pityocampa (Den. et Schiff.)

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van vruchten en zaden

E (Ibiza)

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Curtobacterium flaccumfaciens pv. flaccumfaciens (Hedges) Collins et Jones

Zaden van Phaseolus vulgaris L. en Dolichos Jacq.

EL, E, P

▼M10

2.

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

Delen van planten, met uitzondering van vruchten, zaden en planten bestemd voor opplant, maar inclusief levende pollen voor bestuiving, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

E, ►M14  EE, ◄ F (Corsica), IRL, I (Abruzzen; Apulië; Basilicata; Calabrië; Campania; Emilia-Romagna: de provincies Forlí-Cesena ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ , Parma, Piacenza en Rimini ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ ; Friuli-Venezia Giulia; Lazio; Ligurië; Lombardije; Marche; Molise; Piemonte; Sardinië; Sicilië; ►M17   in Trentino-Alto Adige: de autonome provincie Trento; ◄ Toscane; Umbrië; Valle d'Aosta; Veneto: behalve in de provincie Rovigo de gemeenten Rovigo, Polesella, Villamarzana, Fratta Polesine, San Bellino, Badia Polesine, Trecenta, Ceneselli, Pontecchio Polesine, Arquà Polesine, Costa di Rovigo, Occhiobello, Lendinara, Canda, Ficarolo, Guarda Veneta, Frassinelle Polesine, Villanova del Ghebbo, Fiesso Umbertiano, Castelguglielmo, Bagnolo di Po, Giacciano con Baruchella, Bosaro, Canaro, Lusia, Pincara, Stienta, Gaiba, Salara, en in de provincie Padua de gemeenten Castelbaldo, Barbona, Piacenza d' Adige, Vescovana, S. Urbano, Boara Pisani, Masi, en in de provincie Verona de gemeenten Palù, Roverchiara, Legnago, Castagnaro, Ronco all' Adige, Villa Bartolomea, Oppeano, Terrazzo, Isola Rizza, Angiari), LV, LT, A (Burgenland, Karinthië, Neder-Oostenrijk, Tirol [administratief district Linz], Stiermarken, Wenen), P, SI ►M17  (met uitzondering van de regio’s Gorenjska en Maribor) ◄ , SK ►M17  (met uitzondering van de gemeenten Blahová, Horné Mýto en Okoč (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)) ◄ , FI, UK (Noord-Ierland, het eiland Man en de Kanaaleilanden)

▼B

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

▼M12

0.1.

Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr.

Hout, met uitzondering van hout dat vrij is van bast, en bast zonder andere delen van Castanea Mill.

CZ, ►M18  DK,  ◄ EL, (Kreta, Lesbos) IRL, S, UK (m.u.v. het eiland Man)

▼B

1.

Glomerella gossypii Edgerton

Zaden en vruchten van Gossypium spp.)

EL

2.

Gremmeniella abietina (Lag.) Morelet

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL)

3.

Hypoxylon mammatum (Wahl.) J. Miller

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL)

▼A1

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

1.  Citrus tristeza virus (Europese isolaten)

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met bladeren en steeltjes

EL, F (Corse), ►M14   I, ◄ MT, P

▼M18

2.  Grapevine flavescence dorée MLO

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

CZ, FR (Champagne-Ardenne, Lotharingen en Elzas), IT (Basilicata)

▼B




BIJLAGE III

DEEL A

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT IN DE LIDSTATEN



Omschrijving

Land van oorsprong

1.

Planten van Abies Mill., Cedrus Trew, Chamaecyparis Spach, Juniperus L., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., met uitzondering van vruchten en zaden

Niet-Europese landen

2.

Planten van Castanea Mill., en Quercus L., met blad, met uitzondering van vruchten en zaden

Niet-Europese landen

3.

Planten van Populus L., med blad, met uitzondering van vruchten en zaden

Noord-Amerikaanse landen

▼M12 —————

▼B

5.

Bast, zonder andere delen, van Castanea Mill.

Derde landen

6.

Bast, zonder andere delen, van Quercus L. andere dan Quercus suber L.

Noord-Amerikaanse landen

7.

Bast, zonder andere delen, van Acer saccharum Marsh.

Noord-Amerikaanse landen

8.

Bast, zonder andere delen, van Populus L.

Landen van het Amerikaanse vasteland

9.

Planten van Chaenomeles Ldl., Cydonia Mill., Crateagus L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., en Rosa L., bestemd voor opplant, met uitzondering van slapende planten zonder blad, bloemen en vruchten

Niet-Europese landen

9.1.

Planten van Photinia Ldl., bestemd voor opplant, met uitzondering van slapende planten zonder blad, bloemen en vruchten

Verenigde Staten, China, Japan, de Republiek Korea en de Demokratische Volksrepubliek Korea

10.

Knollen van Solanum tuberosum L., pootaardappelen

Derde landen, met uitzondering van Zwitserland

11.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 10

Derde landen

12.

Knollen van soorten van Solanum L. en hybriden daarvan, met uitzondering van knollen als bedoeld in de punten 10 en 11

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden voor aardappelknollen als bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek I: derde landen met uitzondering van Algerije ►A1  , Cyprus ◄ , Egypte, Israël, Libië ►A1  , Malta ◄ , Marokko, Syrië, Zwitserland, Tunesië en Turkije, en van Europese derde landen die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zijn erkend als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., of waar voorschriften zijn vastgesteld die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend met de communautaire voorschriften inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

13.

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en materialen als bedoeld in punt 10, 11 of 12

Derde landen, met uitzondering van Europese en mediterrane landen

14.

Grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen; humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf

Turkije, Wit-Rusland ►A1  , Estland, Letland, Litouwen ◄ , Moldavië, Rusland, de Oekraïne en derde landen die niet tot het Europese vasteland behoren, met uitzondering van ►A1   Cyprus, ◄ Egypte, Israël, Libië ►A1  , Malta ◄ , Marokko en Tunesië

15.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten

►M9  Derde landen met uitzondering van Zwitserland ◄

16.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, en Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

Derde landen

17.

Planten van Phoenix spp., met uitzondering van vruchten en zaden

Algerije en Marokko

18.

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L. en hybriden daarvan, en Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de verbodsbepalingen voor de in punt 9 genoemde planten: niet-Europese landen, met uitzondering van mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika

19.

Planten van de familie Gramineae, met uitzondering van planten van overblijvende siergrassen van de onderfamilies Bambusoideae, Panicoideae en de geslachten Buchloe, Bouteloua Lag., Calamagrostis, Cortaderia Stapf., Glyceria R. Br., Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea, Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Derde landen, met uitzondering van Europese en mediterrane landen

▼A1

DEEL B

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN



Omschrijving

Beschermd(e) gebied(en)

▼M10

1.  Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de planten die zijn genoemd in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A, planten en levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit andere derde landen dan Zwitserland en die welke volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend, en die waar ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. overeenkomstig de desbetreffende internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) ziektevrije gebieden zijn ingesteld die als zodanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

E, ►M14  EE, ◄ F (Corsica), IRL, I (Abruzzen; Apulië; Basilicata; Calabrië; Campania; Emilia-Romagna: de provincies Forlí-Cesena ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ , Parma, Piacenza en Rimini ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ ; Friuli-Venezia Giulia; Lazio; Ligurië; Lombardije; Marche; Molise; Piemonte; Sardinië; Sicilië; ►M17   in Trentino-Alto Adige: de autonome provincie Trento; ◄ Toscane; Umbrië; Valle d'Aosta; Veneto: behalve in de provincie Rovigo de gemeenten Rovigo, Polesella, Villamarzana, Fratta Polesine, San Bellino, Badia Polesine, Trecenta, Ceneselli, Pontecchio Polesine, Arquà Polesine, Costa di Rovigo, Occhiobello, Lendinara, Canda, Ficarolo, Guarda Veneta, Frassinelle Polesine, Villanova del Ghebbo, Fiesso Umbertiano, Castelguglielmo, Bagnolo di Po, Giacciano con Baruchella, Bosaro, Canaro, Lusia, Pincara, Stienta, Gaiba, Salara, en in de provincie Padua de gemeenten Castelbaldo, Barbona, Piacenza d' Adige, Vescovana, S. Urbano, Boara Pisani, Masi, en in de provincie Verona de gemeenten Palù, Roverchiara, Legnago, Castagnaro, Ronco all' Adige, Villa Bartolomea, Oppeano, Terrazzo, Isola Rizza, Angiari), LV, LT, A (Burgenland, Karinthië, Neder-Oostenrijk, Tirol [administratief district Linz], Stiermarken, Wenen), P, SI ►M17  (met uitzondering van de regio’s Gorenjska en Maribor) ◄ , SK ►M17  (met uitzondering van de gemeenten Blahová, Horné Mýto en Okoč (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)) ◄ , FI, UK (Noord-Ierland, het eiland Man en de Kanaaleilanden)

2.  Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de planten die zijn genoemd in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A, planten en levende pollen voor bestuiving van Cotoneaster Ehrh. en van Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit andere derde landen dan die welke volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend, of dan die waar ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. overeenkomstig de desbetreffende internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) ziektevrije gebieden zijn ingesteld die als zodanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

E, ►M14  EE, ◄ F (Corsica), IRL, I (Abruzzen; Apulië; Basilicata; Calabrië; Campania; Emilia-Romagna: de provincies Forlí-Cesena ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ , Parma, Piacenza en Rimini ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ ; Friuli-Venezia Giulia; Lazio; Ligurië; Lombardije; Marche; Molise; Piemonte; Sardinië; Sicilië; ►M17   in Trentino-Alto Adige: de autonome provincie Trento; ◄ Toscane; Umbrië; Valle d'Aosta; Veneto: behalve in de provincie Rovigo de gemeenten Rovigo, Polesella, Villamarzana, Fratta Polesine, San Bellino, Badia Polesine, Trecenta, Ceneselli, Pontecchio Polesine, Arquà Polesine, Costa di Rovigo, Occhiobello, Lendinara, Canda, Ficarolo, Guarda Veneta, Frassinelle Polesine, Villanova del Ghebbo, Fiesso Umbertiano, Castelguglielmo, Bagnolo di Po, Giacciano con Baruchella, Bosaro, Canaro, Lusia, Pincara, Stienta, Gaiba, Salara, en in de provincie Padua de gemeenten Castelbaldo, Barbona, Piacenza d' Adige, Vescovana, S. Urbano, Boara Pisani, Masi, en in de provincie Verona de gemeenten Palù, Roverchiara, Legnago, Castagnaro, Ronco all' Adige, Villa Bartolomea, Oppeano, Terrazzo, Isola Rizza, Angiari), LV, LT, A (Burgenland, Karinthië, Neder-Oostenrijk, Tirol [administratief district Linz], Stiermarken, Wenen), P, SI ►M17  (met uitzondering van de regio’s Gorenjska en Maribor) ◄ , SK ►M17  (met uitzondering van de gemeenten Blahová, Horné Mýto en Okoč (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)) ◄ , FI, UK (Noord-Ierland, het eiland Man en de Kanaaleilanden)

▼B




BIJLAGE IV

DEEL A

DOOR DE LIDSTATEN VAST TE STELLEN BIJZONDERE EISEN TEN AANZIEN VAN HET BINNENBRENGEN EN HET IN HET VERKEER BRENGEN VAN PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN VAN OORSPRONG UIT DERDE LANDEN



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

▼M12

1.1.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), exclusief hout van Thuja L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen,

— hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen,

— hout van Libocedrus decurrens Torr. indien aangetoond kan worden dat het hout door middel van een warmtebehandeling met een temperatuur van ten minste 82 °C gedurende een periode van 7 tot 8 dagen bewerkt of tot potloden verwerkt is,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  een warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, onder ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

c)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%).

1.2.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), exclusief hout van Thuja L., in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  een warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

1.3.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Thuja L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen,

— hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen,

van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  vrij van bast is,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

c)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

d)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

e)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%).

1.4.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Thuja L. in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  is vervaardigd van rondhout dat van bast ontdaan is,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

d)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

1.5.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen,

— hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Rusland, Kazachstan en Turkije.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  van oorsprong is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van:

— Monochamus spp. (niet-Europese)

— Pissodes spp. (niet-Europese)

— Scolytidae spp. (niet-Europese)

Het gebied moet worden vermeld op de in artikel 13, lid 1, onder ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten, in het vak „plaats van oorsprong”,

of

b)  vrij van bast is en van boorgaten van larven van het geslacht Monochamus spp. (niet-Europese), in dit geval boorgaten met een diameter van meer dan 3 mm,

of

c)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

d)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

e)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

f)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%).

1.6.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen,

— hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit andere derde landen dan:

— Rusland, Kazachstan en Turkije,

— Europese landen,

— Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  vrij van bast is en van boorgaten van larven van het geslacht Monochamus spp. (niet-Europese), in dit geval boorgaten met een diameter van meer dan 3 mm,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

c)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

d)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%),

of

e)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, onder ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten.

1.7.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit

— Rusland, Kazachstan en Turkije,

— andere niet-Europese landen dan Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  van oorsprong is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van:

— Monochamus spp. (niet-Europese)

— Pissodes spp. (niet-Europese)

— Scolytidae spp. (niet-Europese)

Het gebied moet worden vermeld op de in artikel 13, lid 1, onder ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten, in het vak „plaats van oorsprong”,

of

b)  is vervaardigd van rondhout dat van bast ontdaan is,

of

c)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

d)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

e)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

▼M12

2.

Verpakkingsmateriaal van hout, in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en soortgelijke verpakkingen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, die worden gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen, met uitzondering van ruwhout met een dikte van ten hoogste 6 mm, en verwerkt hout bij de productie waarvan gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk, of een combinatie daarvan, uit derde landen, behalve Zwitserland.

Het verpakkingsmateriaal van hout moet:

— gemaakt zijn van rondhout dat van bast ontdaan is, en

— onderworpen zijn aan één van de goedgekeurde maatregelen die zijn vermeld in bijlage I bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” (Richtsnoeren voor de reglementering inzake verpakkingsmateriaal van hout in het internationale handelsverkeer), en

— voorzien zijn van een merkteken met

— 

a)  de ISO-code voor het land (twee letters), een code ter identificatie van de producent en een code ter identificatie van de erkende maatregel die voor het verpakkingsmateriaal van hout is toegepast, dat is vastgesteld in bijlage II bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” (Richtsnoeren voor de reglementering inzake verpakkingsmateriaal van hout in het internationale handelsverkeer). De letters „DB” moeten worden toegevoegd aan de afkorting van de goedgekeurde maatregel, die deel uitmaakt van voornoemd merkteken

en

b)  eveneens — in het geval van per 1 maart 2005 vervaardigd, hersteld of gerecycled verpakkingsmateriaal van hout — het in bijlage II bij de voornoemde FAO-norm voorgeschreven logo. Deze verplichting is echter tot 31 december 2007 niet van toepassing op vóór 28 februari 2005 vervaardigd, hersteld of gerecycled verpakkingsmateriaal van hout.

►M16  

Het eerste streepje, waarin wordt bepaald dat verpakkingsmateriaal van hout moet gemaakt zijn van rondhout dat van bast ontdaan is, is pas van toepassing vanaf 1 januari 2009. Deze alinea wordt opnieuw bekeken vóór 1 september 2007.

 ◄

▼M12

2.1.

Hout van Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft, met uitzondering van hout in de vorm van:

— hout dat bestemd is voor de productie van fineerplaten,

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada.

Officiële verklaring dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

2.2.

Hout van Acer saccharum Marsh dat bestemd is voor de productie van fineerplaten, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada.

Officiële verklaring dat het hout afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau en het bedoeld is voor de productie van fineerplaten.

3.

Hout van Quercus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

— vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, duigwerk daaronder begrepen, voorzover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  zodanig is gekantrecht dat het ronde oppervlak is verdwenen,

of

b)  vrij van bast is en een vochtgehalte heeft van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c)  vrij van bast is en gedesinfecteerd is door middel van een passende behandeling met warme lucht of warm water,

of

d)  wanneer het gezaagd hout met of zonder bastresten betreft, volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

▼M12 —————

▼M12

5.

Hout van Platanus L., met uitzondering van hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten of uit Armenië.

Officiële verklaring dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

6.

Hout van Populus L., met uitzondering van hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland.

Officiële verklaring dat het hout:

— vrij van bast is

— of

— volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

7.1.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van:

— Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada,

— Platanus L., van oorsprong uit de Verenigde Staten of uit Armenië,

— Populus L., van oorsprong van het Amerikaanse vasteland.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  is vervaardigd van rondhout dat van bast is ontdaan,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

d)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

7.2.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen uit Quercus L., van oorsprong uit de Verenigde Staten.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

c)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

▼M12

7.3.

Bast, zonder andere delen, van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit niet-Europese landen.

Officiële verklaring dat de bast, zonder andere delen:

a)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur)

of

b)  een adequate warmtebehandeling bij een kerntemperatuur van ten minste 56 °C gedurende ten minste 30 minuten heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

8.

Hout dat wordt gebruikt om andere ladingen dan hout vast te zetten of te ondersteunen, met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met uitzondering van ruwhout met een dikte van ten hoogste 6 mm, en verwerkt hout bij de productie waarvan gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk, of een combinatie daarvan, uit derde landen, behalve Zwitserland.

Het hout moet:

a)  gemaakt zijn van rondhout dat van bast is ontdaan, en:

— onderworpen zijn aan één van de goedgekeurde maatregelen die zijn vermeld in bijlage I bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” (Richtsnoeren voor de reglementering inzake verpakkingsmateriaal van hout in het internationale handelsverkeer), en

— voorzien zijn van ten minste het merkteken met de ISO code voor het land (twee letters), een code ter identificatie van de producent en een code ter identificatie van de erkende maatregel die voor het verpakkingsmateriaal van hout is toegepast, dat is vastgesteld in bijlage II bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Guidelines for regulating wood packaging material in international trade” (Richtsnoeren voor de reglementering inzake verpakkingsmateriaal van hout in het internationale handelsverkeer). De letters „DB” moeten worden toegevoegd aan de afkorting van de goedgekeurde maatregel, die deel uitmaakt van voornoemd merkteken

— of op tijdelijke basis tot 31 december 2007

b)  vervaardigd zijn van hout dat vrij is van bast en van organismen en symptomen van levende organismen.

►M16  

De eerste regel onder punt a), waarin wordt bepaald dat verpakkingsmateriaal van hout moet gemaakt zijn van rondhout dat van bast ontdaan is, is pas van toepassing vanaf 1 januari 2009. Deze alinea wordt opnieuw bekeken vóór 1 september 2007.

 ◄

▼B

8.1

Planten van Coniferae, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten in boomkwekerijen zijn gekweekt en dat de plaats van productie vrij is van Pissodes spp. (niet-Europese)

8.2

Planten van Coniferae, meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en punt 8.1 van deze bijlage bedoelde planten een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten in boomkwekerijen zijn gekweekt en dat de plaats van productie vrij is van Scolytidae spp. (niet-Europese)

9.

Planten van Pinus L., bestemd vor voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden, voor de in bijlage III; deel A, punt 1, en de punten 8.1 en 8.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen vanScirrhia acicola (Dearn.) Siggers of Scirrhia pini Funk et Parker zijn waargenomen

10.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en de punten 8.1, 8.2 en 9 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

▼M12

11.01.

Planten van Quercus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, rubriek 2, bedoelde planten: een officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat ze vrij zijn van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt.

11.1.

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen.

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in de bijlagen III, deel A, rubriek 2, en IV, deel A, rubriek I, punt 11.01 bedoelde planten: een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cronartium spp. (niet-Europese) zijn waargenomen.

▼B

11.2

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 2, en punt 11.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr zijn waargenomen

▼M3

11.3

Planten van Corylus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika

Officiële verklaring dat de planten in een kwekerij verkregen zijn en:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller, en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller, na officiële controles die in de laatste drie volledige vegetatiecylci op de plaats van productie of in de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn verricht, en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte” en vrij is verklaard van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller

▼B

12.

►M12  Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten of Armenië. ◄

Officiële verklaring dat sedert de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Ceratocystis fimbriata f. sp. platani Walter zijn waargenomen

13.1

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 3, bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

13.2

Planten van Populus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 3, en punt 13.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Mycosphaerella populorum G. E. Thompson zijn waargenomen

14.

Planten van Ulmus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorspong uit Noord-Amerikaanse landen

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van mycoplasma van floëemnecrose van Ulmus L. zijn waargenomen

15.

Planten van Chaenomeles Ldl., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en bijlage III, deel B, punt 1, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Monilinia fructicola (Winter) Honey, of

b)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Monilinia fructicola (Winter) Honey en waar sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Monilinia fructicola (Winter) Honey zijn waargenomen

16.

Van 15 februari tot en met 30 september, vruchten van Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen

Officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Monilinia fructicola (Winter) Honey, of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Monilinia fructicola (Winter) Honey, of

c)  de vruchten vóór de oogst en/of de uitvoer dergelijk zijn gecontroleerd en behandeld om ervoor te zorgen dat zij vrij blijven van Monilinia spp.

16.1

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

De vruchten met een zijn ontdaan van bladeren en steeltjes en op de verpakking moet op adequate wijze de oorsprong zijn vermeld.

16.2

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in de punten 16.1, 16.3, 16.4 en 16.5 van de onderhavige rubriek bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), en dit vermeld is op de in artikel 7 of 8 bedoelde certificaten, of

c)  hetzij:

— in het kader van een officiële keuring- en controleregeling sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op het productieperceel en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen) zijn waargenomen

— en

— geen van de op het productieperceel geoogste vruchten symptomen heeft vertoond van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen)

— en

— de vruchten zijn behandeld met producten zoals natriumorthofenyl-fenolaat, en dat op de in artikel 7 of 8 bedoelde certificaten is aangegeven

— en

— de vruchten zijn verpakt in gebouwen of verzendcentra die met het oog daarop zijn geregistreerd

— hetzij:

— is voldaan aan een certificeringsregeling die overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ is erkend als gelijkwaardig aan bovenstaande bepalingen

16.3

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in de punten 16.1, 16.2, 16.4 en 16.5 van de onderhavige rubriek bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Cercospora angolensis Carv. et Mendes,

of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Cercospora angolensis Carv. et Mendes, en dit vermeld is op de in artikel 7 of 8 bedoelde certificaten, of

c)  sedert het begin van het laatste volledige vegetatiecyclus op het productieperceel en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cercospora angolensis Carv. et Mendes zijn waargenomen

en

bij adequaat officieel onderzoek geen van de op het productieperceel geoogste vruchten symptomen van dit organisme heeft vertoond.

16.4

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, andere dan vruchten van Citrus aurantium L., van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in de punten 16.1, 16.2, 16.3 en 16.5 van de onderhavige rubriek bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijn frij van Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen),

of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend is als zijnde vrij van Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen), en dit vermeld is op de in artikel 7 of 8 bedoelde certificaten, of

c)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op het productieperceel en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) zijn waargenomen, en bij adequaat officieel onderzoek geen van de op het productieperceel geoogste vruchten symptomen van dit organisme heeft vertoond, of

d)  de vruchten afkomstig zijn van een productieperceel dat adequaat is behandeld tegen Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen)

en

bij adequaat officieel onderzoek geen van de op het productieperceel geoogste vruchten symptomen van dit organisme heeft vertoond

16.5

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit niet-Europese derde landen waar, naar bekend is, Tephritidae (niet-Europese) op deze vruchten voorkomen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel B, punten 2 en 3, en de punten 16.1, 16.2 en 16.3 van de onderhavige rubriek bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van die organismen, of, indien niet kan worden voldaan aan deze eis,

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus, bij officiële controles die drie maanden vóór de oogst tenminste om de maand zijn verricht, op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van die organismen zijn waargenomen en bij een officieel onderzoek van de op de plaats van productie geoogste vruchten op die vruchten geen symptomen van die organismen zijn aangetroffen, of, indien ook niet kan worden voldaan aan deze eis,

c)  bij een officieel onderzoek op representatieve monsters is gebleken dat de vruchten vrij zijn van die organismen, in alle stadia van hun ontwikkeling, of, indien ook niet kan worden voldaan aan deze eis,

d)  de vruchten op een adequate wijze zijn behandeld, dit is een acceptabele warmtebehandeling met stoom, een koudebehandeling of een snelvriesbehandeling hebben ondergaan waarvan is aangetoond dat zij doeltreffend is tegen deze organismen zonder dat de vrucht wordt beschadigd en, wanneer een dergelijke behandeling niet kan worden toegepast, de vruchten chemisch zijn behandeld, voor zover de communautaire voorschriften een dergelijke behandeling toestaan

▼M8

17.

Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9, 9.1 en 18, deel B, punt 1, of bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 15, genoemde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,

of

b)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) als ziektevrij zijn aangemerkt ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. en als dusdanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2,

of

c)  de planten op het perceel van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan die symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. vertoonden, zijn uitgewied

▼B

18.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden, en planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Perseaspp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of met bijgevoegd groeimedium

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de bijlage III, deel A, punt 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Radopholus citrophilus Huettel et al. en Radopholus similis (Cobb) Thorne, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus representatieve monsters van grond en wortels, afkomstig van de plaats van productie, officieel nematologisch zijn onderzocht op de aanwezigheid van tenminste Radopholus citrophilus Huettel et al. en Radopholus similis (Cobb) Thorne en daarbij vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

19.1

Planten van Crataegus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 9, en in de punten 15 en 17 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. zijn waargenomen

19.2.

Planten van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor deze planten schadelijke organismen op de betrokken geslachten voorkomen

Het betreft:

— op Fragaria L.:

— 

— Phytophtora fragariae Hickman var. fragariae

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry crinkle virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Strawberry mild yellow edge virus

— Tomato black ring virus

— Xanthomonas fragariae Kennedy et King

— op Malus Mill.:

— 

— Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

— op Prunus L.:

— 

— Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

— Xanthomonas campestris pv. pruni (Smith) Dye

— op Prunus persica (L.) Batsch:

— 

— Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

— op Pyrus L.:

— 

— Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

— op Rubus L.:

— 

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Tomato black ring virus

— op alle soorten:

— 

niet-Europese virussen en virusachtige organismen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15 en 17 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van die schadelijke organismen zijn waargenomen

20.

Planten van Cydonia Mill. et Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Pear decline mycoplasmen voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15, 17 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat zij zijn besmet met Pear decline mycoplasm, gedurende de laaste drie volledige vegetatiecycli zijn uitgewied.

21.1

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, voor deze planten schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— Strawberry latent „C” virus,

— Strawberry vein banding virus,

— Strawberry witches' broom mycoplasm

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in punt 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeert in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van de genoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

21.2

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Aphelenchoides besseyi Christie voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in de punten 19.2 en 21.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  ofwel de sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op planten op de plaats van productie geen symptomen van Aphelenchoides besseyi Christie zijn waargenomen

b)  ofwel, wat betreft planten in weefselcultuur, de plantenvrkregen verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder a) genoemde eisen of door middel van adequate nematologische methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christie

21.3

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in de punten 19.2, 21.1 en 21.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Anthonomus signatus Say en Anthonomus bisignifer (Schenkling)

22.1

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor deze planten schadelijke organismen voorkomen op Malus Mill.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en de punten 15, 17 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

Het betreft:

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

— Tomato ringspot virus

a)  de planten:

— ofwel officieel zijnbecertificeerd gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegatatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van de genoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

22.2

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaderi zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Apple proliferation mycoplasm voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en in de punten 15, 17, 19.2 en 22.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Apple proliferation mycoplasm, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan belijkwaardige gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegtatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door Apple proliferation mycoplasm veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

23.1

Planten van de volgende soorten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Plum pox virus voorkomt:

— Prunus amygdalus Batsch

— Prunus armeniaca L.

— Prunus blireiana Andre

— Prunus brigantina Vill.

— Prunus cerasifera Ehrh.

— Prunus cistena Hansen

— Prunus curdica Fenzl et Fritsch.

— Prunus domestica ssp. domestica L.

— Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K. Schneid.

— Prunus domestica ssp. italica (Borkh.) Hegi.

— Prunus glandulosa Thunb.

— Prunus holosericea Batal.

— Prunus hortulana Bailey

— Prunus japonica Thunb.

— Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne

— Prunus maritima Marsh.

— Prunus mume Sieb et Zucc.

— Prunus nigra Ait.

— Prunus persica (L.) Batsch

— Prunus salicina L.

— Prunus sibirica L.

— Prunus simonii Carr.

— Prunus spinosa L.

— Prunus tomentosa Thunb.

— Prunus triloba Lindl.

— andere voor het Plum pox virus vatbare soorten van Prunus L.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en in de punten 15 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling, waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Plump ox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Plum pox virus zijn waargenomen

c)  de planten op de plaats van productie, die ziektesymptomen van andere virussen of virusachtige pathogenen hebben vertoond, zijn uitgewied

23.2

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant:

a)  van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen geëist dat zij in rechte lijn voorkomen op Prunus L.

b)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen

c)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— in geval a):

— 

— Tomato ringspot virus

— in geval b):

— 

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

— Peach mosaic virus (Amerikaans)

— Peach phony rickettsia

— Peach rosette mycoplasm

— Peach yellows mycoplasm

— Plum line pattern virus (Amerikaans)

— Peach X-disease mycoplasm

— in geval c):

— 

— Little cherry pathogen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15, 19.2 en 23.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een van oorsprong uit landen waar, naar officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling, waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voorkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij de toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door de genoemde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

24.

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant:

a)  van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen op Rubus L.

b)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstande schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— in geval a):

— 

— Tomato ringspot virus,

— Black raspberry latent virus,

— Cherry leafroll virus,

— Prunus necrotic ringspot virus,

— in geval b):

— 

— Raspberry leaf curl virus (Amerikaans)

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans).

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 19.2 bedoelde planten:

a)  de planten moeten vrij zijn van aphididae (bladluizen), inclusief eieren daarvan

b)  een officiële verklaring dat:

aa)  de planten

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door de genoemde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

25.1

Knollen van Solanum tuberosum L., van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival voorkomt

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, bedoelde knollen, een officiële verklaring dat:

a)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival (alle rassen behalve ras 1, het gewone Europese ras) en sedert het begin van een adequate periode geen symptomen van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival zijn waargenomen op de plaats van productie noch in de onmiddellijke omgeving daarvan, of

b)  in het land van oorsprong de hand is gehouden aan bepalingen die overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

25.2

Knollen van Solanum tuberosum L.

Onverminderd de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en punt 25.1 van de onderhavige rubriek bedoelde bepalingen, een officiële verklaring dat:

a)  de knollen van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., of

b)  in het land van oorsprong de hand is gehouden aan bepalingen die overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al.

25.3

Knollen van Solanum tuberosum L., met uitzondering van nieuwe aardappelen, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Potato spindle tuber viroid voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en de punten 25.1 en 25.2 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen moet kieming onmogelijk zijn gemaakt

25.4

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en de punten 25.1, 25.2 en 25.3 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen van oorsprong zijn van een veld dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Globodera pallida (Stone) Behrens:

aa)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, of

bb)  uit gebieden waarvan bekend is dat Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith voorkomt, maar de knollen van oorsprong zijn van een plaats van productie die vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith bevonden is, of geacht wordt ervan vrij te zijn omdat een, overeenkomstig de in ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ bedoelde procedure vast te stellen, adequate behandeling voor de uitroeiing van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith is toegepast en:

cc)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er niet voorkomen, of

dd)  in de gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er voorkomen:

— de knollen afkomstig zijn van een productieplaats die bij een jaarlijks onderzoek op grond van een visuele controle, op daartoe geschikte tijdstippen, van gastheerplanten, alsmede een visuele controle, onmiddellijk na de oogst van de op die productieplaats geteelde aardappelen, van zowel hele als doorgesneden knollen, vrij is bevonden van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen, of

— onmiddellijk na de oogst van de knollen een aselect monster is genomen dat door middel van een daartoe geschikte inductiemethode op symptomen is onderzocht dan wel in een laboratorium is getest, alsmede zowel hele als doorgesneden knollen visueel zijn gecontroleerd op daartoe geschikte tijdstippen maar in ieder geval op het ogenblik dat de colli of de containers, voordat zij in de handel worden gebracht, zijn gesloten overeenkomstig de in Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (1) terzake vastgestelde voorschriften, en geen symptomen van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen zijn waargenomen.

25.5

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Potato stolbur mycoplasm voorkomt

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11, 12 en 13, en de punten 25.1, 25.2, 25.3 en 25.4 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie gen symptomen van Potato stolbur mycoplasm zijn waargenomen

25.6

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. en zaden van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex. Farw., van oorsprong uit landen waar naar bekend is, Potato spindle tuber viroid voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in punt 25.5 van de onderhavige rubriek deze bijlage bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Potato spindle tuber viroid zijn waargenomen

25.7

Planten van Capsicum annuum L., Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., Musa L., Nicotiana L. en Solanum melongena L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden van oorsprong uit landen waarvan bekend is dat er Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in de punten 25.5 en 25.6 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith zijn waargenomen

25.8

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 12, en in de punten 25.1, 25.2 en 25.3 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith er niet voorkomt

26.

Planten van Humulus lupulus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op hopplanten op de plaats van productie geen symptomen van Verticillium albo-atrum Reinke en Berthold en Verticillum dahliae Klebahn zijn waargenomen

27.1

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. ex Ait., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  sedert de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen Heliothis armigera Hübner of Spodoptera littoralis (Boisd.) is waargenomen, of

b)  de planten adequaat zijn behandeld om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen

27.2

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. ex Ait., met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 27.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen Spodoptera eridiana Cramer, Spodoptera frugiperda Smith of Spodoptera litura (Fabricius) is waargenomen, of

b)  de planten adequaat zijn behandeld om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen

28.

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten ten hoogste van de derde generatie zijn en voortkomen uit materiaal dat bij virologische tests vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid, of in rechte lijn voortkomen uit materiaal waarvan een representatief monster van tenminste 10% bij een officiële controle tijdens de bloeitijd vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid

b)  de planten of stekken:

— afkomstig zijn van bedrijven die in de laatste drie maanden vóór het verzenden tenminste éénmaal per maand officieel zijn gecontroleerd en op deze bedrijven in deze periode geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn waargenomen en in de onmiddellijke omgeving waarvan, voor zover bekend, geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn opgetreden in de laatste drie maanden vóór de uitvoer, of

— adequaat zijn behandeld tegen Puccinia horiana Hennings

c)  bij stekken zonder wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of planten waarvan de stekken afkomstig zijn, of dat, bij stekken met wortels, geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op het kweekbed

29.

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

— de planten voortkomen uit moederplanten die bij tenminste éénmaal in de voorgaande twee jaar uitgevoerde officieel erkende tests vrij zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey, Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder en Phialophora cinerescens (Wollenw.) Van Beyma

— op de planten geen symptomen van bovengenoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

30.

Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met uitzondering van die waarvan uit de verpakking of op enige andere wijze blijkt dat zij bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van snijbloemen

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen

31.

Planten van Pelargonium l'Hérit. ex Ait., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Tomato ringspot virus voorkomt:

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten,

 

a) waar Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties) of andere vectoren van Tomato ringspot virus voor zover bekend niet voorkomen

Een officiële verklaring dat de planten:

a)  rechtstreeks afkomstig zijn uit productieplaatsen die bekend staan als zijnde vrij van Tomato ringspot virus, of

b)  ten hoogste van de vierde generatie zijn en voortkomen uit moederplanten die bij officieel erkende virologische tests vrij zijn bevonden van Tomato ringspot virus

 

b) waar, naar bekend is, Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties) of andere vectoren van Tomato ringspot virus voor zover bekend voorkomen

Een officiële verklaring dat de planten:

a)  rechtstreeks afkomstig zijn van productieplaatsen waarvan de grond of de planten bekend staan als zijnde vrij van Tomato ringspot virus, of

b)  ten hoogste van de tweede generatie zijn en voortkomen uit moederplanten die bij officieel erkende virologische tests vrij zijn bevonden van Tomato ringspot virus

▼M3

32.1

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelkstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen, met uitzondering van Europese en mediterrane landen, waar, voorzover bekend is, Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch) voorkomen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28 en 29, in voorkomend geval, een officiële verklaring dat de planten in kwekerijen zijn verkregen en:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch), en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch), en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de uitvoer ten minste eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch)

of

c)  vlak voor de uitvoer adequaat zijn behandeld tegen Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch) en officieel zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch). Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten

32.2

Snijbloemen van Dendranthema (DC) Des. Moul., Dianthus L., Gypsophila L. en Solidago L., en bladgroenten van Apium graveolens L. en Ocimum L.

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de bladgroenten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch),

— of

— vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch)

32.3

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29 en 32.1, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de oogst ten minste eens in de maand zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op aanwezigheid van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

of

c)  de planten vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) en adequaat behandeld zijn tegen Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

▼B

33.

Bewortelde planten, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Officiële verklaring dat de plaats van productie bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., Globodera pallida (Stone) Behrens, Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

34.

►M3  

Aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen, humus met turf of schors, of vaste anorganische stof bestemd om de levenskracht van de planten te handhaven, van oorsprong uit:

—  ►M7  Cyprus, Malta,  ◄ Turkije,

— Wit-Rusland, ►A1   Estland, ◄ Georgië, ►A1  Letland, Litouwen,  ◄ Moldavië, Rusland, Oekraïne,

— andere niet-Europese landen dan Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië

 ◄

Officiële verklaring dat:

a)  het groeimedium op het tijdstip van het planten:

— ofwel vrij was van grond of organische bestanddelen

— ofwel vrij was van insecten en schadelijke nematoden, en op adequate wijze was onderzocht of met warmte behandeld of gefumigeerd zodat het vrij was van andere schadelijke organismen

— ofwel een adequate warmtebehandeling of fumigatie had ondergaan zodat het vrij was van schadelijke organismen en

b)  sedert het planten:

— ofwel passende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat het groeimedium vrij is gebleven van schadelijke organismen

— ofwel de planten in de laatste twee weken vóór de verzending van het groeimedium zijn losgeschud, waarbij alleen nog een minimumhoeveelheid bleef aanhangen, nodig voor het behoud van de levenskracht tijdens het vervoer en, indien heraangeplant, het daartoe gebruikte groeimedium voldeed aan de onder a) gestelde eisen

35.1

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Beet curly top virus (niet-Europese isolaten) zijn waargenomen

35.2

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Beet leaf curl virus voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 35.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  voor zover bekend, in het productiegebied geen Beet leaf curl virus voorkomt en

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Beet leaf curl virus zijn waargenomen

▼M3

36.1

Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29, 31, 32.1 en 32.3, een officiële verklaring dat de planten in kwekerijen zijn verkregen en:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thrips palmi Karny, en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thrips palmi Karny, en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de uitvoer ten minste eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard van Thrips palmi Karny

of

c)  vlak vóór de uitvoer adequaat zijn behandeld tegen Thrips palmi Karny en officieel zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Thrips palmi Karny. Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten

36.2

Snijbloemen van Orchidaceae, fruit van Momordica L. en Solanum melongena L., van oorsprong uit derde landen

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de vruchten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Thrips palmi Karny,

— of

— vlak vór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Thrips palmi Karny

▼B

37.

Planten van Palmae bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 17, bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Palm lethal yellowing mycoplasm en Cadang-Cadang viroid, en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen daarvan zijn waargenomen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Palm lethal yellowing mycoplasm en Cadang-Cadang viroid zijn waargenomen en de planten op de plaats van productie die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat zij met die organismen zijn besmet, op die plaats zijn uitgewied en de planten adequaat zijn behandeld tegen Myndus crudus Van Duzee

c)  wat betreft planten in weefselcultuur, de planten verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder a) of b) genoemde eisen

38.1

Planten van Camellia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ciborinia camelliae Kohn, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de in bloei staande planten op de plaats van productie geen symptomen van Ciborinia camelliae Kohn zijn waargenomen

38.2

Planten van Fuchsia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika of uit Brazilië

Officiële verklaring dat op de plaats van productie geen symptomen van Aculops fuchsiae Keifer zijn waargenomen en dat de planten onmiddellijk vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en daarbij vrij zijn bevonden van Aculops fuchsiae Keifer

39.

Bomen en struiken, bestemd voor opplant, meet uitzondering van zaden en van planten in weefselcultuur, van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B punt 1 en de punten 8.1, 8.2, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 29, 32.1, 32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1 en 38.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat in voorkomend geval, de planten:

— schoon zijn (d.i. vrij zijn van plantenresten) en vrij zijn van bloemen en vruchten

— zijn geteeld in kwekerijen

— vóór uitvoer, op daarvoor geschikte tijdstippen, zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen, alsmede ofwel vrij zijn bevonden van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld tegen dergelijke organismen

40.

Loofverliezende bomen en struiken, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en planten in weefselcultuur, van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane landen

►M3  Onverminderd de voorschriften die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 2, 3, 9, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 11.1, 11.2, 11.3, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 33, 36.1, 38.1, 38.2, 39 en 45.1 vermelde planten in voorkomend geval een officiële verklaring dat de planten in rusttoestand verkeren en bladerloos zijn ◄

41.

Eénjarige en tweejarige planten, andere dan Gramieae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit andere landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en de punten 25.5, 25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 33, 34, 35.1 en 35.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen

— vrij zijn van plantenresten, bloemen en vruchten

— vóór uitvoer en op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gecontroleerd en daarbij:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van dergelijke organismen

42.

Planten van overblijvende siergrassen (Gramineae) van de onderfamilies Bambusoideae en Panicoideae, en van de geslachten Buchloe, Bouteloua Lag., Calamagrostis, Cortaderia Stapf, Glyceria R. Br., Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea, Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit andere landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 33, 34 en 36 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen

— vrij zijn van plantenresten, bloemen en vruchten,

— vóór uitvoer op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gecontroleerd, en daarbij:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitoreiing van dergelijke organismen

43.

Op natuurlijke of kunstmatige wijze gekweekte miniatuurplanten bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en den punten 8.1, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 32.1, 32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1, 38.2, 39, 40 en 42 van de onderhavige rubriek genoemde planten, naargelang van het geval, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met inbegrip van die welke rechtstreeks zijn verzameld in hun natuurlijke habitat, gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren vóór de verzending ervan zijn opgeweekt, verzorgd en geleid in officieel erkende kwekerijen die onder officieel toezicht worden gecontroleerd;

b)  de planten in de onder a) bedoelde kwekerijen:

aa)  gedurende ten minste de onder a) bedoelde periode:

— zijn geteeld in potten die op plateaus zijn geplaatst die zich ten minste 50 cm boven de grond bevinden,

— adequate behandelingen hebben ondergaan om te garanderen dat zij vrij zijn van niet-Europese roestsoorten; het werkzame bestanddeel, de concentratie en de datum waarop deze behandelingen zijn toegepast, moeten worden vermeld in de rubriek „Bestrijdings- en/of onsmettingsbehandeling” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat,

— ten minste zesmaal per jaar met adequate tussenpozen officieel zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van de betrokken schadelijke organismen, namelijk die welke in de bijlagen zijn vermeld. Deze controles, die eveneens moeten worden uitgevoerd op planten in de onmiddellijke nabijheid van de onder a) bedoelde kwekerijen, omvatten ten minste een visueel onderzoek van iedere rij op het veld of in de kwekerij, en een visueel onderzoek van alle boven het groeimedium uitstekende plantendelen bij een aselect monster van ten minste 300 planten van een geslacht waarvan niet meer dan 3 000 planten worden geteeld, of 10% van de planten wanneer van dat geslacht meer dan 3 000 planten worden geteeld,

— bij deze controles vrij zijn bevonden van de betrokken schadelijke organismen als bedoeld in bovenstaand streepje. Aangetaste planten moeten worden verwijderd. De resterende planten moeten voorzover nodig doeltreffend worden behandeld en bovendien voor een adequate periode worden verzorgd en gecontroleerd om zeker te zijn dat zij vrij zijn van dergelijke schadelijke organismen,

— zijn geteeld in hetzij een nog niet eerder gebruikt kunstmatig groeimedium of in een natuurlijk groeimedium, dat is gefumigeerd of dat een geschikte warmtebehandeling heeft ondergaan en bij de daaropvolgende controle vrij is bevonden van schadelijke organismen,

— zijn verzorgd onder voorwaarden die moeten garanderen dat het groeimedium vrij van schadelijke organismen is gebleven en binnen twee weken vóór de verzending:

— 

— van het originele groeimedium zijn losgeschud en in schoon water zijn gewassen, en met naakte wortels zijn bewaard, of

— van het originele groeimedium zijn losgeschud en in schoon water zijn gewassen, en opnieuw zijn uitgezet in een groeimedium dat voldoet aan de onder aa), vijfde streepje, vastgestelde eisen, of

— adequate behandelingen hebben ondergaan om te garanderen dat het groeimedium vrij is van schadelijke organismen: het werkzame bestanddeel, de concentratie en de datum waarop deze behandelingen zijn toegepast, moeten worden vermeld in de rubriek „Bestrijdings- en/of ontmettingsbehandeling” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat;

bb)  zijn verpakt in gesloten laadkisten die officieel zijn vergezeld en waarop het registratienummer van de erkende kwekerij is aangebracht, dit nummer moet eveneens worden vermeld in de rubriek „Aanvullende verklaring” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat zodat de zendingen kunnen worden geïdentificeerd;

44.

Meerjarige kruidachtige planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van de families Caryophyllaceae (met uitzondering van Dianthus L.), Compositae (met uitzondering van Dendranthema (DC.) Des Moul.), Cruciferae, Leguminosae en Rosaceae (met uitzondering van Fragaria L.), van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 32.1, 32.2, 32.3, 33 en 34 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, en officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen,

— zijn van plantenresten, bloemen en vruchten

— vóór uitvoer op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gekeurd en:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen,

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van dergelijke organismen

▼M3

45.1

Planten van kruidachtige soorten en planten van Ficus L. en Hibiscus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29, 32.1, 32.3 en 36.1, een officiële verklaring dat de planten:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste negen weken vóór de uitvoer ten minste eens in de drie weken zijn verricht, vrij is verklaard van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties)

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, op deze plaats van productie gehouden of geteeld zijn en adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), ook vrij is bevonden van Bemisia Tabaci Genn. (niet-Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de negen weken vóór de uitvoer wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten

45.2

Snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Gypsophila L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L., Solidago L., Trachelium L. en bladgroenten van Ocimum L., van oorsprong uit niet-Europese landen

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de bladgroenten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties),

— of

— vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties)

▼B

►M3  45.3 ◄

Planten van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waarvan bekend is dat Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV) er voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5, 25.6 et 25.7 van de onderhavige rubriek genoemde planten, naar gelang van het geval:

a) waarvan niet bekend is of Bemisia tabaci Genn. er voorkomt,

een officiële verklaring dat geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen:

b) Waarvan bekend is dat Bemisia tabaci Genn. er voorkomt

een officiële verklaring dat:

a)  geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen en:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. of

bb)  de productieplaats bij officiële controles die gedurende de drie maanden die aan de uitvoer zijn voorafgegaan ten minste om de maand zijn verricht, vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. of

b)  geen symptomen van TYLCV zijn waargenomen op de productieplaats en de productieplaats adequaat is behandeld en adequaat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat deze plaats vrij is van Bemisia tabaci Genn.

46.

Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, knollen, bollen en wortelstokken, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor die planten schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— Bean golden mosaic virus

— Cowpea mild mottle virus

— Lettuce infectious yellows virus

— Pepper mild tigré virus

— Squash leaf curl virus

— andere door Bemisia tabaci Genn. overgedragen virussen

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5, 25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 35.1, 35.2, 44, 45, 45.1 ►M3  , 45.2 en 45.3 ◄ van de onderhavige rubriek bedoelde planten, invoorkomend geval:

a) waar voor zover bekend Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) of andere vectoren van de genoemde schadelijke organismen niet voorkomen

officiële verklaring dat gedurende de volledige vegetatiecyclus van de planten op de planten geen symptomen van de betrokken schadelijke organismen zijn waargenomen,

b) waar, naar bekend is Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) of andere vectoren van de genoemde schadelijke organismen voorkomen

officiële verklaring dat gedurende een adequate periode geen symptomen van de betrokken schadelijke organismen zijn waargenomen en:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. en andere vectoren van de betrokken schadelijke organismen, of

b)  de plaats van productie bij op daarvoor geschikte tijdstippen verrichte controles vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. en andere vectoren van de betrokken schadelijke organismen, of

c)  de planten adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn.

47.

Zaden vam Helianthus annuus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni of

b)  de zaden, andere dan zaden die zijn geproduceerd op rassen die resistent zijn tegen alle in het productiegebied aanwezige rassen van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni adequaat zijn behandeld tegen Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

48.

Zaden van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw.

Officiële verklaring dat de zaden zijn verkregen via een geschikte zuurextractiemethode of een overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgestelde gelijkwaardige methode en:

a)  ofwel de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waar, voor zover bekend, Clavibacter michiganensis ssp. michiganensis (Smith) Davis et al., Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye en Potato spindle tuber viroid niet voorkomen

b)  ofwel gedurende hun volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van die schadelijke organismen zijn waargenomen

c)  ofwel de zaden op een representatief monster en via daartoe geschikte methoden op tenminste die schadelijke organismen officieel zijn getoetst en daarbij vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

49.1

Zaden van Medicago sativa L.

Officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen en dat bij laboratoriumproeven met een representatief monster geen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev is vastgesteld, of

b)  vóór uitvoer fumigatie heeft plaatsgevonden

49.2

Zaden van Medicago sativa L., van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 49.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voor zover bekend in de laatste tien jaar niet is voorgekomen op het bedrijf of in de onmiddellijke omgeving daarvan

b)  

— het gewas behort tot een ras dat als sterk resistent tegen Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. is erkend, of

— het gewas zich op het tijdstip waarop het zaad werd geoogst, nog niet in de vierde volledige vegetatiecyclus na de inzaaiing bevond en dat voordien ten hoogste één keer zaad van het gewas is geoogst, of

— het gehalte aan inerte stoffen in het zaad, bepaald aan de hand van de voorschriften die gelden voor certificering van zaad dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, ten hoogste 0,1 gewichtspercent bedraagt

c)  gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus of, in voorkomend geval, gedurende de laatste twee volledige vegetatiecycli noch op de plaats van productie noch op een aangrenzend veld met Medicago sativa L. symptomen van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. zijn waargenomen

d)  het gewas verbouwd is op een perceel waarop gedurende de laatste drie jaar vóór de inzaaiiding geen Medicago sativa L. is verbouwd.

50.

Zaden van Oryza sativa L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden door middel van adequaat nematologisch onderzoek officieel zijn getoetst en daarbij vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christi, of

b)  het zaad een adequate warmwaterbehandeling of een andere adequate behandeling heeft ondergaan tegen Aphelenchoides besseyi Christi

51.

Zaden van Phaseolus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

52.

Zaden van Zea mays L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Erwinia stewartii (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Erwinia stewartii (Smith) Dye

53.

Zaden van de genera Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M3  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika, landen waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar voorkomt

Officiële verklaring dat de zaden van oorsprong zijn uit een gebied waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar niet voorkomt. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitair certificaat

54.

Graan van de genera Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M3  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika, landen waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar voorkomt

Officiële verklaring dat:

i)  het graan van oorsprong is uit een gebied waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar niet voorkomt. De naam van het gebied of de gebieden moet, onder de rubriek „plaats van oorsprong” worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitair certificaat, of

ii)  gedurende de laatste volledige vegetatieperiode op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Tilletia indica Mitra zijn waargenomen, en zowel op het ogenblik van de oogst als vóór verzending representatieve graanmonsters zijn genomen en onderzocht, en deze monsters daarbij vrij zijn bevonden van Tilletia indica Mitra; dit laatste moet worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat, onder de rubriek „naam van het product” door toevoeging van „onderzocht en vrij van Tilletia indica Mitra bevonden”.

(1)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/742/EG van de Commissie (PB L 297 van 18.11.1999, blz. 39).

Rubriek II

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

▼M12 —————

▼B

2.

Hout van Platanus L., ook wanneer het hout niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

a)  Officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ceratocystis fimbriata f.sp. platani Walter, of

b)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

▼M12 —————

▼B

4.

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Scrirrhia pini Funk et Parker zijn waargenomen

5.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 4 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

6.

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

7.

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr zijn waargenomen

8.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ceratocystis fimbriata f.sp. platani Walter, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Ceratocystis fimbriata f.sp. platani Walter zijn waargenomen

9.

►M8  Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit zones die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend zijn als zijnde vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. of,

b)  de planten op het perceel van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. vertoonden, zijn uitgewied

10.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila (Petri), Kanchaveli et Gikashvili, Citrus vein enation woody gall en Citrus tristeza virus (Europese stammen) of

b)  de planten officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat telkens officieel is getoetst op tenminste Citrus tristeza virus (Europese stammen) en Citrus vein enation woody gall, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zijn goedgekeurd, zijn gebruikt en die tijdens de groei steeds in een insektvrije kas of een geïsoleerde kooi hebben gestaan waarop geen sporen van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila Petri) Kanchaveli et Gikashvili, Citrus tristeza virus (Europese stamen) en citrus vein enation woody gall zijn waargenomen, of

c)  de planten:

— zijn verkregen in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Citrus vein enation woody gall en Citrus tristeza virus (Europese stammen), waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zijn goedgekeurd, zijn gebruikt en daarbij vrij zijn bevonden van Citrus tristeza virus (Europese stammen) en op grond van officiële toetsingen die overeenkomstig de in dit streepje genoemde methoden zijn verricht, vrij zijn verklaard van Citrus tristeza virus (Europese stammen)

— en zijn gecontroleerd en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Gikashvili, Citrus vein enation woody gall en Citrus tristeza virus zijn waargenomen

11.

Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

Officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen besmetting met Radopholus similis (Cobb) Thorne is waargenomen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus grond en wortels van verdachte planten officieel nematologisch zijn getoetst op de aanwezigheid van tenminste Radopholus similis (Cobb) Thorne, en daarbij vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

12.

Planten van Fragaria L., Prunus L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die van zaden bekend staan als zijnde vrij van de voor die planten schadelijke organismen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van dergelijke schadelijke organismen zijn waargenomen

Het betreft:

— op Fragaria L.:

— 

— Phytophthora fragariae Hickman var. fragariae

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry crinkle virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Strawberry mild yellow edge virus

— Tomato black ring virus

— Xanthomonas fragariae Kennedy et King

— op Prunus L.:

— 

— Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

— Xanthomonas campestris pv. pruni (Smith) Dye

— op Prunus persica (L.) Batsch:

— 

Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

— op Rubus L.:

— 

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Tomato black ring virus.

13.

Planten van Cydonia Mill. en Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 9 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Pear decline mycoplasm, of

b)  de planten op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat ze zijn besmet met Pear decline mycoplasm, gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli op de plaats van productie en de onmiddellijke omgeving daarvan zijn uitgewied

14.

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 12 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten afkomstig zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Aphelenchoides besseyi Christie, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Aphelenchoides besseyi Christie zijn waargenomen, of

c)  wat betreft planten in weefselcultuur, de planten verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder b) genoemde eisen of door middel van adequate nematologische methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christie

15.

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten als bedoeld in punt 9, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Apple proliferation mycoplasm, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondring van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste zes volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Apple proliferation mycoplasm zijn waargenomen

16.

Planten van de volgende soorten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden:

— Prunus amygdalus Batsch

— Prunus armeniaca L.

— Prunus blireiana Andre

— Prunus brigantina Vill.

— Prunus cerasifera Ehrh.

— Prunus cistena Hansen

— Prunus curdica Fenzl et Fritsch.

— Prunus domestica ssp. domestica L.

— Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K. Schneid

— Prunus domestica ssp. italica (Borkh.) Hegi.

— Prunus glandulosa Thunb.

— Prunus holosericea Batal.

— Prunus hortulana Bailey

— Prunus japonica Thunb.

— Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne

— Prunus maritima Marsh.

— Prunus mume Sieb. et Zucc.

— Prunus nigra Ait.

— Prunus persica (L.) Batsch

— Prunus salicina L.

— Prunus sibirica L.

— Prunus simonii Carr.

— Prunus spinosa L.

— Prunus tomentosa Thunb.

— Prunus triloba Lindl.

— andere voor Plum pox virus vatbare soorten van Prunus L.

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 12 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plum pox virus, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij de toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Plum pox virus zijn waargenomen

cc)  de planten op de plaats van productie, die ziektesymptomen van andere virussen of virusachtige pathogenen hebben vertoond, zijn uitgewied

17.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste twee volledige vegetatiecycli op de moeterplanten op de plaats van productie geen symptomen van Grapevine Flavescence dorée MLO en Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al. zijn waargenomen

18.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Officiële verklaring dat:

a)  aan de communautaire eisen inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival is voldaan en

b)  ofwel de knollen afkomstig zijn van een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spiekermann et Kotthoff) Davis et al., ofwel aan de communautaire eisen inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. is voldaan en

c)  de knollen van oorsprong zijn van een perceel dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Globodera pallida (Stone) Behrens en

d)  

aa)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, of

bb)  uit gebieden waarvan bekend is dat er Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith voorkomt, maar de knollen van oorsprong zijn van een plaats van productie die vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith bevonden is of geacht wordt ervan vrij te zijn omdat een adequate behandeling voor de uitroeiing van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith is toegepast

e)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waaraan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er niet voorkomen, of

in gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er voorkomen

— de knollen afkomstig zijn van een productieplaats die bij een jaarlijks onderzoek op grond van een visuele controle, op daartoe geschikte tijdstippen, van waardplanten, alsmede een visuele controle, onmiddellijk na de oogst van de op die productieplaats geteelde aardappelen, van zowel hele als doorgesneden knollen, vrij is bevonden van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties), en Meloidogyne fallax Karssen, of

— onmiddellijk na de oogst van de knollen een aselect monster is genomen dat door middel van een daartoe geschikte inductiemethode op symptomen is onderzocht dan wel in een laboratorium is getest, alsmede zowel hele als doorgesneden knollen visuel zijn gecontroleerd op daartoe geschikte tijdstippen maar in ieder geval op het ogenblik dat de colli of de containers, voordat zij in de handel worden gebracht, zijn gesloten overeenkomstig de in Richtlijn 66/403/EEG terzake vastgestelte voorschriften, en geen symptomen van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen zijn waargenomen.

18.2.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, met uitzondering van rassen die krachtens Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (1) officieel zijn toegelaten in één of meer lidstaten

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden voor de in punt 18.1 bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen:

— voorbeproevingsmateriaal zijn, hetgeen op een adequate wijze op de begeleidende documenten bij de betrokken knollen moet zijn vermeld,

— in de Gemeenschap zijn geteeld en

— in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder passende omstandigheden in stand is gehouden en dat in de Gemeenschap is onderworpen aan officiële quarantainetotsingen waarbij passende methoden worden gebruikt, en dat bij de toetsingen vrij is bevonden van schadelijke organismen

18.3.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 18.1 of 18.2, en van instandhoudingsmateriaal dat is opgeslagen in genenbanken of in collecties van genetisch materiaal

a)  De planten moeten onder quarantaineomstandigheden zijn gehouden en moeten bij quarantainetoetsingen vrij zijn bevonden van schadelijke organismen

b)  De in a) bedoelde quarantainetoetsing:

aa)  moet worden uitgevoerd onder toezicht van de officiële gewasbeschermingsdienst van de betrokken lidstaat en door wetenschappelijk opgeleid personeel van die dienst of een officieel erkend orgaan

bb)  moet worden verricht op een plaats waar de nodige vorzieningen aanwezig zijn om de verspreiding van schadelijke organismen te voorkomen en het materiaal inclusief de indicatorplanten zo te behandelen dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen gevaar bestaat

cc)  omvat voor ieder individueel stuk van het materiaal:

— een visueel onderzoek op door schadelijke organismen veroorzaakte symptomen en dit op gezette tijden gedurende, afhankelijk van de aard van het materiaal en het ontwikkelingsstadium ervan tijdens het toetsingsprogramma, tenminste één volledige vegetatiecyclus

— een onderzoek volgens aan het in artikel 18 bedoelde comité medegedeelde methoden, welk onderzoek betrekking moet hebben:

— 

— voor al het aardappelmateriaal, tenminste op:

— 

— Andean potato latent virus

— Arracacha virus B. oca strain

— Potato black ringspot virus

— Potato spindle tuber viroid

— Aardappel-virus T

— Andean potato mottle virus

— de veel voorkomende aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo, Yn en Yc) en Potato leaf roll virus

— Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

— Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith

— voor aardappelzaad, tenminste op de hierboven genoemde virussen en viroiden

dd)  omvat adequate tests met betrekking tot de bij het visueel onderzoek waargenomen symptomen om uit te maken welke schadelijke organismen deze symptomen hebben veroorzaakt

c)  Al het materiaal dat bij de onder b) bedoelde tests niet vrij is gebleken van de onder b) genoemde schadelijke organismen, moet onmiddellijk worden vernietigd of adequaat worden behandeld met het oog op de uitroeiing van het (de) schadelijke organisme(n)

d)  Elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige (SIC! plantenziektekundige) dienst van de lidstaat daarvan in kennis stellen

18.4.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of van hybriden daarvan, bestemd voor opplant, die worden opgeslagen in genenbanken of collecties van genetisch materiaal

Elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige (SIC! plantenziektekundige) dienst van de lidstaten daarvan in kennis stellen

18.5.

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in punt 18.1, 18.2, 18.3 of 18.4

Uit een op de verpakking of, wanneer de aardappelen worden vervoerd, op het voertuig dat de aardappelen vervoert aangebracht registratienummer moet blijken dat de aardappelen door een officieel geregistreerde producent zijn geteeld of afkomstig zijn van officieel geregistreerde collectieve opslag- of verzendingscentra in het productiegebied, met de vermelding dat de knollen vrij zijn van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith en dat voldaan is aan:

a)  de communautaire voorschriften inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival en

b)  in voorkomend geval, de communautaire voorschriften ter bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al.

18.6.

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en van planten als bedoeld in punt 18.4 of 18.5

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punten 18.1, 18.2 of 18.3 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Potato stolbur mycoplasm, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Potato stolbur mycoplasm zijn waargenomen

18.7.

Planten van Capsicum annuum L., Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., Musa L., Nicotiana L., en Solanum melongena L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in punt 18.6, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijn vrij van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Pseudomonas solanacearum (Smith) Smith zijn waargenomen

19.

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op hopplanten op de plaats van productie geen symptomen van Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold en Verticillium dahliae Klebahn zijn waargenomen

20.

Planten van Dendranthema (DC.) Des. Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit, ex Ait., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Heliothis armigera Hübner of Spodoptera littoralis (Boisd.) zijn waargenomen, of

b)  de planten een adequate behandeling hebben ondergaan om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen

21.1.

Planten van Dendranthema (DC.) Des. Moul. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor planten als bedoeld in punt 20 een officiële verklaring dat:

a)  de planten ten hoogste van de derde generatie zijn en voortkomen uit materiaal dat bij virologische tests vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid of rechtstreeks voortkomen uit materiaal waarvan een representatief monster van tenminste 10% bij een officiële controle tijdens de bloeitijd vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid

b)  de planten en stekken afkomstig zijn van bedrijven:

— die in de laatste drie maanden vóór de verzending tenminste éénmaal per maand officieel zijn gecontroleerd en waar in deze periode geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn waargenomen, en in de onmiddellijke omgeving waarvan, voor zover bekend, geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn voorgekomen in de laatste drie maanden voordat de planten op de markt zijn gebracht, of

— de zending adequaat is behandeld tegen Puccinia horiana Hennings

c)  bij stekken zonder wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op de planten waarvan de stekken afkomstig zijn, of dat bij stekken met wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op het kweekbed

21.2.

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 20 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten in rechte lijn voortkomen uit moeterplanten die bij officieel erkende tests die tenminste eenmaal binnen de voorgaande twee jaar zijn verricht, vrij zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey, Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder en Phialophora cinerescens (Wollenw.) van Beyma

b)  op de planten geen symptomen van vorengenoemde organismen zijn waargenomen

22.

Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met uitzondering van die waarvan uit de verpakking of op enige andere wijze blijkt dat ze bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van snijbloemen

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen

▼M3

23.

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 20, 21.1 of 21.2, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de oogst ten minste eens in de maand zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op aanwezigheid van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

of

c)  de planten vlak vóór het op de markt brengen zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) en adequaat behandeld zijn tegen Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)

▼B

24.

Planten met wortels, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Officiële verklaring dat de plaats van productie bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., Globodera pallida (Stone) Behrens, Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival.

25.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Beet leaf curl virus, of

b)  Beet leaf curl virus voor zover bekend niet in het gebied van productie voorkomt en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Beet leaf curl virus zijn waargenomen

26.

Zaden van Helianthus annuus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni, of

b)  de zaden, andere dan die welke zijn verkregen op variëteiten die resistent zijn tegen alle rassen van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni die in het productiegebied voorkomen, adequaat zijn behandeld tegen Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

26.1.

Planten van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex. Farw., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 18.6 en 23 van de onderhavige rubriek genoemde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV), of

b)  geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen en:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekendstaan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn., of

bb)  de productieplaats bij officiële controles die gedurende de drie maanden die aan de uitvoer zijn voorafgegaan ten minste om de maand zijn verricht, vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn., of

c)  geen symptomen van TYLCV op de productieplaats zijn waargenomen en de productieplaats adequaat is behandeld en adequaat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat deze plaats vrij is van Bemisia tabaci Genn.

27.

Zaden van Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw.

Officiële verklaring dat de zaden zijn verkregen met behulp van een geschikte zuurextractiemethode of een overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgestelde gelijkwaardige methode en

a)  ofwel de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waar, voor zover bekend, Clavibacter michiganensis ssp. michiganensis (Smith) Davis et al., of Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye niet voorkomen

b)  ofwel gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van deze schadelijke organismen zijn waargenomen

c)  ofwel de zaden zijn onderworpen aan een officiële toetsing op tenminste de bovenbedoelde schadelijke organismen, uitgevoerd op een representatief monster met gebruikmaking van passende methoden, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

28.1.

Zaden van Medicago sativa L.

Officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen en bij laboratoriumproeven met een representatief monster geen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev is vastgesteld, of

b)  vóór het op de markt brengen fumigatie heeft plaatsgevonden

28.2.

Zaden van Medicago sativa L.

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 28.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al., of

b)  

— Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voor zover bekend in de laatste tien jaar niet is voorgekomen op het bedrijf of in de onmiddellijke omgeving daarvan en:

— 

— het gewas behoort tot een ras dat als sterk resistent tegen Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. is erkend, of

— het gewas zich op het tijdstip waarop het zaad wer geoogst, niet in de vierde volledige vegetatiecyclus na de inzaaiing bevond en dat voordien ten hoogste één keer zaad van het gewas is geoogst, of

— het gehalte aan inerte stoffen in de zaden, bepaald aan de hand van de voorschriften die gelden voor certificering van zaad dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, ten hoogste 0,1 gewichtspercent bedraagt

— gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus of, in voorkomend geval, de laatste twee volledige vegetatiecycli noch op de plaats van de productie noch in een naast de Medicago sativa L. groeiend gewas symptomen van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. zijn waargenomen

— het gewas is verbouwd op een perceel waarop gedurende de laatste drie jaar vóór de inzaaiing geen Medicago sativa L. is verbouwd

29.

Zaden van Phaseolus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan staat als zijnde vrij van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

30.1.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan

De oorsprong moet op adequate wijze op de verpakking worden vermeld

(1)   PB L 225 van 12.10.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

DEEL B

DOOR DE LIDSTATEN VAST TE STELLEN BIJZONDERE EISEN TEN AANZIEN VAN HET BINNENBRENGEN EN HET IN HET VERKEER BRENGEN VAN PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 7, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Dendroctonus micans Kugelan, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

2.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 7, en deel B, punt 1, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips duplicatus Sahlberg, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

EL, IRL, UK

3.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 7, en deel B, punten 1 en 2, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips typographus Heer, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

IRL, UK

4.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 7, en deel B, punten 1, 2 en 3, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips amitinus Eichhof, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

EL, F (Corsica), IRL, UK

5.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, en 7, en deel B, punten 1, 2, 3 en 4, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips cembrae Heer, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

6.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 en 7, en deel B, punten 1, 2, 3, 4 en 5, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijn vrij van Ips sexdentatus Börner, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20%, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

IRL, ►A1  CY, ◄ UK (N-IRL, eiland Man)

▼M1 —————

▼M2 —————

▼M12

6.3.

Hout van Castanea Mill.

a)  Het hout is vrij van bast

of

b)  Officiële verklaring dat het hout:

i)  afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr.

of

ii)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

CZ, ►M18  DK,  ◄ EL, (Kreta, Lesbos) IRL, S, UK (m.u.v. het eiland Man)

▼B

7.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en deel A, rubriek II, punten 4 en 5, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Dendroctonus micans Kugelan

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

8.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punt 7, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips duplicatus Sahlberg

EL, IRL, UK

9.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7 en 8, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips typographus Heer

IRL, UK

10.

Planten van Abies Mill. Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8 en 9, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips amitinus Eichhof

EL, F (Corsica), IRL, UK

11.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8, 9 en 10, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips cembrae Heer.

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

12.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8, 9 en 10 en 11 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips sexdentatus Börner.

IRL, ►A1  CY, ◄ UK (N-IRL, eiland Man)

▼M1 —————

▼B

14.1.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

►M12  Onverminderd de bepalingen die gelden voor in bijlage III, deel A, punt 4, bedoelde bast,  ◄ Een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Dendroctonus micans Kugelan

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

14.2.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor in ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ punt 14.1 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips amitinus Eichhof.

EL, F (Corsica), IRL, UK

14.3.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor in ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1 en 14.2 van deel B van deze bijlage bedoeld bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips cembrae Heer

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

14.4.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor in ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2 en 14.3 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips duplicatus Sahlberg

EL, IRL, UK

14.5.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor in ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips sexdentatus Börner.

IRL, ►A1  CY, ◄ UK (N-IRL, eiland Man)

14.6.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor in ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 en 14.5 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips typographus Heer.

IRL, UK

▼M2 —————

▼M1 —————

▼M12

14.9.

Bast zonder andere delen van Castanea Mill.

Officiële verklaring dat de bast, zonder andere delen:

a)  afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr.

of

b)  een adequate fumigatie of andere passende behandeling heeft ondergaan tegen Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr. volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur).

CZ, DK, EL, (Kreta, Lesbos) IRL, S, UK (m.u.v. het eiland Man)

▼B

15.

Planten van Larix Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 10, deel A, rubriek 11, punt 5, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Cephalcia lariciphila (Klug.)

IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

16.

Planten van Pinus L., Picea A. Dietr., Larix Mill., Abies Mill. en Pseudotsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 9, deel A, rubriek 11, punt 4, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Gremmeniella abietina (Lag.) Morelet

IRL, UK (N-IRL)

17.

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 9, deel A, rubriek II, punt 4, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie en de onmiddellijke omgeving daarvan vrij zijn van Thaumetopoea pityocampa (Den. et Schiff.)

E (Ibiza)

18.

Planten van Picea A. Dietr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 10, deel A, rubriek II, punt 5, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Gilpinia hercyniae (Hartig)

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

19.

Planten van Eucalyptus l'Herit, met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten vrij zijn van grond en zijn behandeld tegen Gonipterus scutellatus Gyll., of

b)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Gonipterus scutellatus Gyll.

►M7  EL, P (Azoren) ◄

20.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10 en 11, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 25.1, 25.2, 25.3, 25.4, 25.5 en 25.6, en deel A, rubriek II, punten 18.1, 18.2, 18.3, 18.4 en 18.6, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de knollen:

a)  zijn geteeld in een gebied waar voor zover bekend Beet necrotic yellow vein virus (BNYVV) niet voorkomt, of

b)  zijn geteeld op grond, of in een groeimedium dat uit grond bestaat, die voor zover bekend vrij is van BNYVV, of die volgens adequate methoden getoetst is en vrij is bevonden van BMYVV, of

c)  zijn gewassen zodat zij vrij zijn van grond

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M3

20.2

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan die in bijlage IV, deel B, punt 20.1

a)  het gewicht van de zending of partij bestaat voor niet meer dan 1 % uit grond,

of

b)  de knollen zijn bestemd voor verwerking in bedrijven met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat gegarandeerd wordt dat er geen risico op verspreiding van BNYVV bestaat

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼B

20.3.

Knollen van Solanum tuberosum L.

Onverminderd de in deel A II van bijlage IV, 18.1, 18.2 en 18.5 gestelde eisen: officiële verklaring dat is voldaan aan de bepalingen met betrekking tot Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens die in overeenstemming zijn met Richtlijn 69/465/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van het aardappelcystenaaltje (1).

►M10  LV, SI, SK, FI ◄

▼M10

21.

Planten en levende pollen voor bestuiving van: Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Coto-neaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (dcne,) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9, 9.1 en 18, en bijlage III, deel B, punt 1, genoemde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit derde landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,

of

b)  de planten van oorsprong zijn uit, wat Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. betreft, overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) als ziektevrij aangemerkte en volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als zodanig erkende gebieden in derde landen,

of

c)  ofde planten van oorsprong zijn uit een van de volgende Zwitserse kantons: Bern (met uitzondering van de districten Signau en Trachselwald), Fribourg/Freiburg, Graubünden, ►M14   Ticino, ◄ Vaud, Valais/Wallis,

of

d)  de planten van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden,

of

e)  de planten zijn geteeld of, indien overgebracht naar een „bufferzone”, gedurende ten minste de periode die loopt van 1 april tot en met 31 oktober van de laatste volledige vegetatiecyclus, in stand zijn gehouden op een perceel:

aa)  dat gelegen is in een officieel erkende „bufferzone” met een oppervlakte van ten minste 50 km2 en op ten minste 1 km van de grens daarvan, waar voor de waardplanten een officieel goedgekeurde en gecon-troleerde bestrijdingsregeling geldt die vóór het begin van de aan de laatste volledige vegetatiecyclus voorafgaande volledige vegetatiecyclus is ingesteld om het risico dat de daar geteelde planten oorzaak zijn van de verspreiding van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al., zo veel mogelijk te beperken. De details betreffende de omschrijving van deze „bufferzone” worden ter beschikking gehouden van de Commissie en de andere lidstaten. Zodra de „bufferzone” is ingesteld, worden in die zone, met uitzondering van het perceel en een strook rond het perceel van ten minste 500 m breed, ten minste eenmaal na het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus en op het daarvoor meest geschikte moment, officiële inspecties verricht, en worden alle waardplanten met symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. onmiddellijk uitgewied. De resultaten van deze inspecties worden voor 1 mei van elk jaar meegedeeld aan de Commissie en de andere lidstaten; en

bb)  dat, evenals de „bufferzone”, vóór het begin van de aan de laatste volledige vegetatiecyclus voorafgaande volledige vegetatiecyclus officieel is goedgekeurd voor de teelt van planten onder de in dit punt bedoelde voorwaarden, en

cc)  dat, na het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus en in een strook rond het perceel van ten minste 500 m breed, vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. is bevonden bij officiële keuringen die zijn verricht:

— ten minste tweemaal op het perceel op het daarvoor meest geschikte moment, namelijk eenmaal in juni-augustus en eenmaal in augustus-november,

— en

— ten minste eenmaal in de bovengenoemde strook rond het perceel, op het daarvoor meest geschikte moment, namelijk in de periode augustus tot en met november, en

dd)  van welk planten officieel op latente besmettingen zijn getest met gebruikmaking van daarvoor geschikte laboratoriumtechnieken op basis van monsters die officieel zijn genomen in de daarvoor meest geschikte periode.

Tussen 1 april 2004 en 1 april 2005 zijn deze bepalingen niet van toepassing op planten die naar in de rechterkolom opgenomen beschermde gebieden worden overgebracht of daarbinnen worden vervoerd en die geteeld en in stand gehouden zijn op percelen die liggen in officieel als „bufferzones” aangewezen gebieden overeenkomstig de vóór 1 april 2004 ter zake geldende eisen.

E, ►M14  EE, ◄ F (Corsica), IRL, I (Abruzzen; Apulië; Basilicata; Calabrië; Campania; Emilia-Romagna: de provincies Forlí-Cesena ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ , Parma, Piacenza en Rimini ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ ; Friuli-Venezia Giulia; Lazio; Ligurië; Lombardije; Marche; Molise; Piemonte; Sardinië; Sicilië; ►M17   in Trentino-Alto Adige: de autonome provincie Trento; ◄ Toscane; Umbrië; Valle d'Aosta; Veneto: behalve in de provincie Rovigo de gemeenten Rovigo, Polesella, Villamarzana, Fratta Polesine, San Bellino, Badia Polesine, Trecenta, Ceneselli, Pontecchio Polesine, Arquà Polesine, Costa di Rovigo, Occhiobello, Lendinara, Canda, Ficarolo, Guarda Veneta, Frassinelle Polesine, Villanova del Ghebbo, Fiesso Umbertiano, Castelguglielmo, Bagnolo di Po, Giacciano con Baruchella, Bosaro, Canaro, Lusia, Pincara, Stienta, Gaiba, Salara, en in de provincie Padua de gemeenten Castelbaldo, Barbona, Piacenza d' Adige, Vescovana, S. Urbano, Boara Pisani, Masi, en in de provincie Verona de gemeenten Palù, Roverchiara, Legnago, Castagnaro, Ronco all' Adige, Villa Bartolomea, Oppeano, Terrazzo, Isola Rizza, Angiari), LV, LT, A (Burgenland, Karinthië, Neder-Oostenrijk, Tirol [administratief district Linz], Stiermarken, Wenen), P, SI ►M17  (met uitzondering van de regio’s Gorenjska en Maribor) ◄ , SK ►M17  (met uitzondering van de gemeenten Blahová, Horné Mýto en Okoč (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)) ◄ , FI, UK (Noord-Ierland, het eiland Man en de Kanaaleilanden)

▼M9 —————

▼M14

21.1.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd het verbod in bijlage III, deel A, punt 15, op het binnenbrengen van planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, uit derde landen (behalve Zwitserland) in de Gemeenschap, een officiële verklaring dat de planten:

a)  afkomstig zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Daktulosphaira vitifoliae (Fitch);

of

b)  zijn geteeld in een plaats van productie die vrij van Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) is bevonden tijdens officiële inspecties die tijdens de laatste twee volledige vegetatiecycli zijn uitgevoerd;

of

c)  zijn gefumigeerd of op een andere adequate wijze zijn behandeld tegen Daktulosphaira vitifoliae (Fitch).

CY

▼A1

21.2.

Vruchten van Vitis L.

De vruchten zijn vrij van bladeren

en

er is een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij vanDaktulosphaira vitifoliae (Fitch);

of

b)  de vruchten geteeld zijn op een teeltplaats die tijdens officiële inspecties gedurende de laatste twee volledige vegetatiecycli vrij bevonden is van Daktulosphaira vitifoliae (Fitch);

of

c)  de vruchten gefumigeerd zijn of op een andere adequate manier zijn behandeld tegen Daktulosphaira vitifoliae (Fitch).

CY

▼M10

21.3.

Van 15 maart tot en met 30 juni, bijenkorven en -kasten

Aan de hand van bewijsstukken moet worden aangetoond dat de bijenkorven en -kasten:

a)  van oorsprong zijn uit derde landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,

of

b)  van oorsprong zijn uit een van de volgende Zwitserse kantons: Bern (met uitzondering van de districten Signau en Trachselwald), Fribourg/Freiburg, Graubünden, ►M14   Ticino, ◄ Vaud, Valais/Wallis,

of

c)  van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden,

of

d)  vóór te zijn overgebracht een passende quarantainemaatregel hebben ondergaan.

E, ►M14  EE, ◄ F (Corsica), IRL, I (Abruzzen; Apulië; Basilicata; Calabrië; Campania; Emilia-Romagna: de provincies Forlí-Cesena ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ , Parma, Piacenza en Rimini ►M17  (met uitzondering van het provinciegebied ten noorden van rijksweg nr. 9 — Via Emilia) ◄ ; Friuli-Venezia Giulia; Lazio; Ligurië; Lombardije; Marche; Molise; Piemonte; Sardinië; Sicilië; Toscane; Umbrië; Valle d'Aosta; Veneto: behalve in de provincie Rovigo de gemeenten Rovigo, Polesella, Villamarzana, Fratta Polesine, San Bellino, Badia Polesine, Trecenta, Ceneselli, Pontecchio Polesine, Arquà Polesine, Costa di Rovigo, Occhiobello, Lendinara, Canda, Ficarolo, Guarda Veneta, Frassinelle Polesine, Villanova del Ghebbo, Fiesso Umbertiano, Castelguglielmo, Bagnolo di Po, Giacciano con Baruchella, Bosaro, Canaro, Lusia, Pincara, Stienta, Gaiba, Salara, en in de provincie Padua de gemeenten Castelbaldo, Barbona, Piacenza d' Adige, Vescovana, S. Urbano, Boara Pisani, Masi, en in de provincie Verona de gemeenten Palù, Roverchiara, Legnago, Castagnaro, Ronco all' Adige, Villa Bartolomea, Oppeano, Terrazzo, Isola Rizza, Angiari), LV, LT, A (Burgenland, Karinthië, Neder-Oostenrijk, Tirol [administratief district Linz], Stiermarken, Wenen), P, SI ►M17  (met uitzondering van de regio’s Gorenjska en Maribor) ◄ , SK ►M17  (met uitzondering van de gemeenten Blahová, Horné Mýto en Okoč (district Dunajská Streda), Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)) ◄ , FI, UK (Noord-Ierland, het eiland Man en de Kanaaleilanden)

▼M3

22.

Planten van Allium porrum L., Apium L., Beta L., andere dan die in bijlage IV, deel B, punt 25, en die welke bestemd zijn voor diervoeder, Brassica napus L., Brassica rapa L., Daucus L., andere dan voor opplant bestemde planten

a)  het gewicht van de zending of partij bestaat voor niet meer dan 1 % uit grond,

of

b)  de planten zijn bestemd voor verwerking in bedrijven met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat gegarandeerd wordt dat er geen risico op verspreiding van BNYVV bestaat

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼B

23.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant met uitzondering van zaden

a)  Onverminderd de eisen die gelden voor de in deel A, rubriek I, punten 35.1 en 35.2, deel A, rubriek II, punt 25, en deel B, punt 22, van deze bijlage bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

aa)  invidivueel officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Beet necrotic yellow vein virus (BNYVV), of

bb)  zijn verkregen uit zaad dat voldoet aan de in punt 27.1 en punt 27.2 van deel B van deze bijlage genoemde eisen en:

— zijn geteeld in gebieden waar voor zover bekend geen BNYVV voorkomt, of

— zijn geteeld op grond, in groeimedia, die volgens adequate methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van BNYVV en:

— zijn bemonsterd, en de monsters zijn getoetst en vrij zijn bevonden van BNYVV

b)  De dienst of het onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige dienst daarvan in kennis stellen

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M3

24.1

Stekken zonder wortels van Euphorbia pulcherrima Willd., bestemd voor opplant

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, vermelde planten, in voorkomend geval een officiële verklaring dat:

a)  de stekken zonder wortels van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, de stekken en de planten waarvan de stekken afkomstig zijn en die op deze plaats van productie verkregen en gehouden of geteeld zijn, adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Euroepse populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats

IRL, P ( ►M17  Azores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho, Madeira, Ribatejo e Oeste (gemeenten Alcobaça, Alenquer, Bombarral, Cadaval, Caldas da Rainha, Lourinhã, Nazaré, Obidos, Peniche en Torres Vedras) en Trás-os-Montes ◄ ), FI, S, UK

24.2

Planten van Euphorbia pulcherrima Willd., bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— zaden,

— planten waarvoor uit de verpakking of uit de ontwikkeling van de bloem (of het schutblad) of op enige andere wijze blijkt dat ze bestemd zijn voor verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de teelt van deze planten

— de in punt 24.1 gespecificeerde planten

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, vermelde planten, in voorkomend geval een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, de op de plaats van productie gehouden of geteelde planten adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats,

en

d)  kan worden aangetoond dat de planten afkomstig zijn van stekken die:

da)  van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

db)  geteeld zijn op een plaats van productie waar bij officiële controles die tijdens de hele teeltperiode van deze planten ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op de aanwezigheid van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

IRL, P ( ►M17  Azores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho, Madeira, Ribatejo e Oeste (gemeenten Alcobaça, Alenquer, Bombarral, Cadaval, Caldas da Rainha, Lourinhã, Nazaré, Obidos, Peniche en Torres Vedras) en Trás-os-Montes ◄ ), FI, S, UK

 

dc)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, verkregen zijn van op de plaats van productie gehouden of geteelde planten die adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats

 

24.3

Planten van Begonia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, knollen en stengelknollen, en planten van Ficus L. en Hibiscus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en planten waarvoor uit hun verpakking of uit de ontwikkeling van de bloem of op enige andere wijze blijkt dat ze bestemd zijn voor verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de teelt van planten

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, vermelde planten, in voorkomend geval een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, de op de plaats van productie gehouden of geteelde planten adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats

IRL, P ( ►M17  Azores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho, Madeira, Ribatejo e Oeste (gemeenten Alcobaça, Alenquer, Bombarral, Cadaval, Caldas da Rainha, Lourinhã, Nazaré, Obidos, Peniche en Torres Vedras) en Trás-os-Montes ◄ ), FI, S, UK

▼M3 —————

▼M3

25.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking

Officiële verklaring dat:

a)  bij het vervoer van de planten ervoor is gezorgd dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van BNYVV, en dat de planten zullen worden geleverd aan een verwerkend bedrijf met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat elk risico op verspreiding van BNYVV wordt uitgesloten,

of

b)  de planten geteeld zijn in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

26.

Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.)

Officiële verklaring dat de grond en het afval:

a)  behandeld zijn om elke besmetting met BNYVV uit te sluiten,

of

b)  bestemd zijn om te worden vervoerd om op een officieel erkende manier te worden verwijderd,

of

c)  afkomstig zijn van planten van Beta vulgaris die geteeld zijn in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼B

27.1.

Zaden van suiker- en voederbieten van de soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 66/400/EEG, van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (2), in voorkomend geval, een officiële verklaring dat:

a)  het zaad van categorieën „basiszaad” en „gecertificeerd zaad” voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, punt 3, van Richtlijn 66/400/EEG, of

b)  in het geval van „niet definitief gecertificeerd zaad”, het zaad:

— voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 66/400/EEG, en

— bestemd is voor een verwerking die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, van Richtlijn 66/400/EEG en wordt geleverd aan verwerkende bedrijven met officieel goedgekeurde adequate installaties voor afvalverwijdering, zodat verspreiding van BNYVV wordt voorkomen, of

c)  het zaad is verkregen van gewassen die zijn geteeld in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

27.2.

Zaden van snijbiet van de soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/458/EEG, van de Raad van 29 september 1978 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (3) in voorkomend geval, een officiële verklaring dat:

a)  het verwerkte zaad ten hoogste 0,5 gewichtspercent inerte stof bevat; in het geval van zaad in pellets geldt deze norm vóór het pellettiseren, of

b)  in het geval van niet-verwerkt zaad, het zaad:

— zo wordt verpakt dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van BNYVV en

— bestemd is voor een verwerking die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld onder a) en wordt geleverd aan verwerkende bedrijven met officieel goedgekeurde adequate installaties voor afvalverwijdering, zodat verspreiding van BNYVV wordt voorkomen, of

c)  het zaad is verkregen van gewassen die zijn geteeld in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

28.

Zaden van Gossypium spp.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden met zuur werden gepluisd en

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Glomerella gossypii Edgerton zijn waargenomen en dat een representatief monster is onderzocht en bij dit onderzoek vrij is bevonden van Glomerella gossypii Edgerton

EL

28.1.

Zaden van Gossypium spp.

Officiële verklaring dat de zaden met zuur werden gepluisd

EL, E (Andalucía, Cataluña, Extremadura, Murcia, Valencia)

29.

Zaden Mangifera spp.

Officiële verklaring dat de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Sternochetus mangiferae Fabricius

E (Granada, en Malaga), P (Alentejo, Algarve en Madeira)

30.

Gebruikte landbouwmachines

►M3  

a)  De machines moeten zijn schoongemaakt en vrij zijn van grond en plantenresten wanneer ze op een plaats van productie waar bieten worden geteeld, worden gebracht,

of

b)  de machines moeten afkomstig zijn van een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.

 ◄

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M14

31.

Espanjasta, Ranskasta (Korsikaa lukuun ottamatta), Kyproksesta tai Italiasta peräisin olevat sukujen Citrus L., Fortunella Swingle ja Poncirus Raf. ja niiden hybridien hedelmät

Rajoittamatta liitteessä IV olevan A osan II jakson 30.1 kohdan vaatimusta, että pakkauksen päällä on oltava asianmukainen alkuperämerkintä:

a)  hedelmät ovat ilman lehtiä ja kantoja; tai

b)  jos hedelmissä on lehtiä tai kantoja, virallinen lausunto siitä, että hedelmät on pakattu suljettuihin säiliöihin, jotka on virallisesti sinetöity ja jotka pidetään sinetöityinä koko sen ajan, kun niitä kuljetetaan näiden hedelmien osalta tunnustetun suojellun alueen halki, ja että niissä on passiin toisinnettava tunnistusmerkintä.

EL, F (Korsika), M, P

▼M18

32.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 15, bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 17 en bijlage IV, deel B, punt 21.1 vermelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie in een land waar Grapevine flavescence dorée MLO voor zover bekend niet voorkomt; of

b)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie in een gebied dat vrij is van Grapevine flavescence dorée MLO, zoals door de nationale plantenziektekundige dienst is vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende internationale normen; of

c)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn in Tsjechië, Frankrijk (Champagne-Ardenne, Lotharingen en Elzas) of Italië (Basilicata); of

d)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie waar:

aa)  sedert het begin van de laatste twee volledige vegetatiecycli op de moederplanten geen symptomen van Grapevine flavescence dorée MLO zijn waargenomen; en

bb)  evenmin

i)  symptomen van Grapevine flavescence dorée MLO zijn waargenomen op de planten op de plaats van productie; of

ii)  de planten een heetwaterbehandeling hebben ondergaan bij ten minste 50 °C gedurende 45 minuten om de aanwezigheid van Grapevine flavescence dorée MLO te elimineren.

CZ, FR (Champagne-Ardenne, Lotharingen en Elzas), IT (Basilicata)

▼B

(1)   PB L 323 van 24.12.1969, blz. 3.

(2)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

(3)   PB L 225 van 12.10.1970, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).




BIJLAGE V

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL DIE, WANNEER ZIJ VAN OORSPRONG ZIJN UIT DE GEMEENSCHAP, OP DE PLAATS VAN PRODUCTIE AAN EEN PLANTENZIEKTENKUNDIG ONDERZOEK MOETEN WORDEN ONDERWORPEN VOORDAT ZIJ BINNEN DE GEMEENSCHAP WORDEN VERZONDEN OF DIE, WANNEER ZIJ VAN OORSPRONG ZIJN UIT GEBIEDEN BUITEN DE GEMEENSCHAP, IN HET LAND VAN OORSPRONG OF VAN VERZENDING AAN EEN PLANTENZIEKTENKUNDIG ONDERZOEK MOETEN WORDEN ONDERWORPEN VOORDAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT

DEEL A

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP

I.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap en die vergezeld moeten zijn van een plantenpaspoort

1. Planten en plantaardige producten

▼M8

1.1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Prunus L., andere dan Prunus laurocerasus L. en Prunus lusitanica L., Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

1.2. Planten van Beta vulgaris L. en Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

1.3. Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L., of hybriden daarvan, bestemd voor opplant.

1.4. Planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, en Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden.

1.5. Onverminderd punt 1.6, planten van Citrus L., en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

1.6. Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met steeltjes en bladeren.

▼M12

1.7. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 15 )



GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex440130 90

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00

Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere conserveringsmiddelen, al dan niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant behakt of bezaagd

ex44 03 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander hout dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex440420 00

Gekloofde staken van ander hout dan naaldhout; palen en stokken van ander hout dan naaldhout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

ex44 07 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm.

▼M12 —————

▼B

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten met uitzondering van de planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten:

2.1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van de geslachten Abies Mill., Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Aster spp., Brassica L., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC) Des Moul, Dianthus L. en hybriden daarvan, Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., alle rassen hybriden uit Nieuw-Guinea van, Impantiens L., Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L., Lupinus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L., Prunus laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L., Spinacia L., Tanacetum L., Tsuga Carr.,Verbena L. ►M3  en andere planten van kruidachtige soorten, met uitzondering van planten van de familie Gramineae, bestemd voor opplant, met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen ◄

2.2. Planten van Solanaceae, andere dan die bedoeld in punt 1.3, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

2.3. Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium.

2.4. 

 Zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., bestemd voor opplant, en planten van Allium porrum L. bestemd voor opplant,

 Zaden van Medicago sativa L.,

▼M15

 Zaden van Helianthus annuus L., Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw. en Phaseolus L.

▼B

3. Bollen en knollen van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Galantus L, Caltonia candicans (Baker) Decne, Minicultivars, en de hybriden daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn, ex L., zoals Gladiolus calliantus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort, en Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L,Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss., en Tulipa L. bestemd voor opplant geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroesphalve bezighouden met de productie van planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten.

II.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde beschermde gebieden en die, wanneer zij in een bepaald gebied worden binnengebracht of verzonden, vergezeld moeten zijn van een geldig plantenpaspoort

Onverminderd de planten, plantaardige producten en ander materiaal vermeld in punt I.

1. Planten, plantaardige producten en ander materiaal

1.1. Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr.

1.2. Planten van Populus L. en Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

▼M18

1.3. Planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Eucalyptus L'Herit., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L. en Vitis L.

▼M8

1.4. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

1.5. Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant.

▼M3

1.6. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking.

1.7. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.)

▼B

1.8. Zaden van Beta vulgaris L., Dolichos Jacq., Gossypium spp. et Phaseolus vulgaris L.

1.9. Vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen ►A1  , vruchten van Vitis L ◄ .

▼M12

1.10. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen van

 naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout dat vrij van bast is;

  Castanea Mill., met uitzondering van hout dat vrij van bast is

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87



GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex44 01 30

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

ex440310 00

Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant behakt of bezaagd

ex44 03 20

Onbewerkt naaldhout, niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant behakt of bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of andere conserveringsmiddelen

ex44 03 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander hout dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 10

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex44 07 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm.

1.11. Bast zonder andere delen van Castanea Mill. en naaldbomen (Coniferales)

▼B

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten

▼M3

2.1. Planten van Begonia L. bestemd voor opplant, met uitzondering van stengelknollen, zaden, knollen, en andere dan planten van Euphorbia pulcherrima Willd., Ficus L. en Hibiscus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

▼B

DEEL B

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL VAN OORSPRONG UIT ANDERE DAN DE IN DEEL A BEDOELDE GEBIEDEN

I.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap

1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden maar inclusief zaden van Cruciferae, Gramineae, Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivië, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay, de genera Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexiko, Nepal, Pakistan ►M5  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika. Capsicum spp., Helianthus annuus L., Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., Medicago sativa L., Prunus L., Rubus L., Oryza spp., Zea mais L., Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium porrum L., Allium schoenoprasum L. en Phaseolus L.

2. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden van:

►M7  

 Castanea Mill., Dendranthema (DC) Des. Moul., Dianthus L., Gypsophila L., Pelargonium l'Herit. ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L. en snijbloemen van Orchidaceae,

 coniferen (Coniferales),

▼M12

  Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada

▼B

 Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

 snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. en Trachelium L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

 bladgroenten van Apium graveolens L. en Ocimum L.

 ◄

3. Vruchten van:

  Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en hybriden daarvan, ►M3  Momordica L. en Solanum melongena L. ◄

  Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus L., Psidium L., Pyrus L., Ribes L. Syzygium Gaertn., en Vaccinium L. van oorsprong uit niet-Europese landen.

4. Knollen van Solanum tuberosum L.

5. Bast, zonder andere delen, van:

▼M12

 naaldbomen Coniferales), van oorsprong uit niet-Europese landen

▼B

  Acer saccharum Marsh, Populus L., en Quercus L., andere dan Quercus suber L.

▼M12

6. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit één van de hieronder genoemde families, geslachten of soorten, met uitzondering van verpakkingsmateriaal van hout als omschreven in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2:

  Quercus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten, met uitzondering van hout dat voldoet aan de omschrijving die is opgenomen in GN-code 4416 00 00 onder b), voorzover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten,

  Platanus, ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten of Armenië,

  Populus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland,

 Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada,

 Naaldbomen (Coniferales), ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit niet-Europese landen, Kazachstan, Rusland en Turkije

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87



GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 30 10

Zaagsel

ex440130 90

Andere resten en afval, van hout, niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00

Hout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, ook indien ontschorst, ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4403 20

Naaldhout, onbewerkt, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, ook indien ontschorst, ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4403 91

Eikenhout (Quercus spp.), onbewerkt, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, ook indien ontschorst, ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex44 03 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander hout dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 10

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 91

Eikenhout (Quercus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex44 07 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout; opzetranden voor laadborden, van hout

4416 00 00

Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen

9406 00 20

Geprefabriceerde bouwwerken van hout.

▼B

7. 

a) Grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantedelen, humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf.

b) Aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit onder a) genoemd materiaal, of geheel of gedeeltelijk bestaande uit turf of vaste anorganische stof bestemd om de levenskracht van de planten te handhaven, van oorsprong uit:

  ►M7  ————— ◄ Turkije,

 Wit-Rusland, ►A1  ————— ◄ Georgië, ►A1  ————— ◄ Moldavië, Rusland, Oekraïne,

 andere niet-Europese landen dan Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië.

 ◄

8. Graan van de genera Triticum, Secale und X Triticosecale van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M5  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika.

II.   Planten, plantaardige producten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde beschermde gebieden

Onverminderd de planten, plantaardige producten en andere materialen vermeld in punt I.

▼M3

1. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking.

2. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.).

▼M8

3. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

4. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

5. Zaden van Dolichos Jacq., Magnifera spp., Beta vulgaris L. en Phaseolus vulgaris L.

6. Zaden en vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen.

▼A1

6. a) Vruchten van Vitis L.

▼M12

7. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout dat vrij van bast is, van oorsprong uit Europese derde landen, en Castanea Mill., met uitzondering van hout dat vrij van bast is

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87



GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex44 01 30

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

ex440310 00

Onbewerkt hout, behandeld met verf, met creosoot of andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst of ontdaan van spint, of vierkant behakt of bezaagd

ex44 03 20

Onbewerkt naaldhout, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex44 03 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 10

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex44 07 99

Ander hout dan naaldhout (ander hout dan het in aanvullende aantekening 1 bij hoofdstuk 44 genoemde tropische hout of ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) of beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout; opzetranden voor laadborden, van hout

9406 00 20

Geprefabriceerde bouwwerken van hout.

▼B

8. Delen van planten van Eucalyptus l'Hérit.

▼M12

9. Bast zonder andere delen van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit Europese derde landen

▼B




BIJLAGE VI

PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN DIE AAN EEN BIJZONDERE REGELING KUNNEN WORDEN ONDERWORPEN

1. Granen en daarvan afgeleide producten.

2. Droge peulvruchten.

3. Knollen van maniok en daarvan afgeleide producten.

4. Afvallen van de productie van oliën van plantaardige oorsprong.




BIJLAGE VII

MODELLEN VAN CERTIFICATEN

De volgende certificaatmodellen worden onderscheiden voor wat betreft:

 tekst,

 afmetingen,

 opmaak en afmetingen van de vakken,

 kleur van het papier en kleur van de drukinkt ►C2   ( 16 ) ◄ .

A.   Model van het fytosanitaire certificaat

image

▼M4

B.   Model van het fytosanitaire certificaat voor wederuitvoer

▼B

image

►(1) M4  

C.   Toelichting

1.   Ad vak 2:

De letter/cijfercombinatie van het certificaat wordt als volgt gevormd:

 EG,

 beginletter(s) van de lidstaat,

 eigen nummer van het certificaat bestaande uit cijfers of een letter/cijfercombinatie ter aanduiding van provincie, district, enz. van de lidstaat waar het certificaat is afgegeven.

2.   Ad vak zonder ciffer:

Dit vak is uitsluitend bestemd voor de dienst.

3.   Ad vak 8:

„Omschrijving van colli” betekent aanduiding van de soort colli.

4.   Ad vak 9:

De hoeveelheid mag worden opgegeven in aantal of gewicht.

5.   Ad vak 11:

Indien er niet voldoende ruimte voor de „aanvullende verklaring” is, dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden gebruikt.




BIJLAGE VIII

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJN MET DE SUCCESSIEVE WIJZIGINGEN DAARVAN

(zie artikel 27)



Richtlijn 77/93/EEG van de Raad (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20)

met uitzondering van artikel 19

Richtlijn 80/392/EEG van de Raad (PB L 100 van 17.4.1980, blz. 32)

 

Richtlijn 80/393/EEG van de Raad (PB L 100 van 17.4.1980, blz. 35)

 

Richtlijn 81/7/EEG van de Raad (PB L 14 van 16.1.1981, blz. 23)

 

Richtlijn 84/378/EEG van de Raad (PB L 207 van 2.8.1984, blz. 1)

 

Richtlijn 85/173/EEG van de Raad (PB L 65 van 6.3.1985, blz. 23)

 

Richtlijn 85/574/EEG van de Raad (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 25)

 

Richtlijn 86/545/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 14)

 

Richtlijn 86/546/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 16)

 

Richtlijn 86/547/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 21)

 

Richtlijn 86/651/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1986, blz. 13)

 

Richtlijn 87/298/EEG van de Raad (PB L 151 van 11.6.1987, blz. 1)

 

Richtlijn 88/271/EEG van de Commissie (PB L 116 van 4.5.1988, blz. 13)

 

Richtlijn 88/272/EEG van de Commissie (PB L 116 van 4.5.1988, blz. 19)

 

Richtlijn 88/430/EEG van de Commissie (PB L 208 van 2.8.1988, blz. 36)

 

Richtlijn 88/572/EEG van de Raad (PB L 313 van 19.11.1988, blz. 39)

 

Richtlijn 89/359/EEG van de Raad (PB L 153 van 16.6.1989, blz. 28)

 

Richtlijn 89/439/EEG van de Raad (PB L 212 van 22.7.1989, blz. 106)

 

Richtlijn 90/168/EEG van de Raad (PB L 92 van 7.4.1990, blz. 49)

 

Richtlijn 90/490/EEG van de Commissie (PB L 271 van 3.10.1990, blz. 28)

 

Richtlijn 90/506/EEG van de Commissie (PB L 282 van 13.10.1990, blz. 67)

 

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 48)

slechts waar het Bijlage I, punt 2, betreft

Richtlijn 91/27/EEG van de Commissie (PB L 16 van 22.1.1991, blz. 29)

 

Richtlijn 91/683/EEG van de Raad (PB L 376 van 31.12.1991, blz. 29)

 

Richtlijn 92/10/EEG van de Commissie (PB L 70 van 17.3.1992, blz. 27)

 

Richtlijn 92/98/EEG van de Raad (PB L 352 van 2.12.1992, blz. 1)

 

Richtlijn 92/103/EEG van de Commissie (PB L 363 van 11.12.1992, blz. 1)

 

Richtlijn 93/19/EEG van de Raad (PB L 96 van 22.4.1993, blz. 33)

 

Richtlijn 93/110/EG van de Commissie (PB L 303 van 10.12.1993, blz. 19)

 

Richtlijn 94/13/EG van de Raad (PB L 92 van 9.4.1994, blz. 27)

 

Richtlijn 95/4/EG van de Commissie (PB L 44 van 28.2.1995, blz. 56)

 

Richtlijn 95/41/EG van de Commissie (PB L 182 van 2.8.1995, blz. 17)

 

Richtlijn 95/66/EG van de Commissie (PB L 308 van 21.12.1995, blz. 77)

 

Richtlijn 96/14/EG van de Commissie (PB L 68 van 19.3.1996, blz. 24)

 

Richtlijn 96/78/EG van de Commissie (PB L 321 van 12.12.1996, blz. 20)

 

Richtlijn 97/3/EG van de Raad (PB L 27 van 30.1.1997, blz. 30)

 

Richtlijn 97/14/EG van de Commissie (PB L 87 van 2.4.1997, blz. 17)

 

Richtlijn 98/1/EG van de Commissie (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 26)

 

Richtlijn 98/2/EG van de Commissie (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 34)

 

Richtlijn 1999/53/EG van de Commissie (PB L 142 van 5.6.1999, blz. 29)

 

DEEL B

LIJST VAN DE VOOR OMZETTING IN NATIONAAL RECHT VASTGESTELDE TIJDSLIMIETEN



Richtlijn

Uiterste datum voor omzetting

Uiterste datum voor toepassing

77/93/EEG

23.12.1980 (art. 11, lid 3) (1) (2) (3) (4)

1.5.1980 (overige bepalingen) (1) (2) (3) (4)

 

80/392/EEG

1.5.1980

 

80/393/EEG

1.1.1983 (art. 4, punt 11)

1.5.1980 (overige bepalingen)

 

81/7/EEG

1.1.1981 (art. 1, punt 1)

1.1.1983 (art. 1 punten 2a), 3a), 3b), 4a), 4b))

1.1.1983 (5) (overige bepalingen)

 

84/378/EEG

1.7.1985

 

85/173/EEG

 

1.1.1983

85/574/EEG

1.1.1987

 

86/545/EEG

1.1.1987

 

86/546/EEG

1.1.1987

 

86/547/EEG

 

toepasbaar t/m 31.12.1989

86/651/EEG

1.3.1987

 

87/298/EEG

1.7.1987

 

88/271/EEG

1.1.1989 (6)

 

88/272/EEG

 

toepasbaar t/m 31.12.1989

88/430/EEG

1.1.1989

 

88/572/EEG

1.1.1989

 

89/359/EEG

 
 

89/439/EEG

1.1.1990

 

90/168/EEG

1.1.1991

 

90/490/EEG

1.1.1991

 

90/506/EEG

1.1.1991

 

90/654/EEG

 
 

91/27/EEG

1.4.1991

 

91/683/EEG

1.6.1993

 

92/10/EEG

30.6.1992

 

92/98/EEG

16.5.1993

 

92/103/EEG

16.5.1993

 

93/19/EEG

1.6.1993

 

93/110/EG

15.12.1993

 

94/13/EG

1.1.1995

 

95/4/EG

1.4.1995

 

95/41/EG

1.7.1995

 

95/66/EG

1.1.1996

 

96/14/EG

1.4.1996

 

96/78/EG

1.1.1997

 

97/3/EG

1.4.1998

 

97/14/EG

1.5.1997

 

98/1/EG

1.5.1998

 

98/2/EG

1.5.1998

 

1999/53/EG

15.7.1999

 

(1)   De lidstaten kunnen volgens de procedure van artikel 19 op hun verzoek worden gemachtigd aan sommige van deze bepalingen van deze richtlijn te voldoen op een later tijdstip dan 1 mei 1980, doch uiterlijk op 1 januari 1981.

(2)   Voor Griekenland: op 1 januari 1985 (artikel 11, lid 3) en op 1 maart 1985 (overige bepalingen).

(3)   Voor Spanje en Portugal: op 1 maart 1987.

(4)   Binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de productiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek kon Duitsland op zijn verzoek volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden gemachtigd om, ten aanzien van zijn grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, na 1 mei 1980, doch uiterlijk op 31 december 1992, aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, in artikel 5, lid 1, en de ter zake dienende bepalingen van artikel 12 de voldoen.

(5)   Op verzoek van de beschermde lidstaten.

(6)   Op 31 maart 1989 voor wat betreft artikel 1, lid 3, onder a) (planten van Juniperus), overeenkomstig Richtlijn 89/83/EEG waarbij Richtlijn 88/271/EEG wordt gewijzigd.

▼M4




BIJLAGE VIII bis

De in artikel 13 quinquies, lid 2, bedoelde standaardretributie wordt vastgesteld op:



(in EUR)

Type

Hoeveelheid

Bedrag

a)  voor controles van de documenten

per zending

7

b)  voor controles van de identiteit

per zending

 

—  tot één vrachtwagen, één treinwagon of één container van vergelijkbare grootte

7

—  meer dan het bovenstaande

14

c)  voor fytosanitaire controles overeenkomstig de volgende specificaties:

 
 

—  stekken, zaailingen (behalve bosbouwkundig teeltmateriaal) jonge planten van aardbeien of groenten

per zending

 

—  tot 10 000 stuks

17,5

—  voor iedere 1 000 stuks extra

0,7

—  maximumbedrag

140

—  heesters, bomen (anders dan kerstbomen zonder kluit), andere houtige boomkwekerijproducten, met inbegrip van bosbouwkundig teeltmateriaal (anders dan zaden)

per zending

 

—  tot 1 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

0,44

—  maximumbedrag

140

—  bollen, stengelknollen, wortelstokken, knollen bestemd voor opplant (anders dan aardappelen)

per zending

 

—  tot 200 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

0,16

—  maximumbedrag

140

—  zaden, plantenweefselcultures

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

0,175

—  maximumbedrag

140

—  ander plantgoed bestemd voor opplant, niet elders in deze tabel genoemd

per zending

 

—  tot 5 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

0,18

—  maximumbedrag

140

—  snijbloemen

per zending

 

—  tot 20 000 stuks

17,5

—  voor iedere 1 000 stuks extra

0,14

—  maximumbedrag

140

—  takken met loof, delen van naaldbomen (anders dan kerstbomen zonder kluit)

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 100 kg extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  kerstbomen zonder kluit

per zending

 

—  tot 1 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  bladeren van planten, zoals kruiden, specerijen en bladgroenten

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  fruit, groenten (anders dan bladgroenten)

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  aardappelen

per partij

 

—  tot 25 000 kg

52,5

—  voor iedere 25 000 kg extra

52,5

—  hout (anders dan schors of bast)

per zending

 

—  tot 100 m3

17,5

—  voor iedere m3 extra

0,175

—  grond en groeimedium, boomschors

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  maximumbedrag

140

—  graan

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  maximumbedrag

700

—  andere planten of plantaardige materialen, niet elders in deze tabel genoemd

per zending

17,5

Wanneer een zending naast producten die onder de beschrijving van een bepaald streepje vallen ook producten bevat die niet onder dat streepje vallen, moeten de delen ervan die bestaan uit producten die wel onder de beschrijving van dat streepje vallen (partij(en)) als aparte zendingen worden beschouwd.

▼B




BIJLAGE IX

CONCORDANTIETABEL



Richtlijn 77/93/EEG

Onderhavige richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt b)

Artikel 1, lid 3 bis

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt c)

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt a)

Artikel 1, lid 6

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 7

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 8

Artikel 1, lid 6

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 1, onder e)

Artikel 2, lid 1, onder e)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 1, onder g), a)

Artikel 2, lid 1, onder g), i)

Artikel 2, lid 1, onder g), b)

Artikel 2, lid 1, onder g), ii)

Artikel 2, lid 1, onder h)

Artikel 2, lid 1, onder h)

Artikel 2, lid 1, onder i)

Artikel 2, lid 1, onder i)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, leden 1 t/m 6

Artikel 3, leden 1 t/m 6

Artikel 3, lid 7, onder a)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea

Artikel 3, lid 7, onder a)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 7, onder b)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 7, onder c)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, lid 7, onder d)

Artikel 3, lid 7, tweede alinea

Artikel 3, lid 7, onder e)

Artikel 3, lid 7, derde alinea

Artikel 3, lid 7, onder f)

Artikel 3, lid 7, vierde alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2, onder b)

Artikel 4, leden 3, 4 en 5

Artikel 4, leden 3, 4 en 5

Artikel 4, lid 6, onder a)

Artikel 4, lid 6, eerste alinea

Artikel 4, lid 6, onder b)

Artikel 4, lid 6, tweede alinea

Artikel 4, lid 6, onder c)

Artikel 4, lid 6, derde alinea

Artikel 5, leden 1 t/m 5

Artikel 5, leden 1 t/m 5

Artikel 5, lid 6, onder a)

Artikel 5, lid 6, eerste alinea

Artikel 5, lid 6, onder b)

Artikel 5, lid 6, tweede alinea

Artikel 5, lid 6, onder c)

Artikel 5, lid 6, derde alinea

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1 bis

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 9

Artikel 6, lid 9

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 1, derde alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, derde alinea

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 3

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2, onder a)

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2, onder b)

Artikel 10, lid 2, tweede alinea

Artikel 10, lid 2, onder c)

Artikel 10, lid 2, derde alinea

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 10, lid 4

Artikel 10, lid 5

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 12, lid 1

Artikel 11, lid 3

Artikel 11, lid 3 bis

Artikel 11, lid 4

Artikel 12, lid 2

Artikel 11, lid 5

Artikel 12, lid 3

Artikel 11, lid 6

Artikel 12, lid 4

Artikel 11, lid 7

Artikel 12, lid 5

Artikel 11, lid 8

Artikel 12, lid 6

Artikel 11, lid 9

Artikel 12, lid 7

Artikel 11, lid 10

Artikel 12, lid 8

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 12, lid 3 bis

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 3 ter

Artikel 13, lid 4

Artikel 12, lid 3 quater

Artikel 13, lid 5

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt i)

Artikel 13, lid 6, eerste alinea

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt ii)

Artikel 13, lid 6, tweede alinea

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt iii)

Artikel 13, lid 6, derde alinea

Artikel 12, lid 4

Artikel 12, lid 5

Artikel 13, lid 7

Artikel 12, lid 6

Artikel 13, lid 8

Artikel 12, lid 6 bis

Artikel 13, lid 9

Artikel 12, lid 7

Artikel 13, lid 10

Artikel 12, lid 8

Artikel 13, lid 11

Artikel 13, eerste alinea

Artikel 14, eerste alinea

Artikel 13, tweede alinea

Artikel 14, tweede alinea

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), i)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), ii)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, derde dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), iii)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b), i)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b), ii)

Artikel 13, tweede alinea, derde streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder c)

Artikel 13, tweede alinea, vierde streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder d)

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15, lid 1

Artikel 16, lid 1

Artikel 15, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 2, eerste alinea

Artikel 15, lid 2, onder b)

Artikel 16, lid 2, tweede alinea

Artikel 15, lid 2, onder c)

Artikel 16, lid 2, derde alinea

Artikel 15, lid 3

Artikel 16, lid 3

Artikel 15, lid 4

Artikel 16, lid 4

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 16 bis

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 19 bis, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 19 bis, lid 2

Artikel 21, lid 2

Artikel 19 bis, lid 3

Artikel 21, lid 3

Artikel 19 bis, lid 4

Artikel 21, lid 4

Artikel 19 bis, lid 5, onder a)

Artikel 21, lid 5, eerste alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder b)

Artikel 21, lid 5, tweede alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder c)

Artikel 21, lid 5, derde alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder d)

Artikel 21, lid 5, vierde alinea

Artikel 19 bis, lid 6

Artikel 21, lid 6

Artikel 19 bis, lid 7

Artikel 21, lid 7

Artikel 19 bis, lid 8

Artikel 21, lid 8

Artikel 19 ter

Artikel 22

Artikel 19 quater, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje

Artikel 23, lid 2, onder a)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), i)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), ii)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, derde dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), iii)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, vierde dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), iv)

Artikel 19 quater, lid 2, tweede streepje

Artikel 23, lid 2, onder b)

Artikel 19 quater, lid 2, derde streepje

Artikel 23, lid 2, onder c)

Artikel 19 quater, lid 3

Artikel 23, lid 3

Artikel 19 quater, lid 4

Artikel 23, lid 4

Artikel 19 quater, lid 5

Artikel 23, lid 5

Artikel 19 quater, lid 6

Artikel 23, lid 6

Artikel 19 quater, lid 7

Artikel 23, lid 7

Artikel 19 quater, lid 8

Artikel 23, lid 8

Artikel 19 quater, lid 9

Artikel 23, lid 9

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a), i)

Artikel 19quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a), ii)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder b)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, derde streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder c)

Artikel 19 quater, lid 10, tweede alinea

Artikel 23, lid 10, tweede alinea

Artikel 19 quater, lid 10, derde alinea

Artikel 23, lid 10, derde alinea

Artikel 19 quinquies

Artikel 24

Artikel 25 (1)

Artikel 26 (2)

Artikel 20

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel B, onder a) 1

Bijlage I, deel B, onder a) 1

Bijlage I, deel B, onder a) 1a

Bijlage I, deel B, onder a) 2

Bijlage I, deel B, onder a) 2

Bijlage I, deel B, onder a) 3

Bijlage I, deel B, onder d)

Bijlage I, deel B, onder d)

Bijlage II, deel A, rubriek I

Bijlage II, deel A, rubriek I

Bijlage II, deel A, rubriek II a)

Bijlage II, deel A, rubriek II a)

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 1

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 1

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 2

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 2

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 3

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 3

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 4

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 4

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 5

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 5

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 7

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 6

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 8

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 7

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 9

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 8

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 10

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 9

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 11

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 10

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 12

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 11

Bijlage II, deel A, rubriek II c)

Bijlage II, deel A, rubriek II c)

Bijlage II, deel A, rubriek II d)

Bijlage II, deel A, rubriek II d)

Bijlage II, deel B

Bijlage II, deel B

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 1.1 t/m 16.3

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 1.1 t/m 16.3

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.3 bis

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.3 bis

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 17 t/m 54

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 17 t/m 54

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 1 t/m 16

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 1 t/m 16

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 17

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.3

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.3

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.4

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.4

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.5

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.5

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.6

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.7

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.7

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 20

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 20

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 23

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 23

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 25

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 25

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 30

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 31.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 30.1

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage IX

(1)   Artikel 2 van Richtlijn 97/3/EG.

(2)   Artikel 3 van Richtlijn 97/3/EG.



( 1 ) Advies uitgebracht op 15 februari 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 2 ) PB C 129 van 27.4.1998, blz. 36.

( 3 ) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/53/EG van de Commissie (PB L 142 van 5.6.1999, blz. 29).

( 4 ) Zie bijlage VIII, deel A.

( 5 ) PB L 171 van 29.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2674/1999 (PB L 326 van 19.12.1999, blz. 3).

( 6 ) PB L 171 van 29.6.1991, blz. 5.

( 7 ) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

( 8 ) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000 (PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1).

( 9 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

( 10 ) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 1.

( 11 ) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

( 12 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

( 13 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

( 14 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

( 15 ) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2004 van de Commissie (PB L 283 van 2.9.2004, blz. 7).

( 16 ) Het papier moet wit van kleur zijn. De kleur van de drukinkt moet voor het fytosanitaire certificaat groen en voor het fytosanitaire certificaat voor herverzending bruin zijn.