1999R0659 — NL — 01.01.2007 — 002.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 659/1999 VAN DE RAAD

van 22 maart 1999

tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag

(PB L 083, 27.3.1999, p.1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1791/2006 VAN DE RAAD van 20 november 2006

  L 363

1

20.12.2006


Gewijzigd bij:

 A1

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 659/1999 VAN DE RAAD

van 22 maart 1999

tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 94,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

(1) Overwegende dat deze verordening, onverminderd bijzondere procedurele voorschriften vervat in verordeningen voor bepaalde sectoren, van toepassing is op steun in alle sectoren; dat met het oog op de toepassing van de artikelen 77 en 92 van het Verdrag de Commissie op grond van artikel 93 van het Verdrag specifiek bevoegd is om te beslissen of staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, wanneer zij bestaande steunregelingen onderzoekt, zich over nieuwe of gewijzigde steunmaatregelen uitspreekt en optreedt wegens niet-nakoming van haar beschikkingen of van de aanmeldingsplicht;

(2)

Overwegende dat de Commissie, in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, voor de toepassing van artikel 93 van het Verdrag een consistente praktijk heeft ontwikkeld en vastgesteld en in een aantal mededelingen bepaalde procedurele regels en beginselen heeft vastgelegd; dat het passend is deze praktijk bij verordening te codificeren en te versterken, teneinde doeltreffende en efficiënte procedures overeenkomstig artikel 93 van het Verdrag te waarborgen;

(3)

Overwegende dat een procedureverordening betreffende de toepassing van artikel 93 van het Verdrag de transparantie en rechtszekerheid ten goede zal komen;

(4)

Overwegende dat met het oog op de rechtszekerheid moet worden omschreven onder welke omstandigheden steun moet worden beschouwd als bestaande steun; dat de voltooiing en versterking van de interne markt een geleidelijk proces is, wat tot uitdrukking komt in de voortdurende ontwikkeling van het beleid inzake overheidssteun; dat ingevolge deze ontwikkelingen bepaalde maatregelen die op het moment van hun inwerkingtreding geen overheidssteun vormden, steun kunnen zijn geworden;

(5)

Overwegende dat overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag geplande nieuwe steunmaatregelen steeds ter kennis van de Commissie moeten worden gebracht en alleen met haar toestemming tot uitvoering kunnen worden gebracht;

(6)

Overwegende dat de lidstaten op grond van artikel 5 van het Verdrag gehouden zijn om met de Commissie samen te werken en haar alle inlichtingen te verschaffen die zij behoeft om haar taken uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen;

(7)

Overwegende dat de termijn waarbinnen de Commissie het eerste onderzoek van aangemelde steunmaatregelen dient te beeindigen, dient te worden gesteld op twee maanden vanaf de ontvangst van een volledige aanmelding of van een behoorlijk gemotiveerde verklaring waarin de betrokken lidstaat meedeelt dat hij de aanmelding als volledig beschouwt omdat de door de Commissie gevraagde aanvullende informatie niet beschikbaar is of reeds is verstrekt; dat dit onderzoek om redenen van rechtszekerheid met een beschikking moet worden afgesloten;

(8)

Overwegende dat in de gevallen waarin de uitkomst van het eerste onderzoek de Commissie niet tot de slotsom kan brengen dat een steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, de formele onderzoeksprocedure dient te worden ingeleid, zodat de Commissie alle inlichtingen kan verzamelen die zij nodig heeft om de verenigbaarheid van de steunmaatregel te beoordelen en om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun opmerkingen kenbaar te maken; dat de rechten van de belanghebbenden het beste binnen het raam van de formele onderzoeksprocedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag, kunnen worden gewaarborgd;

(9)

Overwegende dat de Commissie, na onderzoek van de door de belanghebbenden ingediende opmerkingen, haar onderzoek met een eindbeslissing dient af te sluiten zodra elke twijfel is weggenomen; dat, mocht het onderzoek niet binnen 18 maanden na het begin van de procedure zijn afgesloten de betrokken lidstaat in voorkomend geval om een beschikking moet kunnen verzoeken, die de Commissie dan binnen twee maanden moet geven;

(10)

Overwegende dat de Commissie, om de correcte en doeltreffende toepassing van de regels inzake staatssteun te waarborgen, de mogelijkheid moet hebben om een beschikking die op onjuiste informatie berust, te herroepen;

(11)

Overwegende dat de Commissie, teneinde de naleving te waarborgen van artikel 93 van het Verdrag, met name van de aanmeldingsplicht en de „standstill”-bepaling in lid 3 van dat artikel, alle gevallen van onrechtmatige steun dient te onderzoeken; dat met het oog op de transparantie en de rechtszekerheid de procedures voor dergelijke gevallen moeten worden vastgesteld; dat de Commissie bij niet-naleving door een lidstaat van de aanmeldingsplicht of van de „standstill”-bepaling niet gebonden mag zijn aan termijnen;

(12)

Overwegende dat de Commissie in gevallen van onrechtmatige steun het recht dient te hebben om alle nodige informatie te vergaren om een beschikking te kunnen geven en, waar nodig, onverwijld niet-vervalste mededinging te herstellen; dat het derhalve wenselijk is dat de Commissie jegens de betrokken lidstaat voorlopige maatregelen kan nemen; dat die voorlopige maatregelen kunnen bestaan in een bevel tot informatieverstrekking, tot opschorting of tot terugvordering; dat de Commissie bij niet-nakoming van een bevel tot informatieverstrekking in staat moet worden gesteld om op grond van de beschikbare inlichtingen te beslissen, en zich bij niet-nakoming van een opschortings- of terugvorderingsbevel rechtstreeks tot het Hof van Justitie te wenden overeenkomstig artikel 93, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag;

(13)

Overwegende dat in gevallen van niet met de gemeenschappelijke markt verenigbare onrechtmatige steun, de daadwerkelijke mededinging dient te worden hersteld; dat het hiertoe noodzakelijk is dat de steun, met inbegrip van de rente, onverwijld wordt teruggevorderd; dat het passend is de terugvordering overeenkomstig de procedures van nationaal recht te doen geschieden; dat de toepassing van die procedures niet, door verhindering van de onverwijlde en daadwerkelijke uitvoering van de beschikking van de Commissie, het herstel van daadwerkelijke mededinging mag beletten; dat de lidstaten daartoe dan ook alle nodige maatregelen moeten treffen om de effectiviteit van die beschikking te verzekeren;

(14)

Overwegende dat ter wille van de rechtszekerheid een termijn van tien jaar dient te worden vastgesteld, na het verstrijken waarvan geen terugvordering van onrechtmatige steun meer kan worden bevolen;

(15)

Overwegende dat misbruik van steun de werking van de interne markt op soortgelijke wijze kan beïnvloeden als onrechtmatige steun en dus volgens soortgelijke procedures moet worden behandeld; dat, anders dan onrechtmatige steun, mogelijk misbruikte steun al eerder door de Commissie is goedgekeurd; dat de Commissie derhalve geen terugvordering mag kunnen gelasten;

(16)

Overwegende dat in de verordening alle mogelijkheden moeten worden omschreven waarover derden beschikken om hun belangen in procedures betreffende overheidssteun te verdedigen;

(17)

Overwegende dat de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid l, van het Verdrag verplicht is om in samenwerking met de lidstaten alle bestaande steunregelingen aan een voortdurend onderzoek te onderwerpen; dat het in het belang van de transparantie en de rechtszekerheid passend is de werkingssfeer van de samenwerking uit hoofde van dat artikel nader te omschrijven;

(18)

Overwegende dat, teneinde te waarborgen dat de bestaande steunregelingen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag dienstige maatregelen moet voorstellen indien een bestaande steunregeling niet of niet langer met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, en zij de in artikel 93, lid 2, van het Verdrag vastgestelde procedure moet inleiden indien de betrokken lidstaat weigert de voorgestelde maatregelen uit te voeren;

(19)

Overwegende dat het noodzakelijk is voor alle bestaande steunregelingen een algemene rapportageverplichting in te voeren, zodat de Commissie op doeltreffende wijze de nakoming van haar beschikkingen kan volgen en de Commissie en de lidstaten gemakkelijker kunnen samenwerken met het oog op het voortdurend onderzoek van alle bestaande steunregelingen in de lidstaten overeenkomstig artikel 93, lid 1, van het Verdrag;

(20)

Overwegende dat wanneer de Commissie ernstige twijfel koestert omtrent de nakoming van haar beschikkingen, zij over bijkomende instrumenten moet beschikken om zich ervan to kunnen vergewissen dat aan haar beschikkingen gevolg wordt gegeven; dat in dit verband controles ter plaatse een passend en nuttig instrument vormen, met name wanneer er sprake zou kunnen zijn van misbruik van steun; dat de Commissie daarom de bevoegdheid moet hebben controles ter plaatse te verrichten en zij, indien een onderneming zich tegen een dergelijke controle verzet, moet kunnen rekenen op de medewerking van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

(21)

Overwegende dat het in het belang van de transparantie en de rechtszekerheid dienstig is publieke informatie te verstrekken over de beschikkingen van de Commissie, terwijl terzelfder tijd het beginsel behouden dient te blijven dat beschikkingen in zaken van overheidssteun tot de betrokken lidstaat worden gericht; dat het derhalve passend is om alle beschikkingen die de belangen van de belanghebbenden zouden kunnen treffen, integraal of in de vorm van een samenvatting te publiceren of om van niet of niet integraal gepubliceerde beschikkingen exemplaren voor de belanghebbenden beschikbaar te stellen; dat de Commissie in de publieke informatie over haar beschikkingen overeenkomstig artikel 214 van het Verdrag de regels inzake de geheimhoudingsplicht dient na te leven;

(22)

Overwegende dat de Commissie in nauw contact met de lidstaten de mogelijkheid dient te hebben om uitvoeringsbepalingen vast te stellen die nadere regels behelzen inzake de procedures krachtens deze verordening; dat het dienstig is om, met het oog op de samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, een Raadgevend Comité inzake overheidssteun in te stellen dat dient te worden geraadpleegd alvorens de Commissie op basis van de onderhavige verordening uitvoeringsbepalingen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) „steun”, elke maatregel die aan alle in artikel 92, lid 1, van het Verdrag vervatte criteria voldoet;

b) „bestaande steun”,

▼M1

i) onverminderd de artikelen 144 en 172 van de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, Bijlage IV, punt 3, en het Aanhangsel bij de genoemde Bijlage bij de Akte van Toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en onverminderd Bijlage V, punt 2 en punt 3, onder b), en het Aanhangsel bij de genoemde Bijlage bij de Akte van Toetreding van Bulgarije en Roemenië, alle steun die voor de inwerkingtreding van het Verdrag in de respectieve lidstaat bestond, dat wil zeggen steunregelingen en individuele steun die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag tot uitvoering zijn gebracht en die na de inwerkingtreding nog steeds van toepassing zijn;

▼B

ii) goedgekeurde steun, dat wil zeggen steunregelingen en individuele steun die door de Commissie of de Raad zijn goedgekeurd;

iii) steun die geacht wordt te zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 4, lid 6, van deze verordening, dan wel vóór deze verordening maar in overeenstemming met de onderhavige procedure;

iv) steun die overeenkomstig artikel 15 als bestaande steun wordt beschouwd;

v) steun die als bestaande steun wordt beschouwd, omdat kan worden vastgesteld dat hij op het moment van inwerkingtreding geen steun vormde, maar vervolgens steun is geworden vanwege de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt, zonder dat de betrokken lidstaat er wijzigingen in heeft aangebracht; maatregelen die vanwege de liberalisering van een activiteit door het Gemeenschapsrecht steun zijn geworden, worden na de voor de liberalisering voorgeschreven datum niet als bestaande steun beschouwd;

c) „nieuwe steun”, alle steun, dat wil zeggen steunregelingen en individuele steun die geen bestaande steun is, met inbegrip van wijzigingen in bestaande steun;

d) „steunregeling”, elke regeling op grond waarvan aan ondernemingen die in de regeling op algemene en abstracte wijze zijn omschreven, individuele steun kan worden toegekend zonder dat hiervoor nog uitvoeringsmaatregelen vereist zijn, alsmede elke regeling op grond waarvan steun die niet gebonden is aan een specifiek project voor onbepaalde tijd en/of voor een onbepaald bedrag aan een of meer ondernemingen kan worden toegekend;

e) „individuele steun”, steun die niet wordt toegekend op grond van een steunregeling, alsook steun die op grond van een steunregeling wordt toegekend en moet worden aangemeld;

f) „onrechtmatige steun”, nieuwe steun die in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag tot uitvoering wordt gebracht;

g) „misbruik van steun”, steun die door de begunstigde wordt gebruikt in strijd met een beschikking die werd gegeven overeenkomstig artikel 4, lid 3, of artikel 7, leden 3 en 4, van deze verordening;

h) „belanghebbende”, een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden getroffen, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen.



HOOFDSTUK II

PROCEDURE BETREFFENDE AANGEMELDE STEUN

Artikel 2

Aanmelding van nieuwe steun

1.  Tenzij anders is bepaald in verordeningen op grond van artikel 94 van het Verdrag of op grond van andere desbetreffende bepalingen, wordt elk voornemen om nieuwe steun te verlenen tijdig door de betrokken lidstaat bij de Commissie aangemeld. De Commissie stelt de betrokken lidstaat onverwijld van de ontvangst van een aanmelding in kennis.

2.  In de aanmelding verstrekt de betrokken lidstaat alle informatie die de Commissie nodig heeft om overeenkomstig de artikelen 4 en 7 een beschikking te geven („volledige aanmelding”).

Artikel 3

„Standstill”-bepaling

Op grond van artikel 2, lid l, aan te melden steun mag niet uitgevoerd worden, alvorens de Commissie een beschikking tot goedkeuring van die steun heeft gegeven of wordt geacht die te hebben gegeven.

Artikel 4

Eerste onderzoek van de aanmelding en beschikkingen van de Commissie

1.  De Commissie onderzoekt de aanmelding onverwijld na ontvangst. Onverminderd artikel 8 geeft de Commissie een beschikking overeenkomstig de leden 2, 3 of 4.

2.  Indien de Commissie na een eerste onderzoek tot de bevinding komt dat de aangemelde maatregel geen steun vormt, stelt zij dat bij beschikking vast.

3.  Indien de Commissie na een eerste onderzoek tot de bevinding komt dat de aangemelde maatregel, in zoverre deze binnen het toepassingsgebied van artikel 92, lid l, van het Verdrag valt, geen twijfel doet rijzen over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, geeft zij een beschikking houdende dat de maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt („beschikking om geen bezwaar te maken”). In de beschikking wordt nader aangegeven welke uitzondering uit hoofde van het Verdrag is toegepast.

4.  Indien de Commissie na een eerste onderzoek tot de bevinding komt dat de aangemelde maatregel twijfel doet rijzen over de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt, geeft zij een beschikking welke ertoe strekt de procedure overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden („beschikking tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure”).

5.  De in de leden 2, 3 en 4 bedoelde beschikkingen worden binnen twee maanden gegeven. Die termijn gaat in op de dag na de ontvangst van een volledige aanmelding. De aanmelding wordt als volledig beschouwd als de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van de aanmelding of van aanvullende informatie waarom was gevraagd niet om verdere informatie heeft verzocht. Deze termijn kan met toestemming van de Commissie en de betrokken lidstaat worden verlengd. Indien nodig kan de Commissie kortere termijnen vaststellen.

6.  Indien de Commissie niet binnen de in lid 5 genoemde termijn een beschikking overeenkomstig de leden 2, 3 of 4 heeft gegeven, wordt de steun geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd. Daarop kan de betrokken lidstaat de maatregelen ten uitvoer leggen, na de Commissie hiervan vooraf in kennis te hebben gesteld, tenzij de Commissie binnen een termijn van 15 werkdagen na de ontvangst van de kennisgeving een beschikking overeenkomstig dit artikel geeft.

Artikel 5

Verzoek om informatie

1.  Indien de Commissie van mening is dat de informatie die de betrokken lidstaat over een volgens artikel 2 aangemelde maatregel heeft verstrekt, onvolledig is, verzoekt zij om alle nodige aanvullende informatie. Wanneer de Commissie het antwoord hierop van de lidstaat ontvangt, geeft zij de lidstaat daarvan bevestiging.

2.  Indien de betrokken lidstaat de gevraagde informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt of deze onvolledig verstrekt, zendt de Commissie een aanmaning, waarbij zij een passende bijkomende termijn vaststelt waarbinnen de informatie moet worden verstrekt.

3.  Indien de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn is verstrekt, wordt de aanmelding als ingetrokken beschouwd, tenzij ofwel de termijn vóór het verstrijken ervan met toestemming van de Commissie en de betrokken lidstaat is verlengd, ofwel de betrokken lidstaat vóór het verstrijken ervan, in een behoorlijk gemotiveerde verklaring, de Commissie heeft medegedeeld dat hij de aanmelding als volledig beschouwt omdat de gevraagde aanvullende informatie niet beschikbaar is of reeds is verstrekt. In dit geval gaat de in artikel 4, lid 5, vermelde termijn in op de dag na ontvangst van de verklaring. Indien de aanmelding geacht wordt te zijn ingetrokken, stelt de Commissie de lidstaat daarvan in kennis.

Artikel 6

Formele onderzoeksprocedure

1.  De beschikking om de formele onderzoeksprocedure in te leiden behelst een samenvatting van de relevante feiten en rechtspunten, een eerste beoordeling van de Commissie omtrent de steunverlenende aard van de voorgestelde maatregel, alsook de redenen waarom getwijfeld wordt aan de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt. In de beschikking worden de betrokken lidstaat en de andere belanghebbenden uitgenodigd om hun opmerkingen mede te delen binnen een vastgestelde termijn die normalerwijs niet langer dan een maand mag zijn. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen.

2.  De ingekomen opmerkingen worden aan de betrokken lidstaat medegedeeld. Indien een belanghebbende hierom verzoekt op grond dat hem schade kan worden berokkend, wordt zijn identiteit geheim gehouden voor de betrokken lidstaat. Deze lidstaat kan op de ingediende opmerkingen reageren binnen een vastgestelde termijn, die normalerwijs niet langer dan een maand mag zijn. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen.

Artikel 7

Beschikkingen van de Commissie tot beëindiging van de formele onderzoeksprocedure

1.  Onverminderd artikel 8 wordt de formele onderzoeksprocedure beëindigd bij een beschikking als bepaald in de leden 2 tot en met 5.

2.  Indien de Commissie, in voorkomend geval na wijziging van de aangemelde maatregel door de betrokken lidstaat, tot de bevinding komt dat die maatregel geen steun vormt, stelt zij dit bij beschikking vast.

3.  Indien de Commissie, in voorkomend geval na wijziging van de aangemelde maatregel door de betrokken lidstaat, tot de bevinding komt dat de twijfel over de verenigbaarheid van die maatregel met de gemeenschappelijke markt is weggenomen, geeft zij een beschikking luidens welke de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt („positieve beschikking”). In de beschikking wordt nader aangegeven welke uitzondering uit hoofde van het Verdrag is toegepast.

4.  De Commissie kan aan een positieve beschikking voorwaarden verbinden die haar in staat stellen de steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te beschouwen, alsmede verplichtingen opleggen die het toezicht op de naleving van de beschikking mogelijk maken („voorwaardelijke beschikking”).

5.  Indien de Commissie tot de bevinding komt dat de aangemelde steun niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, geeft zij een beschikking houdende dat de steun niet tot uitvoering mag worden gebracht („negatieve beschikking”).

6.  Beschikkingen uit hoofde van de leden 2, 3, 4 en 5 worden gegeven zodra de in artikel 4, lid 4, bedoelde twijfel is weggenomen. De Commissie streeft er zoveel mogelijk naar binnen 18 maanden na de inleiding van de procedure een beschikking aan te nemen. Deze termijn kan worden verlengd in onderlinge overeenstemming tussen de Commissie en de betrokken lidstaat.

7.  Wanneer deze termijn is verstreken, geeft de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat binnen twee maanden een beschikking op basis van de informatie waarover zij beschikt. In voorkomend geval geeft de Commissie, wanneer de verstrekte informatie niet toereikend is om de verenigbaarheid vast te stellen, een negatieve beschikking.

Artikel 8

Intrekking van de aanmelding

1.  Zolang de Commissie geen beschikking heeft gegeven overeenkomstig de artikelen 4 of 7, kan de betrokken lidstaat de aanmelding in de zin van artikel 2 ten gepaste tijde intrekken.

2.  In de gevallen waarin de Commissie de formele onderzoeksprocedure heeft ingeleid, wordt deze door de Commissie beëindigd.

Artikel 9

Herroeping van een beschikking

Na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen in te dienen, kan de Commissie een uit hoofde van artikel 4, leden 2 en 3, of artikel 7, leden 2, 3 en 4, gegeven beschikking herroepen, indien de beschikking berustte op tijdens de procedure verstrekte onjuiste informatie die voor de beschikking doorslaggevend was. Alvorens een beschikking te herroepen en een nieuwe beschikking te geven, leidt de Commissie de formele onderzoeksprocedure uit hoofde van artikel 4, lid 4, in. De artikelen 6, 7 en 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 13, 14 en 15 zijn mutatis mutandis van toepassing.



HOOFDSTUK III

PROCEDURE BETREFFENDE ONRECHTMATIGE STEUN

Artikel 10

Onderzoek, verzoek om informatie en bevel tot het verstrekken van informatie

1.  Indien de Commissie, uit welke bron ook, over informatie beschikt met betrekking tot beweerdelijk onrechtmatige steun, onderwerpt zij die informatie onverwijld aan een onderzoek.

2.  Zo nodig verzoekt zij de betrokken lidstaat om informatie. Artikel 2, lid 2, en artikel 5, leden l en 2, zijn van overeenkomstige toepassing.

3.  Indien de betrokken lidstaat, ondanks een aanmaning overeenkomstig artikel 5, lid 2, de gevraagde informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn verstrekt of onvolledige informatie verstrekt, verlangt de Commissie de te verstrekken informatie bij beschikking („bevel tot het verstrekken van informatie”). In deze beschikking wordt aangegeven welke informatie wordt verlangd, en wordt een passende termijn gesteld waarbinnen deze moet worden verstrekt.

Artikel 11

Bevel tot opschorting van steun of tot voorlopige terugvordering van steun

1.  Na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn opmerkingen in te dienen, kan de Commissie een beschikking geven waarbij de lidstaat wordt gelast alle onrechtmatige steun op te schorten, totdat de Commissie een beschikking heeft gegeven over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt („opschortingsbevel”).

2.  Na de betrokken lidstaat de gelegenheid te hebben gegeven zijn opmerkingen in te dienen, kan de Commissie een beschikking geven waarbij de lidstaat wordt gelast alle onrechtmatige steun voorlopig terug te vorderen, totdat de Commissie een beschikking heeft gegeven over de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt („terugvorderingsbevel”), indien wordt voldaan aan onderstaande criteria:

 er bestaat volgens een gevestigde praktijk geen twijfel omtrent de steunverlenende aard van de maatregel,

 er moet dringend worden opgetreden en

 er bestaat een ernstig gevaar dat een mededinger aanzienlijke en onherstelbare schade oploopt.

Terugvordering dient volgens de procedure van artikel l4, leden 2 en 3, te geschieden. Nadat de steun daadwerkelijk is teruggevorderd, geeft de Commissie binnen de voor aangemelde steun geldende termijn een beschikking.

De Commissie kan de lidstaat machtigen de terugbetaling van de steun vergezeld te doen gaan van reddingssteun voor de betrokken onderneming.

Het bepaalde in deze alinea is slechts van toepassing op onrechtmatige steun die ten uitvoer is gelegd na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 12

Niet-naleving van een bevelsbeschikking

Indien de betrokken lidstaat geen gevolg geeft aan een opschortings- of terugvorderingsbevel, kan de Commissie, terwijl zij het materiële onderzoek aan de hand van de beschikbare informatie voortzet, zich rechtstreeks tot het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wenden teneinde te doen vaststellen dat het verzuim een inbreuk op het Verdrag vormt.

Artikel 13

Beschikkingen van de Commissie

1.  Het onderzoek naar mogelijke onrechtmatige steun resulteert in een beschikking overeenkomstig artikel 4, leden 2, 3 of 4. In geval van een beschikking tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure wordt de procedure afgesloten bij een beschikking overeenkomstig artikel 7. Indien een lidstaat niet voldoet aan een bevel tot het verstrekken van informatie, wordt de beschikking op grond van de beschikbare informatie gegeven.

2.  In geval van eventuele onrechtmatige steun en onverminderd artikel 11, lid 2, is de Commissie niet aan de in artikel 4, lid 5, en artikel 7, leden 6 en 7, bepaalde termijn gebonden.

3.  Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

Terugvordering van steun

1.  Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen („terugvorderingsbeschikking”). De Commissie verlangt geen terugvordering van de steun indien zulks in strijd is met een algemeen beginsel van het Gemeenschapsrecht.

2.  De op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun omvat rente tegen een door de Commissie vastgesteld passend percentage. De rente is betaalbaar vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot de datum van daadwerkelijke terugbetaling van de steun.

3.  Onverminderd een beschikking van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 185 van het Verdrag, dient terugvordering onverwijld en in overeenstemming met de nationaalrechtelijke procedures van de betrokken lidstaat te geschieden, voorzover die procedures een onverwijlde en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie toelaten. Daartoe nemen de betrokken lidstaten in geval van een procedure voor een nationale rechtbank alle nodige maatregelen, met inbegrip van voorlopige maatregelen, waarover zij binnen hun nationale rechtsstelsel beschikken om dit doel te bereiken, onverminderd de communautaire wetgeving.

Artikel 15

Verjaring

1.  De bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen verjaren na een termijn van tien jaar.

2.  Deze termijn gaat in op de dag waarop de onrechtmatige steun als individuele steun of in het kader van een steunregeling aan de begunstigde is verleend. Door elke maatregel van de Commissie of een op haar verzoek optredende lidstaat ten aanzien van de onrechtmatige steun wordt de verjaring gestuit. Na elke stuiting begint de termijn van voren af aan te lopen. De verjaring wordt geschorst, zolang over de beschikking van de Commissie een beroep aanhangig is bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

3.  Steun ten aanzien waarvan de verjaringstermijn is verstreken, wordt als bestaande steun beschouwd.



HOOFDSTUK IV

PROCEDURE BETREFFENDE MISBRUIK VAN STEUN

Artikel 16

Misbruik van steun

Onverminderd artikel 23 kan de Commissie in gevallen van misbruik van steun de formele onderzoeksprocedure inleiden overeenkomstig artikel 4, lid 4. De artikelen 6, 7, 9 en 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 12, 13, 14 en 15 zijn mutatis mutandis van toepassing.



HOOFDSTUK V

PROCEDURE BETREFFENDE BESTAANDE STEUNREGELINGEN

Artikel 17

Samenwerking op grond van artikel 93, lid 1, van het Verdrag

1.  De Commissie ontvangt van de betrokken lidstaat alle nodige informatie om in samenspraak met deze lidstaat krachtens artikel 93, lid 1, van het Verdrag de bestaande steunregelingen te kunnen onderzoeken.

2.  Indien de Commissie van mening is dat een steunregeling niet of niet langer verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, stelt zij de betrokken lidstaat van haar eerste oordeel in kennis en geeft zij de betrokken lidstaat de gelegenheid om binnen een termijn van één maand zijn opmerkingen in te dienen. In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie deze termijn verlengen.

Artikel 18

Voorstel voor dienstige maatregelen

Indien de Commissie, in het licht van de door een lidstaat overeenkomstig artikel 17 verstrekte informatie, tot de gevolgtrekking komt dat de bestaande steunregeling niet of niet langer verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, geeft zij een aanbeveling waarbij de betrokken lidstaat dienstige maatregelen worden voorgesteld. Die aanbeveling kan met name voorstellen inhouden om:

a) de betrokken steunregeling inhoudelijk te wijzigen, of

b) procedurele vereisten in te voeren, of

c) de steunregeling of te schaffen.

Artikel 19

Rechtsgevolgen van een voorstel voor dienstige maatregelen

1.  Indien de betrokken lidstaat de voorgestelde maatregelen aanvaardt en de Commissie daarvan in kennis stelt, legt de Commissie dit vast en deelt zij dit aan de lidstaat mede. Door zijn aanvaarding verbindt de lidstaat zich ertoe de dienstige maatregelen ten uitvoer te leggen.

2.  Indien de betrokken lidstaat de voorgestelde maatregelen niet aanvaardt en de Commissie, gelet op de argumenten van de betrokken lidstaat, bij haar zienswijze blijft dat die maatregelen noodzakelijk zijn, leidt zij de procedure van artikel 4, lid 4, in. De artikelen 6, 7 en 9 zijn mutatis mutandis van toepassing.



HOOFDSTUK VI

BELANGHEBBENDEN

Artikel 20

Rechten van de belanghebbenden

1.  Elke belanghebbende kan overeenkomstig artikel 6 opmerkingen indienen naar aanleiding van een beschikking van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden. Elke belanghebbende die opmerkingen heeft ingediend en elke ontvanger van individuele steun krijgt een afschrift van de door de Commissie overeenkomstig artikel 7 gegeven beschikking toegezonden.

2.  Elke belanghebbende kan de Commissie in kennis stellen van beweerdelijk onrechtmatige steun en van beweerd misbruik van steun. Indien de Commissie op basis van de informatie waarover zij beschikt meent dat er onvoldoende gronden zijn om in de zaak een standpunt in te nemen, stelt zij de belanghebbende daarvan op de hoogte. Indien de Commissie een beschikking geeft in een geval dat betrekking heeft op het onderwerp van de verstrekte informatie, zendt zij de belanghebbende een afschrift van die beschikking.

3.  Desgewenst ontvangt elke belanghebbende een afschrift van krachtens artikel 4, artikel 7, artikel 10, lid 3, en artikel 11 gegeven beschikkingen.



HOOFDSTUK VII

TOEZICHT

Artikel 21

Jaarverslagen

1.  De lidstaten dienen bij de Commissie jaarlijks een verslag in over alle bestaande steunregelingen waarvoor bij een voorwaardelijke beschikking op grond van artikel 7, lid 4, geen specifieke rapportageverplichting is opgelegd.

2.  Indien de betrokken lidstaat na aanmaning verzuimt een jaarverslag in te dienen, kan de Commissie met betrekking tot de betrokken steunregeling handelen overeenkomstig artikel 18.

Artikel 22

Controle ter plaatse

1.  Indien de Commissie ernstige twijfel heeft over de naleving van beschikkingen om geen bezwaar te maken, positieve beschikkingen of voorwaardelijke beschikkingen met betrekking tot individuele steun, stelt de betrokken lidstaat, na de gelegenheid te hebben gekregen opmerkingen in te dienen, de Commissie in staat om controles ter plaatse te verrichten.

2.  Teneinde na te gaan of is voldaan aan de beschikking, mogen de door de Commissie gemachtigde ambtenaren:

a) alle ruimten en terreinen van de betrokken onderneming betreden;

b) ter plaatse mondelinge uitleg vragen;

c) boeken en andere zakelijke bescheiden onderzoeken en kopieën maken of verlangen.

Indien nodig kan de Commissie zich door onafhankelijke deskundigen laten bijstaan.

3.  De Commissie zendt de betrokken lidstaat tijdig een aankondiging van de controle ter plaatse, met vermelding van de identiteit van de in haar opdracht handelende ambtenaren en deskundigen. Indien de lidstaat naar behoren gerechtvaardigde bezwaren heeft tegen de door de Commissie gekozen deskundigen, worden de deskundigen in onderlinge overeenstemming met de lidstaat aangesteld. De ambtenaren van de Commissie en de deskundigen die bevoegd zijn de controle ter plaatse te verrichten, leggen een schriftelijke machtiging voor waarin voorwerp en doel van de controle zijn beschreven.

4.  Ambtenaren die gemachtigd zijn door de lidstaat op het grondgebied waarvan de controle dient te worden verricht, mogen de controle bijwonen.

5.  De Commissie verstrekt de betrokken lidstaat een afschrift van elk verslag dat ingevolge de controle wordt opgesteld.

6.  Wanneer een onderneming zich verzet tegen een controle waartoe de Commissie krachtens dit artikel opdracht heeft gegeven, verleent de betrokken lidstaat aan de door de Commissie gemachtigde ambtenaren en deskundigen de nodige bijstand, teneinde hen in staat te stellen de controle te verrichten. Daartoe nemen de lidstaten, na raadpleging van de Commissie, binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de nodige maatregelen.

Artikel 23

Niet-naleving van beschikkingen en arresten

1.  Indien de betrokken lidstaat, met name in gevallen bedoeld in artikel 14, niet voldoet aan een voorwaardelijke of negatieve beschikking, kan de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het Verdrag de zaak rechtstreeks bij het Hof van Justitie aanhangig maken.

2.  Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen niet is nagekomen, kan zij de zaak verder afhandelen overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag.



HOOFDSTUK VIII

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 24

Geheimhoudingsplicht

De Commissie en de lidstaten, alsmede hun ambtenaren en overige personeelsleden, met inbegrip van de door de Commissie aangewezen onafhankelijke deskundigen, mogen de informatie die zij bij de toepassing van deze verordening hebben verkregen en die onder de geheimhoudingsplicht valt, niet openbaar maken.

Artikel 25

Adressaten van de beschikkingen

De overeenkomstig de hoofdstukken II, III, IV, V en VII gegeven beschikkingen worden tot de betrokken lidstaat gericht. De Commissie stelt de betrokken lidstaat er onverwijld van in kennis en geeft hem de gelegenheid om de Commissie mee te delen welke informatie volgens hem onder de geheimhoudingsplicht valt.

Artikel 26

Bekendmaking van beschikkingen

1.  De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een samenvatting bekend van haar beschikkingen uit hoofde van artikel 4, leden 2 en 3, en artikel 18 juncto artikel 19, lid 1. Die samenvatting houdt de vermelding in dat een afschrift van de beschikking in de authentieke taalversie(s) kan worden verkregen.

2.  De Commissie maakt beschikkingen uit hoofde van artikel 4, lid 4, in de authentieke taalversie bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In de andere taalversies van het Publicatieblad dan die van de authentieke taalversie gaat de authentieke taalversie vergezeld van een relevante samenvatting in de taal van die taalversie van het Publicatieblad.

3.  De Commissie maakt beschikkingen uit hoofde van artikel 7 bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

4.  In gevallen waarin artikel 4, lid 6, of artikel 8, lid 2, van toepassing is, wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een korte mededeling bekendgemaakt.

5.  De Raad kan met eenparigheid van stemmen besluiten om beschikkingen uit hoofde van artikel 93, lid 2, derde alinea, van het Verdrag bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 27

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie is bevoegd om, volgens de procedure van artikel 29 uitvoeringsbepalingen vast te stellen, met betrekking tot de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van aanmeldingen, de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van jaarverslagen, nadere details van de termijnen en de berekening ervan, alsmede met betrekking tot het rentepercentage bedoeld in artikel 14, lid 2.

Artikel 28

Raadgevend Comité inzake overheidssteun

Er wordt een Raadgevend Comité inzake overheidssteun ingesteld, hierna „comité” genoemd. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

Artikel 29

Raadpleging van het comité

1.  De Commissie raadpleegt het comité alvorens zij uitvoeringsbepalingen uit hoofde van artikel 27 aanneemt.

2.  Het comité wordt geraadpleegd tijdens een door de Commissie bijeengeroepen vergadering. De te bespreken ontwerpen en documenten worden bij de convocatie gevoegd. De vergadering wordt ten vroegste twee maanden na toezending van de convocatie gehouden. Deze termijn kan in urgente gevallen worden verkort.

3.  De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt, indien nodig bij stemming, advies uit binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de zaak kan vaststellen.

4.  Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. Het comité kan aanbevelen het advies bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

5.  De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met het advies.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB C 116 van 16. 4. 1998, blz. 13.

( 2 ) Advies uitgebracht op 14 januari 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 3 ) PB C 284 van 14. 9. 1998, blz. 10.