1999D0478 — NL — 20.12.2004 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 1999

inzake vernieuwing van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 2042)

(1999/478/EG)

(PB L 187, 20.7.1999, p.70)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

BESLUIT VAN DE COMMISSIE van 16 december 2004

  L 370

91

17.12.2004




▼B

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 1999

inzake vernieuwing van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 2042)

(1999/478/EG)



DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

(1)

Overwegende dat het voor de Commisie van belang is om over de vraagstukken die rijzen bij de vaststelling van een gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het advies van de betrokken belangensferen in te winnen;

(2)

Overwegende dat bij Besluit 71/128/EEG van de Commissie ( 1 ), waarvan de tekst laatstelijk is vervangen door Besluit 89/4/EEG ( 2 ), gewijzigd bij Besluit 97/246/EG ( 3 ), een Raadgevend Comité voor de visserij (RCV) is ingesteld;

(3)

Overwegende dat het dienstig lijkt om, in het kader van het RCV, de dialoog over de vaststelling en het beheer van het GVB uit te breiden tot alle betrokken belangensferen, met name tot de sector aquacultuur en andere organisaties dan beroepsorganisaties; overwegende dat daartoe de structuur van het Comité moet worden herzien;

(4)

Overwegende dat, om de opstelling van analyses en gemeenschappelijke standpunten over het GVB te stimuleren, de leden van het RCV moet worden verzocht bij voorrang de vraagstukken te behandelen die voor hen van belang zijn;

(5)

Overwegende dat het voor een goede werking van het comité noodzakelijk is het aantal leden ervan te beperken;

(6)

Overwegende dat het dienstig is de mogelijkheden voor de dialoog te vergroten via een betere combinatie van de werkzaamheden van de voltallige vergadering die de hoofdlijnen van de werkzaamheden van het comité moet bepalen en adviezen moet uitbrengen enerzijds en van de activiteiten van de werkgroepen die deze adviezen moeten voorbereiden anderzijds;

(7)

Overwegende dat de ambtstermijn van de leden van het comité afloopt op 31 juli 1999, na een overgangsperiode die is vastgesteld om een hervorming van dit comité mogelijk te maken, en dat het dus dienstig is in de tekst van het besluit de nodige wijzigingen in de hierboven aangegeven zin aan te brengen;

(8)

Overwegende dat, duidelijkheidshalve, de tekst van Besluit 71/128/EEG moet worden vervangen,

BESLUIT:



Artikel 1

1.  Bij de Commissie wordt een Raadgevend comité voor de visserij en de aquacultuur ingesteld, dat bestaat uit een voltallige vergadering, hiena „het comité” te noemen, en de vier werkgroepen als bedoeld in artikel 7.

2.  Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de volgende belangensferen: de representatieve beroepsorganisaties van de ondernemingen uit de sector productie, verwerking of afzet van visserij- en aquacultuurproducten en de niet-beroepsorganisaties die de consumenten-, milieu- en ontwikkelingsbelangen vertegenwoordigen.

3.  In de in artikel 7 vermelde groepen hebben bovendien ook deskundigen uit de visserijsector zitting die wetenschappelijke en/of economische organisaties, kredietinstellingen en organisaties van bedrijven voor de eerste afzet op de markt (visafslagen) vertegenwoordigen.

Artikel 2

Het comité kan door de Commissie worden geraadpleegd over vraagstukken die verband houden met de regelingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name over de maatregelen die de Commissie moet nemen in het kader van deze regelingen, alsmede over economische en sociale vraagstukken in de viserijsector, met uitzondering van die welke betrekking hebben op werkgevers en werknemers, als sociale partners, in de visserijsector of die vraagstukken, op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van één of meer van zijn leden, in behandeling nemen.

Artikel 3

▼M1

Het comité bestaat uit 21 leden, hierna „leden van het comité” te noemen.

▼B

1. Er wordt één zetel toegekend aan elk van de elf volgende belangensferen, die zijn genummerd van 1. tot 11. Voor elk van deze elf zetels worden een gewoon lid en een plaatsvervangend lid aangewezen:



Beroepsorganisaties:

Visserijorganisaties:

1.  Particuliere reders

2.  Rederscoöperaties

3.  Producentenorganisaties

Aquacultuurbedrijven:

4.  Kwekers van schaal- en schelpdieren

5.  Viskwekers

Verwerkings- en afzetbedrijven:

6.  Verwerkers

7.  Handelaars (groothandelaars, invoer/uitvoer).

Werknemersorganisaties:

8.  Vissers en werknemers in dienst van vissersbedrijven

Niet-beroepsorganisaties die belang hebben bij het GVB:

 

9.  Verbruikers

 

10.  Milieu

 

11.  Ontwikkeling

▼M1

2. In het comité hebben bovendien rechtens zitting de voorzitter en de vice-voorzitter van het comité voor de sectoriële dialoog „visserij” en de voorzitters en vice-voorzitters van de werkgroepen 1, 2, 3 en 4, zoals bedoeld in artikel 7.

▼B

Artikel 4

1.  De leden van het comité worden door de Commissie benoemd op voordracht van de op het vlak van de Gemeenschap bestaande beroepsorganisaties die het meest representatief zijn voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde belangensferen. De vertegenwoordiger van de consumenten wordt voorgedragen door het Consumentencomité ( 4 ).

Voor elk van de beschikbare zetels, met uitzondering van de zetels die zijn gereserveerd voor het comité voor de sectoriële dialoog in de visserijsector, stellen deze organisaties twee kandidaten van verschillende nationaliteit voor. Voor de zetels die worden toegekend aan de in artikel 3, lid 1, bedoelde belangensferen worden in de voorstellen de naam van het gewone lid en die van de plaatsvervanger vermeld.

De leden van het comité worden benoemd voor een periode van drie jaar. De leden kunnen opnieuw worden benoemd. Voor de functies die de leden van het Comité vervullen wordt geen bezoldiging toegekend.

Na afloop van de ambtstermijn van drie jaar blijven de leden van het comité in functie totdat in hun vervanging of in de verlenging van hun ambtstermijn is voorzien.

De ambtstermijn van een lid eindigt vóór het aflopen van de periode van drie jaar bij ontslagneming of overlijden.

De ambtstermijn van een lid kan ook worden beëindigd indien de organisatie die hem heeft voorgedragen zijn vervanging vraagt.

Het lid wordt voor de resterende periode van zijn ambtstermijn vervangen volgens de procedure van lid 1.

2.  De lijst van de leden van het comité wordt ter informatie door de Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Het comité kiest voor en periode van drie jaar een voorzitter en twee vice-voorzitters. Zij worden verkozen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden.

Het dagelijks bestuur van het comité bestaat uit de in artikel 3, lid 2, bedoelde leden van het comité, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de reders die lid is van het Comité voor de sectoriële dialoog.

Het dagelijks bestuur kiest zijn voorzitter en is belast met de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de in artikel 7 bedoelde werkgroepen.

Artikel 6

Op verzoek van een van in artikel 4, lid 1, bedoelde organisaties kan de voorzitter een afgevaardigde van deze organisatie uitnodigen om de vergaderingen van het comité bij te wonen. Hij kan onder dezelfde voorwaarden iedere persoon die bijzonder competent is met betrekking tot een bepaald agendapunt verzoeken als deskundige aan de werkzaamheden van het comité deel te nemen. De plaatsvervangende leden kunnen op eigen kosten als waarnemers aan de vergaderingen deelnemen.

Artikel 7

Het comité richt vier werkgroepen op om zijn adviezen voor te bereiden.

De namen van deze groepen, het schema voor voorzitterschap en vice-voorzitterschap daarvan, en de samenstelling van de werkgroepen zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

De deelnemers aan de werkgroepen worden in overleg met de Commisie, op basis van de agenda van elke vergadering, gekozen door de organisaties die op het vlak van de Gemeenschap het meest representatief zijn. De vertegenwoordigers voor de biologie of economie worden gekozen door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij ( 5 ). De Commisie kan, naar gelang van de agenda, bijkomende deskundigen aanwijzen.

Artikel 8

1.  Het comité wordt door de Commissie bijeengeroepen aan de hand van een jaarlijks werkprogramma dat in overleg met de Commissie wordt vastgesteld. Het dagelijks bestuur wordt door de voorzitter in overleg met de Commisie bijeengeroepen.

2.  De vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het comité, het dagelijks bestuur of de werkgroepen.

3.  De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat van het comité, van het dagelijks bestuur en van de werkgroepen.

4.  In overleg met de Commissie stelt het comité de regels vast voor de uitvoering van het werkprogramma, de voorbereiding van de vergaderingen, het verloop van de zittingen, de notulen, de officiële standpunten of samenvattingen van conclusies en de formulering van de adviezen of aanbevelingen.

Artikel 9

Het comité moet advies uitbrengen over de verzoeken daartoe die door de Commissie zijn gedaan, alsmede over de onderwerpen die in zijn werkprogramma zijn vermeld.

De Commissie mag, wanneer zij het comité om advies vraagt, de termijn bepalen waarbinnen het advies moet worden uitgebracht.

De standpunten van de in het comité vertegenwoordigde belangensferen worden vermeld in een verslag dat aan de Commissie wordt toegezonden.

In geval van een eenstemmig advies stelt het comité gemeenschappelijke conclusies op die bij het verslag van de besprekingen worden gevoegd.

Artikel 10

Onverminderd het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag, mogen de leden van het comité en van de werkgroepen de inlichtingen die hun in verband met de werkzaamheden van het comité of de werkgroepen bekend zijn geworden, niet openbaar maken, indien de Commissie mededeelt dat het gevraagde advies of de gestelde vraag betrekking heeft op een aangelegenheid van vertrouwelijke aard.

In dat geval nemen alleen de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie aan de vergaderingen deel.

Artikel 11

Besluit 71/128/EEG en Besluit 97/247/EG van de Commissie ( 6 ) betreffende de instelling van een gespecialiseerde afdeling „aquacultuur” in het Raadgevend Comité voor de visserij worden ingetrokken.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1999.




BIJLAGE

In artikel 7 bedoelde werkgroepen

1.   Namen van de werkgroepen

Groep 1

:

Toegang tot de bestanden en beheer van de visserij

Groep 2

:

Aquacultuur: kweek van vis, schaal- en schelpdieren

Groep 3

:

Markten en handelspolitiek

Groep 4

:

Algemene vraagstukken: economie en analyse van de bedrijfstak

2.   Voorzitters en vice-voorzitters

Een vertegenwoordiger van de particuliere reders zit de werkgroepen 1 en 4 voor.

Een vertegenwoordiger van de rederscoöperaties is vice-voorzitter van werkgroep 1.

Het voorzitterschap en vice-voorzitterschap van werkgroep 2 wordt afwisselend waargenomen door een vertegenwoordiger van de viskwekers en een vertegenwoordiger van de kwekers van schaal-/schelpdieren.

Een vertegenwoordiger van de verwerkers zit werkgroep 3 voor.

Een vertegenwoordiger van de handelaars is vice-voorzitter van werkgroep 4.

Een vertegenwoordiger van de producentenorganisaties zit werkgroep 3 voor.

3.   Aantal zetels per belangensfeer



 

Groep 1

Groep 2

Groep 3

Groep 4

Particuliere reders

5

1

3

Rederscoöperaties

3

1

2

Vissers/werknemers

2

1

1

2

Producentenorganisaties

1

3

1

Viskwekers

6

1

1

Kwekers van schaal-/schelpdieren

4

1

1

Verwerkers

3

2

Handelaars

2

1

Consumenten

1

1

1

Milieu

1

1

1

1

Ontwikkeling

1

1

1

Biologie

1

1

Economie

1

1

1

1

Banken

1

1

Visafslagen en havens

1

 

15

15

19

18

Naar gelang van de punten op de agenda kan de Commissie andere deskundigen uitnodigen.



( 1 ) PB L 68 van 22.3.1971, blz. 18.

( 2 ) PB L 5 van 7.1.1989, blz. 33.

( 3 ) PB L 97 van 12.4.1997, blz. 27.

( 4 ) PB L 162 van 13.7.1995, blz. 37.

( 5 ) PB L 297 van 2.12.1993, blz. 25.

( 6 ) PB L 97 van 12.4.1997, blz. 28.