01998L0041 — NL — 21.12.2019 — 003.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 98/41/EG VAN DE RAAD

van 18 juni 1998

inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen

(PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2002/84/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 5 november 2002

  L 324

53

29.11.2002

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 1137/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 oktober 2008

  L 311

1

21.11.2008

►M3

RICHTLIJN (EU) 2017/2109 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 november 2017

  L 315

52

30.11.2017




▼B

RICHTLIJN 98/41/EG VAN DE RAAD

van 18 juni 1998

inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen



Artikel 1

Het doel van deze richtlijn is de veiligheid en reddingskansen te verhogen van passagiers en bemanning van passagiersschepen die vanuit of naar havens van de lidstaten van de Gemeenschap varen en een doeltreffender aanpak mogelijk te maken van de opsporings- en reddingsoperaties en de verdere afwikkeling van de gevolgen van een ongeluk.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

 „personen”: alle opvarenden, ongeacht hun leeftijd;

▼M3

 „passagiersschip”: schip of hogesnelheidsvaartuig dat bestemd is voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;

▼B

 „hogesnelheidsvaartuig”: een hogesnelheidsvaartuig als omschreven in voorschrift 1 van hoofdstuk X van het Solas-Verdrag van 1974, ►M1  als van kracht ◄ ;

 „maatschappij”: de eigenaar van het passagiersschip of iedere andere organisatie of persoon zoals de bedrijfsvoerder of scheepsbevrachter die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het passagiersschip van de eigenaar heeft overgenomen;

 „ISM-Code”: International Safety Management Code voor de veilige exploitatie van schepen en voor preventie van verontreiniging, welke door de algemene vergadering van de IMO is goedgekeurd bij resolutie A.741 (18) van 4 november 1993;

▼M3

 „passagiersregistratiebeambte”: in voorkomend geval, de verantwoordelijke persoon die door een maatschappij is aangewezen om aan de verplichtingen van de ISM-code te voldoen, dan wel een persoon die door een maatschappij is aangewezen als verantwoordelijke voor de overdracht van de gegevens van personen die aan boord zijn gegaan van een passagiersschip van de maatschappij;

 „aangewezen instantie”: de bevoegde instantie van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de opsporings- en reddingsoperaties of betrokken is bij de nasleep van een ongeval en die toegang heeft tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens;

▼B

 „mijl”: 1 852 meter;

▼M3 —————

▼M3

 „geregelde dienst”: een reeks oversteken door een schip waarmee de verbinding tussen dezelfde twee of meer havens wordt onderhouden, of een reeks reizen van en naar dezelfde haven waarbij geen tussenliggende havens worden aangedaan, hetzij:

▼B

 

a) volgens een gepubliceerde dienstregeling; hetzij

b) met zo geregelde of frequente overtochten dat deze een herkenbare systematische reeks vormen;

 „derde land”: elk land dat geen lidstaat is;

▼M3

 „havengebied”: een gebied als gedefinieerd in artikel 2, onder r), van Richtlijn 2009/45/EG;

 „plezierjacht of pleziervaartuig”: vaartuig dat niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt, ongeacht de voortstuwingsmiddelen ervan.

▼M3

Artikel 3

1.  Deze richtlijn is van toepassing op passagiersschepen, met uitzondering van:

 oorlogsschepen en troepentransportschepen,

 plezierjachten en pleziervaartuigen,

 schepen die uitsluitend in havengebieden of binnenwateren worden gebruikt.

2.  Lidstaten zonder zeehavens en zonder passagiersschepen onder hun vlag die onder deze richtlijn vallen, mogen afwijken van de bepalingen van deze richtlijn, behalve van de verplichting in de tweede alinea.

De lidstaten die van een afwijking gebruik wensen te maken, delen de Commissie uiterlijk op 21 december 2019 mee of aan de voorwaarden is voldaan, en houden de Commissie vervolgens jaarlijks op de hoogte van elke verdere wijziging. Deze lidstaten mogen onder deze richtlijn vallende passagiersschepen niet toestaan onder hun vlag te varen zolang zij de richtlijn niet hebben omgezet en uitgevoerd.

▼B

Artikel 4

1.  Voordat een passagiersschip uit een in een lidstaat gelegen haven vertrekt, moeten alle opvarenden worden geteld.

▼M3

2.  Vóór het vertrek van een passagiersschip wordt het aantal opvarenden meegedeeld aan de kapitein van het schip en met passende technische middelen gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) ingestelde elektronische platform of, indien de lidstaat dit wenst, meegedeeld via het automatisch identificatiesysteem aan de aangewezen instantie.

Gedurende een overgangsperiode van zes jaar met ingang van 20 december 2017 kunnen de lidstaten toestaan dat gegevens nog worden meegedeeld aan de passagiersregistratiebeambte van de maatschappij of het systeem aan de wal van de maatschappij dat hetzelfde doel dient, in plaats van te vereisen dat het aan het elektronische platform of via het automatisch identificatiesysteem aan de aangewezen instantie wordt gemeld.

Artikel 5

1.  Indien een passagiersschip vanuit een haven in een lidstaat vertrekt voor een reis waarvan de afstand tussen het vertrekpunt en de volgende aanloophaven meer dan 20 zeemijl bedraagt, worden de volgende gegevens geregistreerd:

 de familienamen van de opvarenden, hun voornamen, hun geslacht, hun nationaliteit en hun geboortedatum;

 door passagiers op eigen initiatief verstrekte informatie in verband met speciale zorg of bijstand die in een noodsituatie noodzakelijk kan zijn;

 indien de lidstaat daarvoor kiest, een door passagiers op eigen initiatief verstrekt contactnummer voor noodsituaties.

2.  De in lid 1 vermelde gegevens worden vóór het vertrek van het passagiersschip verzameld en bij het vertrek van het passagiersschip, d.w.z. ten laatste binnen 15 minuten na het vertrek van dat schip, gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform.

3.  Gedurende een overgangsperiode van zes jaar met ingang van 20 december 2017 kunnen de lidstaten toestaan dat gegevens nog worden meegedeeld aan de passagiersregistratiebeambte van de maatschappij of het systeem aan de wal van de maatschappij dat hetzelfde doel dient, in plaats van te vereisen dat het aan het elektronische platform wordt gemeld.

4.  Onverminderd andere wettelijke verplichtingen overeenkomstig de Uniewetgeving en de nationale wetgeving inzake gegevensbescherming mogen in het kader van deze richtlijn verzamelde persoonsgegevens niet voor andere doeleinden worden verwerkt of gebruikt. Deze persoonsgegevens worden altijd behandeld overeenkomstig het Unierecht inzake gegevensbescherming en privacy, en worden automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze niet meer nodig zijn.

▼B

Artikel 6

1.  De lidstaten moeten voor onder hun vlag varende passagiersschepen die uit een buiten de Gemeenschap gelegen haven vertrekken met als bestemming een haven binnen de Gemeenschap, de maatschappij verplichten ervoor te zorgen dat de gegevens overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, worden verstrekt zoals bepaald in artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2.

▼M3

2.  Voor schepen die onder de vlag van een derde land varen, uit een haven buiten de Unie vertrekken en als bestemming een haven op het grondgebied van een lidstaat hebben, moet de betrokken lidstaat de maatschappij ertoe verplichten de in artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens te verstrekken overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2.

▼B

3.  Wanneer lidstaten krachtens de desbetreffende Solas-bepalingen met betrekking tot de passagiersgegevens vrijstellingen of ontheffingen verlenen aan onder hun eigen vlag varende schepen die, komend uit havens buiten de Gemeenschap, havens binnen de Gemeenschap aandoen, mogen zij dit alleen doen volgens de in de bepalingen van deze richtlijn neergelegde voorwaarden voor vrijstellingen of afwijkingen.

Artikel 7

De kapitein draagt er voor het vertrek zorg voor dat het aantal opvarenden van een passagiersschip dat vertrekt uit een in een lidstaat gelegen haven niet groter is dan het aantal opvarenden dat het passagiersschip mag vervoeren.

▼M3

Artikel 8

1.  Alle maatschappijen die de verantwoordelijkheid dragen voor de exploitatie van een passagiersschip moeten, wanneer dat vereist is krachtens de artikelen 4 en 5 van deze richtlijn, een passagiersregistratiebeambte aanstellen die belast wordt met het melden van de in die artikelen bedoelde gegevens aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform of aan de aangewezen instantie via het automatisch identificatiesysteem.

2.  Overeenkomstig artikel 5 van deze richtlijn verzamelde persoonsgegevens worden door de maatschappij niet langer bewaard dan voor de toepassing van deze richtlijn noodzakelijk is, en in ieder geval uiterlijk totdat de betrokken reis van het schip veilig is voltooid en de gegevens zijn gemeld aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform. Onverminderd andere specifieke wettelijke verplichtingen krachtens het Unierecht of het nationale recht, onder meer voor statistische doeleinden, worden de gegevens automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze daartoe niet meer nodig zijn.

3.  Elke maatschappij zorgt ervoor dat gegevens over passagiers die hebben verklaard in noodsituaties speciale zorg of bijstand nodig te hebben, terdege worden geregistreerd en vóór het vertrek van het passagiersschip aan de kapitein worden meegedeeld.

▼B

Artikel 9

1.  Een lidstaat uit een haven waarvan een passagiersschip vertrekt, mag de in artikel 5 vermelde 20-mijlsdrempel verlagen.

Besluiten over de verlaging van deze drempel voor reizen tussen twee havens in verschillende lidstaten moeten door deze lidstaten gezamenlijk worden genomen.

▼M3

2.  Een lidstaat uit wiens haven een passagiersschip vertrekt, kan het passagiersschip vrijstellen van de verplichting het aantal opvarenden te melden aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 2010/65/EU ingestelde elektronische platform, mits het betrokken schip geen hogesnelheidsvaartuig is, het geregelde diensten onderhoudt met een reisafstand van minder dan één uur tussen aanloophavens die uitsluitend in zeegebied D als vastgesteld krachtens artikel 4 van Richtlijn 2009/45/EG gelegen zijn, en de nabijheid van opsporings- en reddingsvoorzieningen in dat zeegebied is verzekerd.

Een lidstaat kan passagiersschepen die reizen uitvoeren tussen twee havens of van en naar dezelfde haven en daarbij geen tussenliggende havens aandoen, vrijstellen van de in artikel 5 van deze richtlijn neergelegde verplichtingen, mits het betrokken schip uitsluitend in zeegebied D als vastgesteld krachtens artikel 4 van Richtlijn 2009/45/EG opereert, en de nabijheid van opsporings- en reddingsvoorzieningen in dat zeegebied is verzekerd.

▼M3

In afwijking van artikel 5, lid 2, en onverminderd de in artikel 5, lid 3, neergelegde overgangsperiode, hebben de volgende lidstaten het recht de volgende vrijstellingen toe te passen:

i) Duitsland kan de termijnen voor het verzamelen en melden van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens verlengen tot één uur na vertrek in het geval van passagiersschepen die van en naar het eiland Helgoland varen, en

ii) Denemarken en Zweden kunnen de termijnen voor het verzamelen en melden van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens verlengen tot één uur na vertrek in het geval van passagiersschepen die van en naar het eiland Bornholm varen.

▼B

3.  In de in lid 2 vermelde omstandigheden dient de volgende procedure te worden gevolgd:

▼M3

a) De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van zijn besluit om een vrijstelling te verlenen van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5, met opgave van gegronde redenen daarvoor. Deze kennisgeving gebeurt door middel van een daartoe door de Commissie opgezette en bijgehouden databank, die voor de Commissie en de lidstaten toegankelijk is. De Commissie maakt de getroffen maatregelen bekend op een publiekelijk toegankelijke website;

b) Indien de Commissie binnen zes maanden na een dergelijke kennisgeving van mening is dat de vrijstelling niet gerechtvaardigd is of de mededinging kan schaden, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de lidstaat te verplichten zijn besluit te wijzigen of in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

4.  Met betrekking tot geregelde diensten in wateren waarin de jaarlijkse waarschijnlijkheid van significante golfhoogten van meer dan twee meter geringer is dan 10 % en

 indien de reis niet meer bedraagt dan ongeveer 30 mijl vanaf het vertrekpunt, of

 indien het voornaamste doel van de dienst is het onderhouden van geregelde verbindingen met afgelegen gemeenschappen voor gebruikelijke doeleinden,

kan een lidstaat uit de haven waarvan een passagiersschip vertrekt voor een binnenlandse reis, of kunnen twee lidstaten tussen de havens waarvan passagiersschepen verbindingen onderhouden, de Commissie verzoeken om volledige of gedeeltelijke ontheffing van de verplichting om de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens te registreren indien hij/zij van mening is/zijn dat dit voor de maatschappijen onuitvoerbaar is.

Met het oog hierop dient te worden bewezen dat het onuitvoerbaar is, deze gegevens te verzamelen. Daarnaast dient te worden aangetoond dat in het gebied waarin dergelijke schepen varen, navigatiesystemen aan de wal en betrouwbare weersvoorspellingen voorhanden zijn en dat voldoende opsporings- en reddingsfaciliteiten beschikbaar zijn. Krachtens dit lid verleende ontheffingen mogen geen nadelige gevolgen hebben voor de concurrentie.

▼M3

Het verzoek wordt bij de Commissie ingediend via de databank bedoeld in lid 3. Indien de Commissie binnen zes maanden na een dergelijk verzoek van mening is dat de afwijking niet gerechtvaardigd is of de mededinging kan schaden, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de lidstaat te verplichten het voorgestelde besluit te wijzigen of niet vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

5.  Een lidstaat mag krachtens deze richtlijn aan uit zijn havens vertrekkende passagiersschepen geen vrijstelling of ontheffing verlenen wanneer zij varen onder de vlag van een derde land dat verdragsluitende partij is bij Solas, en zij krachtens de desbetreffende Solas-bepalingen niet in aanmerking komen voor de toepassing van dergelijke vrijstellingen.

▼M3

Artikel 10

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat maatschappijen een procedure voor de registratie van gegevens hebben die waarborgt dat de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens nauwkeurig en tijdig worden gemeld.

2.  Elke lidstaat wijst de instantie aan die toegang krijgt tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens. De lidstaten zorgen ervoor dat die aangewezen instantie in een noodsituatie of in de nasleep van een ongeval onmiddellijk toegang heeft tot de krachtens deze richtlijn vereiste gegevens.

3.  Overeenkomstig artikel 5 verzamelde persoonsgegevens worden door de lidstaten niet langer bewaard dan voor de toepassing van deze richtlijn noodzakelijk is, en in ieder geval niet langer dan:

a) tot het moment waarop de betrokken reis van het schip veilig is voltooid, maar in elk geval niet langer dan zestig dagen na het vertrek van het schip, of

b) in het geval van een noodsituatie of in de nasleep van een ongeval, totdat de mogelijke onderzoeken of gerechtelijke procedures zijn afgerond.

4.  Onverminderd andere specifieke wettelijke verplichtingen krachtens het Unierecht of het nationale recht, onder meer verplichtingen voor statistische doeleinden, worden de gegevens automatisch en zonder onnodige vertraging gewist zodra ze voor de toepassing van deze richtlijn niet meer nodig zijn.

Artikel 11

1.  Voor de toepassing van deze richtlijn worden de vereiste gegevens zodanig verzameld en geregistreerd dat de passagiers bij het in- of uitschepen geen onnodige vertraging oplopen.

2.  Vermeden wordt dat op eenzelfde of vergelijkbare route meermaals gegevens worden verzameld.

▼M3

Artikel 11 bis

1.  De verwerking van persoonsgegevens krachtens deze richtlijn geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ).

2.  De verwerking van persoonsgegevens door instellingen en organen van de Unie krachtens deze richtlijn, onder meer in het elektronische platform en het SafeSeaNet, geschiedt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

▼M3

Artikel 12

1.  In uitzonderlijke omstandigheden, en indien terdege gemotiveerd door een adequate analyse van de Commissie en met het oog op het voorkomen van een ernstige en onaanvaardbare dreiging voor de maritieme veiligheid, dan wel van onverenigbaarheid met de maritieme Uniewetgeving, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 12 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn in die zin te wijzigen dat een wijziging van de in artikel 2 bedoelde internationale instrumenten niet wordt toegepast in het kader van deze richtlijn.

2.  Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de internationaal vastgestelde periode voor stilzwijgende goedkeuring van de betreffende wijziging of de beoogde datum van inwerkingtreding van die wijziging vastgesteld. In de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van een dergelijke gedelegeerde handeling nemen de lidstaten geen initiatieven om die wijziging op te nemen in hun nationale wetgeving of om de wijziging van het betrokken internationaal instrument toe te passen.

▼M3

Artikel 12 bis

1.  De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 20 december 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 12 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼M2

Artikel 13

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS).

▼M3

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) van toepassing.

▼M3 —————

▼B

Artikel 14

De lidstaten voeren een systeem in van sancties voor overtredingen van de nationale bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

▼M3

Artikel 14 bis

De Commissie evalueert de uitvoering van deze richtlijn en deelt de resultaten van die evaluatie uiterlijk op 22 december 2026 mee aan het Europees Parlement en de Raad.

Uiterlijk op 22 december 2022 legt de Commissie een tussentijds verslag over de uitvoering van deze richtlijn voor aan het Europees Parlement en de Raad.

▼B

Artikel 15

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Artikel 5 wordt uiterlijk op 1 januari 2000 van toepassing.

2.  Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.  De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 16

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan.

Artikel 17

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).