01998L0026 — NL — 27.06.2019 — 005.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 98/26/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 mei 1998

betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

(PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2009/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 6 mei 2009

  L 146

37

10.6.2009

►M2

RICHTLIJN 2010/78/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Voor de EER relevante tekst van 24 november 2010

  L 331

120

15.12.2010

►M3

VERORDENING (EU) Nr. 648/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 4 juli 2012

  L 201

1

27.7.2012

►M4

VERORDENING (EU) Nr. 909/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 juli 2014

  L 257

1

28.8.2014

►M5

RICHTLIJN (EU) 2019/879 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 mei 2019

  L 150

296

7.6.2019




▼B

RICHTLIJN 98/26/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 mei 1998

betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen



DEEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op:

a) alle systemen zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), die beheerst worden door het recht van een lidstaat en die werken in eender welke valuta, in ►M1  euro ◄ of in verscheidene valuta’s die binnen het systeem onderling worden geconverteerd;

b) deelnemers aan een dergelijk systeem;

c) zakelijke zekerheden die gesteld worden in verband met:

 deelneming aan een systeem, of

▼M1

 transacties van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank in het kader van hun functie van centrale banken.

▼B

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) „systeem”: een formele overeenkomst:

▼M1

 tussen drie of meer deelnemers, niet meegerekend de systeemexploitant, noch in voorkomend geval een afwikkelende instantie, centrale tegenpartij, clearing house of indirecte deelnemer, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor de clearing, al dan niet via een centrale tegenpartij, of het uitvoeren van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers,

▼B

 waarop het recht van een door de deelnemers gekozen lidstaat van toepassing is. De deelnemers kunnen echter uitsluitend kiezen voor het recht van een lidstaat waarin ten minste een van hen zijn hoofdkantoor heeft,

▼M4

 die door de lidstaat waarvan het recht toepasselijk is, onverminderd strengere algemeen toepasselijke voorwaarden die door de nationale wet worden voorgeschreven, als systeem is aangemerkt en bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten is aangemeld, nadat die lidstaat zich ervan heeft vergewist dat de regels van het systeem adequaat zijn.

▼B

Onder de in de eerste alinea genoemde voorwaarden mag een lidstaat als een systeem aanmerken een dergelijke formele overeenkomst die behelst dat overboekingsopdrachten als bedoeld in onderdeel i), tweede streepje, worden uitgevoerd en dat in beperkte mate opdrachten met betrekking tot andere financiële instrumenten uitvoert, indien de lidstaat van oordeel is dat zulks in het licht van het systeemrisico geboden is.

Een lidstaat mag in individuele gevallen ook als een systeem aanmerken een formele overeenkomst tussen twee deelnemers, een eventueel aanwezige afwikkelende instantie, centrale tegenpartij, clearing house of indirecte deelnemer niet meegerekend, als die lidstaat van oordeel is dat zulks in het licht van het systeemrisico noodzakelijk is.

▼M1

Een tussen interoperabele systemen gesloten overeenkomst vormt geen systeem;

▼B

b) „instelling”:

▼M1

 een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) ( 1 ), met inbegrip van de instellingen bedoeld in artikel 2 van die richtlijn,

 een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten ( 2 ), met uitsluiting van de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 1, van die richtlijn,

▼B

 een overheidsinstantie of onderneming met over-heidsgarantie, of

 een onderneming met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap waarvan de werkzaamheden overeenstemmen met die van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen in de Gemeenschap, zoals omschreven in het eerste en tweede streepje,

die deelneemt aan een systeem en verantwoordelijkheid draagt voor het nakomen van de financiële verplichtingen die ontstaan uit overboekingsopdrachten binnen dat systeem.

Indien een systeem volgens de nationale wetgeving onder toezicht staat en uitsluitend overboekingsopdrachten als bedoeld in onderdeel i), tweede streepje, uitvoert, alsmede de uit dergelijke opdrachten voortvloeiende betalingen, kunnen de lidstaten bepalen dat ondernemingen die in dat systeem deelnemen en verantwoordelijkheid dragen voor het nakomen van de financiële verplichtingen die ontstaan uit overboekingsopdrachten binnen dat systeem, beschouwd kunnen worden als instellingen, op voorwaarde dat ten minste drie andere deelnemers aan dit systeem onder de in de eerste alinea genoemde categorieën vallen en dat zulks in het licht van het systeemrisico noodzakelijk is;

▼M5

c) „centrale tegenpartij” of „CTP”: een CTP als omschreven in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

▼B

d) „afwikkelende instantie”: een lichaam dat aan instellingen en/of een centrale tegenpartij die deelnemen aan systemen, afwikkelingsrekeningen beschikbaar stelt via welke overboekingsopdrachten binnen die systemen worden afgewikkeld, en dat in voorkomend geval aan die instellingen en/of centrale tegenpartijen krediet verleent voor afwikkelingsdoeleinden;

e) „clearing house”: een lichaam dat verantwoordelijk is voor de berekening van de nettoposities van de instellingen, een eventuele centrale tegenpartij en/of een eventuele afwikkelende instantie;

▼M5

f) „deelnemer”: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearinginstelling, een systeemexploitant of een clearinglid van een CTP waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

▼M1

g) „indirecte deelnemer”: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearing house of een systeemexploitant die contractueel verbonden is met een deelnemer in een systeem dat overboekingsopdrachten uitvoert, waardoor de indirecte deelnemer overboekingsopdrachten via het systeem kan doorgeven, mits de indirecte deelnemer bij de systeemexploitant bekend is;

h) „effecten”: alle instrumenten bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG;

▼B

i) „overboekingsopdracht”:

▼M1

 een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking op de rekeningen van een kredietinstelling, een centrale bank, een centrale tegenpartij of een afwikkelende instantie een geldbedrag ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals gedefinieerd in de regels van het systeem, of

▼B

 een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking in een register, of anderszins, de rechten op of de belangen in één of meer effecten over te boeken;

j) „insolventieprocedure”: elke collectieve maatregel waarin de wetgeving van een lidstaat of van een derde land voorziet, met het oog op de liquidatie of de sanering van de deelnemer indien een dergelijke maatregel gepaard gaat met opschorting van, of oplegging van beperkingen aan overboekingen of betalingen;

k) „verrekening (netting)”: het in één nettovordering of nettoverplichting omzetten van vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit overboekingsopdrachten die een deelnemer of deelnemers geeft/ geven aan of ontvangt/ontvangen van één of meer andere deelnemers, met als gevolg dat er alleen een nettovordering of een nettoverplichting ontstaat;

▼M1

l) „afwikkelingsrekening”: een rekening bij een centrale bank, een afwikkelende instantie of een centrale tegenpartij die gebruikt wordt voor het houden van geld of effecten en waarmee ook transacties tussen deelnemers aan een systeem worden afgewikkeld;

m) „zakelijke zekerheden”: alle realiseerbare activa, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, als zekerheid verschafte financiële activa als bedoeld in artikel 1, lid 4, onder a), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten ( 3 ) die zijn verstrekt in het kader van een pandgeving (inclusief geld dat in het kader van een pandgeving is verstrekt), retrocessie- of soortgelijke overeenkomst of anderszins tot zekerheid in verband met de rechten en verplichtingen die in verband met een systeem kunnen ontstaan, dan wel ten behoeve van de centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank;

▼M1

n) „werkdag” staat voor afwikkeling overdag zowel als s nachts en omvat alle gebeurtenissen die tijdens de bedrijfscyclus van een systeem plaatsvinden;

o) „interoperabele systemen”: twee of meer systemen waarvan de systeemexploitanten een onderlinge regeling getroffen hebben voor de uitvoering tussen de systemen van overboekingsopdrachten;

p) „systeemexploitant”: entiteit of entiteiten die wettelijk aansprakelijk is of zijn voor de werking van een systeem. Een systeemexploitant mag ook optreden als afwikkelende instantie, centrale tegenpartij of clearing house.

▼B



DEEL II

VERREKENING (NETTING) EN OVERBOEKINGSOPDRACHTEN

Artikel 3

▼M1

1.  Overboekingsopdrachten en verrekening zijn juridisch afdwingbaar en kunnen aan derden worden tegengeworpen, zelfs in geval van een insolventieprocedure tegen een deelnemer, mits de overboekingsopdrachten in het systeem zijn ingevoerd vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend. Dit is ook van toepassing bij een insolventieprocedure tegen een deelnemer (aan het betrokken systeem dan wel aan een interoperabel systeem) of tegen de systeemexploitant van een interoperabel systeem indien die geen deelnemer is.

Indien overboekingsopdrachten in een systeem worden ingevoerd nadat er een insolventieprocedure is geopend en worden uitgevoerd binnen de werkdag, als omschreven in de regels van het systeem, gedurende welke een dergelijke procedure wordt geopend, zijn deze uitsluitend juridisch afdwingbaar en kunnen deze slechts aan derden worden tegengeworpen indien de systeemexploitant kan aantonen dat hij op het tijdstip waarop deze opdrachten onherroepelijk werden, niet op de hoogte was noch had moeten zijn van de opening van een dergelijke procedure.

▼B

2.  Wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, regels of praktijken betreffende de nietigheid van overeenkomsten en transacties die zijn aangegaan vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend, mogen niet tot het ongedaan maken van een verrekening leiden.

3.  Het tijdstip van invoering van een overboekingsopdracht in een systeem wordt bepaald volgens de regels van dat systeem. Indien er in het nationale recht dat het systeem beheerst voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het tijdstip van invoering, moeten de regels van dat systeem in overeenstemming zijn met deze voorwaarden.

▼M1

4.  Bij interoperabele systemen stelt elk systeem in zijn eigen regels het tijdstip van invoering in het systeem zodanig vast dat er zoveel mogelijk voor wordt gezorgd dat de regels van alle betrokken interoperabele systemen in dit opzicht gecoördineerd worden. Tenzij zulks in de regels van alle systemen die van de operabele systemen deel uitmaken uitdrukkelijk is bepaald, laten de regels van de andere systemen waarmee een systeem interoperabel is, de in dat systeem gehanteerde regels over het tijdstip van invoering onverlet.

▼M1

Artikel 4

De lidstaten kunnen bepalen dat een tegen een deelnemer of systeemexploitant van een interoperabel systeem geopende insolventieprocedure niet belet dat middelen of effecten die op de afwikkelingsrekening van die deelnemer beschikbaar zijn gebruikt worden om de verplichtingen van die deelnemer in het systeem of in een interoperabel systeem na te komen, op de werkdag waarop de insolventieprocedure wordt geopend. Bovendien kunnen de lidstaten bepalen dat een met het systeem verbonden kredietfaciliteit van een dergelijke deelnemer, tegen beschikbare zakelijke zekerheden gebruikt wordt om de verplichtingen van die deelnemer in het systeem of in een interoperabel systeem na te komen.

▼B

Artikel 5

Vanaf het volgens de regels van een systeem bepaalde tijdstip mag een overboekingsopdracht noch door een deelnemer aan dat systeem, noch door een derde worden herroepen.

▼M1

Bij interoperabele systemen stelt elk systeem in zijn eigen regels het tijdstip van onherroepelijkheid zodanig vast dat er zoveel mogelijk voor wordt gezorgd dat de regels van alle betrokken interoperabele sustemen op dit punt gecoördineerd worden. Tenzij zulks in de regels van alle systemen die bij de interoperabele systemen zijn betrokken uitdrukkelijk is bepaald, laten de regels van de andere systemen waarmee een systeem interoperabel is, de in dat systeem gehanteerde regels over het tijdstip van onherroepelijkheid onverlet.

▼B



DEEL III

BEPALINGEN INZAKE INSOLVENTIEPROCEDURES

Artikel 6

1.  Voor de toepassing van deze richtlijn is het tijdstip waarop een insolventieprocedure wordt geopend, het moment waarop de ter zake bevoegde rechterlijke of administratieve instantie haar beslissing heeft gegeven.

2.  Wanneer overeenkomstig lid 1 een beslissing is gegeven, stelt de ter zake bevoegde rechterlijke of administratieve instantie de bevoegde autoriteit die door haar lidstaat is aangewezen, onmiddellijk in kennis van die beslissing.

▼M2

3.  De in lid 2 bedoelde lidstaat brengt het Europees Comité voor systeemrisico's, de overige lidstaten en de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — hierna de „ESMA”) onmiddellijk op de hoogte.

▼M1

Artikel 7

Een insolventieprocedure heeft ten aanzien van de rechten en verplichtingen die voor een deelnemer ingevolge of in verband met zijn deelname aan een systeem ontstaan, geen terugwerkende kracht vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend. Dit geldt onder meer ten aanzien van de rechten en plichten van een deelnemer in een interoperabel systeem of een systeemexploitant van een interoperabel systeem dat geen deelnemer is.

▼B

Artikel 8

Ingeval een insolventieprocedure wordt geopend tegen een deelnemer aan een systeem, worden de rechten en verplichtingen die uit of in verband met diens deelname aan dat systeem ontstaan, bepaald door het recht waardoor dat systeem beheerst wordt.



DEEL IV

BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN HOUDERS VAN ZAKELIJKE ZEKERHEDEN BIJ INSOLVENTIE VAN DE INSTELLING DIE DEZE ZEKERHEDEN HEEFT GESTELD

▼M1

Artikel 9

1.  De rechten van een systeemexploitant of van een deelnemer ten aanzien van zakelijke zekerheden die hun in verband met een systeem of een interoperabel systeem zijn gesteld, en de rechten van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank ten aanzien van zakelijke zekerheden die hun gesteld zijn, worden niet aangetast door een insolventieprocedure tegen:

a) de deelnemer (in het betrokken systeem of in een interoperabel systeem);

b) de systeemexploitant van een interoperabel systeem dat geen deelnemer is;

c) een tegenpartij van een van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank, of

d) een derde partij die de zakelijke zekerheden heeft gesteld.

Ter voldoening van deze rechten mogen die zakelijke zekerheden worden uitgewonnen.

▼M3

Wanneer een systeemexploitant een zakelijke zekerheid heeft verstrekt aan een andere systeemexploitant in verband met een interoperabel systeem, worden de rechten van de systeemexploitant die de zakelijke zekerheid verstrekt niet aangetast door insolventieprocedures tegen de ontvangende systeemexploitant.

▼M1

2.  Wanneer deelnemers, systeemexploitanten of centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank op de in lid 1 beschreven wijze zakelijke zekerheden in de vorm van effecten of in de vorm van rechten ten aanzien van effecten verkrijgen en wanneer hun recht of dat van een namens hen optredende vertegenwoordiger, agent of derde, ten aanzien van de effecten wettelijk vastgelegd is in een register, rekening of gecentraliseerd effectendepot gelokaliseerd in een lidstaat, wordt de bepaling van de rechten van die personen als houders van zakelijke zekerheden ten aanzien van deze effecten beheerst door het recht van die lidstaat.

▼B



DEEL V

SLOTBEPALINGEN

▼M1

Artikel 10

▼M2

1.  De lidstaten bepalen welke systemen en respectieve systeembeheerders onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en melden deze bij de ESMA aan en delen haar mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen. De ESMA maakt die informatie bekend op haar website.

▼M1

De systeemexploitant doet de lidstaat waarvan het recht van toepassing is, mededeling van de deelnemers aan het systeem, eventuele indirecte deelnemers daarbij inbegrepen, alsmede van iedere verandering in het deelnemersbestand.

De lidstaten kunnen systemen die onder hun recht vallen, behalve aan de in de tweede alinea bedoelde meldplicht, ook aan toezichts- of goedkeuringsvereisten onderwerpen.

Een instelling deelt desgevraagd een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft mee aan welke systemen de instelling deelneemt en verstrekt informatie over de belangrijkste regels die gelden voor de werking van die systemen.

2.  Een systeem dat als zodanig was aangemerkt vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft ( 5 ), blijft dit voor de toepassing van de gewijzigde versie van deze richtlijn.

Een overboekingsopdracht die in een systeem is ingevoerd vóór de inwerkingtreding van de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 2009/44/EG, maar die na dat tijdstip is afgewikkeld, wordt als overboekingsopdracht in de zin van deze richtlijn beschouwd.

▼M2

Artikel 10 bis

1.  De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze richtlijn samen met de ESMA, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010.

2.  De bevoegde autoriteiten verstrekken de ESMA overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.

▼B

Artikel 11

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 11 december 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. In deze mededeling nemen de lidstaten een correspondentietabel op, waarin een overzicht wordt gegeven van de bepalingen van intern recht die met betrekking tot elk artikel van deze richtlijn bestaan of worden ingevoerd.

▼M4

3.  Uiterlijk 18 maart 2015 stellen de lidstaten de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om te voldoen aan artikel 2, eerste alinea, onder a), derde streepje, maken deze bekend en delen deze aan de Commissie mee.

▼B

Artikel 12

Uiterlijk drie jaar na de in artikel 11, lid 1, vermelde datum dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn in, zo nodig vergezeld van herzieningsvoorstellen.

▼M5

Artikel 12 bis

Uiterlijk op 28 juni 2021 evalueert de Commissie hoe de lidstaten deze richtlijn toepassen op hun binnenlandse instellingen die rechtstreeks deelnemen aan systemen die onder het recht van een derde land vallen, alsmede op zakelijke zekerheden die in verband met deelname aan dergelijke systemen worden gesteld. De Commissie gaat met name na of deze richtlijn nog moet worden gewijzigd in verband met systemen die onder het recht van een derde land vallen. De Commissie dient hierover bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, eventueel vergezeld van voorstellen tot herziening van deze richtlijn.

▼B

Artikel 13

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

( 2 ) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

( 3 ) PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43.

( 4 ) PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

( 5 ) PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37.