01994L0062 — NL — 04.07.2018 — 007.004
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
RICHTLIJN 94/62/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EG) Nr. 1882/2003 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 september 2003 |
L 284 |
1 |
31.10.2003 |
|
RICHTLIJN 2004/12/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 februari 2004 |
L 47 |
26 |
18.2.2004 |
|
RICHTLIJN 2005/20/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 9 maart 2005 |
L 70 |
17 |
16.3.2005 |
|
VERORDENING (EG) Nr. 219/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 11 maart 2009 |
L 87 |
109 |
31.3.2009 |
|
RICHTLIJN 2013/2/EU VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 7 februari 2013 |
L 37 |
10 |
8.2.2013 |
|
L 115 |
11 |
6.5.2015 |
||
L 150 |
141 |
14.6.2018 |
Gerectificeerd bij:
RICHTLIJN 94/62/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 december 1994
betreffende verpakking en verpakkingsafval
Artikel 1
Doelstellingen
1. Deze richtlijn heeft tot doel de nationale maatregelen betreffende het beheer van verpakking en verpakkingsafval te harmoniseren, enerzijds om elk effect daarvan op het milieu van de Lid-Staten en derde landen te voorkomen of te beperken en aldus een hoog milieubeschermingsniveau te waarborgen, en anderzijds om de werking van de interne markt te garanderen en handelsbelemmeringen, concurrentieverstoring en concurrentiebeperking in de Gemeenschap te voorkomen.
2. Daartoe worden bij deze richtlijn maatregelen vastgesteld die op de eerste plaats gericht zijn op de preventie van verpakkingsafval en, als verdere fundamentele beginselen, op het hergebruik van verpakkingen, de recycling en andere vormen van nuttige toepassing van verpakkingsafval, teneinde de definitieve verwijdering van dergelijk afval te verminderen om bij te dragen tot de overgang naar een circulaire economie.
Artikel 2
Werkingssfeer
1. Deze richtlijn geldt voor alle in de Gemeenschap in de handel gebrachte verpakkingen en alle verpakkingsafval, gebruikt of ontstaan op industrieel, commercieel, kantoor-, winkel-, diensten-, huishoudelijk of enig ander niveau, ongeacht het gebruikte materiaal.
2. Deze richtlijn is van toepassing onverminderd de bestaande kwaliteitseisen voor verpakkingen, zoals eisen op het gebied van de veiligheid, de bescherming van de gezondheid en de hygiëne van verpakte produkten of de bestaande eisen inzake het vervoer en onverminderd de bepalingen van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen ( 1 ).
Artikel 3
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „verpakking”: alle produkten, vervaardigd van materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verladen, afleveren en aanbieden van goederen, van grondstoffen tot afgewerkte produkten, over het gehele traject van producent tot gebruiker of consument. Ook wegwerpartikelen die voor dit doel worden gebruikt, worden als verpakkingsmateriaal beschouwd.
Verpakking omvat uitsluitend:
a) verkoop- of primaire verpakking, dat wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat zij voor de eindgebruiker of consument op het verkooppunt een verkoopeenheid vormt;
b) verzamel- of secundaire verpakking, dat wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat zij op het verkooppunt een verzameling van een aantal verkoopeenheden vormt, ongeacht of deze als dusdanig aan de eindgebruiker of consument wordt verkocht, dan wel alleen dient om de rekken op het verkooppunt bij te vullen; deze verpakking kan van het produkt worden verwijderd zonder dat dit de kenmerken ervan beïnvloedt;
c) verzend- of tertiaire verpakking, dat wil zeggen verpakking die zo is ontworpen dat het verladen en het vervoer van een aantal verkoopeenheden of verzamelverpakkingen wordt vergemakkelijkt om fysieke schade door verlading of transport te voorkomen. Weg-, spoor-, scheeps- of vliegtuigcontainers worden niet als verzendverpakking beschouwd.
De definitie van „verpakking” is verder gebaseerd op de onderstaande criteria. De artikelen in bijlage I zijn voorbeelden ter illustratie van de toepassing van deze criteria:
i) Artikelen worden als verpakking beschouwd indien zij aan de bovenstaande definitie voldoen, ongeacht andere functies die de verpakking ook kan vervullen, tenzij het artikel integraal deel uitmaakt van een product en het nodig is om dat product tijdens zijn levensduur te bevatten, te ondersteunen of te bewaren en alle elementen bedoeld zijn om samen gebruikt, verbruikt of verwijderd te worden.
ii) Artikelen die ontworpen en bedoeld zijn om op het verkooppunt te worden gevuld alsmede wegwerpartikelen die in gevulde toestand worden verkocht of die ontworpen en bedoeld zijn om op het verkooppunt te worden gevuld, worden als verpakking beschouwd, mits zij een verpakkingsfunctie hebben.
iii) De componenten van een verpakking en de bijbehorende in de verpakking verwerkte elementen worden beschouwd als deel van de verpakking waarin ze verwerkt zijn. De bijbehorende elementen die aan een product hangen of bevestigd zijn en die een verpakkingsfunctie hebben, worden als verpakking beschouwd, tenzij zij integraal deel uitmaken van dit product en alle elementen bedoeld zijn om samen verbruikt of verwijderd te worden.
▼M7 —————
1 bis. „plastic”: een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd, en dat kan fungeren als structureel hoofdbestanddeel van draagtassen;
1 ter. „plastic draagtassen”: van plastic gemaakte draagtassen, met of zonder handgreep, die aan consumenten wordt verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten;
1 quater. „lichte plastic draagtassen”: plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron;
1 quinquies. „zeer lichte plastic draagtassen”: plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 15 micron die om hygiënische redenen zijn vereist of als primaire verpakking voor losse levensmiddelen worden verstrekt als dit helpt om voedselverspilling te voorkomen;
1 sexies. „onder invloed van zuurstof afbreekbare plastic draagtassen”: plastic draagtassen van kunststoffen die additieven bevatten welke als katalysator werken voor het uiteenvallen van de kunststof in microscopisch kleine deeltjes;
2. „verpakkingsafval”: alle verpakking of verpakkingsmateriaal waarop de definitie van afvalstof in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van toepassing is, met uitzondering van productiereststoffen;
2 bis. „herbruikbare verpakking”: verpakking die is bestemd, is ontworpen en in de handel is gebracht om binnen haar levensduur verscheidene omlopen te maken door opnieuw te worden gevuld of gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij is ontworpen;
2 ter. „samengestelde verpakking”: verpakking die is gemaakt van twee of meer lagen van verschillende materialen die niet met de hand kunnen worden gescheiden en één geheel, bestaande uit een binnenste recipiënt en een buitenlaag, vormen dat als dusdanig wordt gevuld, opgeslagen, vervoerd en geleegd;
2 quater. de in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde definities van „afvalstof”, „afvalstoffenbeheer” of „afvalbeheer”, „inzameling”, „gescheiden inzameling”, „preventie”, „hergebruik”, „verwerking”, „nuttige toepassing”, „recycling”, „verwijdering” en „regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid” zijn van toepassing;
▼M7 —————
11. „ondernemingen”, met betrekking tot verpakking: leveranciers van verpakkingsmaterialen en fabrikanten en verwerkers, vullers en gebruikers, importeurs, handelaren en distributeurs van verpakking, overheden en publiekrechtelijke organisaties;
12. „vrijwillige overeenkomst”: officiële overeenkomst welke wordt gesloten tussen de ter zake bevoegde overheidsinstantie van de Lid-Staat en de betrokken bedrijfstakken en open dient te staan voor alle partners die aan de voorwaarden van de overeenkomst wensen te voldoen teneinde de doelstellingen van onderhavige richtlijn na te streven.
Artikel 4
Preventie
1. De lidstaten zorgen ervoor dat er naast de overeenkomstig artikel 9 genomen maatregelen ook andere preventieve maatregelen worden genomen om het ontstaan van verpakkingsafval te voorkomen en de effecten van verpakking op het milieu te beperken.
Dergelijke andere preventieve maatregelen kunnen bestaan uit nationale programma’s, stimulansen via regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid om de effecten van verpakking op het milieu te beperken, en soortgelijke maatregelen die, zo nodig in overleg met ondernemingen en consumenten- en milieuorganisaties, worden genomen en opgezet om de vele initiatieven op het gebied van preventie in de lidstaten te bundelen en te benutten.
De lidstaten maken gebruik van economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie, zoals die welke zijn vermeld in bijlage IV bis bij Richtlijn 2008/98/EG of andere passende instrumenten en maatregelen.
1 bis. De lidstaten nemen maatregelen om het verbruik van lichte plastic draagtassen op hun grondgebied duurzaam te verminderen.
Bij deze maatregelen kan het zowel gaan om nationale reductiestreefcijfers, het handhaven of invoeren van economische instrumenten als handelsbeperkingen in afwijking van artikel 18 van deze richtlijn, op voorwaarde dat die beperkingen evenredig en niet-discriminerend zijn.
Die maatregelen kunnen verschillend zijn afhankelijk van het effect op het milieu van de terugwinning of verwijdering van lichte plastic draagtassen, en de composteringskenmerken, de duurzaamheid of het specifieke beoogde gebruik ervan.
Tot de door de lidstaten te nemen maatregelen behoort een van de volgende maatregelen, of allebei:
a) de vaststelling van maatregelen om ervoor te zorgen dat het jaarlijkse verbruik uiterlijk op 31 december 2019 ten hoogste 90, en uiterlijk op 31 december 2025 ten hoogste l 40, lichte plastic draagtassen per persoon bedraagt; of soortgelijke streefcijfers uitgedrukt in gewicht. Zeer lichte plastic draagtassen kunnen worden uitgesloten van de nationale verbruiksdoelstellingen;
b) de vaststelling van instrumenten om ervoor te zorgen dat er uiterlijk op 31 december 2018 geen gratis lichte plastic draagtassen meer worden verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten, tenzij er even doeltreffende instrumenten worden toegepast. Zeer lichte plastic draagtassen kunnen van die maatregelen worden uitgesloten.
Vanaf 27 mei 2018 brengen de lidstaten verslag uit over het jaarlijkse verbruik van lichte plastic draagtassen wanneer zij aan de Commissie gegevens met betrekking tot verpakking en verpakkingsafval verstrekken overeenkomstig artikel 12.
Uiterlijk op 27 mei 2016 stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van de methode voor de berekening van het jaarlijkse verbruik van lichte plastic draagtassen per persoon en tot aanpassing van de overeenkomstig artikel 12, lid 3, vastgestelde verslagleggingsmodellen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure vastgesteld.
1 ter. Onverminderd artikel 15 kunnen de lidstaten maatregelen, zoals economische instrumenten en nationale reductiestreefcijfers, nemen ten aanzien van alle soorten plastic draagtassen, ongeacht de wanddikte ervan.
1 quater. De Commissie en de lidstaten moedigen, tenminste gedurende het eerste jaar na 27 november 2016, actief voorlichtings- en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek aan over de negatieve gevolgen van het buitensporig verbruik van lichte plastic draagtassen voor het milieu.
2. De Commissie draagt tot de bevordering van de preventie bij door de ontwikkeling van passende Europese normen overeenkomstig artikel 10 te stimuleren. Het doel van deze normen is de gevolgen voor het milieu van verpakkingen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 zoveel mogelijk te beperken.
▼M7 —————
Artikel 5
Hergebruik
1. In overeenstemming met de in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde afvalhiërarchie nemen de lidstaten maatregelen om de toename van het aandeel herbruikbare verpakkingen dat in de handel wordt gebracht en systemen om verpakkingen op milieuvriendelijke wijze te hergebruiken, overeenkomstig het Verdrag aan te moedigen, zonder de voedselhygiëne of de veiligheid van consumenten in gevaar te brengen. Die maatregelen kunnen onder meer het volgende omvatten:
a) het gebruik van statiegeldregelingen;
b) de vaststelling van kwalitatieve of kwantitatieve doelstellingen;
c) het gebruik van economische prikkels;
d) de vaststelling van een minimumpercentage herbruikbare verpakking dat elk jaar per verpakkingsstroom in de handel wordt gebracht.
2. Een lidstaat mag besluiten voor een bepaald jaar een aangepast niveau van de in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), bedoelde doelstellingen te bereiken door het gemiddelde aandeel in aanmerking te nemen van herbruikbare verkoopverpakkingen die in de voorgaande drie jaar voor het eerst in de handel zijn gebracht en zijn hergebruikt in het kader van een systeem om verpakkingen te hergebruiken.
Het aangepaste niveau wordt berekend door:
a) het aandeel van de herbruikbare verkoopverpakkingen als bedoeld in de eerste alinea van dit lid in de totale hoeveelheid in de handel gebrachte verpakkingen af te trekken van de in artikel 6, lid 1, onder f) en h), bedoelde doelstellingen, en
b) het aandeel van de herbruikbare verkoopverpakkingen als bedoeld in de eerste alinea van dit lid die van het desbetreffende verpakkingsmateriaal zijn gemaakt in de totale hoeveelheid in de handel gebrachte verpakkingen die van dat materiaal zijn gemaakt af te trekken van de in artikel 6, lid 1, onder g) en i), bedoelde doelstellingen.
Voor de berekening van het desbetreffende aangepaste niveau van de doelstellingen mogen niet meer dan vijf procentpunten van dat aandeel in aanmerking worden genomen.
3. Een lidstaat mag de hoeveelheid houten verpakkingen die met het oog op hergebruik worden hersteld, in aanmerking nemen bij de berekening van de in artikel 6, lid 1, onder f), onder g), ii), onder h) en onder i), ii), bedoelde doelstellingen.
4. Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie uiterlijk 31 maart 2019 uitvoeringshandelingen vast waarin voorschriften worden vastgelegd voor de berekening en verificatie van gegevens en de verslaglegging hierover, en voor de berekening van de doelstellingen op grond van lid 3 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
5. Uiterlijk 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gegevens over herbruikbare verpakking die overeenkomstig artikel 12 en bijlage III door de lidstaten worden verstrekt, teneinde te bezien of er kwantitatieve doelstellingen voor het hergebruik van verpakking, met voorschriften voor de berekening daarvan, alsook verdere maatregelen om het hergebruik van verpakking te bevorderen, kunnen worden vastgesteld. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 6
Terugwinning en recycling
1. Teneinde aan de doelstellingen van deze richtlijn te voldoen, nemen de lidstaten maatregelen zodat voor hun hele grondgebied de volgende doelstellingen kunnen worden bereikt:
a) uiterlijk op 30 juni 2001 wordt ten minste 50 en ten hoogste 65 gewichtsprocent van het verpakkingsafval teruggewonnen of verbrand in afvalverbrandingsinstallaties met terugwinning van energie;
b) uiterlijk op 31 december 2008 wordt ten minste 60 gewichtsprocent van het verpakkingsafval teruggewonnen of verbrand in afvalverbrandingsinstallaties met terugwinning van energie;
c) uiterlijk op 30 juni 2001 wordt ten minste 25 en ten hoogste 45 gewichtsprocent van het totale aandeel van verpakkingsmaterialen in verpakkingsafval gerecycleerd, met een minimum van 15 gewichtsprocent voor elk verpakkingsmateriaal;
d) uiterlijk op 31 december 2008 wordt ten minste 55 en ten hoogste 80 gewichtsprocent van het verpakkingsafval gerecycleerd;
e) uiterlijk op 31 december 2008 worden de volgende minimumdoelstellingen voor recycling van in verpakkingsafval aanwezige materialen bereikt:
i) 60 gewichtsprocent voor glas;
ii) 60 gewichtsprocent voor papier en karton;
iii) 50 gewichtsprocent voor metalen;
iv) 22,5 gewichtsprocent voor kunststoffen, waarbij uitsluitend materiaal wordt meegeteld dat tot kunststoffen wordt gerecycleerd;
v) 15 gewichtsprocent voor hout;
f) uiterlijk 31 december 2025 wordt ten minste 65 gewichtsprocent van alle verpakkingsafval gerecycleerd;
g) uiterlijk 31 december 2025 worden de volgende minimumdoelstellingen voor recycling verwezenlijkt voor de volgende specifieke in verpakkingsafval aanwezige materialen:
i) 50 gewichtsprocent van het kunststof;
ii) 25 gewichtsprocent van het hout;
iii) 70 gewichtsprocent van de ferrometalen;
iv) 50 gewichtsprocent van het aluminium;
v) 70 gewichtsprocent van het glas;
vi) 75 gewichtsprocent van het papier en karton;
h) uiterlijk 31 december 2030 wordt ten minste 70 gewichtsprocent van alle verpakkingsafval gerecycleerd;
i) uiterlijk 31 december 2030 worden de volgende minimumdoelstellingen voor recycling verwezenlijkt voor de volgende specifieke in verpakkingsafval aanwezige materialen:
i) 55 gewichtsprocent van het kunststof;
ii) 30 gewichtsprocent van het hout;
iii) 80 gewichtsprocent van de ferrometalen;
iv) 60 gewichtsprocent van het aluminium;
v) 75 gewichtsprocent van het glas;
vi) 85 gewichtsprocent van het papier en karton.
1 bis. Onverminderd lid 1, punten f) en h), mag een lidstaat de termijnen voor de verwezenlijking van de in lid 1, onder g), i) tot en met vi), en onder i), i) tot en met vi), bedoelde doelstellingen onder de volgende voorwaarden met maximaal vijf jaar verlengen:
a) de afwijking is beperkt tot maximaal 15 procentpunten van één doelstelling of wordt verdeeld over twee doelstellingen;
b) het recyclingpercentage voor één doelstelling wordt als gevolg van de afwijking niet verlaagd tot minder dan 30 %;
c) het recyclingpercentage voor één doelstelling als bedoeld in lid 1, onder g), v) en vi), en lid 1, onder i), v) en vi), wordt als gevolg van de afwijking niet verlaagd tot minder dan 60 %, en
d) de lidstaat stelt de Commissie uiterlijk 24 maanden vóór het verstrijken van de in lid 1, onder g) of i), van dit artikel vastgestelde respectieve termijn in kennis van zijn voornemen om de respectieve termijn te verlengen, en dient een uitvoeringsplan in overeenkomstig bijlage IV bij deze richtlijn. De lidstaat mag dit plan combineren met een op grond van artikel 11, lid 3, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG ingediend plan.
1 ter. Binnen drie maanden na ontvangst van het op grond van lid 1 bis, onder d), ingediende uitvoeringsplan kan de Commissie een lidstaat verzoeken dat plan te herzien indien zij van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de voorschriften van bijlage IV. De betrokken lidstaat dient binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie een herzien plan in.
1 quater. Uiterlijk 31 december 2024 beziet de Commissie de in lid 1, onder h) en i), vastgestelde doelstellingen opnieuw om deze te behouden of zo nodig te verhogen. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.
▼M7 —————
4. De lidstaten bevorderen, waar passend, dat bij de productie van verpakkingen en andere producten materialen verkregen uit gerecycleerd verpakkingsafval worden gebruikt door:
a) verbetering van de marktvoorwaarden voor die materialen;
b) bestaande voorschriften die het gebruik van die materialen verbieden, te herzien.
▼M7 —————
6. De lidstaten maken de in lid 1 bedoelde maatregelen en doelstellingen bekend en zorgen dat daarover een voorlichtingscampagne voor het grote publiek en de ondernemingen wordt georganiseerd.
7. Griekenland, Ierland en Portugal kunnen in verband met hun specifieke situatie — te weten het grote aantal kleine eilanden, respectievelijk de aanwezigheid van plattelands- en berggebieden en het huidige lage consumptieniveau van verpakkingen — besluiten om:
a) uiterlijk op 30 juni 2010 doelstellingen te bereiken die lager liggen dan die welke zijn vastgesteld in lid 1, onder a) en c), maar zij moeten ten minste 25 % bereiken voor terugwinning of verbranding in afvalverbrandingsinstallaties met terugwinning van energie;
b) tegelijkertijd het bereiken van de doelstellingen van lid 1, onder a) en c), uit te stellen tot een latere datum, die evenwel niet na 31 december 2005 mag liggen;
c) het bereiken van de doelstellingen van lid 1, onder b), d) en e), uit te stellen tot een datum naar eigen keuze, die echter niet na 31 december 2011 mag liggen.
▼M7 —————
10. De lidstaten die programma's hebben vastgesteld of zullen vaststellen die verder gaan dan de in lid 1 genoemde maximumdoelstellingen, en die daartoe voorzien in passende capaciteiten voor recycling en terugwinning, mogen die doelstellingen blijven hanteren in het belang van een hoog milieubeschermingsniveau, op voorwaarde dat die maatregelen de interne markt niet verstoren en de naleving van de richtlijn door andere lidstaten niet bemoeilijken. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie bevestigt deze maatregelen, nadat zij zich in samenwerking met de lidstaten ervan heeft vergewist dat zij stroken met bovengenoemde overwegingen en geen willekeurig middel tot discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten vormen.
11. De lidstaten die krachtens het Toetredingsverdrag van 16 april 2003 tot de Europese Unie zijn toegetreden, mogen de verwezenlijking van de taakstellingen van lid 1,onder b), d) en e) uitstellen tot een datum naar eigen keuze, die echter niet later mag vallen dan 31 december 2012 voor de Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Litouwen, Hongarije, Slovenië en Slowakije; 31 december 2013 voor Malta; 31 december 2014 voor Polen en 31 december 2015 voor Letland.
Artikel 6 bis
Berekeningsregels voor de verwezenlijking van de mate waarin de doelstellingen zijn behaald
1. Om te berekenen of de in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), vastgestelde doelstellingen zijn verwezenlijkt:
a) berekenen de lidstaten het gewicht van het geproduceerde en gerecycleerde verpakkingsafval in een bepaald kalenderjaar. Het verpakkingsafval dat in een lidstaat wordt geproduceerd, kan worden geacht gelijk te zijn aan de hoeveelheid verpakking die in hetzelfde jaar in die lidstaat in de handel wordt gebracht;
b) wordt het gewicht van gerecycleerd verpakkingsafval berekend als het gewicht van verpakkingen die afval zijn geworden dat, na alle nodige controle-, sorteer- of andere voorbereidende behandelingen te hebben ondergaan om afvalstoffen te verwijderen waarop de verdere herverwerking niet gericht is en om recycling van hoge kwaliteit te waarborgen, wordt ingebracht in het recyclingproces waarbij afvalmaterialen daadwerkelijk worden herverwerkt tot producten, materialen of stoffen.
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt het gewicht van verpakkingsafval gemeten wanneer het afval in het recyclingproces wordt ingebracht.
In afwijking van de eerste alinea mag het gewicht van het gerecycleerde verpakkingsafval aan de output van een sorteerproces worden gemeten, op voorwaarde dat:
a) deze outputafvalstoffen daarna worden gerecycleerd;
b) het gewicht van materialen of stoffen die worden verwijderd bij verdere processen voorafgaand aan het recyclingproces en daarna niet worden gerecycleerd, niet wordt opgenomen in het gewicht van het afval dat in het verslag als gerecycleerd wordt aangegeven.
3. De lidstaten zetten een doeltreffend systeem voor de kwaliteitscontrole en traceerbaarheid van verpakkingsafval op om te waarborgen dat aan de voorwaarden van lid 1, onder a), en lid 2, onder a) en b), van dit artikel wordt voldaan. Om de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens over gerecycleerd verpakkingsafval te verzekeren, kan het systeem bestaan uit krachtens artikel 35, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG opgezette elektronische registers, technische specificaties voor de kwaliteitsvereisten voor gesorteerde afvalstoffen, of gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval voor verschillende soorten afval en afvalbeheerpraktijken. Gemiddelde verliespercentages mogen alleen worden gebruikt wanneer er niet op een andere wijze betrouwbare gegevens kunnen worden verkregen en worden berekend aan de hand van de berekeningsregels die zijn vastgesteld in de krachtens artikel 11 bis, lid 10, van Richtlijn 2008/98/EG vastgestelde gedelegeerde handeling.
4. Om te berekenen of de doelstellingen als vastgesteld in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), zijn behaald, mag de hoeveelheid biologisch afbreekbaar verpakkingsafval die aeroob of anaeroob wordt verwerkt, als gerecycleerd worden meegeteld wanneer deze verwerking compost, digestaat of andere output oplevert, met een hoeveelheid gerecycleerde inhoud die vergelijkbaar is met die van de input, die als gerecycleerd product of materiaal of als gerecycleerde stof zal worden gebruikt. Wanneer de output op het land wordt gebruikt, mogen de lidstaten die alleen als gerecycleerd meetellen als die voordeel oplevert in de zin van verbetering van de landbouw of het milieu.
5. De hoeveelheid verpakkingsafvalmaterialen die niet langer afval zijn als gevolg van een voorbereidende handeling voorafgaand aan herverwerking, mag als gerecycleerd worden meegeteld, mits die materialen bestemd zijn voor verdere herverwerking tot producten, materialen of stoffen die zullen worden gebruikt voor de oorspronkelijke of andere doeleinden. Materialen in de eindeafvalfase die zullen worden gebruikt als brandstof of andere middelen voor het opwekken van energie, die zullen worden verbrand, gebruikt voor opvulling of worden gestort, mogen echter niet worden meegeteld voor het behalen van de recyclingdoelstellingen.
6. Om te berekenen of de in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), vastgestelde doelstellingen zijn behaald, mogen de lidstaten rekening houden met de recycling van metalen die zijn gescheiden na de verbranding van afval in verhouding tot het aandeel verbrand verpakkingsafval, op voorwaarde dat de gerecycleerde metalen voldoen aan bepaalde kwaliteitsvereisten die zijn vastgesteld in de uitvoeringshandeling vastgesteld op grond van artikel 11 bis, lid 9, van Richtlijn 2008/98/EG.
7. Verpakkingsafval dat naar een andere lidstaat wordt overgebracht met het oog op recycling in die andere lidstaat, mag alleen worden meegeteld voor het behalen van de in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), vastgestelde doelstellingen door de lidstaat waarin dat verpakkingsafval is verzameld.
8. Verpakkingsafval dat uit de Unie wordt uitgevoerd, wordt alleen meegeteld voor de verwezenlijking van de in artikel 6, lid 1, van deze Richtlijn vastgestelde doelstellingen door de lidstaat waarin het is ingezameld als aan de voorschriften van lid 3 van dit artikel wordt voldaan en als de uitvoerder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) kan aantonen dat de overbrenging van de afvalstoffen voldoet aan de voorschriften van die verordening en dat de verwerking van het verpakkingsafval buiten de Unie heeft plaatsgevonden onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van het desbetreffende milieurecht van de Unie.
9. Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie uiterlijk 31 maart 2019 uitvoeringshandelingen vast waarin voorschriften voor de berekening en verificatie van gegevens en de verslaglegging hierover worden vastgelegd, met name wat het gewicht van het geproduceerde verpakkingsafval betreft. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 6 ter
Verslag vroegtijdige waarschuwing
1. De Commissie stelt, in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, uiterlijk drie jaar voor elke in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), vastgestelde termijn verslagen op over de vooruitgang met het behalen van de daarin vastgestelde doelstellingen.
2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het volgende:
a) een raming van de mate waarin de doelstellingen door elke lidstaat zijn behaald;
b) een lijst van lidstaten die het risico lopen de doelstellingen niet binnen de respectieve termijnen te behalen, vergezeld van passende aanbevelingen aan de lidstaten in kwestie;
c) voorbeelden van best practices die in de hele Unie worden toegepast en die kunnen dienen als leidraad om vooruitgang te boeken met het behalen van de doelstellingen.
Artikel 7
Retour- en inzamelsystemen en systemen voor nuttige toepassing
1. Teneinde aan de in deze richtlijn vastgelegde doelstellingen te voldoen, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te zorgen voor systemen die het volgende bewerkstelligen:
a) de terugname en/of inzameling van gebruikte verpakkingen en/of verpakkingsafval van de consumenten of andere eindgebruikers of uit de afvalstroom, teneinde ze naar de meest geschikte afvalbeheeralternatieven toe te leiden;
b) het hergebruik of de nuttige toepassing, met inbegrip van recycling, van ingezamelde verpakkingen en ingezameld verpakkingsafval.
Deze systemen staan open voor deelneming van de ondernemingen van de betrokken sectoren en voor de deelneming van de bevoegde overheidsinstanties. Zij gelden ook voor ingevoerde producten onder niet-discriminerende voorwaarden, waaronder de regels en eventuele tarieven voor toegang tot de systemen, en worden zo opgezet dat handelsbelemmeringen of vervalsing van de mededinging overeenkomstig het Verdrag voorkomen worden.
2. De lidstaten zien erop toe dat uiterlijk op 31 december 2024 er voor alle verpakkingen regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig de artikelen 8 en 8 bis van Richtlijn 2008/98/EG worden ingesteld.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen maken deel uit van een beleid dat betrekking heeft op alle verpakkingen en alle verpakkingsafval en waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de eisen inzake bescherming van het milieu en van de gezondheid van consumenten, veiligheid en hygiëne, bescherming van de kwaliteit, de authenticiteit en de technische eigenschappen van de verpakte goederen en gebruikte materialen, en bescherming van de industriële en commerciële eigendomsrechten.
4. De lidstaten nemen maatregelen om recycling van hoge kwaliteit van verpakkingsafval te bevorderen en te voldoen aan de noodzakelijke kwaliteitsnormen voor de desbetreffende recyclingsectoren. Hiertoe is artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG van toepassing op verpakkingsafval, ook van samengestelde verpakkingen.
Artikel 8
Systeem van merktekens en identificatie
1. De Raad zal uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn volgens de in het Verdrag vastgestelde voorwaarden een besluit nemen over merktekens op verpakkingen.
2. Teneinde inzameling, hergebruik en terugwinning, met inbegrip van recycling, te vergemakkelijken, geeft de betrokken industrie op de verpakking ten behoeve van de identificatie en classificatie de aard van de gebruikte verpakkingsmaterialen aan op basis van Beschikking 97/129/EG van de Commissie ( 4 ).
3. De vereiste merktekens worden op de verpakking zelf of op het etiket aangebracht. Zij zijn duidelijk zichtbaar en goed leesbaar. De merktekens zijn naar behoren duurzaam en blijvend herkenbaar, ook wanneer de verpakking geopend wordt.
Artikel 8 bis
Specifieke maatregelen voor biologisch afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen
Uiterlijk op 27 mei 2017 stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van de specificaties van etiketten of merktekens om ervoor te zorgen dat biologisch afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen in de hele Unie worden erkend en om de consumenten correcte informatie te verstrekken over de composteringskenmerken van dergelijke draagtassen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure vastgesteld.
Uiterlijk 18 maanden na de vaststelling van die uitvoeringshandeling, zorgen de lidstaten ervoor dat biologisch afbreekbare en composteerbare plastic draagtassen worden geëtiketteerd overeenkomstig de daarin vervatte specificaties.
Artikel 9
Essentiële eisen
1. De Lid-Staten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn een verpakking alleen in de handel mag worden gebracht indien zij voldoet aan alle in deze richtlijn omschreven essentiële eisen, met inbegrip van die van bijlage II.
2. Op de in artikel 22, lid 1, genoemde datum veronderstellen de Lid-Staten dat aan alle essentiële eisen van deze richtlijn, met inbegrip van die van bijlage II, is voldaan, wanneer een verpakking in overeenstemming is met:
a) de desbetreffende geharmoniseerde normen, waarvan de referentienummers in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt. De Lid-Staten publiceren de referentienummers van de nationale normen waarin deze geharmoniseerde normen zijn omgezet;
b) de desbetreffende nationale normen als bedoeld in lid 3, voor zover er op de gebieden waarop dergelijke normen betrekking hebben, geen geharmoniseerde normen bestaan.
3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van hun nationale normen als bedoeld in lid 2, onder b), die zij in overeenstemming achten met de eisen van dit artikel. De Commissie zendt dergelijke teksten onverwijld naar de andere Lid-Staten.
De Lid-Staten publiceren de referentienummers van deze normen. De Commissie zorgt ervoor dat zij in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.
4. Indien een Lid-Staat of de Commissie van mening is dat de in lid 2 bedoelde normen niet volledig aan de in lid 1 bedoelde essentiële eisen beantwoorden, legt de Commissie of de betrokken Lid-Staat de kwestie met opgave van redenen voor aan het Comité dat is opgericht bij Richtlijn 83/189/EEG. Dit Comité brengt onverwijld advies uit.
In het licht van het advies van het Comité deelt de Commissie de Lid-Staten mede of het al dan niet noodzakelijk is de normen die zijn bekendgemaakt met in de leden 2 en 3 bedoelde publikaties, te herroepen.
5. Uiterlijk op 31 december 2020 onderzoekt de Commissie of het haalbaar om is de essentiële eisen te verscherpen teneinde onder meer het ontwerp voor hergebruik te verbeteren en recycling van hoge kwaliteit te bevorderen, en om de handhaving daarvan te versterken. Hiertoe dient de Commissie een verslag, dat indien nodig vergezeld gaat van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 10
Normalisatie
De Commissie bevordert waar nodig de ontwikkeling van Europese normen ten aanzien van de in bijlage II bedoelde essentiële eisen.
De Commissie bevordert in het bijzonder de ontwikkeling van Europese normen met betrekking tot:
— criteria en methodologieën voor de levenscyclusanalyse van verpakking;
— methoden voor het meten en verifiëren van de aanwezigheid van zware metalen en andere gevaarlijke stoffen in verpakkingen en het vrijkomen daarvan in het milieu uit verpakkingen en verpakkingsafval;
— criteria voor een minimumgehalte aan gerecycleerd materiaal in daarvoor in aanmerking komende verpakkingen;
— criteria voor recyclingmethoden;
— criteria voor composteringsmethoden en de geproduceerde compost;
— criteria voor het kenmerken van verpakkingen.
Artikel 11
Concentraties van zware metalen in verpakking
1. De Lid-Staten zorgen ervoor dat de totale concentraties van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom in verpakking en verpakkingscomponenten niet meer bedraagt dan:
— 600 ppm-gewicht twee jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum;
— 250 ppm-gewicht drie jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum;
— 100 ppm-gewicht vijf jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum.
2. De in lid 1 genoemde concentratieniveaus gelden niet voor verpakkingen vervaardigt uit kristalglas als omschreven in Richtlijn 69/493/EEG ( 5 ).
3. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 21 bis gedelegeerde handelingen vast teneinde deze richtlijn aan te vullen door te bepalen onder welke voorwaarden de in lid 1 van dit artikel genoemde concentraties niet van toepassing zijn op gerecycleerd materiaal en producten die in een gesloten en gecontroleerde keten zijn opgenomen, alsmede door te bepalen welke verpakkingssoorten van de in lid 1, derde streepje, van dit artikel bedoelde eis zijn vrijgesteld.
Artikel 12
Informatiesystemen en verslaglegging
1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er op geharmoniseerde wijze databases met betrekking tot verpakking en verpakkingsafval worden opgezet waar deze nog ontbreken, teneinde de Lid-Staten en de Commissie in de gelegenheid te stellen toe te zien op de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van deze richtlijn.
2. De in lid 1 bedoelde databases omvatten de op bijlage III gebaseerde gegevens en verschaffen in het bijzonder informatie over de omvang, kenmerken en ontwikkeling van de verpakkings- en verpakkingsafvalstromen op het niveau van de afzonderlijke lidstaten (onder meer informatie over giftige of gevaarlijke bestanddelen van verpakkingsmateriaal en over stoffen die bij de fabricage ervan worden gebruikt).
▼M7 —————
3 bis. De lidstaten rapporteren voor elk kalenderjaar aan de Commissie de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 6, lid 1, onder a) tot en met i), en gegevens over herbruikbare verpakkingen.
Zij rapporteren de gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in het formaat dat door de Commissie overeenkomstig lid 3 quinquies van dit artikel is vastgesteld op basis van bijlage III.
De eerste verslagperiode, over de in artikel 6, lid 1, onder f) tot en met i), vastgestelde doelstellingen en met gegevens over herbruikbare verpakkingen, vangt aan in het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarin het formaat voor de verslaglegging is vastgesteld overeenkomstig lid 3 quinquies van dit artikel, en omvat de gegevens voor die verslagperiode.
3 ter. De overeenkomstig dit artikel door de lidstaten gerapporteerde gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en een verslag over de maatregelen die zijn genomen op grond van artikel 6 bis, leden 3 en 8, met gedetailleerde informatie over de gemiddelde verliespercentages, indien van toepassing.
3 quater. De Commissie evalueert de overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens en publiceert een verslag met de resultaten van haar evaluatie. Dit verslag beoordeelt de manier waarop de gegevensverzameling wordt georganiseerd, van de gegevensbronnen en van de in de lidstaten gebruikte methode, alsook van de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van die gegevens. De evaluatie kan specifieke aanbevelingen voor verbetering omvatten. Het verslag wordt opgesteld na de eerste rapportage over de gegevens door de lidstaten en vervolgens om de vier jaar.
3 quinquies. De Commissie stelt uiterlijk op 31 maart 2019 uitvoeringshandelingen vast die het formaat bepalen voor de verslaglegging over de gegevens overeenkomstig lid 3 bis van dit artikel. Voor de verslaglegging over de tenuitvoerlegging van artikel 6, lid 1, onder a) tot en met e), van deze richtlijn maken de lidstaten gebruik van het bij Beschikking 2005/270/EG van de Commissie ( 6 ) vastgestelde formaat. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4. De Lid-Staten houden rekening met de bijzondere problemen die kleine en middelgrote ondernemingen kunnen ondervinden bij het verstrekken van gedetailleerde gegevens.
▼M7 —————
6. De Lid-Staten verplichten alle betrokken ondernemingen tot het verstrekken van betrouwbare gegevens over hun bedrijfstak aan de bevoegde autoriteiten, zoals in dit artikel vereist.
Artikel 13
Voorlichting aan gebruikers van verpakkingen
De Lid-Staten nemen uiterlijk twee jaar na de in artikel 22, lid 1, genoemde datum maatregelen opdat de gebruikers van verpakkingen, onder wie met name consumenten, de benodigde gegevens ontvangen over:
— de beschikbare retour-, inzamelings- en terugwinningssystemen,
— de bijdrage die zij kunnen leveren aan hergebruik, terugwinning en recycling van verpakkingen en verpakkingsafval,
— de betekenis van de merktekens op de verpakking zoals die op de markt worden aangetroffen,
— de relevante elementen van de in artikel 14 bedoelde beheersplannen voor verpakkingen en verpakkingsafval.
De lidstaten bevorderen ook consumentenvoorlichting en bewustmakingscampagnes.
Artikel 14
Afvalbeheerplannen
Ter verwezenlijking van de in deze richtlijn genoemde doelstellingen en maatregelen nemen de Lid-Staten in de in artikel 7 van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde afvalbeheerplannen een speciaal hoofdstuk op over het beheer van verpakkingen en verpakkingsafval met inbegrip van de krachtens de artikelen 4 en 5 getroffen maatregelen.
Artikel 15
Economische instrumenten
De Raad stelt op basis van de betreffende bepalingen van het Verdrag economische instrumenten vast om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te bevorderen. Bij ontstentenis van dergelijke maatregelen, kunnen de Lid-Staten, overeenkomstig de beginselen van het communautaire milieubeleid, zoals het beginsel „de vervuiler betaalt”, en met inachtneming van hun Verdragsverplichtingen, maatregelen ter bereiking van deze doelstellingen nemen.
Artikel 16
Kennisgeving
1. Onverminderd het bepaalde in Richtlijn 83/189/EEG, stellen de Lid-Staten voordat zij dergelijke maatregelen vaststellen de Commissie in kennis van de ontwerp-maatregelen die zij in het kader van deze richtlijn voornemens zijn te nemen, met uitzondering van maatregelen van fiscale aard, doch met inbegrip van de technische specificaties waarvoor fiscale stimuleringsmaatregelen gelden, zodat de Commissie de ontwerpen kan onderzoeken in het licht van bestaande bepalingen, steeds volgens de procedure van bovengenoemde richtlijn.
2. Indien de voorgestelde maatregel ook een technische kwestie in de zin van Richtlijn 83/189/EEG betreft, kan de betrokken Lid-Staat bij de uitvoering van de in deze richtlijn bedoelde kennisgevingsprocedure mededelen dat deze kennisgeving eveneens geldig is voor Richtlijn 83/189/EEG.
▼M7 —————
Artikel 18
Vrij in de handel brengen
De Lid-Staten mogen het in de handel brengen op hun grondgebied van verpakkingen die aan het bepaalde in deze richtlijn voldoen, niet beletten.
Artikel 19
Aanpassing aan wetenschappelijke en technische ontwikkelingen
1. De Commissie stelt de nodige uitvoeringshandelingen vast voor de aanpassing van het in artikel 8, lid 2, en artikel 10, tweede alinea, zesde streepje, bedoelde identificatiesysteem aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I bepaalde lijst van voorbeelden ter illustratie van de definitie van verpakking te wijzigen.
Artikel 20
Specifieke maatregelen
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 21 bis de nodige gedelegeerde handelingen vast te stellen in aanvulling op deze richtlijn om eventuele problemen bij de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op te vangen, met name voor verpakkingsmateriaal dat inert is en in zeer kleine hoeveelheden (d.w.z. ongeveer 0,1 gewichtsprocent) in de handel binnen de Unie is gebracht, de primaire verpakking van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten, kleine verpakking en luxeverpakking.
Artikel 20 bis
Verslag inzakelichte plastic draagtassen
1. Uiterlijk op 27 november 2021 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin de doeltreffendheid van de maatregelen van artikel 4, lid 1 bis, op Unieniveau bij de bestrijding van zwerfafval, de verandering van het consumentengedrag en de bevordering van afvalpreventie wordt beoordeeld. Indien uit de beoordeling blijkt dat de genomen maatregelen niet doeltreffend zijn, onderzoekt de Commissie andere mogelijke manieren om tot een vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen te komen, waaronder het vaststellen van realistische en haalbare streefcijfers op Unieniveau, en komt zij desgevallendmet een wetgevingsvoorstel.
2. Uiterlijk op 27 mei 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin de gevolgen van het gebruik van onder invloed van zuurstof afbreekbare plastic draagtassen voor het milieu worden bestudeerd, en dient zij desgevallend een wetgevingsvoorstel in.
3. Uiterlijk op 27 mei 2017, beoordeelt de Commissie de levenscycluseffecten van de verschillende mogelijkheden om het verbruik van zeer lichte plastic draagtassen te verminderen, en komt desgevallend met een wetgevingsvoorstel.
Artikel 21
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG opgerichte comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 21 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om de in artikel 11, lid 3, artikel 19, lid 2, en artikel 20 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van 4 juli 2018 voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 11, lid 3, artikel 19, lid 2, en artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 8 ).
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 11, lid 3, artikel 19, lid 2, en artikel 20 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 22
Omzetting in nationaal recht
1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 30 juni 1996 aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. Die regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
3. Daarnaast stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zijn uitgevaardigd op het gebied dat door deze richtlijn wordt bestreken.
3 bis. Mits de in artikel 4 en artikel 6 beoogde resultaten worden bereikt, kunnen de lidstaten de bepalingen van artikel 4, lid 1 bis, en artikel 7 omzetten door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren.
Die overeenkomsten voldoen aan de volgende voorschriften:
a) de overeenkomsten zijn afdwingbaar;
b) de overeenkomsten bevatten doelstellingen en termijnen om die te bereiken;
c) de overeenkomsten worden bekendgemaakt in het staatsblad of een voor het publiek even toegankelijk officieel document en worden aan de Commissie toegezonden;
d) de met een overeenkomst bereikte resultaten worden onder de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden geregeld gecontroleerd, aan de bevoegde instanties en de Commissie gemeld en ter beschikking van het publiek gesteld;
e) de bevoegde instanties dragen er zorg voor dat nagegaan wordt in hoeverre met de overeenkomsten vooruitgang geboekt wordt;
f) ingeval een overeenkomst niet wordt nagekomen, voeren de lidstaten de betrokken bepalingen van deze richtlijn door middel van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen uit.
4. De eisen met betrekking tot het vervaardigen van verpakkingen zijn in elk geval niet van toepassing op verpakkingen die vóór de in lid 1 genoemde datum van inwerkingtreding voor een bepaald produkt worden gebruikt.
5. De Lid-Staten staan het op de markt brengen toe van verpakkingen die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn vervaardigd en die aan hun bestaande nationale wetgeving voldoen, voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de datum van vaststelling van deze richtlijn.
Artikel 23
Richtlijn 85/339/EEG wordt hierbij ingetrokken vanaf de in artikel 22, lid 1, genoemde datum.
Artikel 24
Deze richtlijn treed in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 25
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
BIJLAGE I
VOORBEELDEN TER ILLUSTRATIE VAN DE IN ARTIKEL 3, LID 1, BEDOELDE CRITERIA
Voorbeelden ter illustratie van criterium i)
Verpakking
Bonbondozen
Plasticfolie om een cd-doosje
Verzendzakjes voor catalogi en tijdschriften (met een catalogus of tijdschrift erin)
Papieren bakvormpjes voor muffins of andere kleine cakes, verkocht met een muffin of een andere kleine cake
Rollen, kokers en cilinders waarrond flexibel materiaal is gewikkeld (bijv. kunststoffolie, aluminium, papier), met uitzondering van rollen, kokers en cilinders die zijn bedoeld als onderdelen van productieapparaten en niet worden gebruikt om een product als verkoopeenheid te presenteren
Bloempotten die alleen worden gebruikt voor de verkoop en het vervoer van planten en niet bedoeld zijn voor de hele levensduur van de plant
Glazen flessen voor injectievloeistof
Cd-spindels (verkocht met cd’s, niet bestemd voor opslag)
Kleerhangers (verkocht met een kledingstuk)
Luciferdoosjes
Steriele barrièresystemen (zakjes, schaaltjes en materialen die nodig zijn om een product steriel te houden)
Capsules voor dranksystemen (bijv. koffie, cacao, melk) die na gebruik leeg achterblijven
Navulbare stalen flessen voor diverse soorten gas, met uitzondering van brandblussers
Geen verpakking
Bloempotten die voor de hele levensduur van de plant zijn bedoeld
Gereedschapsdozen
Theezakjes
Waslagen om kaas
Velletjes rond worst
Kleerhangers (apart verkocht)
Koffiecapsules voor dranksystemen, foliezakjes met koffie en koffiepads van filterpapier die samen met het gebruikte koffieproduct worden weggegooid
Printerpatronen
Cd-, dvd- en videodoosjes (verkocht met daarin een cd, een dvd of een video)
Cd-spindels (verkocht zonder cd’s, bestemd voor de opslag)
Oplosbare zakken voor detergenten
Graflichten (recipiënten voor kaarsen)
Mechanische molen (geïntegreerd in een navulbaar recipiënt, bijv. navulbare pepermolen)
Voorbeelden ter illustratie van criterium ii)
Verpakking, indien ontworpen en bedoeld om op het verkooppunt te worden gevuld
Draagtassen van papier of kunststof
Wegwerpborden en -bekers
Krimpfolie
Broodzakjes
Aluminiumfolie
Kunststoffolie ter bescherming van gereinigde kleren in wasserijen
Geen verpakking
Roerstaafjes
Wegwerpbestek
Inpakpapier (apart verkocht)
Papieren bakvormen voor grotere cakes en andere voedingsmiddelen (verkocht zonder inhoud)
Papieren bakvormpjes voor muffins of andere kleine cakes, verkocht zonder inhoud
Voorbeelden ter illustratie van criterium iii)
Verpakking
Labels die aan het product hangen of eraan bevestigd zijn
Deel van de verpakking
Mascaraborstel die deel uitmaakt van de dop van een mascarahouder
Kleefetiketten die op een ander verpakkingsartikel bevestigd zijn
Nieten
Kunststoffolie
Sluitdoppen van detergentenverpakkingen die als doseringsdop dienen
Mechanische molen (geïntegreerd in een niet-navulbaar recipiënt, gevuld met een product, bijv. pepermolen gevuld met peper)
Geen verpakking
Radiofrequentie-identificatielabels (RFID)
BIJLAGE II
ESSENTIËLE EISEN BETREFFENDE DE SAMENSTELLING, HET HERGEBRUIK EN DE TERUGWINNING, MET INBEGRIP VAN DE RECYCLING, VAN VERPAKKING
1. Eisen betreffende de vervaardiging en de samenstelling van verpakking
— Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat volume en gewicht van de verpakking worden beperkt tot de minimale hoeveelheid die nodig is om het vereiste niveau van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid voor het verpakte produkt en voor de consument te handhaven.
— Verpakking moet zodanig worden ontworpen, worden vervaardigd en in de handel worden gebracht dat hergebruik of nuttige toepassing, met inbegrip van recycling, in overeenstemming met de afvalhiërarchie mogelijk is en dat het milieueffect bij het verwijderen van verpakkingsafval of reststoffen van afvalbeheerverrichtingen zo veel mogelijk wordt beperkt.
— Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat de aanwezigheid van schadelijke en andere gevaarlijke stoffen en materialen als bestanddeel van verpakkingsmateriaal of van de verpakkingscomponenten tot een minimum wordt beperkt in emissies, as of percolaat, wanneer verpakkingen of reststoffen van beheersoperaties of verpakkingsafval verbrand of gestort worden.
2. Eisen betreffende het hergebruik van verpakking
Aan de volgende eisen moet gelijktijdig worden voldaan:
— de fysieke eigenschappen en kenmerken van de verpakking moeten onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden een aantal omlopen mogelijk maken;
— gebruikte verpakking moet kunnen worden verwerkt in overeenstemming met de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor de arbeidskrachten;
— er moet worden voldaan aan de specifieke eisen ten aanzien van terugwinbare verpakkingen wanneer de verpakking niet langer wordt gebruikt en derhalve afval is geworden.
3. Eisen betreffende de terugwinning van verpakking
a) Terugwinning in de vorm van recycling van materialen
Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat een bepaald gewichtspercentage van de gebruikte materialen opnieuw kan worden toegevoegd aan het produktieproces van verhandelbare produkten, met inachtneming van de in de Europese Gemeenschap geldende regels. Dit percentage kan variëren naar gelang het soort materiaal waaruit de verpakking bestaat.
b) Terugwinning in de vorm van energieterugwinning
Verpakkingsafval dat wordt verwerkt met het oog op energieterugwinning dient met het oog op een optimale terugwinning op zijn minst een zekere calorische onderwaarde te hebben.
c) Nuttige toepassing van verpakking in de vorm van compostering
Verpakkingsafval dat wordt verwerkt met het oog op compostering moet zodanig biologisch afbreekbaar zijn dat het de gescheiden inzameling en het composteringsproces of de composteringsactiviteit waarin het wordt ingebracht niet hindert.
d) Biologisch afbreekbare verpakking
Biologisch afbreekbaar verpakkingsafval moet zodanig fysisch, chemisch, thermisch of biologisch afbreekbaar zijn dat het grootste deel van de resulterende compost uiteindelijk uiteenvalt in kooldioxide, biomassa en water. Onder invloed van zuurstof afbreekbare kunststofverpakking wordt niet als biologisch afbreekbaar beschouwd.
BIJLAGE III
GEGEVENS DIE DE LID-STATEN MOETEN OPNEMEN IN HUN DATABASE „VERPAKKINGEN EN VERPAKKINGSAFVAL”
(VOLGENS ONDERSTAANDE TABELLEN 1 TOT EN MET 4)
1. |
Voor wat betreft zowel primaire als secundaire en tertiaire verpakkingen: a) de hoeveelheid verpakkingsmateriaal die op het nationale grondgebied is verbruikt (produktie + invoer - uitvoer), per categorie verpakkingsmateriaal (tabel 1); b) de hergebruikte hoeveelheden (tabel 2). |
2. |
Voor wat betreft zowel huishoudelijk als niet-huishoudelijk verpakkingsafval: a) de hoeveelheid die op het nationale grondgebied is teruggewonnen en verwijderd (produktie + invoer - uitvoer), per categorie verpakkingsmateriaal (tabel 3); b) de gerecycleerde en de teruggewonnen hoeveelheden per categorie verpakkingsmateriaal (tabel 4). |
TABEL 1
De hoeveelheid (primair, secundair en tertiair) verpakkingsmateriaal die op het nationale grondgebied is verbruikt (uitgedrukt in ton)
TABEL 2
De hoeveelheid (primair, secundair en tertiair) verpakkingsmateriaal die op het nationale grondgebied is hergebruikt
TABEL 3
De hoeveelheid verpakkingsafval die op het nationale grondgebied is teruggewonnen en verwijderd
TABEL 4
De hoeveelheid verpakkingsafval die op het nationale grondgebied is gerecycleerd of teruggewonnen
BIJLAGE IV
KRACHTENS ARTIKEL 6, LID 1 BIS, ONDER d), IN TE DIENEN UITVOERINGSPLAN
Het krachtens artikel 6, lid 1 bis, onder d), in te dienen uitvoeringsplan bevat het volgende:
1. beoordeling van de percentages gerecycleerd, gestort of anderszins verwerkt verpakkingsafval en de stromen waaruit dat bestaat in het verleden, het heden en de toekomst;
2. beoordeling van de uitvoering van afvalbeheersplannen en afvalpreventieprogramma’s die zijn opgezet krachtens de artikelen 28 en 29 van Richtlijn 2008/98/EG;
3. de redenen waarom de lidstaat van mening is dat hij wellicht niet in staat zal zijn de in artikel 6, lid 1, onder g) en i), vastgelegde doelstelling te behalen binnen de in dat artikel vastgestelde termijn, en een beoordeling van de extra tijd die nodig is om deze doelstelling te halen;
4. maatregelen die noodzakelijk zijn voor het halen van de in artikel 6, lid 1, onder g) en i), van deze richtlijn vastgestelde doelstellingen die van toepassing zijn op de lidstaat gedurende de extra tijd, met inbegrip van passende economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalhiërarchie als bedoeld in artikel 4, lid 1, en bijlage IV bis van Richtlijn 2008/98/EG;
5. een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de in punt 4 bedoelde maatregelen, het orgaan dat bevoegd is voor de tenuitvoerlegging ervan, en een beoordeling van de afzonderlijke bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de doelstellingen die van toepassing zijn in geval van een verlenging van de termijn;
6. informatie over financiering van afvalbeheer in overeenstemming met het beginsel „de vervuiler betaalt”;
7. maatregelen om in voorkomend geval de kwaliteit van gegevens te verbeteren met het oog op betere prestaties bij de planning en monitoring van afvalbeheer.
( 1 ) PB nr. L 377 van 31.12.1991, blz. 20.
( 2 ) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
( 4 ) PB L 50 van 20.2.1997, blz. 28.
( 5 ) PB nr. L 326 van 29.12.1969, blz. 36.
( 6 ) Beschikking 2005/270/EG van de Commissie van 22 maart 2005 tot vaststelling van de tabellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 86 van 5.4.2005, blz. 6).
( 7 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
( 8 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.