4.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 158/10


ARREST VAN HET HOF

van 24 januari 2023

in zaak E-5/22

Christian Maitz tegen Liechtensteinische Alters- und Hinterlassenenversicherung, Liechtensteinische Invalidenversicherung, en Liechtensteinische Familienausgleichskasse

(Sociale zekerheid – Verordening (EG) nr. 883/2004 – Verordening (EG) nr. 987/2009 – Verblijf in een derde land – Zelfstandige – Toepasselijkheid van EER-recht – Aanbeveling van de Administratieve Commissie – artikel 3 EER – beginsel van loyale samenwerking)

(2023/C 158/05)

In zaak E-5/22, Christian Maitz tegen Liechtensteinische Alters- und Hinterlassenversicherung, Liechtensteinische Invalidenversicherung, en Liechtensteinische Familienausgleichskasse – VERZOEK aan het Hof overeenkomstig artikel 34 van de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie door het Hof van beroep van het Vorstendom Liechtenstein (Fürstliches Obergericht), wat betreft de uitlegging van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, heeft het Hof, samengesteld uit Páll Hreinsson, president (rechter-rapporteur), Bernd Hammermann en Ola Mestad (ad hoc), rechters, op 24 januari 2023 een arrest gewezen, waarvan het dictum als volgt luidt:

1.

Er is volgens artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels geen voorwaarde dat onderdanen van een EER-staat ook in een EER-staat moeten wonen om binnen de personele werkingssfeer van die verordening te vallen.

Een door een EER-staat met een derde land gesloten overeenkomst die tot doel heeft het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 883/2004 uit te breiden tot dat derde land, kan de woonplaats van een persoon niet opleggen als een van artikel 2, lid 1, en artikel 11 van die verordening afwijkende voorwaarde.

2.

Artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 987/2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 moet aldus worden uitgelegd dat niet wordt vereist dat een verklaring uitsluitend in de vorm van een draagbaar document A1 wordt afgegeven om de in artikel 5, lid 1, van die verordening bedoelde rechtsgevolgen te sorteren.