29.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/18


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 303/14/COL

van 15 juli 2014

waarbij Noorwegen wordt gemachtigd om af te wijken van bepaalde gemeenschappelijke regels voor de veiligheid van de luchtvaart op grond van artikel 14, lid 6, van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 66n van bijlage XIII bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, zoals gewijzigd) [2015/1945]

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

Gezien artikel 14, leden 6 en 7, van het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 66n van bijlage XIII bij de EER-overeenkomst, zoals aangepast bij besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 163/2011 van 19 december 2011, Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, zoals gewijzigd, en gezien punt FCL.740.A van bijlage I bij het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 66ne van bijlage XIII bij de EER-overeenkomst, zoals aangepast bij besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 146/2013 van 15 juli 2013, Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd, beide aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij,

Gezien het advies van het EVA-Vervoerscomité van 28 maart 2014.

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Noorwegen heeft gevraagd te mogen afwijken van de gemeenschappelijke regels voor de veiligheid van de luchtvaart in de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(2)

Overeenkomstig artikel 14, lid 7, van die verordening, zoals aangepast, heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA onderzocht of de gevraagde afwijking noodzakelijk is en welk beschermingsniveau zij biedt, op basis van een aanbeveling van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. Dat agentschap komt tot de conclusie dat door de wijziging hetzelfde beschermingsniveau zal worden bereikt als door de toepassing van de gemeenschappelijke regels voor de veiligheid van de luchtvaart, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De beoordeling van de afwijking en de voorwaarden om deze toe te passen, worden beschreven in de bijlage bij dit besluit tot machtiging van de afwijking.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals aangepast, wordt een afwijking die is toegestaan aan één lidstaat, ter kennis gesteld van alle lidstaten, die ook het recht hebben om die afwijking toe te passen.

(4)

Overeenkomstig artikel 1 van Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 163/2011 van 19 december 2011 en punt 3, onder a) en e), van de bijlage daarbij, staat de term „lidsta(a)t(en)” niet alleen voor de in de verordening bedoelde lidstaten, maar ook voor de EVA-staten, en deelt de Europese Commissie de informatie die zij over een dergelijk besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA ontvangt, aan de EU-lidstaten mede.

(5)

Daarom moet dit besluit ter kennis worden gebracht van alle EVA-lidstaten en van de Europese Commissie, zodat zij de EU-lidstaten daarover kan inlichten.

(6)

De beschrijving van de afwijking en de daaraan verbonden voorwaarden moeten van dien aard zijn dat andere lidstaten in de zin van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals aangepast, de maatregel kunnen toepassen wanneer zij zich in dezelfde situatie bevinden, zonder dat verdere goedkeuring van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA of de Commissie vereist is, naargelang van het geval. Dit neemt niet weg dat lidstaten in de zin van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals aangepast, kennis moeten geven van de toepassing van afwijkingen, aangezien deze gevolgen kunnen hebben buiten die staat.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het EVA-Vervoerscomité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Noorwegen kan afwijken van de voorschriften van punt FCL.740.A van de bijlage I (deel-FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 (zoals gewijzigd), zoals beschreven in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Alle lidstaten in de zin van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals aangepast, kunnen dezelfde maatregelen als bedoeld in artikel 1 toepassen, zoals beschreven in de bijlage bij dit besluit, en op voorwaarde dat daarvan kennis wordt gegeven overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals aangepast.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Noorwegen. Het is authentiek in de Engelse taal.

Artikel 4

Dit besluit wordt ter kennis gebracht van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en de Europese Commissie.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2014.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Helga JÓNSDÓTTIR

Lid van het College

Xavier LEWIS

Directeur


BIJLAGE

AFWIJKING DOOR HET KONINKRIJK NOORWEGEN VAN VERORDENING (EU) Nr. 1178/2011 VAN DE COMMISSIE  (1) MET BETREKKING TOT BEPAALDE VLIEGUREN VOOR BEPAALDE KLASSEBEVOEGDVERKLARINGEN

1.   BESCHRIJVING VAN HET VERZOEK

Punt FCL.740.A, onder b), van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 luidt als volgt:

„b)

Verlenging van klassebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde éénmotorige vleugelvliegtuigen.

1)

Klassebevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen met enkele zuigermotor en bevoegdverklaringen voor TMG's. Voor de verlenging van een klassebevoegdverklaring voor een éénpiloot-gecertificeerd vleugelvliegtuig met enkele zuigermotor of TMG moet de kandidaat:

i)

binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring slagen voor een bekwaamheidsproef in de desbetreffende klasse in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel met een examinator, of

ii)

binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring twaalf uur vliegtijd hebben voltooid in de desbetreffende klasse, waaronder:

zes uur als PIC;

twaalf starts en twaalf landingen, en

een opleidingsvlucht van ten minste één uur met een vlieginstructeur (FI) of een instructeur voor klassebevoegdverklaring (CRI). Kandidaten hebben recht op vrijstelling van deze vlucht indien ze zijn geslaagd voor een bekwaamheidsproef of vaardigheidstest voor een klasse- of typebevoegdverklaring in een andere klasse of een ander type van vleugelvliegtuigen.

2)

Wanneer de kandidaat houder is van zowel een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige vleugelvliegtuigen met zuigermotor (land) als een TMG-bevoegdverklaring, mag hij aan de eisen genoemd in punt 1 voldoen in een van beide klassen en daarmee verlenging van beide bevoegdverklaringen verkrijgen.

3)

Eénpiloot-gecertificeerde propeller aangedreven vleugelvliegtuigen met een turbinemotor. Ten behoeve van de verlenging van klassebevoegdverklaringen voor propeller aangedreven vleugelvliegtuigen met een turbinemotor moet de kandidaat binnen drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring een bekwaamheidsproef afleggen op een vleugelvliegtuig van de betreffende klasse in overeenstemming met aanhangsel 9 van dit deel.”.

Bij brief van 6 december 2013 heeft de regering van het Koninkrijk Noorwegen (hierna „Noorwegen” genoemd) de toezichthoudende autoriteit van de EVA (hierna „de autoriteit” genoemd) en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het agentschap” genoemd) in kennis gesteld van haar voornemen om af te wijken van deze bepaling van Verordening (EU) nr. 1178/2011 op grond van artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 216/2008, zoals gewijzigd (2).

2.   BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.   Noodzaak

De autoriteit acht het zinvol om kruiselingse vrijstelling van vliegtijd toe te staan voor bepaalde gespecificeerde vliegtijd in vleugelvliegtuigen die onder klassebevoegdverklaringen voor éénmotorige zuigervliegtuigen („SEP”) vallen (land- en watervliegtuigen) met het oog op verlenging van beide bevoegdverklaringen „op grond van ervaring”. Verordening (EU) nr. 1178/2011 regelt deze situatie niet en verschaft evenmin duidelijkheid voor piloten van amfibievliegtuigen, waardoor een onnodige last voor de houders van de bewijzen wordt gecreëerd.

2.2.   Gelijkwaardigheid van het beschermingsniveau

Noorwegen heeft de volgende redenen opgegeven om aan te tonen dat het noodzakelijk is van de betrokken regel af te wijken: om te mogen vliegen met een vleugelvliegtuig dat wordt aangedreven door een motor met één zuiger moeten piloten over een geldige klassebevoegdverklaring voor SEP beschikken die deel uitmaakt van hun bevoegdheidsbewijs conform deel-FCL. Deel-FCL bevat bepalingen voor twee klassebevoegdverklaringen voor SEP: de bevoegdverklaring voor landvliegtuigen (met wielen of ski's als onderstel) en de bevoegdverklaring voor watervliegtuigen (met scheepsromp of drijvers). Het deel-FCL bevat geen specifieke bepaling voor amfibievliegtuigen (die tijdens de vlucht hun configuratie kunnen wijzigen om vanop land of vanop water te opereren). Voorts moet een piloot die de rechten van een klassebevoegdverklaring voor SEP wenst te verlengen, voldoen aan punt FCL.740.A, onder b), van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

Noorwegen heeft ook aangevoerd dat het reeds wordt aanvaard dat een amfibievliegtuig kan worden gebruikt om beide bevoegdverklaringen te verlengen door het te gebruiken als landvliegtuig en als watervliegtuig om aan de voorschriften te voldoen. Voor een amfibievliegtuig zullen de kenmerken van het vliegtuig voor de en-route vlieguren identiek zijn. Alleen de fasen van taxiën, opstijgen en landen zijn verschillend. De bepalingen van punt FCL.740.A, onder b), 2), erkennen reeds dat ervaring die is opgedaan in de klassen SEP(land) of TMG kan worden gebruikt om een verlenging te verkrijgen voor de bevoegdverklaringen inzake zowel SEP als TMG. De vereisten moeten overeenstemmen met wat de klassen gemeen hebben en met de verschillen tussen de klassen.

Het agentschap was het er na de beoordeling van het verzoek mee eens dat het vereiste dat een piloot voor beide bevoegdverklaringen moet voldoen aan alle voorschriften inzake vliegervaring van punt FCL.740.A, onder b), voor zowel landvliegtuigen als watervliegtuigen niet noodzakelijk is en een onredelijke last meebrengt voor de houder van het bewijs.

Het agentschap stelde voorts vast dat het lopende regelgevingsdossier FCL.002 al heeft voorgesteld om de bepaling van punt FCL.740A, onder b), te wijzigen door bepalingen toe te voegen betreffende de verlenging door ervaring voor piloten die houder zijn van zowel SEP (land) als SEP (zee).

Derhalve kwam het agentschap in zijn aanbeveling voor de toepassing van artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 216/2008 tot de conclusie dat het beschermingsniveau wordt gehandhaafd met het Noorse voorstel.

3.   BESCHRIJVING VAN DE AFWIJKING

De voorgestelde afwijking van de bepalingen van punt FCL.740.A, onder b), van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, heeft als doel gezagvoerders de mogelijkheid te bieden om de uren van een bepaalde klasse te crediteren met vijf van de zes uur van de andere klasse.

De bepalingen van punt FCL.740.A, onder b), 3), van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 zijn derhalve van toepassing met de volgende alinea:

„3.

Wanneer een kandidaat houder is van zowel een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige zuigervliegtuigen voor land als een klassebevoegdverklaring voor éénmotorige zuigervliegtuigen voor water, kan het volstaan dat zij voldoen aan de voorschriften van punt FCL.740, onder b), 1), ii), om beide bevoegdverklaringen te verlengen, door binnen de twaalf maanden voorafgaand aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring, twaalf uur vliegtijd te voltooien in éénmotorige zuigervliegtuigen, met inbegrip van:

zes uur als gezagvoerder in éénmotorige zuigervliegtuigen, waarvan ten minste één uur in een landvliegtuig of amfibievliegtuig dat als landvliegtuig wordt gebruikt en ten minste één uur in een watervliegtuig of een amfibievliegtuig dat als watervliegtuig wordt gebruikt, en

twaalf starts en landingen op land en twaalf starts en landingen op water, en

een opleidingsvlucht van ten minste één uur met een vlieginstructeur (FI) of een instructeur voor klassebevoegdverklaring (CRI). Deze opleidingsvlucht kan worden uitgevoerd met een éénmotorig zuigervliegtuig, -watervliegtuig- of amfibievliegtuig. Kandidaten hebben recht op vrijstelling van deze vlucht indien ze zijn geslaagd voor een bekwaamheidsproef voor een klasse- of typebevoegdverklaring, een vaardigheidstest of een vakbekwaamheidsbeoordeling in een andere klasse of een ander type van vleugelvliegtuigen.”.

4.   VOORWAARDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE AFWIJKING

Deze afwijking geldt voor houders van bewijzen die zijn afgegeven in overeenstemming met bijlage I (deel-FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011.

5.   ALGEMENE TOEPASSELIJKHEID VAN DE AFWIJKING

Alle EVA-staten kunnen deze afwijking toepassen, mits aan de voorwaarden van punt 4 wordt voldaan.


(1)  Het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 66ne van bijlage XIII bij de EER-overeenkomst (Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij.

(2)  Het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 66n van bijlage XIII bij de EER-overeenkomst (Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, zoals gewijzigd), zoals aangepast aan de EER-overeenkomst bij Protocol 1 daarbij.