22.12.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 374/15 |
ARREST VAN HET HOF
van 20 september 2011
in zaak E-5/11
Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen
(Niet-nakoming van verplichtingen door een overeenkomstsluitende partij — Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — Verordening (EG) nr. 1891/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002)
2011/C 374/10
In zaak E-5/11, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tegen het Koninkrijk Noorwegen — VERZOEK om een verklaring dat het Koninkrijk Noorwegen, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om a) het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56o van hoofdstuk V van bijlage XIII bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en b), het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56oa van hoofdstuk V van bijlage XIII bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1891/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, binnen de voorgeschreven termijn in zijn interne rechtsorde op te nemen, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen, heeft het Hof, samengesteld uit Carl Baudenbacher, voorzitter, Per Christiansen en Páll Hreinsson (rechter-rapporteur), rechters, op 20 september 2011 een arrest gewezen waarvan het dictum als volgt luidt:
Het Hof:
1. |
verklaart dat het Koninkrijk Noorwegen, door niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om a) het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56o van hoofdstuk V van bijlage XIII bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, en b), het besluit waarnaar wordt verwezen in punt 56oa van hoofdstuk V van bijlage XIII bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1891/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002), zoals aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarbij, binnen de voorgeschreven termijn in zijn interne rechtsorde op te nemen, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 7 van de EER-Overeenkomst niet is nagekomen; |
2. |
verwijst het Koninkrijk Noorwegen in de kosten van de procedure. |