21.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 366/96


AANBEVELING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 150/06/COL

van 17 mei 2006

over het gecoördineerde controleprogramma op het gebied van diervoeding voor 2006

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), en met name op artikel 109 en Protocol 1,

Gelet op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie, en met name op artikel 5, lid 2, onder b), en Protocol 1,

Gelet op het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding  (1), gewijzigd, en aangepast aan de EER-Overeenkomst bij Protocol 1 daarvan, en met name op artikel 22, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2005 hebben de EVA-staten een aantal onderwerpen vastgesteld waarvoor in 2006 een gecoördineerd controleprogramma zou moeten worden uitgevoerd.

(2)

Het besluit (gewijzigd) waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 33, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding  (2) stelt weliswaar maximale gehalten aan aflatoxine B1 in diervoeders vast, maar er zijn geen EER-regels voor andere mycotoxinen, zoals ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen, T-2- en HT-2-toxinen. Met het oog op de verdere ontwikkeling van de wetgeving zou het verzamelen van informatie over de aanwezigheid van die mycotoxinen door steekproefsgewijze bemonstering nuttige gegevens voor een beoordeling van de situatie kunnen opleveren. Vooral bepaalde voedermiddelen zoals granen en oliehoudende zaden staan bloot aan contaminatie met mycotoxinen door de omstandigheden bij de oogst, de opslag en het vervoer. Aangezien de mycotoxineconcentratie van jaar tot jaar varieert, moeten voor alle genoemde mycotoxinen gegevens voor opeenvolgende jaren worden verzameld.

(3)

Eerdere resultaten van controles op de aanwezigheid van antibiotica en coccidiostatica in bepaalde diervoeders voor diersoorten of -categorieën waarvoor deze werkzame stoffen niet zijn toegestaan, duiden erop dat in dit verband nog steeds inbreuken voorkomen. Voorts is het overeenkomstig artikel 11, lid 2, van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding  (3) belangrijk er zorg voor te dragen dat de uitfasering van als toevoegingsmiddel gebruikte antibiotica daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

(4)

De deelname van Noorwegen en IJsland aan de programma's binnen de werkingssfeer van bijlage II bij deze aanbeveling over stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten, moet worden beoordeeld in het licht van hun vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst, en in het bijzonder van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(5)

Er moet op worden toegezien dat de verbodsbepalingen ten aanzien van het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders, zoals vastgesteld in de desbetreffende EER-wetgeving, daadwerkelijk worden toegepast.

(6)

De deelname van IJsland aan de programma's binnen de werkingssfeer van bijlage III bij deze aanbeveling betreffende verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong moet worden beoordeeld in het licht van de vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk I van bijlage I bij de EER-overeenkomst.

(7)

Er moet op worden toegezien dat het gehalte aan de sporenelementen koper en zink in mengvoeders voor varkens het maximumgehalte van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1zq, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1334/2003 van de Commissie van 25 juli 2003 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders  (4), gewijzigd, niet overschrijdt. De deelname van Noorwegen aan de programma's binnen de werkingssfeer van bijlage IV moet worden beoordeeld in het licht van de vrijstellingen van de bepalingen van hoofdstuk II van bijlage I bij de EER-overeenkomst.

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité plantgoed en diervoeding van de EVA dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA bijstaat,

BEVEELT AAN:

1.

De EVA-staten wordt aanbevolen gedurende 2006 een gecoördineerd controleprogramma uit te voeren met het oog op de controle op:

(a)

de concentratie van mycotoxinen (aflatoxine B1, ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen en T-2- en HT-2-toxinen) in diervoeders, waarbij zij de analysemethoden aangeven; de bemonstering moet zowel steekproefsgewijs als gericht geschieden; bij gerichte bemonstering gaat het bij de monsters om voedermiddelen waarvan vermoed wordt dat ze hogere mycotoxineconcentraties bevatten, zoals granen, oliehoudende zaden en vruchten, producten en bijproducten daarvan, alsmede voedermiddelen die lange tijd opgeslagen zijn geweest of over grote afstand over zee zijn vervoerd; in het geval van aflatoxine B1 moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan mengvoeders voor ander melkvee dan rundvee; voor de verslaglegging over de resultaten van de controles moet gebruik worden gemaakt van het model in bijlage I;

(b)

coccidiostatica en/of histomonostatica, of deze nu wel of niet voor bepaalde diersoorten en -categorieën als toevoegingsmiddel in het voeder zijn toegestaan, die vaak voorkomen in niet-gemedicineerde voormengsels en mengvoeders waarin deze stoffen niet zijn toegestaan; bij de controles moet gericht naar deze stoffen in voormengsels en mengvoeders worden gezocht als de bevoegde autoriteit van mening is dat het vrij waarschijnlijk is dat er onregelmatigheden zullen worden aangetroffen; voor de verslaglegging over de resultaten van de controles moet gebruik worden gemaakt van het model in bijlage II;

(c)

de tenuitvoerlegging van de uitfasering van antibiotica als toevoegingsmiddelen overeenkomstig bijlage II;

(d)

de tenuitvoerlegging van verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong, zoals uiteengezet in bijlage III;

(e)

het gehalte aan koper en zink in mengvoeders voor varkens, zoals aangegeven in bijlage IV.

2.

De EVA-staten wordt aanbevolen de resultaten van de in punt 1 bedoelde gecoördineerde controleprogramma's op te nemen in een afzonderlijk hoofdstuk van het jaarverslag over de controleactiviteiten dat uiterlijk op 1 april 2007 in overeenstemming met de laatste versie van het geharmoniseerde modelverslag en krachtens artikel 22, lid 2, van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 95/53/EG) aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA moet worden verstrekt.

Gedaan te Brussel, 17 mei 2006.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Kristján Andri STEFÁNSSON

Lid van het College

Niels FENGER

Directeur


(1)  PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).

(2)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/77/EG van de Commissie (PB L 271 van 30.9.2006, blz. 53).

(3)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(4)  PB L 187 van 26.7.2003, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1980/2005 (PB L 318 van 6.12.2005, blz. 3).


BIJLAGE I

Concentratie van bepaalde mycotoxinen (aflatoxine B1, ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen en T-2- en HT-2-toxinen) in diervoeders

Individuele resultaten van alle geteste monsters; model voor de in punt 1, onder a), bedoelde verslagen

Diervoeders

Monster-neming (steekproef of gericht)

Type en concentratie van de mycotoxinen (μg/kg voor een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %)

Klasse (1)

Soort (2)

Land van oorsprong

 

Aflatoxine B1

Ochratoxine A

Zearalenon

Deoxynivalenol

Fumonisinen (3)

T-2- en HT-2-toxinen (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bevoegde autoriteit moet ook het volgende aangeven:

de maatregelen die worden genomen wanneer de maximale gehalten aan aflatoxine B1 worden overschreden;

de gebruikte analysemethoden;

de aantoonbaarheidsgrenzen.


(1)  Kies een van de volgende klassen: voedermiddel, toevoegingsmiddel in diervoeders, voormengsel, aanvullend diervoeder, compleet voeder, mengvoeder.

(2)  Kies een van de volgende types: (a) voor voedermiddelen de naam van het voedermiddel als vermeld in deel B van de bijlage bij het besluit waarnaar in hoofdstuk II, punt 14a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst wordt verwezen (Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG); (b) voor andere diervoeders de doelsoorten.

(3)  De concentratie van de fumonisinen B1 en B2 kan als de som van beide worden gemeld.

(4)  De concentratie van de T-2- en HT-2-toxinen kan als de som van beide worden gemeld.


BIJLAGE II

Aanwezigheid van bepaalde geneeskrachtige stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegestaan

Sommige geneeskrachtige stoffen kunnen legitiem als toevoegingsmiddel in voormengsels en mengvoeders voor bepaalde diersoorten en -categorieën aanwezig zijn indien wordt voldaan aan de eisen van artikel 10 van het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 1a, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 1831/2003).

De aanwezigheid van niet-toegelaten geneeskrachtige stoffen in diervoeders vormt een inbreuk.

Op de volgende geneeskrachtige stoffen moet controle worden uitgeoefend:

1.

Geneeskrachtige stoffen die alleen voor bepaalde diersoorten of –categorieën als toevoegingsmiddel in diervoeder zijn toegestaan:

 

decoquinaat (Deccox)

 

diclazuril (Clinacox 0,2 %)

 

halofuginone-hydrobromide (Stenorol)

 

lasalocide A natrium (Avatec 15 %)

 

maduramicine-ammonium alfa (Cygro 1 %)

 

monensin-natrium (Elancoban G100, 100, G200, 200)

 

narasin

 

narasin — nicarbazine (Maxiban G160)

 

robenidinehydrochloride (Cycostat 66G)

 

salinomycine-natrium (Sacox 120G, 120)

 

semduramicin-natrium (Aviax 5 %)

2.

Geneeskrachtige stoffen die niet meer als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegelaten:

 

amprolium

 

amprolium/ethopabaat

 

arprinocide

 

avilamycine

 

avoparcine

 

carbadox

 

dimetridazol

 

dinitolmide

 

flavofosfolipol

 

ipronidazol

 

meticlorpindol

 

meticlorpindol/methylbenzoquaat

 

nicarbazine

 

nifursol

 

olaquindox

 

ronidazol

 

spiramycine

 

tetracyclinen

 

tylosinefosfaat

 

virginiamycine

 

zinkbacitracine

 

andere antimicrobiële stoffen

3.

Geneeskrachtige stoffen die nooit als toevoegingsmiddel in diervoeders waren toegestaan:

overige stoffen

Individuele resultaten van alle niet-conforme monsters; model voor de in punt 1, onder b), bedoelde verslagen

Soort diervoeder (diersoort en -categorie)

Ontdekte stof

Gevonden gehalte

Reden voor de inbreuk (1)

Genomen maatregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bevoegde autoriteit moet ook het volgende aangeven:

het totale aantal geteste monsters;

de namen van de onderzochte stoffen;

de gebruikte analysemethoden;

de aantoonbaarheidsgrenzen.


(1)  Reden waarom de niet-toegelaten stof zich in het diervoeder bevindt: resultaat van een onderzoek door de bevoegde autoriteit.


BIJLAGE III

Verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong

Onverminderd de artikelen 3 tot en met 13 en artikel 15 van Richtlijn 95/53/EG voeren de EVA-staten in 2006 een gecoördineerd controleprogramma uit om na te gaan of de verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in acht zijn genomen.

Met name om ervoor te zorgen dat het verbod op het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren, zoals neergelegd in bijlage IV bij het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk I, punt 7.1.12, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën  (1), daadwerkelijk wordt toegepast, voeren de EVA-staten een specifiek controleprogramma op basis van gerichte controles uit. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 95/53/EG gaan die controleprogramma's uit van een risicogebaseerde strategie die alle stadia van de productie omvat, alsmede alle soorten inrichtingen waar diervoeders worden vervaardigd, gehanteerd en toegediend. De EVA-staten besteden bijzondere aandacht aan de vaststelling van criteria die aan een risico gerelateerd kunnen worden. Het gewicht dat aan elk criterium wordt toegekend, moet in verhouding staan tot het risico. De frequentie van de controles en het aantal in de inrichting onderzochte monsters moeten correleren met de som van de aan die inrichting toegekende gewichten.

Ter indicatie dienen de onderstaande inrichtingen en criteria bij de opstelling van een controleprogramma in aanmerking te worden genomen.

Inrichtingen

Criteria

Gewicht

Diervoederfabrieken

Diervoederfabrieken van zowel mengvoeders voor herkauwers als mengvoeders voor niet-herkauwers die toegestane verwerkte dierlijke eiwitten bevatten.

Diervoederfabrieken waar eerder overtredingen zijn geconstateerd of waar die worden vermoed.

Diervoederfabrieken met een grote hoeveelheid ingevoerde diervoeders met een hoog eiwitgehalte, zoals vismeel, sojameel, maïsglutenmeel en eiwitconcentraten.

Diervoederfabrieken met een hoge mengvoederproductie.

Risico op kruisverontreiniging als gevolg van interne operationele procedures (speciale silo's, controle op de daadwerkelijke scheiding van de productielijnen, controle op de ingrediënten, intern laboratorium, bemonsteringsprocedures).

 

Grensinspectieposten en andere punten van binnenkomst in de Gemeenschap

Grote/kleine hoeveelheid ingevoerde diervoeders.

Diervoeders met een hoog eiwitgehalte.

 

Landbouwbedrijven

Zelfmengers die toegestane verwerkte dierlijke eiwitten gebruiken.

Landbouwbedrijven waarop herkauwers en andere diersoorten worden gehouden (risico op vermenging/verwisseling van voeder).

Landbouwbedrijven die diervoeders in bulk aanschaffen.

 

Handelaren

Opslagloodsen en tussenopslag van diervoeders met een hoog eiwitgehalte.

Grote hoeveelheid diervoeders in bulk verhandeld.

Handelaren in mengvoeders die in het buitenland geproduceerd zijn.

 

Mobiele mengvoederbereiders

Mengvoederbereiders die zowel voor herkauwers als voor niet-herkauwers produceren.

Mengvoederbereiders waar eerder overtredingen zijn geconstateerd of waar die worden vermoed.

Mengvoederbereiders die diervoeders met een hoog eiwitgehalte verwerken.

Mengvoederbereiders met een hoge diervoederproductie.

Een groot aantal landbouwbedrijven als afnemers, waaronder bedrijven met herkauwers.

 

Vervoermiddelen

Voertuigen die voor het vervoer van zowel verwerkte dierlijke eiwitten als diervoeders worden gebruikt.

Voertuigen waarbij eerder overtredingen zijn geconstateerd of waarbij die worden vermoed.

 

Als alternatief voor deze indicatieve inrichtingen en criteria mogen de EVA-staten hun eigen risicobeoordeling vóór 31 mei 2006 aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA sturen.

De bemonstering moet worden gericht op partijen of gebeurtenissen waarbij kruiscontaminatie met verboden verwerkte eiwitten het waarschijnlijkst is (eerste partij na het vervoer van diervoeders die voor deze partij verboden dierlijke eiwitten bevatten, technische problemen of veranderingen in de productielijnen, veranderingen in de opslagbunkers of silo's voor bulkmateriaal).

De controles zouden ook tot de stofanalyse in voertuigen, van de productieapparatuur en in opslagruimten kunnen worden uitgebreid.

Per jaar moeten er in een EVA-staat minimaal 10 controles per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder plaatsvinden. Het minimumaantal officiële monsters per jaar in een EVA-staat dient 20 per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder te zijn. In afwachting van de goedkeuring van alternatieve methoden moet voor de analyse van de monsters de microscopische identificatie en schatting zoals beschreven in het besluit waarnaar wordt verwezen in hoofdstuk II, punt 31i, van bijlage I bij de EER-Overeenkomst (Richtlijn 2003/126/EG van de Commissie van 23 december 2003 inzake de analysemethoden voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van diervoeders  (2) worden gebruikt. Iedere aanwezigheid van verboden bestanddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders dient als overtreding van het voederverbod te worden beschouwd.

De resultaten van de controleprogramma's moeten aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden meegedeeld aan de hand van onderstaande tabellen.

Overzicht van de controles betreffende het voederverbod voor diervoeder van dierlijke oorsprong (vervoederen van verboden verwerkte dierlijke eiwitten)

A.   Gedocumenteerde controles

Stadium

Aantal controles op de aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten

Aantal overtredingen die niet op grond van laboratoriumtests, maar van bv. documentaire controles zijn vastgesteld

Invoer van voedermiddelen

 

 

Opslag van voedermiddelen

 

 

Diervoederfabrieken

 

 

Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders

 

 

Intermediairs

 

 

Vervoermiddelen

 

 

Bedrijven met niet-herkauwers

 

 

Bedrijven met herkauwers

 

 

Overige:

 

 

B.   Bemonstering en testen van voedermiddelen en mengvoeders op verwerkte dierlijke eiwitten

Inrichtingen

Aantal officiële monsters, getest op verwerkte dierlijke eiwitten

Aantal niet-conforme monsters

Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van landdieren

Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van vis

Voeder-middelen

Voedermiddelen Mengvoeders

Voeder-middelen

Voedermiddelen Mengvoeders

Voeder-middelen

Voedermiddelen Mengvoeders

voor herkau-wers

voor niet-herkauwers

voor herkau-wers

voor niet-herkauwers

voor herkau-wers

voor niet-herkauwers

Bij de invoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diervoederfabrieken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Intermediairs/opslag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervoermiddelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op het landbouwbedrijf

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overige:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Overzicht van verboden verwerkte dierlijke eiwitten die zijn aangetroffen in voor herkauwers bedoelde diervoeders

 

Maand van bemonstering

Aard, mate en oorsprong van contaminatie

Sancties (of andere maatregelen)

1

 

 

 

2

 

 

 

3

 

 

 

4

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1993/2004 van de Commissie (PB L 344 van 20.11.2004, blz. 12).

(2)  PB L 339 van 24.12.2003, blz. 78.


BIJLAGE IV

Individuele resultaten van alle (zowel conforme als niet-conforme) monsters betreffende het gehalte aan koper en zink in mengvoeders voor varkens

Soort mengvoeder (diercategorie)

Sporenelement (koper of zink)

Aangetroffen gehalte (mg/kg volledig diervoeder)

Reden voor de overschrijding van het maximumgehalte (1)

Genomen maatregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Zoals geconcludeerd na een onderzoek door de bevoegde autoriteit.