18.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 384/11


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA 40/2016

in het kader van het programma Erasmus+

„KA3 — Partnerschappen tussen BOO en het bedrijfsleven op het gebied van leren op het werk en stageplaatsen”

(2016/C 384/06)

1.   Doelstellingen en beschrijving

Gelet op de hoge jeugdwerkloosheid en de discrepantie tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden, heeft deze oproep het algemene doel om de kloof tussen het onderwijs en het bedrijfsleven te overbruggen. Hiermee wordt beoogd om onderwijs en opleiding beter te laten aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt en om topkwaliteit te bevorderen.

In dit verband nodigt de oproep uit tot het indienen van voorstellen inzake partnerschappen tussen beroepsonderwijs en -opleiding (BOO) en het bedrijfsleven met als doel leren op het werk te ontwikkelen en zo bij te dragen aan de Riga-doelstelling om leren op het werk in alle mogelijke vormen te bevorderen, met bijzondere aandacht voor stageplaatsen.

Deze partnerschappen kunnen helpen om het bedrijfsleven en de sociale partners te betrekken bij de opzet en uitvoering van BOO en om leren op het werk als belangrijk element op te nemen in BOO.

Deze oproep heeft ook als doel de kwaliteit van leren op het werk en stageplaatsen te verbeteren door partnerschappen te bevorderen waarbij bedrijven, BOO-aanbieders, andere relevante belanghebbenden en bemiddelingsorganisaties worden betrokken teneinde een relevantere, meer systematische en duurzamere aanpak te ontwikkelen door middel van kennisoverdracht en door lering te trekken uit modellen en praktijken die hun waarde hebben bewezen.

De focus ligt op de regionale en lokale dimensie om ter plekke concrete en duurzame resultaten te boeken.

2.   In aanmerking komende aanvragers

Perceel 1:

De aanvrager (projectcoördinator) moet een van de volgende organisaties zijn:

een BOO-aanbieder (op middelbaar of postsecundair niveau),

een kleine, middelgrote of grote onderneming (publiek of particulier),

een kamer van koophandel, nijverheid en ambachten of een soortgelijke relevante sectorale/beroepsorganisatie,

een lokale of regionale autoriteit.

Het partnerschap moet ten minste drie volwaardige partners uit ten minste twee verschillende landen van het programma Erasmus+ omvatten.

Deze drie entiteiten omvatten:

één BOO-aanbieder,

één lokale of regionale autoriteit,

één kleine, middelgrote of grote onderneming (publiek of particulier) of één kamer van koophandel of één sectorale/beroepsorganisatie.

Bovendien moet het partnerschap ten minste één werkgevers- en één werknemersorganisatie (sociale partners) omvatten als geassocieerde partners.

Perceel 2:

De aanvrager (projectcoördinator) moet een Europese overkoepelende organisatie zijn met leden of aangeslotenen in ten minste twaalf Erasmus+-programmalanden, waarvan er ten minste zes aan het project deelnemen als partners.

In aanmerking komende deelnemende organisaties (perceel 1 en perceel 2) zijn onder andere:

lokale of regionale overheden,

sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties),

kleine, middelgrote of grote ondernemingen (publiek of particulier),

kamers van koophandel, nijverheid en ambachten of soortgelijke relevante sectorale/beroepsorganisaties,

diensten voor arbeidsvoorziening,

BOO-scholen en BOO-aanbieders, -agentschappen en -centra (waaronder voor postsecundair BOO),

jongerenorganisaties,

ouderverenigingen,

ander relevante organen.

De in aanmerking komende landen zijn:

Voor perceel 1 en perceel 2:

De landen van het Erasmus+-programma:

de 28 lidstaten van de Europese Unie,

de EVA/EER-landen: IJsland, Liechtenstein en Noorwegen,

de kandidaat-EU-lidstaten: Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije.

Voorstellen van aanvragers in EVA/EER-landen of uit kandidaat-lidstaten of geassocieerde landen kunnen worden geselecteerd, mits op de datum van de gunning overeenkomsten zijn ondertekend over de voorwaarden voor de deelname van deze landen aan het programma.

3.   Subsidiabele activiteiten

De oproep tot het indienen van voorstellen maakt een onderscheid tussen twee soorten partnerschappen. Voorstellen moeten daarom in het kader van een van de volgende twee percelen worden ingediend:

1.   Lokale en regionale partnerschappen (perceel 1)

De oproep ondersteunt partnerschappen tussen i) een BOO-aanbieder; ii) een kleine, middelgrote of grote onderneming (publiek of particulier) of een kamer van koophandel of een andere sectorale/beroepsorganisatie, en iii) een lokale of regionale autoriteit.

Deze projecten hebben als doel de partnerschappen tussen BOO en het bedrijfsleven op het gebied van leren op het werk en stageplaatsen te versterken.

Het partnerschap moet een werkgevers- en een werknemersorganisatie (sociale partners) omvatten als geassocieerde partners.

2.   Partnerschappen tussen Europese overkoepelende organisaties en hun nationale leden of aangeslotenen (perceel 2)

De oproep ondersteunt ook een beperkt aantal projecten dat wordt uitgevoerd door Europese overkoepelende organisaties. Deze projecten beogen om gerichte en strategische activiteiten tussen deze overkoepelende organisaties op Europees niveau en hun nationale leden of aangeslotenen te bevorderen teneinde partnerschappen tussen BOO en het bedrijfsleven op het gebied van leren op het werk en stageplaatsen te versterken in een lokaal of regionaal verband.

De begunstigden moeten de volgende activiteiten verrichten:

In beide percelen zetten de begunstigden nieuwe samenwerkingsstructuren op inzake duurzame partnerschappen tussen BOO en het bedrijfsleven op basis van een beoordeling van de vaardighedenbehoefte en waar mogelijk rekening houdend met een sectorale dimensie, en geven zij uitvoering aan die structuren.

De activiteiten worden gekoppeld aan grensoverschrijdende of interregionale samenwerkingsstrategieën, lokale of regionale strategieën voor economische ontwikkeling of macroregionale strategieën.

Deze dienen capaciteitsopbouw, kennisoverdracht en de uitwisseling van ervaringen te omvatten of de bestaande samenwerking systematischer, gerichter en duurzamer te maken om het aanbod van stageplaatsen en leren op het werk kwalitatief en kwantitatief te verbeteren.

Bovendien voeren de begunstigden in beide percelen twee van de volgende drie activiteiten uit:

het ontwerpen en uitvoeren van curricula, cursussen en modules en opleidingsmateriaal inzake leren op het werk en stageplaatsen overeenkomstig de vaardighedenbehoefte en de Europese transparantie-instrumenten (bijv. EQF, EQAVET en ECVET), in voorkomend geval met gebruikmaking van digitale en innovatieve technologieën;

het opzetten van doeltreffende structuren voor samenwerking tussen BOO-docenten en opleiders bij bedrijven met het oog op leren op het werk en stageplaatsen;

het opzetten en versterken van leren op het werk en stageplaatsen in het hogere BOO op tertiair niveau (1) door de samenwerking tussen BOO-aanbieders op secundair en tertiair niveau en bedrijven te vereenvoudigen, onder meer door koppelingen met het onderzoek aan universiteiten en hbo-instellingen te bevorderen om in te spelen op vaardighedentekorten en de doelstellingen inzake uitmuntendheid te bevorderen (2).

4.   Gunningscriteria

In aanmerking komende aanvragen worden op grond van de volgende criteria beoordeeld:

1.

relevantie van het project (maximaal 30 punten — minimumdrempel 16 punten);

2.

kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van het project (maximaal 25 punten — minimumdrempel 13 punten);

3.

kwaliteit van het projectconsortium en de samenwerkingsregelingen (maximaal 25 punten — minimumdrempel 13 punten);

4.

impact en verspreiding (maximaal 20 punten — minimumdrempel 11 punten).

De minimumwaarde voor voorstellen die aan het evaluatiecomité worden voorgelegd, bedraagt 60 punten (met een maximumscore van 100).

5.   Begroting

De totale begroting die bestemd is voor de medefinanciering van projecten, wordt geraamd op maximaal 6 iljoen EUR (4,5 miljoen EUR voor perceel 1 en 1,5 miljoen EUR voor perceel 2).

Elke subsidie bedraagt 250 000 tot 350 000 EUR. Het Agentschap verwacht ongeveer 20 voorstellen te financieren (maximaal 15 projecten voor perceel 1 en maximaal 5 projecten voor perceel 2).

Het Agentschap behoudt zich het recht voor om niet alle beschikbare middelen te verdelen.

6.   Termijn voor het indienen van aanvragen

De aanvragen moeten uiterlijk op 17 januari 2017 om 12.00 uur ’s middags (Brusselse tijd) worden ingediend.

Aanvragen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten elektronisch worden ingediend met gebruikmaking van het juiste officiële aanvraagformulier;

zij moeten zijn opgesteld in een van de officiële talen van de EU.

Het niet nakomen van deze voorwaarden resulteert in afwijzing van de aanvraag.

7.   Volledige informatie

De richtsnoeren en het elektronische aanvraagformulier zijn te vinden op het volgende internetadres:

http://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/actions/vet-business-partnerships-apprenticeshipswork-based-learning_en

Aanvragen dienen aan alle voorwaarden van de richtsnoeren te voldoen.


(1)  BOO strekt verder dan het middelbaar onderwijs en heeft ook betrekking op postsecundair, niet-tertiair onderwijs, en ook op tertiair onderwijs, mits het curriculum een sterke component leren op het werk omvat.

(2)  Voor uitmuntend BOO, zie de mededeling van de Commissie getiteld „Een andere kijk op onderwijs” (2012), http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1389778594543&uri=CELEX:52012DC0669