4.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 41/4


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN 2016

MONOPROGRAMMA’S

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van de Raad

(2016/C 41/03)

1.   ACHTERGROND EN DOEL VAN DE OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

1.1.   Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten

Op 22 oktober 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1144/2014 (1) inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad vastgesteld. Deze verordening wordt aangevuld door Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie (2) en de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie (3) vastgestelde toepassingsbepalingen.

De algemene doelstelling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties is het versterken van het concurrentievermogen van de landbouwsector van de Unie.

De specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties zijn:

a)

meer bekendheid geven aan de voordelen van de landbouwproducten van de Unie en de hoge normen die aan de productiemethoden in de Unie worden gesteld;

b)

het concurrentievermogen en de consumptie van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie vergroten en het profiel ervan zowel binnen als buiten de Unie verhogen;

c)

de bekendheid met en erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie verhogen;

d)

het marktaandeel van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie uit te breiden, met specifieke aandacht voor de markten in derde landen die het grootste groeipotentieel bieden;

e)

de normale marktomstandigheden herstellen in geval van ernstige marktverstoringen, verlies van vertrouwen bij de consument of andere specifieke problemen.

1.2.   Het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie voor 2016

In het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie voor 2016, dat op 13 oktober 2015 is goedgekeurd, worden de details vastgesteld voor de toekenning van cofinanciering en de prioriteiten voor de acties voor voorstellen voor mono- en multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen. Het is beschikbaar op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/annual-work-programmes/2016/index_en.htm

1.3.   Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Consumers, Health, Agriculture and Food Executive Agency — hierna het „Chafea” genoemd) is door de Europese Commissie belast met het beheer van bepaalde delen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, met inbegrip van de evaluatie van monoprogramma’s.

1.4.   Deze oproep tot het indienen van voorstellen

Deze oproep tot het indienen van voorstellen betreft de uitvoering van monoprogramma’s in het kader van de punten 1.2.1.1 en 1.2.1.2 van bijlage I bij het jaarlijkse werkprogramma 2016 inzake acties in het kader van de thematische prioriteiten 1 en 2, namelijk monoprogramma’s op de interne markt en in derde landen.

2.   DOELSTELLING(EN) — THEMA’S — PRIORITEITEN

De punten 1.2.1.1 en 1.2.1.2 van bijlage I bij het jaarlijkse werkprogramma voor 2016 bevatten de thematische prioriteiten voor acties die in aanmerking komen voor cofinanciering in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen (zie ook punt 6.2 inzake subsidiabele activiteiten hieronder). Alleen voorstellen die direct betrekking hebben op het onderwerp en beantwoorden aan de beschrijving in dit punt van het jaarlijkse werkprogramma, komen voor financiering in aanmerking. In de onderhavige oproep worden tien thema’s voor voorstellen aangekondigd. In het kader van deze oproep ingediende aanvragen moeten onder een van deze prioritaire thema’s vallen. Een indienende organisatie mag verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van hetzelfde prioritaire thema indienen. Het is ook mogelijk verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van verschillende prioritaire thema’s in te dienen.

3.   TIJDSCHEMA

De termijn voor indiening is 28 april 2016, 17.00 uur (plaatselijke tijd Brussel)

 

Fase

Datum en tijd of indicatieve periode

a)

Publicatie van de oproep

4.2.2016

b)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

28.4.2016

c)

Evaluatieperiode (indicatief)

29.4-31.8.2016

d)

Kennisgeving aan aanvragers (indicatief)

< 30.9.2016

e)

Besluit van de Commissie (indicatief)

< 30.11.2016

f)

Ondertekening van het contract met de lidstaat (indicatief)

< 28.2.2017

g)

Begindatum van de actie (indicatief)

> 1.12.2016

4.   BESCHIKBARE BEGROTINGSMIDDELEN

De totale begrotingsmiddelen die in het kader van deze oproep voor de cofinanciering van acties worden geoormerkt, worden geraamd op 93 650 000 EUR.

De indicatieve beschikbare middelen per thema staan in de tabel „Subsidiabele activiteiten” in punt 6 hieronder.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten na de vaststelling van de begroting 2017 door de begrotingsautoriteit van de EU of zoals voorzien in de voorlopige twaalfden. Dit bedrag is tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van kredieten voor de volgende drie jaar, rekening houdend met feit dat de kredieten niet-gesplitst zijn.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   ONTVANKELIJKHEIDSVEREISTEN

Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 bedoelde uiterste indieningsdatum worden verstuurd.

De aanvragen moeten door de coördinator worden ingediend via het deelnemersportaal (elektronisch indieningssysteem beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html)

Indien niet aan de bovenstaande vereisten is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Voorstellen mogen in elke officiële taal van de Europese Unie worden ingediend. Bij het opstellen van hun voorstellen moeten de aanvragers er evenwel rekening mee houden dat de contracten door de lidstaten zullen worden beheerd. Daarom worden de aanvragers aangemoedigd hun voorstel in te dienen in de taal (talen) van de lidstaat van oorsprong van de indienende organisatie(s), tenzij de betrokken lidstaat heeft ingestemd met de ondertekening van het contract in het Engels (4). Ter vergemakkelijking van de evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen, die technische input bieden voor de evaluatie, verdient het aanbeveling een Engelse vertaling van het technische deel (deel B) bij het voorstel te voegen indien het in een andere officiële taal van de EU is geschreven.

6.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De voorstellen voor monoprogramma’s kunnen enkel worden ingediend door rechtspersonen of andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke nationale recht, op voorwaarde dat hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij, wat de bescherming van de financiële belangen van de Unie betreft, gelijkwaardige garanties bieden als rechtspersonen als bedoeld in artikel 131, lid 2, van Verordening (Euratom, EU) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) („Financieel Reglement”).

De aanvragers zijn:

a)

organisaties als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1144/2014;

b)

representatief voor de betrokken sector of het betrokken product waarop het voorstel betrekking heeft overeenkomstig de voorwaarden in artikel 1, lid 1 of lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829.

Voorstellen kunnen worden ingediend door een of meer in artikel 7, lid 1, onder a), c), of d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 bedoelde indienende organisaties.

Enkel aanvragen van in EU-lidstaten gevestigde entiteiten komen in aanmerking.

Niet-subsidiabele entiteiten: aanvragers die al financiering van de Unie ontvangen voor dezelfde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties die deel uitmaken van hun voorstel(len), komen niet in aanmerking voor financiering van de Unie voor die acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten de volgende bewijsstukken worden ingediend.

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, uittreksel uit het handels- of verenigingenregister, bewijs van btw-plicht (indien het nummer in het handelsregister en het btw-nummer identiek zijn, zoals in sommige landen het geval is, is slechts een van deze documenten vereist);

publiekrechtelijke entiteit: kopie van de verordening of het besluit tot oprichting van het overheidsbedrijf, of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan;

documentatie waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde representativiteitscriteria.

6.2.   Subsidiabele activiteiten

De voorstellen moeten voldoen aan de in bijlage II bij het jaarlijkse werkprogramma opgenomen subsidiabiliteitscriteria, namelijk:

a)

de voorstellen kunnen enkel op in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 opgenomen producten en regelingen betrekking hebben;

b)

de voorstellen moeten ervoor zorgen dat de acties worden uitgevoerd door uitvoeringsinstanties als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Bij de selectie van uitvoeringsinstanties moeten de indienende organisaties rekening houden met de kosteneffectiviteit en de afwezigheid van belangenconflicten (zie artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 en punt 11.1, onder e), van de oproep). De indienende organisatie moet zich ertoe verbinden de met de uitvoering van het programma belaste instantie uiterlijk vóór de ondertekening van het contract te selecteren (zie artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831);

c)

indien een indienende organisatie voorstelt bepaalde delen van het voorstel zelf uit te voeren, moet zij ervoor zorgen dat de kosten van de maatregelen die zij voornemens is zelf uit te voeren niet hoger zijn dan de gangbare markttarieven;

d)

de voorstellen moeten in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Unie die van toepassing is op de betrokken producten en de afzet ervan en met specifieke voorwaarden wanneer zij op de interne markt zijn gericht, moeten op ruime schaal worden uitgevoerd en moeten een Uniedimensie hebben, zoals beschreven in artikel 3, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829;

e)

indien een uitgedragen boodschap informatie bevat over de effecten op de gezondheid, moeten de voorstellen in overeenstemming zijn met de regels als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829;

f)

indien in het voorstel wordt voorgesteld om oorsprongen of handelsmerken te vermelden, moet het voldoen aan de regels als bedoeld in hoofdstuk II van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

Voorts moet een voorstel ook in overeenstemming zijn met een van de in het jaarlijkse werkprogramma 2016 opgenomen thematische prioriteiten voor monoprogramma’s. Hieronder staan uittreksel uit het jaarlijkse werkprogramma 2016 waarin de tien thema’s worden omschreven waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend. De tekst bevat een beschrijving van het thema, het uitgetrokken bedrag, de doelstellingen en de verwachte resultaten.

Acties in het kader van thematische prioriteit 1: monoprogramma’s op de interne markt

Thema’s

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema 1  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder a), b), en c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014, met uitzondering van die welke uitsluitend worden geïllustreerd met melk/zuivelproducten, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee

10 050 000 EUR

De doelstelling is de bekendheid met en de herkenning van specifieke kwaliteitsregelingen van de Unie te verhogen:

Kwaliteitsregelingen: beschermde oorsprongsbenaming (BOB), beschermde geografische aanduiding (BGA), gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) en facultatieve kwaliteitsaanduidingen

Biologische landbouw

Landbouwproducten afkomstig uit de ultraperifere gebieden van de Unie

Op kwaliteitsregelingen van de Unie gerichte informatie- en afzetbevorderingsprogramma’s moeten een belangrijke prioriteit op de interne markt zijn aangezien zulke regelingen consumenten garanties bieden inzake de kwaliteit en kenmerken van het product of het gevolgde productieproces, meerwaarde voor de betrokken producten creëren en de marktkansen ervan vergroten.

Een van de verwachte resultaten is dat meer Europese consumenten het bij de kwaliteitsregelingen van de Unie horende logo zullen herkennen, wetende dat volgens een speciale Eurobarometerenquête (nr. 389), slechts 14 % (variërend van 3 tot 36 % afhankelijk van de lidstaat in kwestie) van de Europese consumenten de logo’s van producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding — de voornaamste kwaliteitsregelingen van de Unie - herkent.

Het verwachte eindresultaat is het concurrentievermogen en de consumptie van de in het kader van een kwaliteitsregeling van de Unie geregistreerde agrovoedingsmiddelen te vergroten, het profiel ervan te verhogen en het marktaandeel ervan te uit te breiden.

Thema 2  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwmethoden in de Unie en de kenmerken van de Europese landbouwproducten en levensmiddelen, met uitzondering van die welke uitsluitend melk/zuivelproducten, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee betreffen

6 700 000 EUR

De doelstelling is de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwproductiemethoden van de Unie uit het oogpunt van met name voedselveiligheid, traceerbaarheid, authenticiteit, etikettering, aspecten betreffende voedingswaarde en gezondheid, dierenwelzijn, milieuzorg en duurzaamheid en op de kenmerken van landbouwproducten en levensmiddelen, met name uit het oogpunt van hun kwaliteit, smaak, verscheidenheid of tradities. Het betreft alle subsidiabele producten, behalve melk/zuivelproducten en varkensvleesproducten wanneer zij vallen onder programma’s die geen andere subsidiabele producten omvatten, met de bedoeling het concurrentievermogen en de consumptie van landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie te verhogen en zodoende het marktaandeel ervan op de interne markt uit te breiden.

Een van de verwachte resultaten is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt.

Het verwachte effect is het concurrentievermogen en de consumptie van de betrokken agrovoedingsmiddelen te vergroten, het profiel ervan te verhogen en het marktaandeel ervan uit te breiden.

Thema 3 Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s voor melk/zuivel, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee

9 000 000 EUR

In verband met de specifieke marktsituatie van de sectoren zuivel en varkensvlees in 2015 bestaan de doelstellingen erin de bekendheid met en de erkenning van de specifieke kwaliteitsregelingen van de Unie die uitsluitend melk/zuivelproducten of varkensvleesproducten betreffen, te verhogen, of de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwproductiemethoden van de Unie uit het oogpunt van met name voedselveiligheid, traceerbaarheid, authenticiteit, etikettering, aspecten betreffende voedingswaarde en gezondheid, dierenwelzijn, milieuzorg en duurzaamheid en op de kenmerken van melk/zuivel of varkensvleesproducten, met name uit het oogpunt van de kwaliteit, smaak, verscheidenheid of tradities ervan.

De verwachte resultaten zijn dat meer Europese consumenten het bij de kwaliteitsregelingen van de Unie horende logo zullen herkennen, de kennis over de voordelen van de melk/zuivelproducten en varkensvleesproducten van de Unie zal toenemen en zodoende het concurrentievermogen en de consumptie van deze producten zullen stijgen en het marktaandeel ervan op de interne markt zal uitbreiden.


Acties in het kader van thematische prioriteit 2: monoprogramma’s in derde landen

Thema’s

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema 4  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: China, Japan, Zuid-Korea of Taiwan

11 725 000 EUR

De voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s moeten op een of meer van de bij het corresponderende thema aangewezen landen zijn gericht.

De doelstellingen van deze programma’s moeten in overeenstemming zijn met de algemene en specifieke doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Het verwachte eindresultaat is het concurrentievermogen en de consumptie van agrovoedingsproducten van de Unie te vergroten, hun profiel te verhogen en het marktaandeel ervan in de betrokken landen uit te breiden.

Thema 5  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: VS of Canada

11 725 000 EUR

Thema 6  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer landen in Midden- en Zuid-Amerika of het Caribisch gebied

7 035 000 EUR

Thema 7  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer landen in Zuidoost-Azië, namelijk Brunei, Cambodja, Indonesië, Laos, Maleisië, Myanmar, Filipijnen, Singapore, Thailand, Oost-Timor of Vietnam

7 035 000 EUR

Thema 8  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer landen in Afrika of het Midden-Oosten

4 690 000 EUR

Thema 9  (6) Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden

4 690 000 EUR

Thema 10 Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s voor melk/zuivelproducten, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee, die zijn gericht op een derde land

21 000 000 EUR

Soorten subsidiabele activiteiten

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties kunnen met name bestaan uit de volgende activiteiten, die subsidiabel zijn in het kader van deze oproep:

1.

Projectbeheer

2.

Strategie

Omschrijving communicatiestrategie

Omschrijving van de visuele identiteit van de campagne

3.

Public relations

Pr-activiteiten

Persevenementen

4.

Website, sociale media

Opzetten, bijwerken en onderhoud van website

Sociale media (accounts opzetten, geregeld berichten posten)

Andere (mobiele apps, platforms voor e-leren, webinars enz.)

5.

Reclame

Gedrukte reclame

Televisie

Radio

Online

Buitenreclame

In de bioscoop

6.

Communicatie-instrumenten

Publicaties, mediakits, promotiemateriaal

Promotiefilms

7.

Evenementen

Stands op beurzen

Seminars, workshops, b2b-meetings, op de handel of horeca gerichte opleidingen, activiteiten in scholen

Restaurantweken

Sponsoring van evenementen

Studiereizen naar Europa

8.

Promotie in verkooppunten

Proeverijdagen

Andere: promotie in publicaties van detailhandelaren, reclame in verkooppunten

Uitvoeringsperiode

De gecofinancierde actie (voorlichtings-/afzetbevorderingsprogramma’s) wordt uitgevoerd gedurende een periode van minimaal een en maximaal drie jaar.

In de voorstellen moet de looptijd van de actie worden gespecificeerd.

7.   UITSLUITINGSCRITERIA

7.1.   Uitsluiting van deelname

Aanvragers die zich in een van de uitsluitingssituaties bevinden, worden van deelname aan de procedure van de oproep tot het indienen van voorstellen uitgesloten (7), d.w.z. wanneer

a)

de marktdeelnemer failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:

i)

op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een overeenkomst;

ii)

sluiten van een contract met andere marktdeelnemers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

pogen het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden;

v)

pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen kan opleveren in de aanbestedingsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de marktdeelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 (8);

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 (9), en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (10), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de marktdeelnemer is gevestigd, dan wel het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (11);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (12);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk artikel 1 en artikel 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (13), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (14);

e)

de marktdeelnemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid, of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (15) heeft begaan.

7.2.   Uitsluiting van toekenning

Een aanvrager wordt van de toekenning van cofinanciering uitgesloten indien hij in de loop van de subsidietoekenningsprocedure onder een van de in artikel 107 van het Financieel Reglement beschreven acties valt:

a)

hij verkeert in een uitsluitingssituatie die overeenkomstig artikel 106 van het Financieel Reglement is vastgesteld;

b)

hij heeft valse verklaringen afgelegd in de inlichtingen die worden verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure, of hij heeft die inlichtingen niet verstrekt in het kader van de subsidietoekenningsprocedure.

Om aan te tonen dat de uitsluitingscriteria zijn nageleefd, moet de aanvrager het desbetreffende vakje aankruisen wanneer hij zijn onlineaanvraag indient. Indien zij worden geselecteerd voor cofinanciering moeten alle begunstigden een verklaring op erewoord ondertekenen waarin wordt gecertificeerd dat zij niet verkeren in een van de in artikel 106, lid 1, artikel 107, artikel 108 en artikel 109 van het Financieel Reglement bedoelde situaties. De aanvragers moeten de instructies in het deelnemersportaal volgen.

8.   SELECTIECRITERIA

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele looptijd van de actie te kunnen uitvoeren en deel te nemen in de financiering ervan.

De financiële draagkracht van alle aanvragers zal worden beoordeeld overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement. Deze beoordeling wordt niet uitgevoerd indien:

de door de aanvrager gevraagde EU-bijdrage gelijk is aan of minder dan 60 000 EUR;

de aanvrager een publiekrechtelijk orgaan is.

De bewijsstukken die bij de onlineaanvraag moeten worden gevoegd om de beoordeling van de financiële draagkracht mogelijk te maken, omvatten:

de jaarrekeningen (met inbegrip van de balans en de resultatenrekening) voor het afgelopen afgesloten boekjaar (voor nieuw opgerichte entiteiten moet het bedrijfsplan worden ingediend ter vervanging van bovengenoemde rekeningen);

een ingevuld formulier financiële levensvatbaarheid met een samenvatting van de nodige gegevens van de jaarrekeningen, als hulp bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de aanvrager.

Verder voor een coördinator of een andere begunstigde die een EU-bijdrage van 750 000 EUR of meer (drempel per begunstigde) vraagt:

een auditverslag van een erkende externe accountant waarin de rekeningen voor het laatste beschikbare boekjaar worden goedgekeurd. Deze bepaling is niet van toepassing op overheidsinstanties.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten beschikken over de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties om de actie te voltooien.

Als bewijs moet in deel B van het voorstel de volgende informatie worden verstrekt:

algemene profielen (kwalificaties en ervaring) van het personeel van de aanvrager dat primair verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de voorgestelde actie;

het activiteitenverslag van de indienende organisatie of een beschrijving van de in verband met de werkterreinen verrichte activiteiten die in aanmerking komen voor cofinanciering zoals beschreven onder punt 6 hierboven.

In gevallen waarin indienende organisaties voorstellen bepaalde onderdelen van het voorstel zelf uit te voeren, moet bewijs worden gegeven dat zij ten minste drie jaar ervaring hebben met het uitvoeren van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties.

9.   TOEKENNINGSCRITERIA

Deel B van de aanvraag dient om het voorstel te beoordelen aan de hand van de toekenningscriteria.

In het algemeen wordt van de projecten een efficiënte beheersstructuur, een duidelijke strategie en een nauwkeurige beschrijving van de verwachte resultaten verwacht.

De inhoud van elk voorstel zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en subcriteria:

Criteria

Maximaal aantal punten

Vereist minimum

1.

Bijdrage aan de algemene en specifieke doelstellingen van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties en relevantie van de inhoud en doelstellingen van de voorstellen voor prioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten die zijn aangekondigd in het kader van de thematische prioriteit beschreven in artikel 1.2.1.3 van het jaarlijkse werkprogramma (16)

20

14

2.

Technische kwaliteit van het project

40

24

3.

Beheerskwaliteit

10

6

4.

Kosteneffectiviteit

30

18

TOTAAL

100

62

Voorstellen met een score onder de hierboven vermelde totale en/of afzonderlijke minima worden afgewezen.

De volgende subcriteria moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van elk van de belangrijkste toekenningscriteria:

1.

Bijdrage aan de algemene en specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties

a)

relevantie van de voorgestelde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor de in het kader van de hierboven vermelde thematische prioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten;

b)

relevantie van de voorgestelde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 vermelde algemene en specifieke doelstellingen;

c)

relevantie van de voorgestelde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor de in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 vermelde doelen;

d)

Uniedimensie van het programma.

2.

Technische kwaliteit van het project

a)

kwaliteit van de analyse (beschrijving van de doelmarkten, uitdagingen voor concurrenten uit de EU, bewustmaking van de consument enz.);

b)

geschiktheid van de programmastrategie, SMART-doelstellingen (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) en kernboodschappen;

c)

duidelijke en gedetailleerde beschrijving van de activiteiten;

d)

passende keuze van activiteiten in het licht van de doelstellingen en doelgroepen, complementariteit met andere op de doelmarkt uitgevoerde particuliere of publieke activiteiten;

e)

kwaliteit van de voorgestelde evaluatiemethoden en indicatoren.

3.

Beheerskwaliteit

a)

projectorganisatie en beheersstructuur;

b)

kwaliteitscontrolemechanismen en risicobeheer.

4.

Kosteneffectiviteit

a)

evenwichtige verdeling van het budget in verhouding tot de omvang van de activiteiten;

b)

samenhang tussen de geraamde kosten en de corresponderende omschrijving van de activiteiten;

c)

realistische raming van het aantal personen/dagen voor door de indienende organisatie uitgevoerde activiteiten, met inbegrip van projectcoördinatiekosten.

Na de evaluatie wordt een lijst van alle in aanmerking komende voorstellen opgesteld, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten. Aan het hoogst gerangschikte voorstel of de hoogst gerangschikte voorstellen wordt cofinanciering toegekend afhankelijk van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen.

Er wordt een afzonderlijke ranglijst vastgesteld voor elk van de tien prioritaire thema’s in punt 6.2 van de onderhavige oproep tot het indienen van voorstellen.

Indien twee (of meer) voorstellen op de vastgestelde begrotingsgrens evenveel punten hebben gekregen, dan gaat de cofinanciering naar het voorstel (de voorstellen) met de grootste diversiteit aan producten of doelmarkten. Dit betekent dat het Chafea in het geval van twee voorstellen met dezelfde score eerst het voorstel selecteert waarvan de inhoud (in de eerste plaats in termen van producten, in de tweede plaats in termen van doelmarkten) nog niet in de ranglijst is vertegenwoordigd. Indien dit criterium niet kan worden toegepast, dan selecteert het Chafea eerst het voorstel dat de hoogste score voor het eerste hierboven vermelde toekenningscriterium heeft gekregen („Bijdrage aan de algemene en specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties”).

10.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Na de evaluatie stelt het Chafea een lijst van de voor financiering aanbevolen voorstellen vast, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1144/2014 stelt de Europese Commissie een uitvoeringshandeling vast, waarin de geselecteerde monoprogramma’s worden bepaald, alsook de eventuele wijzigingen daarvan en de bijbehorende begrotingsmiddelen (toekenningsbesluit).

Dit besluit van de Commissie zal een lijst bevatten van de geselecteerde programma’s die zijn aanvaard voor een financiële bijdrage van de Unie uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Dit besluit wordt gericht tot de bevoegde lidstaten. De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de geselecteerde monoprogramma’s en voor de daarmee samenhangende betalingen.

Zodra de Commissie deze uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, zendt zij aan de betrokken lidstaten kopieën van de geselecteerde programma’s toe. De lidstaten delen de betrokken indienende organisaties onmiddellijk mee of hun aanvraag al dan niet is aanvaard.

De lidstaten sluiten contracten voor de uitvoering van programma’s met de geselecteerde indienende organisaties overeenkomstig de in artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 vermelde vereisten. In het contract worden met name de voorwaarden en het financieringsniveau, alsook de verplichtingen van de partijen nauwkeurig omschreven.

11.   FINANCIËLE BEPALINGEN

11.1.   Algemene beginselen

a)   Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Een maatregel komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd.

Aanvragers vermelden de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die zij voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor hun werking (exploitatiesubsidie) genieten of aanvragen, evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financiering.

b)   Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet toegestaan.

Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)   Cofinanciering

Cofinanciering betekent dat voor de uitvoering van de actie naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

De rest van de uitgaven komt uitsluitend ten laste van de indienende organisatie.

d)   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting van de actie moet worden opgevoerd in deel A van het aanvraagformulier. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro zijn opgesteld.

Aanvragers die voorzien dat de uitgaven niet in euro zullen worden gedaan, worden verzocht de wisselkoers toe te passen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm

e)   Uitvoeringscontracten/onderaanbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de actie een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten en bewaren de documentatie met het oog op een eventuele audit.

Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling in de zin van artikel 2, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (17) is, dan moet zij de onderaannemers selecteren overeenkomstig de nationale wetgeving ter omzetting van die richtlijn.

Bij onderaanbesteding, d.w.z. het uitbesteden van specifieke taken of activiteiten die deel uitmaken van de in het voorstel beschreven actie, moeten de voorwaarden die voor de uitvoeringsopdracht (zie hierboven) gelden, in acht worden genomen en moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

de onderaanbesteding moet te rechtvaardigen zijn, gezien de aard van de actie en wat nodig is voor de uitvoering ervan;

de onderaanbesteding moet duidelijk in de aanvraag worden vermeld.

f)   Onderaanbesteding aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde

Onderaannemingscontracten kunnen ook worden toegekend aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde, maar enkel indien de prijs beperkt is tot de werkelijke kosten die door de entiteit worden gemaakt (d.w.z. zonder enige winstmarge).

De door dergelijke entiteiten uit te voeren taken moeten duidelijk worden vermeld in het technische deel van het voorstel.

11.2.   Vormen van financiering

Cofinanciering wordt verleend in de vorm van terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten; tevens omvat ze een forfaitair bedrag ter dekking van indirecte kosten (gelijk aan 4 % van de subsidiabele personeelskosten) die verband houden met de uitvoering van de actie (18).

Maximale cofinancieringspercentages

De EU-subsidie is beperkt tot de volgende maximale cofinancieringspercentages:

voor monoprogramma’s op de interne markt: 70 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s in derde landen: 80 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s op de interne markt van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen (19): 75 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s in derde landen van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen: 85 % van de subsidiabele kosten van het programma.

Deze laatste twee percentages gelden enkel voor programma’s waartoe de Commissie heeft besloten vóór de datum met ingang waarvan de betrokken lidstaat die financiële bijstand niet langer ontvangt.

Bijgevolg moet een deel van de in de geraamde begroting opgenomen totale subsidiabele uitgaven worden gefinancierd uit andere bronnen dan de EU-subsidie (cofinancieringsbeginsel).

Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn kosten die werkelijk door de begunstigde van de subsidie zijn gemaakt en voldoen aan alle in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 aangegeven criteria.

Niet-subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten zijn kosten die niet voldoen aan de in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde voorwaarden, met name:

rendement van het vermogen;

schulden en kosten van schulden;

voorzieningen voor verliezen of schulden;

debetrente;

dubieuze schuldvorderingen;

wisselkoersverliezen;

kosten van overmakingen door de Commissie die in rekening worden gebracht door de bank van de begunstigde;

kosten die door een begunstigde zijn gedeclareerd en in aanmerking zijn genomen in het kader van andere door de Unie gesubsidieerde acties; met name niet-subsidiabel zijn indirecte kosten in het kader van een actiesubsidie die wordt toegekend aan een begunstigde die in de desbetreffende periode reeds een exploitatiesubsidie uit de Uniebegroting ontvangt;

bijdragen in natura;

buitensporige of ondoordachte uitgaven;

aftrekbare btw;

kosten die worden gemaakt terwijl de uitvoering van de actie is opgeschort.

Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na de voltooiing van het programma en na goedkeuring van de betalingsaanvraag.

Het „definitieve subsidiebedrag” hangt af van de mate waarin het programma daadwerkelijk wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene voorwaarden van de overeenkomst.

Dit bedrag wordt berekend door de lidstaat — wanneer de betaling van het saldo wordt verricht — overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

11.3.   Wijze van betaling

De indienende organisatie kan een aanvraag voor een voorschot indienen bij de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

De aanvragen om tussentijdse betaling van de financiële bijdragen van de Unie worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

De aanvragen om saldobetalingen worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

11.4.   Voorafgaande garantie

Overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 wordt het voorschot betaald op voorwaarde dat de indienende organisatie overeenkomstig hoofdstuk IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (20) ten gunste van de lidstaat een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot.

12.   PUBLICITEIT

Bij alle activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie aan de financiering heeft bijgedragen.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Unie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het cofinancieringsvoorstel tot stand zijn gekomen.

De regels voor de grafische reproductie van het Europese logo staan in de Interinstitutionele schrijfwijzer (21).

Bovendien moet op al het visueel materiaal dat wordt gemaakt in het kader van een door de Europese Unie gecofinancierd afzetbevorderingsprogramma het motto „Enjoy, it’s from Europe” worden vermeld. Richtsnoeren over het gebruik van het motto en alle grafische bestanden kunnen worden opgehaald op de Europa-website voor afzetbevordering (22).

Tot slot moet (met uitzondering van kleine gadgets) al het schriftelijk materiaal, d.w.z. posters, folders, spandoeken, reclameborden, gedrukte reclame, krantenartikelen, websites, een disclaimer bevatten overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst omschreven voorwaarden, waarin wordt uitgelegd dat het de mening van de auteur weergeeft. De Europese Commissie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de informatie die het materiaal bevat.

13.   GEGEVENSBESCHERMING

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv van personen die aan de medegefinancierde actie deelnemen) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens zullen worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (23) betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk ter beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door het Chafea/de Commissie of derde partijen die optreden in naam van en onder de verantwoordelijkheid van het Chafea/de Commissie. De betrokkenen kunnen worden geïnformeerd over de nadere bijzonderheden van de verwerkingsverrichtingen, hun rechten en de wijze waarop deze kunnen worden uitgeoefend onder verwijzing naar de in het deelnemersportaal bekendgemaakte privacyverklaring:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/support/legal_notices.html

en de website van het Chafea:

http://ec.europa.eu/chafea/about/data_protection.html

De aanvragers worden verzocht de desbetreffende privacyverklaring regelmatig te controleren om zich naar behoren te informeren over mogelijke updates die kunnen plaatsvinden vóór de uiterste termijn voor de indiening van hun voorstellen of daarna. De begunstigden nemen de wettelijke verbintenis op zich om hun personeel te informeren over de ter zake relevante handelingen die moeten worden verricht door het Chafea; daartoe moeten zij hen de privacyverklaringen verstrekken die door het Chafea zijn gepubliceerd in het deelnemersportaal alvorens hun gegevens door te sturen aan het Chafea. Persoonsgegevens kunnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen worden geregistreerd in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) van de Europese Commissie dat bij artikel 105 bis en artikel 108 van het Financieel Reglement van de EU is vastgesteld.

14.   PROCEDURE VOOR DE INDIENING VAN VOORSTELLEN

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 5 vastgestelde termijn worden ingediend via het elektronische indieningssysteem: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

Vóór het indienen van een voorstel:

1.

Zoek een oproep tot het indienen van voorstellen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

2.

Maak een account aan om een voorstel in te dienen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

3.

Registreer alle partners via het begunstigdenregister:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

Met het indienen van een voorstel aanvaardt de aanvrager de procedures en voorwaarden die zijn beschreven in deze oproep en in de documenten waarnaar deze uitnodiging verwijst.

Na de termijn voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie/het Chafea hiervoor contact opnemen met de aanvrager in de loop van de evaluatieprocedure (24).

Contact

Voor vragen over de online indieningsinstrumenten, gelieve contact op te nemen met de daartoe opgezette IT-helpdesk via de deelnemersportaalsite:

http://ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=enquiries

Voor niet-IT-gerelateerde vragen is er een helpdesk beschikbaar bij het Chafea op: +352 4301 36611, e-mailadres: CHAFEA-AGRI-CALLS@ec.europa.eu (weekdagen van 9.30-12.00 uur en 14.00-17.00 uur). De helpdesk is niet beschikbaar in het weekend en op officiële feestdagen.

Veelgestelde vragen worden gepubliceerd op de website van het Chafea:

http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html

In alle correspondentie met betrekking tot deze oproep (bijvoorbeeld bij het vragen van informatie, of het indienen van een aanvraag), moet duidelijk worden verwezen naar deze specifieke oproep. Zodra het elektronische uitwisselingssysteem een voorstel-ID heeft toegewezen moet de aanvrager dit nummer gebruiken in alle verdere correspondentie.

Na de uiterste indieningstermijnen zijn er geen wijzigingen mogelijk.

Gerelateerde documenten:

Leidraad voor aanvragers met de relevante bijlagen

Aanvraagformulier


(1)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie van 23 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 3).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie van 7 oktober 2015 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 14).

(4)  Deze informatie zal beschikbaar zijn op http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/member-states/index_en.htm

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1)

(6)  Programma’s mogen geen betrekking hebben op melk/zuivelproducten, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee. Zij mogen echter op melk/zuivelproducten, varkensvleesproducten of een combinatie van die twee betrekking hebben indien deze met andere producten in verband worden gebracht.

Indien een indienende organisatie één programma op verschillende van de prioritaire regio’s in derde landen wil richten, moet zij verschillende aanvragen indienen (een aanvraag per thema). Een andere mogelijkheid bestaat erin een aanvraag in te dienen in het kader van het thema „Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden”. Dit thema heeft betrekking op de geografische gebieden die niet bij thema 4 tot en met 8 zijn vermeld, maar het kan ook een combinatie van verschillende bij thema 4 tot en met 8 opgenomen prioritaire regio’s betreffen.

(7)  Artikel 106 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie zoals laatstelijk gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2462 van de Commissie.

(8)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

(9)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

(10)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

(11)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).

(12)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(13)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

(14)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(15)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(16)  Uitvoeringsbesluit C(2015) 6852 van de Commissie van 13 oktober 2015.

(17)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(18)  De aanvragers worden erop gewezen dat indirecte kosten niet subsidiabel zijn indien zij een exploitatiesubsidie ontvangen.

(19)  Op de datum van de bekendmaking van deze oproep: Griekenland en Cyprus.

(20)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(21)  http://publications.europa.eu/code/nl/nl-5000100.htm

(22)  http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/index_en.htm

(23)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(24)  Artikel 96 van het Financieel Reglement.