29.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 26/6


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA/05/14

Erasmus+ Programma

Samenwerking met maatschappelijke organisaties

2014/C 26/07

INLEIDING

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren is belangrijk om de Europa 2020-strategie voor groei en banen, het Strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET2020), de EU-strategie voor jongeren en andere Europese sectorspecifieke beleidsagenda's beter onder de aandacht te brengen. Zij is van vitaal belang om te waarborgen dat belanghebbenden actief worden betrokken bij de uitvoering van beleidshervormingen in de verschillende landen, om hun deelname aan het Erasmus+ Programma en andere Europese programma's te bevorderen en om beleids- en programmaresultaten en goede praktijken via hun uitgebreide lidmaatschapsnetwerken te verspreiden.

In dit kader zal op basis van onderstaande twee percelen van deze oproep financiële ondersteuning worden verleend:

1.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van Onderwijs en opleiding (perceel 1)

2.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van Jongeren (perceel 2)

NB: In het kader van deze oproep mag een organisatie slechts één aanvraag indienen. Zij kan daarbij kiezen voor perceel 1 of perceel 2, maar niet voor beide.

GEMEENSCHAPPELIJKE ELEMENTEN DIE OP BEIDE PERCELEN VAN TOEPASSING ZIJN

1.   Algemene doelstellingen

Het doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen is de verlening van structurele steun in de vorm van een exploitatiesubsidie aan Europese niet-gouvernementele organisaties (ENGOs) en EU-brede netwerken die op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren werkzaam zijn de volgende algemene doelstellingen nastreven:

vergroten van het bewustzijn onder belanghebbenden van Europese beleidsagenda's op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren, met name Europa 2020, Onderwijs en opleiding 2020, de EU-strategie voor jongeren en andere Europese sectorspecifieke beleidsagenda's;

stimuleren van de betrokkenheid van belanghebbenden bij en hun samenwerking met overheden voor de uitvoering van beleid en hervormingen op de gebieden onderwijs, opleiding en jongeren, in het bijzonder van de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester zijn gedaan;

bevorderen van de participatie van belanghebbenden op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren;

bevorderen van de inzet van belanghebbenden om de acties en resultaten van het programma en goede praktijken onder hun leden te verspreiden.

2.   Subsidiabiliteit

2.1.   In aanmerking komende gegadigden

De oproep staat open voor twee categorieën entiteiten:

categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (ENGOs) op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren;

categorie 2: EU-brede netwerken op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren.

Om in aanmerking te komen, moet de aanvrager:

een niet-gouvernementele organisatie zijn;

geen winstoogmerk hebben;

ten minste één (bezoldigde of niet-bezoldigde) medewerker in dienst hebben (voltijdsequivalent).

In de percelen worden de twee categorieën van in aanmerking komende aanvragers nader omschreven.

Nationale ERASMUS+-agentschappen en organisaties met een ledental dat grotendeels uit nationale ERASMUS+-agentschappen bestaat (minstens 2/3), komen niet in aanmerking in het kader van deze oproep.

2.2.   In aanmerking komende landen

Rechtspersonen moeten in een van onderstaande landen zijn gevestigd om voor subsidie in aanmerking te komen:

EU-lidstaten: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden;

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA): IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserse Bondsstaat als met dit land een bilaterale overeenkomst wordt gesloten;

de kandidaat-lidstaten waarvoor een pretoetredingsstrategie bestaat overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden zoals bepaald in de kaderovereenkomsten die met deze landen zijn gesloten voor hun deelname aan EU-programma's: voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Turkije.

3.   Toekenningscriteria

De kwaliteit van subsidiabele aanvragen wordt op grond van de volgende criteria beoordeeld (1):

relevantie (maximaal 30 punten);

kwaliteit van het werkplan met betrekking tot ontwerp en uitvoering (maximaal 20 punten);

profiel, aantal deelnemers alsook aantal landen waarop de activiteiten betrekking hebben (maximaal 20 punten);

effect, verspreiding en duurzaamheid (maximaal 30 punten).

Alleen de aanvragen die op elk van bovengenoemde toekenningscriteria minstens de helft van de maximale score behalen (d.w.z. ten minste 15 punten voor de criteria „Relevantie” en „Effect, verspreiding en duurzaamheid” en 10 punten voor de criteria „Kwaliteit van het werkplan met betrekking tot ontwerp en uitvoering” en „Profiel, aantal deelnemers alsook aantal landen waarop de activiteiten betrekking hebben”) komen in aanmerking voor financiering.

4.   Begroting

Het doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen is het selecteren van organisaties waarmee overeenkomsten worden gesloten voor een jaarlijkse exploitatiesubsidie voor het begrotingsjaar 2014.

Het totale bedrag aan EU-begrotingsgelden dat wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van samenwerking met maatschappelijke organisaties bedraagt 5 800 000 EUR.

De Commissie behoudt zich het recht voor om niet alle beschikbare financiële middelen toe te kennen.

5.   Indiening van aanvragen

De subsidieaanvragen moeten worden opgesteld met behulp van een elektronisch formulier (eForm).

Het officiële formulier (eForm) is online beschikbaar in de Engelse, Franse en Duitse taal op het volgende internetadres:

https://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/funding/call-for-proposals-eacea052014-erasmusplus-ka3-support-for-policy-reform-civil_en

Het moet naar behoren worden ingevuld en ondertekend in een van de officiële talen van de EU.

Het elektronische aanvraagformulier moet, naar behoren ingevuld, uiterlijk op 17 maart 2014 worden ingediend (vóór 12.00 uur 's middags, Brusselse tijd)  (2) met inbegrip van de relevante bijlagen:

1.

begroting;

2.

verklaring op erewoord;

3.

financieel identificatieformulier.

6.   Aanvullende informatie

De aanvragen moeten voldoen aan de bepalingen van de Richtsnoeren voor aanvragers — Oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/05/14, beschikbaar op het volgende internetadres:

https://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/funding/call-for-proposals-eacea052014-erasmusplus-ka3-support-for-policy-reform-civil_en

PERCEEL 1

Samenwerking met maatschappelijke organisaties: onderwijs en opleiding

1.   Specifieke doelstellingen

Van de organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs en opleiding wordt verwacht dat zij:

volgens een benadering waarin de lerende centraal staat, het bijbrengen bevorderen van basis- en transversale vaardigheden en competenties, waaronder taalvaardigheid, digitale en ondernemerschapsvaardigheden, en mensen bewust maken van open leermiddelen;

de uitvoering ondersteunen van hervormingen om vroegtijdige schooluitval te verminderen, sociale inclusie te bevorderen en het beroepsprofiel van leraren en opleiders te versterken;

Europese transparantie, erkenningsinstrumenten en de om- en bijscholing van laaggeschoolde volwassenen bevorderen; de ontwikkeling stimuleren van kwalitatief hoogwaardige beroepsonderwijs- en opleidingsstelsels met betrekking tot leren op het werk; partnerschappen begunstigen tussen aanbieders van educatie, ondernemingen en sociale partners, en acties bevorderen om beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding te laten aansluiten op strategieën voor economische ontwikkeling; nieuwe kwalificatietrajecten bevorderen op potentiële groeigebieden of gebieden waar een tekort aan vaardigheden bestaat;

de uitvoering ondersteunen van de EU-agenda voor de modernisering van het hoger onderwijs en strategieën voor de internationalisering van het hoger onderwijs;

analyses en debatten op Europees, nationaal en regionaal niveau bevorderen over doeltreffend en duurzaam investeren in onderwijs en opleiding op Europees en nationaal niveau, en innovatieve financieringsbenaderingen verkennen/ontwikkelen.

2.   Aanvragende entiteiten

Categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (ENGOs)

In het kader van perceel 1 moeten kandidaat organisaties (ENGOs) actief zijn in één van de onderwijssectoren (het onderwijs in de vroege kinderjaren, algemeen onderwijs, beroepsopleiding, hoger onderwijs, volwassenenopleiding) of in essentiële sector-overschrijdende Europese educatie en training prioriteiten, of actief zijn met representatieve belanghebbenden (bijv. studenten, leerkrachten, vormingswerkers, ouders, … ). Zij moeten:

functioneren op basis van een formeel erkende structuur, bestaande uit a) een Europees orgaan/secretariaat (de aanvrager) dat op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens twee jaar in een programmaland wettelijk geregistreerd is, en b) nationale organisaties/afdelingen in ten minste twaalf programmalanden die statutair met het Europese orgaan/secretariaat verbonden zijn;

actief zijn op het gebied van onderwijs en opleiding, en activiteiten verrichten die de uitvoering ondersteunen van het Strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET2020);

onafhankelijk zijn van overheden en politieke partijen of commerciële organisaties.

Categorie 2: Een EU-breed netwerk (formeel netwerk)

In het kader van perceel 1 is een EU-breed netwerk een koepelorganisatie bestaande uit Europese niet-gouvernementele organisaties (ENGOs zoals gedefinieerd in categorie 1). Een EU-breed netwerk dient zelf een juridische persoonlijkheid te hebben en een organisatie zonder winstoogmerk te zijn. Het moet:

bestaan uit juridisch zelfstandige organisaties zonder winstoogmerk die op het gebied van onderwijs en opleiding activiteiten ontplooien die de uitvoering ondersteunen van het Strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) in meer dan één onderwijs- en opleidingssector;

op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens twee jaar in een programmaland wettelijk geregistreerd zijn (aanvragers moeten een kopie indienen van de statuten en het officieel registratiecertificaat van de aanvragende organisatie);

statutaire ledenorganisaties (ENGOs) hebben in ten minste twintig programmalanden;

onafhankelijk zijn van overheden en politieke partijen of commerciële organisaties.

Alleen organen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor subsidie in het kader van perceel 1.

3.   Activiteiten

Subsidiabele activiteiten moeten rechtstreeks verband houden met de algemene en specifieke doelstellingen van deze oproep en moeten uitvoerig zijn omschreven in een jaarlijks werkprogramma.

Ze mogen op Europees, grensoverschrijdend, nationaal, regionaal of lokaal niveau worden uitgevoerd en kunnen het volgende omvatten (indicatieve, niet-uitputtende lijst):

activiteiten die het voor belanghebbenden makkelijker maken toegang te verkrijgen tot en deel te nemen aan de uitvoering van de beleidsprioriteiten;

uitwisseling van ervaringen en goede praktijken;

opleiding in EU-beleid voor leden van de ENGO/het EU-brede netwerk (cursussen, peer learning- activiteiten, adviesverlening en begeleiding, enz.);

capaciteitsopbouw voor de ledenorganisaties;

netwerken en partnerschappen aangaan met andere belanghebbenden om de doelstellingen van de begunstigde ENGO/het begunstigde EU-brede netwerk doeltreffender te verwezenlijken;

ontwikkeling van het lidmaatschap van de begunstigde ENGO/het begunstigde EU-brede netwerk;

analyse van nationaal beleid op het competentiegebied van de ENGO/het EU-brede netwerk, met name in verband met door de EU opgestelde landspecifieke aanbevelingen;

studies, analyses, enquêtes, verslagen over EU-beleid betreffende onderwijs en opleiding;

samenwerkingsprojecten;

bewustmakings-, informatie-, verspreidings- en promotieactiviteiten (seminars, workshops, campagnes, bijeenkomsten, publieke debatten, raadplegingen enzovoort).

Activiteiten voor de totstandbrenging van synergieën tussen Erasmus+ en andere EU- of nationale/regionale financieringsbronnen worden aangemoedigd.

4.   Begroting

Het totale bedrag aan EU-begrotingsgelden dat wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding bedraagt 2 000 000 EUR.

Ter indicatie:

Ongeveer 90 % van de beschikbare begroting voor onderwijs en opleiding wordt voorbehouden voor ENGOs van categorie 1.

Ongeveer 10 % van de beschikbare begroting voor onderwijs en opleiding wordt voorbehouden voor EU-brede netwerken van categorie 2.

De jaarlijkse exploitatiesubsidie bedraagt maximaal:

ENGOs (categorie 1): 125 000 EUR;

EU-brede netwerken (categorie 2): 200 000 EUR.

De financiële bijdrage van de EU bedraagt niet meer dan 75 % van de totale subsidiabele kosten.

PERCEEL 2

Samenwerking met maatschappelijke organisaties: jongeren

1.   Specifieke doelstellingen

Van de organisaties actief op het gebied van jongeren die in het kader van deze oproep steun ontvangen, wordt verwacht dat zij activiteiten uitvoeren waarmee wordt beoogd:

de inzetbaarheid van jongeren te vergroten, vooral door middel van activiteiten die de ontwikkeling van hun competenties en vaardigheden stimuleren op basis van niet-formeel onderwijs;

jongeren mondiger te maken in de samenleving en hun deelname aan besluitvormingsprocessen te stimuleren;

bij te dragen aan de persoonlijke, sociaal-educatieve en beroepsontwikkeling van jongeren in Europa;

bij te dragen aan de ontwikkeling van jongerenwerk op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau;

bij te dragen aan het debat over/de ontwikkeling van beleidspunten die jongeren en jongerenorganisaties aangaan op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau;

intercultureel leren, respect voor diversiteit en de waarden van solidariteit, gelijke kansen en mensenrechten onder jongeren in Europa te bevorderen;

de integratie te bevorderen van kansarme jongeren in de samenleving.

2.   Aanvragende entiteiten

In het kader van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van jongeren zijn de volgende omschrijvingen van toepassing:

Categorie 1: Een Europese niet-gouvernementele organisatie (ENGOs) moet:

functioneren op basis van een formeel erkende structuur, bestaande uit a) een Europees orgaan/secretariaat (de aanvrager) dat op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens een jaar in een programmaland wettelijk geregistreerd is, en b) nationale organisaties/afdelingen in ten minste twaalf programmalanden die statutair met het Europese orgaan/secretariaat verbonden zijn;

actief zijn op jongerengebied en activiteiten verrichten die de uitvoering ondersteunen van de EU-strategie voor jongeren;

jongeren betrekken bij het beheer en bestuur van de organisatie.

Categorie 2: Een EU-breed netwerk (informeel netwerk) moet:

bestaan uit juridisch zelfstandige organisaties zonder winstoogmerk die jongerenactiviteiten ontplooien die de uitvoering ondersteunen van de actiegebieden van de EU-strategie voor jongeren;

functioneren op basis van een informele bestuursstructuur, bestaande uit a) een organisatie die op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens een jaar in een programmaland wettelijk geregistreerd is met functies voor coördinatie van en steun aan het netwerk op Europees niveau (de aanvrager), en b) andere organisaties in ten minste twaalf programmalanden;

jongeren betrekken bij het beheer en bestuur van het netwerk.

Alleen organen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor subsidie in het kader van perceel 2.

3.   Activiteiten

De aanvragende entiteiten moeten een consistent werkplan indienen met daarin activiteiten zonder winstoogmerk en door jongeren geleide initiatieven die aansluiten op de verwezenlijking van de doelstellingen van de oproep.

Het gaat daarbij met name om het volgende:

niet-formele en informele leer- en activiteitenprogramma's gericht op jongeren en jongerenwerkers;

activiteiten voor de kwalitatieve ontwikkeling van jongerenwerk;

activiteiten voor de ontwikkeling en bevordering van erkennings- en transparantie-instrumenten op jongerengebied;

seminars, bijeenkomsten, workshops, raadplegingen, debatten onder jongeren over jongerenbeleid en/of Europese vraagstukken;

raadplegingen van jongeren als input voor de gestructureerde dialoog op jeugdgebied;

activiteiten die de actieve participatie van jongeren in het democratisch bestel bevorderen;

activiteiten die intercultureel leren en begrip in Europa bevorderen;

media- en communicatieactiviteiten en -instrumenten betreffende jongeren en Europese vraagstukken.

4.   Begroting

Het totale bedrag aan EU-begrotingsgelden dat wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van jongeren bedraagt 3 800 000 EUR.

Ter indicatie:

Ongeveer 70 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies komt voor rekening van categorie 1-entiteiten (ENGOs) die zich geheel richten op jongeren.

Entiteiten van categorie 1 (ENGOs) met een bredere doelstelling waarvan een deel van de activiteiten op jongeren is gericht, zijn goed voor circa 10 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies.

Ongeveer 20 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies komt voor rekening van categorie 2-entiteiten (EU-brede netwerken) die zich geheel richten op jongeren.

De jaarlijkse exploitatiesubsidie bedraagt maximaal 50 000 EUR voor beide categorieën (ENGOs en EU-brede netwerken).

De financiële bijdrage van de EU bedraagt niet meer dan 80 % van de totale subsidiabele kosten.


(1)  Voor nadere gegevens over de toekenningscriteria wordt verwezen naar hoofdstuk 10 van de Richtsnoeren voor aanvragers.

(2)  Alle andere administratieve documenten die overeenkomstig de Richtsnoeren voor aanvragers vereist zijn, moeten uiterlijk op 17 maart 2014 (vóór 12 uur 's middags, Brusselse tijd) per e-mail worden ingediend bij het Uitvoerend Agentschap Onderwijs, Audiovisuele Media en Cultuur op het volgende e-mailadres: Perceel 1: EACEA-CIVIL-EDU@ec.europa.eu — Perceel 2: EACEA-YOUTH@ec.europa.eu