11.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 301/16


Eindverslag (1) van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/39.396 Calciumcarbide (e.a.)

2009/C 301/13

De ontwerp-beschikking geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

ACHTERGROND

In november 2006 ontving de Commissie een immuniteitsverzoek van een producent van calciumcarbidepoeder en calciumcarbidegranulaat. Daarop voerde de Commissie inspecties ter plaatse uit. Na de inspecties volgden clementieverzoeken in de loop van 2007 en begin 2008. Op basis van de vergaarde informatie kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat zeven ondernemingsgroepen tussen 7 april 2004 en 16 januari 2007 hadden deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst, gedurende verschillende periodes, door prijsafspraken te maken en commercieel gevoelige informatie uit te wisselen met betrekking tot de levering van calciumcardidepoeder aan de ijzer- en staalindustrie, calciumcarbidegranulaat aan de gasindustrie en magnesiumgranulaat aan de ijzer- en staalindustrie.

SCHRIFTELIJKE PROCEDURE

Mededeling van punten van bezwaar

Na de bovenvermelde clementieverzoeken en een onderzoek, richtte de Commissie op 24 juni 2008 een mededeling van punten van bezwaar („MPB”) aan de volgende adressaten, wegens vermeende inbreuken op artikel 81 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst:

Carbide Sweden AB en haar uiteindelijke moedermaatschappij Akzo Nobel nv (tezamen „Akzo”); Almamet GmbH („Almamet”); Donau Chemie AG („Donau Chemie”); non ferrum Metallpulver GmbH Co. KG en haar uiteindelijke moedermaatschappij ECKA Granulate GmbH & Co. KG (tezamen met non ferrum „Ecka”); Novácke chemické závody, a.s. („NCHZ”) en haar voormalige moedermaatschappij 1. garantovaná a.s. („garantovaná”); SKW Stahl-Metallurgie GmbH („SKW”), haar moedermaatschappij SKW Stahl-Metallurgie Holding AG („SKW Holding”), haar voormalige uiteindelijke moedermaatschappij ARQUES Industries AG („ARQUES”), haar voormalige moedermaatschappij AlzChem Hart GmbH („AlzChem”) en haar voormalige uiteindelijke moedermaatschappij Evonik Degussa GmbH („Degussa”); en TDR-Metalurgija d.d. („TDR”) en haar voormalige moedermaatschappij Holding Slovenske elektrarne d.o.o. („HSE”).

Toegang tot het dossier

De partijen kregen toegang tot het dossier in de vorm van een dvd die zij op verzoek konden ontvangen. De partijen kregen ook in de gebouwen van de Commissie toegang tot de mondelinge en schriftelijke verklaringen die in het kader van het clementieverzoek waren afgelegd.

De partijen hebben mij geen problemen gemeld met betrekking tot de toegang tot het dossier.

Verlenging van de termijn om te antwoorden op de MPB

De adressaten van de MPB kregen oorspronkelijk een termijn van drie maanden om te antwoorden op de MPB, met ingang van de dag na ontvangst van de dvd. Op basis van een gemotiveerd verzoek verleende ik een korte termijnverlenging voor ARQUES en NCHZ (respectievelijk vijf en vier dagen). Alle partijen hebben binnen de termijn geantwoord, behalve TDR, die helemaal niet geantwoord heeft.

MONDELINGE PROCEDURE

Hoorzitting

Op 10 en 11 november 2008 vond een hoorzitting plaats, die werd bijgewoond door vertegenwoordigers van Akzo, Almamet, Donau Chemie, ECKA, NCHZ, SKW, SKW Holding, ARQUES, AlzChem, Degussa en HSE. TDR heeft niet om een hoorzitting verzocht.

Vóór de hoorzitting verzocht een onderneming om een sessie achter gesloten deuren. Aangezien die onderneming erkende dat de voorgestelde presentatie achter gesloten deuren relevant zou kunnen zijn voor de verdediging van een andere onderneming, stelde zij als praktische oplossing voor om de inhoud van de sessie achter gesloten deuren in een later stadium van de procedure bekend te maken.

Ik overwoog het verzoek in het licht van het fundamentele recht om te worden gehoord (2) aangezien het niet strictu sensu gebaseerd was op de noodzaak om de zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens te beschermen (3). Na beraad heb ik het verzoek verworpen omdat een sessie achter gesloten deuren, indien deze wordt toegestaan, de andere onderneming de mogelijkheid zou ontnemen om mondeling te reageren op de (tenminste indirect) tegen haar geformuleerde aantijgingen in de aanwezigheid van de lidstaten, de raadadviseur-auditeur, de juridische dienst en andere diensten van de Commissie.

Enige maanden na de hoorzitting verzocht die onderneming om een extra hoorzitting om de kwestie te presenteren waarvoor zij voorheen de sessie achter gesloten deuren had aangevraagd. Ik heb dat verzoek verworpen omdat het recht om mondeling te worden gehoord ontstaat bij de kennisgeving van een mededeling van punten van bezwaar en slechts eenmaal wordt toegekend (4). Ik gaf die onderneming evenwel de mogelijkheid om binnen twee weken aanvullende schriftelijke opmerkingen over de kwestie in te dienen.

Op 11 november 2008, vóór dat verzoek, maar nadat de hoorzitting had plaatsgevonden, verzocht garantovaná om een hoorzitting. Bij brief van 17 november 2008 heb ik dat verzoek verworpen omdat garantovaná noch in haar schriftelijk antwoord, noch in het daaropvolgende e-mailverkeer met het caseteam om een hoorzitting verzocht had.

Onvermogen om te betalen

Verschillende partijen hebben in hun schriftelijke antwoorden en/of tijdens de hoorzitting beweerd dat zij niet in staat zouden zijn om een potentiële boete te betalen. Om deze beweringen te verifiëren, hebben de diensten van de Commissie na de hoorzitting aan deze partijen verzoeken om inlichtingen gericht.

DE ONTWERP-BESCHIKKING

Degussa verstrekte de Commissie bewijzen waaruit bleek dat de datum van overdracht van eigendom van SKW tussen Degussa en ARQUES niet 13 september 2004 was, zoals vermeld was in de MPB, maar wel 30 augustus 2004. De Commissie heeft deze informatie aan SKW en ARQUES voorgelegd en hen de mogelijkheid gegeven opmerkingen te maken. SKW en ARQUES hebben deze datum schriftelijk bevestigd. In de ontwerp-beschikking is de juiste datum (30 augustus 2004) opgenomen als startdatum voor de aansprakelijkheid van ARQUES en SKW voor de inbreuk.

In de ontwerp-beschikking worden naar mijn mening alleen de bezwaren behandeld ten aanzien waarvan de partijen hun standpunt kenbaar hebben kunnen maken.

Ik ben van oordeel dat de rechten van alle deelnemers aan de procedure om te worden gehoord in deze zaak zijn gerespecteerd.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2009.

Karen WILLIAMS


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).

(2)  Zie ook punt 19 van de mededeling van de Commissie inzake de toegang tot het dossier betreffende een ruime interpretatie van het begrip „vertrouwelijke informatie” (PB C 325 van 22.12.2005, blz. 7).

(3)  Zie artikel 14, lid 6, van Verordening (EG) nr. 773/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  Zie artikel 27, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1), artikel 12 van Verordening (EG) nr. 773/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18) en artikel 7 van het Besluit van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21).