22.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 315/8


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 8 november 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam — Nederland) — Amurta SGPS/Inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam

(Zaak C-379/05) (1)

(Artikelen 56 EG en 58 EG - Vrij verkeer van kapitaal - Nationale belastingregeling die voor deelnemingen voorziet in vrijstelling van vennootschapsbelasting - Belasting van dividenden - Bronbelasting - Vrijstelling van bronbelasting - Toepassing op ontvangende vennootschappen die beschikken over zetel of vaste inrichting in lidstaat die vrijstelling verleent en waarvan deelnemingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting - Weigering om vrijstelling van bronbelasting toe te passen op dividenden uitgekeerd aan ontvangende vennootschap die niet beschikt over zetel of vaste inrichting in voornoemde lidstaat)

(2007/C 315/12)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Gerechtshof te Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Amurta SGPS

Verwerende partij: Inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Gerechtshof te Amsterdam — Uitlegging van artikelen 56 EG, 57 EG en 58 EG — Vennootschapsbelasting — Vrijstelling voor dividenduitkeringen door in binnenland gevestigde vennootschap aan andere aldaar gevestigde vennootschap — Weigering van vrijstelling voor dividenduitkeringen door binnenlandse vennootschap aan in andere lidstaat gevestigde vennootschap — Gevolgen van gelijkwaardige vrijstelling in die andere lidstaat van dividendbelasting voor aldaar gevestigde vennootschap

Dictum

1)

De artikelen 56 EG en 58 EG staan in de weg aan een wettelijke regeling van een lidstaat die, wanneer de minimumdrempel voor deelnemingen van de moedermaatschappij in het kapitaal van de dochteronderneming, ingevoerd door artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, niet wordt bereikt, voorziet in een bronbelasting op dividenden die door een in die lidstaat gevestigde vennootschap worden uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde ontvangende vennootschap, terwijl dividenden die worden uitgekeerd aan een ontvangende vennootschap die in de eerste lidstaat is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of in die lidstaat beschikt over een vaste inrichting waartoe de aandelen in de uitkerende vennootschap behoren, van deze belasting zijn vrijgesteld.

2)

Een lidstaat kan niet met een beroep op het bestaan van een volledig belastingkrediet dat door een andere lidstaat unilateraal wordt verleend aan een in die andere lidstaat gevestigde ontvangende vennootschap, ontsnappen aan de uit de uitoefening van zijn heffingsbevoegdheid voortvloeiende verplichting tot het voorkomen van dubbele economische belasting van dividenden, wanneer hij dubbele economische belasting van dividenden uitgekeerd aan op zijn grondgebied gevestigde ontvangende vennootschappen voorkomt. Beroept een lidstaat zich op een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dat hij heeft gesloten met een andere lidstaat, dan staat het aan de nationale rechter om vast te stellen of in het hoofdgeding rekening moet worden gehouden met dit verdrag en, in voorkomend geval, na te gaan of met dit verdrag de gevolgen van de beperking van het vrije verkeer van kapitaal kunnen worden geneutraliseerd.


(1)  PB C 22 van 28.1.2006.