22.9.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/22


Beroep ingesteld op 31 juli 2007 — Labate/Commissie

(Zaak F-77/07)

(2007/C 223/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Kay Labate (Tarquinia, Italië) (vertegenwoordiger: I.S. Forrester, Queen's Counsel)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de besluiten van de Commissie van 6 oktober 2006 en 18 oktober 2004 nietig te verklaren;

de Commissie te veroordelen tot betaling aan verzoekster van de bedragen als bedoeld in artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen („Ambtenarenstatuut”) en artikel 9 van de gemeenschappelijke regeling voor de verzekering van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen tegen ongevallen en beroepsziekten („verzekeringsregeling”);

elke andere of bijkomende maatregel te gelasten die voor een goede rechtsbedeling noodzakelijk is;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster K. Labate, weduwe van de voormalige ambtenaar van de Europese Commissie Mario Labate, komt in eigen naam en als rechtverkrijgende van haar overleden echtgenoot op tegen de besluiten waarbij de Commissie heeft geweigerd de longkanker van haar echtgenoot als beroepsziekte te erkennen.

Verzoekster stelt dat M. Labate gedurende 29 jaar ambtenaar van de Commissie is geweest en in die periode in hoge mate aan passief roken was blootgesteld. Nadat bij hem longkanker was vastgesteld — aan de gevolgen waarvan hij later is overleden — is hij permanent invalide verklaard. Hij heeft een verzoek om erkenning van de ziekte als beroepsziekte ingediend. Hoewel de medische commissie erkende dat M. Labate aan passief roken was blootgesteld en zij geen andere oorzaak voor zijn longkanker vond, heeft zij in haar besluit toch verklaard dat het verband met zijn beroepsactiviteit niet met zekerheid kon worden aangetoond. De Commissie heeft het verzoek bijgevolg afgewezen op grond van de vaststelling van de medische commissie dat het verband tussen de ziekte en de beroepsactiviteit van M. Labate onvoldoende was aangetoond.

Verzoekster betoogt dat de Commissie blijk heeft gegeven van een verkeerde rechtsopvatting, omdat zij zich op het standpunt heeft gesteld dat de kanker van M. Labate niet onder artikel 73 van het Ambtenarenstatuut valt. Volgens haar is de door de medische commissie gehanteerde „zekerheids”-norm onredelijk streng en in strijd met de rechtspraak.

Verzoekster stelt verder dat de medische commissie heeft verzuimd overeenkomstig artikel 3 van de verzekeringsregeling de mogelijkheid te onderzoeken dat de kanker van M. Labate door de blootstelling aan passief roken is verergerd. Verder is de Commissie niet ingegaan op het probleem dat hoewel passief roken in dat artikel niet als zodanig wordt genoemd, daarin wél melding wordt gemaakt van verschillende specifieke kankerverwekkende bestanddelen van tabaksrook, die bijgevolg onder artikel 73 van het Ambtenarenstatuut vallen. Volgens verzoekster heeft de medische commissie ten onrechte — buiten haar bevoegdheid vallende — bewijskwesties onderzocht in plaats van zich te beperken tot het vaststellen van de medische feiten.

Ten slotte betoogt verzoekster dat het besluit van de Commissie onvoldoende is gemotiveerd en dat de Commissie er buitengewoon lang over heeft gedaan om tot een besluit te komen, hetgeen in strijd is met het beginsel van behoorlijk bestuur. Had de Commissie het besluit vóór het overlijden van M. Labate genomen en had zij erkend dat zijn ziekte verband hield met zijn werk, dan zou hij acht jaarsalarissen als schadevergoeding hebben ontvangen.