22.9.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 223/6 |
Hogere voorziening ingesteld op 13 juli 2007 door Bolloré SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer) van 26 april 2007 in zaak T-109/02 (Bolloré/Commissie), T-118/02 (Arjo Wiggins Appleton/Commissie), T-122/02 (Mitsubishi HiTec Paper Bielefeld/Commissie), T-125/02 (Papierfabrik August Koehler/Commissie), T-126/02 (M-real Zanders/Commissie), T-128/02 (Papeteries Mougeot/Commissie), T-129/02 (Torraspapel/Commissie), T-132/02 (Distribuidora Vizcaína de Papeles/Commissie) en T-136/02 (Papelera Guipuzcoana de Zicuñaga/Commissie)
(Zaak C-327/07 P)
(2007/C 223/06)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Bolloré SA (vertegenwoordigers: C. Momège en P. Gassenbach, avocats)
Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies
— |
het bestreden arrest te vernietigen voor zover daarbij de rechten van de verdediging van Bolloré SA en het beginsel van het vermoeden van onschuld zijn geschonden en bewijsmiddelen onjuist zijn weergegeven bij de bepaling van de duur van de inbreuk; |
— |
zaak T-109/02 zelf af te doen krachtens artikel 61 van het Statuut van het Hof en uit dien hoofde beschikking 2004/337/EG van de Commissie van 20 december 2001 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/E-1/36.212 — Zelfkopiërend papier) (1) nietig te verklaren voor zover zij Bolloré SA betreft, of in ieder geval de door de Commissie aan Bolloré SA opgelegde en door het Gerecht gehandhaafde geldboete te verlagen; |
— |
ingeval het Hof van Justitie de onderhavige zaak niet zelf afdoet, de beslissing omtrent de kosten aan te houden en de zaak te verwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beoordeling in overeenstemming met het arrest van het Hof; |
— |
tot slot, overeenkomstig artikel 69 van het Reglement voor de procesvoering de Commissie te verwijzen in de kosten in de kosten van de procedures voor het Gerecht en het Hof. |
Middelen en voornaamste argumenten
Rekwirante voert twee middelen aan ter ondersteuning van haar hogere voorziening.
Met haar eerste middel, dat bestaat uit twee onderdelen, stelt zij dat het Gerecht het fundamentele beginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging heeft geschonden door na te laten voornoemde beschikking van de Commissie nietig te verklaren, terwijl het in hetzelfde arrest concludeert dat de mededeling van punten van bezwaar rekwirante niet in staat heeft gesteld om kennis te nemen van het punt van bezwaar inzake haar rechtstreekse betrokkenheid bij de inbreuk, of zelfs van de feiten die de Commissie in de beschikking tot staving van dit punt van bezwaar heeft aangevoerd, zodat rekwirante zich tijdens de administratieve procedure niet naar behoren heeft kunnen verdedigen.
De rechten van de verdediging zijn tevens geschonden voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat de door de Commissie begane onregelmatigheid niet volstaat om nietigverklaring van de litigieuze beschikking te rechtvaardigen, omdat zij geen beslissende invloed zou kunnen hebben gehad op het dispositief van deze beschikking. Volgens rekwirante speelt de mededeling van punten van bezwaar immers een dermate fundamentele rol in het communautaire mededingingsrecht, dat niet-naleving van de regels voor de mededeling van punten van bezwaar met betrekking tot de identificatie en de bepaling van aansprakelijkheid onherroepelijk de nietigverklaring van de litigieuze beschikking tot gevolg had moeten hebben.
Met haar tweede middel stelt rekwirante voorts dat het Gerecht het beginsel van het vermoeden van onschuld heeft geschonden door zich enkel te baseren op niet-gestaafde aanwijzingen, en bewijsmiddelen met betrekking tot de aan de verklaringen van een andere vennootschap (Arjo Wiggins Appleton) toegekende waarde en het beweerde mededingingsverstorende doel van een officiële bijeenkomst van de Association of European Manufacturers of Carbonless Paper te Zürich op 23 januari 1992 onjuist heeft weergegeven bij de bepaling van de duur van de inbreuk en bijgevolg de vaststelling van het bedrag van de door Bolloré verschuldigde geldboete.
(1) PB L 115 van 21.4.2004, blz. 1.