25.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 199/41


Hogere voorziening ingesteld op 25 juni 2007 door Petrus Kerstens tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 25 april 2007 in zaak F-59/06, Kerstens/Commissie

(Zaak T-222/07 P)

(2007/C 199/78)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Petrus J. F. Kerstens (Overijse, België) (vertegenwoordiger: C. Mourato, advocaat)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de bestreden beschikking te vernietigen;

de zaak naar een andere kamer van het Gerecht voor ambtenarenzaken te verwijzen;

te beslissen over de kosten naar recht.

Middelen en voornaamste argumenten

In zijn hogere voorziening vordert rekwirant vernietiging van de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken waarbij kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard het beroep strekkende tot nietigverklaring van, enerzijds, rekwirants loopbaanontwikkelingrapport over het jaar 2004 en, anderzijds, het besluit van het TABG houdende afwijzing van de klacht die hij tegen dat loopbaanontwikkelingrapport had ingediend.

Tot staving van de hogere voorziening voert hij drie middelen aan.

Het eerste is ontleend aan schending van artikel 7, leden 1 en 3, van bijlage I bij het Statuut van het Hof en van artikel 20 van dit Statuut alsmede aan de onregelmatigheid van de procedure waarbij inbreuk is gemaakt op rekwirants belangen. Het beroep op artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, dat mutatis mutandis voor de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken geldt, op basis waarvan de bestreden beschikking is gegeven, kon niet worden gedaan na de uitwisseling van twee memories en nota's met opmerkingen, dat wil zeggen wanneer de gewone procedure gold. In deze omstandigheden had het Gerecht niet vóór de mondelinge behandeling over de niet-ontvankelijkheid kunnen beslissen.

Het tweede, subsidiair aangevoerde middel is ontleend aan schending van artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg en aan de daaruit voortvloeiende onregelmatigheid van procedure. De bestreden beschikking had niet op basis van deze bepaling gegeven mogen worden zonder voortzetting van de procedure en, meer bepaald, zonder mondelinge behandeling, daar de advocaat-generaal in geen geval was gehoord en de aangevoerde niet-ontvankelijkheid niet kennelijk was.

Het derde middel, dat meer subsidiair wordt aangevoerd, is ontleend aan schending van het beginsel van tegenspraak, aangezien het Gerecht voor ambtenarenzaken impliciet heeft geoordeeld dat één van de bij dupliek gevoegde bijlagen een bewijs was van de niet-ontvankelijkheid van de betrokken procedure, zelfs voordat rekwirant zich over dit stuk had kunnen uitspreken.