21.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 170/9


Hogere voorziening ingesteld op 16 april 2007 door France Télécom SA tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vijfde kamer — uitgebreid) van 30 januari 2007 in zaak T-340/03, France Télécom SA/Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-202/07 P)

(2007/C 170/16)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: France Télécom SA, voorheen Wanadoo Interactive SA (vertegenwoordigers: O. W. Brouwer, H. Calvet, J. Philippe en T. Janssens, avocats)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen in zaak T-340/03, France Télécom SA/Commissie van de Europese Gemeenschappen, waarbij is verworpen het beroep tegen de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 juli 2003 inzake een procedure op grond van artikel [82 EG] (Zaak COMP/38.233 — Wanadoo Interactive), te vernietigen;

bijgevolg:

ofwel de zaak voor een nieuwe beslissing naar het Gerecht te verwijzen;

ofwel het geding definitief af te doen door de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 16 juli 2003 inzake een procedure op grond van artikel [82 EG] (Zaak COMP/38.233 — Wanadoo Interactive) nietig te verklaren en dus de door rekwirante in eerste aanleg ingediende vorderingen toe te wijzen;

de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante beroept zich ter onderbouwing van haar hogere voorziening op zeven middelen.

Met haar eerste middel betoogt rekwirante dat het Gerecht zijn motiveringsplicht niet is nagekomen, zowel met betrekking tot de mogelijke goedmaking van de verliezen, die moest worden bewezen, als met betrekking tot het recht de prijzen aan te passen aan die van de concurrenten, dat het Gerecht zonder uitleg heeft afgewezen.

Met haar tweede middel stelt rekwirante dat het Gerecht artikel 82 EG heeft geschonden door Wanadoo het recht te weigeren, haar prijzen te goeder trouw aan die van haar concurrenten aan te passen. Dit recht is evenwel in de beschikkingspraktijk van de Commissie en de rechtspraak van het Hof vastgelegd en door de rechtsleer en de Franse mededingingsautoriteiten erkend. Bovendien was het voor rekwirante het enige middel om concurrerend te blijven op de markt.

Met haar derde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht artikel 82 EG ook heeft geschonden door de door de Commissie gebruikte methode voor de berekening van de mate van kostendekking niet te veroordelen. Dit heeft tot een verkeerde voorstelling van het door het Hof vereiste criterium voor afbraakprijzen geleid. De door de Commissie gebruikte methode maakt het immers niet mogelijk te weten of de door Wanadoo verkregen abonnees voor deze winst of verlies hebben gegenereerd gedurende hun abonnement.

Met haar vierde middelt voert rekwirante aan dat het Gerecht zowel artikel 82 EG als zijn motiveringsplicht heeft geschonden door te oordelen dat de kosten en opbrengsten van na de veronderstelde periode van de inbreuk niet in aanmerking worden genomen. Het is immers wegens die beperking in de tijd van de in aanmerking genomen opbrengsten en kosten dat de Commissie ten onrechte heeft geconcludeerd dat er sprake was van een inbreuk.

Met haar vijfde middel stelt rekwirante dat het Gerecht artikel 82 EG en zijn motiveringsplicht ook heeft geschonden door te oordelen dat een prijs een afbraakprijs kan zijn, zelfs al gaat hij gepaard met een aanzienlijke daling van het marktaandeel van de betrokken onderneming. Een dergelijke prijs kan immers niet worden geacht tot de uitschakeling van de concurrenten te kunnen leiden.

Met haar zesde middel betoogt rekwirante dat het Gerecht met betrekking tot het vermeende plan tot toepassing van afbraakprijzen de aangedragen feiten en bewijselementen onjuist heeft opgevat en artikel 82 EG heeft geschonden. Dit artikel vereist immers een objectief identificeerbaar plan tot uitschakeling van de concurrenten en een louter subjectieve benadering van het begrip misbruik van machtspositie kan in geen geval volstaan.

Tot slot stelt rekwirante met haar zevende middel dat het Gerecht niet alleen artikel 82 EG heeft geschonden door te oordelen dat het voor de constatering van een praktijk van afbraakprijzen niet noodzakelijk was aan te tonen dat de verliezen konden worden goedgemaakt, maar ook door het bewijs door de Commissie van een mogelijke goedmaking van die verliezen te verwarren met het bewijs door de betrokken onderneming van de onmogelijkheid om die verliezen goed te maken.